DIVIDENDBELEID
●
FISCUS
DIVIDEND REINVESTMENT PLANS KEUZEDIVIDEND MET EXTRA’S?
Prof.dr. A.C.C. Herst, Drs. B.G. Oude Elberink en Prof.dr. A. Tourani Rad*
dergelijke dividendherbeleggingsprogramma’s in ons land? Teneinde deze vragen te beantwoorden zullen wij in de volgende paragraaf allereerst het ontstaan en de ontwikkeling van DRIP’s in de Verenigde Staten en Australië aan de orde stellen. In dezelfde paragraaf zal tevens het voor en tegen van DRIP’s worden belicht. Daarna wordt aandacht besteed aan het onderzoek dat wij hebben uitgevoerd naar dividendherbeleggingsprogramma’s in Nederland. Een en ander zal uitmonden in de beantwoording van de vraag hoe DRIP’s zich verhouden tot het in Nederland zo bekende keuzedividend. In de afsluitende paragraaf vatten wij het voorgaande samen, trekken een aantal conclusies en werpen een blik in de toekomst.
Inleiding
* Prof.dr. A.C.C. Herst is verbonden aan de Open Universiteit te Heerlen en aan de Universiteit Maastricht; hij is tevens redacteur van Bedrijfskunde. Drs. B.C. Oude Elberink is Account Manager Private Banking bij de Banque Artesia Nederland; hij schreef zijn bijdrage op persoonlijke
71, jaargang
dacht aan een vergelijking van de belastingsystemen in de genoemde landen, waarbij ook de geplande belastingherziening in Nederland aan de orde komt. Belastingen zijn namelijk een factor bij het formuleren van het dividendbeleid, waarvan een dividendherbeleggingsprogramma deel uit kan maken.1
In dit artikel trachten wij antwoorden te formuleren op een drietal vragen: waaruit valt de populariteit van dividendherbeleggingsprogramma’s in de Verenigde Staten van Amerika zowel als in Australië te verklaren, hoe bekend zijn dergelijke programma’s in ons land en hoe verhouden DRIP’s zich tot het, in Nederland zo bekende, keuzedividend? Hierbij besteden we onder andere aan-
Bedrijfskunde,
S A M E N V A T T I N G
1999
nr.
4
In landen als Australië en de Verenigde Staten van Amerika zijn Dividend Reinvestment Plans (DRIP’s) een bekend fenomeen. Zoals de term reeds doet vermoeden behelst een DRIP het herinvesteren of herbeleggen van dividend in aandelen van de betrokken onderneming of beleggingsinstelling. Aldus krijgt de aandeelhouder de mogelijkheid om rechtstreeks, dat wil zeggen zonder inschakelen van tussenpersonen, aandelen te kopen. DRIP’s worden in de beide zojuist genoemde landen door honderden ondernemingen en beleggingsinstellingen aangeboden. Waaruit valt de populariteit van DRIP’s in de Verenigde Staten zowel als in Australië te verklaren en hoe bekend zijn
titel. Prof.dr. A. Tourani Rad is verbonden aan de Universiteit Maastricht en aan de Universiteit van Luik.
73
FISCUS
●
DIVIDENDBELEID
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
4
De Verenigde Staten en Australië
74
“150,000 copies sold”. Zo luidt de wervende tekst op de kaft van het boek Buying stocks without a broker van Charles B. Carlson die zichzelf afficheert als een DRIP Investor. Naar zijn zeggen worden dividendherbeleggingsprogramma’s aangeboden door ruim 900 Amerikaanse ondernemingen en beleggingsinstellingen (Carlson, 1996, p. 2). Hiertoe behoren wereldwijd bekende ondernemingen als Coca-Cola, Dow Chemical, Exxon, McDonald’s, Motorola en PepsiCo alsmede beleggingsinstellingen als ACM Government Securities Fund, Blue Chip Value Fund, Dreyfus Strategic Municipals, Lincoln National Income Fund, Salomon Brothers Fund en Worldwide Value Fund. In de Verenigde Staten bestaan dividendherbeleggingsprogramma’s al tientallen jaren. Het eerste programma werd op 18 december 1957 door de Lehman Corporation (een beleggingsinstelling) gelanceerd. De basis voor dit programma werd gelegd doordat de dividenden werden uitgekeerd aan een tussenpersoon die hiervoor op de beurs aandelen kocht. Deze tussenpersoon leverde de gekochte aandelen daarna aan de aandeelhouders die deelnamen aan het herbeleggingsprogramma. Dit programma hield geen belastingvoordelen of kortingen in op de aandelenprijs, maar het was aantrekkelijk voor de aandeelhouders omdat het resulteerde in een besparing op de commissiekosten. Immers, deze kosten zijn (relatief gezien) lager wanneer de omvang van de transactie toeneemt. De eerste onderneming die met een dividendherbeleggingsprogramma startte was de Noord-Amerikaanse elektriciteitsmaatschappij Allegheny Powersystems; dit geschiedde in 1968. In 1969 volgden AT&T en een aantal andere elektriciteitsmaatschappijen dit voorbeeld. In 1971 waren er 41 ondernemingen en beleggingsinstellingen die een dividendherbeleggingsprogramma aanboden. Dit aantal was in 1996 aangegroeid tot (de al eerdergenoemde) ruim 900 organisaties. Hieruit moge blijken dat gedurende de afgelopen 25 jaar de belangstelling voor deze programma’s in de Verenigde Staten sterk is toegenomen. Australië kent een aanzienlijk kortere DRIP-historie. De Land Lease Corporation was in 1982 de eerste Australische onderneming die zo’n programma aanbood. Aanvankelijk groeide het aantal ondernemingen en beleggingsinstellingen met DRIP’s slechts langzaam; in 1987 waren er nog maar 38 organisaties die een dividendherbeleggingsprogramma aanboden. In de vier jaren daarna steeg dit aantal op spectaculaire wijze tot 150. In 1991 werd via DRIP’s $A 2.155 miljoen aan eigen vermogen gerealiseerd; dit betekent dat circa 32,7 procent van het totale aangetrokken eigen vermogen (ter grootte van $A 6.596 miljoen) voortkwam uit dividendherbelegging. Een gewichtige oorzaak voor de snelle groei na 1987 was de introductie van het zogeheten Aimputation Tax System. Tot 1987 hanteerde de Australische fiscus het klassieke systeem vol-
gens welke eerst vennootschapsbelasting wordt afgedragen over de winsten, waarna inkomstenbelasting over het uitgekeerde dividend wordt voldaan (in ons land kennen wij dit systeem eveneens). Het klassieke systeem ondervond veel kritiek vanwege de dubbele belasting over de, in de vorm van dividend, uitgekeerde winsten. Bij gebruik van het Aimputation Tax System worden winsten echter niet twee keer belast. Volgens dit systeem betalen aandeelhouders inkomstenbelasting over het dividend, maar de afgedragen vennootschapsbelasting kan worden gebruikt als aftrekpost bij het vaststellen van de te betalen dividendbelasting. Ter illustratie volgt thans een voorbeeld ontleend aan Brealey en Myers (1996, p, 43). Veronderstel dat de winst voor belastingen van een Australische onderneming $A 100 per aandeel bedraagt. Na betaling van 33% vennootschapsbelasting resteert een nettobedrag van $A 100 - $A 33 = $A 67. De onderneming kondigt nu een dividend aan van $A 67 per aandeel. Deze aankondiging gaat vergezeld van de kanttekening dat de onderneming al $A 33 per aandeel aan belasting voor de aandeelhouder heeft betaald. De aandeelhouder wordt dan behandeld alsof hij een dividend heeft ontvangen van $A 67 + $A 33 = $A 100 en hierover $A 33 belasting heeft betaald. Indien het inkomstenbelastingtarief van de aandeelhouder 33% is, dan behoeft hij geen additionele belasting af te dragen. Is zijn inkomstenbelastingtarief hoger, stel 47%, dan dient hij nog $A 14 aan belasting te betalen. Wanneer dit tarief lager is, bijvoorbeeld slechts 15%, dan heeft hij recht op terugbetaling van $A 18. Hantering van dit fiscale systeem kan resulteren in twee dividendcliëntèles, namelijk de ene groep aandeelhouders die een laag dividend prefereert (deze aandeelhouders worden geconfronteerd met het hoge tarief van de inkomstenbelasting) en de andere groep aandeelhouders die een hoog dividend prefereert (die aandeelhouders worden geconfronteerd met het lage tarief van de inkomstenbelasting). Een methode om aan de verlangens van de laatstgenoemde groep aandeelhouders te voldoen en toch te bevorderen dat het uitgekeerde dividend weer in de onderneming terugvloeit is gebruikmaking van een dividendherbeleggingsprogramma. Na aankondiging van het Aimputation Tax System in april 1987 steeg het aanbod van dergelijke programma’s dan ook sterk. In Australië blijken fiscale beweegredenen dus een gewichtige bijdrage te hebben geleverd aan de populariteit van DRIP’s. Naast belastingoverwegingen kunnen evenwel nog andere argumenten resulteren in het aanbieden van dividendherbeleggingsprogramma’s. In het navolgende zullen wij stilstaan bij (niet-fiscale) motieven die ondernemingen en beleggingsinstellingen ertoe hebben gebracht om DRIP’s aan te bieden en op die manier het herbeleggen van dividenden te stimuleren. Eén van hun motieven kan zijn dat de genoemde organisaties een zekere voorkeur hebben voor particuliere beleg-
DIVIDENDBELEID
Er kleven ook enkele nadelen aan dividendherbeleggingsprogramma’s. Hiertoe behoort een gecompliceerdere administratie indien men in diverse van zulke programma’s participeert. Dit geldt met name voor een land als de Verenigde Staten waar het niet ongebruikelijk is dat viermaal per jaar dividend wordt uitgekeerd. Teneinde bij verkoop van de aandelen het behaalde rendement te kunnen becijferen is inzicht vereist in de koersen op de momenten waarop men de aandelen via het herbeleggingsprogramma heeft verworven. Hetzelfde geldt in situaties waarin koersveranderingen fiscale consequenties
met zich meebrengen. Daarnaast is een belegger die aan dividendherbeleggingsprogramma’s deelneemt niet altijd in staat om snel te reageren op koersveranderingen. Stel dat de koers van Motorola een dalende tendentie vertoont, dan zal de DRIPbelegger, die zijn aandelenbezit in deze onderneming wenst te verkleinen, zijn voornemen kenbaar moeten maken aan de beheerders van dit programma die vervolgens dienovereenkomstig moeten handelen. Volgens Carlson kan dit leiden tot een vertraging van zo’n tien dagen gedurende welke periode de koers van Motorola aanmerkelijk kan zijn veranderd. Onder meer hierom is een dividendherbeleggingsprogramma geschikter voor beleggers die minder frequent handelen (zie verder Carlson, 1996, p. 11-12). Gewapend met deze kennis zullen wij in de volgende paragraaf aandacht schenken aan ons onderzoek naar het voorkomen van dividendherbeleggingsprogramma’s in Nederland.
nr. 1999
Ondernemingen Wij hebben een telefonische enquête uitgevoerd onder negen grote, beursgenoteerde ondernemingen: Aegon, Ahold, Akzo Nobel, DSM, Royal Dutch, Nedlloyd, Polygram, Unilever en Wolters Kluwer. Dit negental is geselecteerd op grond van de verwachting dat de ondernemingen ten minste bekend zouden zijn met het herbeleggen van dividend. Deze ondernemingen waren toentertijd namelijk genoteerd op de Nederlandse zowel als op de Amerikaanse beurs. De geënquêteerde functionarissen zijn binnen hun onderneming (mede)verantwoordelijk voor de dividendpolitiek. Geen van de negen ondernemingen bleek echter een dividendherbeleggingsprogramma, zoals beschreven in de vorige paragraaf, aan te bieden. In de meeste gevallen moest zelfs een toelichting worden gegeven op het begrip dividendherbeleggingsprogramma, omdat de geënquêteerden niet bekend waren met dit begrip. Een aantal ondervraagden reageerde met de opmerking dat het klonk als een interessante constructie en wilde er graag meer over weten.
71,
In de voorgaande paragraaf is een antwoord geformuleerd op de vraag waaruit de populariteit van dividendherbeleggingsprogramma’s in de Verenigde Staten en Australië valt te verklaren. Thans concentreren wij ons op de tweede vraag, namelijk hoe bekend zijn dergelijke programma’s in ons land? Tegelijkertijd zullen we nagaan hoe dividendherbeleggingsprogramma’s zich verhouden tot keuzedividend. In het navolgende zullen wij een onderscheid maken tussen ondernemingen en beleggingsinstellingen. Deze tweedeling is relevant omdat zij het mogelijk maakt een onderscheid aan te brengen tussen direct respectievelijk indirect (namelijk via de beleggingsinstelling) in ondernemingen beleggen.
4
Nederland
jaargang
Tot zover het standpunt van de aanbieders; maar hoe kijkt de vraagzijde, dat wil zeggen de belegger/aandeelhouder, tegen DRIP’s aan? Met andere woorden, wat valt er op te merken over het voor en tegen van dividendherbeleggingsprogramma’s bezien vanuit de optiek van de (herbelegging overwegende) aandeelhouder? Een in het oog springend pluspunt is het vermijden van de transactiekosten gemoeid met het inschakelen van een commissionair bij het kopen van aandelen. In de tweede plaats bieden sommige organisaties hun aandelen met een korting ten opzichte van de beurskoers aan herbeleggende aandeelhouders aan. Deze kortingen kunnen volgens Carlson oplopen tot 3 à 5 procent (1996, p. 2). Ten derde maken de meeste dividendherbeleggingsprogramma’s het aandeelhouders mogelijk om fracties van aandelen aan te schaffen. Zo kunnen kleine particuliere beleggers beetje bij beetje hun aandelenbezit in ondernemingen en beleggingsinstellingen met hoge koersen vergroten.
FISCUS
Bedrijfskunde,
gers als aandeelhouders, omdat zij ervan uitgaan dat deze beleggers loyaler zijn dan institutionele beleggers en meer zijn geïnteresseerd in het beleggen op langere termijn. Particuliere beleggers zouden minder vaak handelen in aandelen, waardoor de volatiliteit van de aandeelkoersen zou afnemen. Bovendien maakt een grotere spreiding van het aandelenbezit het moeilijker om een vijandelijke overname te bewerkstelligen. Hier komt nog bij dat particuliere beleggers tevens een interessante afnemersgroep kunnen vormen van de producten en diensten van de betrokken organisatie. Concreet gesteld: een aandeelhouder van McDonald’s (een van de ondernemingen opgesomd aan het begin van deze paragraaf) zou liever Big Mac’s consumeren dan producten van andere fastfoodketens. Last but not least kan worden gewezen op het argument dat DRIP’s een potentiële bron van eigen vermogen vormen. Enkele ondernemingen en beleggingsinstellingen kopen aandelen ten behoeve van herbeleggende aandeelhouders op de beurs in, maar de meeste organisaties doen dit niet; zij vergroten hun geplaatste aandelenkapitaal wanneer aandeelhouders deelnemen in hun dividendherbeleggingsprogramma. Het spreekt voor zich dat het aldus vergroten van het eigen vermogen goedkoper en minder tijdrovend is dan het realiseren van een aandelenemissie.
●
75
FISCUS
●
DIVIDENDBELEID
Een mogelijke verklaring voor dit resultaat zou kunnen zijn dat Nederlandse ondernemingen hun aandeelhouders een heel scala aan dividendvormen plegen aan te bieden zoals cash, stock-, keuze- en combinatiedividend. Cashdividend is dividend in contanten, terwijl stockdividend wordt uitgekeerd in de vorm van aandelen. Bij keuzedividend is het aan de aandeelhouder om te opteren voor hetzij cashdividend hetzij stockdividend. Bij combinatiedividend wordt zowel cash- als stockdividend uitgekeerd. Een uitkering in de vorm van stockdividend is een manier van dividendherbelegging, omdat het cashdividend in feite wordt omgezet in aandelen.
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
4
In Nederland geldt het klassieke systeem van (dubbele) belastingheffing: in de vorm van dividenduitgekeerde winsten worden getroffen door de vennootschapsbelasting en door de inkomstenbelasting. Voordelen zoals beschreven in de vorige paragraaf bij de behandeling van het Australische Aimputation Tax System zijn in ons land niet voorzien. Wel kent Nederland een andere regeling op het gebied van dividenduitkeringen die, uit oogpunt van belastingen, aantrekkelijke kanten kan hebben. Wordt stockdividend uitgekeerd ten laste van de opgebouwde agioreserve dan is geen inkomstenbelasting verschuldigd. Feitelijk gaat het hier evenwel om de welbekende sigaar uit eigen doos; de aandeelhouder heeft de agioreserve (zijnde het bedrag dat wordt betaald boven de nominale waarde van de aandelen) immers helpen opbouwen.
76
Stel dat Nederlandse ondernemingen wel op Amerikaanse of Australische leest geschoeide dividendherbeleggingsprogramma’s zouden aanbieden. Dit impliceert dat de winst na aftrek van vennootschapsbelasting wordt uitgekeerd in de vorm van cashdividend waarover door de aandeelhouder inkomstenbelasting moet worden betaald; althans voorzover dit dividend niet valt binnen de dividendvrijstelling. Het bedrag dat na betaling van de inkomstenbelasting resteert kan worden herbelegd in de onderneming. Het aantal aandelen dat wordt verkregen met het resterende bedrag is kleiner dan bij een uitkering in stockdividend ten laste van de agioreserve. Aandeelhouders die zouden deelnemen aan zo’n dividendherbeleggingsprogramma handelen economisch gezien niet bijster rationeel. Concluderend kan worden gesteld dat dividendherbelegging in Nederland niet eenvoudig is te implementeren op een zodanige manier dat de voordelen hiervan groter zijn dan bij een uitkering in stockdividend. Deze conclusie is gebaseerd op het huidige belastingstelsel. Staatssecretaris Vermeend en minister Zalm hebben onlangs een herziening van het inkomstenbelastingstelsel voorgesteld voor het jaar 2001. De bedoelde stelselwijziging zal worden doorgevoerd op basis van de al in december 1997 verschenen beleidsnota Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning. De nota maakt een driedeling: ten eerste inkomsten uit
arbeid, uitkering, winst en de eigen woning, in de tweede plaats: winst behaald met de verkoop van een aanmerkelijk belang in een onderneming en ten slotte inkomsten uit vermogen. Voor wat betreft inkomsten uit vermogen is het de bedoeling dat de belastingdienst uitgaat van de veronderstelling dat het vermogen, met uitzondering van het vermogen vastgelegd in de eigen woning, per jaar met 4% toeneemt. Over deze 4% zou 30% belasting worden geheven; de belasting bedraagt derhalve 1,2% ongeacht de hoogte van het feitelijke rendement. In de nieuwe situatie zou het dividend onbelast zijn ongeacht de vorm waarin het wordt genoten (cash of stock). Of en hoe het dividend wordt uitbetaald zal in hoofdzaak kunnen afhangen van de financieringsbehoefte van de onderneming en veel minder van de fiscale positie van de aandeelhouder. Momenteel zijn alle details van deze stelselwijziging nog niet voorhanden, maar een en ander werpt een heel ander licht op de zaak. Ondernemingen, met name in kapitaalintensieve sectoren, kunnen dan eventueel opteren voor de ontwikkeling van een dividendherbeleggingsprogramma. De vraag of er sprake is van een fiscaalvrije agioreserve doet dan niet meer ter zake omdat in de nieuwe situatie dividend onbelast is. Beleggingsinstellingen Naast het direct beleggen in aandelen kan een belegger ook kiezen voor indirect beleggen via een beleggingsinstelling. Volgens de voorwaarden waaraan een beleggingsinstelling moet voldoen, behoort de fiscale winst binnen acht maanden na het einde van het boekjaar te worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Van de uitgekeerde winst wordt 25% dividendbelasting ingehouden als voorheffing op de inkomstenbelasting. Beleggingsinstellingen zijn niet altijd even gelukkig met deze uitdelings- of doorstootverplichting, omdat zij op deze manier aanzienlijke hoeveelheden vermogen zien wegvloeien. Dit vermogen had wellicht op profijtelijke wijze kunnen worden belegd doch nu stroomt het na betaling van dividendbelasting naar de beleggers. Wanneer de beleggingsinstelling niet aan deze eis voldoet dan verliest zij haar fiscale status en zou vennootschapsbelasting moeten worden voldaan. Daarnaast geldt dat een beleggingsinstelling slechts tot een bepaald niveau met vreemd vermogen mag worden gefinancierd. Het aantrekken van nieuw vermogen zal dus voor een groter of kleiner gedeelte moeten plaatsvinden in de vorm van eigen vermogen, en dat heeft de beleggingsinstelling nu juist moeten uitkeren. Teneinde dit probleem op te lossen maken beleggingsinstellingen gebruik van de mogelijkheden die dividendherbelegging biedt. Het dividend en de wijze van uitkeren wordt eenmaal per jaar vastgesteld door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de beleggingsinstelling in kwestie en wordt vastgelegd in de landelijke dagbladen. Op het uit te keren dividendbedrag wordt door het fonds 25% dividendbelasting ingehouden die kan worden verrekend met de inkom-
DIVIDENDBELEID
In de Verenigde Staten is de populariteit van dividendherbeleggingsprogramma’s groot. In het verleden was de verklaring hiervoor het bestaan van speciale belastingregelingen, waardoor het aantrekkelijk werd deel te nemen aan een dividendherbeleggingsprogramma. Een gedeelte van het herbelegde dividend mocht namelijk worden opgevoerd als een aftrek-
Vervolgens hebben wij de schijnwerper gericht op dividendherbeleggingsprogramma’s in Nederland. Hierbij zijn ondernemingen onderscheiden van beleggingsinstellingen. De ondernemingen die wij hebben onderzocht, bleken zelfs niet bekend te zijn met de door vele Amerikaanse en Australische ondernemingen respectievelijk beleggingsinstellingen aangeboden DRIP’s ofschoon zij ten tijde van het onderzoek waren genoteerd op de Nederlandse en de Amerikaanse beurs. Het in ons land geldende klassieke belastingsysteem maakt het niet mogelijk om voordelen te realiseren zoals in Australië. In de Verenigde Staten is dit klassieke systeem echter ook van kracht maar zijn DRIP’s wel populair. Mogelijkerwijs is de gevarieerdheid aan dividendvormen die in Nederland worden aangeboden te zien als substituut voor zulke herbeleggingsprogramma’s. Tot die dividendvormen behoren cashdividend,
4 nr. 1999
In dit artikel hebben wij getracht antwoorden te formuleren op vragen als: waaruit valt de populariteit van dividendherbeleggingsprogramma’s of DRIP’s in de Verenigde Staten van Amerika zowel als in Australië te verklaren, hoe bekend zijn dergelijke programma’s in ons land en hoe verhouden DRIP’s zich tot het in Nederland zo bekende keuzedividend? Hierbij is onder andere aandacht besteed aan een vergelijking van de belastingsystemen in de genoemde landen, omdat belastingen een factor kunnen zijn bij het formuleren van de dividendpolitiek, waarvan een dividendherbeleggingsprogramma deel kan uitmaken.
In Australië bestaan dividendherbeleggingsprogramma’s sinds 1982. Nadat in 1987 een nieuwe belastingwetgeving van kracht werd, is de populariteit van deze programma’s sterk toegenomen. Het nieuwe belastingsysteem wordt aangeduid als een Aimputation Tax System. Dit belastingsysteem voorkomt dat uitgekeerde winsten dubbel worden belast zoals het geval is in het klassieke belastingsysteem. Er ontstaan twee dividendcliëntèles: een groep aandeelhouders die, vanwege hun hoge inkomstenbelastingtarief, lage dividenduitkeringen prefereert en een groep aandeelhouders die, vanwege hun lage inkomstenbelastingtarief, een voorkeur heeft voor hoge dividenduitkeringen. Om aan de wensen van de beide groepen aandeelhouders te kunnen voldoen en toch te zorgen dat (een deel van) het uitgekeerde vermogen weer in de onderneming terugvloeit zijn dividendherbeleggingsprogramma’s gestart. In Australië spelen belastingoverwegingen voor de aandeelhouder een belangrijke rol om deel te nemen aan dividendherbeleggingsprogramma’s. Voor ondernemingen vormt een dividendherbeleggingsprogramma een uitstekende mogelijkheid om in te spelen op de wensen van de aandeelhouders en toch de beschikking te hebben over relatief goedkoop eigen vermogen.
71,
Slotbeschouwing
post bij de bepaling van de inkomstenbelasting. Deze belastingregelingen zijn enkele jaren geleden weer ongedaan gemaakt. Het belastingsysteem dat van kracht is in de Verenigde Staten, staat bekend als het klassieke systeem. In dit systeem is sprake van dubbele belasting, namelijk eerst vennootschapsbelasting bij de onderneming en daarna inkomstenbelasting bij de aandeelhouder. Belastingvoordelen zijn via dividendherbelegging in de Verenigde Staten niet meer te behalen. Waaruit valt dan de populariteit van dividendherbeleggingsprogramma’s in dat land te verklaren? Ter beantwoording van deze vraag hebben wij een aantal voordelen van DRIP’s voor zowel ondernemingen en beleggingsinstellingen als beleggers de revue laten passeren.
jaargang
Deze manier van dividendherbelegging lijkt in een aantal opzichten op de dividendherbeleggingsprogramma’s die zo populair zijn in de Verenigde Staten en Australië. Op het uit te keren dividendbedrag wordt dividendbelasting ingehouden, waarna dit bedrag automatisch zonder transactiekosten wordt omgezet in aandelen, behalve indien de belegger opteert voor cashdividend. Voor de belegger geldt onder andere als voordeel: het beleggen zonder transactiekosten. De beleggingsinstelling derft in dit geval, afgezien van de 25% dividendbelasting als voorheffing op de inkomstenbelasting, geen liquiditeiten en ervaart dus ook geen weglekken van eigen vermogen. Voor de beleggingsinstelling betekent dit dat het nieuwe vermogen kan worden herbelegd en dat niet op een andere manier vermogen hoeft te worden aangetrokken. “Ondanks het feitelijk inhouden van de gehele of nagenoeg gehele winst is de belangstelling van de zijde van de beleggers voor deze beleggingsinstellingen zeer groot gebleken”, betoogt Duffhues (1997, p. 440).
FISCUS
Bedrijfskunde,
stenbelasting. Het netto uit te keren dividendbedrag wordt omgerekend in aandelen van het desbetreffende fonds en toegevoegd aan het tegoed van de belegger. De omrekening geschiedt tegen de openingskoers op de dag van betaalbaarstelling van het dividend. Dit gebeurt ongeveer een week na bekendmaking van het dividend. In een aantal gevallen wordt als stimulans de prijs van de nieuw te kopen aandelen enigszins beneden de actuele marktprijs gesteld. Daarnaast wordt de belegger de mogelijkheid geboden het in aandelen bijgeschreven dividendbedrag binnen een maand na uitkering zonder transactiekosten op te nemen. Bij opname wordt de openingskoers gehanteerd die geldt op de dag waarop de opdracht wordt verwerkt.
●
77
FISCUS
●
DIVIDENDBELEID
stockdividend, keuzedividend en combinatiedividend. In feite is een DRIP te zien als keuzedividend met extra’s; die extra’s zijn beschreven in de paragraaf over de Verenigde Staten en Australië. Misschien zijn hier te lande de keuzemogelijkheden voor de aandeelhouder al vrij uitgebreid en is de toegevoegde waarde van dividendherbeleggingsprogramma’s daarom klein. Bovendien is in Nederland een regeling van kracht die een onderneming in staat stelt stockdividend uit te keren ten laste van de agioreserve. De aandeelhouder hoeft dan geen inkomstenbelasting te betalen over het uitgekeerde stockdividend. Een groot deel van de stockdividenduitkeringen in Nederland gaat ten laste van de agioreserve. In de paragraaf over Nederland hebben wij er tevens op gewezen dat de op handen zijnde herziening van het inkomstenbelastingstelsel met ingang van 2001 erin kan resulteren dat ondernemingen, met name die in kapitaalintensieve sectoren, dan kunnen opteren voor de ontwikkeling van een dividendherbeleggingsprogramma.
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
4
Voor Nederlandse beleggingsinstellingen gelden andere fiscale regelingen. Een beleggingsinstelling hoeft namelijk geen vennootschapsbelasting te betalen (over het belastbare bedrag wordt een tarief van nul procent geheven). Daartegenover staat dan wel dat de beleggingsinstelling al haar winst op korte termijn moet uitkeren aan de beleggers. Wanneer niet aan deze voorwaarden wordt voldaan verliest de beleggingsinstelling haar fiscale status. Teneinde te voorkomen dat te veel liquide middelen uit de beleggingsinstelling wegvloeien biedt deze de mogelijkheid om dividend te herbeleggen. De belangstelling voor Nederlandse beleggingsinstellingen die deze programma’s aanbieden blijkt groot te zijn.
Noot 1.
De auteurs zijn Prof.dr. A.B. Dorsman erkentelijk voor zijn commentaar op een
eerdere versie van dit artikel.
Literatuur Brealey, R.A. & S.C. Myers, Principles of corporate finance, McGraw-Hill, New York 1996. Carlson, C.H., Buying stocks without a broker, McGraw-Hill, New York 1996. Chan, K.K.W., D.W. McColough & M.T. Skully, ‘Do dividend reinvestment plans add value?’, Research in International Business and Finance, p. 121-138, november, 1992. Dorsman, A.B., K. van Montfort & I. Vink, ‘Een aangepast Lintner-model voor Nederland’, Bedrijfskunde, 71(3), p. 59-65, 1999. Dubofsky, D.A. & L. Bierman, ‘The effect of discount dividend reinvestment plan announcements on equity value’, Akron Business and Economic Review, p. 58-86, februari, 1988. Duffhues, P.J.W., Ondernemingsfinanciering en vermogensmarkten, Wolters-Noordhoff, Groningen 1997. Roden, F. & T. Stripling, ‘Dividend reinvestment plans as efficient methods of raising equity financing’, Review of Financial Economics, p. 91-100, mei, 1996.
78