Mevr. Fientje Moerman Viceminister-president en Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel Toespraak gehouden door Fientje Moerman, Viceminister-president en Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel n.a.v. de opening van het academiejaar 2006-2007 aan de Vrije Universiteit Brussel
“Diversiteit als hefboom voor de kenniseconomie” [Alleen het gesproken woord telt]
Mijnheer de rector, Geachte professoren, Beste studenten, Dames en heren, “Diversiteit” speelt een cruciale rol als hefboom voor innovatie. We kunnen diversiteit omschrijven als alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen die in onze maatschappij samenleven, op het vlak van geslacht, huidskleur, sociale achtergrond, seksuele geaardheid, lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden, religie, levensbeschouwing, leeftijd en etniciteit. De Vlaamse Regering heeft van een diversiteitsbeleid één van haar topprioriteiten gemaakt. Ik verwijs naar de Septemberverklaring: “Diversiteit is geen keuze, ze is een feit. De keuze die we hebben ligt in het antwoord op de vraag of we deze diversiteit – die overigens ook een economische troef kan zijn - willen beleven in dialoog of in confrontatie. Wij kiezen voluit voor de dialoog. Daarbij onderkennen we de vele mogelijkheden en kansen die de interculturaliteit voor alle betrokkenen biedt.” Om onze welvaart in stand te houden en te vergroten, is het noodzakelijk om diversiteit te laten renderen. Daarvoor moet men diversiteit kunnen omgaan. Onze samenleving is op dit vlak duidelijk aan modernisering toe. Omgaan met diversiteit betekent dat we menselijk kapitaal dat momenteel niet of onvoldoende benut wordt, meer en beter moeten inzetten. Dit geldt uiteraard ook voor de academische wereld. Deze uitdaging wordt des te prangender in het licht van de uitdagingen die de Europese kennisruimte stelt. Volgens schattingen van de Europese Commissie moeten er 700.000 onderzoekers bijkomen in de EU wil Europa tegen 2010 de Lissabon- en Barcelonadoelstellingen halen. Volgens de Vlaamse Raad voor Wetenschapbeleid komt dit voor Vlaanderen alleen al neer op 15.000 onderzoekers extra tegen 2010. Zonder de inzet van alle breinen in de bevolking haalt men deze doelstelling niet. Het is betreurenswaardig dat de meerwaarde van diversiteit nog niet door iedereen wordt geapprecieerd of begrepen. Uit een studie van Flanders DC in samenwerking met de Vlerick-school blijkt dat de helft van de Vlamingen niet gelooft dat diversiteit een troef is, noch dat het de samenleving sterker maakt. Dit is een verontrustende vaststelling. Vlaanderen kan nooit aanspraak maken op het label “district of creativity” als het geen “district of diversity” wordt. Het potentieel van onze diversiteit links laten liggen is de weg inslaan van verdere verstarring en zelfgenoegzaamheid.
1
Diversiteit levert wel degelijk een belangrijke economische meerwaarde op. Heterogeen samengestelde groepen nemen betere beslissingen dan homogene groepen, wat zich vertaalt in een aangenamere werkomgeving, een sterkere performantie en een hoger rendement. Dames en Heren, Terug naar het academisch milieu. Bij het doornemen van het VLIR-gelijkekansenrapport 2005 stel ik vast dat binnen onze Vlaamse universiteiten heel wat aan het bewegen is rond diversiteit. Alle universiteiten beschikken ondertussen over een structureel gelijkekansenbeleid of zijn druk bezig met de ontwikkeling ervan. Gelijke kansen staan overal prominent op de agenda en er worden structuren opgezet die het gelijkekansenbeleid moeten helpen bestendigen. Zo heeft de Vrije Universiteit Brussel al belangrijke inspanningen geleverd door het opzetten van het Diversiteitsplan 2005-2006 dat zal worden opgevolgd door het in 2003 opgerichte Diversiteitsforum. Diversiteit wordt op verschillende manieren bevorderd. Ik vermeld het Odysseusprogramma als instrument om nieuw bloed aan te trekken aan de Vlaamse universiteiten. Ik refereer ook naar het Methusalemprogramma, dat gevestigde onderzoekers van internationaal niveau meer structurele budgettaire armslag moet geven. Internationale mobiliteit van onderzoekers zal maximaal worden aangemoedigd. Zo heb ik vorig jaar nog een “Memorandum of Understanding” ondertekend met de National Institutes of Health in de Verenigde Staten: postdoctorale onderzoekers kunnen voor drie jaar naar Amerika en kunnen bij hun terugkeer hun postdoc-mandaat bij het FWO-Vlaanderen opnemen. Het stimuleren van mobiliteit mag echter geen perverse effecten genereren: daarom zal ik erover waken dat mobiliteitsperiodes in het buitenland ook “opneembaar” zijn in kortere deelperiodes. Een dergelijke maatregel helpt ongetwijfeld om praktische en familiale beslommeringen zoveel mogelijk uit de weg te ruimen. Ik kom nu tot een specifiek aspect van de diversiteitsproblematiek, namelijk gender. “Eén van de bijzondere uitdagingen van het gelijke kansen beleid is de gelijke deelname van mannen en vrouwen aan de politieke en maatschappelijke besluitvorming, gelijke keuzes voor mannen en vrouwen via het bevorderen van gelijke kansen en een versterking van vrouwen in kwetsbare posities.”, aldus het Vlaamse regeerakkoord. Onderzoek in de Verenigde Staten heeft aangetoond dat beursgenoteerde bedrijven met mannen én vrouwen in de directie betere financiële resultaten boeken. De editie 2005 van “The Female FTSE Report”, gepubliceerd door een partnerbedrijf van The Financial Times and London Stock Exchange, toont aan dat de aanwezigheid van vrouwen in het hoger kader van instellingen zorgt voor een betere “corporate governance” en een grotere waaier van expertise inbrengt in de Raad van Bestuur. Meer vrouwen in academische topfuncties zijn niet alleen nodig om de – getalsmatig duidelijke onevenwichten weg te werken. Ze dragen ook hier bij tot een verbreding en verruiming van het onderzoeksperspectief. Zo zijn onderzoek en opleiding inzake vrouwenstudies op academisch niveau onontbeerlijk voor een beter begrip van onze samenleving. Vlaanderen heeft topvrouwen in academische functies, maar ze zijn nog met veel te weinig. Denk maar aan Christine Van Broeckhoven, verbonden aan de Universiteit Antwerpen en het Vlaams Instituut voor Biotechnologie, aan Catherine Verfaillie, die nu het nieuwe opgerichte stamcelonderzoekscentrum aan de K.U.Leuven leidt, of aan de – helaas Amerikaanse geworden - topwiskundige Ingrid Daubechies, die haar academische tijd verdeelt tussen Vlaanderen en de Verenigde Staten. Is het trouwens toeval dat
2
zoveel vrouwelijke topwetenschappers uit Vlaanderen hun carrière in het buitenland hebben opgebouwd ? Dames en heren, Zoals overal in Europa ziet men ook in het Vlaamse academische onderzoekslandschap een zware ondervertegenwoordiging van vrouwelijke onderzoekers. De statistieken van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) leren ons dat het aandeel vrouwen in het totale personeelsbestand van de Vlaamse universiteiten in 2004 ongeveer de helft bedroeg, terwijl het vrouwelijk aandeel in het ZAP-kader slecht 15,5 % was. Beschouwen we enkel de buitengewoon en gewoon hoogleraren, dan zien we in 2004 een schamel percentage van 5,5%. Bekijken we de hoogste bestuurlijke rangen van de universiteit, met name het Vlaamse rectorenkorps, dan is het resultaat vandaag 0 op 6. Sta me toe om hier op Brusselse bodem ook even te verwijzen naar de samenstelling van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten: van de 90 gewone leden zijn er amper 10 vrouwen. In het kader van de maatschappelijke voorbeeldrol die de Academie voor zichzelf ziet, is ook hier nog veel werk aan de winkel. Dezelfde tendensen tekenen zich af in de bedrijfswereld, ook al zijn overzichtsstatistieken nauwelijks beschikbaar. De publicatie “She Figures 2006” van de Europese Commissie toont aan dat in de Europese bedrijven slechts 18% vrouwelijke onderzoekers werken. Doorheen het Europese academisch landschap worden we geconfronteerd met het fenomeen van de zogeheten “leaking pipeline”: talent dat in ideale omstandigheden zou moeten kunnen doorstromen van het doctoraat tot de hoogste regionen van het ZAPkader wordt door een veelheid aan obstakels afgeremd en tegengewerkt: gaande van familiale omstandigheden die de (vaak vrouwelijke) onderzoeker beletten om bijvoorbeeld een tijd in het buitenland ervaring te gaan opdoen, tot subtiele of minder subtiele tegenwerking in de selectie- en evaluatiecomités. In hun beruchte Nature-artikel “Nepotism and sexism in peer-review” (1997) hebben Christine Wennerås en Agnes Wold aangetoond waartoe dit kan leiden. Vrouwen die postuleerden voor een postdoctoraal mandaat van de Swedish Medical Research Council hadden een dossier nodig dat minstens tweemaal beter was dan dat van hun mannelijke collega’s om te kunnen rekenen op dezelfde waardering. Zonder extra stimulansen van overheidswege dreigt de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de hogere wetenschappelijke echelons zichzelf in stand te houden. Zonder diversiteit in de top van het ZAP-kader bestaat er een reëel risico dat de “old boys networks” verder blijven functioneren. Samen met mijn collega van Onderwijs heb ik concrete maatregelen genomen om de trage instroom van vrouwen in het ZAP-kader te versnellen. Vanaf 1 oktober 2006 wordt in de verdeelsleutel van het Bijzonder Onderzoeksfonds een zogenaamde “diversiteitscoëfficiënt” ingebouwd. Deze bestaat uit de stimulering van de mobiliteit van onderzoekers, zowel internationaal als binnen Vlaanderen, en uit de bevordering van aanstellingen van vrouwelijke onderzoekers in het ZAP-kader. In 2010 zal een evaluatie nader bepalen of verdere maatregelen noodzakelijk zijn. Dames en heren, Zoals ik eerder al heb benadrukt: diversiteit is belangrijk. Binnen mijn beleid maak ik er resoluut werk van om elke vrouw betere kansen te geven in haar academische loopbaan. Naast de eerder vermelde wijziging van het BOF-besluit staan volgende maatregelen op stapel: 1. De samenstelling van de evaluatiepanels van het FWO en IWT wordt verder gediversifieerd. Van de 280 experts die in het najaar 2005 de nieuwe
3
mandaataanvragen voor IWT-specialisatiebeurzen beoordeelden, was amper 12,5% vrouwelijk. De samenstelling van de vaste FWO-commissies laat ongeveer hetzelfde beeld zien: van de 374 leden zijn er 49 vrouwen (11,60%). Om een echte cultuurverandering door te voeren in een organisatie is volgens Veerle Draulans en Mieke Smet in hun boek “Over cultuurverandering en betere doorstromingskansen voor vrouwen en mannen in organisaties en bedrijven” minstens één derde aan vrouwen nodig. Daarom zullen in de toekomst maximaal twee derden van de leden van alle evaluatiepanels samen van hetzelfde geslacht mogen zijn. Dezelfde regel geldt trouwens voor alle beheers- en adviesorganen van de Vlaamse overheid. Dit wordt opgenomen in de nieuwe beheersovereenkomsten met het IWT-Vlaanderen in 2007 en met het FWOVlaanderen in 2008. Dezelfde maatregel wordt ook toegepast voor de Odysseus- en Methusalemprogramma’s. Ik zal ook bij mijn collega van Onderwijs erop aandringen dat de interne comités bij universiteiten en hogescholen, die mandaten en projecten toewijzen diverser worden samengesteld. 2. Een tweede initiatief bestaat in het optimaliseren van een gender opvolgsysteem. De beschikbaarheid en kwaliteit van de data om academische carrières in kaart te brengen, laten vaak te wensen over. De gegevens die uit de officiële statistieken kunnen worden gehaald, volstaan niet om nuttige analyses te maken. In overleg met het steunpunt O&O-indicatoren zal onderzocht worden hoe de Vlaamse data maximaal gelinkt kunnen worden aan het Europese monitoringssysteem, de zogenaamde “She-Figures”. Op die manier kan benchmarking tussen Vlaanderen en andere Europese lidstaten doorgevoerd worden. 3. De genderdimensie, of ruimer de diversiteitsdimensie zal horizontaal worden ingebouwd in het wetenschappelijk onderzoek. De Vlaamse Regering heeft beslist dat er in de tweede generatie steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek, die opstart op 1 januari 2007, een specifiek steunpunt komt voor gelijke kansen. Bij de opstelling van de onderzoeksagenda van de overige dertien steunpunten zal maximaal aandacht worden gevraagd voor het inbouwen van het genderperspectief. 4. Het is noodzakelijk dat beleidsmakers voeling hebben met de noden en de verwachtingen van de onderzoeker op de werkvloer. Daarom zal ik in de komende maanden in rechtstreekse dialoog gaan met de hardwerkende onderzoeker aan Vlaamse universiteiten en onderzoeksinstellingen. De bedoeling is om daarbij een zo divers en representatief mogelijke groep uit te nodigen. De dialoogreeks zal opgebouwd worden rond 3 thema’s: (1) aanwerving en loopbaanontwikkeling, (2) mobiliteit van de onderzoeker en (3) het belang van diversiteit in de onderzoekswereld. De openingssessie en eerste dialoog van deze “Hersentoer Vlaanderen” zijn gepland voor december van dit jaar. Dames en Heren, Complementair aan de “Hersentoer” zal ik in de komende weken ook een klankbordgroep oprichten rond het dubbelthema van vrouwen en wetenschap én meisjes en wetenschap. Dit brengt me meteen bij het laatste aandachtspunt in mijn toespraak: het belang van wetenschapsinformatie in het kader van het Vlaamse diversiteitsbeleid. Het volstaat immers niet alleen om obstakels voor (gevestigde) vrouwelijke onderzoekers weg te werken, we moeten ook de jeugd warm maken voor de fascinerende wereld van wetenschap en techniek. Meisjes zijn hierbij een bijzondere doelgroep. Wat bepaalt de studiekeuze van jongeren ? Wij lieten het onderzoeken. De Dream-enquête, uitgevoerd in samenwerking met EHSAL, gaf aan dat van de 55% jongeren die geadviseerd willen worden bij hun studiekeuze, 77,5% de raad van de ouders verkiest, gevolgd door leerkrachten (60,7%) en mensen die reeds in het beroepsleven staan (48,9%).
4
Wij moeten dus met z’n allen, als ouder, leraar, prof, rolmodel, onze verantwoordelijkheid opnemen opdat jongeren studiekeuzes zouden maken uitgaande van hun mogelijkheden en talenten, niet op basis van hun gepercipieerde beperkingen. Binnen het actieplan Wetenschapsinformatie en Innovatie 2005-2006 wordt specifiek aandacht besteed aan het onderwerp “Meisjes en Wetenschap en Techniek”. Vier concrete acties zijn opgestart, waaronder vrouwelijke rolmodellen die betrekking hebben op wetenschap, techniek en technologische innovatie. Weinig bekend bij de jongeren in het algemeen en bij meisjes in het bijzonder. Daardoor is de perceptie ten aanzien van en keuze voor een aantal wetenschappelijke en/of technische beroepen en opleidingen sterk gender-gerelateerd. In de Vlaamse Wetenschapsweek, die doorgaat van 19 tot 29 oktober, wordt hieraan bijzondere aandacht besteed. Dit jaar stijgt het aantal inschrijvingen voor wetenschappelijke richtingen aan de Vlaamse universiteiten. Dat is een bijzonder positief signaal. Ook al is voorzichtigheid geboden bij het zoeken naar causale verbanden, toch lijken de consistente en volgehouden overheidsinspanningen voor wetenschapsinformatie (8,3 miljoen euro in 2006 alleen al) nu duidelijk hun vruchten te beginnen afwerpen, weze het dat hét toverwoord om vrouwen aan te trekken in welke wetenschappelijke richting ook, vooralsnog het voorvoegsel “bio-“ lijkt te zijn. Dames en Heren, Diversiteit is een troef die we maximaal moeten benutten. Een team waar iedereen hetzelfde denkt, zal niet veel nieuwe inzichten produceren. Diversiteit valoriseren betekent rekening houden met de actieve inbreng van alle groepen in onze samenleving. Die diversiteit wordt een hefboom voor innovatie en creativiteit. Omgaan met diversiteit is iets waar iedereen zijn en haar steentje moet toe bijdragen om een innoverende en welstellende maatschappij te zijn en te blijven. Ik reken daarbij ook op de Vrije Universiteit Brussel. Geacht publiek, ik heb gezegd. Ik dank u.
5