De Wet Maatschappelijke Ondersteuning- Samenvatting en aandachtspunten uit de bespreking in de Tweede Kamer gericht op de gevolgen voor mensen met chronische beademing door Elske ter Veld, voorzitter VSCA De WMO wet gaat over maatschappelijke ondersteuning van mensen met een beperking binnen het gemeentelijk domein. Naast deze wet komt de Wet Langdurige Zorg, ter vervanging van de AWBZ. In de schriftelijke behandeling is aandacht gevraagd voor cliënten met een spierziekte: “Bij bijv. Spierziekten, zoals ALS en Duchenne moet per geval worden bekeken welk domein het meest passend is. Dus de keuze tussen WMO of WLZ. De eventuele ademhalingsondersteuning wordt ondergebracht in de ZVW. De gemeente onderzoekt hoe, in samenhang met zorgverzekeraars, zorgaanbieders als bedoeld in de ZVW en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen te komen tot een zo goed mogelijk op elkaar afgestemde dienstverlening met het oog op de zelfredzaamheid, participatie en beschermd wonen en opvang. De gemeente moet in het beleidsplan hieraan extra aandacht besteden. Conform het wetsvoorstel WMO en de kwalitatieve basisvorming moeten de voorzieningen in ieder geval veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn en afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van hulp en zorg die de cliënt kan ontvangen. De gemeente kan niet worden gedwongen een cliënt die recht heeft op WLZ zorg binnen de WMO op te vangen, maar het is ook niet verboden.” Voor mensen, kinderen en volwassenen, met en zonder beademing, zijn naast deze wetten nog twee andere wetten belangrijk. De Jeugdwet (jeugdzorg gaat naar de gemeente) en de Zorgverzekering Wet. Dit stukje gaat alleen over de WMO met waar nodig de relatie naar de twee andere wetten. De WMO is in principe voor iedereen Op grond van de WMO kan iedere burger, die maatschappelijke ondersteuning behoeft zich tot de gemeente wenden. In een gesprek wordt nagegaan of gezien de totale omstandigheid van de burger, de beperkingen, de mogelijke hulp vanuit eigen omgeving en de algemeen geldende voorzieningen de gemeente nog verdere ondersteuning moet bieden om de cliënt in staat te stellen maatschappelijk te participeren, te werken of andere nuttige activiteiten te verrichten, onderwijs te volgen en veilig en verantwoord zorg te kunnen ontvangen. Ook wordt beoordeeld of er hulp nodig is zoals opvang of beschermd wonen. De meldpunten voor Kindermishandeling zijn eveneens in de WMO opgenomen. De steun van de gemeente kan dus bestaan uit algemene voorzieningen of uit maatwerk. In artikel 1 zijn de voorzieningen en het maatwerk gedefinieerd. Voorzieningen zijn algemeen toegankelijke zaken (denk aan arbeid en de participatiewet, 1
bibliotheek, wellicht ook de MEE-organisatie). Voor algemene voorzieningen is geen indicatie vereist. Een maatwerkvoorziening is een op de behoefte van de persoon, zijn persoonskenmerken en mogelijkheden afgestemd geheel van diensten en hulpmiddelen. A) ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van een mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. B) ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen. C) ten behoeve van beschermd wonen en opvang Algemeen geldend voor chronische beademing waar je ook verblijft: De beademing valt onder de Zorgverzekeringswet. Evenals Medisch Specialistische behandeling. Afbakening WMO en WLZ De gemeente mag maatwerk weigeren als een cliënt beschikt of zou kunnen beschikken over een LZindicatiestelling ( je moet wel op verzoek van de gemeente meewerken aan LZ indicatiestelling) WLZ is bedoeld voor diegenen die 24 uur per dag zorg of toezicht in de onmiddellijke nabijheid nodig hebben. Dat kan binnen een instelling maar ook thuis. Wie WLZ zorg thuis als pakket thuis ontvangt, ontvangt huishoudelijke en persoonlijke verzorging en verpleging en de begeleiding vanuit de WLZ in natura of als PGB. Ook het kortdurend verblijf in een instelling voor LZ cliënten die thuis verblijven met een PGB valt onder de WLZ. LZ cliënten blijven wel recht houden op het algemene gemeentelijk voorzieningenbeleid, zoals bv sociaal vervoer. En woningaanpassing (voor jeugdigen met een LZ indicatie valt die woningaanpassing onder de WLZ- zie hierna). De regering stelt dat de wens van een cliënt om thuis te willen blijven zo lang mogelijk ondersteund dient te worden door de gemeente. In bepaalde gevallen zal echter de veiligheid van de cliënt leiden tot de noodzaak een LZ toegang aan te vragen. Hoewel er staat dat de cliënt uiteindelijk beslist om al dan niet een indicatie bij het CIZ aan te vragen staat in de WLZ expliciet dat de gemeente de bevoegdheid heeft maatwerk te weigeren en niet verplicht kan worden een compensatie-pakket te bieden als de cliënt een LZ indicatie heeft of had kunnen verkrijgen. Dus zo vrij is de beslissing van een cliënt nu ook weer niet. Afbakening tussen WMO, WLZ en Jeugdwet Voor jeugdigen tot 18 jaar ( en in uitzondering tot 23) geldt dat als ze thuis willen en kunnen verblijven ze ook met een LZ indicatie onder het gemeentelijk beleid vallen, in de Jeugdwet. De benodigde woningaanpassingen vallen dan echter wel onder de WLZ. Samenhang WMO met de ZvW Wie thuis woont zonder LZ indicatie ontvangt de verzorging en verpleging vanuit de zorgverzekeringswet. Aanspraak wijkverpleging. Dat geldt zowel voor ouderen als voor alle thuiswonende jongeren. Hoe werkt het bij de aanvraag voor een maatwerkvoorziening: Als na onderzoek duidelijk is dat de cliënt een maatwerkvoorziening behoeft, kan de cliënt een maatwerkvoorziening aanvragen bij het college van B en W. Alsdan beoordeelt het college de situatie en BESLIST tot het verstrekken van een 2
maatwerkvoorziening. Dit is geen vrijblijvende bevoegdheid maar houdt een leveringsverplichting met een resultaatsverplichting. De maatwerkvoorziening moet passend zijn om de beoogde doelstelling (zelfredzaamheid of participatie zo lang mogelijk in eigen leefomgeving ) te bereiken. Ditzelfde geldt voor een beslissing tot beschermd wonen of opvang. De beslissing kan door een bezwaar en beroepsprocedure worden getoetst. Er is geen "compensatieplicht" in het wetsvoorstel opgenomen. Er is ook geen lijst van voorzieningen en maatregelen vastgelegd (overgenomen vanuit bv de AWBZ). De gemeente is verplicht op een door haar te bepalen wijze bij te dragen in het zoveel mogelijk wegnemen van belemmerende factoren als gevolg van de beperkingen. In die zin is het dus ruimer gedefinieerd dan de thans nog in de WMO bestaande compensatieplicht die slechts spreekt over een huishouden voeren, verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen met een vervoermiddel en het kunnen ontmoeten van medemensen. Gemeenten moeten voor het beleid een verordening opstellen Een beleidsplan waarin voornemens t.a.v. ondersteuning en mantelzorgers. Het plan moet voldoen aan de volgende vereisten: - dat het plan erop is gericht zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen, - aandacht voor integrale dienstverlening, samenwerking zorgverzekeraars. (2.1.3) - wat het beleid zal zijn voor tegemoetkoming aan chronisch zieken (2.1.7) - welke voorwaarden er zijn i.v.m. de maatwerkvoorziening zoals de hoogte van het PGB en de kwaliteitseisen (voor verantwoorde zorg) (2.1.4) - ook moet het omvatten de ondersteuning aan mantelzorgers ( 2.2.2) - de maatregelen voor participatie, zelfstandigheid en cliëntenondersteuning (2.2.3) Natuurlijk moet de gemeente ook periodiek onderzoeken hoe het bevalt (2.1.5) Individuele waarborgen zijn verplicht ten aanzien van: - zorgvuldig onderzoek(2.3.1) - de termijnen (2.3.2) - het maatwerkpakket ( 2.3.4 t/m 2.3.6) Persoonlijke verzorging en verpleging valt onder de ZVW De aanspraak wijkverpleging voor WMO en Jeugdwet cliënten. Wat iemand aan pakket verzorging en verpleging nodig heeft wordt beoordeeld door de wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige is hulpverlener. De wijkverpleegkundige komt bij de mensen thuis, stelt de verpleegkundige diagnose, verleent de zorg en heeft een spilfunctie tussen huisarts, de professionals uit het sociale domein en de cliënt. De verpleegkundige indicatie houdt in het bepalen welke zorg de cliënt nodig heeft en wie deze zorg het beste kan uitvoeren. Om te komen tot een compleet zorgplan stemt de wijkverpleegkundige af met de huisarts en de medisch specialist. In de dagelijkse praktijk zal zich dit beperken tot datgene wat de wijkverpleegkundige in de praktijk noodzakelijk vindt, zodat de beschikbare tijd maximaal kan worden benut voor het contact met de cliënt en het verlenen van zorg. Het is aan de wijkverpleegkundige om aard, inhoud en omvang te bepalen. De aanspraak kan in natura of op verzoek als PGB worden uitgekeerd. Ook het sociaal wijkteam kan een signaal afgeven aan de wijkverpleegkundige om polshoogte te gaan nemen en natuurlijk kan ook de wijkverpleegkundige de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kenbaar maken bij de WMO consulent of de gemeente. De gemeente is verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning en begeleiding bij 3
algemene levensverrichtingen en verbetering van de zelfredzaamheid (met name belangrijk als er geen verdere persoonlijke verzorging en verpleging aan de orde is). De mantelzorger Inzet van mantelzorg en vrijwilligers wordt onmisbaar geacht in zowel de WMO als de Jeugdwet. Ouders worden geacht aan kinderen gebruikelijke zorg te verlenen. Huisgenoten, dus kinderen en partners en andere inwonenden worden geacht mantelzorg te kunnen geven. Uitgangspunt is wat redelijkerwijs kan worden gevraagd. De belastbaarheid van mantelzorgers is een belangrijk onderdeel van het eerder genoemd gemeentelijk onderzoek. Met name is de gemeente verplicht extra aandacht te geven aan jeugdige mantelzorgers. Jeugdigen die mantelzorg verrichten moeten voldoende tijd hebben voor vrije tijd, sport, contact met leeftijdsgenoten, school en werk. Als buren en andere relaties zorg kunnen verlenen wordt dat wel meegewogen, maar buren en andere relaties kunnen daartoe niet worden verplicht. Wel kan de gemeente vragen of en zo ja wie nog hulp verricht (als voorbeeld wordt genoemd dat als een buurvrouw die regelmatig boodschappen doet dat belangrijk is om te weten). In de wet is in 4.1.1. tweede lid geregeld dat de gemeente bevoegd is persoonsgegevens van de mantelzorger te verwerken om vast te stellen welke hulp deze biedt of kan bieden. Dit wordt gemotiveerd met het oog op de belastbaarheid. Ook mag de gemeente vragen welke sociale en familie- relaties er zijn en de cliënt verzoeken de gemeente in staat te stellen met deze mensen contact op te nemen. Om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen is de gemeente ook verantwoordelijk voor de respijtzorg (als voorbeeld wordt genoemd de cliënt een dag in een instelling te laten verblijven om de mantelzorgers even rust te gunnen) De gemeente is verantwoordelijk voor ondersteuning en voorlichting aan mantelzorgers. Zo kunnen mantelzorgers, ook van cliënten die vanuit de WLZ zorg ontvangen gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen zoals ondersteuning, scholing voor mantelzorgers of lotgenotencontact. NB. Bij de WLZ is de mantelzorg wel deel van de zorgplanbespreking. Maar een WLZ-indicatie is niet afhankelijk van de mogelijke inzet van mantelzorg. Het PGB in de WMO Op verzoek van de cliënt kan de gemeente besluiten de zorg toe te kennen in de vorm van een PGB. De gemeente is bevoegd de kwaliteit en de inzet van het gebruik van een PGB te toetsen. Bijvoorbeeld aan de hand van een budgetplan. De gemeente moet ook beoordelen of de kwaliteit en de effectiviteit van de met PGB ingekochte zorg voldoende is. Ook moet de gemeente toetsen of de cliënt de regie over de zorg zelf kan uitvoeren. De gemeente kan een verzoek voor PGB gemotiveerd weigeren. Als voorbeeld wordt genoemd dat het PGB gebruikt wordt om mantelzorgers die hun werk tot dan toe om niet verrichtten te willen gaan betalen. Het budget moet genoeg zijn om de noodzakelijke ondersteuning te verkrijgen die met het maatwerk wordt beoogd. (Hiermee wordt bedoeld aan te geven dat het niet om meerzorg mag gaan.) Een PGB mag worden geweigerd als het PGB financieel hoger uitkomt dan de door de gemeente aangeboden maatwerkvoorziening. Maar, niet enkel de kosten zijn maatgevend, de gemeente is niet verplicht het daarom te weigeren. De cliënt kan ondersteund worden bij het doen van deze (en dergelijke) aanvragen. 4
Bij misbruik kan het recht op PGB vervallen. Het (niet) toekennen (of het intrekken) van een PGB is een BESLUIT en vatbaar voor bezwaar en beroep. Het PGB wordt niet als bedrag uitbetaald aan de cliënt maar is een trekkingsrecht via de SVB. Eigen bijdrage in de WMO Gemeenten kunnen een eigen bijdrage vragen. Er is geen eigen bijdrage verschuldigd voor het Maatwerk. Wel voor de daaruit voortvloeiende extra voorzieningen, dus ook voor rolstoel en bij woningaanpassing. Een voorziening, bv. traplift kan in natura of als PGB worden geregeld. In het eerste geval kan een eigen bijdrage worden gerekend. Daarbij geldt per cliënt afhankelijk van het (gezins)inkomen een maximumbedrag per vier weken voor uiterlijk zolang de kostprijs van de voorziening is bereikt (dan is het dus een soort renteloze lening). Er kan geen eigen bijdrage worden afgedwongen van de sociale relatieomgeving. Er is een anticumulatiebepaling tussen WLZ en WMO. Als binnen een echtpaar een van de leden een eigen bijdrage voor de WLZ betaald vervalt de eigen bijdrage aan de gemeente. De ZVW kent het eigen risico. Dat verandert niet. Woningaanpassing. De eigenaar van de woning is verplicht de woningaanpassing toe te staan. (Conform artikel 16 woningwet eventueel verplicht de aanpassing zelf te doen) Voor iedereen die zorg nodig heeft, met uitzondering van jongeren onder de 18 jaar, is de woningaanpassing een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De gemeente kan hiervoor een vergoeding geven of een voorziening treffen (met eigen bijdrage). Verplichtingen cliënt. De cliënt moet alle relevante informatie verstrekken aan de gemeente die van invloed kunnen zijn op het maatwerkpakket of het PGB. Dit is relevant voor de beoordeling van de noodzakelijke zorg en ook een antimisbruikbepaling. Vervolg In het overgangsrecht in de WLZ is geregeld hoe het verder gaat met mensen die nu AWBZ zorg ontvangen en in de toekomst in soortgelijke gevallen geen recht op de WLZ kunnen doen gelden. Het komt er grofweg op neer dat wie al in een instelling verblijft er tot zijn dood mag blijven. Wie nog niet in een instelling verblijft zal na afloop van de AWBZ indicatie worden geherindiceerd. Alsdan bestaat er voor sommige groepen nog een keuzemoment; toch binnen een instelling of toch liever WMO. (NB Er wordt uitgegaan van een situatie waarin er plaats genoeg is voor adequate zorg binnen voldoende instellingen). Er volgt nog een samenvatting van de Wet Langdurige Zorg, waarbij ook wordt ingegaan op de Fokuswoningen en de Intensieve Kindzorg.
5