POLITIEREGLEMENT Dit politiereglement werd goedgekeurd door de gemeenteraad van Sint-Truiden op 15 september 2003 door de gemeenteraad van Gingelom op 4 november 2003 door de gemeenteraad van Nieuwerkerken op 13 november 2003
POLITIEZONE SINT-TRUIDEN GINGELOM NIEUWERKERKEN
Philip PIRARD Hoofdcommissaris van politie - korpschef
INHOUD
INHOUD 2
ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT 12 DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE RUST 13 AFDELING I: LAWAAIBESTRIJDING 13 HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN 13 HOOFDSTUK II: BIJZONDERE BEPALINGEN EN VOORSCHRIFTEN 13 AFDELING II: VOOR PUBLIEK TOEGANKELIJKE GELEGENHEDEN EN ACTIVITEITEN IN OPENLUCHT 15 AFDELING III: STRAFBEPALING 15 DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE REINHEID VAN DE OPENBARE WEG 16 AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN 16 AFDELING II: AFLOOP VAN REGENWATER EN VAN AFVALWATER 16 AFDELING III: REINIGEN VAN DE OPENBARE WEG 16 AFDELING IV: SLOTEN EN WATERLOPEN 17 AFDELING V: VARIA 17 AFDELING VI: STRAFBEPALING 17 DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE GEZONDHEID 18 AFDELING I: GEZONDHEID VAN DE WONINGEN 18 AFDELING II: HET OPSTAPELEN, HET VERSPREIDEN EN HET VERVOEREN VAN HINDERLIJKE OF SCHADELIJKE VOORWERPEN 18 AFDELING III: HET GEBRUIK VAN BRANDSTOF VOOR DE VERWARMING VAN GEBOUWEN 19 AFDELING IV: HET GEBRUIK VAN VERWARMINGSINSTALLATIES MET VERBRANDING 19 AFDELING V: STRAFBEPALING 19 DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE 20 AFDELING I: ALGEMENE BEPALING 20 AFDELING II: MANIFESTATIES EN SAMENSCHOLINGEN OP DE OPENBARE WEG EN OPENBARE VERGADERINGEN 20 AFDELING III: BESCHERMING VAN HET PRIVÉ-LEVEN 20 AFDELING IV: UITINGEN TEGEN DE UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS. 20 AFDELING V: HET PRIVATIEF GEBRUIK VAN DE OPENBARE WEG 20 AFDELING VI: HET AANBRENGEN VAN AANKONDIGINGSBORDEN LANGS DE OPENBARE WEG 21 AFDELING VII: VERKIEZINGEN 21
2
AFDELING VIII: HET UITVOEREN VAN WERKZAAMHEDEN OP DE OPENBARE WEG 22 AFDELING IX: UITVOEREN VAN WERKZAAMHEDEN BUITEN DE OPENBARE WEG 22 AFDELING X: VOORWERPEN DIE OP DE OPENBARE WEG KUNNEN VALLEN 22 AFDELING XI: BOUWVALLIGE GEBOUWEN 22 AFDELING XII: HET SNOEIEN VAN PLANTEN EN BOMEN GEPLANT OP EIGENDOMMEN LANGS DE OPENBARE WEGEN 23 AFDELING XIII: HET ONDERHOUD VAN GRONDEN 23 AFDELING XIV: INZAMELINGEN OP DE OPENBARE WEG - LEURHANDEL 23 AFDELING XV: HET VERKEER VAN DIEREN OP DE OPENBARE WEG 24 AFDELING XVI: HET GEBRUIK VAN EEN SCHIETWAPEN OP DE OPENBARE WEG OF IN DE NABIJHEID ERVAN 24 AFDELING XVII: DE BESTRIJDING VAN IJZEL. HET REINIGEN VAN DE OPENBARE WEG BIJ SNEEUW OF IJZEL 25 AFDELING XVIII: HET PLAATSEN, OP DE GEVELS VAN DE GEBOUWEN, VAN STRAATNAAMBORDEN, EN VAN VERKEERSTEKENS, NUMMERING VAN DE HUIZEN ALSMEDE DE BEWEGWIJZERING VAN BEDRIJVEN, KMO'S OP PRIVAATDOMEIN 25 AFDELING XIX: KERMIS- EN CIRCUSWAGENS 25 AFDELING XX: SPELEN, BALS EN ANDERE OPENBARE VERMAKELIJKHEDEN 25 AFDELING XXI: OPENBARE ZEDEN 26 AFDELING XXII: DE WANDELINGEN EN PARKEN 27 AFDELING XXIII: SPORTSTADIONS EN -CENTRA 27 AFDELING XXIV: VARIA 27 AFDELING XXV: STRAFBEPALING 28 DEEL V: POLITIEREGLEMENT OP MUZIEKHINDER 29 AFDELING I: DEFINITIES 29 AFDELING II: GELUIDSNIVEAUBEGRENZER 30 AFDELING III: STRAFBEPALING 31 DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN 32 AFDELING I: BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN 32 HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED 32 HOOFDSTUK II: TOEGELATEN AANWEZIGEN 32 HOOFDSTUK III: TOEGANKELIJKHEIDSVOORWAARDEN 32 HOOFDSTUK IV: WEERSTAND TEGEN BRAND VAN BOUWELEMENTEN EN REACTIE BIJ BRAND VAN BOUWMATERIALEN 32 HOOFDSTUK V: VENTILATIE EN ROOKAFVOER 33 HOOFDSTUK VI: UITGANGEN EN ONTRUIMINGEN 33 HOOFDSTUK VII: VERLICHTING 35 HOOFDSTUK VIII: VERWARMING 35 HOOFDSTUK IX: BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN 35 HOOFDSTUK X: PERIODIEKE CONTROLE 36 HOOFDSTUK XI: BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN 36 HOOFDSTUK XII: AFWIJKINGEN - CONTROLE 36
3
AFDELING II: WATERVOORRADEN VOOR HET BLUSSEN VAN BRANDEN 37 AFDELING III: ONDERHOUDEN EN VEGEN VAN SCHOORSTENEN EN ROOKKANALEN 37 AFDELING IV: VERPLICHTINGEN OPGELEGD IN GEVAL VAN BRAND 37 AFDELING V: BRANDPREVENTIE IN OPENLUCHT 37 AFDELING VI: STRAFBEPALING 37 DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN 38 AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN 38 AFDELING II: BRANDBEVEILIGINGSVOORSCHRIFTEN 40 HOOFDSTUK I: ALGEMENE VOORWAARDEN 40 HOOFDSTUK II: INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN 40 HOOFDSTUK III: VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN 41 HOOFDSTUK IV: COMPARTIMENTERING 41 HOOFDSTUK V: EVACUATIE 42 HOOFDSTUK VI: BEKLEDING EN WANDVERSIERING 44 HOOFDSTUK VII: VERWARMING IN LOKALEN EN GASTOEVOERLEIDING 44 HOOFDSTUK VIII: UITRUSTING VAN DE INRICHTING 45 HOOFDSTUK IX: ONDERHOUD EN CONTROLE 47 HOOFDSTUK X: UITBATINGSVOORSCHRIFTEN 48 AFDELING III: OVERGANGS-, OPHEFFINGSBEPALINGEN 48 AFDELING IV: SLOTBEPALINGEN 49 BIJLAGE 1 49 RICHTLIJNEN VOOR DE VERBLIJVENDEN 49 WAT TE DOEN BIJ BRAND 49 DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT OP TIJDELIJKE VERBLIJFSACCOMMODATIE IN HET KADER VAN SEIZOENARBEID 51 AFDELING I: TOEPASSINGSGEBIED - VERGUNNING - INSCHRIJVING - ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 51 HOODSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED 51 HOODSTUK II: VERGUNNING 51 HOOFDSTUK III: INSCHRIJVINGEN 51 HOOFDSTUK IV: ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 52 AFDELING II: SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR INRICHTINGEN BESTEMD VOOR TIJDELIJKE HUISVESTING VAN SEIZOENARBEIDERS 52 AFDELING III: AFWIJKINGEN EN STRAFBEPALING 52 DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN (goedgekeurd door de gemeenteraad van Sint-Truiden op 20 oktober 2003) 53 AFDELING I: ALGEMEEN 53 AFDELING II: INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN 54 AFDELING III: COMPARTIMENTERING EN EVACUATIE 55 AFDELING IV: VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN 55 AFDELING V: VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSTRUCTIE VAN COMPARTIMENTEN, TRAPPEN EN EVACUATIEWEGEN 56 AFDELING VI: VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE LOKALEN EN TECHNISCHE RUIMTEN 57 Artikel 15. Keukens 58 4
AFDELING VII: UITRUSTING VAN DE GEBOUWEN 58 2. Veiligheidsverlichting 58 AFDELING VIII: ONDERHOUD EN PERIODIEKE CONTROLE 59 AFDELING IX: BEKLEDINGSMATERIALEN 60 AFDELING X: UITBATINGSVOORSCHRIFTEN 60 AFDELING XI: OVERGANGSBEPALING 61 AFDELING XII: SANCTIES 61 AFDELING XIII: SLOTBEPALINGEN 61
BIJZONDER POLITIEREGLEMENT SINTTRUIDEN 65 DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 66 AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN 66 HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED 66 HOOFDSTUK II: VERBRANDEN EN SLUIKSTORTEN VAN AFVALSTOFFEN 66 HOOFDSTUK III: AANBIEDING VAN AFVALSTOFFEN 67 HOOFDSTUK IV: AFVAL OP STANDPLAATSEN 67 HOOFDSTUK V: AFVAL OP EVENEMENTEN 67 HOOFDSTUK VI: RECLAMEDRUKWERK EN GRATIS REGIONALE PERS 68 AFDELING II: INZAMELING VAN HUISVUIL (restfractie) 68 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 68 HOOFDSTUK II: INZAMELING 68 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 68 AFDELING III: INZAMELING VAN GROFVUIL 68 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 68 HOOFDSTUK II: INZAMELING 69 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 69 AFDELING IV: SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS 69 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 69 HOOFDSTUK II: INZAMELING 69 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 69 AFDELING V: SELECTIEVE INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON 70 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 70 HOOFDSTUK II: INZAMELING 70 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 70 AFDELING VI: SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTICVERPAKKINGEN, METALEN VERPAKKINGEN EN DRANKVERPAKKINGEN (PDM-afval) 70 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 70 HOOFDSTUK II: INZAMELING 70 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 71 AFDELING VII: SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL (KGA) 71 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 71 HOOFDSTUK II: INZAMELING 71 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 71 HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE MILIEUBOX 72 AFDELING VIII: SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE-, FRUIT-, EN TUINAFVAL (gft) 72 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 72
5
HOOFDSTUK II: INZAMELING 72 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 72 HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE GFT-CONTAINER 73 AFDELING IX: SELECTIEVE INZAMELING VAN SNOEIHOUT 73 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 73 HOOFDSTUK II: OPHALING 73 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 73 AFDELING X: SELECTIEVE INZAMELING BIJ MINDER MOBIELE INWONERS 73 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 73 HOOFDSTUK II: INZAMELING 74 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 74 AFDELING XI: HET CONTAINERPARK 74 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 74 HOOFDSTUK II: GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 74 AFDELING XII: STRAFFEN 77 AFDELING XIII: BEKENDMAKING 77 DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE CARNAVALS-, DORPS- EN WIJKKERMISSEN 78 AFDELING I: TIJDSTIP 78 AFDELING II: PLAATS 79 AFDELING III: AANVRAGEN EN TOEKENNING VAN DE PLAATSEN 79 HOOFDSTUK I: VOOR PLAATSING OP OPENBAAR DOMEIN 79 HOOFDSTUK II: VOOR PRIVE-TERREIN 79 HOOFDSTUK III: ALGEMEEN 79 AFDELING IV: STANDPLAATSRECHTEN EN WAARBORGEN 79 AFDELING V: OPSTELLEN EN AFBREKEN 79 HOOFDSTUK I: CARNAVALSKERMIS 79 HOOFDSTUK II: WIJK- EN DORPSKERMISSEN 80 AFDELING VI: EXPLOITATIEVOORSCHRIFTEN 80 AFDELING VII: STRAFBEPALING 80 DEEL III: POLITIEREGLEMENT VOOR DE OVERDEKTE VEEMARKT 81 DEEL IV: REGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE ANTIEK- EN ROMMELMARKT 83 AFDELING I: ALGEMEEN 83 AFDELING II: TOEKENNEN VAN EEN STANDPLAATS 83 AFDELING III: AANVRAGEN IN VERBAND MET DE STANDPLAATSEN 84 AFDELING IV: DE MARKTCOMMISSIE 85 AFDELING V: VERPLICHTING OPGELEGD AAN DE DEELNEMENDE MARKTHANDELAARS 85 AFDELING VI: OCCASIONELEN 86 AFDELING VII: GEVALLEN WAARIN DE OVERDRACHT VAN STANDPLAATSEN OP DE OPENBARE MARKTEN TOEGESTAAN IS (ART. 9 § 2 VAN DE WET) 86 AFDELING VIII: BETWISTINGEN 87 AFDELING IX: STRAFBEPALING 87 DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE MARKT EN DE SPECIALE MARKTEN 88
6
AFDELING I: ALGEMEEN 88 AFDELING II: WEKELIJKSE MARKT 88 AFDELING III: SPECIALE MARKTEN 89 AFDELING IV: AANVRAGEN IN VERBAND MET DE STANDPLAATSEN 89 AFDELING V: DE MARKTCOMMISSIE 90 AFDELING VI: VERPLICHTINGEN OPGELEGD AAN DE DEELNEMENDE MARKTHANDELAARS 90 AFDELING VII: DEMONSTREERDERS EN OCCASIONELEN 91 AFDELING VIII: GEVALLEN WAARIN DE OVERDRACHT VAN STANDPLAATSEN OP DE OPENBARE MARKTEN TOEGESTAAN IS (ART. 9 § 2 VAN DE WET) 92 AFDELING IX: BETWISTINGEN 92 AFDELING X: STRAFBEPALING 92 DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE AUGUSTUSKERMIS 93 AFDELING I: TIJDSTIP EN DUUR 93 AFDELING II: AANVRAGEN 93 AFDELING III: TOEKENNING VAN DE STANDPLAATSEN 93 AFDELING IV: OVERLATEN VAN KERMISATTRACTIES 94 AFDELING V: INNEMEN VAN STANDPLAATSEN 94 AFDELING VI: UITBATING TIJDENS DE KERMIS 94 AFDELING VII: ONTRUIMEN VAN DE STANDPLAATSEN 95 AFDELING VIII: STRAFBEPALING 95 DEEL VII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN 96 DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN 97 DEEL IX: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEMEENTEWEGEN 99 DEEL X: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET LADEN EN LOSSEN IN HET STADSCENTRUM 100 DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN 101 AFDELING I: PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVINGEN VOORAFGAAN 101 AFDELING II: LIJKENVERVOER 101 AFDELING III: MORTUARIUM 102 AFDELING IV: BEGRAVINGEN 102
7
AFDELING VI: ONTGRAVINGEN 104 AFDELING VII: GEDENKTEKENS, BOUW-, BEPLANTINGSWERKEN - ONDERHOUD VAN DE GRAVEN 105 AFDELING VIII: CREMATIE - ASVERSTROOIING - BEWAREN VAN DE AS - COLUMBARIUM 107 AFDELING IX: POLITIE 109 AFDELING X: STRAFBEPALING 109 AFDELING XI: SLOTBEPALING 110 DEEL XII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET WOONWAGENPARK “GROENHEIDE” 111 AFDELING I: AANVRAAGPROCEDURE 111 AFDELING II: TERREINBESTEMMING 111 AFDELING III: WEIGERING VAN STANDPLAATS 112 AFDELING IV: TIJDSDUUR 112 AFDELING V: RECHTEN EN PLICHTEN 112 AFDELING V: BEEINDIGING 114 AFDELING VI: STATIONERINGSPLAATS 115 AFDELING VII: STRAFBEPALING 115
BIJZONDER POLITIEREGLEMENT GINGELOM 116 DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN 117 AFDELING I: PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVINGEN / CREMATIES VOORAFGAAN 117 AFDELING II: LIJKENVERVOER 117 HOOFDSTUK I: VERVOER VAN NIET-GECREMEERDE LIJKEN 117 HOOFDSTUK II: VERVOER VAN GECREMEERDE LIJKEN 118 AFDELING III: MORTUARIUM 118 AFDELING IV: BEGRAVINGEN 118 AFDELING VI: ONTGRAVINGEN 119 AFDELING VII: GRAFTEKENS, BOUW- EN BEPLANTINGSWERKEN – ONDERHOUD VAN DE GRAVEN 120 AFDELING VIII: CREMATIE – COLUMBARIUM – ASVERSTROOIING 121 AFDELING IX: POLITIE 122 AFDELING X: STRAFBEPALING 123 DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 124 AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN 124 AFDELING II: INZAMELING VAN HUISVUIL 125 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 125 HOOFDSTUK II: INZAMELING 125 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 126 AFDELING III: INZAMELING VAN GROFVUIL 126 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 126 8
HOOFDSTUK II: INZAMELING 126 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 126 AFDELING IV: SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS 127 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 127 HOOFDSTUK II: INZAMELING 127 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 127 AFDELING V: SELECTIEVE INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON 127 HOOFDSTUK II: DEFINITIE 127 HOOFDSTUK II: INZAMELING 128 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 128 AFDELING VI: SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTICVERPAKKINGEN, METALEN VERPAKKINGEN EN DRANKVERPAKKINGEN (PMD-AFVAL) 128 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 128 HOOFDSTUK II: INZAMELING 128 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 128 AFDELING VII: SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL (KGA) 129 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 129 HOOFDSTUK II: INZAMELING 130 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 130 HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE MILIEUBOX 130 AFDELING VIII: SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE-, FRUIT- EN TUINAFVAL (GFT) 130 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 130 HOOFDSTUK II: INZAMELING 131 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 131 HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE GFT-CONTAINER 131 AFDELING IX: SELECTIEVE INZAMELING VAN OUDE METALEN GEMENGD EN HOUTAFVAL 131 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 132 HOOFDSTUK II: INZAMELING 132 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 132 AFDELING X: HET VERKLEINEN VAN SNOEIHOUT 132 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 132 HOOFDSTUK II: VERKLEINEN 132 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 133 AFDELING XI: SELECTIEVE INZAMELING VAN KERSTBOMEN 133 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 133 HOOFDSTUK II: INZAMELING 133 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 133 AFDELING XII: SELECTIEVE INZAMELING BIJ MINDER MOBIELE INWONERS 133 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 133 HOOFDSTUK II: INZAMELING 134 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 134 AFDELING XIII: HET CONTAINERPARK 134 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 134 HOOFDSTUK II: GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 134 AFDELING XIV: STRAFBEPALING 137
BIJZONDER POLITIEREGLEMENT NIEUWERKERKEN 138
9
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET TOEKENNEN VAN STANDPLAATSEN OP DE KERMISSEN 139 DEEL II: POLITIEREGLEMENT OP HET GEMEENTELIJK OEFENPARK VOOR AUTORIJDEN 141 DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN 142 AFDELING I: PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVING VOORAFGAAN 142 AFDELING II: LIJKENVERVOER 142 HOOFDSTUK I: VERVOER VAN NIET-GECREMEERDE LIJKEN 142 HOOFDSTUK II: VERVOER VAN GECREMEERDE LIJKEN 143 AFDELING III: MORTUARIUM 143 AFDELING IV: BEGRAVINGEN 143 AFDELING V: ONTGRAVINGEN 144 AFDELING VI: GRAFTEKENS, BOUW- EN BEPLANTINGSWERKEN – ONDERHOUD DER GRAVEN 145 AFDELING VII: CREMATIE – COLUMBARIUM - ASVERSTROOIING 146 AFDELING VIII: POLITIE 147 AFDELING IX: STRAFBEPALINGEN 148 AFDELING X: SLOTBEPALINGEN 148 DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET NATUURPARK “DE ZIJP” 149 DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 150 AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN 150 HOOFDSTUK I: ALGEMEEN 150 HOOFDSTUK II: VERBRANDEN EN SLUIKSTORTEN VAN AFVALSTOFFEN 150 HOOFDSTUK III: AANBIEDING VAN AFVALSTOFFEN 150 HOOFDSTUK IV: AFVAL OP STANDPLAATSEN 151 HOOFDSTUK V: AFVAL OP EVENEMENTEN 151 HOOFDSTUK VI: RECLAMEDRUKWERK EN GRATIS REGIONALE PERS 151 AFDELING II: OPHALING VAN HUISVUIL 151 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 151 HOOFDSTUK II: OPHALING 152 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 152 AFDELING III: OPHALING VAN GROFVUIL 152 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 152 HOOFDSTUK II: OPHALING 152 HOOFDSTUK II: WIJZE VAN AANBIEDING 153 AFDELING IV: SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS 153 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 153 HOOFDSTUK II: INZAMELING 153 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 153 AFDELING V: SELECTIEVE INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON 154 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 154 HOOFDSTUK II: INZAMELING 154 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 154 AFDELING VI: SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTICVERPAKKINGEN, METALEN VERPAKKINGEN EN DRANKVERPAKKINGEN (PMD-AFVAL) 154 10
HOOFDSTUK I: DEFINITIE 154 HOOFDSTUK II: INZAMELING 155 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 155 AFDELING VII: SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL 155 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 155 HOOFDSTUK II: INZAMELING 155 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 156 HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE MILIEUBOX 156 AFDELING VIII: SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE- FRUIT- EN TUINAFVAL (GFT) 156 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 156 HOOFDSTUK II: OPHALING 157 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 157 HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE GFT-CONTAINER 157 AFDELING IX: SELECTIEVE INZAMELING VAN OUDE METALEN GEMENGD EN HOUTAFVAL 158 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 158 HOOFDSTUK II: INZAMELING 158 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 158 AFDELING X: SELECTIEVE INZAMELING EN VERKLEINEN VAN SNOEIHOUT 159 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 159 HOOFDSTUK II: INZAMELING EN VERKLEINEN 159 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 159 AFDELING XI: SELECTIEVE INZAMELING VAN KERSTBOMEN 160 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 160 HOOFDSTUK II: INZAMELING 160 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 160 AFDELING XII: SELECTIEVE INZAMELING VAN TEXTIEL EN HERBRUIKBARE GOEDEREN 160 HOOFDSTUK I: DEFINITIE 160 HOOFDSTUK II: INZAMELING 160 HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING 161 AFDELING XIII: HET CONTAINERPARK 161 HOOFDSTUK I: DEFINITIE - ALGEMEEN 161 HOOFDSTUK II: GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 162 AFDELING XIV: STRAFFEN 165
11
ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE RUST
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE RUST AFDELING I: LAWAAIBESTRIJDING HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Onverminderd de wetten en besluiten betreffende de bestrijding van de geluidshinder, zijn de hierna volgende bepalingen tot bestrijding van de geluidshinder van toepassing op het grondgebied van de gemeente. Artikel 2. Het is verboden om het even welk geluid te produceren, gedurende de dag en de nacht, veroorzaakt zonder reden of zonder noodzaak of dat is toe te schrijven aan een gebrek van vooruitzicht en voorzorg en dat van die aard is dat het de rust van de inwoners in het gedrang brengt. Artikel 3. Onverminderd de toepassing van artikel 2 is het gebruik van de geluidsbronnen vermeld in artikel 4 en 6tot en met 15 onderworpen aan de in deze artikelen vermelde bijzondere voorschriften. HOOFDSTUK II: BIJZONDERE BEPALINGEN EN VOORSCHRIFTEN Artikel 4. 1. Het is verboden op de openbare weg en op de openbare plaatsen (groene zone, parken en andere) in openlucht radio's, televisietoestellen, jukeboxen, grammofonen, registreerapparaten, luidsprekers en in het algemeen alle soorten ontvang- en zendtoestellen te laten functioneren, tenzij de voortgebrachte geluidssterkte het niveau van 45 dB (A) niet overtreft. 2. In afwijking van 1., is het verboden elektronisch versterkte muziek in voertuigen te produceren, die hoorbaar is buiten het voertuig. Artikel 5. De burgemeester kan voor het grondgebied van de gemeente of een gedeelte ervan of zelfs voor particuliere gevallen, afwijkingen toestaan op de bepalingen van artikel 4 ter gelegenheid van feestelijkheden of vieringen. Artikel 6. Het gebruik van voertuigen uitgerust met of voorzien van luidsprekers en bestemd voor het maken van reclame of propaganda is onderworpen aan de voorafgaande geschreven toelating van de burgemeester. Die toelating kan in geen geval verleend worden voor de periode tussen 12 en 14 uur en kan slechts toegestaan worden van 8 tot 12 uur en van 14 tot 18 uur in de periode van 1 september tot 30 juni en van 8 tot 12 uur en van 14 tot 20 uur in de periode van 1 juli tot 31 augustus. Daarentegen mag het voortgebrachte geluid het niveau van 50 dB (A) niet overschrijden in de woningen. Artikel 7. Het aanwenden van fluiten, sirenen, bellen, klokken, muziek, geluidswekkende hulpmiddelen, door handelsinrichtingen, bewegende verkoopinrichtingen, venters of leurders, opkopers van oude of nieuwe voorwerpen en dienstverleners, met het doel de aandacht te trekken op de verkoop van een product of het verlenen van een dienst, is onderworpen aan de voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester. Het aanwenden tussen 20 en 8 uur (van 1 september tot 30 juni) en tussen 22 en 8 uur (van 1 juli tot 31 augustus) van fluiten, sirenen, bellen, klokken, muziek, geluidswekkende hulpmiddelen, door handelsinrichtingen, bewegende verkoopinrichtingen, venters of leurders, opkopers van oude of nieuwe voorwerpen en dienstverleners, met het doel de aandacht te trekken op de verkoop van een product of het verlenen van een dienst, is verboden. Tussen 8 en 20 uur (van 1 september tot 30 juni) en tussen 8 en 22 uur (van 1 juli tot 31 augustus) mag de geluidssterkte van signalen, vermeld in de voorgaande alinea, niet meer dan 50 dB (A) bedragen in de woning en de signalen mogen elkaar niet opvolgen met tussenpozen van minder dan één minuut en niet langer dan 10 seconden duren. Artikel 8. In werkhuizen of andere inrichtingen is het verboden tussen 22 en 7 uur het begin of het einde van de arbeid of rustpauzen aan te kondigen door middel van signalen of andere geluidsbronnen die buiten de gebouwen hoorbaar zijn. De in dit verband voortgebrachte geluiden mogen tussen 7 en 22 uur niet langer dan 25 seconden duren.
Algemeen
13
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE RUST Artikel 9. Het gebruik in openlucht van houtzagen of grasmaaiers of andere werktuigen aangedreven door ontploffings- of elektrische motoren is verboden tussen 20 en 8 uur. Op zondagen en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke toestellen verboden behalve voor grasmaaiers, waarvan het gebruik op zon- en feestdagen tussen 8 en 20 uur toegelaten wordt. De verbodsbepalingen van dit artikel zijn echter niet van toepassing op landbouwmachines aangewend voor de normale exploitatie van het bedrijf. Artikel 10. Het is verboden met ontploffingsmotoren aangedreven speeltuigen, experimenteertuigen en voertuigen te gebruiken om er oefeningen, vertoningen, persoonlijke of groepsvermakelijkheden of wedstrijden mee te houden of te organiseren in openlucht, op openbare of private terreinen die gelegen zijn op minder dan 1.000 meter van woonwijken en woonkernen. Afwijkingen op voorgaande alinea kunnen door de burgemeester voor het grondgebied van de gemeente of een gedeelte ervan of zelfs voor particuliere gevallen worden toegestaan ter gelegenheid van feestelijkheden of vieringen. Artikel 11. Zonder afbreuk te doen aan de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de jacht is het verboden, zowel op de openbare weg als op private domeinen, binnenkoeren en op alle plaatsen palende aan de openbare weg, vuurwapens af te vuren, om het even welk vuurwerk af te steken of knalbussen of voetzoekers te laten ontploffen. Deze verbodsbepaling is niet van toepassing op de schietoefeningen die ingericht worden op de schietstanden welke onderworpen zijn aan de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming. De burgemeester is ertoe gemachtigd toelating te verlenen tot het afsteken van vuurwerk en het afschieten van knalbussen. De bepalingen van afdeling 46 van het politiereglement betreffende de veiligheid en het gemak van doorgang op de openbare weg blijven van toepassing. Artikel 12. Het is verboden al dan niet automatische vogelschrikkanonnen of gelijkaardige toestellen, met inbegrip van toestellen, al dan niet elektronisch versterkt, die het geluid laten horen van krijsende vogels, te plaatsen en te laten functioneren op minder dan 150 meter van de dichtstbijzijnde woning. Indien het terrein, waar het toestel geplaatst wordt, dit onmogelijk maakt, moeten de toestellen zo ver mogelijk geplaatst worden van de dichtst bijgelegen woning. Het is verboden deze toestellen te laten werken tussen 20 en 7 uur. De ontploffingen en de aaneengesloten perioden van vogelgekrijs mogen elkaar niet opvolgen met tussenpozen van minder dan 10 minuten. De geluidssterkte van het vogelgekrijs, gemeten in de woningen mag niet hoger liggen dan de waarden bepaald in artikel 3 van K.B. van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen en het aaneengesloten voortgebrachte geluid, mag niet langer dan 10 seconden duren. Het geluidsniveau mag de 45 dB niet overschrijden. Bij overtreding kan de politie ambtshalve deze doen ophouden. Artikel 13. Dieren mogen geen abnormale hinder veroorzaken door aanhoudend geblaf, geschreeuw of gekrijs. De houders zijn evenwel niet strafbaar indien zij aantonen dat zij het dier een degelijke verzorging of onderdak verlenen en zij de hinder niet hebben kunnen beletten. Artikel 14. In de campings mogen de geluidsinstallaties niet gebruikt worden tussen 20 uur en 7 uur tenzij voor dringende mededelingen. De maximum geluidssterkte van die installaties dient in verhouding te staan tot de uitgestrektheid van het kampeerterrein. Artikel 15. 1. De aannemers, ambachtslieden en arbeiders mogen op de openbare weg en op de plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek geen werktuigen of apparaten gebruiken die een geluid voortbrengen van meer dan 75 dB (A). 2. Zij moeten hun werkzaamheden onderbreken tussen 20 en 7 uur op zondagen en wettelijke feestdagen. Voor werkzaamheden van openbaar nut of werkzaamheden die om technische redenen niet kunnen onderbroken worden is een voorafgaande en geschreven machtiging van de burgemeester vereist. Het voortgebrachte geluid mag de 60 dB (A) niet overschrijden; voor het aandrijven van verlichtingsapparaten mogen geen ontploffingsmotoren gebruikt worden. Algemeen
14
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE RUST Artikel 16. Het lossen van naar de markten in openlucht aangebrachte koopwaren, bakken, kramen, dozen en andere voorwerpen mag niet geschieden vóór 6 uur. Artikel 17. Het gebruik van luidsprekers en zodanige apparaten of toestellen die opgesteld zijn in gebouwen, afgesloten ruimten of op kampeerterreinen waarvan het geluid kan gehoord worden op de openbare weg, kan op ieder ogenblik tijdelijk verboden worden door de politie, indien zij de openbare orde of rust verstoren, of hinderend blijken te zijn voor de buren of wegens andere omstandigheden. Artikel 18. Worden bestraft met de straffen bepaald bij artikel 24, zij die publieke of private vergaderingen organiseren en de uitbaters van lokalen waar dergelijke vergaderingen gehouden worden, wanneer het gerucht dat binnen gemaakt wordt, de bewoners uit de buurt hindert. Artikel 19. Het geluidsniveau in dB (A) wordt gemeten met een geluidsmeter die minstens voldoet aan de nauwkeurigheidsvereisten bepaald in de Belgische norm N.B.N.576.80 met instelling van de "trage" dynamische karakteristiek. Voor elke meting of reeks van metingen met betrekking tot een zelfde geluidsbron, wordt de geluidsmeter afgesteld met behulp van een akoestische ijkbron. Artikel 20. Wanneer geen andere wijze van meten is vastgesteld wordt het geluidsniveau gemeten op 1 meter afstand van de geluidsbron en op een hoogte van 1 meter op de dichtst bijgelegen grens van het domein. Bij onmogelijkheid van het meten op 1 meter afstand of op de grens, wordt de hiertoe benaderende afstand genomen. Geluidshinder binnen de woningen, veroorzaakt door een geluidsbron van buiten uit, wordt gemeten met gesloten deuren en vensters. AFDELING II: VOOR PUBLIEK TOEGANKELIJKE GELEGENHEDEN EN ACTIVITEITEN IN OPENLUCHT Artikel 21. Wordt bestraft met de straffen bepaald bij artikel 24, de uitbater van een drankslijterij die een besluit van de burgemeester overtreedt, waarbij met het oog op de vrijwaring van de openbare rust, de sluiting van zijn inrichting bevolen wordt. Artikel 22. De officier van bestuurlijke politie kan, na een eerste waarschuwing en tot de eerstvolgende ochtendopening, de voor publiek toegankelijke gelegenheid sluiten, wanneer de uitbating ervan de openbare rust verstoort, in de zin zoals bepaald in artikel 2. De uitbater die aan dit bevel tot sluiting geen gevolg geeft, wordt bestraft met de straffen bepaald in artikel 24. Artikel 23. De officier van bestuurlijke politie kan, na een eerste waarschuwing, de voor publiek toegankelijke manifestaties en activiteiten in openlucht, doen stopzetten, wanneer deze de openbare rust verstoren, in de zin zoals bepaald in artikel 2. De verantwoordelijke voor deze manifestaties die aan dit bevel tot stopzetting geen gevolg geeft, wordt bestraft met de straffen bepaald in artikel 24. AFDELING III: STRAFBEPALING Artikel 24. Overtredingen op dit politiereglement worden gestraft met politiestraffen. Bovendien worden in geval van inbreuk op artikel 11 de in beslag genomen vuurwapens verbeurd verklaard, overeenkomstig artikel 553 van het Strafwetboek.
Algemeen
15
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE REINHEID VAN DE OPENBARE WEG
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE REINHEID VAN DE OPENBARE WEG AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Voor de toepassing van deze verordening is de openbare weg dat gedeelte van het gemeentelijk patrimonium dat in hoofdzaak bestemd is voor het verkeer van personen en/of voertuigen en voor iedereen toegankelijk binnen de bij de wetten, besluiten en reglementen bepaalde perken. Hij omvat tevens de installaties voor vervoer en distributie van goederen, energie en signalen, behoudens de bij de wetten, besluiten, reglementen en plannen van aanleg bepaalde uitzonderingen. Artikel 2. Het is verboden op de openbare weg, op een erlangs liggend terrein of in de beboste eigendommen van de gemeente enig voorwerp te gooien of achter te laten dat een gevaar kan opleveren voor de openbare reinheid. Dit verbod geldt niet voor de wettelijk daarvoor gereserveerde plaatsen. Het is verboden op de openbare weg enig teken of opschrift aan te brengen, behoudens toelating van de burgemeester. Het is verboden op welke wijze ook schade toe te brengen aan voorwerpen die dienen voor het algemeen nut of voor de openbare versiering. AFDELING II: AFLOOP VAN REGENWATER EN VAN AFVALWATER Artikel 3. 1. Waar de mogelijkheid bestaat zijn de inwoners verplicht hun woningen en gebouwen op de gemeentelijke riolering aan te sluiten, in zover deze inrichting dit mogelijk maakt en na voorafgaande machtiging van het college van burgemeester en schepenen, op schriftelijke aanvraag van de eigenaar. Alleszins moeten alle daken waarvan de regendrop op het openbaar domein valt, voorzien zijn van dakgoten, die worden afgeleid naar de regenwaterput, riolering of een sloot. 2. Het is eenieder verboden eigenhandig aansluitingen van gelijk welke aard te maken op het gemeentelijk rioleringsnet. De aansluitingen worden gemaakt door de zorg van het gemeentebestuur of een aangestelde van de gemeente. Uitzondering wordt gemaakt voor huisvestingsmaatschappijen die, na aanvraag aan het gemeentebestuur, zelf mogen aansluiten, onder toezicht van de stadsdiensten. 3. Bij vastgestelde sluikaansluitingen door particulieren, vallen de kosten voor controle en de eventuele kosten van de nieuwe aansluiting ten laste van de overtreder, onverminderd de gewone politiestraffen. Artikel 4. Het is verboden in de afvoerleidingen voor regen- en afvalwater enig voorwerp te gooien waardoor ze kunnen verstoppen. AFDELING III: REINIGEN VAN DE OPENBARE WEG Artikel 5. Onverminderd artikel 6 moet iedere inwoner van de gemeente instaan voor de reinheid van de aangelegde berm of het voetpad voor zijn eigendom of woonst. Langs de onbewoonde huizen, andere bebouwde eigendommen of onbebouwde bouwpercelen moeten de eigenaars, huurders of hun vertegenwoordigers hiervoor instaan. Voor de woningen bewoond door verschillende gezinnen en waar geen huisbewaarder is, valt de verplichting ten laste van alle bewoners van het gebouw en volgens de bepalingen opgenomen in de basisakte of het reglement van mede-eigendom die het betrokken goed beheert. Voor openbare inrichtingen valt de verplichting ten laste van de beherende instantie. Ze moeten er tevens voor zorgen dat de afvoergoot schoon wordt gehouden zowel van onkruid als van stof en vuil, zonder dat dit in de afvoerroosters mag geveegd of geworpen worden. Het is ook verboden voornoemd vuil voor of op het eigendom van een ander te verzamelen. Onder aangelegde berm wordt verstaan, iedere ruimte gelegen tussen het privé-domein en de openbare weg, aangelegd in gelijk welk materiaal, uitgezonderd aarde.
Algemeen
16
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE REINHEID VAN DE OPENBARE WEG Artikel 6. Iedereen die, op om het even welke wijze, de openbare weg heeft bevuild of laten bevuilen, moet ervoor zorgen dat deze onverwijld opnieuw schoongemaakt wordt. Indien de bevuiler dit niet onmiddellijk opruimt zal de opruiming gebeuren door de gemeente op kosten van de bevuiler. AFDELING IV: SLOTEN EN WATERLOPEN Artikel 7. Het is verboden in de sloten en waterlopen voorwerpen achter te laten of te gooien waardoor ze verstopt of bevuild zouden kunnen worden. Artikel 8. De eigenaars of gebruikers van langsheen waterlopen gelegen grasweiden zijn verplicht de door art.37 bis van het provinciaal reglement op de politie van de niet-bevaarbare waterlopen voorgeschreven draadafsluitingen als volgt samen te stellen: 1. in de grasweiden voor paarden en runderen, minstens uit één prikkeldraad of schrikdraad op 90 cm hoogte; 2. in grasweiden voor varkens en schapen: minstens uit twee prikkeldraden geplaatst op respectievelijk 25 en 50 cm hoogte of uit één schrikdraad geplaatst op 25 cm hoogte. De afsluiting moet geplaatst worden op 1 m van de boord van de waterloop. Deze voorschriften zijn niet van toepassing in het gebied dat in het beheer van de wateringen ligt. Artikel 9. Het is verboden voorwerpen, mensen of dieren in de waterlopen te wassen en zich op het ijs van de waterlopen te begeven. Bij een voldoende ijsdikte (minimum 12 cm) kan de burgemeester, op advies van de brandweerbevelhebber afwijking verlenen van dit verbod om zich op het ijs van de waterlopen te begeven voor die vijver(s) die hij in een specifiek besluit aanwijst. AFDELING V: VARIA Artikel 10. Wanneer het risico bestaat de voorbijgangers te hinderen, is het verboden een stuk linnen, stof of een tapijt boven de openbare weg uit te kloppen, te borstelen of uit te schudden. Artikel 11. Het is verboden op de openbare weg rijtuigen te smeren, alsook motoren van stilstaande rijtuigen te beproeven. AFDELING VI: STRAFBEPALING Artikel 12. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen voor zover bij wetten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn.
Algemeen
17
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE GEZONDHEID
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE GEZONDHEID AFDELING I: GEZONDHEID VAN DE WONINGEN Artikel 1. Deze afdeling is van toepassing op de woningen waarvan de toestand gevaar oplevert voor de openbare gezondheid. Artikel 2. Wanneer er onmiddellijk gevaar dreigt schrijft de burgemeester aangepaste maatregelen voor. Artikel 3. Wanneer er geen onmiddellijk gevaar dreigt, laat de burgemeester een expertiserapport opmaken, dat hij aan de betrokkenen meedeelt. Artikel 4. Samen met de mededeling van het expertiserapport, verzoekt de burgemeester de betrokkenen hem binnen een redelijke termijn, die hij vaststelt, hun aanmerkingen betreffende de staat van de woning en de maatregelen die hij wil voorschrijven, te laten toekomen. Na kennis te hebben genomen van die aanmerkingen of bij ontstentenis daarvan, schrijft de burgemeester aangepaste maatregelen voor en stelt hij de termijn voor de uitvoering daarvan vast. Artikel 5. Het besluit van de burgemeester waarvan sprake in artikel 4, alinea 2, wordt aangeplakt op de gevel van de woning. AFDELING II: HET OPSTAPELEN, HET VERSPREIDEN EN HET VERVOEREN VAN HINDERLIJKE OF SCHADELIJKE VOORWERPEN Artikel 6. Het is verboden hinderlijke of schadelijke goederen op te stapelen, te verspreiden, te lozen of te vervoeren wanneer de openbare gezondheid door deze handelingen in gevaar kan gebracht worden. Artikel 7. 1. Het vervoeren en storten van stalmest, aal en drijfmest wordt verboden van vrijdagavond 20 uur tot maandagmorgen 7 uur en op wettelijke feestdagen. 2. Op bevel van de burgemeester kunnen bovendien in uitzonderlijke omstandigheden bepaalde delen van de openbare weg tijdelijk behoed worden voor soortgelijk vervoer op andere tijdstippen dan deze vermeld in 1. 3. In uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester een afwijking toestaan. 4. Het is verboden om kippenmest, nadat dit is opgebracht op kopakker in afwachting van het uitspreiden en inwerking op de akker volgens de richtlijnen van het Decreet van de Vlaamse regering van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen verontreiniging door meststoffen (Mestdecreet), langer dan drie dagen aldaar te laten liggen. 5. Het ruimen van aal en drijfmest is slechts toegestaan bij middel van een luchtdichte tank. 6. De bepalingen zijn niet toepasselijk op het uithalen van mest dat uitsluitend moet dienen tot het bemesten van de hovingen of gronden behorende tot de huizen waarvan het mest voortkomt. 7. Bij storting moet de aal en drijfmest binnen de 24 uur derwijze bedekt of ondergeploegd worden dat geen enkele hinder meer kan worden waargenomen. 8. Op weilanden mag enkel aal en drijfmest gestort worden bij regenweer. Artikel 8. Het is verboden dieren binnenshuis te houden, wanneer de openbare gezondheid hierdoor in gevaar kan worden gebracht.
Algemeen
18
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPENBARE GEZONDHEID
AFDELING III: HET GEBRUIK VAN BRANDSTOF VOOR DE VERWARMING VAN GEBOUWEN Artikel 9. Het gebruik van voor verwarming van gebouwen bestemde brandstof is aan volgende regels onderworpen: 1. zwavelgehalte van vloeibare brandstoffen mag niet meer bedragen dan 1% van het gewicht, ongeacht het type van de gebruikte vloeibare brandstof; 2. het gehalte aan vluchtige zwavel van vaste brandstoffen mag niet meer bedragen dan 1% van het gewicht. Daarenboven is de verbranding van turf, van bruinkool en van niet rookloze koolagglomeraten verboden in de bebouwde kommen van de gemeente. AFDELING IV: HET GEBRUIK VAN VERWARMINGSINSTALLATIES MET VERBRANDING Artikel 10. De gebruikers van verwarmingsinstallaties met verbranding moeten ervoor zorgen dat de werking van hun installatie geen hinder oplevert voor de openbare gezondheid. Het verwarmen met allesbranders is verboden bij ongunstige meteorologische condities, zoals langdurige temperatuurinversie en windstilte. In allesbranders mogen enkel onbewerkt hout en steenkool verbrand worden. AFDELING V: STRAFBEPALING Artikel 11. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen voor zover bij wetten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn.
Algemeen
19
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE
AFDELING I: ALGEMENE BEPALING Artikel 1. Voor de toepassing van deze verordening, is de openbare weg dat gedeelte van het gemeentelijk patrimonium dat in hoofdzaak bestemd is voor het verkeer van personen en/of voertuigen en voor iedereen toegankelijk binnen de bij de wetten, besluiten en reglementen bepaalde perken. Hij omvat tevens de installaties voor vervoer en distributie van goederen, energie en signalen, behoudens de bij de wetten, besluiten, reglementen en plannen van aanleg bepaalde uitzonderingen. AFDELING II: MANIFESTATIES EN SAMENSCHOLINGEN OP DE OPENBARE WEG EN OPENBARE VERGADERINGEN Artikel 2. Behoudens schriftelijke toelating van de burgemeester is het organiseren van elke manifestatie op de openbare weg en vergadering in openlucht verboden. Artikel 3. Elke persoon die deelneemt aan een vergunde samenscholing op de openbare weg, of een vergadering in openlucht, dient zich te schikken naar de bevelen van de politie die tot doel hebben de veiligheid of het gemak van doorgang te vrijwaren of te herstellen. Artikel 4. De houders van de in artikel 2 bedoelde toelating zijn verplicht zich te schikken naar de voorwaarden vervat in het toelatingsbesluit. Artikel 5. De burgemeester moet minstens 48 uur op voorhand op de hoogte gebracht worden van de openbare vergaderingen die niet in openlucht plaatsvinden. AFDELING III: BESCHERMING VAN HET PRIVÉ-LEVEN Artikel 6. Alle betogingen met als doel eisen te doen gelden aan privé-woningen van personen die deze eisen kunnen inwilligen of de inwilliging ervan kunnen bewerkstelligen, zijn verboden. Artikel 7. De persoonlijke afgifte van petities of eisenbundels aan privé-woningen door een beperkte delegatie van maximum 5 personen kan wel toegelaten worden op voorwaarde dat de bestemmeling aanwezig is en erin toestemt ze in ontvangst te nemen AFDELING IV: UITINGEN TEGEN DE UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS. Artikel 8. Elke tentoonstelling, verspreiding en handel in boeken, audiovisuele middelen en om het even welk ander voorwerp, dat bewust het nazisme, het fascisme of om het even welke ideologie die in strijd is met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens verheerlijkt, zijn verboden op ons grondgebied. AFDELING V: HET PRIVATIEF GEBRUIK VAN DE OPENBARE WEG Artikel 9. Wordt gestraft, al wie zich schuldig maakt aan privatief gebruik van de openbare weg, op de begane grond alsook erboven en eronder, en waardoor een inbreuk wordt gepleegd op de veiligheid en het gemak van doorgang, tenzij hij daartoe schriftelijk toelating van de bevoegde gemeentelijke overheid heeft bekomen. Ze bevat de bijzondere voorwaarden die de belanghebbende in acht moet nemen. Laden en lossen van goederen en materialen moet gebeuren met zo weinig mogelijk hinder voor het verkeer en de vrije doorgang. Het is steeds verboden op de openbare weg of plein mortel te maken.
Algemeen
20
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE Artikel 10. De politie kan van rechtswege en op kosten van de overtreder alle voorwerpen wegnemen waarvan de plaatsing een privatief gebruik van de openbare weg uitmaakt op de begane grond alsook erboven of eronder, dat een aanslag kan betekenen op de veiligheid of het gemak van doorgang en waarvan de plaatsing niet voldoet aan de voorschriften. Artikel 11. 1. Voor het bezetten van de openbare weg met terrassen gelden volgende voorschriften: a. de minimumafstand tussen het terras en de rijweg of vaste obstakels, moet minstens één meter bedragen; b. de wanden van het terras mogen geen gevaarlijke uitsteeksels hebben; c. het terras mag de zichtbaarheid van de weggebruikers niet verminderen. 2. Voor het uitstallen van groenten en fruit op de openbare weg gelden volgende voorschriften: a. de afstand tussen de uitstalling en de rijweg of vaste obstakels moet minstens één meter bedragen; b. de groenten en het fruit moeten uitgestald worden op een verhoging van minstens 70 cm hoogte, waaronder geen voedingswaren mogen opgestapeld liggen. AFDELING VI: HET AANBRENGEN VAN AANKONDIGINGSBORDEN LANGS DE OPENBARE WEG Artikel 12. Het is verboden op gemeentelijke openbare pleinen, langs de gemeentewegen, of op omheiningen, gevels, etc. publiciteitsborden, aanplakborden, aanwijzers naar manifestaties of aankondigingen aan te brengen, tenzij met voorafgaande toelating van de burgemeester. Dit verbod geldt niet voor vergunde aanplakborden. Artikel 13. De vergunde voorwerpen worden aangebracht of geplaatst op een zulke wijze dat het verkeer noch de verkeersveiligheid of uitzicht in enige mate gehinderd of geschaad wordt. Deze voorwerpen dienen door de zorgen van de aanbrenger verwijderd te worden, de eerste werkdag nadat de manifestatie, waarop de publiciteit betrekking had, heeft plaats gevonden. AFDELING VII: VERKIEZINGEN Artikel 14. Het voeren van verkiezingspropaganda op het openbaar domein wordt als volgt geregeld: 1. Op alle openbare wegen en plaatsen van het grondgebied van de gemeente, met inbegrip van afsluitingen, bomen, gebouwen, constructies, muren of palen, die deel uitmaken van het openbaar domein, is het aanplakken of aanbrengen van verkiezingspropaganda in gelijke welke vorm, zoals affiches, opschriften en teksten, fotografische en beeldvoorstellingen, tekeningen, vlugschriften, plakbriefjes enz. en het gebruiken van verf verboden. 2. Er mag enkel verkiezingspropaganda aangebracht worden: a. op aanplakborden die speciaal voor die gelegenheid door het college van burgemeester en schepenen geplaatst worden en als zodanig aangeduid en dat volgens een vooraf te bepalen indeling volgens de partijen. b. op bestaande aanplakborden, die zich bevinden op het openbaar domein en of erover uitsteken en dit eveneens volgens een vooraf te bepalen indeling. Te dien einde moeten alle voornoemde borden ter beschikking van het bestuur zijn vanaf vier weken voor de datum van de verkiezingen. Artikel 15. Onverminderd de voorafgaande bepalingen is het aanplakken strikt verboden tussen 22 uur en 7 uur gedurende een periode van vier weken, voorafgaand aan elke verkiezing, alsmede op de verkiezingsdag zelf. Artikel 16.
De organisatie en de vorming van verkiezingsautokaravanen is verboden.
Artikel 17. Onverminderd de strafbepalingen wordt de wederrechtelijk aangebrachte verkiezingspropaganda verwijderd op kosten van de overtreder en in beslag genomen met het oog op de verbeurdverklaring ervan, overeenkomstig de artikelen 42 en 43 van het strafwetboek.
Algemeen
21
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE AFDELING VIII: HET UITVOEREN VAN WERKZAAMHEDEN OP DE OPENBARE WEG Artikel 18. Wordt gestraft met de straffen bepaald bij artikel 76, al wie na het uitvoeren van werkzaamheden op de openbare weg, deze niet herstelt in de toestand waarin hij zich bevond voor de uitvoering van de werkzaamheden. Dit geldt niet voor werkzaamheden die de herstelling van de openbare weg beogen. Artikel 19. Aan eigenaars of huurders van land- of tuinbouwpercelen die van de erlangs liggende gemeenteweg gescheiden zijn door een sloot, kan toelating worden verleend om een oprit naar hun perceel te bouwen. De eigenaar of huurder van het betrokken perceel koopt in dit geval de nodige materialen hiervoor aan en draagt deze kosteloos over aan het gemeentebestuur. De gemeentelijke diensten staan verder in voor de aanleg ervan. AFDELING IX: UITVOEREN VAN WERKZAAMHEDEN BUITEN DE OPENBARE WEG Artikel 20. Voor de toepassing van deze afdeling worden de werkzaamheden bedoeld die buiten de openbare weg uitgevoerd worden en die de weg kunnen bevuilen of de veiligheid of de gemakkelijkheid van doorgang kunnen belemmeren. Artikel 21.
De burgemeester kan de nodige veiligheidsmaatregelen voorschrijven.
Artikel 22. Werkzaamheden die stof of afval op de openbare weg of de omringende eigendommen kunnen verspreiden, mogen slechts aangevat worden na het aanbrengen van schermen. Artikel 23. De bouwheer is verplicht de burgemeester of zijn gevolmachtigde minstens vierentwintig uren voor het begin van de werkzaamheden, op de hoogte te brengen van de aanvang. Artikel 24. Indien de weg door de werkzaamheden wordt bevuild, moet de uitvoerder van de werkzaamheden hem onverwijld opnieuw schoon maken. Artikel 25. Op iedere bouwplaats in de nabijheid van belangrijke cultuurtoeristische bezienswaardigheden die langer dan 90 kalenderdagen (inclusief bouwvakantie) staat en die grenst aan of uitzicht heeft op het openbaar domein moet de verantwoordelijke van de bouwplaats de volledige afsluiting voorzien van een speciaal zeil/banner/spandoek in pvc. Op dit zeil/banner/spandoek dient een tekening aangebracht te worden, aangepast aan de omgeving van de bouwplaats (historisch gebouw, groene site, voormalige stadsomwalling, ...). Het materiaal van dit zeil/banner/spandoek én het ontwerp van de tekening moeten goedgekeurd worden door het college van burgemeester en schepenen. AFDELING X: VOORWERPEN DIE OP DE OPENBARE WEG KUNNEN VALLEN Artikel 26. Het is verboden op een vensterbank of op enig ander deel van een gebouw voorwerpen te plaatsen, die, op de openbare weg kunnen vallen en aldus de veiligheid of het gemak van doorgang in gevaar kunnen brengen. Artikel 27. Het is verboden spandoeken, schilderijen en andere versieringen op de gevels van de gebouwen te plaatsen of dwars over de openbare weg te hangen, zonder toelating van de burgemeester. AFDELING XI: BOUWVALLIGE GEBOUWEN Artikel 28. Deze afdeling is van toepassing op de gebouwen waarvan de toestand een gevaar oplevert voor de veiligheid van de personen, ook als de gebouwen niet aan de openbare weg liggen. Artikel 29. Wanneer er onmiddellijk gevaar dreigt, schrijft de burgemeester aangepaste maatregelen voor.
Algemeen
22
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE Artikel 30. Wanneer er geen onmiddellijk gevaar dreigt, laat de burgemeester een plaatsbeschrijving opmaken, die hij aan de betrokkene meedeelt. Artikel 31. Samen met de mededeling van de plaatsbeschrijving, verzoekt de burgemeester de betrokkenen hem binnen een redelijke termijn, die hij vaststelt, hun aanmerkingen betreffende de staat van gebouw en de maatregelen die hij wil voorschrijven, te laten toekomen. Na kennis te hebben genomen van die aanmerkingen of bij ontstentenis daarvan, schrijft de burgemeester aangepaste maatregelen voor en stelt hij de termijn voor de uitvoering daarvan vast. AFDELING XII: HET SNOEIEN VAN PLANTEN EN BOMEN GEPLANT OP EIGENDOMMEN LANGS DE OPENBARE WEGEN Artikel 32. De bewoner is de persoon die bewoont omdat hij eigenaar is, vruchtgebruiker, houder van het recht van opstal, houder van erfpachtrecht of die bewoont omdat hij huurder is van een eigendom, gelegen langs de openbare weg. Voor de eigendommen, bewoond door verschillende gezinnen en waar geen huisbewaarder is, valt de verplichting ten laste van alle bewoners van het gebouw. Voor openbare inrichtingen valt de verplichting ten laste van de huisbewaarders, portiers en bewakers van deze gebouwen. Artikel 33. De bewoners van een eigendom zijn ertoe gehouden ervoor te zorgen dat de op deze eigendom geplante planten en bomen zodanig gesnoeid worden dat er geen enkele tak ervan: 1. op minder dan 4,50 meter van de grond boven de rijweg hangt; 2. op minder dan 2,50 meter van de grond boven de gelijkgrondse berm of boven het trottoir of fietspad hangt. AFDELING XIII: HET ONDERHOUD VAN GRONDEN Artikel 34. Elke grondeigenaar, huurder of gebruiker van een terrein, bebouwd of niet-bebouwd, is ertoe gehouden het terrein zodanig te onderhouden dat de zindelijkheid, gezondheid en veiligheid niet in het gedrang komen en er geen overlast veroorzaakt wordt aan de omliggende terreinen, buren of het openbaar domein. Artikel 35. Inzonderheid is de eigenaar, huurder of gebruiker ertoe gehouden de bloei of zaadvorming te beletten, niet enkel van de akkerdistel (cirsium arvense), de speerdistel (cirsium lanceolatum), de kale jonker (cirsium paluste) en de kruldistel (carduus crispus), maar ook van de grote en de kleine brandnetel (urtica dioica en urtica urens) en alle hinderlijke onkruidsoorten wiens zaadverspreiding last veroorzaakt aan de omliggende gronden. Artikel 36. Na vaststelling door de burgemeester of zijn vervanger van de overtreding, krijgt de overtreder veertien dagen de tijd om zich in orde te stellen. Indien dit na die termijn niet gebeurd is, laat de burgemeester of zijn vervanger van ambtswege de maatregelen uitvoeren die de overtreder verzuimt en dit op diens kosten. AFDELING XIV: INZAMELINGEN OP DE OPENBARE WEG - LEURHANDEL Artikel 37. Behoudens schriftelijke toelating van de burgemeester is het verboden op de openbare weg inzamelingen te doen. Artikel 38. De leurders, die minimum 16 jaar moeten zijn en in het bezit van een vergunning, verleend door de bevoegde overheid, mogen op de marktdagen en tijdens de kermissen, geen koopwaar aanbieden op de openbare marktplaatsen en de omgeving ervan. Artikel 39. De burgemeester kan het leuren verbieden ter gelegenheid van feesten en openbare plechtigheden of in andere buitengewone gevallen, om te beletten dat het verkeer belemmerd of de openbare orde zou worden verstoord.
Algemeen
23
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE AFDELING XV: HET VERKEER VAN DIEREN OP DE OPENBARE WEG Artikel 40. Het is de eigenaars van dieren verboden deze op de openbare weg te laten lopen zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen opdat zij geen inbreuk zouden plegen op de veiligheid en het gemak van doorgang. Het laten dekken van dieren is enkel toegelaten op goed omsloten plaatsen. Artikel 41. Honden moeten aan de leiband gehouden worden op de openbare wegen, op het openbaar domein, de parken en op de begraafplaatsen. Artikel 42. Het is de eigenaars of begeleiders van honden die agressief of geneigd zijn te bijten, verboden met deze dieren op de openbare weg, het openbaar domein, op de begraafplaatsen en in de voor het publiek toegankelijke plaatsen te komen, indien deze honden niet voorzien zijn van een muilband. Artikel 43. Met uitzondering van blinden of andere gehandicapten met hun geleidehond en politiepersoneel met politiehonden, is de toegang met honden verboden tot: 1. domeinen voor recreatie; 2. de speelpleinen; 3. de sportvelden en sporthallen. Artikel 44. De eigenaars of begeleiders van honden moeten er voor zorgen dat hun hond(en), de openbare wegen, het openbaar domein, de parken, de plantsoenen, de trottoirs, de wandelwegen en de private eigendommen niet bevuilen met hun uitwerpselen. Op al deze vermelde plaatsen moeten de eigenaars of begeleiders steeds in het bezit zijn van een zakje of een ander voorwerp voor het verwijderen van de uitwerpselen van hun dier. Uitzondering aan deze verplichting wordt gemaakt voor blinden of andere gehandicapten met geleidehond. Het zakje of een ander voorwerp voor het verwijderen van de uitwerpselen moet op het eerste verzoek van de politie getoond worden. De eigenaars of begeleiders van honden zijn verplicht op de vermelde plaatsen de uitwerpselen van de hond onmiddellijk te verwijderen. De bepalingen van dit artikel ontslaan de aangelanden niet van hun verplichting de bepalingen inzake het schoon houden van de gemeente na te leven. Artikel 45. Het verbod van toegang met honden wordt kenbaar gemaakt door middel van een rond bord in witte kleur met rode rand en zwart symbool. AFDELING XVI: HET GEBRUIK VAN EEN SCHIETWAPEN OP DE OPENBARE WEG OF IN DE NABIJHEID ERVAN Artikel 46. gebruiken.
Het is verboden op de openbare weg of in de nabijheid ervan een schietwapen te
Artikel 47. Het in artikel 46 bedoelde verbod slaat niet op het gebruik van schietwapens op de openbare weg of in de nabijheid ervan door een persoon belast met politieopdracht, tijdens de uitoefening van dit ambt. Artikel 48. Voor de toepassing van artikel 47 wordt aangenomen dat het schietwapen in de nabijheid van de openbare weg wordt gebruikt, wanneer het gevaar bestaat dat een projectiel ervan een gebruiker van deze weg zou raken.
Algemeen
24
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE AFDELING XVII: DE BESTRIJDING VAN IJZEL. HET REINIGEN VAN DE OPENBARE WEG BIJ SNEEUW OF IJZEL Artikel 49.
Bij vriesweer is het verboden water op de openbare weg te gieten of te laten lopen.
Artikel 50. Bij sneeuwval of bij ijzelvorming moeten de aangelanden van een openbare weg erover waken dat voor de eigendom die zij bewonen, voldoende ruimte voor de doorgang van de voetgangers wordt schoongeveegd en dat het nodige wordt gedaan om de gladheid ervan te vermijden. Onder aangelanden worden verstaan de personen bedoeld in artikel 32. AFDELING XVIII: HET PLAATSEN, OP DE GEVELS VAN DE GEBOUWEN, VAN STRAATNAAMBORDEN, EN VAN VERKEERSTEKENS, NUMMERING VAN DE HUIZEN ALSMEDE DE BEWEGWIJZERING VAN BEDRIJVEN, KMO'S OP PRIVAATDOMEIN Artikel 51. De eigenaars, vruchtgebruikers en bewoners van gebouwen zijn verplicht, zonder enige vergoeding of schadeloosstelling, de openbare diensten toe te laten alle signalisatieborden, straatnaamborden, huisnummers, steunen van elektrische leidingen en van openbare verlichting, of ieder ander voorwerp van openbaar nut in metaal of een andere grondstof, inbegrepen alle kabels voor radio- en televisie-uitzendingen, te bevestigen aan de buitenkant van gevels, zelfs indien deze gebouwd zijn buiten de rooilijn. Artikel 52. De eigenaars, vruchtgebruikers en bewoners die herstellingen of werkzaamheden willen uitvoeren aan gevels waaraan signalisatieborden, straatnaamborden, steunen van elektrische leidingen en van openbare verlichting, ieder voorwerp van openbaar nut of kabels van radio- en televisie-uitzendingen zijn bevestigd en waarvoor een verplaatsing, zelfs tijdelijk, van deze voorwerpen noodzakelijk is, zijn verplicht dit schriftelijk aan het gemeentebestuur aan te vragen ten minste 14 dagen vóór de aanvang van de werkzaamheden. De aanvragers mogen in geen enkel geval enig werk uitvoeren of doen uitvoeren aan één van de hier voren opgesomde voorwerpen. Artikel 53. Eenieder is ertoe gehouden het gemeentebestuur toe te laten het huis waarvan hij eigenaar is, te nummeren. De bewoners zijn verplicht de nummers goed zichtbaar te laten. In geval van verandering van de nummers, mag de vermelding van het oude nummer, doorgehaald met een streep, slechts gedurende één jaar behouden blijven. Artikel 54. Het is de eigenaars, vruchtgebruikers en bewoners van onroerende goederen verboden op privaat domein een bewegwijzering naar bedrijven/K.M.O.'s/handelszaken aan te brengen of te laten aanbrengen. Indien bestaande signalisatie, na aangetekende brief van het gemeentebestuur, niet is weggehaald door de eigenaar, vruchtgebruiker of bewoner binnen de maand na ontvangst van de aangetekende brief, zal het gemeentebestuur deze signalisatie verwijderen, zonder enige schadevergoeding verschuldigd te zijn. AFDELING XIX: KERMIS- EN CIRCUSWAGENS Artikel 55. Er mogen zich zonder toelating van de gemeente, op het grondgebied geen woonwagens en dergelijke van foorreizigers en circussen bevinden, dan op de plaatsen, richtlijnen en duur aangeduid door de gemeente. AFDELING XX: SPELEN, BALS EN ANDERE OPENBARE VERMAKELIJKHEDEN Artikel 56. Zonder toelating van de burgemeester, is het verboden op de openbare weg spelen te organiseren of enige andere vertoning te geven. Artikel 57. Het is verboden zich gemaskerd of verkleed te vertonen op de straten of op de openbare plaatsen, behoudens toelating van de burgemeester.
Algemeen
25
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE Artikel 58. De toepassing van artikel 57 wordt opgeschort: 1. op de openbare weg op de maandag en dinsdag vóór Aswoensdag; 2. in de zalen tijdens de weekends vanaf de zondag vóór Aswoensdag tot en met de zondag voor halfvasten; 3. in het kader van halloweenfeesten. Blijft verboden: 1. het werpen van confetti of slingerpapier in openbare plaatsen, waar dranken of eetwaren worden verbruikt; 2. het werpen van opgeraapte confetti of slingerpapier; 3. het nabootsen van alarmseinen; 4. voor de verklede en/of gemaskerde personen andere personen te beledigen, te plagen of lastig te vallen en de spot te drijven met ideologieën; 5. verklede en/of gemaskerde personen te beledigen, te plagen of lastig te vallen; 6. zich te verkleden in de actuele ambtskledij van burgerlijke en militaire overheden, politieambtenaren, geestelijken en in kledij die onzedelijk of onwelvoeglijk is. Artikel 59. Het is verboden op het openbaar domein te verkopen en te gebruiken: spuitbussen met kleurstof (zogenaamde colour-spray), met schuim of andere inhoud, wanneer het gebruik van deze spuitbussen op gelijk welke wijze aan personen, voorwerpen of eigendommen schade kan toebrengen. Artikel 60. Zij die bals, dansfeesten, concerten, uitvoeringen of om het even welke vertoningen of vermakelijkheden, in openbare plaatsen of lokalen organiseren, moeten daarvoor telkens bij de burgemeester aangifte doen, ten minste tien dagen op voorhand. Artikel 61. De danszalen en de cafés waar gedanst wordt alsmede de lokalen, die er van afhangen, moeten degelijk verlicht zijn. De lichten mogen in deze lokalen niet gedoofd worden vooraleer het publiek ze heeft verlaten. AFDELING XXI: OPENBARE ZEDEN Artikel 62. 1. Het is de personen, gevestigd met het oog zich over te geven aan de prostitutie, verboden zich te vertonen aan de voorbijgangers in minder dan een ééndelig badpak, zodat enkel hoofd, armen en benen ontbloot zijn. Dit verbod is eveneens van toepassing op de diensters, serveersters, barmeisjes, zangeressen en danseressen, of eender welke personen die in een drankinstelling, café, bar, tapgelegenheid als dan niet tegen een vergoeding en al dan niet op een permanente basis de klanten bedienen, zingen of dansen en zo op een rechtstreekse of onrechtstreekse manier de zaken van de houder van de tapvergunning begunstigen. Het voormelde verbod geldt eveneens voor de werkgevers van de personen waarvan sprake in dit artikel. 2. Door diezelfde personen is het eveneens verboden zich, in die hoedanigheid op straat op te houden in de onmiddellijke nabijheid van de installatie waar de voormelde activiteiten plaatsvinden. Artikel 63. Het is verboden met het doel vermeld in artikel 62 bijkomende panden in gebruik te nemen op het grondgebied van de gemeente. Artikel 64. 1. Het verhuren of onderverhuren van een huis of een gedeelte ervan aan één of meer personen die de bepalingen gesteld in de artikels 62 en 63 overtreden, is verboden. 2. De verhuurders of onderverhuurders die 30 dagen na een waarschuwing per aangetekend schrijven van het college van burgemeester en schepenen, niet kunnen aantonen dat zij hun ter beschikking staande middelen hebben aangewend om het huurcontract te beëindigen zullen gestraft worden. Artikel 65. Het is verboden op de openbare weg, zichtbaar van op de openbare weg te urineren, tenzij op plaatsen of accommodaties die speciaal hiervoor zijn ingericht. Het gebruik hiervan moet gebeuren met inachtneming van de regels van goed fatsoen.
Algemeen
26
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE AFDELING XXII: DE WANDELINGEN EN PARKEN Artikel 66. In geval van slecht weer kan elk park of bos, waar kan gewandeld worden, gesloten worden. Het is verboden in de bossen en de parken: 1. te komen met hinderlijk voorwerpen; 2. beschadigingen aan te brengen; 3. de wandelpaden te verlaten; 4. jonge kinderen zonder bewaking achter te laten; 5. enig voorwerp achter te laten dat een gevaar kan betekenen voor de openbare reinheid, behoudens in de daartoe bestemde korfjes; 6. gelijk welke samenkomst te organiseren zonder toelating van de burgemeester; 7. een spel te spelen dat de andere wandelaars kan hinderen; Eenieder die geen rekening houdt met de opmerkingen van de agenten en/of bewakers krachtens de reglementen, mag uit het park en de wandelingen worden gezet. AFDELING XXIII: SPORTSTADIONS EN -CENTRA Artikel 67. Het is de personen in de sportstadions en -centra, verboden, naar aanleiding van de er georganiseerde evenementen, in het bezit te zijn van, binnen te brengen of te laten binnen brengen, eender welk wapen, eender welk snijdend of kneuzend voorwerp, eender welk soort projectiel in vaste, vloeibare of gasachtige toestand, voetzoekers of voorwerpen dienende voor kunstvuurwerk. Deze opsomming is niet limitatief, maar van aanwijzende aard. Ingevolge artikel 2 van de Wet op de privé-milities, zal de politie overgaan tot stelselmatige fouillering van de supporters, opdat geen wapens of tuigen die kunnen gebruikt worden als wapens binnen het gemeentelijk stadion gebracht worden. Artikel 68. Het is verboden binnen de sportstadions en - centra, en in de onmiddellijke omgeving langs de openbare weg op eender welke wijze, vlaggen, spandoeken, slogans, kentekens of symbolen die de openbare orde zouden kunnen verstoren, op te hangen of te laten ophangen, te dragen, ten toon te spreiden, te verkopen of te laten verkopen. Artikel 69. Het materiaal en de voorwerpen opgesomd en in overtreding bevonden met de bepalingen in de twee vorige artikelen worden in beslag genomen en door de rechter verbeurd verklaard. AFDELING XXIV: VARIA Artikel 70. Geen verhuizing mag plaats hebben tussen 22 en 7 uur, behoudens een schriftelijke machtiging van de burgemeester. Artikel 71. Zonder toelating van de burgemeester is het uitwerpen van dagbladen, strooibrieven, enz. vanuit luchtvaartuigen op het grondgebied van de gemeente verboden. Artikel 72. Het is verboden folders, pamfletten en dergelijke achter de ruitenwissers van voertuigen of elders aan te brengen, behoudens toelating van de burgemeester in het kader van berichten van openbare orde. Artikel 73. De bedelers van ongeadresseerd reclamedrukwerk moeten dit zorgvuldig in de brievenbussen deponeren zodat er geen gevaar bestaat dat dit op het openbaar domein kan terechtkomen. Artikel 74. Het is bedelers van ongeadresseerd reclamedrukwerk verboden dergelijk drukwerk te deponeren: 1. in brievenbussen met de vermelding “geen reclamedrukwerk a.u.b.” of “geen reclamedrukwerk a.u.b., wel periodieke bladen” en aan woongelegenheden die kennelijk onbewoond zijn; 2. tussen 22 en 7 uur.
Algemeen
27
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VEILIGHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG EN DE OPENBARE ORDE Artikel 75. Geen affiche of bericht mag aangeplakt worden dan op de plaatsen aangewezen door het college van burgemeester en schepenen. Indien er wildplakzuilen aanwezig zijn op het grondgebied, dan zijn deze enkel voorbehouden voor eigenhandige aanplakking door niet-commerciële verenigingen en instanties, ter aankondiging van hun geplande eigen activiteiten op het grondgebied van de gemeente. Deze aankondiging mag per activiteit en per zuil maximum 1 m2 . innemen. AFDELING XXV: STRAFBEPALING Artikel 76. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen voor zover bij wetten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn.
Algemeen
28
DEEL V: POLITIEREGLEMENT OP MUZIEKHINDER
DEEL V: POLITIEREGLEMENT OP MUZIEKHINDER AFDELING I: DEFINITIES Artikel 1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Private vergadering: Deze vergaderingen waaraan slechts mogen deelnemen de personen voorzien van een persoonlijke en individuele uitnodiging of oproeping, voortspruitend uit de arbitraire wil van de inrichter. Openbare vergadering: Openbare bijeenkomst of openbare verzameling, iedere vergadering, bijeenkomst of verzameling waar in beginsel iedereen zonder onderscheid wordt toegelaten door de inrichter. Deze vergaderingen, bijeenkomsten of verzamelingen zijn voor iedereen vrij toegankelijk, hetzij gratis, hetzij tegen betaling van een toegangsgeld, hetzij op vertoon van een toegangskaart of een uitnodiging wanneer deze ter beschikking wordt gesteld van eenieder die ze aanvraagt, zonder in acht name van een persoonlijke verhouding tussen degene die uitnodigt en de persoon die uitgenodigd wordt. Besloten plaats: een plaats die zodanig van de openbare plaatsen is afgescheiden of verwijderd dat niet-deelnemers niet de mogelijkheid hebben de vergadering, de bijeenkomst, de verzameling die daar plaatsgrijpt waar te nemen vanuit openbare plaatsen. Het fenomeen zelf van de vergadering, bijeenkomst of verzameling kan niet vastgesteld worden. Openlucht: Een plaats die niet zodanig is afgescheiden als hiervoor vermeld. Een openbare vergadering, bijeenkomst of verzameling is in openlucht van zodra zij plaatsvindt op een plaats die zodanig open is dat elke toevallige voorbijganger kan zien dat er een vergadering, bijeenkomst of verzameling aan de gang is of het verloop kan volgen. Veelal vinden deze plaats op openbare wegen of pleinen, openbare parken, of in open niet-afgesloten erven die op de openbare weg uitgeven. Muziek: Alle vormen van muziekemissie, elektronisch versterkt en voortkomend van blijvende of tijdelijke geluidsbronnen. Openbare inrichtingen: alle inrichtingen alsmede hun aanhorigheden die, al dan niet tegen betaling, voor het publiek toegankelijk zijn, ook al is de toegang tot bepaalde categorieën van personen beperkt, zoals danszalen, concertzalen, discotheken, privé-clubs, winkels, restaurants, drankgelegenheden, met inbegrip van die welke in openlucht gelegen zijn. Private inrichtingen: woningen en hun aanhorigheden en tuinen, en in het algemeen, alle plaatsen welke niet voor het publiek toegankelijk zijn. Buurt: Alle in de onmiddellijke omgeving gelegen lokalen of gebouwen waarin zich personen bevinden. Achtergrondgeluidsniveau: Minimum geluidsniveau gemeten over een periode van vijf minuten, bij uitschakeling van de onder "muziek" bedoelde geluidsbronnen in de vermelde openbare inrichtingen, vergaderingen, bijeenkomsten of verzamelingen. Geluidsniveaubegrenzer: Uitrusting die het voortgebrachte geluidsniveau van elektronische versterkers die muziek voortbrengen, automatisch begrenst tot de in artikel 2 en 3 van het K.B. van 24.02.1977 vermelde geluidsniveaus. De geluidsniveaubegrenzer wordt in beginsel geplaatst tussen de mixer of voorversterker en de eindversterker(s). Bedoelde geluidsniveaubegrenzer dient mede te voldoen aan de voorwaarden bepaald in art. 660 § 2 van het Besluit van de Vlaamse Executieve van 07.01.1992 houdende vaststelling van het Vlaams reglement inzake milieuvoorwaarden voor hinderlijke inrichtingen, zoals gewijzigd bij Besluit van 31.07.1992.
Algemeen
29
DEEL V: POLITIEREGLEMENT OP MUZIEKHINDER Bevoegde ambtenaar: lid van een politiedienst zoals bepaald in de wet op het politieambt alsook de milieuambtenaren van de gemeente bevoegd voor het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de regelen ter bestrijding van de geluidshinder ingevolge het Besluit van de Vlaamse Executieve van 07.11.1984. AFDELING II: GELUIDSNIVEAUBEGRENZER Artikel 2. Bij gemotiveerde beslissing kan de burgemeester met betrekking tot door hem aan te duiden openbare inrichtingen of vergaderingen, bijeenkomsten of verzamelingen op het grondgebied van de gemeente, zowel in openlucht als in besloten plaatsen, gebieden dat elektronisch versterkte muziek slechts ten gehore mag worden gebracht voor zover de betreffende elektronische versterker(s) voorzien zijn van een geluidsniveaubegrenzer, derwijze afgesteld en verzegeld dat de naleving van de bepalingen van artikel 2 en 3 van het K.B. van 24.02.1977 gewaarborgd is. De beslissing van de burgemeester dient gebaseerd te zijn op het feit dat in het verleden herhaaldelijk schriftelijke klachten geformuleerd werden wegens geluidsoverlast door burgers in de buurt of op een schriftelijk verslag van de politie volgens welk dergelijke klachten in het verleden veelvuldig mondeling geformuleerd werden. De geluidsniveaubegrenzer dient geplaatst te worden op kosten en risico van de houder of inrichter. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op lokalen met dansgelegenheid met een oppervlakte van meer dan 100 m² die onder de Vlarem-reglementering vallen. Artikel 3. In geval het gebod van de burgemeester een openbare inrichting betreft, mogen de elektronische versterker(s) slechts (opnieuw) in gebruik worden genomen mits zij voorzien zijn van bestendige geluidsniveaubegrenzer(s). De burgemeester kan een overgangstermijn toestaan van maximum een maand. Met het oog op de controle van de afstelling en verzegeling van de geluidsniveaubegrenzer, dient de houder of inrichter de burgemeester schriftelijk te verzoeken om een voorafgaand onderzoek door de bevoegde ambtenaar. Dit onderzoek dient plaats te grijpen binnen de tien kalenderdagen na de postdatum van het verzoek. Tijdens dit onderzoek controleert de bevoegde ambtenaar de instelling van de geluidsniveaubegrenzer overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2 en 3 van het K.B. van 24.02.1977 en verzegelt vervolgens de installatie op de voorgeschreven afstelling. Indien de bevoegde ambtenaar binnen de termijn van tien kalenderdagen na het verzoek geen onderzoek heeft ingesteld, mag de elektronische versterker met in acht name van de overige bepalingen van dit reglement muziek voortbrengen. De bevoegde ambtenaar behoudt het recht alsnog de afstelling en verzegeling te verrichten. Artikel 4. Een tijdelijke geluidsniveaubegrenzer moet worden geïnstalleerd door de inrichter ingeval de burgemeester de installatie oplegt bij wijze van regelende maatregel ten aanzien van de openbare vergadering, bijeenkomst of verzameling, zowel in openlucht, als in besloten plaatsen. Met het oog op de controle van de afstelling en verzegeling van de geluidsniveaubegrenzer, dient de inrichter de burgemeester te verzoeken om een voorafgaand onderzoek door de bevoegde ambtenaar. Dit onderzoek dient plaats te grijpen voor het evenement. Tijdens dit onderzoek controleert de bevoegde ambtenaar de instelling van de geluidsniveaubegrenzer overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2 en 3 van het K.B. van 24.02.1977 en verzegelt vervolgens de installatie op de voorgeschreven afstelling. Indien de bevoegde ambtenaar geen onderzoek heeft ingesteld voor het evenement, mag de elektronische versterker met in acht name van de overige bepalingen van dit reglement muziek voortbrengen. Artikel 5. De burgemeester kan steeds afwijkingen van dit reglement toestaan naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen en gevallen voor wat niet elektronische versterkte muziek betreft. Artikel 6. Het geluidsniveau in dB(A) wordt gemeten met een geluidsmeter, die minstens voldoet aan de nauwkeurigheidseisen bepaald in de Belgische norm NBN 576.80, met instelling van de "trage" dynamische karakteristiek. Voor elke meting of reeks van metingen met betrekking tot een zelfde geluidsbron wordt de geluidsmeter afgesteld met behulp van een akoestische ijkbron.
Algemeen
30
DEEL V: POLITIEREGLEMENT OP MUZIEKHINDER Artikel 7. De bevoegde ambtenaar kan ten allen tijde overgaan tot de controle van de geïnstalleerde geluidsniveaubegrenzers en de verzegeling ervan. De houder of inrichter dient hiertoe de nodige medewerking te verlenen. AFDELING III: STRAFBEPALING Artikel 8. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen voor zover bij wetten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn. Artikel 9. De toestellen die dienen om elektronisch versterkte muziek ten gehore te brengen, en die niet voorzien blijken van een geluidsniveaubegrenzer daar waar hij verplicht is, van een geluidsniveaubegrenzer waarvan het zegel verbroken is, welke ondanks de geïnstalleerde geluidsniveaubegrenzer het ingestelde maximum geluidsniveau overschrijden, kunnen worden in beslag genomen met het oog op de strafrechtelijke verbeurdverklaring. Overeenkomstig art. 10 van de wet van 18.07.1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder kan de bevoegde ambtenaar het gebruik van inrichtingen en toestellen, die wegens hun bouw of eigenschappen niet conform de bepalingen van het K.B. 24.02.1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek kunnen werken, voorlopig verbieden, die inrichtingen en toestellen verzegelen en daaromtrent alle spoedmaatregelen nemen die in de gegeven omstandigheden noodzakelijk blijken in het belang van de bevolking en de gezondheid.
Algemeen
31
DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN AFDELING I: BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN Artikel 1. In de hiernavolgende tekst wordt verstaan onder: 1. "reactie bij brand van bouwmaterialen": deze bepaald in de terminologie van de norm NBN 713-010 inzake brandbeveiliging voor hoge gebouwen; 2. "weerstand tegen brand van bouwelementen": deze zijn bepaald in de norm NBN 713-020; 3. "muurvaste bekleding": bekledingen die zodanig zijn aangebracht dat ze niet gemakkelijk te verwijderen zijn; 4. "evacuatieweg": een binnen in het gebouw gelegen weg met een maximum helling van 10%, die toegang geeft tot de trappenhuizen, de buitenterrassen en de uitgangen; 5. "wand": een bouwelement, al dan niet verticaal, dat een ruimte begrenst. HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 2. Deze afdeling is van toepassing op alle gebouwen, lokalen of plaatsen waar het publiek kosteloos, tegen betaling of op vertoon van een lidmaatschapskaart toegang heeft en waar 50 personen of meer kunnen aanwezig zijn. Deze gebouwen, lokalen of plaatsen worden hierna aangeduid met de term "instelling". HOOFDSTUK II: TOEGELATEN AANWEZIGEN Artikel 3. 1. In handelsinrichtingen, die niet opgenomen zijn in de lijst van de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen, wordt het maximum toegelaten aanwezigen als volgt bepaald: a. ondergrondse verdiepingen: één persoon per 6 m² totale oppervlakte. b. gelijkvloerse verdiepingen: één persoon per 3 m² totale oppervlakte. c. bovenverdiepingen: één persoon per 4 m² totale oppervlakte. In zalen waar vaste zetels zijn aangebracht, is het maximum aantal aanwezigen gelijk aan het aantal zitplaatsen. In de andere inrichtingen toegankelijk voor het publiek, zoals cafés, restaurants, bars, dansgelegenheden, verbruikssalons, vergaderzalen, conferentiezalen, feestzalen, gebouwen voor eredienst en soortgelijke instellingen, wordt het maximum toegelaten aanwezigen bepaald op één persoon per vierkante meter totale oppervlakte van de instelling. 2. Aan de ingang van cafés, bars, restaurants, dansgelegenheden, verbruikssalons, vergaderzalen, conferentiezalen en feestzalen moet duidelijk vermeld worden, hoeveel personen maximaal toegelaten zijn. In inrichtingen die afzonderlijk voor het publiek toegankelijke lokalen bevatten moet deze vermelding bij die afzonderlijke toegangen aangebracht worden. Deze verplichting geldt ook voor tijdelijke feestzalen of vergaderruimtes van welke aard ook. Het college van burgemeester en schepenen bepaalt de wijze waarop deze informatie moet bekendgemaakt worden aan de ingang. HOOFDSTUK III: TOEGANKELIJKHEIDSVOORWAARDEN Artikel 4. De instelling moet ten allen tijde bereikbaar zijn voor de brandweervoertuigen. De toegangsweg(en) nabij de instelling verto(ont)(nen) zodanige kenmerken dat de opstelling en de bediening van het materieel voor de brandbestrijding en de redding gemakkelijk kunnen uitgevoerd worden. HOOFDSTUK IV: WEERSTAND TEGEN BRAND VAN BOUWELEMENTEN EN REACTIE BIJ BRAND VAN BOUWMATERIALEN Artikel 5. Alle deuren met een weerstand tegen brand zijn zelfsluitend. Zij mogen niet van een toestel voorzien zijn, dat het mogelijk maakt ze in geopende stand te houden. Zij moeten kunnen geopend worden met een normale krachtinspanning. Algemeen
32
DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN Artikel 6. Een weerstand tegen brand van ten minste 1 uur is vereist voor de wanden van de stooklokalen en van de brandstofopslagplaatsen, voor zover ze ondergebracht zijn in het gebouw. Artikel 7. Een weerstand tegen brand van ten minste 1/2 uur is vereist voor de volgende bouwelementen: 1. dragende elementen van het gebouw, zoals de dragende muren, kolommen en balken; 2. de wanden en de deuren die de instelling scheiden van de rest van het gebouw; 3. de wanden en toegangsdeuren van de trappenhuizen indien de voor het publiek toegankelijke lokalen zich uitstrekken over meer dan twee bouwlagen (drie indien een kelderverdieping is inbegrepen); 4. wanden en bijhorigheden van kokers, zoals deze voor leidingen en huisvuil, met uitzondering van verluchtings- en verwarmingskanalen; 5. de deuren van de stooklokalen en de brandstofopslagplaatsen, buitendeuren uitgezonderd. Artikel 8. 1. Valse plafonds a. De valse plafonds voor de instelling zijn moeilijk ontvlambaar of hebben een oppervlak met gemiddelde vlamvoortplantingssnelheid. b. De valse plafonds in de evacuatiewegen zijn niet ontvlambaar of hebben een oppervlak met een trage vlamvoortplantingssnelheid. c. De ophangingelementen zijn onbrandbaar. 2. Muurvaste bekledingsmaterialen - bekleding van vaste zitplaatsen a. De muurvaste bekledingen van de wanden van de instelling, ongeacht of deze worden gebruikt voor thermische isolatie, geluidsisolatie, versiering of enig ander doel, evenals de bekleding van de vaste zitplaatsen zijn moeilijk ontvlambaar of hebben een oppervlak met een gemiddelde vlamvoortplantingssnelheid. b. De muurvaste bekledingen van de wanden van evacuatiewegen, ongeacht of deze worden gebruikt voor thermische isolatie, geluidsisolatie, versiering of enig ander doel, zijn niet ontvlambaar of hebben een oppervlak met trage vlamvoortplantingssnelheid. c. Voor versieringen en bekledingen zijn gemakkelijk brandbare materialen zoals rietmatten, stro, karton, boomschors alsmede brandbare textielstoffen en plastiek niet toegelaten. d. De bekledingen zijn zo aangebracht dat de mogelijkheid niet bestaat dat afval zich achter de bekledingen kan ophopen. Artikel 9. De exploitant zal ten allen tijde toegang tot de inrichtingen verlenen aan de burgemeester en de bevoegde ambtenaren. Op hun aanvraag is hij verplicht het bewijs te leveren dat aan de voorschriften van de artikelen 6, 7 en 8 is voldaan wat betreft het gedrag van materialen en bouwelementen bij brand. Indien hij dat bewijs niet kan leveren is hij verplicht een door hem ondertekende beschrijving te geven van de samenstelling van materialen en bouwelementen, waarvoor het vereiste bewijs ontbreekt. HOOFDSTUK V: VENTILATIE EN ROOKAFVOER Artikel 10. Een aangepast, natuurlijk of mechanisch ventilatiesysteem waarborgt een behoorlijke verluchting in de instelling. De luchtafvoerkanalen zijn uit niet-brandbare materialen samengesteld. Artikel 11. De nodige schikkingen worden genomen opdat de rook zo snel mogelijk uit de instelling verdwijnt. De burgemeester kan, in voorkomend geval, een rookventilatie doen installeren. HOOFDSTUK VI: UITGANGEN EN ONTRUIMINGEN Artikel 12. Algemeen Alle deuren die gelegen zijn in de evacuatiewegen kunnen gemakkelijk geopend worden en draaien in de richting van de uitgang. De deuren welke rechtstreeks op de openbare weg uitgeven mogen niet buiten de rooilijn komen. Indien deze deuren noodzakelijkerwijze naar binnen draaien, dienen zij te kunnen openslaan tegen een vast gedeelte van het gebouw en er stevig aan bevestigd worden. Gedurende de openingsuren zijn deze deuren in geopende stand vastgezet. Draaideuren en draaipaaltjes zijn in de evacuatiewegen en de uitgangen verboden. Algemeen
33
DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN Artikel 13. Aantal uitgangen Instellingen of gedeelten van instellingen waar meer dan honderd personen aanwezig mogen zijn, moeten over ten minste twee gescheiden uitgangen beschikken. Drie gescheiden uitgangen zijn vereist voor instellingen met een capaciteit van vijfhonderd personen. Deze tweede en/of derde uitgang mag als "nooduitgang" worden aangeduid. Voor instellingen die maar over één uitgang dienen te beschikken, mag geen enkel punt van deze instelling verder dan 25 meter van de uitgang zijn gelegen. Indien hieraan niet kan worden voldaan moet er een tweede uitgang zijn. Artikel 14. Breedte uitgangen De uitgangswegen en -deuren hebben in totaal een vrije breedte die ten minste gelijk is, in centimeter, aan het maximum aantal in de instellingen toegelaten personen, bepaald overeenkomstig artikel 3 §1. De nuttige breedte van de uitgangen en de evacuatiewegen, is gelijk aan ten minste 0,8 meter en is vrij van elke hindernis tot op een hoogte van ten minste 2 meter. De evacuatiewegen worden steeds volledig vrij gehouden. Artikel 15. Aantal trappen Wanneer de instelling in bovenverdiepingen of in kelderverdiepingen voor het publiek toegankelijke lokalen bevat worden deze door vaste trappen bediend, zelfs wanneer er andere toegangsmiddelen zoals liften aanwezig zijn. Verdiepingen waar honderd of meer personen mogen verblijven beschikken over ten minste twee afzonderlijke trappen. Verdiepingen waar vijfhonderd of meer personen mogen verblijven beschikken over ten minste drie afzonderlijke trappen. Roltrappen, evenals hellende vlakken met een helling van méér dan 10% komen niet in aanmerking om aan de eisen van dit artikel te voldoen. Artikel 16. Voorschriften voor de trappen Trappen in de evacuatiewegen zijn recht, zonder draaiende delen. De bordessen zijn ten minste even breed als de trappen en zijn tenminste 1 meter lang. De treden zijn ten minste 0,23 meter breed en ten hoogste 0,18 meter hoog. Geen enkele trede mag méér dan 0,05 meter over het stootbord uitsteken. De nuttige breedte van de trappen en trapbordessen bedraagt ten minste 0,80 meter en is vrij tot op een hoogte van ten minste 2 meter. Elke trap is voorzien van ten minste één stevig vastgehechte doorlopende leuning of handgreep. Trappen met een breedte van 1,20 meter en meer zijn aan weerszijden van een stevig vastgehechte leuning voorzien. Trappen welke breder zijn dan 2,40 meter zijn bovendien door één of meer leuningen in verschillende delen verdeeld, zodat de breedte van elk van deze delen 1,20 meter niet overtreft en minimum 0,80 meter bedraagt. De trappen hebben in totaal ten minste een vrije breedte die, in centimeter, gelijk is aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de inrichting te verlaten, vermenigvuldigd met 1,25 voor dalende en met 2 voor stijgende trappen. Roltrappen kunnen aan ieder uiteinde worden stilgelegd. Artikel 17. Deuren De vleugels van glazen deuren dragen een merkteken dat volstaat om zich rekenschap te geven van hun aanwezigheid. Elke deur met automatische sluitinrichting die niet gemakkelijk met de hand kan worden geopend, is uitgerust met een veiligheidsapparaat dat de deur automatisch op volle breedte opent wanneer de energiebron, die de deur in werking stelt, uitvalt. Automatische deuren (schuifdeuren) zijn slechts toegelaten voor uitgangen die rechtstreeks naar buiten uitgeven; deze deuren komen niet in aanmerking voor het berekenen van de uitgangsbreedte. Deze bepaling geldt niet voor branddeuren en liftdeuren.
Algemeen
34
DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN Artikel 18. Aanduiding uitgangen Alle uitgangen dienen ten allen tijde aangeduid te zijn met de aanduiding "uitgang" of "nooduitgang", naargelang het geval. Deze aanduidingen zijn boven de uitgang aangebracht in groene letters op witte achtergrond of omgekeerd; de hoogte van de letters bedraagt ten minste 115 mm. De richting van de wegen en trappen die naar de uitgangen leiden wordt, zo de schikking van de plaatsen dit vereist, op opvallende wijze aangegeven door pijlstrepen, vergezeld van het woord "uitgang" of "nooduitgang", naargelang het geval, in wit op groene achtergrond of omgekeerd. Deze opschriften en aanduidingen zijn zodanig aangebracht, dat zij in alle omstandigheden goed zichtbaar en leesbaar zijn. HOOFDSTUK VII: VERLICHTING Artikel 19.
De lokalen zijn behoorlijk verlicht. Alleen elektrische verlichting is toegelaten.
Artikel 20. De instelling is voorzien van een degelijke veiligheidsverlichting, welke een voldoende lichtsterkte heeft om veilig het gebouw te verlaten. De veiligheidsverlichting treedt automatisch in werking binnen de 30 seconden na het uitvallen van de gewone verlichting. Ze blijft minstens 1 uur in werking. HOOFDSTUK VIII: VERWARMING Artikel 21. In verband met de verwarmingsinstallatie moeten alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen worden om oververhittingen, ontploffingen en brand te vermijden. Artikel 22. Het gebruik van open vuren en verplaatsbare verwarmingstoestellen is verboden. Open haarden al dan niet beschermd met roosters, kappen of andere afscheidingen naar voor toe, worden eveneens beschouwd als open vuren. Artikel 23. De verwarmingsinstallatie en de niet-ingegraven brandstofopslagplaatsen zijn elk in afzonderlijke, uitsluitend daartoe bestemde geventileerde lokalen geïnstalleerd, die niet rechtstreeks uitgeven in de instelling, met uitzondering van de toiletten. De brandstoftoevoerleidingen zijn in metaal en zijn stevig bevestigd. Op deze leidingen wordt tussen de brandstofopslagplaatsen en verwarmingsketel, ten minste één afsluitkraan geplaatst op een gemakkelijk bereikbare plaats, buiten het stooklokaal gelegen. De nodige schikkingen worden genomen om ieder gevaar voor hevelwerking bij leidingbreuk te voorkomen. Artikel 24. De verwarmingsinstallatie met warme lucht voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. temperatuur van de lucht mag op de verdelingspunten 80° C niet overschrijden; 2. de aanvoerkanalen van warme lucht zijn uit onbrandbare materialen vervaardigd; 3. de te verwarmen lucht mag niet opgezogen worden in deze stooklokalen, noch in zijn aanhorigheden; 4. de openingen voor het aanzuigen of voor het terug aanzuigen zijn voorzien van doeltreffende stoffilters die geen brandbare dampen kunnen vrijmaken; 5. wanneer de lucht rechtstreeks in de generator wordt verwarmd, is de druk van de warme lucht in de generator altijd hoger dan deze van de gassen die doorheen de vuurhaard trekken; 6. in de lokalen met warme lucht verwarmd, door een generator met rechtstreekse warmtewisseling, is een inrichting aangebracht welke de ventilator en de generator stilleggen, in geval van een abnormale temperatuurstijging van de warme lucht. Artikel 25. Op de gastoevoerleiding is buiten het gebouw, op een gemakkelijk bereikbare plaats, een afsluitkraan geplaatst, duidelijk gesignaleerd met de letter "G". De gasmeter moet in een uitsluitend daarvoor dienend en goed geventileerd lokaal worden aangebracht. HOOFDSTUK IX: BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN Artikel 26. Voor de beveiliging tegen brand zijn passende brandbestrijdingsmiddelen aangebracht. De aard, het aantal en de schikking wordt vastgesteld door de bevoegde brandweerdienst.
Algemeen
35
DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN Artikel 27. Het brandbestrijdingsmaterieel is in goede staat van onderhoud, beschermd tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig aangebracht. Het kan steeds onmiddellijk in werking gebracht worden. Artikel 28. Binnen de lokalen is het gebruik van blustoestellen met broommethyl, tetrachloorkoolstof, of alle andere producten waardoor giftige uitwasemingen kunnen ontstaan, verboden. HOOFDSTUK X: PERIODIEKE CONTROLE Artikel 29. De brandbestrijdingsmiddelen en de verwarmingsinstallatie worden jaarlijks door een bevoegd persoon aan een nazicht onderworpen. De data van deze onderzoekingen en de vaststellingen die tijdens deze onderzoekingen worden gedaan, worden in een register ingeschreven, dat ter beschikking wordt gehouden van de burgemeester of zijn afgevaardigde. Artikel 30. De elektrische installatie, de veiligheidsverlichting inbegrepen, wordt om de vijf jaar en bij elke belangrijke wijziging onderworpen aan een nazicht door een controleorganisme, erkend door het Ministerie van Economische Zaken. Artikel 31. Vooraleer publiek toegelaten wordt in de instelling, controleert de uitbater de veiligheidsverlichting en onderzoekt de toestand van de uitgangen. Artikel 32. In verband met een regelmatige controle zal de uitbater van de instelling toegang verlenen aan de burgemeester, de plaatselijke politie en de bevoegde brandweerdienst. HOOFDSTUK XI: BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN Artikel 33. De nodige maatregelen dienen genomen te worden om de brandrisico's, verbonden aan het roken, te weren. Daarom is het verboden in de instelling te roken of te laten roken, met uitzondering van die instellingen of gedeelten ervan, die ontworpen en uitgevoerd zijn als verbruikszaal. Daar worden een voldoende aantal veilige asbakken ter beschikking gesteld. In dansgelegenheden is het evenwel verboden te roken op de dansvloer. Artikel 34. In de voor het cliënteel toegankelijke gedeelten van de instelling mogen zonder uitdrukkelijke vergunning van de burgemeester geen keukens of soortgelijke installaties aangebracht worden. Artikel 35. De instelling is met ten minste één toestel op het openbaar telefoonnet aangesloten. Bij dit telefoontoestel zijn de telefoonnummers van de hulpdiensten aangebracht. Artikel 36. Het personeel is ingelicht over de gevaren die zich bij brand in de instelling kunnen voordoen. Het is goed op de hoogte inzake de te treffen maatregelen, de aanwending van de brandblustoestellen en de ordelijke ontruiming van de inrichting. Artikel 37. De artikelen 21 tot 36 zijn van toepassing op de dansgelegenheden die vallen onder de bouwverordening op de brandvoorkoming in dansgelegenheden. HOOFDSTUK XII: AFWIJKINGEN - CONTROLE Artikel 38. De burgemeester kan, na raadpleging van de bevoegde diensten, afwijkingen toestaan op onderhavig politiereglement; hij kan onder dezelfde voorwaarden bijkomende maatregelen voorschrijven. Hij kan eveneens, in dezelfde voorwaarden, de sluiting van de instelling bevelen. Artikel 39. De burgemeester of zijn afgevaardigde, de politiediensten en de bevoegde brandweerdienst oefenen toezicht en controle uit op de uitvoering van de bepalingen van dit reglement.
Algemeen
36
DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BRANDVEILIGHEID IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE GEBOUWEN EN LOKALEN EN INZAKE BRANDBESTRIJDING IN HET ALGEMEEN Artikel 40. Wijzigingen of veranderingen van de instelling dienen vooraf ter goedkeuring aan het schepencollege, dat het advies inwint van de bevoegde brandweerdienst, te worden voorgelegd. AFDELING II: WATERVOORRADEN VOOR HET BLUSSEN VAN BRANDEN Artikel 41. Het stationeren van voertuigen of het opslaan van goederen is verboden, ook tijdelijk, wanneer hierdoor de toegang tot of het gebruik van watervoorraden voor het blussen van branden gehinderd of verhinderd wordt. Artikel 42. Het is verboden de identificatie- en herkenningstekens onherkenbaar te maken, te beschadigen, onzichtbaar te maken of te laten maken. Artikel 43. De personen die er bij sneeuwval mee belast zijn zonder verwijl voor de door hen gebruikte eigendom een doorgang vrij te maken voor de voetgangers, zijn er eveneens toe gehouden de bereikbaarheid van de brandmonden en van de zuigputten te verzekeren. AFDELING III: ONDERHOUDEN EN VEGEN VAN SCHOORSTENEN EN ROOKKANALEN Artikel 44. De gebruikers van een gebouw of van een gedeelte van een gebouw, zijn verplicht ervoor te zorgen dat de schoorstenen en de rookkanalen die zij gebruiken: 1. voortdurend in goede staat onderhouden worden; 2. minstens éénmaal per jaar geveegd worden. AFDELING IV: VERPLICHTINGEN OPGELEGD IN GEVAL VAN BRAND Artikel 45. Diegenen die een brand opmerken moeten dit onmiddellijk mededelen aan de gemeentelijke brandweerdienst of politie. Artikel 46. De bewoners van een gebouw of een gedeelte van een gebouw waar brand uitgebroken is moeten gehoorzamen aan de bevelen van de leider van de reddingsploeg. Diezelfde verplichting geldt voor de bewoners van een gebouw of een gedeelte van gebouw in de buurt van de brandhaard. AFDELING V: BRANDPREVENTIE IN OPENLUCHT Artikel 47. Het afbranden van droge graslanden en haagkanten is verboden op minder dan 100 meter afstand van gebouwen, veldgewassen, bossen e.d. AFDELING VI: STRAFBEPALING Artikel 48. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen voor zover bij wetten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn.
Algemeen
37
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Dit reglement is van toepassing op die woongelegenheden waarin onderdak verstrekt wordt of waarin diverse kamers die niet als zelfstandige woongelegenheid kunnen beschouwd worden, aangeboden of verhuurd worden aan één of meerdere personen, ongeacht de duur van het verblijf, ten kosteloze titel of tegen betaling. Vallen niet onder toepassing van dit reglement: 1. de woongelegenheden waar maximum twee studenten verblijven; 2. de zelfstandige woongelegenheid zijnde een geheel van ruimten die het de bewoners mogelijk maakt zelfstandig te wonen. Een dergelijke woongelegenheid is voorzien van de nodige sanitaire inrichtingen, met name een W.C., een wastafel en minstens een douchecel en kookgelegenheid. De minimumoppervlakte bedraagt 25 m² indien één persoon ze bewoont en 35 m² indien twee personen ze bewonen; 3. de andere inrichtingen waarbij de huisvestingsnormen reeds bij wetten, besluiten en decreten geregeld zijn; 4. de internaten die uitgebaat worden door erkende onderwijsinstellingen, zowel van het vrij als van het Gemeenschapsonderwijs; 5. woongelegenheden uitsluitend voor kloostergemeenschappen van erkende godsdiensten, voor zover deze bewoond zijn door leden van deze gemeenschap; 6. het inwonen van verwanten en aanverwanten tot en met de derde graad, alsook het samenwonen van personen waarvan gekend is dat ze één gezin vormen; 7. de jeugdvakantiehuizen, erkend door de minister van cultuur, en andere inrichtingen en organismen die een menslievend of maatschappelijk doel nastreven en als dusdanig erkend zijn door de heer burgemeester, zoals bepaald in artikel 75, voor zover zij geen erkenning bezitten vanwege de nationale of gewestelijke overheid. Artikel 2. In een studentenhuis mogen enkel personen verblijven die ingeschreven zijn in een erkende dagonderwijsinrichting en die hun domicilie in het gezin van herkomst behouden. Artikel 3. Onverminderd de door de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw vereiste bouwvergunning, is het verboden een woongelegenheid tot het verstrekken van onderdak open te houden zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van de burgemeester. De aanvraag tot het uitbaten moet op straffe van onontvankelijkheid gericht zijn aan de burgemeester en gebeuren bij een ter post aangetekende brief. De hierna volgende bescheiden moeten, op straffe van onontvankelijkheid van de aanvraag, bijgevoegd worden: 1. een plan van de inrichting in tweevoud, met aanduiding van het aantal kamers, deuren, ramen, materialen en de uitrusting van de kamers op een schaal van 1/50; 2. de vermelding van het aantal personen dat men wil huisvesten; 3. een schriftelijke, ondertekende en gedagtekende verklaring van de aanvrager waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de bevoegde diensten steeds de controles mogen verrichten, teneinde te kunnen vaststellen of de woongelegenheid in overeenstemming is en blijft met onderhavige normen; 4. een bewijs van goed zedelijk gedrag voor privé-doeleinden dat sedert minder dan één maand afgegeven werd op naam van de uitbater en van diegene die met het dagelijkse beheer van de woongelegenheid is belast. Artikel 4. De toelating wordt verleend door de burgemeester, na advies van de gemeentelijke commissie "Woongelegenheden tot verstrekken van onderdak en studentenhuizen". Deze commissie is samengesteld uit een afgevaardigde en een vervangende afgevaardigde van de volgende gemeentelijke diensten: politie, brandweer, technische dienst, bevolkingsadministratie en sociale dienst van het O.C.M.W. De vergunning bepaalt het maximum aantal logeergasten dat in de woongelegenheid of het maximum aantal studenten dat in het studentenhuis is toegelaten.
Algemeen
38
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN De eventuele wijzigingen aan het gebouw dat als woongelegenheid tot verstrekking van onderdak of als studentenhuis dient, of wijzigingen aan de indeling ervan, worden door de uitbater onmiddellijk ter kennis gebracht aan de burgemeester. Een nieuwe vergunning, aangepast aan de gewijzigde toestand, kan dan worden afgeleverd overeenkomstig alinea één van dit artikel en met de nodige bouwvergunning. De eventuele weigering van een vergunning gebeurt in een met redenen omklede beslissing. Niemand mag zonder schriftelijke vergunning een woongelegenheid tot verstrekking van onderdak of een studentenhuis houden of openen. Artikel 5. Alle vertrekken moeten goed verlicht en geventileerd worden. In ieder vertrek en in de gangen moet een voldoende kunstverlichting zijn. De slaapvertrekken moeten geventileerd worden door ramen die geopend kunnen worden. De totale raamoppervlakte per vertrek bedraagt minstens 1/7e van de vloeroppervlakte. De onderkant van het raam bevindt zich op maximum 1,20 meter boven de vloer. De vertrekken moeten ten minste 2,20 meter hoog zijn. Artikel 6. Het aantal personen dat in ieder slaapvertrek mag logeren, wordt bepaald per vierkante meter vloeroppervlakte. De min. vloeroppervlakte van een slaapvertrek bedraagt 8 m² voor een éénpersoonskamer. Indien de kamer voorzien is van sanitair en/of kookgelegenheid, moet de vloeroppervlakte van de kamer min. 12 m² bedragen. Voor een meerpersoonskamer wordt een vloeroppervlakte vereist van min. 6,5 m² per persoon. Artikel 7. Elke woongelegenheid of elk studentenhuis moet ter plaatse een verantwoordelijke hebben wiens naam meegedeeld wordt aan de politie. Indien dit de eigenaar is of de hoofdverhuurder die er met zijn gezin woont, moet hij over voldoende afzonderlijke vertrekken beschikken. Artikel 8. Er moet minstens één W.C. zijn per groep of per deel van een groep van zes logeergasten. Wanneer er meer dan tien mannen logeren moet er daarenboven minstens één waterplaats per groep of per deel van een groep van tien mannen voorhanden zijn. Logeren er meer dan tien vrouwen, dan moet elke waterplaats vervangen worden door een W.C.. De vloer en de muren van de W.C.'s dienen uit effen, gladde materialen met volkomen waterdichtheid vervaardigd te zijn. De W.C.'s en de waterplaatsen moeten ten allen tijde uiterst zindelijk worden gehouden. Zij mogen geen rechtstreekse toegang verschaffen tot de woonvertrekken of rechtstreeks in verbinding staan met lokalen waar eten bereid, bewaard of genuttigd wordt tenzij een degelijke afscherming voorzien is. De luchtafvoer moet rechtstreeks naar buiten geschieden. De W.C.'s moeten voorzien zijn van een rechtstreekse waterspoeling, aangesloten op het waterleidingsnet of hydrofooninstallatie. De verwijdering van afvalwaters en drekstoffen moet gebeuren via een ondergrondse aansluiting op het gemeentelijk rioolnet zo dit er is, en bij ontstentenis hiervan in een septische put. Artikel 9. Een woongelegenheid of studentenhuis moet minimaal één lavabo per drie huurders hebben, en één stortbad, zit- of ligbad per tien logeergasten. In elk nieuw of nog te openen studentenhuis of woongelegenheid voor verstrekking van onderdak of bij verbouwing, moet in elke kamer minstens één lavabo ingericht worden. Artikel 10. Alle afvalstoffen moeten in verplaatsbare, goed sluitende recipiënten verzameld worden. Binnen de woongelegenheid of het studentenhuis moeten deze recipiënten in metaal zijn. Artikel 11. De uitbater of zijn verantwoordelijke is ertoe gehouden het studentenhuis of de woongelegenheid steeds uitermate zindelijk te onderhouden. Artikel 12. De uitbater moet aan iedere logeergast een stoel, een afsluitbare kast met sleutel en een bed dat slechts voor hem persoonlijk dient, ter beschikking stellen. Op de kast, in de meerpersoonskamer, moet de naam van de gebruiker vermeld worden. Elk slaapvertrek moet over een tafel beschikken. Artikel 13. In de slaapvertrekken, door verscheidene personen bewoond, is het verboden maaltijden te bereiden. Een ruimte, in verhouding tot het aantal logeergasten, moet als eetzaal en als dagverblijf voorbehouden worden, met een minimumtemperatuur van 20°C. Algemeen
39
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN Woongelegenheden of studentenhuizen met een vergunde bezetting van meer dan tien personen, moeten beschikken over een verblijfsruimte van minimum 1 m²/persoon aan nuttige oppervlakte voor plaatsing van stoelen en tafel(s). Woongelegenheden of studentenhuizen die ingericht zijn met éénpersoonskamers hoeven niet over een eetzaal of dagverblijf te beschikken. Artikel 14. Iedere logeergast moet in het bezit zijn van een sleutel van zijn slaapvertrek. De uitbater of de verantwoordelijke moet eveneens in het bezit zijn van een sleutel van ieder slaapvertrek. De uitbater moet de naam, de voornaam en het nummer van de kamer van iedere logeergast op een goed zichtbare plaats op de deur van het slaapvertrek aanbrengen, behoudens uitdrukkelijk schriftelijk verzet van de logeergast. De uitbater of de verantwoordelijke moet ten alle tijde een lijst kunnen voorleggen met vermelding van de identiteit van elke logeergast en het nummer van de kamer die hij betrekt. Artikel 15. De uitbater of de verantwoordelijke moet op een dubbele kaart de inlichtingen inschrijven of doen inschrijven en zich gedragen naar de bepalingen bepaald bij de wet van 17 december 1963 tot inrichting van de controle op de reizigers in logementen en het K.B. van 20 mei 1965 ter uitvoering van deze wet vastgesteld. Het vertrek van de logeergast moet binnen de 24 uur gemeld worden aan de politie. De uitbater moet een register houden dat de identiteit van de logeergasten en/of studenten vermeldt. Artikel 16. De uitbater of de verantwoordelijke moet aan de burgemeester elk vermoeden bekend maken van ziekten waarvan de aangifte opgelegd wordt door de wetten en reglementen op besmettelijke ziekten, alsook van alle handelingen of toestanden in strijd met de openbare orde, veiligheid en goede zeden. AFDELING II: BRANDBEVEILIGINGSVOORSCHRIFTEN HOOFDSTUK I: ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 17. Algemeen Deze minimale bepalingen zijn van toepassing in de inrichtingen bepaald in artikel 19 en dienen om: 1. het ontstaan van brand te voorkomen; 2. de veiligheid van de personen te verzekeren; 3. de tussenkomst van de brandweer te vergemakkelijken. Artikel 18. Onverminderd de wetten en reglementaire teksten ter zake, zijn onderhavige brandbeveiligingsvoorschriften van deel 2 van toepassing op de woongelegenheden en studentenhuizen met een bezetting van 5 (vijf) of meer logeergasten of studenten. Artikel 19. Indeling van de inrichtingen: in drie categorieën: 1. de lage gebouwen, d.w.z. gebouwen met 1, 2 of 3 bovengrondse bouwlagen; 2. de middelhoge gebouwen, d.w.z. gebouwen met meer dan 3 bovengrondse bouwlagen waarvan de hoogte niet meer dan 25 meter bedraagt; 3. de hoge gebouwen, waarvan de hoogte meer dan 25 meter bedraagt. HOOFDSTUK II: INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN Artikel 20. Inplanting De woongelegenheden tot verstrekking van onderdak en de studentenhuizen moeten van nevenliggende constructies en van gevaarlijke, hinderlijke of ongezonde inrichtingen, cafés, dancings, restaurants en soortgelijke inrichtingen gescheiden worden door wanden met een brandweerstand van tenminste: 1. voor de categorie 1: Rf 1/2 uur; 2. voor de categorie 2 en 3: Rf 1 uur; 3. ofwel moeten ze gebouwd zijn in metselwerk of beton. De deuren in deze wanden moeten Rf 1/2 uur hebben.
Algemeen
40
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN Indien de onderscheiden gebouwen van het complex met elkaar verbonden zijn d.m.v. overdekte doorgangen, zijn hun openingen voorzien van zelfsluitende deuren of van bij brand zelfsluitende deuren met een Rf van 1/2 uur. Artikel 21. Toegangswegen De inrichting is ten allen tijde bereikbaar voor de brandweervoertuigen. In de nabijheid van de inrichting is de opstelling en de bediening van het materieel voor brandbestrijding en redding gemakkelijk uitvoerbaar. HOOFDSTUK III: VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN Artikel 22. Constructieve elementen De constructieve elementen die de stabiliteit van het gebouw verzekeren, zoals kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, vloeren en andere essentiële delen die de draagconstructie van het gebouw vormen, hebben: 1. voor de categorie 1: Rf 1/2 uur; 2. voor de categorie 2 en 3: Rf 1 uur; 3. ofwel moeten ze gebouwd zijn in metselwerk of beton. Indien aan de voorschriften van de vorige paragraaf niet voldaan is, wordt de inrichting uitgerust met een automatische brandmeldinstallatie. Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de constructieve elementen van het dakwerk. Artikel 23. Valse plafonds In de evacuatiewegen van de inrichtingen van de categorie 3 hebben de valse plafonds een stabiliteit bij brand van 1/2 uur. Indien aan bovenvermeld voorschrift niet is voldaan wordt de inrichting uitgerust met een algemene en automatische brandmeldinstallatie. Artikel 24. Binnenwanden De verticale binnenwanden die de appartementen en de kamers begrenzen hebben min. een Rf 1/2 uur of zijn gebouwd in metselwerk of beton. Indien aan bovenvermeld voorschrift niet is voldaan wordt de inrichting uitgerust met een algemene en automatische brandmeldinstallatie. Indien de kamer is uitgerust met een kookgelegenheid moet de toegangsdeur ervan een Rf 1/2 uur hebben. HOOFDSTUK IV: COMPARTIMENTERING Artikel 25. Iedere bouwlaag die geen normaal evacuatieniveau is, vormt één of meer compartimenten. De oppervlakte van één compartiment is kleiner dan 1.250 m². De lengte van een compartiment is de afstand tussen twee punten van het compartiment die het verst van elkaar verwijderd zijn. Zij bedraagt niet meer dan 75 m. Volgende afwijkingen worden toegelaten: 1. bovenvermelde bepalingen gelden niet voor parkeerruimten met verdiepingen; 2. een compartiment kan gevormd worden door twee opeenvolgende verdiepingen met binnentrapverbinding - duplex - indien de gecumuleerde oppervlakte van deze twee verdiepingen niet groter is dan 700 m². Artikel 26. Constructie van de compartimenten De wanden tussen de compartimenten hebben tenminste: 1. voor de categorie 1: Rf 1/2 uur; 2. voor de categorie 2 en 3: Rf 1 uur; 3. ofwel zijn ze gebouwd in metselwerk of beton. De verbinding tussen twee compartimenten is slechts toegelaten door zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren met Rf 1/2 uur. Indien aan bovenvermelde voorschriften niet voldaan is wordt de inrichting uitgerust met een algemene en automatische brandmeldinstallatie. Artikel 27. Overdekte parkeerruimten Onverminderd de voorschriften van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB) moeten de wanden tussen de parkeerruimten en de rest van het gebouw voldoen aan de voorschriften van artikel 26.
Algemeen
41
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN HOOFDSTUK V: EVACUATIE Artikel 28. Algemeenheden De evacuatiewegen worden oordeelkundig verdeeld over het gebouw en moeten een snelle en gemakkelijke ontruiming van de personen toelaten. Elk compartiment heeft minstens twee vluchtmogelijkheden in geval van brand. De eerste vluchtmogelijkheid bestaat in een binnentrap. Aanvaardbare oplossingen voor de tweede vluchtmogelijkheid zijn: 1. voor categorie 1: een tweede binnentrap, een buitentrap, een buitenladder, een opendraaiend venster, indien de kamervloer zich lager bevindt dan 3 m boven de begane grond; 2. voor categorie 2 en 3: een tweede binnentrap, een buitentrap. De af te leggen weg mag nooit groter zijn dan 35 m tot de eerste vluchtmogelijkheid en 60 m tot de tweede mogelijkheid. De lengte van de doorlopende delen van de evacuatiewegen bedraagt niet meer dan 15 m. EVACUATIEWEGEN Artikel 29. Plaats en breedte De vluchtwegen moeten veilig zijn, duidelijk aangegeven en open blijven, de doorgang ervan mag niet worden versperd. De vluchtwegen moeten derwijze worden aangelegd en verdeeld dat zij onafhankelijk van elkaar uitkomen op een straat of op een vrije ruimte die voldoende groot is om zich van het gebouw te kunnen verwijderen en het snel en veilig te kunnen ontruimen. De breedte van de trappen, uitgangswegen, uitgangen en wegen die er naar toe leiden moeten min. 80 cm bedragen. Voor de inrichtingen van de categorieën 2 en 3 moeten de trappen een totale breedte hebben die minstens gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgang van het gebouw te bereiken, vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang en vermenigvuldigd met 2 indien ze stijgen naar de uitgang. Het berekenen van deze breedten moet steunen op de veronderstelling dat, bij het verlaten van het gebouw, alle personen van een verdieping samenkomen op de naburige verdieping en dat deze al ontruimd is als zij er aankomen. Onder deze personen worden niet alleen personeel van de inrichting verstaan maar eveneens de bezoekers, de gasten en de andere personen die deze trappen, uitgangswegen, uitgangen en wegen die er naar toe leiden, moeten gebruiken. Wanneer het aantal van deze personen niet met voldoende benadering kan vastgesteld worden, stelt de uitbater dit aantal onder zijn eigen verantwoordelijkheid vast. Artikel 30. Deuren De deuren in de uitgangswegen die twee uitgangen verbinden, moeten in beide richtingen opendraaien. De draaideuren en draaiplaatjes, zelfs in de binnengelegen uitgangswegen geplaatst, zijn slechts toegelaten als aanvulling van de gewone deuren en doorgangen. Voor zover mogelijk gaan de deuren in de evacuatiewegen open in de vluchtrichting. Artikel 31. Wanden en evacuatiewegen De binnenwanden van evacuatiewegen hebben: 1. voor de categorie 1: Rf 1/2 uur; 2. voor de categorie 2 en 3: Rf 1 uur. Indien voor de inrichting van categorie 1 aan bovenvermelde voorschriften niet voldaan is, wordt de inrichting uitgerust met een algemene en automatische brandmeldinstallatie. OPVATTING VAN NIEUW TE BOUWEN TRAPPEN Artikel 32. Binnentrappen Eventueel nieuw te bouwen trappen zijn langs beide zijden voorzien van een stevige vastgehechte leuning, die zo mogelijk doorloopt op de bordessen. Hun nuttige breedte is min. 80 cm. Voor de trappen met een nuttige breedte kleiner dan 1,20 m is één leuning voldoende. De traparmen zijn recht en de maximale hellingshoek is 37°. De treden zijn voorzien van gesloten stootborden.
Algemeen
42
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN Artikel 33. Buitentrappen 1. Hellingshoek: max. 60°. 2. Aantrede: min. 0,10 m en aangepast aan de hellingshoek om een veilig gebruik te waarborgen. 3. Breedte: min. 0,60 m 4. Optrede: max. 0,20 m 5. Voorzien van stevige leuningen en toegankelijk via een deur en een bordes met een leuning van min. 1 m hoogte. Artikel 34. Binnentraphuizen Elke binnentrap in een inrichting van categorie 2 en 3 dient ommuurd te zijn. Voor deze categorie 2 mogen de muren en toegangsdeuren van de kamers per bouwlaag de ommuring vormen. De binnenwanden van de trappenhuizen hebben: 1. voor categorie 2: Rf 1/2 uur; 2. voor categorie 3: Rf 1 uur; 3. ofwel zijn deze muren gebouwd in metselwerk of beton. De toegang tot deze trappenhuizen geschiedt via deuren met Rf 1/2 uur (voor categorie 2 en 3). Bovenaan elk trappenhuis zit een horizontale, verticale of hellende verluchtingsopening die uitmondt in openlucht, met een doormeter van min. 0,5 m² voor de categorie 3. Het openen ervan gebeurt door de brandweer d.m.v. een manueel te bedienen systeem dat goed zichtbaar geplaatst wordt op het evacuatieniveau. Artikel 35. Buitenladders De buitenladders moeten minstens aan volgende vereisten voldoen: 1. stevig bevestigd, al dan niet opklapbaar; 2. hoogte treden bedraagt max. 30 cm; 3. bovenste trede: minimum 1,50 meter boven het hoogste toegangsniveau tot de ladder. Artikel 36. Signalisatie Aan iedere bouwlaag wordt een volgnummer toegekend: 1. de nummers vormen een ononderbroken reeks; 2. het normale evacuatieniveau is het nummer "0"; 3. de bouwlagen onder het normale evacuatieniveau hebben een negatief nummer; 4. de bouwlagen boven het normale evacuatieniveau hebben een positief nummer. Het nummer van elke bouwlaag wordt aangeduid: 1. leesbaar op binnen- en buitenwand van de bordessen, van de trappen of trappenhuizen; 2. in de liftkooi of duidelijk zichtbaar vanuit de liftkooi, telkens bij stilstand. De plaats van elke uitgang en nooduitgang, evenals de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door de reddingstekens zoals bepaald in het ARAB. De deuren die, in geval van brand, niet door de gasten mogen gebruikt worden, worden gesloten gehouden en voorzien van de duidelijk leesbare vermelding "GEEN UITGANG". Langs de vluchtwegen mogen geen spiegels worden aangebracht op plaatsen waar de gasten zich daardoor zouden kunnen vergissen inzake richting naar trappen en uitgangen.
Algemeen
43
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN HOOFDSTUK VI: BEKLEDING EN WANDVERSIERING Artikel 37. In bestaande inrichtingen moeten bekleding en wandversiering van die aard zijn dat zij niet tot brandvoortplanting en rookontwikkeling kunnen bijdragen. Het gaat hierbij om de vloerbekleding, de wandbekleding en -versiering en de plafondbekleding en versiering. Volgende minimumeisen inzake bekleding en wandversiering worden gesteld:
Technische lokalen Parkeerruimten Liftschachten Machinekamers Collectieve keukens Evacuatiewegen Binnentrappenhuizen Liftkooien
Vloeren
Verticale wanden
Plafonds en valse plafonds
A0
A0
A0
A3
A2
A2
HOOFDSTUK VII: VERWARMING IN LOKALEN EN GASTOEVOERLEIDING Artikel 38. Stookplaatsen Muren, wanden, vloeren en zolderingen van stookplaatsen hebben min. Rf 1 uur. Indien er gebruik wordt gemaakt van vloeibare of gasvormige brandstoffen, moet elke verbinding tussen de stookplaats en het gebouw, en tussen de stookplaats en de brandstofopslagplaats, afgesloten zijn door een deur met Rf 1/2 uur. Deze deuren sluiten automatisch. Ze mogen niet van eender welk toestel voorzien worden dat het mogelijk maakt ze in geopende stand te houden. De stookplaatsen moeten steeds behoorlijk geventileerd zijn. Artikel 39. Verwarmingstoestellen De verwarmingstoestellen moeten voldoende veilig opgevat en opgesteld zijn, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden. De verwarmingstoestellen moeten gebruiksklaar worden gehouden en verbonden zijn met een goed trekkende schoorsteen en derwijze gemaakt dat een volledige en regelmatige afvoer van de verbrandingsgassen verzekerd is. De schoorstenen en rookgangen van de verwarmingstoestellen moeten gebouwd zijn uit onbrandbare materialen en behoorlijk onderhouden worden. De warmtegeneratoren, de schoorstenen en de rookgangen moeten op voldoende afstand van brandbare stoffen en materialen opgesteld zijn of er zodanig van afgezonderd worden dat brandgevaar voorkomen wordt. De warmtegeneratoren met automatisch aansteekmechanisme die vloeibare of een gasvormige brandstof gebruiken, moeten zodanig uitgerust zijn dat de brandstoftoevoer automatisch wordt afgesneden in volgende gevallen: 1. bij het stilvallen van de brander (al dan niet automatisch); 2. bij toevallige uitdoving van de vlam; 3. bij oververhitting of overdruk in de wisselaar; 4. bij onderbreking van de elektrische stroom, voor die warmtegeneratoren die vloeibare brandstoffen gebruiken. De verwarmingsinstallatie met warme lucht moet aan volgende voorwaarden voldoen: 1. de temperatuur van de lucht mag op de verdelingspunten de 80°C niet overschrijden; 2. de aanvoerkanalen van warme lucht moeten volledig uit onbrandbare materialen vervaardigd zijn. In de kamers zijn elektrische verwarmingstoestellen verboden, behalve indien ze een zichtbare elektrische weerstand bevatten. Individuele verwarmingstoestellen van het verbrandingstype zijn verboden. Artikel 40.
Algemeen
Gastoevoerleidingen
44
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN Indien het gebouw waarin de inrichting gelegen is een algemene gastoevoerleiding bezit moet daarop tenminste één handbediende afsluitkraan aangebracht zijn, bij het begin van de leiding in het gebouw en op een behoorlijk aangeduide plaats. Artikel 41. Keuken en eetzalen De keukens en de combinaties keuken-eetzaal zijn begrensd door wanden met een Rf van minstens: 1. voor categorie 1: Rf 1/2 uur; 2. voor categorie 2 en 3: Rf 1 uur; 3. ofwel moeten ze gebouwd zijn in metselwerk of beton. De toegangsdeuren tot de keuken moet Rf 1/2 uur hebben. HOOFDSTUK VIII: UITRUSTING VAN DE INRICHTING Artikel 42. Liften en goederenliften Het geheel van de liften en goederenliften, bestaande uit één of meerdere schachten, is begrensd door wanden met volgende Rf: 1. voor categorie 1: Rf 1/2 uur; 2. voor categorie 2 en 3: Rf 1 uur; 3. ofwel moeten ze gebouwd zijn in metselwerk of beton. Uitzondering wordt gemaakt voor de voorzijde van de liftbordessen en de wanden die deel uitmaken van de gevel. De liftbordesvoorzijde, de deuren inbegrepen, voldoet gedurende een half uur aan de criteria van stabiliteit en vlamdichtheid. Artikel 43. Liften met prioritaire oproep Elke inrichting van categorie 3 wordt bediend door een lift met prioritaire oproep. Deze lift geeft uit op een evacuatieniveau dat gemakkelijk toegankelijk is voor de brandweerdiensten. Bedienen verscheidene liftgroepen éénzelfde compartiment, dan bezit elke liftgroep een prioritaire lift. Aan deze vereiste is voldaan: 1. indien een lift vanaf dit evacuatieniveau alle bovenliggende verdiepingen bedient; 2. indien verscheidene liften vanaf dit evacuatieniveau een gedeelte van de bovenliggende verdiepingen bedienen, op voorwaarde dat het geheel van de liften met prioritaire oproep de toegang tot alle compartimenten van het gebouw mogelijk maakt. Op de liftbordes van het evacuatieniveau is een brandweerschakelaar aangebracht waarmee de voorkeuroproep kan gegeven worden. Deze schakelaar moet in een kastje zijn aangebracht dat voorzien is van een ruitje met opschrift "Brandweer". Buiten de omstandigheden die hun specifiek gebruik noodzakelijk maken, worden de liften met prioritaire oproep normaal gebruikt. Artikel 44. Elektrische installatie voor drijfkracht, verlichting en signalisatie. Alleen elektrische verlichting is toegelaten. Artikel 45. Autonome stroombronnen Het vermogen van de autonome stroombron(nen) is voldoende om de installaties voor melding, waarschuwing en alarmering te voeden. (voor categorie 3 eveneens voor de machines van de liften met prioritaire oproep). Zodra de normale voeding van het net uitvalt, verzeker(t)(en) de autonome stroombron(nen) automatisch en binnen de dertig seconden de werking gedurende 1 uur. Artikel 46. Veiligheidsverlichting De grote gemeenschappelijke lokalen (eetzalen, keukens, vergaderzalen, ontspanningslokalen enz.), evacuatiewegen, bordessen, overlopen en liftkooien, zijn voorzien van een veiligheidsverlichting. Deze moet, zodra de normale verlichting uitvalt, in werking treden binnen de dertig seconden en dit gedurende één uur. MELDING, ALARM EN BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN Artikel 47. Toestellen voor melding, alarm en brandbestrijding Het gebouw is met tenminste één toestel op het openbaar telefoonnet aangesloten. Bij dit toestel zijn de telefoonnummers van de hulpdiensten uitgehangen. Alle inrichtingen zijn uitgerust met installaties voor melding, alarm en brandbestrijding. De territoriaal bevoegde brandweerdienst wordt door de uitbater geraadpleegd voor het bepalen van deze uitrusting. Algemeen
45
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN Het aantal en het type toestellen worden bepaald door het brandrisico. De toestellen worden in voldoende aantal oordeelkundig gespreid, zodat zij elk punt van de instelling kunnen bedienen. De handbediende toestellen moeten gemakkelijk bereikbaar, oordeelkundig geplaatst en degelijk aangeduid zijn. Ze zijn zodanig geplaatst dat zij de circulatie niet hinderen en niet beschadigd en omver gestoten kunnen worden. De eventueel buiten geplaatste toestellen worden tegen alle weersomstandigheden beschut. Artikel 48. Brandmelding Elk toestel dat de verbinding tot stand kan brengen mits menselijke interventie, is voorzien van een bericht over zijn bestemming en gebruiksaanwijzing. Gaat het om een telefoontoestel, dan vermeldt dit bericht het te vormen oproepnummer om de territoriaal bevoegde brandweerdienst te verwittigen, behalve wanneer de verbinding rechtstreeks of automatisch geschiedt. In dit laatste geval, en afgezien van wat voorafgaat, moet de melding van ontdekking of detectie van brand terstond aan de brandweerdiensten bevestigd kunnen worden door middel van een telefoontoestel. Artikel 49. Alarm De alarmseinen of -berichten kunnen door alle betrokken personen opgevangen worden en mogen niet met elkaar noch met andere seinen verward kunnen worden. In de inrichtingen van de categorie 3 veroorzaakt de inwerkingtreding van het alarm de achtereenvolgende terugkeer van de liftkooien van de niet prioritaire liften naar het evacuatieniveau en het stopzetten op dat niveau. Artikel 50. Algemene automatische brandmeldinstallatie Wanneer het onderhavig reglement de automatische brandmeldinstallatie eist, bestaat deze uit een aantal branddetectoren en een centrale. De detectoren worden geplaatst in de kamers, de evacuatieruimten, de technische lokalen, de burelen, de lokalen toegankelijk voor het publiek, de keukens en de bergplaatsen die deel uitmaken van de hotelinrichting. De detectoren worden aangepast aan het brandrisico. Kamers en evacuatiewegen moeten beveiligd worden door rookdetectoren. De centrale is aangepast aan de detectoren en minimaal uitgerust met: 1. een optisch signaal dat de inbedrijfstelling van de installatie aanduidt; 2. een akoestisch waarschuwingssignaal; 3. een optisch waarschuwingssignaal, dat toelaat de plaats waar de brand ontstaan is, te lokaliseren. Dit lokaliseren moet ten minste mogelijk zijn per verdieping; 4. een akoestisch en optisch storingssignaal, dat verschilt van het waarschuwingssignaal bij brand. De centrale wordt gevoed door het openbaar elektriciteitsnet en beveiligd met afzonderlijke zekeringen. In geval het openbaar elektriciteitsnet uitvalt zorgt een secundaire stroombron automatisch voor de voeding van de installatie. BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN Artikel 51. Algemeen De blusinrichtingen bestaan uit al dan niet automatische toestellen of installaties. De snelblussers en muurhaspels dienen voor de eerste interventie, dit wil zeggen dat zij hoofdzakelijk bestemd zijn om gebruikt te worden door het personeel en de bewoners. Artikel 52. De blustoestellen en muurhaspels Voldoen aan de Belgische normen. Het "BENOR" merk waarborgt deze overeenstemming. Artikel 53. De bluswaterbevoorrading Dient voldoende te zijn en wordt vastgesteld in overleg met de bevoegde brandweerdienst.
Algemeen
46
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN HOOFDSTUK IX: ONDERHOUD EN CONTROLE Artikel 54. Algemeen De technische uitvoering van de inrichting wordt in goede staat gehouden. De uitbater laat op zijn verantwoordelijkheid periodiek deze uitrusting door bevoegde personen controleren. De uitbater zorgt ervoor dat de nodige keuringen, onderzoekingen en controles uitgevoerd worden. De data van de controles en de vaststellingen die tijdens deze controles werden gedaan, evenals de instructies voor het personeel, worden in een notitieboekje ingeschreven; dit wordt ter beschikking gehouden van de burgemeester of zijn afgevaardigde. PERIODIEKE CONTROLES Artikel 55. Liften en goederenliften Liften en goederenliften worden gekeurd en onderzocht zoals voorgeschreven in titel 2, hoofdstuk 1, afdeling II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB). Artikel 56. Elektrische installaties voor drijfkracht, verlichting, signalisatie en veiligheidsverlichting De elektrische installaties voor drijfkracht, verlichting en signalisatie beantwoorden al naar gelang het geval aan de voorschriften van afdeling 1, hoofdstuk 1 van titel III van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installatie (AREI), of aan de voorschriften van het Technisch Reglement (5TR) zoals aangenomen door het Belgisch Elektro-Technisch Comité (BEC). Artikel 57. Installaties voor verwarming of klimaatregeling Onverminderd de bepalingen van het K.B. van 6.1.1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste en vloeibare brandstoffen, worden eens per jaar de installaties voor centrale verwarming en centrale klimaatregeling nagezien door een bevoegd technicus. De afvoerkanalen voor rook- en verbrandingsgassen worden steeds in goede staat gehouden. Artikel 58. Installaties gevoed met brandbaar gas Onverminderd de bepalingen van het K.B. van 21 oktober 1968 betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar gemaakt handelspropaan, handelsbutaan of mengsels daarvan in vaste ongekoelde houders, worden deze onderzocht, voor de inbedrijfstelling van een nieuwe of gedeeltelijk vernieuwde installatie, volgens de voorschriften van de Belgische normen en de regels van goede praktijk. Voormelde onderzoekingen worden uitgevoerd door een daartoe uitgerust organisme of door de gasleverancier. De uitslagen ervan worden in een proces-verbaal opgetekend. De nieuw geplaatste gebruikstoestellen worden voor hun ingebruikname getest door een bevoegd installateur, die de goede werking ervan nagaat. Artikel 59. Melding en alarm Jaarlijks worden de elektrische meldings- en alarminstallaties, andere dan de gewone telefoonlijnen nagezien door een bevoegd organisme. Artikel 60. Algemene automatische brandmeldinstallaties Deze installatie wordt jaarlijks nagezien en onderhouden door een bevoegd organisme of installateur. Artikel 61. Brandbestrijdingstoestellen De uitbater draagt er zorg voor dat de brandbestrijdingstoestellen jaarlijks nagezien en onderhouden worden. Artikel 62. Filters en kokers van dampkappen De uitbater draagt er zorg voor dat de filters en kokers van de dampkappen periodiek onderhouden worden. Artikel 63. Deuren en verluchtingsopeningen De uitbater draagt er zorg voor dat de deuren, luiken en ventilatieopeningen voorgeschreven in onderhavig reglement jaarlijks nagezien en onderhouden worden.
Algemeen
47
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN HOOFDSTUK X: UITBATINGSVOORSCHRIFTEN Artikel 64. Algemeen Buiten hetgeen voorgeschreven is door onderhavige reglementering, neemt de uitbater alle nodige maatregelen om de personen, aanwezig in de inrichting, te beschermen tegen brand, ontploffing en paniek. Artikel 65. Deuren De uitbater waakt over de goede werking van de zelfsluitende deuren en de bij brand zelfsluitende deuren. Artikel 66. Kooktoestellen en maaltijdverwarmers Kooktoestellen en maaltijdverwarmers zijn ver genoeg verwijderd en geïsoleerd van alle ontvlambare materialen. Artikel 67. Voorlichting van het personeel en de gasten inzake brandpreventie. De verantwoordelijke van de inrichting moet op de hoogte zijn van: 1. de detectie, de melding, de waarschuwing en het alarm; 2. de te nemen schikkingen om de veiligheid van de personen te verzekeren; 3. het bestaan van de brandbestrijdingsmiddelen. Een inlichtingsnota, bestemd voor de gasten, moet de nodige aanbevelingen inzake brandpreventie bevatten. Artikel 68. Gasinstallaties De onontbeerlijke voorzorgen zijn genomen om gaslekken te voorkomen. Verplaatsbare recipiënten voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen zijn verboden in het gebouw. Artikel 69. Opslagplaatsen voor brandstoffen Opslagplaatsen van vloeibare brandstoffen of van vloeibaar gemaakte petroleumgassen zijn niet toegankelijk voor de gasten. Artikel 70. Allerlei De uitbater zorgt ervoor dat onbevoegde personen geen toegang hebben tot de technische lokalen en doorgangen. Dat verbod wordt op alle nuttige plaatsen aangeduid. De toegang tot de ondergrondse parkeergarages is verboden voor voertuigen uitgerust met een L.P.G.-installatie. Dat verbod wordt aan de ingang van de parkeergarage aangeduid. Artikel 71. Veiligheidsrichtlijnen en plannen In de ingang moet een plan van de inrichting aanwezig zijn, bedoeld om de hulpdiensten in te lichten, dat de plaats aanduidt van: 1. de trappen en de evacuatiewegen; 2. de beschikbare brandbestrijdingsmiddelen; 3. in voorkomend geval, het stopmechanisme van het ventilatiesysteem; 4. de stookplaatsen; 5. in voorkomend geval, de ligging van de installaties en lokalen die een bijzonder risico inhouden. Op elke bouwlaag wordt een vereenvoudigd oriëntatieplan nabij de toegang aangebracht. In elke kamer moet duidelijk worden aangegeven hoe te handelen in geval van brand. Deze instructies zijn opgesteld in het Nederlands, alsook in de taal van de logeergast. (zie bijlage 1). AFDELING III: OVERGANGS-, OPHEFFINGSBEPALINGEN Artikel 72. De bestaande woongelegenheden tot verstrekking van onderdak en studentenhuizen moeten, 30 dagen na bekendmaking van deze verordening, voldoen aan de bepalingen ervan, met uitzondering van II. BRANDBEVEILIGINGSVOORSCHRIFTEN, omvattende de artikelen 17 tot en met 71, die, ten titel van afwijking, van toepassing worden één jaar na de bekendmaking van deze verordening. De nog te openen woongelegenheden tot verstrekking van onderdak en studentenhuizen dienen aan al de bepalingen van de nieuwe verordening te voldoen.
Algemeen
48
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN Artikel 73. Onder bestaande woongelegenheden tot verstrekking van onderdak en studentenhuizen worden verstaan: 1. de woongelegenheden tot verstrekking van onderdak die een vergunning hebben; 2. de studentenhuizen die als dusdanig worden uitgebaat, op het ogenblik van het van kracht worden van deze verordening. Dienen voor de toepassing van onderhavige verordening beschouwd als "nog te openen woongelegenheid tot verstrekking van onderdak of studentenhuis" elk nieuw studentenhuis en elke nieuwe woongelegenheid tot verstrekking van onderdak, alsook elk bestaand studentenhuis of elke bestaande woongelegenheid tot verstrekking van onderdak, die wordt overgenomen door een andere uitbater of die, hoe dan ook, van eigenaar verandert. AFDELING IV: SLOTBEPALINGEN Artikel 74. Onverminderd de bepalingen van de verordening, blijven de voorschriften vervat in de desbetreffende wetten, besluiten en decreten van toepassing. Artikel 75. De burgemeester kan bij wijze van uitzondering, na advies van de gemeentelijke commissie "Woongelegenheden tot verstrekken van onderdak en studentenhuizen", gemotiveerde afwijkingen op deze verordening toestaan. Hij kan, onder dezelfde voorwaarden, bijkomende maatregelen voorschrijven. Van de afwijkingen of bijkomende maatregelen wordt melding gemaakt in de vergunning. Artikel 76. De logementen en studentenhuizen die niet beantwoorden aan de bepalingen van deze verordening, worden bij besluit van de burgemeester gesloten, na advies van de gemeentelijke commissie "Woongelegenheden tot verstrekken van onderdak en studentenhuizen". Artikel 77. De tekst van deze verordening moet door de uitbater of zijn verantwoordelijke aangeplakt worden op een goed zichtbare plaats in de gangen of plaatsen die toegang geven tot de door de logeergasten gebruikte vertrekken. Artikel 78. De burgemeester, de commissie, de politiediensten en de gemeentelijke brandweer houden toezicht en controle op de uitvoering van de bepalingen van deze verordening. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden gestraft met politiestraffen, voor zover bij wetten, decreten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen geen andere straffen bepaald zijn. BIJLAGE 1 RICHTLIJNEN VOOR DE VERBLIJVENDEN 1. Rook niet in bed en gooi geen sigarettenpeukjes in de papier- of afvalbak of uit het raam. 2. Raak niet aan de elektrische installaties om ze te wijzigen of aan te passen, zonder uitdrukkelijke toelating van de uitbater. 3. Gebruik geen voorwerpen of vloeistoffen die een brandgevaar of een ontploffingsgevaar inhouden. 4. In de kamers is het verboden te koken op toestellen, vreemd aan de inrichting. 5. Droog geen was op de verwarmingstoestellen. 6. Gebruik nooit kaarsen of dergelijke als hulpverlichting of feestverlichting. 7. Verken de evacuatiewegen in de nabijheid van uw kamer. 8. Maak geen ongepast gebruik (misbruik) van de brandbestrijdingsmiddelen. WAT TE DOEN BIJ BRAND 1. Bij het uitbreken van brand wordt u met behulp van een speciale installatie gewaarschuwd. 2. Wanneer u zelf brand of rookontwikkeling opmerkt, waarschuw onmiddellijk de uitbater of zijn plaatsvervanger; alarmeer de andere verblijvenden. 3. Verlaat meteen uw kamer, doe de deur dicht en begeef u via de kortste weg naar de uitgang of nooduitgang. 4. Telefoneer nummer 100 (Brandweer) en meld de juiste plaats en aard van het onheil. 5. Volg de aanwijzingen van de uitbater of het personeel. Algemeen
49
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT OP WOONGELEGENHEDEN TOT HET VERSTREKKEN VAN ONDERDAK EN OP DE STUDENTENHUIZEN 6. Indien mogelijk, blus de brand met de aanwezige blusmiddelen. 7. Om de ademhalingswegen te beschermen, raden wij u aan om een natte doek voor uw neus en mond te houden. De meest frisse lucht bevindt zich tegen de grond en de rook hangt in de bovenste deel van de vluchtwegen. 8. Maak geen gebruik van liften, die kunnen geblokkeerd geraken in geval van brand. 9. Vermijd de gangen waar veel rook is en begeef u onmiddellijk naar de uitgang of de nooduitgang. 10. Verzamel u voor het gebouw.
Algemeen
50
DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT OP TIJDELIJKE VERBLIJFSACCOMMODATIE IN HET KADER VAN SEIZOENARBEID DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT OP TIJDELIJKE VERBLIJFSACCOMMODATIE IN HET KADER VAN SEIZOENARBEID AFDELING I: TOEPASSINGSGEBIED - VERGUNNING - INSCHRIJVING - ALGEMENE VOORSCHRIFTEN HOODSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de installaties - zowel tijdelijke constructies als een permanent gebouw - die bij gelegenheid worden gebruikt tussen 1 april en 1 november voor huisvesting van seizoenarbeiders op of bij een fruitteeltbedrijf waar ze tewerkgesteld worden. Indien voorgaande elementen niet vervuld zijn en de accommodatie meer dan 6 maanden per jaar gebruik wordt voor het bieden van onderdak, is het politiereglement op woongelegenheid tot het verstrekken van onderdak en op de studentenhuizen van kracht. HOODSTUK II: VERGUNNING Artikel 2. 1. Onder uitbater in dit reglement wordt verstaan, iedere fruitteler die verblijfsaccommodatie ter beschikking stelt van seizoenarbeiders die hij in zijn bedrijf tewerkstelt. Het verblijf in zulke inrichting kan in geen geval aanleiding geven tot domiciliëring op dit adres. 2. Iedere uitbater van een inrichting zoals bedoeld in artikel 1 van deze verordening, dient voorafgaand aan de ingebruikneming van zijn voorziening, in het bezit te zijn van een vergunning die de burgemeester verleent. De burgemeester zal op zijn beurt het advies inwinnen van de bevoegde diensten (o.a. brandweer, politie, ...). Deze verordening ontslaat de uitbater niet van de wettelijke beschikkingen op het vlak van stedenbouw en de ruimtelijke ordening. De inrichting moet dus binnen een stedenbouwkundige vergunning gerealiseerd worden. 3. Bij de aanvraag van de vergunning voor tijdelijke huisvesting dienen volgende documenten gevoegd: a. een uittreksel uit het kadastraal plan met aanduiding van het perceel of de inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft; b. een beschrijving van de aard van de inrichting met beschrijving van de gebouwen en installaties; een nauwkeurige tekening van de op te richten of de plaatsen accommodatie, met aanduiding van hoogte, breedte en lengte; de aard van de materialen en de afstand t.o.v. de voorliggende weg en aangrenzende eigendom; ingevolge het K.B. van 16.12.1971 betreffende werkzaamheden en handelingen van geringe omvang; c. een inlichtingendossier met alle gegevens betreffende: 2. het maximum aantal seizoenarbeiders dat van de inrichting gebruik kan maken; 3. het type van sanitair met opgave van het aantal voorzieningen; 4. de brandbeveiligingsmiddelen; 5. de elektriciteitsvoorziening; d. foto's van het perceel en van de omgeving. 4. Indien de gegevens die deel uitmaken van de vergunningsaanvraag wijzigen, dient er een nieuwe vergunning aangevraagd te worden, bestaande uit de documenten zoals omschreven in artikel 2 punt 3. 5. De uitbater moet bewijzen dat hij in de tuinbouwsector actief is. HOOFDSTUK III: INSCHRIJVINGEN Artikel 3. De uitbater draagt er zorg voor dat elke persoon van vreemde nationaliteit die van zijn inrichting gebruik maakt zich binnen de 5 werkdagen na aankomst aanmeldt bij het gemeentebestuur: 1. met een geldig identiteitsbewijs; 2. met een tewerkstellingsattest (bijlage 19 bis) om de aanwezigheid als seizoenarbeider te signaleren, zodat bijlage 22 verstrekt kan worden (daarvoor dienen 3 pasfoto's meegebracht te worden). De uitbater bezorgt het Gemeentebestuur - binnen de 5 werkdagen na elke wijziging van verblijvenden in zijn accommodatie een lijst van al de personen die van zijn inrichting gebruik maken, met aanduiding van de periode dat elk van hen vermoedelijk zal verblijven.
Algemeen
51
DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT OP TIJDELIJKE VERBLIJFSACCOMMODATIE IN HET KADER VAN SEIZOENARBEID HOOFDSTUK IV: ALGEMENE VOORSCHRIFTEN Artikel 4. aangevoerd.
De uitbater staat in voor drinkwater en zorgt ervoor dat dit in voldoende mate wordt
Artikel 5. Er wordt een regelmatige en voldoende afvoer van afval allerhande georganiseerd. De uitbater dient de gebouwen uit te rusten met afvalemmers met deksel. De uitbater dient een voldoende ruime en gesloten container te plaatsen voor de verzameling van het dagelijks huisvuil. Artikel 6. De uitbater dient een verzekering af te sluiten tot dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voor alle schade aan derden berokkend door hemzelf of door zijn aangestelden. AFDELING II: SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR INRICHTINGEN BESTEMD VOOR TIJDELIJKE HUISVESTING VAN SEIZOENARBEIDERS Artikel 7. Verwarmingstoestellen en kooktoestellen De verwarmingstoestellen moeten beantwoorden aan de voorschriften van de bestaande reglementeringen en normen. Ze moeten geplaatst worden volgens de regels van goed vakmanschap en steeds in goede staat van werking en onderhoud verkeren, zodat ze voldoende veiligheid verzekeren. Houders met vloeibaar gemaakte petroleumgassen zijn binnen de gebouwen of de wooncontainers niet toegelaten. De flessen worden zodanig opgesteld dat ze stabiel staan, beschermd zijn tegen zonnestraling, en niet bereikbaar zijn voor onbevoegden. Artikel 8. Slaapruimten De slaapruimten mogen niet gelegen zijn in kelderverdiepingen. De slaapruimte voldoet aan de onderstaande eisen: 1. elke slaapruimte heeft een minimaal volume van 4m² per persoon en een minimum oppervlakte van 4 m²per persoon; 2. de evacuatieweg heeft een minimumbreedte van 0,8 m; 3. de tussenruimte tussen twee stapelbedden moet minimum 0,8 m bedragen; 4. het is verboden te roken op de slaapzalen. Het verbod wordt kenbaar gemaakt door het overeenkomstig pictogram met vermelding "verboden te roken". Artikel 9. Sanitair De uitbater zorgt ervoor dat er minstens 1 overdekt en degelijk verlucht toilet beschikbaar is. De wasplaats is overdekt, voldoende ruim, degelijk, hygiënisch en voorzien van stromend water en degelijke afvoer. (cfr. de artikels 8 en 9 van de bestaande verordening op woongelegenheden tot het verstrekken van onderdak). Artikel 10. Brandveiligheid Elke vergunning is onderworpen aan het advies van de Brandweer (artikels 17 tot 53 en art. 56 van de brandweervoorschriften). Artikel 11. Medische voorzieningen De uitbater zorgt ervoor dat een EHBO-kist aanwezig is, uitgerust met de noodzakelijke eerstehulpmiddelen. AFDELING III: AFWIJKINGEN EN STRAFBEPALING Artikel 12. De burgemeester kan, na raadpleging van de bevoegde diensten, afwijkingen toestaan op onderhavig politiereglement. Hij kan onder dezelfde voorwaarden bijkomende maatregelen uitschrijven. Hij kan eveneens, onder dezelfde voorwaarden, de sluiting van de instelling bevelen. Artikel 13. De burgemeester of zijn afgevaardigde, de politiediensten en de bevoegde brandweerdienst houden toezicht en controle op de uitvoering van dit reglement. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen, voor zover bij wetten en decreten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn. Algemeen
52
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN (goedgekeurd door de gemeenteraad van Sint-Truiden op 20 oktober 2003) AFDELING I: ALGEMEEN Artikel 1. Doel Dit reglement bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van horecazaken en gelijkaardige inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, toepassingsgebied, moeten voldoen om: 1. het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen; 2. de veiligheid van de aanwezigen te waarborgen; 3. preventief het ingrijpen van de brandweer te vergemakkelijken. Artikel 2. Toepassingsgebied Deze reglementering is van toepassing op alle horecazaken en gelijkaardige inrichtingen waar gelegenheid is tot consumptie van eten of drinken door bezoekers. Onder horecazaken en gelijkaardige inrichtingen worden verstaan: zalen, parochiezalen, dansgelegenheden, cafés, restaurants, verbruikszalen, drankgelegenheden, tavernen, frituren, kantines, feestzalen, enz. Onverminderd de voorschriften van andere reglementeringen die van toepassing kunnen zijn, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing op alle gebouwen, lokalen of plaatsen waar het publiek kosteloos, tegen betaling of op vertoon van een lidmaatschapskaart toegang heeft. Deze gebouwen, lokalen of plaatsen worden hierna aangeduid met de term “de inrichting”. Deze bepalingen, behoudens de constructieve voorschriften vervat in art 9 t.e.m art 12, zijn eveneens van toepassing op tijdelijke inrichtingen zoals schoolfeesten, jeugdfuiven e.d. die worden gehouden in andere inrichtingen als hierboven bedoeld. Deze bepalingen zijn evenwel niet van toepassing op specifieke inrichtingen van tijdelijke aard zoals kermisinrichtingen. Artikel 3. Terminologie 1. Voor de terminologie wordt verwezen naar bijlage 1 van het KB van 07.07.94 gewijzigd bij KB van 19.12.97 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. 2. Onder netto-vloeroppervlakte van de inrichting wordt verstaan de oppervlakte toegankelijk voor het publiek, verminderd met de oppervlakte van de tapkasten, podiums, vestiaires en sanitair. Artikel 4. Bepaling van het aantal toegelaten personen Het aantal toegelaten personen wordt bepaald aan de hand van volgende criteria: • de netto-vloeroppervlakte van de inrichting • het aantal uitgangen • de nuttige breedte van uitgangen en evacuatiewegen 1. Op basis van de netto-vloeroppervlakte Het aantal toegelaten personen bedraagt: • voor inrichtingen voorzien van tafels en stoelen (of ander los meubilair) 1,5 personen per m² netto-vloeroppervlakte. Dit aantal wordt naar het juist hoger geheel getal afgerond; • voor inrichtingen zonder tafels of stoelen 3 personen per m² netto –vloeroppervlakte; • voor inrichtingen waar de bezoekers uitsluitend gebruik maken van zitplaatsen, zoals verbruiksalons en restaurants, is het toegelaten aantal aanwezigen gelijk aan het aantal zitplaatsen; • voor inrichtingen voor gemengd gebruik, waarbij het gedeelte zonder tafels en stoelen minder dan 20m² bedraagt, wordt het maximaal aantal toegelaten aanwezigen vastgesteld op 1,5 personen per m² voor de totale netto-vloeroppervlakte. Dit aantal wordt naar het juist hoger geheel getal afgerond; • voor inrichtingen voor gemengd gebruik, waarbij het gedeelte zonder tafels en stoelen meer dan 20m² bedraagt, wordt het maximaal aantal toegelaten aanwezigen vastgesteld op 3
Algemeen
53
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN personen per m² voor het gedeelte zonder tafels en stoelen en 1,5 personen per m² voor het gedeelte met tafels en stoelen. Dit aantal wordt naar het juist hoger geheel getal afgerond. 2. Op basis van het aantal uitgangen Het aantal toegelaten personen is kleiner of gelijk aan de bezetting die, overeenkomstig artikel 8.1 van dit reglement , overeenstemt met het aantal uitgangen. 3. Op basis van de nuttige breedte van uitgangen en evacuatiewegen De uitgangswegen, uitgangen en deuren moeten een totale nuttige breedte hebben die tenminste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgangen van het gebouw te bereiken. De trappen moeten een totale nuttige breedte hebben die tenminste gelijk is, in centimeters, aan dat getal vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang en vermenigvuldigd met 2 indien ze ernaar opstijgen. De nuttige breedte van een uitgang of evacuatieweg bedraagt tenminste 0,8m. De vrije hoogte moet minstens 2m bedragen. 4. Het kleinste getal uit voorgaande berekeningen wordt aangenomen als het maximum aantal toegelaten personen tot de inrichting. Het maximaal aantal toegelaten personen wordt expliciet vermeld in de exploitatievergunning. Het maximum aantal toegelaten personen moet in elke inrichting worden aangeduid op een bordje dat, duidelijk leesbaar en goed zichtbaar, bij de ingang(en) wordt aangebracht. De exploitant en eventuele organisatoren zullen maatregelen (oa. beperking aantal toegangskaarten, telsysteem, ...) nemen om overschrijding van dit aantal te voorkomen. Het aantal toegelaten personen moet eveneens uitdrukkelijk vermeld worden in de verhuurcontracten. Artikel 5. Procedure Bij elke wijziging van exploitatie of exploitant, bij transformatie- of renovatiewerken, vernieuwing van de binneninrichting, bij wijziging van de netto-vloeroppervlakte, bij bestemmingswijziging en bij elke wijziging die de brandveiligheid kan beïnvloeden, dient voorafgaandelijk een brandveiligheidverslag aangevraagd bij de Burgemeester. De aanvraag voor het brandveiligheidverslag moet minstens 4 weken voor de openingsdatum schriftelijk bij de burgemeester ingediend worden. Het openhouden, openen of heropenen van inrichtingen vermeld onder artikel 2 van deze reglementering is onderworpen aan een brandweervergunning te verlenen door de burgemeester, na verslag van de territoriaal bevoegde brandweerdienst. Deze toelating is steeds herzienbaar. 1. De brandweervergunning bedoeld in artikel 5 kan slechts worden verleend indien voldaan wordt aan de specifieke normen inzake brandveiligheid zoals bepaald in dit reglement. De inachtneming van deze normen wordt vastgesteld door een brandweervergunning volgens het model in bijlage 1 van dit reglement. 2. De inachtneming van de toegestane afwijkingen en de inachtneming van de bepalingen vervat in het politiereglement waarvan niet afgeweken wordt, worden vastgesteld door een brandweervergunning waarvan het model in bijlage 2 van dit reglement wordt gevoegd. Het brandveiligheidverslag omvat : 1. de controle van de normen vervat in bijlage 1 van dit reglement met uitzondering van de normen waarvoor een afwijking werd toegestaan; 2. de controle van de eventueel aanvullende normen die bij afwijkingsbeslissing werden bepaald. AFDELING II: INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN Artikel 6. 1. De toegangswegen tot de inrichting worden bepaald in akkoord met de brandweer volgens de leidraad van de basisnormen.
Algemeen
54
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN 2. Bijgebouwen, uitspringende daken, luifels, uitkragende delen of andere dergelijke toevoegingen zijn enkel toegelaten indien daardoor noch de evacuatie, noch de veiligheid van de personen, noch de actie van de brandweer in het gedrang komen. AFDELING III: COMPARTIMENTERING EN EVACUATIE Artikel 7. Algemeen De inrichting vormt minstens één compartiment. In functie van de bezetting en de configuratie van de inrichting kan door de brandweer het aantal compartimenten verhoogd worden. De inrichting dient gecompartimenteerd te zijn van woongedeelten met overnachtingsmogelijkheden, ongeacht of deze in gebruik zijn door de uitbater en/of door derden. Hiervan kan enkel worden afgeweken voor overnachtingsmogelijkheid ten behoeve van de uitbater voor zover het een bestaande zaak is en de inrichting voorzien wordt van een algemene en automatische branddetectieinstallatie . Artikel 8. Evacuatie van de compartimenten 1. Aantal uitgangen Elk compartiment heeft minimum: • één uitgang indien de maximale bezetting minder dan 100 personen bedraagt; • twee uitgangen indien de maximale bezetting 100 of meer dan 100 en minder dan 500 personen bedraagt; • 2 + n uitgangen waarbij "n" het geheel getal is onmiddellijk groter dan de deling door 1000 van de maximale bezetting van het compartiment, indien de bezetting 500 of meer dan 500 personen bedraagt. Het minimum aantal uitgangen kan door de brandweer verhoogd worden in functie van de maximale bezetting en/of de configuratie van de lokalen. Het aantal uitgangen van bouwlagen en lokalen wordt bepaald zoals voor de compartimenten. Indien een deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen gebruikt wordt als privé lokalen voor de exploitant mag een uitgang van de inrichting ook dienst doen als uitgang van dit privé gedeelte. Indien een deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen gebruikt wordt als privé lokalen voor derden, is voor dit gedeelte een afzonderlijke uitgang vereist. 2. De uitgangen De uitgangen zijn zoveel mogelijk gelegen in tegenovergestelde zones van het compartiment. De evacuatiewegen moeten zodanig verdeeld zijn dat ze onafhankelijk van elkaar uitkomen op de openbare weg of op een voldoende grote vrije ruimte om zich veilig van het gebouw te kunnen verwijderen. De aanwezigen moeten het gebouw snel en veilig kunnen ontruimen. AFDELING IV: VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN Artikel 9. Structurele elementen De structurele elementen (kolommen, dragende wanden, balken, vloeren,…) van de inrichting dienen een weerstand tegen brand te bezitten overeenkomstig onderstaande tabel of zijn gebouwd in metselwerk en beton. Indien de inrichting deel uitmaakt van een groter geheel dienen de structurele elementen van de onderliggende bouwlagen eveneens te voldoen aan de gestelde eisen.
aantal bouwlagen van het gebouw 1 2/3 >3
Algemeen
Structuur van de inrichting en onderliggende bouwlagen bovengrondse structuur Dakstructuur ondergrondse structuur ** n.v.t. 1/2 h 1h
n.v.t. 1/2 h* 1/2 h*
1h 1h 1h
55
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN * Dit voorschrift is niet van toepassing indien het dak aan de binnenkant beschermd is door een bouwelement met weerstand tegen brand 1/2 h. ** Met inbegrip van de vloer van het laagste evacuatieniveau. De brandweer kan bijkomende eisen stellen aan de weerstand tegen brand van de structurele elementen. Artikel 10. Plafonds en valse plafonds ( bij vernieuwing) 1. In de evacuatiewegen en in de voor het publiek toegankelijke lokalen hebben de valse plafonds een stabiliteit bij brand van 1/2 h. 2. De ruimte tussen het plafond en het vals plafond wordt onderbroken door de verlenging van alle verticale wanden die ten minste een weerstand tegen brand 1/2 h bezitten. AFDELING V: VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSTRUCTIE VAN COMPARTIMENTEN, TRAPPEN EN EVACUATIEWEGEN Artikel 11. Compartimenten De wanden tussen compartimenten hebben ten minste de brandweerstand van de structurele elementen met een minimum van 1/2h. De verbindingsdeuren zijn zelfsluitend of zelfsluitend bij brand en hebben Rf 1/2h. Artikel 12. Trappen 1. Trappenhuizen De trappen die verscheidene compartimenten verbinden zijn omsloten. De binnenwanden van de trappenhuizen hebben minstens de vereiste Rf van de structurele elementen. Hun buitenwanden mogen beglaasd zijn indien deze openingen over tenminste 1 m zijdelings afgezet zijn met een element dat een vlamdichtheid heeft van 1/2h. De trappenhuizen moeten toegang geven tot een evacuatieniveau. Op iedere bouwlaag wordt de verbinding tussen het compartiment en het trappenhuis verzekerd door een zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deur met Rf 1/2h die opendraait in de vluchtzin. Op een evacuatieniveau leidt iedere trap naar buiten, hetzij rechtstreeks, hetzij via een evacuatieweg die beantwoordt aan de voorschriften van artikel 13. De nieuw te bouwen trappen gelegen in een trappenhuis bezitten evenals de overlopen een stabiliteit bij brand van 1/2 h of zijn van dezelfde opvatting van constructie als een betonplaat met een weerstand tegen brand van 1/2 h. Bovenaan de trappenhuizen moeten rookluiken met een doorsnede van minimum 1m² aangebracht worden, te bedienen van op de gelijkvloerse verdieping. 2. Trappen De trappen van de inrichting hebben de volgende kenmerken: • zij zijn aan beide zijden uitgerust met leuningen. Voor de trappen met een nuttige breedte, kleiner dan 1,20 m, is één leuning voldoende, voor zover er geen gevaar is voor het vallen; • de aantrede van de treden is in elk punt tenminste 0,20 m; • de optrede van de treden mag niet meer dan 18 cm bedragen; • hun helling mag niet meer dan 75% bedragen (maximaal hellingshoek 37°); • zij zijn van het “rechte" type. Maar “wenteltrappen” worden toegestaan zo ze verdreven treden hebben en zo hun treden, naast de vereisten van voorgaande punten , ten minste 24 cm aantrede hebben op de looplijn. De minimum aantrede over de gehele trapbreedte bedraagt minstens 0,20m; • De treden moeten slipvrij zijn. Artikel 13. Evacuatiewegen en vluchtterrassen 1. De evacuatiewegen worden oordeelkundig verdeeld over de inrichting en moeten een snelle en gemakkelijke ontruiming van de personen mogelijk maken. 2. De binnenwanden van de evacuatiewegen hebben minstens de weerstand tegen brand van de structurele elementen. Hun buitenwanden mogen beglaasd zijn indien deze beglaasde delen minimum 1 m verwijderd zijn van beglaasde delen van andere buitenwanden.
Algemeen
56
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN 3. De deuren in de evacuatiewegen mogen geen vergrendeling bezitten die de evacuatie kan belemmeren. De af te leggen afstand van op elk punt van de inrichting of compartiment tot aan de dichtstbijzijnde uitgang bedraagt maximaal 20m (30m als er minstens 2 uitgangen aanwezig zijn). Indien de uitgang uitgeeft op een evacuatieweg bedraagt de maximale af te leggen weg 45m tot in de open lucht of tot het dichtstbijzijnde trappenhuis. De lengte van doodlopende evacuatiewegen mag niet meer dan 15m bedragen. In functie van de bezetting en de configuratie van de inrichting kunnen door de brandweer deze maximaal af te leggen afstanden gereduceerd worden. De uitgangen zijn zoveel mogelijk gelegen in tegenovergestelde zones van het compartiment. Op een evacuatieniveau mogen geen uitstalramen van bouwdelen met een commerciële functie, die geen weerstand tegen brand van 1/2 h hebben, uitgeven op de evacuatieweg die de uitgangen van andere bouwdelen verbindt met de openbare weg, met uitzondering van de laatste 3 m van deze evacuatieweg. 4. De borstweringen aan de overlopen van de trappen en de bordessen moeten minstens 100 cm hoog zijn. Bij nieuwbouw of vernieuwing moeten de borstweringen 120 cm hoog zijn. Het geheel van de borstwering en de trapleuning moet zo ontworpen worden dat er nergens een opening is waar een bol met een middellijn van 100 mm door kan. 5. Draaizin van uitgangsdeuren De deuren die gelegen zijn in de evacuatiewegen kunnen gemakkelijk geopend worden en draaien in de richting van de uitgang ofwel in beide richtingen. • Voor inrichtingen waarvan de capaciteit maximum 49 personen bedraagt, mag de deur naar binnen draaien. • Voor inrichtingen met een capaciteit van meer dan 49 en minder dan 100 personen moet ten minste één uitgangsdeur in beide richtingen ofwel in de richting van de uitgang opendraaien. • Voor inrichtingen met een capaciteit vanaf 100 personen moeten alle uitgangsdeuren in beide richtingen ofwel in de richting van de uitgang opendraaien. De buitendeuren die rechtstreeks op de openbare weg uitgeven, mogen niet buiten de rooilijn komen. Indien deze deuren noodzakelijkerwijze naar binnen draaien dienen zij te kunnen openslaan tegen een vast gedeelte van het gebouw en er stevig aan bevestigd worden. Gedurende de openingsuren zijn deze deuren in geopende stand vastgezet. Draaideuren (molen) en draaipaaltjes zijn in de evacuatiewegen en uitgangen verboden. Het gebruik van sleutelkastjes is verboden. 6. Het publiek moet alle uitgangen kunnen gebruiken. 7. De evacuatiewegen en de uitgangen/nooduitgangen moeten te allen tijde voledig vrijgehouden worden van alle voorwerpen die de doorgang belemmeren of de nuttige breedte ervan verminderen. Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op zichthoogte een opvallend merkteken dragen. 8. De aanduiding van de uitgangen en nooduitgangen dient te voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. Deze pictogrammen moeten vanuit alle hoeken van de inrichting goed zichtbaar zijn. De pictogrammen moeten verlicht worden door de normale verlichting en door de veiligheidsverlichting. 9. Deuren die niet op een uitgang uitgeven, moeten voorzien worden van een goed leesbaar opschrift ‘geen uitgang’ of een gelijkwaardig pictogram. AFDELING VI: VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE LOKALEN EN TECHNISCHE RUIMTEN Artikel 14. Technische lokalen en ruimten 1. Algemeen Een technisch lokaal of een geheel van technische lokalen vormt minstens één compartiment. 2. Stookplaatsen De wanden van de stookplaats en de brandstofopslagplaats gelegen in de inrichting of welke deel uitmaken van de inrichting moeten een weerstand tegen brand bezitten van één uur (Rf 1h). De binnentoegangsdeuren van de stookplaats en de brandstofopslagplaats moeten een weerstand tegen brand hebben van een half uur (Rf 1/2h) en zijn zelfsluitend. De stookketel van de centrale verwarmingsinstallatie en de niet ingegraven brandstofopslagplaatsen zijn elk in afzonderlijke, uitsluitend daartoe bestemde, goed verluchte lokalen geïnstalleerd.
Algemeen
57
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN De brandstofopslagplaatsen voor vloeibare brandstoffen moeten voorzien zijn van een oliedichte inkuiping. Verwarmingsinstallaties gevoed met gas dienen niet in een stookplaats ondergebracht, voor zover de verwarmingsinstallaties een vermogen hebben van minder dan 70kW. 3. Verwarmingsinstallaties De verwarmingsinstallaties beantwoorden aan de voorschriften van de bestaande reglementeringen en normen. Ze worden geplaatst volgens de code van goed vakmanschap en zijn steeds in goede staat van werking en onderhoud, zodat ze een voldoende veiligheid verzekeren. Elektrische verwarmingstoestellen die een zichtbare elektrische weerstand bevatten en installaties met brandbaar gas in verplaatsbare recipiënten zijn verboden, voor zover geplaatst in het gebouw. De verwarmingstoestellen, behalve de elektrische toestellen en de luchtdichte gastoestellen met gevelafvoer, zijn verbonden met een schoorsteen die de rook afvoert. Buitenverwarmingstoestellen (oa. voor terrassen) moeten op een voldoende afstand van brandbare stoffen en materialen opgesteld staan of er zodanig van afgezonderd zijn dat brandgevaar of aanraking voorkomen wordt. Deze toestellen moeten vast opgesteld zijn en mogen de ontruiming niet belemmeren. 4. Gastoevoer Wanneer het gebouw waarin de inrichting gelegen is een algemene gastoevoerleiding bezit, dan moet daarop ten minste één handbediende en gemakkelijk bereikbare afsluitkraan aangebracht zijn. Deze wordt geplaatst voorzien buiten het gebouw en is behoorlijk aangeduid. De gasmeter wordt in een goed verlucht lokaal geplaatst. De gasleidingen zijn geel geschilderd. Butaan- en propaangas in flessen, evenals de lege flessen, moeten in de open lucht worden ondergebracht. De voedingsleidingen naar de verbruikstoestellen zijn vast met eventuele uitzondering van het laatste deel van de leiding. 5. Warmeluchtverwarming a. Bij warmeluchtverwarming moeten de luchtkanalen uit niet-brandbaar materiaal vervaardigd zijn en moet de handbediening van de generator buiten de stookplaats aangebracht worden. Deze handbediening moet op een centrale plaats gesitueerd zijn. b. Bij herinrichting van de stookplaatsen met warmeluchtgeneratoren of ten laatste binnen een termijn van 10 jaar na datum van goedkeuring van de politieverordening, moeten brandwerende kleppen met een weerstand tegen brand van één uur geplaatst worden in de luchtkanalen ter hoogte van de wanden van de stookplaats. Artikel 15. Keukens De keukens worden van de andere gebouwdelen gescheiden door wanden met Rf 1h. Elke doorgang of doorgeefluik wordt afgesloten door een zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deur of luik met Rf 1/2h. Deze deuren draaien open in de vluchtrichting. De keuken dient niet gecompartimenteerd ten opzichte van het voor publiek toegankelijke gedeelte indien de frituurtoestellen voorzien worden van een vaste automatische blusinstallatie die tevens de energietoevoer automatisch onderbreekt. Kooktoestellen en maaltijdverwarmers zijn ver genoeg verwijderd of geïsoleerd van alle ontvlambare materialen. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op inrichtingen die in hoofdzaak als afhaalinrichting bestemd zijn. AFDELING VII: UITRUSTING VAN DE GEBOUWEN Artikel 16. Elektrische laagspanningsinstallaties voor drijfkracht, verlichting en signalisatie 1. Zij voldoen aan de voorschriften van de geldende wettelijke en reglementaire teksten, evenals aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) 2. Veiligheidsverlichting De evacuatiewegen, de lokalen toegankelijk voor het publiek, de keuken en de voornaamste stroomborden moeten voorzien worden van een degelijke veiligheidsverlichting die een voldoende lichtsterkte heeft om het gebouw veilig te ontruimen; De veiligheidsverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de gewone verlichting; zij moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen functioneren. De veiligheidsverlichting moet minstens een lichtsterkte hebben van 1 lux ter hoogte van de grond in de as van de vluchtweg en 5 lux op gevaarlijke plaatsen.
Algemeen
58
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN Artikel 17. Installaties voor brandbaar gas Deze installaties voldoen aan de reglementaire voorschriften en de regels van goed vakmanschap. Artikel 18. Installaties voor melding, waarschuwing en alarmering 1. De inrichtingen in uitbating moeten uitgerust zijn met een gemakkelijk te bereiken telefoontoestel. Naast het toestel moeten de oproepnummers van de hulpdiensten aangebracht worden. 2. Afhankelijk van de grootte, de bezetting en de configuratie van de inrichting ( verdiepingen, meerdere lokalen, …) kan door de bevoegde brandweerdienst een alarminstallatie en/of een algemene automatische branddetectie-installatie opgelegd worden. Artikel 19. Brandbestrijdingsmiddelen 1. De brandweer bepaalt de blusmiddelen in functie van de aard en de omvang van het gevaar. 2. Het personeel moet duidelijke instructies ontvangen hebben over de taakverdeling bij brand en over het gebruik van de brandbestrijdingsmiddelen. 3. Het brandbestrijdingsmateriaal moet goed onderhouden worden, beschermd zijn tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld. Het moet steeds onmiddellijk in werking kunnen gesteld worden. 4. De vuilnisbakken moeten van het zelfdovende type zijn. Artikel 20. Andere technische installaties (verluchting, R.W.A.-installaties, ... ) In functie van de risico's kan de bevoegde brandweerdienst bijkomende eisen opleggen voor andere technische installaties. AFDELING VIII: ONDERHOUD EN PERIODIEKE CONTROLE Artikel 21. Algemeen De technische uitrusting van de inrichting wordt in goede staat gehouden. De uitbater laat op zijn verantwoordelijkheid periodiek de nodige keuringen, onderzoekingen en controles uitvoeren. De data van de controles en de vaststellingen die tijdens deze controles werden gedaan, worden in een dossier ingeschreven en bijgehouden. Dit dossier wordt ter beschikking gehouden van de burgemeester of zijn afgevaardigde (zie artikel 34). Artikel 22. Liften en goederenliften 1. Personenliften moeten driemaandelijks gekeurd door een erkend organisme. Voor de liften waarvoor een onderhoudscontract of – programma is afgesloten met een gecertificeerde onderhoudsfirma is de periodiciteit van keuring gebracht op 1 maal per halfjaar 2. Goederenliften moeten jaarlijks gekeurd door een erkend organisme. Artikel 23. Elektrische installatie, veiligheidsverlichting, branddetectie-installatie en alarm De elektrische installatie wordt voor ingebruikneming en om de vijf jaar gecontroleerd door een erkend organisme. De veiligheidsverlichting, de algemene automatische brandmeldinstallaties en het alarm worden voor ingebruikneming en om de vijf jaar gecontroleerd worden door een erkend organisme. Deze installaties moeten steeds bedrijfszeker zijn. Artikel 24. Installaties voor verwarming en klimaatregeling Onverminderd de bepalingen van het KB van 6 januari 1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste en vloeibare brandstoffen, worden jaarlijks de installaties voor centrale verwarming en centrale klimaatregeling nagezien door een bevoegde technicus. De afvoerkanalen voor rook- en verbrandingsgassen worden steeds in goede staat gehouden en jaarlijks gecontroleerd door een bevoegd persoon. Artikel 25. Installaties gevoed met brandbaar gas De gasinstallatie wordt voor de ingebruikneming, bij veranderingen en om de vijf jaar gecontroleerd door een erkend organisme. Jaarlijks wordt de goede werking van de installatie gecontroleerd door een bevoegd installateur.
Algemeen
59
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN Artikel 26. Brandbestrijdingstoestellen De uitbater draagt er zorg voor dat de brandbestrijdingstoestellen jaarlijks nagezien en onderhouden worden door een bevoegd persoon. Artikel 27. Filters en kokers van dampkappen De uitbater draagt er zorg voor dat de filters en kokers van dampkappen regelmatig nagezien en onderhouden worden. Artikel 28. Deuren en verluchtingsopeningen De uitbater draagt er zorg voor dat de deuren, luiken en verluchtingsopeningen die opgelegd zijn door dit reglement jaarlijks nagezien en onderhouden worden. AFDELING IX: BEKLEDINGSMATERIALEN Artikel 29. Gemakkelijk brandbare materialen, zoals karton, doeken, rietmatten, kunststoffen mogen niet als wand- of plafondbekleding of als versiering aangebracht worden. Bij herinrichting moeten bekledingsmaterialen van vloeren, wanden en plafonds respectievelijk van klasse A3, A2 en A1 zijn, overeenkomstig bijlage 5 van het KB van 07.07.1994 omtrent de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. De bekledingsmaterialen van zitbanken en overgordijnen moeten van klasse A2 zijn. Volle, hardhouten parketvloeren die op een betonnen ondervloer aangebracht zijn, worden als A3 gerangschikt. Dit zijn onder andere eik, beuk, es, tropische houtsoorten... AFDELING X: UITBATINGSVOORSCHRIFTEN Artikel 30. Algemeen Buiten hetgeen bepaald is door dit reglement, neemt de uitbater alle nodige maatregelen om de personen, aanwezig in de inrichting, te beschermen tegen brand, ontploffing en paniek. De uitbater mag het publiek niet toelaten tot de inrichting dan na zich dagelijks ervan te hebben vergewist dat aan de voorschriften van dit reglement voldaan is. Artikel 31. Relatie uitbater-organisator De uitbater ziet erop toe dat de bepalingen van dit reglement worden nageleefd door alle organisatoren die in zijn lokaal/uitbating een feestactiviteit laten plaatsvinden. Artikel 32. Voorlichting van het personeel en de gasten inzake brandpreventie De exploitant en het personeel van de inrichting moeten op de hoogte zijn van de gevaren die zich bij brand in de inrichting kunnen voordoen. In het bijzonder dienen zij over voldoende kennis te beschikken in verband met : • de detectie en het alarm; • de te nemen schikkingen om de veiligheid van de personen te verzekeren; • het bestaan en de werking van de brandbestrijdingsmiddelen. Artikel 33. Plannen Aan de ingang moet een plan van de inrichting aanwezig zijn, bedoeld om de hulpdiensten in te lichten, dat de plaats aanduidt van: • de trappen en de evacuatiewegen; • de beschikbare brandbestrijdingsmiddelen; • in voorkomend geval, het stopmechanisme van het ventilatiesysteem; • in voorkomend geval, het overzichtsbord van het detectie- en alarmsysteem; • de stookplaatsen; Artikel 34. Veiligheidsregister In elke inrichting dient een veiligheidsregister ter inzage te liggen voor de bevoegde personen. Dit register bevat informatie over veiligheidsvoorschriften en vergunningen: • exploitatievergunning;
Algemeen
60
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN • •
verslagen van de periodieke controles (artikel 21); verzekeringspolis en attest burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering tegen brand en ontploffing (KB. van 28 februari 1990)
Artikel 35. De exploitant moet te allen tijde tot de inrichting toelating verlenen aan de burgemeester en de bevoegde ambtenaren. Op hun vraag is de eigenaar en/of exploitant verplicht een door hem ondertekende beschrijving van de samenstelling van de materialen en bouwelementen te geven en het bewijs te leveren dat aan de voorschriften is voldaan. AFDELING XI: OVERGANGSBEPALING Artikel 36. Teneinde de bestaande inrichtingen in de mogelijkheid te stellen te voldoen aan de voorwaarden die in dit reglement werden opgelegd, geldt volgende overgangsperiode: • 6 maanden voor de artikels 4, 13.2, 13.3, 13.5, 13.6, 13.7, 14, 16, 17, 18, 19, 21 tem 34 • 24 maanden voor de resterende artikels AFDELING XII: SANCTIES Artikel 37. Voor zover wetten, besluiten, decreten, algemene en provinciale reglementen, verordeningen geen andere straffen bepalen, kunnen inbreuken op : • • • • • • • • • • • • •
artikels 4.2, 4.3, 4.4 (maximaal aantal toegelaten personen); artikel 5 (procedure); artikels 6.1, 6.2 (bereikbaarheid); artikels 7, 11 (compartimentering); artikel 8 (evacuatie); artikels 9, 10 (bouwelementen); artikels 12, 13.1, 13.2, 13.3, 13.4, 13.5, 13.6, 13.7, 13.8 (trappenhuizen en evacuatiewegen); artikels 14, 15 (verwarming, keuken); artikels 16, 17, 18, 19, 20 (uitrusting); artikel 29 (bekledingsmaterialen/versieringen); artikels 13.7, 13.8 (aanduiding uitgangen); artikels 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28 (onderhoud, periodieke controle ); artikels 30, 31, 32, 33, 34, 35 (uitbating);
gesanctioneerd worden met de administratieve sluiting van de lokalen, overeenkomstig artikel 119 bis van de nieuwe gemeentewet. De administratieve sluiting van de lokalen kan worden opgelegd tot de toestand geregulariseerd is. De administratieve sluiting kan pas worden opgelegd nadat de overtreder voorafgaandelijk een waarschuwing heeft ontvangen. AFDELING XIII: SLOTBEPALINGEN Artikel 38. Afwijkingen Onverminderd de bepalingen van het A.R.A.B. of andere wettelijke bepalingen, kan de burgemeester, indien het onmogelijk is te voldoen aan één of meerdere vereisten van deze reglement en na raadpleging van de betrokken diensten, afwijkingen toestaan. Hij kan onder dezelfde voorwaarden bijkomende maatregelen voorschrijven of de sluiting bevelen. De vraag tot het bekomen van een afwijking, in te dienen bij de burgemeester, dient duidelijk gemotiveerd te zijn. Gedetailleerde plannen, een verklarende nota en de voorgestelde bijkomende veiligheidsmaatregelen, dienen bijgevoegd. Alternatieve oplossingen moeten een veiligheidsniveau bieden dat tenminste gelijk is aan het niveau vereist in de voorschriften.
Algemeen
61
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN Artikel 39. Onverminderd de artikelen 37 en 38 blijft de burgemeester zijn algemene bevoegdheid behouden overeenkomstig artikel 135 van de nieuwe gemeentewet. Artikel 40.
Dit besluit treedt in werking na de bekendmaking ervan.
Artikel 41. Deze verordening wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 112 en artikel 113 van de nieuwe gemeentewet. Artikel 42. • • •
Afschriften van deze politieverordening worden bezorgd aan :
de bestendige deputatie van de provincieraad van Limburg; de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt; de griffie van de politierechtbank te Sint-Truiden;
Algemeen
62
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN Bijlage 1 MODEL VAN BRANDWEERVERGUNNING Ondergetekende, ........................................................................................................................... ........................................................................................................................................................ Burgemeester te verklaart hierbij dat de horecazaak : ............................................................................................. ........................................................................................................................................................ beantwoordt aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals die werden opgenomen in het politiereglement omtrent de brandveiligheid in Horecazaken en gelijkaardige inrichtingen goedgekeurd bij gemeenteraadsbeslissing dd. ............................................................................ Gedaan te
op De Burgemeester,
..........................................................................................
Algemeen
63
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN Bijlage 2 Ondergetekende, ........................................................................................................................... ........................................................................................................................................................ Burgemeester te verklaart hierbij dat de horecazaak : ............................................................................................. ........................................................................................................................................................ beantwoordt aan de brandveiligheidsvoorschriften : a) opgenomen in het politiereglement omtrent de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen goedgekeurd bij gemeenteraadsbeslissing dd. ………………………………………………………………………………………. b) opgenomen in de afwijkingsbeslissing(en) van de Burgemeester dd. ................................... Gedaan te .......................................................................... op .....................................................
De Burgemeester,
............................................................. ..............................
Algemeen
64
BIJZONDER POLITIEREGLEMENT SINT-TRUIDEN
65
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit worden in het politiereglement worden de bepalingen inzake het ophalen van vuilnis en het gebruik van het gemeentelijk containerpark door particulieren, opgeheven. Artikel 2.
Vanaf 1 januari 2004 gelden volgende bepalingen:
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 3. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder huishoudelijke afvalstoffen verstaan: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden zoals gedefinieerd in artikel 3, § 2, 1° van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en artikel 2.1.1. van het Vlarea. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder bedrijfsafvalstoffen die omwille van aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, hierna vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen genoemd, verstaan: afvalstoffen die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als deze van de normale werking van een particuliere huishouding, zoals gedefinieerd in artikel 5.4.1.1 van het VLAREA. Artikel 4. Het is verboden afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten aan te bieden voor inzameling in de gemeente. Artikel 5. Behoudens schriftelijke toelating van de burgemeester is het voor iedereen verboden om het even welke aangeboden afvalstof mee te nemen. Alleen de ophalers, daartoe aangewezen door de burgemeester, zijn gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen. HOOFDSTUK II: VERBRANDEN EN SLUIKSTORTEN VAN AFVALSTOFFEN Artikel 6. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen te verbranden, zowel in open lucht als in gebouwen, behoudens wanneer het gaat om plantaardige afvalstoffen, afkomstig van het onderhoud van de eigen tuin of van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden en onverminderd de bepalingen van het veldwetboek. Artikel 7. 1. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen te sluikstorten. Onder sluikstorten wordt verstaan: het achterlaten, opslaan of storten van afvalstoffen op niet-reglementaire plaatsen, op niet reglementaire tijdstippen, of in niet reglementaire recipiënten. 2. Wanneer afvalstoffen worden achtergelaten op een wijze of op een plaats in strijd met dit reglement of met andere wettelijke bepalingen kan de burgemeester jegens de overtreder de onmiddellijke verwijdering van de in artikel 5, § 1. bedoelde afvalstoffen bevelen. De gemeente is gemachtigd ambtshalve en op kosten van de overtreder, de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen. 3. Indien geen overtreder kan aangewezen worden, kan de burgemeester jegens de eigenaar van het perceel waarop afvalstoffen werden achtergelaten in strijd met dit reglement of met andere wettelijke bepalingen, de onmiddellijke verwijdering van de in artikel 5, § 1. bedoelde afvalstoffen bevelen. Dit bevel wordt per aangetekend schrijven aan de eigenaar bezorgd. De eigenaar beschikt over een termijn van maximum één week, te rekenen vanaf de ontvangst van het bevel van de burgemeester. Indien de eigenaar weigert de afvalstoffen binnen de door de burgemeester vastgestelde termijn te verwijderen, is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van de eigenaar, de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen. 4. Ongeacht artikel 5, § 2. en 3. is de gemeente gemachtigd ambtshalve op kosten van de overtreder, de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen, wanneer de afvalstoffen worden achtergelaten op een wijze of een plaats in strijd met deze politieverordening of met andere Sint-Truiden
66
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK wettelijke bepalingen. 5 Naar aanleiding van een ambtshalve verwijdering, overeenkomstig artikel 5, § 2., § 3. en § 4., kan de burgemeester gemeentelijke ambtenaren de opdracht geven het afval grondig te onderzoeken teneinde de identiteit van de overtreder te achterhalen. 6. Met het oog op thuiscomposteren is het toegestaan op eigen privé-terrein een stapelplaats aan te leggen voor het composteren van eigen groente-, fruit- en tuinafval, mits deze stapelplaats geen hinder teweegbrengt voor de buurtbewoners. HOOFDSTUK III: AANBIEDING VAN AFVALSTOFFEN Artikel 8. 1. Huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden zoals bepaald in dit reglement. Afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van dit reglement worden niet aanvaard. De aanbieder dient dezelfde dag nog de niet aanvaarde afvalstoffen en/of recipiënten terug te nemen. 2. Het toezicht op de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen, wordt uitgevoerd door de personen aangesteld door de gemeente en/of intercommunale, de ophalers die van de burgemeester de toelating kregen afvalstoffen in te zamelen en door de parkwachter in geval van inzameling via het containerpark. Deze personen, ophalers en de parkwachter mogen de aanbieders wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen verstrekken. Artikel 9. 1. De huishoudelijke afvalstoffen mogen slechts worden buitengeplaatst op de dag vóór de ophaling ten vroegste vanaf 18.00 uur en ten laatste op de dag van de ophaling om 06.00 uur. 2. De voorgeschreven recipiënten moeten door de inwoners aangeboden worden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel, waar de aanbieder gevestigd is, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. Het is verboden op andere dan op de vastgestelde dagen de recipiënten langs de weg te plaatsen. Wanneer één van de ophaaldagen op een feestdag valt, gaat de ophaling door op de dagen zoals vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen en zoals vermeld in de afvalkalender. 3. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten de voorgeschreven recipiënt neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek die wel bereikbaar is. 4. Indien een openbare weg omwille van zijn toestand of door omstandigheden niet toegankelijk is voor dienstverkeer van de ophaalwagens, moeten de bewoners hun afval aan een nabijgelegen weg plaatsen. 5. De inwoners die de recipiënten buitenzetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen. 6. Het is verboden de langs de openbare weg staande recipiënten te openen, de inhoud ervan te ledigen, een gedeelte van de inhoud eruit te halen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie, hetzij voor de ophaling of hetzij voor de controle van de samenstelling van de inhoud van de recipiënten HOOFDSTUK IV: AFVAL OP STANDPLAATSEN Artikel 10. De uitbaters van drankautomaten, snackbars, frituren, ijssalons en meer algemeen alle uitbaters van inrichtingen die voedingswaren of dranken verkopen bestemd om buiten hun inrichting te gebruiken, dienen te zorgen voor behoorlijk en goed bereikbare afvalrecipiënten. Zij dienen de recipiënten zelf tijdig te ledigen en de recipiënt, de standplaats en de onmiddellijke omgeving van hun inrichting schoon te houden. HOOFDSTUK V: AFVAL OP EVENEMENTEN Artikel 11. 1. Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, dienen de organisatoren ervan in samenspraak met de gemeente de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het afval selectief in te zamelen. 2. Het gebruik van wegwerpbekers is verboden bij feesten, fuiven en evenementen die doorgang vinden in de gemeentelijke zalen en/of gemeentelijke permanente locaties, en bij organisaties waarbij de gemeente als medeorganisator optreedt. Sint-Truiden
67
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Wanneer ondermeer omwille van veiligheidsredenen het gebruik van meervoudig herbruikbaar glas niet toegelaten is, dan moet men verplicht herbruikbare bekers uit kunststof gebruiken. Het college van burgemeester en schepenen kan op deze vergadering gemotiveerde afwijkingen toestaan. HOOFDSTUK VI: RECLAMEDRUKWERK EN GRATIS REGIONALE PERS Artikel12. 1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te verdelen voor 6 uur en na 22 uur. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of ze achter te laten op andere plaatsen dan in de brievenbus. 2. Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld met de tekst “geen ongeadresseerde reclame a.u.b.”, die op de brievenbus kan worden gekleefd. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in de brievenbussen die voorzien zijn van deze zelfklever. 3. Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld met de tekst “geen ongeadresseerde reclame wel periodieke kranten a.u.b.”, die op de brievenbussen kan worden gekleefd. Het is verboden reclamedrukwerk te bedelen in de brievenbussen die voorzien zijn van deze zelfklever. AFDELING II: INZAMELING VAN HUISVUIL (restfractie) HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 13. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder huisvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval (kga), groente-, fruit- en tuinafval (gft-afval), snoeihout, plastiek (gemengde plastiek, flessen en flacons), metaal, conserven, blik en drankkartons en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel14. 1. Het huisvuil wordt om de veertien dagen huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen en door een erkende ophaaldienst. Het huisvuil wordt alternerend met het gft-afval opgehaald. 2. Huisvuil mag niet worden meegegeven met het grofvuil of een andere selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 15. 1. Het huisvuil moet aangeboden worden in de door het gemeentebestuur voorgeschreven huisvuilzakken. De recipiënten moeten zorgvuldig gesloten worden en mogen noch scheuren, barsten of lekken vertonen. 2. Het gewicht van de aangeboden grote huisvuilzakken van 60 liter mag niet hoger zijn dan 20 kg en van de kleine huisvuilzakken van 30 liter mag niet hoger zijn dan 10 kg. 3. Scherpe voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. Huisvuil dat naast de huisvuilzakken wordt geplaatst wordt niet meegenomen door de ophaaldiensten. Indien er los huisvuil (flacon, zakje) aan de huisvuilzak wordt gebonden dan wordt de huisvuilzak niet meegenomen met de huisvuilophaling. AFDELING III: INZAMELING VAN GROFVUIL HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 16. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder grofvuil verstaan : alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, kga, Sint-Truiden
68
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK gft-afval, snoeihout, bederfbare stoffen (zoals krengen en afval van geslachte dieren), plastiek, metaal, PMD, afgedankte elektrische en elektronische toestellen, bouw- en sloopafval, eternit, roofing en andere teerhoudende producten, houtafval, metalen gemengd en autobanden en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 17. (goedgekeurd door de gemeenteraad op 15 december 2003) 1. Het grofvuil wordt driemaandelijks na melding opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het grofvuil dient voorzien te worden van een sticker, zoals bepaald in het retributiereglement. Het grofvuil kan ook worden aangeboden op het containerpark. Het herbruikbaar grofvuil kan worden aangeboden aan het kringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten. 2. Het op te halen grofvuil moet voorafgaand aan de ophaling gemeld worden aan de door het college van burgemeester en schepenen vastgesteld meldpunt. De meldingen dienen te gebeuren tijdens de werkuren tot ten laatste veertien dagen voor de ophaling. Ophalen van grofvuil waarvan de melding nadien is gedaan, gebeurt bij de eerstvolgende ophaling van grofvuil. De betaling van het ingezamelde grofvuil aan huis zal gebeuren via facturatie. 3. Grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 18. 1. Het aangeboden grofvuil moet aan de volgende vereisten voldoen:voorwerpen uit één stuk mogen niet zwaarder zijn dan 40 kg, niet langer dan 2 meter, of niet groter zijn dan 1 meter op 2 meter of 1 m³ en moeten passen in de vulopening van de ophaalwagen.Samengebonden grofvuil mag niet zwaarder zijn dan 40 kg, niet langer dan 2 meter en moet kleiner zijn dan 1m³. Het moet verpakt zijn in een stevige verpakking of degelijk samengebonden, zodat het bij de ophaling niet uit elkaar kan vallen. 2. Per ophaalbeurt mag maximaal 2 m³ grofvuil worden aangeboden. 3. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. AFDELING IV: SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 19. 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder glas verstaan : hol glas en vlak glas dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, serreglas, kristal, opaal glas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, porselein, aardewerk en beeldbuizen en dergelijke. 2. Holglas betreft alle flessen en bokalen. 3. Vlakglas betreft alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen hol glas zijn. 4. Ook holglas en vlakglas in scherven wordt ingezameld bij de selectieve inzameling van glas HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 20. 1. Hol glas kan worden aangeboden op het containerpark of via de maandelijkse huis-aan-huis inzameling. Vlak glas wordt enkel ingezameld op het containerpark. 2. Glas mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 21. Het glas (uitgespoeld en zonder deksels, stoppen of omwikkelingen) wordt door de bewoners buitengezet, in de glasbak die per woongelegenheid beschikbaar is gesteld. Bij deze
Sint-Truiden
69
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK glasophaling mogen geen ruiten, autoruiten, vuurvast glas, beeldbuizen, serreglas, spiegelglas en brillenglazen worden meegegeven. Enkel het glas dat aangeboden wordt in deze glasbak wordt meegenomen. AFDELING V: SELECTIEVE INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 22. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder papier en karton verstaan : alle kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cementzakken, meststofzakken en sproeistofzakken en dergelijke. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 23. 1. Papier en karton wordt éénmaal per maand huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Papier en karton kan ook worden aangeboden op het containerpark. 2. Papier en karton mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 24. 1. Het papier en karton moet samengebonden of degelijk verpakt aangeboden worden. Hierbij mag geen gebruik gemaakt worden van andere verpakkingen dan papieren of kartonnen verpakkingen. Het samenbinden gebeurt met een organisch afbreekbaar touw. 2. Het gewicht van iedere afzonderlijke verpakte eenheid papier- en kartonafval mag niet hoger zijn dan 20 kg. 3. Per ophaalbeurt mag maximum 1 m³ worden meegegeven met de huis-aan-huisinzameling. Grotere hoeveelheden kunnen aangeboden worden op het containerpark. Artikel 25. Te allen tijde dient men ervoor te zorgen dat het papier-en karton niet kan wegwaaien en dat het door de ophalers voldoende vlot en op een nette manier kan opgehaald worden. De aanbieder is hoofdelijk verantwoordelijk om bij eventueel uitspreiden/wegwaaien van het papier en karton zelf in te staan voor het opruimen. AFDELING VI: SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTICVERPAKKINGEN, METALEN VERPAKKINGEN EN DRANKVERPAKKINGEN (PDM-afval) HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 26. 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan: a. onder plasticverpakkingen: plastieken flessen en flacons (al dan niet met dop erop) van water, frisdranken, fruit- en groentesappen, melk, afwas- en onderhoudsproducten, wasproducten en wasverzachters, producten voor bad of douche, bleekmiddelen en gedistilleerd water b. onder metalen verpakkingen: drankblikjes, conservenblikjes, schroefdoppen, kroonkurken en deksels van flessen en bokalen, metalen dozen en bussen, spuitbussen van voedingsmiddelen en cosmetica, aluminium schoteltjes, schaaltjes en bakjes c. onder drankkartons: drankkartons voor vloeibare producten 2. Het aangeboden PMD-afval mag geen kga, glas, etensresten, losse doppen yoghurtbekers, boter- en margarinevlootjes, plastic zakken of folies, aluminiumfolie, bloempotten, plastic speelgoed, roomijsdozen, of andere afvalstoffen bevatten. HOOFDSTUK II: INZAMELING Sint-Truiden
70
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Artikel 27. 1. Het PMD-afval wordt om de twee weken huis-aan-huis opgehaald langs straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het PMD-afval kan ook worden aangeboden op het containerpark 2. PMD-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling. 3. Verontreinigde PMD-verpakkingen worden niet aanvaard. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 28. 1. Het PMD-afval moet bij de huis-aan-huisinzameling aangeboden worden in de door het gemeentebestuur voorgeschreven blauwe zakken. De blauwe PMD-zakken zijn te verkrijgen in de door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde plaatsen en volgens de door de gemeenteraad vastgestelde regels. 2. De verschillende fracties van het PMD-afval mogen gemengd in de voorgeschreven recipiënt worden aangeboden. 3. Het gewicht van één recipiënt mag niet hoger zijn dan 20 kg en deze moet volledig gesloten worden aangeboden. Te allen tijde dient men ervoor te zorgen dat het PMD niet kan wegwaaien en dat het door de ophalers voldoende vlot en op een nette manier kan opgehaald worden. De aanbieder is hoofdelijk verantwoordelijk om bij eventueel uitspreiden/ wegwaaien van het PMD zelf in te staan voor het opruimen. AFDELING VII: SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL (KGA) HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 29. 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder klein gevaarlijk afval verstaan de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 1, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 tot vaststelling van de algemene voorwaarden die gelden voor de verwijdering van gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen en zoals opgesomd in artikel 5.5.2.2. van het Vlarea. 2. Oude geneesmiddelen mogen niet bij de kga-fractie gevoegd te worden. Deze dienen ontdaan van de verpakking en bijsluiter naar de apotheek teruggebracht te worden. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 30. 1. Het kga kan alleen via het containerpark worden ingezameld. 2. kga mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, met uitzondering van de inzameling bij minder mobiele inwoners. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 31. Het kga moet, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden worden in de milieubox die door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Artikel 32. Het aangeboden kga wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen en indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het kga op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd en tevens dient de verpakking van elk afzonderlijk product te worden aangepast om lekken of andere ongewenste effecten te voorkomen. Artikel 33.
Sint-Truiden
71
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 1. Het kga dat in de milieubox wordt aangeboden op het containerpark, wordt door de parkwachter van het gemeentelijk containerpark geledigd en veilig en ordelijk opgeslagen in een gekompartimenteerde kga-kluis. De aanbieder van het kga mag dit niet zelf doen. 2. Bij de afgifte van kga in aanwezigheid en onder toezicht van een aangestelde dient het geregistreerd te worden overeenkomstig de bepalingen van de uitbatingsvergunning van het containerpark. De aangestelde heeft te allen tijde het recht om de identiteit van de aanbieder van het kga te controleren. HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE MILIEUBOX Artikel 34 De milieubox, geleverd door het Vlaamse Gewest, is eigendom van het Vlaamse Gewest en wordt voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de milieubox. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de milieubox uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van kga. Artikel 35. De milieubox moet verbonden blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar zijn nieuw adres. Bij beschadiging, verlies of diefstal dient onmiddellijk aangifte gedaan te worden bij de bevoegde gemeentediensten. Bij opzettelijke beschadiging, beschadiging door oneigenlijk gebruik of bij verlies, dient de gebruiker de kosten voor herstelling of vervanging van de milieubox te vergoeden. AFDELING VIII: SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE-, FRUIT-, EN TUINAFVAL (gft) HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 36. 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder gft-afval verstaan : organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groentenfruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, mest van kleine huisdieren, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en schaafkrullen, krantenpapier (in kleine hoeveelheden) als verpakking voor schillen of groente- en fruitafval, composteerbare papieren zakken, gazonmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit groenteen siertuin, dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen. 2. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof versnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk slachtafval, mosselschelpen, kadavers, honde- en katteharen, vogelkooizaad, aarde en zand, sausen, vetten en oliën, stofzuigerzakken met inhoud, asse, houtskool, kunststoffen, metalen, glazen bokalen en kattebakvulling worden niet als gft-afval beschouwd. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 37. 1. Het gft-afval wordt om de twee weken huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. 2. gft-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van gft-afval. 3. Verontreinigd gft wordt niet aanvaard bij de selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 38. 1. Het gft-afval moet aangeboden worden in groene containers van 120 liter of in de 40 liter citybin. In de gft-container kunnen composteerbare papieren zakken geplaatst worden. 2. Per ophaalbeurt mag maximaal 1 gft-container aangeboden worden per ophaalpunt. 3. De plaatsing van de groene gft-container dient te gebeuren met de handgreep naar de straatkant toe, zodanig dat een veilige doorgang voor fietsers en voetgangers verzekerd blijft. De geledigde gft-containers moeten op de dag van lediging worden ingehaald.
Sint-Truiden
72
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 4. De gft-containers moeten voorzien worden van een jaarsticker die op het deksel wordt aangebracht, zoals bepaald in het retributiereglement terzake. Bewoners die geen gft afval wensen mee te geven met de ophaaldienst, maar thuis willen composteren, kunnen de gft-container gratis omruilen voor een compostvat. Zij verplichten zich ertoe om op het bewuste adres, gedurende tenminste 24 maanden, geen gft-afval mee te geven aan de ophaaldienst. Dit compostvat blijft verbonden aan die woning. HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE GFT-CONTAINER Artikel 39. De groene gft-container blijft eigendom van de afvalintercommunale Intercompost en wordt voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de gft-ophaling. Artikel 40. 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de gft-container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de gft-container uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van gft-afval. 2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe gft-container. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik. Artikel 41. De gft-container moet verbonden blijven aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de gft-container mee te nemen naar zijn nieuw adres. Artikel 42. Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen beschikking hebben over een gft-container kunnen bij de gemeente gratis een gft-container bekomen. Artikel 43. Ieder gezin beschikt slechts over 1 groene gft-container voor de inzameling van gftafval. In meergezinswoningen kunnen meerder gezinnen gebruik maken van een gemeenschappelijke gft-container. AFDELING IX: SELECTIEVE INZAMELING VAN SNOEIHOUT HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 44. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder snoeihout verstaan: takken, wortels en kleine stammen met een diameter van minder dan 15 cm. Het snoeihout dient ontstaan te zijn door de normale werking van een particuliere huishouding. HOOFDSTUK II: OPHALING Artikel 45. 1. Snoeihout wordt drie keer per jaar opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Snoeihout kan ook aangeboden worden op het containerpark. 2. Snoeihout mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 46. 1. Het snoeihout moet samengebonden worden met een organisch afbreekbaar touw, in bundels van maximum 1,5 meter lengte en 25 kg. De wortels moeten vrij zijn van aanklevende aarde.De plaatsing langs de rijweg mag het verkeer van voetgangers of andere weggebruikers niet hinderen. 2. Per ophaalbeurt mag maximum 4 m³ aangeboden worden. AFDELING X: SELECTIEVE INZAMELING BIJ MINDER MOBIELE INWONERS HOOFDSTUK I: DEFINITIE
Sint-Truiden
73
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Artikel 47. Voor de toepassing van dit reglement worden onder minder mobiele inwoners verstaan alle inwoners van de gemeente: 1. die niet over een auto in het gezin beschikken en die 70 jaar of ouder zijn en alleen wonen en die een attest van de huisarts kunnen voorleggen waaruit blijkt dat ze in de definitieve onmogelijkheid verkeren om de woonst zonder hulp van derden te verlaten 2. die niet over een auto in het gezin beschikken en die 70 jaar of ouder zijn en samenwonen met hun partner of aanverwanten die eveneens 70 jaar of ouder zijn en die een attest van de huisarts kunnen voorleggen waaruit blijkt dat ze in de definitieve onmogelijkheid verkeren om de woonst zonder hulp van derden te verlaten 3. die alleen wonen en een attest van de dienst voor personen met beperkingen kunnen voorleggen waaruit blijkt dat ze tot categorie III (minstens 12 punten op de schaal van zelfredzaamheid) behoren. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 48. De inzameling bij minder mobiele inwoners gebeurt éénmaal per maand huis-aan-huis op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen, langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht en uitsluitend bij de minder mobiele inwoners die hiervoor bij het gemeentebestuur schriftelijk een aanvraag hebben gedaan, met vermelding van de aard van de op te halen fracties. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 49. 1. Bij de extra inzameling bij minder mobiele inwoners kunnen de volgende soorten afval worden aangeboden:gemengde plastiek, klein gevaarlijk afval, frituurvet en –olie, afvalolie piepschuim, houtafval tegen de geldende retributies. 2. De aangeboden afvalfracties dienen goed gesorteerd en verpakt klaargezet te worden op de dag van de ophaling. 3. Alle afvalfracties moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. Het kga moet in de milieubox worden aangeboden. AFDELING XI: HET CONTAINERPARK HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 50. Het stedelijk containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze stoffen. Artikel 51.
Het stedelijk containerpark is gelegen in de Nijverheidslaan.
Artikel 52. 1. Het containerpark is enkel toegankelijk voor de inwoners van de gemeente en voor de ondernemingen en zelfstandigen die op het grondgebied gevestigd zijn in zoverre de door hen aangevoerde afvalstoffen gelijkgesteld werden. De bezoekers dienen in het bezit zijn van de vereiste toelatingskaart. De toelatingskaart moet op het eerste verzoek aan de toezichter voorgelegd worden. Deze kaart geldt voor het hele gezin en is te bekomen op het Administratief Centrum van de stad Sint-Truiden (Dienst Bevolking), na voorlegging van de boordpapieren van de personenwagen (inschrijvingsbewijs, verzekeringsbewijs, ...). Bij wijziging van adres of van nummerplaat moet de toelatingskaart ingediend worden. Als deze toelatingskaart nog niet ter beschikking is van de inwoners, mag de toezichter via controle van de identiteitskaart nagaan of de bezoeker een inwoner van Sint-Truiden is. Bij niet naleving wordt de toegang geweigerd. 2. Het containerpark is geopend op het door het college van burgemeester en schepenen bepaalde data en openingsuren. Buiten de openingsuren is het containerpark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst. HOOFDSTUK II: GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK
Sint-Truiden
74
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Artikel 53. Op het containerpark mogen de hierna vermelde, vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen aangeboden worden door de inwoners en door de ondernemingen en zelfstandigen van de gemeente. De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de aanwezige parkwachter, enkel in de daartoe bestemde en van duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden. 1. papier en karton Kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cementzakken, meststofzakken en sproeistofzakken en dergelijke. Het papier en karton dient niet gescheiden ingezameld te worden. Lege kartonnen dozen moeten samen geplooid worden alvorens in de container te deponeren 2. glas Hol glas en vlak glas dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, serreglas, kristal, opaal glas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, porselein, aardewerk en beeldbuizen en dergelijke. Holglas betreft alle flessen en bokalen. Vlakglas betreft alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen hol glas zijn. Ook holglas en vlakglas in scherven wordt aanvaard bij de selectieve inzameling van glas. Holglas wordt bij de aanbieding ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende gereinigd te zijn. 3. bouw- en sloopafval Afbraakmaterialen van particuliere oorsprong, bestaande uit steen- of betonpuin, bakstenen, tegels, betonblokken, dakpannen, steengruis met beperkte hoeveelheden zand, met uitzondering van asfalt, asfaltpapier en eternit. Asbesthoudend bouw-en sloopafval (eternit, golfplaten,…) en roofing moeten apart aangeboden worden. 4. gemengde kunststoffen andere dan deze fractie van PMD Plastieken recipiënten en folies, verpakkingsplastiek. Alle niet-kunstofonderdelen moet op voorhand verwijderd worden. De kunststoffen moeten zo zuiver mogelijk aangeboden worden. 5. PMD zoals bepaald in artikel 25 6. textiel en lederwaren Oude kleren, schoenen en ander textielgoed. Afgedankte maar nog herbruikbare kleding wordt ook door het kringloopcentrum aanvaard. 7. oude metalen (metalen gemengd) andere dan deze fractie van PMD. 8. Frituurolie en –vet De aanvoer van frituurvet of –olie is beperkt tot maximaal 10 kg per aanvoerbeurt. De parkwachter zorgt zelf voor de verwijdering. 9. Motorolie. De aanvier van motorolie is beperkt tot maximaal 20 liter per aanvoerbeurt. 10. houtafval Alle soorten houten voorwerpen, waarvan de grootte sterk kan verschillen, zoals meubelen, ramen en deuren ontdaan van vensterglas en ander afbraakhout, met uitzondering van snoeihout, boomstronken en wortels. Het hout moet ontdaan zijn van verontreinigde stoffen zoals roofing, teerproducten, asbesthoudende producten en dergelijk stoffen. 11. boomstronken en wortels met een doormeter van meer dan 15 cm, vrij van aanklevende aarde. 12. gemengd tuinafval: grasmaaisel, bloemen, bladeren ………..van maximum twee dagen oud of zonder dat ze verrotingsverschijnselen vertonen. 13. Struiken, snoeihout en takken met een maximale doormeter van 15 cm, vrij van aanklevende aarde. 14. kga Het klein gevaarlijk afval wordt ingezameld volgens de modaliteiten vastgesteld in Afdeling VII van dit politiereglement.. 15. Batterijen Lege batterijen moeten in de milieubox aangeboden worden. 16. EPS Witte EPS of piepschuim moet zuiver en zoveel mogelijk verkleind worden aangeboden. Gekleurd piepschuim en EPS-schoteltjes waarin etenswaren verpakt zijn geweest, moeten in de huisvuilzak. Sint-Truiden
75
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 17. eternit Eternitten buizen en golfplaten mogen in zijn geheel of in stukken aangevoerd worden. 18. Roofing 19. autobanden zonder velgen(geen tractorbanden en /of vrachtwagenbanden) tot maat 17: maximum 4 stuks. 20. lege gasflessen De aangeboden gasflessen moeten volledig leeg zijn. 21. Afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA) 22. Zuivere aarde en graszoden 23. Kurken stoppen 24. grofvuil Alle niet selectief inzamelbare afvalfracties, die omwille van hun omvang niet in de huisvuilzak kunnen, zoals afgedankte meubelen vervaardigd uit verschillende materialen, groot speelgoed dat niet herbruikbaar is, niet-recycleerbaar verpakkingsmateriaal, autoruiten (goed verpakt), gewapend en gelaagd of geverfd glas, plexiglas en spiegelglas, gipsplaten, glaswol, isolatiemateriaal, grote voorwerpen in harde plastiek, plastieken buizen en golfplaten, oude matrassen, matten en tapijten, vloerbekleding, vinyltapijt, e.d. met uitzondering van bederfbare stoffen (zoals krengen en afval van geslachte dieren) en restafval dat verpakt is in huisvuilzakken. Artikel 54. 1. Voor bepaalde van deze afvalstoffen die op het containerpark worden aangeboden, geldt het van toepassing zijnde gemeentelijke retributiereglement op het storten van huishoudelijke afvalstoffen op het gemeentelijk containerpark. Er mogen geen afvalstoffen in gesloten zakken gestort worden op het containerpark. 2. De aangeboden hoeveelheid (apart of samen)mag per aanvoerder niet meer dan 1m³ per week zijn. De hoeveelheid aangeboden snoeiafval mag per aanvoerder per week niet meer zijn dan 2 m³. Artikel 55. Tijdens de openingsuren is het containerpark permanent onder toezicht van de parkwachter(s). Artikel 56. 1. Het is de parkwachter toegestaan de aanvoerders van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds te veel mensen op het containerpark bevinden en in functie van een goede verkeersregeling op het containerpark. 2. Kinderen jonger dan 12 jaar moeten vergezeld zijn door een volwassen begeleider. 3. Dieren zijn verboden op het containerpark, behalve honden die visueel gehandicapten begeleiden. 4. Op het containerpark worden enkel personen toegelaten die afval komen deponeren. Andere personen worden niet toegelaten op het terrein uitgezonderd personen die zich aanbieden voor educatieve en informatieve doeleinden na afspraak met de bevoegde diensten. 5. De gebruikers betreden het containerpark op eigen verantwoordelijkheid. De gemeente is niet aansprakelijk voor eventuele beschadiging van persoonlijke goederen of voor diefstal of voor lichamelijk letsel. Artikel 57. De afvalstoffen dienen vooraf gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is beperkt tot 5 km/uur. Bij het lossen van de afvalstoffen moet de mortor stilgelegd worden. Voor elke soort afvalfractie is er op het containerpark een aparte container of opslagruimte voorhanden, voorzien van een duidelijke aanduiding van de fractie die erin mag gedeponeerd worden. De gebruiker van het containerpark moet de afvalfracties eigenhandig deponeren in de daartoe bestemde container of opslagruimte met uitzondering van kga. Het storten van afvalstoffen in de niet daartoe bestemde container of opslagplaats wordt beschouwd als sluikstorten. Voor iedere inbreuk wordt P.V. opgesteld. De bezoekers en de ophalers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen. Artikel 58 De afvalstoffen mogen aangevoerd worden met voertuigen ingeschreven als personenwagen (jeep, monovolumes, stationwagen) en/of met een kleine aanhangwagen (tot 750 kg laadvermogen enkele of dubbele as en niet geremd). Er worden geen zwaardere aanhangwagens, geen bestelwagens, geen vrachtwagens noch tractoren toegelaten. Sint-Truiden
76
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE OPHALING VAN VUILNIS EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Het lossen van de voertuigen gebeurt op het terrein van het containerpark en niet op straat. Artikel 59 1 De gebruikers van het containerpark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein zo schoon mogelijk houden. Zij kunnen door de parkwachter verplicht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen. 2. Tijdens de sluitingsuren van het containerpark is het verboden om afval te deponeren voor de toegangspoorten of over de omheining op het containerpark te gooien. Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten. Artikel 60. Op het containerpark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting. Artikel 61, Indien wordt vastgesteld dat een bezoeker verscheidene bezoeken per dag brengt met de bedoeling de retributie te omzeilen kan hem de toegang tot het containerpark worden ontzegd. AFDELING XII: STRAFFEN Artikel 62. De inbreuken op dit reglement worden gestraft met politiestraffen, voor zover wetten, decreten, algemene- of provinciale verordeningen, op dit vlak geen andere straffen bepalen. AFDELING XIII: BEKENDMAKING Artikel 63. Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 112 en volgende van de nieuwe gemeentewet. Artikel 64. Afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan: 2. Mevrouw de gouverneur van de provincie Limburg voor kennisgeving aan de bestendige deputatie 3. OVAM 4. De milieu-inspectie van AMINAL 5. De griffie van de Rechtbank Eerste Aanleg 6. De griffie van de politierechtbank 7. De zonechef van de lokale politie 8. De milieudienst van de stad Sint-Truiden 9. De Intercommunale Intercompost
Sint-Truiden
77
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE CARNAVALS-, DORPS- EN WIJKKERMISSEN
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE CARNAVALS-, DORPS- EN WIJKKERMISSEN AFDELING I: TIJDSTIP Artikel 1. De carnavalskermis wordt gehouden van zaterdag vóór de vasten, vanaf 17 uur tot de eerste maandag van de vasten. Artikel 2. De verschillende wijk- en dorpskermissen worden op volgende tijdstippen gehouden en duren maximaal één week. Aalst
(1e)
−
− − − − − −
zondag vóór 17 maart indien 17 maart (H. Gertrudis) op maandag, dinsdag of woensdag valt zondag na 17 maart indien deze op donderdag, vrijdag of zaterdag valt zondag van 17 maart tweede zondag van september laatste zondag van september zondag van of zondag na 17 september (Lambertus) zondag van H. Drievuldigheid (zondag na Pinksteren) zondag vóór 10 augustus (H. Laurentius) als dit op maandag, dinsdag of woensdag valt zondag na 10 augustus als dit op donderdag, vrijdag of zaterdag valt zondag van 10 augustus eerste zondag van juni tweede zondag van mei derde zondag van september Pasen 24 juni (Sint-Jan de Doper) of zondag ervóór
− − − − − − − − − − − − − −
laatste zondag van september 8 juli of zondag erna 18 oktober of zondag erna zondag na Sacramentsdag zondag na 15 augustus tweede zondag van mei 16 juli of zondag erna zondag na 29 juni (Petrus en Paulus) Pinksteren 15 augustus zondag vóór of na 11 november (Sint-Martinus) vierde zondag van september laatste zondag van september zondag van of na 16 juni (Sint-Lutgardis)
−
laatste zondag van september, behalve als 1 oktober een zondag is laatste zondag van juli op of na Sint-Jakobus (25 juli) zondag na O.L.V.-Geboorte (8 september) zondag van of na Sint-Andries (30 november) zondag van of na Sint-Gangulfus (11 mei) laatste zondag van juni
−
(2e)(grote)
− − − −
(1e)
−
(2e)
−
Bautershoven Bevingen Brustem
−
Brustempoort Duras
(1e) (2e)
Eglantierplein (1e)(grote) Engelmanshove n Gelinden Gorsem Groot-Gelmen Halmaal Halmaalwijk Kerkom
(2e) (1e) (2e) (1e) (2e) (1e) (2e)
(1e) (2e)
Kortenbos Melveren Nieuw-SintTruiden Ordingen
−
Schurhoven Runkelen Sint-Gangulfus Sint-Pieter
Sint-Truiden
(1e)(grote) (2e)(kleine)
− − − −
78
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE CARNAVALS-, DORPS- EN WIJKKERMISSEN Velm
(1e)
− −
Wilderen Zepperen
(2e) (1e) (2e) (1e) (2e)
− − − − − −
zondag vóór 25 juni indien 25 juni op een maandag, dinsdag of woensdag valt zondag na 25 juni indien 25 juni op een donderdag, vrijdag of zaterdag valt zondag van 25 juni tweede zondag van oktober tweede zondag van juli tweede zondag van oktober zondag vóór Sacramentsdag (H. Drievuldigheid) derde zondag van september
AFDELING II: PLAATS Artikel 3. De carnavalskermis wordt gehouden op de Grote Markt. De wijk- en dorpskermissen vinden plaats op het plein in het centrum van wijk of dorp. AFDELING III: AANVRAGEN EN TOEKENNING VAN DE PLAATSEN HOOFDSTUK I: VOOR PLAATSING OP OPENBAAR DOMEIN Artikel 4. De aanvragen voor een standplaats dienen gericht aan de burgemeester voor de carnavals-, wijk- en dorpskermissen vóór 31 december. Artikel 5. De aanvragen bevatten de soort attractie, het benodigde aantal meters, naam en adres van de aanvrager en duidelijke vermelding van de kermis(sen) waarvoor de aanvraag geldt; voor een nieuwe attractie wordt een foto bijgevoegd. Artikel 6. manier.
De burgemeester wijst de plaatsen toe en stelt de attractie op, op de meest geschikte
HOOFDSTUK II: VOOR PRIVE-TERREIN Artikel 7. De foorkramer die een plaats wenst in te nemen op privé-terrein, bezorgt, minstens twee dagen vóór de aanvang van de kermis een verklaring aan de burgemeester, waarin hij de opstelling, de aard en de oppervlakte van zijn attractie meedeelt en de kermis waarop deze mededeling betrekking heeft. Bij kermissen waar op openbaar domein voldoende attracties kunnen worden opgesteld, mogen op privé-domein niet meer attracties worden geplaatst dan 1/5 van het aantal op openbaar domein. HOOFDSTUK III: ALGEMEEN Artikel 8. De foorkramers aan wie een standplaats werd toegewezen, mogen deze noch geheel, noch gedeeltelijk aan anderen afstaan of met anderen wisselen. Artikel 9. De burgemeester kan, bij een met redenen omkleed besluit, een standplaats weigeren, wegens mogelijke verstoring van de openbare orde door de aard van de attractie. AFDELING IV: STANDPLAATSRECHTEN EN WAARBORGEN Artikel 10. Betreffende de berekening en de inning van de standplaatsrechten en de waarborgen geldt, naargelang van het geval, het belastingsreglement voor het opstellen van een foorinrichting op openbaar domein of het belastingsreglement voor het opstellen van een foorinrichting op privé-terrein. De bijkomende belasting op vertoningen en vermakelijkheden wordt berekend overeenkomstig het belastingsreglement ter zake. AFDELING V: OPSTELLEN EN AFBREKEN HOOFDSTUK I: CARNAVALSKERMIS
Sint-Truiden
79
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE CARNAVALS-, DORPS- EN WIJKKERMISSEN Artikel 11. De foorkramers mogen de hun toegewezen plaats slechts innemen de dinsdag vóór de kermis vanaf 18 uur. Artikel 12. Voordat zij door de politieagent opgeroepen worden hun plaats in te nemen, stellen zij zich op het parkeerterrein van de veemarkt. Zonder machtiging van de burgemeester of diens afgevaardigden, mogen geen foorwagens in de straten geplaatst worden vóór de kermis om 18 uur. Artikel 13. De foorkramers dienen hun standplaats te hebben verlaten uiterlijk de woensdag na de kermis om 8 uur. De foorkramers die behoudens met geldige reden en met toestemming van de burgemeester, met hun attractie de carnavalskermis verlaten vóór het einde, bepaald in artikel 1, verliezen hun recht op terugbetaling van de waarborg en op een standplaats op de carnavalskermis van het volgende jaar. HOOFDSTUK II: WIJK- EN DORPSKERMISSEN Artikel 14. De opstelling gebeurt op aanwijzing van de bevoegde politieagent, op woensdagmorgen van de kermis. AFDELING VI: EXPLOITATIEVOORSCHRIFTEN Artikel 15. Als exploitatievoorschriften gelden de artikelen 19 tot en met 28 van het politiereglement betreffende de augustuskermis. AFDELING VII: STRAFBEPALING Artikel 16.
Sint-Truiden
Inbreuken op dit politiereglement worden gestraft met politiestraffen.
80
DEEL III: POLITIEREGLEMENT VOOR DE OVERDEKTE VEEMARKT
DEEL III: POLITIEREGLEMENT VOOR DE OVERDEKTE VEEMARKT Artikel 1. Voor dit reglement wordt verstaan onder: 1. veemarktterrein: het binnen de afsluiting gelegen terrein met de daarop staande gebouwen, begrensd door het slachthuis, de Sint-Jansstraat en de Speelhoflaan en private eigendommen langs de Vissegatstraat en Parkstraat; 2. veemarkthallen: de overdekte marktruimte; 3. vee: eenhoevigen, herkauwers, varkens, schapen en geiten; 4. veemarkt: de op het veemarktterrein geboden gelegenheid tot handeldrijven in het onder c) vermelde vee; 5. directeur: de directeur-veearts van slachthuis en veemarktterrein of zijn gevolmachtigde. Artikel 2. De veemarkt wordt, met uitsluiting van ieder ander terrein gehouden in de veemarkthallen. Zo nodig kan, ter beoordeling van het schepencollege of van de directeur, een gedeelte van het veemarktterrein voor het houden van veemarkten worden bestemd. Artikel 3. De aanvoer van vee in de veemarkthallen wordt toegelaten op: 1. woensdag van 16 tot 21 uur; 2. donderdag van 4 tot 8 uur. Artikel 4. 1. De veemarkt wordt gehouden op donderdag voor kleinvee vanaf 4 uur, voor grootvee vanaf 6 uur. De veemarkthallen moeten ontruimd zijn uiterlijk om 14 uur. 2. Er mogen geen verkoopshandelingen plaatsvinden buiten de vermelde uren. 3. Kopers mogen niet vertoeven in de veilingshallen vóór het aanvangsuur van de markt. Artikel 5. De burgemeester is bevoegd om dagen en uren te wijzigen. De afwijkingen worden ter kennis gebracht door aanplakkingen of aankondiging. Artikel 6. De toegang tot het veemarktterrein is verboden voor: 1. personen aan wie de toegang ontzegd is door de politiecommissaris of de burgemeester. Deze ontzegging moet schriftelijk geschieden, al dan niet onder opgave van redenen [gewijzigd G.R. 26 september 1983]; 2. personen, jonger dan 16 jaar, die niet vergezeld zijn door een verantwoordelijke. Artikel 7. Het is verboden op de dagen en uren waarop veemarkt wordt gehouden, op openbare straten en pleinen van de stad Sint-Truiden, andere dan aangeduid in artikel 2: 1. vee te kopen, te verkopen, te koop aan te bieden, te monsteren of af te leveren; 2. de voertuigen welke de dieren naar de markt brengen tegen te houden om dieren te monsteren. Artikel 8. Het is verboden op het veemarktterrein: 1. vee te lossen of te laden op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen; 2. vee te plaatsen of te doen verblijven buiten de in artikel 2 bedoelde veemarkthallen; 3. enig vee op de aanvoerwagens te laten zonder het te lossen; 4. vee door een andere dan de door de directeur daarvoor aangewezen in- of uitgang in de veemarkthallen te brengen of daaruit te verwijderen; 5. stieren anders dan afzonderlijk geleid aan te voeren en, indien zij ouder zijn 1,5 jaar, niet voorzien van een doelmatige neusring; 6. dieren aan te bieden die niet in hun natuurlijke toestand verkeren; 7. motorrijtuigen of andere vervoermiddelen langer dan noodzakelijk te laten staan bij de los- en laadplaatsen. Met het lossen of laden moet onmiddellijk na aankomst van het voertuig worden begonnen en het moet zonder onderbreking geschieden; 8. motorrijtuigen en andere voertuigen te plaatsen of te laten staan op andere dan daarvoor bestemde plaatsen.
Sint-Truiden
81
DEEL III: POLITIEREGLEMENT VOOR DE OVERDEKTE VEEMARKT Artikel 9. 1. Het is verboden: a. vee op een ander gedeelte van de markt te plaatsen dan dat welk voor de verschillende diersoorten door de directeur is aangegeven; b. vee te doen verblijven of te monsteren in de doorgangen en tussengangen; c. op enig voorwerp namen te schrijven, aanwijzingen te veranderen of onleesbaar te maken, alsook naamborden die de plaats of de naam van de eigenaars of handelaars van de dieren aangeven, te verplaatsen. 2. Onverminderd de bij deze verordening bepaalde straffen is de burgemeester bevoegd, bij het niet nakomen van het in lid 1 onder punt 1 en 2 bepaalde, het betrokken vee uit de hallen te doen verwijderen. 3. Van het bepaalde in lid 1 van dit artikel kan de directeur schriftelijk ontheffing verlenen. Artikel 10. 1. Alle vee, dat op het veemarktterrein wordt aangevoerd, wordt geacht bestemd te zijn voor de markt en is als zodanig aan het gezondheidsonderzoek onderworpen; hiervoor is tevens marktgeld verschuldigd. 2. Zij die vee aanvoeren of doen aanvoeren, zijn verplicht het gezondheidsonderzoek van dit vee toe te staan en daarbij stipt de aanwijzingen van de met dit onderzoek belaste artsen of inspecteurs op te volgen. 3. Als plaats van afzondering van het op de veemarkt in beslag genomen vee worden de daartoe bestemde stallingen aangewezen. De stallingskosten komen ten laste van de eigenaar. Artikel 11. Het is verboden ziek of van ziekte verdacht, dood of voor de openbare veiligheid gevaarlijk vee in de gemeente in te voeren, tenzij met schriftelijke vergunning van de bevoegde inspectie met inachtneming van de bij de vergunning gegeven voorschriften of met bestemming naar het erkend vilbeluik. Het in onderhavig artikel bedoeld levend vee wordt onverminderd de bij de wet of bij deze verordening bepaalde straffen, afgezonderd in de daarvoor bestemde stalling. De hieruit voortvloeiende kosten komen ten laste van de eigenaar. Het vee bestemd voor noodslachtingen wordt naar het slachthuis gebracht onder toezicht van de politie. Artikel 12. Het is verboden op het veemarktterrein en in de veemarkthallen: 1. goederen aan te voeren of te doen aanvoeren, aanwezig te hebben of te doen aanwezig hebben, welke niet dienen voor het vervoer van personen of marktvee; 2. op eniger wijze reclame te maken, personen, zaken, instellingen of goederen aan te prijzen. Schriftelijke opheffing van het verbod kan worden verleend door de burgemeester. Artikel 13. Het is verboden op het veemarktterrein en op de omliggende straten of wegen vee te melken, tenzij dit geschiedt door personen, die daarvoor een schriftelijke vergunning van de [burgemeester] bezitten. Aan deze vergunning, welke ten allen tijde kan worden ingetrokken, kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden. Artikel 14. Buiten noodzaak en zonder vergunning van de [burgemeester] is het verboden op het veemarktterrein vee te doden, te slachten of aan een operatie te onderwerpen. Artikel 15. 1. Het is verboden reeds gebruikt strooisel op het veemarktterrein te brengen of vandaar weg te voeren. 2. Het in de vorige alinea gestelde verbod geldt niet voor personen die met de reiniging van het veemarktterrein zijn belast of voor wie schriftelijk toelating van de burgemeester heeft bekomen. Artikel 16. Al de marktbezoekers zijn verplicht gevolg te geven aan de bevelen van de [burgemeester] en de met de politie op het toezicht belaste beambten, gegeven in het belang van de orde en veiligheid of ter regeling van het verkeer. Artikel 17. Overtredingen van de bepalingen dezer verordening worden gestraft met politiestraffen. Sint-Truiden
82
DEEL IV: REGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE ANTIEK- EN ROMMELMARKT
DEEL IV: REGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE ANTIEK- EN ROMMELMARKT AFDELING I: ALGEMEEN Artikel 1. De bepalingen van dit politiereglement zijn van toepassing op alle kramers en verkopers waar zich hun koopwaren ook bevinden, in wagens, op tafels, op de grond of op welke wijze ook te koop aangeboden. Artikel 2. Voor dit reglement wordt verstaan onder: 1. Veemarktterrein: het binnen de afsluiting gelegen terrein, langs de Speelhoflaan; 2. Veemarkthallen: de overdekte marktruimte op het veemarktterrein. AFDELING II: TOEKENNEN VAN EEN STANDPLAATS Artikel 3. 1. De personen, houder van een machtiging (voorgeschreven door de wet van 25.06.93 betreffende de uitoefening van de ambulante activiteiten en het K.B. van 03.04.95 (gewijzigd door het K.B. 29/4/96) betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten), met de vermelding: voorwerpen gesleten door het gebruik en tweedehandse koopwaren, kunnen naar rato van de beschikbare plaatsen een standplaats bekomen; Occasionele verkopers van goederen die aan de verkoper toebehoren, die niet werden verworven om verkocht te worden en op voorwaarde dat ze plaatsvinden in het kader van het normaal beheer van een privaat vermogen kunnen onder bepaalde voorwaarden een standplaats bekomen. De occasionele verkopen (manifestatie) vinden niet meer dan éénmaal per maand plaats, en worden gehouden elke eerste zaterdag van de maand, behalve tijdens de maanden juli en augustus. Tijdens deze twee maanden mogen de occasionele verkopen iedere zaterdag plaatsvinden. 2. De standplaatsen kunnen worden ingenomen: a. door de personen aan wie ze zijn toegewezen overeenkomstig artikel 9 § 1 van de wet; b. door de echtgenoot of echtgenote van de persoon aan wie ze werd toegewezen, voor zover deze titularis zijn van een machtiging tot het uitoefenen van een ambulante activiteit voor eigen rekening; c. door de verantwoordelijken voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, andere dan degenen aan wie de standplaats werd toegewezen, voor zover zij in het bezit zijn van een machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten, overeenkomstig hun hoedanigheid; d. door de feitelijke vennoten, andere dan degenen aan wie de standplaats werd toegewezen, voor zover zij titularis zijn van een machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten voor eigen rekening; e. door de personen bedoeld in artikel 3, 2°, van de wet, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een kaart voor ambulante activiteiten die hen machtigt om te handelen voor rekening van degene aan wie de standplaats is toegewezen; f. door de personen bedoeld in artikel 3, 4°, van de wet, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een kaart voor ambulante activiteiten die hen machtigt om de activiteit uit te oefenen voor de vennootschap waarvan degene die instaat voor het dagelijks beheer de standplaats toegewezen kreeg; g. door de personen bedoeld in artikel 3, 5°, van de wet, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een kaart voor ambulante activiteiten die hen machtigt om het handelen voor rekening van de natuurlijke persoon of de vennootschap waarvan degene die met het dagelijks beheer is belast de standplaats toegewezen kreeg; 3. De standplaatsen kunnen ook worden toegewezen aan de personen die bedoeld worden in art. 5.1. van de wet van 25 juni1993 en art. 2 van het K.B. van 3/4/95. Artikel 4. De antiek- en rommelmarkt wordt gehouden iedere zaterdag van 6 uur tot 12 uur, onder de Veemarkthallen en op het Veemarktterrein (gedeeltelijk). Artikel 5. Indien door een andere organisatie, de verkoopplaatsen niet beschikbaar zijn voor deze markt, wordt dit minstens twee weken op voorhand bekend gemaakt.
Sint-Truiden
83
DEEL IV: REGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE ANTIEK- EN ROMMELMARKT Artikel 6. artikel 4.
De aanvoer door de verkopers wordt toegelaten twee uur voor de opening, bepaald in
Artikel 7. Het ontruimen van de antiek- en rommelmarkt mag niet aanvangen vóór het sluitingsuur en moet beëindigd zijn uiterlijk een uur na het sluitingsuur van de markt. Op dat tijdstip moet alles wat gediend heeft om handel te drijven en de afval verwijderd zijn. Artikel 8. De gemeenteraad beslist in overleg met de marktcommissie of enkele of alle abonnementsplaatsen hun rechten op die plaats tijdelijk verliezen zonder enig recht op schadevergoeding door: 1. verlies van de plaats door werkzaamheden aan openbare of privé-gebouwen; 2. werkzaamheden van openbaar nut. In deze gevallen zal de gemeente een andere standplaats beschikbaar stellen. Artikel 9. De gemeenteraad kan beslissen, na overleg met de marktcommissie, of enkele abonnementsplaatsen hun rechten op die plaats definitief verliezen door wijzigingen in de verkeerscirculatie, aanleg van nuts- of groenvoorzieningen, renovatie van het openbaar domein. In deze gevallen krijgen de betrokkenen een voorlopige standplaats toegewezen en hebben voorrang op de chronologische wachtlijst voor een betere vaste standplaats. Artikel 10. Het recht op de verworven standplaats kan ingetrokken worden als: 1. betrokkene na drie schriftelijke aanmaningen de goede gang van zaken blijft storen, en tegen het marktreglement blijft handelen; 2. wanneer betrokkene niet langer beschikt over een machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten. Artikel 11. Producten die niet het voorwerp mogen zijn van een ambulante activiteit op de wekelijkse antiek- en rommelmarkt - Artikel 9 van het K.B. 3.4.95: 1. farmaceutische producten, drogerijen en geneeskrachtige kruiden; 2. medische of orthopedische apparaten, inzonderheid met inbegrip van breukbanden, massagetoestellen, hoorapparaten en apparaten voor elektrotherapie; 3. optische artikelen en brillenmakersartikelen met inbegrip van lenzen en monturen (met uitzondering van niet-optische zonnebrillen); 4. edele metalen en voorwerpen met behulp daarvan vervaardigd, edelgesteenten en halfedelstenen, echte parels, met inbegrip van gekweekte parels; 5. wapens en munitie; 6. sterke dranken; 7. artikelen, waarvan de verkoop verboden is krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen; 8. nieuwe artikelen, groenten, fruit. AFDELING III: AANVRAGEN IN VERBAND MET DE STANDPLAATSEN Artikel 12. 1. De toe te wijzen standplaatsen worden openbaar bekend gemaakt via aanplakking van het marktplan aan het aanplakbord van de veemarkt. 2. De standplaatsen die het voorwerp uitmaken van een abonnement, worden toegekend volgens chronologische volgorde van de aanvragen. Deze aanvragen worden ingediend door middel van een brief neergelegd bij of van een aangetekend schrijven gericht aan het gemeentebestuur, door de titularissen van een machtiging beschreven in artikel 9, § 1 van de wet. 3. De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten: a. de soort van producten die te koop worden aangeboden; b. in voorkomend geval het nummer van de kaart voor het uitoefenen van ambulante activiteiten, het inschrijvingsnummer in het handelsregister en het B.T.W.-nummer. Op deze aanvraag volgt de onmiddellijke afgifte of versturing van een ontvangstbewijs. De aanvragen worden, naarmate ze worden ontvangen en zonder dat stukken opengelaten of geschrapt worden, opgetekend in een bijzonder register. 4. De abonnementen worden toegekend voor een duur van maximum 12 maanden. De abonnementen worden stilzwijgend hernieuwd, behoudens anders bepaald door de aanvrager en
Sint-Truiden
84
DEEL IV: REGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE ANTIEK- EN ROMMELMARKT behoudens intrekking bij aangetekend schrijven door het gemeentebestuur in de gevallen bepaald in het marktreglement. 5. Het aantal standplaatsen waarvoor een abonnement kan worden uitgereikt, mag niet hoger zijn dan 95 % van het totale aantal standplaatsen. 6. De aanvraag voor een wijziging of uitbreiding van de standplaats, een wijziging van de te koop aangeboden producten, moet schriftelijk gericht worden aan de burgemeester. 7. De burgemeester beslist over de ingediende aanvragen, nadat het advies van de marktcommissie is gevraagd. 8. Bij de beslissing houdt de burgemeester er rekening mee, dat de standplaatsen worden toegewezen met inachtneming van de chronologische volgorde van de aanvragen. 9. Het Gemeentebestuur houdt een marktregister bij dat voor elke standplaats vermeldt: a. naam, voornamen en adres van de persoon aan wie de standplaats toegewezen is; indien betrokkene de standplaats verkregen heeft als overnemer krachtens artikel 9, § 2, van de wet, dan wordt deze hoedanigheid van overnemer vermeld; b. het nummer van de kaart voor het uitoefenen van ambulante activiteiten; c. het soort te koop aangeboden producten; d. duur van het gebruiksrecht; e. bedrag van de betaalde standplaatsvergoeding. AFDELING IV: DE MARKTCOMMISSIE Artikel 13. De marktcommissie vergadert minstens vier maal per jaar. De vergaderingen en verslagen zijn niet openbaar. De marktcommissie bestaat naast de burgemeester, uit de schepen voor marktaangelegenheden, de secretaris voor marktaangelegenheden, de marktleider en vier afgevaardigden van de antiek- en rommelmarkt. AFDELING V: VERPLICHTING OPGELEGD AAN DE DEELNEMENDE MARKTHANDELAARS Artikel 14. 1. Iedere markthandelaar kan slechts over één standplaats beschikken. 2. Iedere marktkramer moet op zijn kraam, op een goed zichtbare plaats zijn identificatiebord hechten, zoals bepaald door het K.B. 03/04/1995 art. 32, met vermelding van naam en voornaam, adres en nummer van de leurkaart - handelsregister- of ambachtsregister. Zij die dezelfde activiteit uitoefenen als helper of als werknemer of als werkend vennoot moeten op dit identificatiebord hun naam, voornaam en adres vermelden, alsmede het nummer van inschrijving in het handels- of ambachtsregister en het nummer van de machtiging tot ambulante activiteit van de persoon voor wiens rekening de activiteit wordt uitgeoefend. Personen die ertoe gemachtigd zijn die activiteit uit te oefenen als personen belast met het dagelijks bestuur van een vennootschap moeten er de naam van de vennootschap, haar maatschappelijke zetel, haar nummer van inschrijving in het handels- of ambachtsregister alsmede het nummer van hun eigen machtiging op vermelden. Tevens moet de prijs aangegeven zijn op de koopwaar. De houders van een machtiging die hun activiteit stopzetten, moeten binnen de twee maanden na de stopzetting hun kaart inleveren bij de gemeente van hun hoofdverblijfplaats. 3. De marktkramers dienen een verzekering af te sluiten bij een in België gevestigde verzekeringsmaatschappij, ter dekking van hun burgerlijke aansprakelijkheid. 4. Het is verboden gebruik te maken van koel- en/of verlichtingstoestellen die niet voldoen aan de wettelijke voorschriften. Het is verboden gebruik te maken van elektrische verwarmingstoestellen. 5. Het is verboden een standplaats in te nemen zonder voorafgaande toelating en zonder betaling van het verschuldigde standgeld, of een andere of een grotere plaats in te nemen dan deze die werd toegewezen. Voor toegelaten voertuigen, die gebruikt worden voor de verkoop is eveneens standgeld verschuldigd. 6. De plaatsen worden ingenomen binnen de ruimte zoals aangegeven op bijgevoegd plan. De plaatsen worden ingenomen op aanwijzing van de marktleider. In de Veemarkthallen worden enkel de verkopers met een machtiging tot het uitoefenen van een ambulante activiteit geplaatst. Door omstandigheden (aanbod, weersomstandigheden, e.d.) kan de marktleider hiervan afwijken. 7. Het is onder andere verboden op deze markten:
Sint-Truiden
85
DEEL IV: REGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE ANTIEK- EN ROMMELMARKT a. andere goederen, dan die aan de verkoper toebehoren, die niet werden verworven om verkocht te worden en die plaatsvinden in het kader van het normaal beheer van een privaat vermogen, te koop aan te bieden (art. 9 van het K.B. van 3/4/95) door occasionele verkopers; b. handel te drijven buiten de vastgestelde uren; c. handel te drijven buiten de ruimte, bepaald in art. 14.6.; d. hechtingen in de grond te slaan; e. voertuigen te plaatsen waar het omwille van de goede orde door de burgemeester of zijn afgevaardigde niet wordt toegelaten. 8. Beschadiging door bezoekers aan tentoongestelde waren dient te worden vergoed. 9. De politie heeft op ieder ogenblik recht van toezicht over en onderzoek van de te koop aangeboden goederen. 10. De standplaatsvergoeding wordt betaald per marktdag aan de daarvoor aangestelde ambtenaar, die hiervan kwijting geeft. 11. Het is verboden wilde dieren, proef- of donordieren, honden en katten te verkopen (art. 11 van de wet van 4/5/95 - B.S. 29.7.95). 12. De marktkramers die de hun toegekende plaats niet hebben ingenomen vóór 8 uur, verliezen het recht op hun plaats voor die marktdag. 13. Elke standplaats moet worden ingenomen en geëxploiteerd door de markthandelaar aan wie zij werd toegewezen. Hij mag zich laten bijstaan of tijdelijk vervangen door derden mits zij in het bezit zijn van de daartoe vereiste machtigingen. 14. De marktkramer mag zijn kraam of wagen pas verplaatsen na de sluiting van de markt. 15. De markthandelaar dient op en rond zijn plaats alle marktafval te verzamelen in officiële stadsvuilzakken en neer te leggen op de plaatsen die de politie aanwijst. Deze vuilniszakken kunnen afgehaald worden bij de marktleider. 16. De marktkramer mag niet meer dan drie maal per trimester, of drie opeenvolgende weken afwezig zijn, tenzij met een geldige reden en met verwittiging van de marktleider. Anders kan aan deze marktkramers het recht op hun plaats ontzegd worden. 17. Iedereen is gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de burgemeester, zijn afgevaardigde of de stedelijke politie. Na drie tevergeefse waarschuwingen, heeft de burgemeester het recht een marktkramer die deze richtlijnen overtreedt, zijn standplaats te ontnemen. 18. Marktkramers met klachten over de marktleiding kunnen deze uiten bij het college van burgemeester en schepenen of bij de marktcommissie. AFDELING VI: OCCASIONELEN Artikel 15. Aan ambulante handelaars, die zich vanaf 6.00 uur op "risico" aanbieden op de markt kunnen de tijdelijke vrij liggende standplaatsen, die niet het voorwerp zijn van een abonnement, worden toegewezen volgens de chronologische volgorde van aankomst op de markt en voor die bepaalde marktdag. AFDELING VII: GEVALLEN WAARIN DE OVERDRACHT VAN STANDPLAATSEN OP DE OPENBARE MARKTEN TOEGESTAAN IS (ART. 9 § 2 VAN DE WET) Artikel 16. 1. Ingeval van overgave van een handel moet de overlater het bewijs leveren van de definitieve schrapping van inschrijving in het handelsregister en van inleveren van zijn leurkaart voor ambulante handel. 2. De overdracht van een standplaats is slechts toegestaan wanneer tegelijk voldaan is aan de volgende voorwaarden: a. dat de overdracht gebeurt ingevolge het overlijden of de stopzetting van elke ambulante activiteit van de persoon aan wie de standplaats toegewezen is; b. 1. dat de overnemer of de echtgenoot (echtgenote) is, of een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is van degene aan wie de standplaats is toegewezen, ofwel één van de personen die hen bij plaatsvervulling opvolgen; 2. of dat de overnemer een persoon is bedoeld in artikel 3, tweede lid, 1° of 3° van de wet. (namelijk 1°: de natuurlijke personen die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefenen; 3°: de natuurlijke personen belast met het dagelijks bestuur van de rechtspersonen die een ambulante activiteit uitoefenen). c. dat de overnemer de activiteit voortzet, die werd gestaakt door de persoon aan wie de standplaats toegewezen is. Sint-Truiden
86
DEEL IV: REGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE ANTIEK- EN ROMMELMARKT d. dat de overnemer een machtiging tot uitoefening van ambulante activiteiten bezit als persoon vermeld in artikel 3, tweede lid, 1° of 3° van de wet. 3. De overdracht is geldig voor de resterende geldigheidsduur van het abonnement van de persoon die overleden is of die zijn activiteit heeft stopgezet. 4. De burgemeester kan dan, het advies van de marktcommissie gevraagd, de overnemer toelaten de standplaats van de overlater in te nemen of hem een andere plaats toekennen. 5. Behalve de gevallen vastgesteld door de Koning, is elke overdracht of onderverhuring van standplaatsen verboden. AFDELING VIII: BETWISTINGEN Artikel 17. Alle betwistingen en onvoorziene gevallen in verband met de markt worden beslecht door de burgemeester. AFDELING IX: STRAFBEPALING Artikel 18. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen voor zover bij wetten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn.
Sint-Truiden
87
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE MARKT EN DE SPECIALE MARKTEN DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE MARKT EN DE SPECIALE MARKTEN AFDELING I: ALGEMEEN Artikel 1. De bepalingen van dit politiereglement zijn van toepassing op alle kramers en verkopers waar zich hun koopwaren ook bevinden, in wagens, op tafels, op de grond of op welke wijze ook te koop aangeboden. Artikel 2. 1. Enkel de personen, houder van een machtiging, voorgeschreven door de wet van 25.06.93 betreffende de uitoefening van de ambulante activiteiten en het K.B. van 03.04.95 (gewijzigd door het K.B. 29/4/96) betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten en in regel met de reglementering inzake de sociale en fiscale verplichtingen kunnen naar rato van de beschikbare plaatsen een standplaats bekomen. 2. De standplaatsen kunnen worden ingenomen: a. door de personen aan wie ze zijn toegewezen overeenkomstig artikel 9 § 1 van de wet; b. door de echtgenoot of echtgenote van de persoon aan wie ze werd toegewezen, voor zover deze titularis zijn van een machtiging tot het uitoefenen van een ambulante activiteit voor eigen rekening; c. door de verantwoordelijken voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, andere dan degenen aan wie de standplaats werd toegewezen, voor zover zij in het bezit zijn van een machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten, overeenkomstig hun hoedanigheid; d. door de feitelijke vennoten, andere dan degenen aan wie de standplaats werd toegewezen, voor zover zij titularis zijn van een machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten voor eigen rekening; e. door de personen bedoeld in artikel 3, 2°, van de wet, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een kaart voor ambulante activiteiten die hen machtigt om te handelen voor rekening van degene aan wie de standplaats is toegewezen; f. door de personen bedoeld in artikel 3, 4°, van de wet, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een kaart voor ambulante activiteiten die hen machtigt om de activiteit uit te oefenen voor de vennootschap waarvan degene die instaat voor het dagelijks beheer de standplaats toegewezen kreeg; g. door de personen bedoeld in artikel 3, 5°, van de wet, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een kaart voor ambulante activiteiten die hen machtigt om het handelen voor rekening van de natuurlijke persoon of de vennootschap waarvan degene die met het dagelijks beheer is belast de standplaats toegewezen kreeg; h. door de standwerkers aan wie het tijdelijk gebruiksrecht van de standplaats werd onderverhuurd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42bis. 3. De standplaatsen kunnen ook worden toegewezen aan de personen die bedoeld worden in art. 5.1. van de wet van 25/6/1993 en art. 2 van het K.B. van 3/4/95. AFDELING II: WEKELIJKSE MARKT Artikel 3. 1. In de stad Sint-Truiden wordt de wekelijkse markt gehouden op zaterdag, van 6 tot 12.30 uur. 2. De markt die op een feestdag valt, gaat normaal door, tenzij het Allerheiligen, Kerstmis of Nieuwjaar betreft. Dan wordt de markt gehouden op de namiddag van de dag voordien. 3. De markt wordt gehouden op de Grote Markt, de Groenmarkt, het Minderbroedersplein, de Minderbroedersstraat (tot de Capucienessenstraat) en de Diesterstraat (tot de Abdijstraat). 4. De gemeenteraad beslist in overleg met de marktcommissie of enkele of alle abonnementsplaatsen hun rechten op die plaats tijdelijk verliezen zonder enig recht op schadevergoeding door : a. verlies van de plaats door werkzaamheden aan openbare of privé-gebouwen; b. werkzaamheden van openbaar nut; c. jaarlijkse kermis. In deze gevallen zal de gemeente een andere standplaats beschikbaar stellen.
Sint-Truiden
88
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE MARKT EN DE SPECIALE MARKTEN 5. De gemeenteraad kan beslissen, na overleg met de marktcommissie, of enkele abonnementsplaatsen hun rechten op die plaats definitief verliezen door wijzigingen in de verkeerscirculatie, aanleg van nuts- of groenvoorzieningen, renovatie van het openbaar domein. In deze gevallen krijgen de betrokkenen een voorlopige standplaats toegewezen en hebben voorrang op de chronologische wachtlijst voor een betere vaste standplaats. 6. Het recht op de verworven standplaats kan ingetrokken worden als betrokkene niet langer beschikt over een machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten. 7°. Producten die niet het voorwerp mogen zijn van een ambulante activiteit op de wekelijkse markt - Artikel 9 van het K.B. 3.4.95: a. farmaceutische producten, drogerijen en geneeskrachtige kruiden; b. medische of orthopedische apparaten, inzonderheid met inbegrip van breukbanden, massagetoestellen, hoorapparaten en apparaten voor elektrotherapie; c. optische artikelen en brillenmakersartikelen met inbegrip van lenzen en monturen (met uitzondering van niet-optische zonnebrillen); d. edele metalen en voorwerpen met behulp daarvan vervaardigd, edelgesteenten en halfedelstenen, echte parels, met inbegrip van gekweekte parels; e. wapens en munitie; f. sterke dranken; g. artikelen, waarvan de verkoop verboden is krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen. AFDELING III: SPECIALE MARKTEN Artikel 4. 1. De Verloren Maandagmarkt (jaarmarkt) wordt gehouden op de maandag voor Aswoensdag van 8 tot 13 uur. 2. De eerste avondmarkt vindt plaats op de laatste maandag van juni. De tweede avondmarkt vindt plaats op de derde maandag van oktober. De avondmarkten zijn geopend van 16 tot 22 uur. 3. De Kerstmarkt voor de marktkramers vindt plaats op de zondag voor Kerstmis van 14 tot 18 uur. 4. Bij gelegenheid van Allerheiligen wordt aan het kerkhof, Kazelstraat, een markt gehouden uitsluitend voor de verkoop van bloemen, van 8 tot 17 uur, op de dagen bepaald door de burgemeester. 5. In de periode voor Kerstmis wordt op de Groenmarkt een kerstdennenverkoop gehouden, op de dagen bepaald door de burgemeester. AFDELING IV: AANVRAGEN IN VERBAND MET DE STANDPLAATSEN Artikel 5. 1. De toe te wijzen standplaatsen worden openbaar bekend gemaakt via aanplakking van het marktplan aan het aanplakbord van het stadhuis. 2. De standplaatsen die het voorwerp uitmaken van een abonnement, worden toegekend volgens chronologische volgorde van de aanvragen. Deze aanvragen worden ingediend door middel van een brief neergelegd bij of van een aangetekend schrijven gericht aan het gemeentebestuur, door de titularissen van een machtiging beschreven in artikel 9, § 1 van de wet. 3. De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten: a. de soort van producten die te koop worden aangeboden; b. in voorkomend geval het nummer van de kaart voor het uitoefenen van ambulante activiteiten, het inschrijvingsnummer in het handelsregister en het B.T.W.-nummer. Op deze aanvraag volgt de onmiddellijke afgifte of versturing van een ontvangstbewijs. De aanvragen worden, naarmate ze worden ontvangen en zonder dat stukken opengelaten of geschrapt worden, opgetekend in een bijzonder register. De gemeentelijke registers, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit voldoen aan de in het voorgaande lid gestelde voorwaarden, blijven geldig. 4. De abonnementen worden toegekend voor een duur van maximum 12 maanden. De abonnementen worden stilzwijgend hernieuwd, behoudens anders bepaald door de aanvrager en behoudens intrekking bij aangetekend schrijven door het gemeentebestuur in de gevallen bepaald in het marktreglement. 5. Het aantal standplaatsen waarvoor een abonnement kan worden uitgereikt, mag niet hoger zijn dan 95 % van het totale aantal standplaatsen.
Sint-Truiden
89
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE MARKT EN DE SPECIALE MARKTEN 6. De aanvraag voor een wijziging of uitbreiding van de standplaats, een wijziging van de te koop aangeboden producten, moet schriftelijk gericht worden aan de burgemeester. 7. De burgemeester beslist over de ingediende aanvragen, nadat het advies van de marktcommissie is gevraagd. 8. Bij de beslissing houdt de burgemeester er rekening mee, dat de standplaatsen worden toegewezen met inachtneming van de chronologische volgorde van de aanvragen, rekeninghoudend met de lijst van de koopwaren waarvoor telkens de maximale aanwezigheid per product is vastgelegd (art. 10 § 1 en 2 van de wet). De maximale percentages aanwezigheid op de markt van de diverse categorieën zijn: a. 40 % textiel; b. 30 % voeding; c. 10 % lederwaren; d. 10 % bloemen en platen; e. 10 % overige waren. 9. Het Gemeentebestuur houdt een marktregister bij dat voor elke standplaats vermeldt: a. naam, voornamen en adres van de persoon aan wie de standplaats toegewezen is; indien betrokkene de standplaats verkregen heeft als overnemer krachtens artikel 9, § 2, van de wet, dan wordt deze hoedanigheid van overnemer vermeld; b. het nummer van de kaart voor het uitoefenen van ambulante activiteiten; c. het soort te koop aangeboden producten; d. duur van het gebruiksrecht; e. bedrag van de betaalde standplaatsvergoeding. AFDELING V: DE MARKTCOMMISSIE Artikel 6. De marktcommissie vergadert minstens vier maal per jaar. De vergaderingen en verslagen zijn niet openbaar. De marktcommissie bestaat naast de burgemeester, uit de schepen voor marktaangelegenheden, de secretaris voor marktaangelegenheden, de marktleider en vier afgevaardigden van de Sint-Truidense Beroepsvereniging van Marktkramers en één marktkramer niet-Truienaar. Andere personen kunnen uitgenodigd worden wanneer hun aanwezigheid nuttig is bij de bespreking van een bepaald onderwerp. AFDELING VI: VERPLICHTINGEN OPGELEGD AAN DE DEELNEMENDE MARKTHANDELAARS Artikel 7. 1. Iedere markthandelaar kan slechts over één standplaats beschikken. 2. a. Iedere marktkramer moet op zijn kraam, op een goed zichtbare plaats zijn identificatiebord hechten, zoals bepaald door het K.B. 03/04/1995 art. 32, met vermelding van naam en voornaam, adres en nummer van de leurkaart - handelsregister- of ambachtsregister. Zij die dezelfde activiteit uitoefenen als helper of als werknemer of als werkend vennoot moeten op dit identificatiebord hun naam, voornaam en adres vermelden, alsmede het nummer van inschrijving in het handels- of ambachtsregister en het nummer van de machtiging tot ambulante activiteit van de persoon voor wiens rekening de activiteit wordt uitgeoefend. Personen die ertoe gemachtigd zijn die activiteit uit te oefenen als personen belast met het dagelijks bestuur van een vennootschap moeten er de naam van de vennootschap, haar maatschappelijke zetel, haar nummer van inschrijving in het handels- of ambachtsregister alsmede het nummer van hun eigen machtiging op vermelden. b. Tevens dienen volgens de aard van de goederen, de prijs, gewicht, volume, maten of het aantal stuks aangeduid te worden op de koopwaren of op de prijslijst. c. De houders van een machtiging die hun activiteit stopzetten, moeten binnen de twee maanden na de stopzetting hun kaart inleveren bij de gemeente van hun hoofdverblijfplaats. 3. De marktkramers dienen een verzekering af te sluiten bij een in België gevestigde verzekeringsmaatschappij, ter dekking van hun burgerlijke aansprakelijkheid. 4. Het is verboden gebruik te maken van koel- en/of verlichtingstoestellen die niet voldoen aan de wettelijke voorschriften. Het is verboden gebruik te maken van elektrische verwarmingstoestellen. Er moet in de kraam een operationeel brandblusapparaat voorhanden zijn.
Sint-Truiden
90
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE MARKT EN DE SPECIALE MARKTEN Het is verboden gebruik te maken van een geluidsinstallatie, behalve voor de verkoop van geluidsdragers, op voorwaarde dat niet meer dan 75 decibel gemeten worden op 5 meter afstand van de geluidsbron. [Het gebruik van verwarmingstoestellen met vaste of verplaatsbare gasrecipiënten is enkel toegelaten: a. mits voorleggen van een jaarlijkse controle/keuringsverslag door een erkend organisme; b. mits de aanwezigheid van een draagbaar blusapparaat; * minimum P ABC 6 kg bij aanwezigheid van een houder van maximum 13 kg * minimum P ABC 9 kg bij aanwezigheid van een houder groter dan 13 kg; c. mits de aanwezigheid van de gebruiksinstructies van de verwarmingsinstallatie en de instructies wat te doen bij brand; d. mits het gebruik van gasrecipiënten die gevuld zijn door een vergunde inrichting; de marktkramer is verplicht een verzekering tegen schade aan derden bij ongevallen te bezitten. Het gebruik van elektrische vuren dient te gebeuren conform de wettelijke voorschriften.][vervangen G.R. 17 juni 2002] 5. De elektriciteitsbedeling gebeurt uitsluitend door aansluiting op de door de stad geplaatste stroomverdelingskasten, en zo dat deze kasten om 9 uur gesloten kunnen worden. Alle gebruikte materialen moeten voldoen aan de wettelijke voorschriften. 6. Het is verboden een standplaats in te nemen zonder voorafgaande toelating en zonder betaling van het verschuldigde standgeld, of een andere of een grotere plaats in te nemen dan deze die werd toegewezen. 7. De standplaatsvergoeding wordt ofwel vooraf betaald, via overschrijving op de stadsrekening ofwel per marktdag aan de daarvoor aangestelde ambtenaar, die hiervan kwijting geeft. 8. Het is verboden wilde dieren, proef-, of donordieren, honden en katten te verkopen (art. 11 van de wet van 4/5/95 - B.S. 29.7.95). 9. De marktkramers die de hun toegekende plaats niet hebben ingenomen vóór 8 uur, verliezen het recht op hun plaats voor die marktdag. 10. Elke standplaats moet worden ingenomen en geëxploiteerd door de markthandelaar aan wie zij werd toegewezen. Hij mag zich laten bijstaan of tijdelijk vervangen door derden mits zij in het bezit zijn van de daartoe vereiste machtigingen. 11. De marktkramer mag zijn kraam of wagen pas verplaatsen na de sluiting van de markt. 12. De markthandelaar dient op en rond zijn plaats alle marktafval te verzamelen in officiële stadsvuilzakken en neer te leggen op de plaatsen die de politie aanwijst. Deze vuilniszakken kunnen afgehaald worden bij de bestuursleden van de Verenigde Marktkramers tegen de geldende verkoopprijs. 13. De standplaatsen moeten één uur na het einde van de markt opgeruimd en verlaten zijn. 14. De marktkramer mag niet meer dan drie maal per trimester, of drie opeenvolgende marktdagen afwezig zijn, tenzij met een geldige reden en met verwittiging van de marktleider. Anders kan aan deze marktkramers het recht op hun plaats ontzegd worden. 15. Iedereen is gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de burgemeester, zijn afgevaardigde of de stedelijke politie. Na drie tevergeefse waarschuwingen, heeft de burgemeester het recht een marktkramer die deze richtlijnen overtreedt, zijn standplaats te ontnemen. 16. Marktkramers met klachten over de marktleiding kunnen deze uiten bij het college van burgemeester en schepenen of bij de marktcommissie. AFDELING VII: DEMONSTREERDERS EN OCCASIONELEN Artikel 8. 1. Bij het aanvragen van een abonnement door een standwerker dient betrokkene in zijn aanvraag bovendien deze hoedanigheid te vermelden. Wordt beschouwd als standwerker, de ambulante handelaar waarvan de activiteit uitsluitend bestaat uit het te koop aanbieden op wisselende markten van een al dan niet wisselend product, waarvan hij de kwaliteit prijst en de gebruikswijze uitlegt d.m.v. een betoog en/of demonstratie met de bedoeling deze beter bekend te maken aan het publiek en aldus de verkoop ervan te bevorderen. 2. Aan standwerkers wordt een abonnement bij voorrang toegekend voor zover hun totaal niet meer bedraagt dan 5 % van het totale aantal standplaatsen. Standwerkers die een aanvraag indienen tot het bekomen van een abonnement komen op een wachtlijst met voorrang op de bestaande wachtlijst tot het bekomen van een vaste standplaats. De standwerker vermeldt op zijn aanvraag naast de wettelijke vastgelegde gegevens:
Sint-Truiden
91
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE WEKELIJKSE MARKT EN DE SPECIALE MARKTEN a. de naam van de vzw die het gebruiksrecht van de standplaats zal innemen en deze lijst aan de gemeente zal bezorgen, per vzw kunnen maximaal twee standplaatsen voor standwerkers toegekend worden; b. hij verplicht zich ertoe een lijst in te dienen met de namen van de collega-standwerkers indien hij het gebruiksrecht van de standplaats wenst onder te verhuren. 3. Aan ambulante handelaars, die zich tussen 7.00 uur en 8.00 uur op "risico" aanbieden op de markt t.h.v. het perron, kunnen de tijdelijke vrijliggende standplaatsen, worden toegewezen door de marktleider [door loting][vervangen G.R. 27 januari 1997]. Indien deze ambulante handelaar evenwel artikelen verkoopt waarvan het verzadigingspunt bereikt is (zie de lijst vermeld in artikel 5.8), kan hem het innemen van een tijdelijke vrije standplaats worden geweigerd. AFDELING VIII: GEVALLEN WAARIN DE OVERDRACHT VAN STANDPLAATSEN OP DE OPENBARE MARKTEN TOEGESTAAN IS (ART. 9 § 2 VAN DE WET) Artikel 9. 1. Ingeval van overgave van een handel moet de overlater het bewijs leveren van de definitieve schrapping van inschrijving in het handelsregister en van inleveren van zijn leurkaart voor ambulante handel. (zie ook artikel 7.2.c) 2. De overdracht van een standplaats is slechts toegestaan wanneer tegelijk voldaan is aan de volgende voorwaarden: a. dat de overdracht gebeurt ingevolge het overlijden of de stopzetting van elke ambulante activiteit van de persoon aan wie de standplaats toegewezen is; b. 1. dat de overnemer of de echtgenoot (echtgenote) is, of een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is van degene aan wie de standplaats is toegewezen, ofwel één van de personen die hen bij plaatsvervulling opvolgen; 2. of dat de overnemer een persoon is bedoeld in artikel 3, tweede lid, 1° of 3° van de wet. (namelijk 1°: de natuurlijke personen die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefenen; 3°: de natuurlijke personen belast met het dagelijks bestuur van de rechtspersonen die een ambulante activiteit uitoefenen). c. dat de overnemer de activiteit voortzet, die werd gestaakt door de persoon aan wie de standplaats toegewezen is. d. dat de overnemer een machtiging tot uitoefening van ambulante activiteiten bezit als persoon vermeld in artikel 3, tweede lid, 1° of 3° van de wet. 3. De overdracht is geldig voor de resterende geldigheidsduur van het abonnement van de persoon die overleden is of die zijn activiteit heeft stopgezet. 4. De burgemeester kan dan, het advies van de marktcommissie gevraagd, de overnemer toelaten de standplaats van de overlater in te nemen of hem een andere plaats toekennen. 5. Behalve de gevallen vastgesteld door de Koning, is elke overdracht of onderverhuring van standplaatsen verboden. AFDELING IX: BETWISTINGEN Artikel 10. Alle betwistingen en onvoorziene gevallen in verband met de markt worden beslecht door de burgemeester. AFDELING X: STRAFBEPALING Artikel 11. De overtredingen van bovenstaande bepalingen worden bestraft met politiestraffen voor zover bij wetten, algemene of provinciale reglementen en verordeningen die op dit stuk bestaan, geen andere straffen bepaald zijn.
Sint-Truiden
92
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN DEEL VI: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE AUGUSTUSKERMIS AFDELING I: TIJDSTIP EN DUUR Artikel 1. De augustuskermis loopt in principe van de vrijdag voor de laatste zondag van augustus tot en met de maandag na de eerste zondag van september. Artikel 2. Ingeval van verlenging van de kermis mag het college van burgemeester en schepenen specifieke overeenkomsten afsluiten met de foorkramers, voor de duur van de verlenging. AFDELING II: AANVRAGEN Artikel 3.
De standplaatsen voor de augustuskermis worden na aanvraag toegewezen.
Artikel 4. De aanvraag voor het bekomen van een standplaats tot het houden van een kermisattractie, vermeldt inzonderheid: 1. de naam, voornaam, hoedanigheid of beroep, en de woonplaats van de aanvrager; wanneer het om een vennootschap gaat: de handelsnaam of benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel; 2. het handelsregister en het B.T.W.-nummer, brandpolisgegevens (verzekeringsmaatschappij en polisnummer); 3. de benaming en afmetingen van foorinstallatie, eventuele uitsprongen, afzonderlijke kassa's en stroomleveringswagens inbegrepen; 4. de juiste operationele afmetingen van de begeleidende wagens. Op de kermisplaats zelf wordt het aantal woonwagens beperkt tot één per eigenaar met maximum afmetingen van 12 op 3 meter; 5. uittreksel van het register van goed zedelijk gedrag. Artikel 5. De aanvraag moet ondertekend worden door de betrokken eigenaar van de foorattractie of zijn gemachtigde. Artikel 6. De aanvraag moet bevatten: 1. van de aanvrager - natuurlijke persoon, een bewijs van goed zedelijk gedrag dat niet ouder is dan één maand; 2. ingeval van rechtspersoon, een bewijs van goed zedelijk gedrag dat niet ouder is dan één maand van de persoon of personen belast met het dagelijks beheer van de onderneming. Artikel 7. De aanvraag moet toekomen bij het Stadsbestuur uiterlijk op 31 januari van het jaar van de kermis. AFDELING III: TOEKENNING VAN DE STANDPLAATSEN Artikel 8. De burgemeester kent de standplaatsen toe voor een periode van drie jaar. Deze toekenning gebeurt aan de hand van de aanvragen en rekening houdende met de lijst die het college van burgemeester en schepenen jaarlijks vaststelt met vermelding van het aantal per soort attracties die op de augustuskermis worden toegelaten. De geldigheid van de toekenning voor standplaatsen op de Groenmarkt kan beperkt worden tot één jaar, met het oog op een verhoogde attractiviteit. Artikel 9. Aan de foorreiziger die ingevolge de bepalingen van artikel 8 een standplaats heeft bekomen, kan de toelating worden verleend om met een nieuwe inrichting de standplaats in te nemen indien er voldoende aanwijzingen zijn dat deze inrichting bijdraagt tot vernieuwing, verfraaiing en aantrekkelijkheid van de kermis. Artikel 10. Bij de toekenning geldt dat aan iedere eigenaar maximaal plaats voor twee attracties kan toegekend worden, met dien verstande dat slechts één van de twee een lunapark of bulldozerkraam e.d. mag zijn.
Sint-Truiden
93
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN Artikel 11. De burgemeester kan bij een met redenen omkleed besluit een aanvraag weigeren wegens mogelijke verstoring van de openbare orde, door de aard van de betrokken attractie. Artikel 12. De burgemeester houdt rekening met het verslag van de Brandweercommandant inzake vrije doorgang met het oog op de brandveiligheid. Artikel 13. De vergunningshouder mag zijn standplaats niet afstaan, tenzij hem hiertoe schriftelijk toelating gegeven wordt door de burgemeester. De vervangende instelling moet zoveel mogelijk gelijkaardig zijn aan deze waarvoor de standplaats oorspronkelijk moest dienen. Artikel 14. De burgemeester kan de duur van een lopend contract voor een standplaats inkorten, op grond van een gemotiveerde beslissing, nadat de betrokken foorkramer werd gehoord, die zich hierbij kan laten bijstaan door een derde naar keuze. AFDELING IV: OVERLATEN VAN KERMISATTRACTIES Artikel 15. Bij overlaten van een inrichting aan een bloed- of aanverwant van de eerste graad wordt deze laatste uitbater onder alle opzichten gelijkgesteld met de vorige exploitant, rekening houdend met de bepalingen van artikel 8. Artikel 16. Bij verkoop van een attractie aan derden wordt de standplaats overgegeven voor de nog resterende duur van het contract. Beide partijen bezorgen hierover een schriftelijke en ondertekende overeenkomst aan het Stadsbestuur. De verkoper ziet af van een verdere standplaats. AFDELING V: INNEMEN VAN STANDPLAATSEN Artikel 17. De exploitanten moeten zich vooraf vergewissen of zij hun instelling kunnen monteren zonder schade te berokkenen. Artikel 18. De foorkramers mogen de hen toegewezen standplaats innemen vanaf het ogenblik dat hun door de burgemeester wordt meegedeeld. Artikel 19. Voordat zij door de politie opgeroepen worden hun plaats in te nemen, stellen zij zich op het parkeerterrein van de Veemarkt. Zonder machtiging van de burgemeester of diens afgevaardigde mogen geen foorwagens in de straten geplaatst worden vanaf de opstelling tot het afbreken van de kermis. Artikel 20. De standplaatsen die op de donderdagavond vóór de opening van de kermis niet ingenomen zijn, komen opnieuw ter vrije beschikking van het Stadsbestuur zonder dat er voor de vergunningshouder enig recht ontstaat op terugbetaling van het voorschot of kwijtschelding van het saldo. In ernstige gevallen is de burgemeester gemachtigd na zorgvuldig onderzoek een andersluidende beslissing te treffen. Artikel 21. Na de opstelling van de attractie mag slechts één woonwagen (max. 12 m x 3 m) per instelling op het kermisterrein geplaatst worden. Alle andere wagens worden opgesteld op de plaats die de burgemeester zal aanwijzen. Vrachtwagens die nodig zijn bij de oprichting van de attractie, dienen zo snel mogelijk van het kermisterrein verwijderd te zijn, en uiterlijk bij de opening van de kermis. AFDELING VI: UITBATING TIJDENS DE KERMIS Artikel 22. Het openingsuur wordt bepaald op 14 uur, tenzij bij andersluidende beslissing van de burgemeester, getroffen in het algemeen of per specifieke attractie. Het sluitingsuur voor iedere kermisdag wordt door de burgemeester bepaald. Boksballen mogen uiterlijk tot 23 uur in gebruik blijven, tenzij het begeleidende geluid wordt uitgeschakeld. De boksballen sluiten samen met de bijhorende attractie. Artikel 23. In elke inrichting moet, goed zichtbaar, een bord worden aangebracht met vermelding van de pachter en het nummer van het handelsregister. Ook moeten op een plaats in de inrichting, Sint-Truiden
94
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN goed zichtbaar van op het wandelpad, opschriften worden aangebracht waarop de aan de publiek gevraagde prijzen staan vermeld. Artikel 24. Het is de fooruitbaters verboden "parade" te maken vóór hun instelling, op een podium of om het even op welke wijze zichtbaar of hoorbaar voor de voorbijgangers, tenzij de uitbater één van de plaatsen bekomen heeft die speciaal voor paradebarak is bestemd. Artikel 25. Het is de uitbaters van loterijen, spelen, enz... verboden lotjes te verkopen buiten hun instelling, of hiermede de voorbijgangers op opdringerige wijze lastig te vallen. Artikel 26. De intensiteit van de muziekinstrumenten, pick-ups, luidsprekers, micro's enz. moet geregeld worden volgens de instructies van de politie of de bevoegde dienst. Deze toestellen mogen slechts in gematigde toon benuttigd worden. De luidsprekers dienen naar de grond gericht in een hoek van 45°. In geen geval mogen er oorverdovende of valsklinkende geluiden voortgebracht worden of doorgegeven worden, die de bewoners van de aanliggende huizen kunnen ontstellen. Artikel 27. Het is de fooruitbaters ten strengste verboden voorstellingen te geven of attracties uit te baten die rechtstreeks of onrechtstreeks aanleiding geven tot enige verstoring van de openbare orde, rust, veiligheid en gezondheid. De burgemeester kan overeenkomstig het artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet de onmiddellijke sluiting bevelen van de desbetreffende foorinstelling; de betrokken uitbaters hebben geen recht op schadevergoeding. De uitbaters van molens e.d. moeten beschikken over een keuringsattest dat niet meer dan acht maanden geleden werd uitgereikt. De uitbater blijft verantwoordelijk voor alle mogelijke tekortkomingen aan zijn attractie. Artikel 28. De vergunningshouders zijn verplicht hun inrichting en de directe omgeving zindelijk te onderhouden; het gebruikte materiaal dient steeds in onberispelijke staat te zijn. Artikel 29. De foorkramers moeten alle voorzorgsmaatregelen treffen tegen eventueel brandgevaar. Zij dienen een brandverzekering af te sluiten om gebeurlijke schade aan derden te vergoeden. Artikel 30. De slangen die afvalwaters uit de woonwagens afvoeren, moeten zodanig worden aangebracht dat de afvalwaters in de riolering uitmonden en geen hinder vormen voor de kermisbezoekers. Artikel 31.
De foorkramers die een hond bezitten, dienen deze vast te leggen.
AFDELING VII: ONTRUIMEN VAN DE STANDPLAATSEN Artikel 32. De foorkramers dienen hun standplaats te hebben verlaten op het tijdstip dat de burgemeester bepaalt en tijdig meedeelt. Artikel 33. Het is de fooruitbaters niet toegelaten tijdens de avond van de laatste kermisdag vrachtwagens of dergelijke op de openbare weg te plaatsen, die de nog geopende instellingen kunnen hinderen. AFDELING VIII: STRAFBEPALING Artikel 34. worden.
Sint-Truiden
De overtreders van bovenstaande verordening zullen met politiestraffen gestraft
95
DEEL VII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN DEEL VII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN GEWESTWEGEN Artikel 1. Op de gewestwegen in de omgeving van het stedelijk sportstadion Staaien geldt, bij manifestaties waarvan de verwachte volkstoeloop dit vereist, vanaf twee uur voor de sport- of andere manifestaties tot één uur na deze manifestatie, volgende verkeersregeling: Verbod van autoverkeer in volgende straten: • Op de Tiensesteenweg vanaf het kruispunt met de Ziekerenweg in de richting van het stadion tot aan de verkeersgeleider ter hoogte van de aansluiting Tiensesteenweg/Staaienlaan met uitzondering voor de plaatselijke bediening. Vanaf de verkeersgeleider ter hoogte van de aansluiting Tiensesteenweg/Staaienlaan wordt alle autoverkeer verboden in de richting van het stadion. • Op de Tiensesteenweg vanaf het kruispunt met de Zoutleeuwsesteenweg en de gewestweg (N3 rotonde) in de richting van het stadion met uitzondering van “plaatselijk verkeer” en van de houders van een doorgangsbewijs verleend door de burgemeester, KSTVV of een andere organisator. Omleidingen: • Het verkeer van de Fabriekstraat wordt aan het kruispunt Tiensesteenweg/Staaienlaan afgeleid naar het centrum. • Het verkeer komende van de Tiensesteenweg vanaf het centrum wordt ter hoogte van de aansluiting met de Staaienlaan afgeleid via de Fabriekstraat. Parkeerverbod: • In de Staaienlaan vanaf twee uur voor de aanvang tot één uur na de manifestatie. • Langs de Tiensesteenweg, het gedeelte tussen de rotonde Staaien en stelplaats “De Lijn” met uitzondering voor voertuigen van orde- en hulpdiensten, pers, andersvaliden. De andersvaliden mogen mits houder te zijn van hun speciale kaart parkeren op de gelijkgrondse berm ter hoogte van café “De Hel van Staaien” en parking Vangrootloon. De ordediensten parkeren ter hoogte van de woning 209, Tiensesteenweg. De houders van een perskaart parkeren op de gelijkgrondse berm vanaf de woning 207, Tiensesteenweg tot aan de verkeersgeleider Staaienlaan/Tiensesteenweg. De gemeenteraadsleden, stadssecretaris en stadsontvanger met kaart parkeren achter de verkeersgeleider Staaienlaan/Tiensesteenweg. De bewoners van de Tiensesteenweg, titularis van een garage, mogen hun voertuig voor de garagepoort parkeren mits melding van hun nummerplaat op de poort. Autocars moeten geparkeerd worden op de parking van het station. Artikel 2. Deze verkeersregeling wordt ter kennis gebracht door de wettelijke verkeersborden, geplaatst onder toezicht van de politie. Artikel 3.
Deze regeling geldt niet voor prioritaire voertuigen.
Artikel 4. Wanneer er voetbalwedstrijden of andere manifestaties plaatsvinden in het stedelijk stadion Staaien, zijn verboden op de openbare weg, het gedeelte gelegen tussen de rotonde Staaien en stelplaats ‘De Lijn’ en de rechtstreekse aansluitingen op deze wegen, alle activiteiten van ambulante handel en het houden van collecten behoudens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke machtiging van de burgemeester. Artikel 5. Ter gelegenheid van voetbalwedstrijden of andere manifestaties in het stedelijk stadion zijn verboden op de openbare weg, het gedeelte gelegen tussen de rotonde Staaien en stelplaats ‘De Lijn’ en de rechtstreekse aansluitingen op deze wegen, het uitdelen en/of verspreiden van strooibriefjes, folders, vlugschriften of enigerlei ander drukwerk of geschriften, behoudens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke machtiging van de burgemeester. Deze bepalingen zijn tevens van toepassing op de vrije ruimte voor het stadion, ter hoogte van de loketten en weerszijden van de loketten en dit over de hele breedte van het stadion. Het achterlaten van drank- en etensresten, hun recipiënten of verpakkingsmiddelen op andere plaatsen dan in de daarvoor aangebrachte vuilnisbakken is verboden. Artikel 6.
Overtredingen worden gestraft met politiestraffen.
DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN De gemeenteraad heeft in vergadering van 21 februari 2000 een verkeersregeling op de zuidelijke omleiding N3 Brussel-Luik bij thuiswedstrijden van de KSTVV vastgesteld. Vanaf het seizoen 2003-2004 zal er een nieuwe verkeersregeling van toepassing zijn. Artikel 1. Deze politieverordening geldt van twee uur voor de wedstrijd tot een half uur na de wedstrijd op de dagen dat KSTVV thuiswedstrijden speelt in het kader van de nationale voetbalcompetitie van de hoogste afdeling en in het kader van de bekercompetitie tegen een tegenstander uit de 1ste of de 2de divisie, dit laatste volgens noodzaak, ter beoordeling van de burgemeester. Artikel 2. 1. Bezoekerssupporters De N3, tussen de rotonde en de Montenakenweg, wordt volledig parkeervrij gehouden behalve een zone tussen de twee overbruggingen, die voorbehouden blijft voor de bezoekende supporters. Voor het doorgaande verkeer komende van Tienen wordt een snelheidsbeperking tot 50 km per uur en een inhaalverbod ingevoerd. a. voor de wedstrijd Het verkeer op de N3 richting Tienen zal tussen de twee overbruggingen geschieden op één rijstrook. Het verkeer op de N3 richting Luik zal tussen de twee overbruggingen eveneens geschieden op één rijstrook. De bezoekende bussen zullen de supporters ter hoogte van de nieuwe ingang voor de bezoekers laten uitstappen. Bij risico-matchen geldt sowieso de combi-regeling, waarbij er enkel een ticket kan verkregen worden mits vervoer per bus. De bezoekers met eigen vervoer worden zoveel mogelijk geleid naar de voorbehouden parkeerzone tussen de overbruggingen en parkeren daar rechts van de rijbaan in de richting van Tienen. Deze regeling is van toepassing twee uur voor de wedstrijd tot één uur na de wedstrijd. b. tijdens de wedstrijd Tijdens de match zullen de bussen parkeren ter hoogte van de vroegere Trost-fabrieken en/of op de N3 tussen de Montenakenweg en de op- en afrit van de N80, langs weerszijde van de rijbaan op de parkeerstrook. Voor de begeleiding van de supportersbussen en van de bezoekers met eigen vervoer naar het terrein van de vroegere Trost-fabrieken zal er permanent een politieagent aanwezig zijn. Een kwartier voor het einde van de wedstrijd begeven de bussen zich opnieuw naar de N3 en wachten ter hoogte van de uitgang voor de bezoekers. Er wordt een zone voor het parkeren van deze bussen voorbehouden. c. na de wedstrijd In uitzonderlijke omstandigheden en bij ernstige calamiteiten t.h.v. de toegangstrap wordt vanaf 15 minuten voor het einde van de match tot 1 uur erna het verkeer op de N3 in de richting van Tienen afgeleid via de Montenakenweg-Ziekerenweg-Tiensesteenweg.> Het verkeer op de N3 richting Luik blijft tussen de twee overbruggingen geschieden op één rijstrook. d. Noodfase Bij ernstige problemen op de N3 zal de politie beslissen om deze fase te laten ingaan, nl. de N3 richting Luik wordt afgesloten aan de rotonde. Het verkeer richting Luik wordt omgeleid via de Tiensesteenweg-Ziekerenweg-Montenakenweg naar de N3. e. Opmerkingen De bussen bezoekers dienen aan te rijden via de N80 of de N3, vanuit de richting Luik. Bussen die op de N3 vanuit de richting Tienen toekomen dienen te keren aan de verkeerslichten, kruispunt N3-Montenakenweg. De nodige signalisatie wordt op de N3 tussen de Montenakenweg en de rotonde geplaatst. Het fietsverkeer en de bromfietsers op de N3 richting Tienen worden tijdens de wedstrijden omgeleid via de Montenakenweg-Ziekerenweg-Tiensesteenweg.
Sint-Truiden
97
DEEL VIII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEWESTWEGEN Er wordt een vaste signalisatie aangebracht op de openbare verlichtingspalen op de N3 onder beheer en verantwoordelijkheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling wegen en verkeer. Wanneer de signalisatie niet geldt, zal ze worden afgedekt onder verantwoordelijkheid van de politiezone. 2. Thuissupporters Op de N3 tussen de Montenakenweg en de rotonde mag niet meer geparkeerd worden door de thuissupporters. De voegere parking A ( langs de staantribune) is niet meer beschikbaar en wordt vervangen door een nieuw parking achter de oude woning van de heer Hector Pirard. De normale parkeerruimten blijven ter beschikking. De parking aan het station kan optimaal benut worden. De kaarthouders voor een parking dienen eveneens via de rotonde aan te rijden. Vanaf twee uur voor de aanvang van de wedstrijd tot een kwartier voor het einde van de wedstrijd geldt de bestaande verkeersregeling op de Tiensesteenweg, waarbij er geen doorgaand verkeer in de richting van Tienen mogelijk is. Artikel 3. De politieverordening van 21 februari 2000 betreffende een verkeersregeling op de zuidelijke omleiding N3 Brussel-Luik bij thuiswedstrijden van KSTVV, wordt ingetrokken. Artikel 4
Deze maatregel wordt ter kennis gebracht door de wettelijke verkeersborden.
Artikel 5.
Deze verordening wordt ter goedkeuring bezorgd aan het ministerie van verkeer.
Sint-Truiden
98
DEEL IX: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN - GEMEENTEWEGEN DEEL IX: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE VERKEERSREGELING, LEURHANDEL EN COLLECTEN, REINHEID VAN DE OPENBARE WEG TER GELEGENHEID VAN VOETBALWEDSTRIJDEN OF ANDERE ORGANISATIES IN HET STEDELIJK STADION STAAIEN GEMEENTEWEGEN Artikel 1. Op de gemeentewegen in de omgeving van het stedelijk sportstadion Staaien geldt, bij manifestaties waarvan de verwachte volkstoeloop dit vereist, vanaf twee uur voor de sport- of andere manifestaties tot één uur na deze manifestatie. Parkeerverbod: In de Staaienlaan vanaf twee uur voor de aanvang tot één uur na de manifestatie. De gemeenteraadsleden, stadssecretaris en stadsontvanger met kaart parkeren achter de verkeersgeleider Staaienlaan/Tiensesteenweg. Autocars moeten geparkeerd worden op de parking van het station. Artikel 2. Deze verkeersregeling wordt ter kennis gebracht door de wettelijke verkeersborden, geplaatst onder toezicht van de politie. Artikel 3.
Deze regeling geldt niet voor prioritaire voertuigen.
Artikel 4. Wanneer er voetbalwedstrijden of andere manifestaties plaatsvinden in het stedelijk stadion Staaien, zijn verboden op de openbare weg, het gedeelte gelegen tussen de rotonde Staaien en stelplaats ‘De Lijn’ en de rechtstreekse aansluitingen op deze wegen, alle activiteiten van ambulante handel en het houden van collecten behoudens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke machtiging van de burgemeester. Artikel 5. Ter gelegenheid van voetbalwedstrijden of andere manifestaties in het stedelijk stadion zijn verboden op de openbare weg, het gedeelte gelegen tussen de rotonde Staaien en stelplaats ‘De Lijn’ en de rechtstreekse aansluitingen op deze wegen, het uitdelen en/of verspreiden van strooibriefjes, folders, vlugschriften of enigerlei ander drukwerk of geschriften, behoudens voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke machtiging van de burgemeester. Deze bepalingen zijn tevens van toepassing op de vrije ruimte voor het stadion, ter hoogte van de loketten en weerszijden van de loketten en dit over de hele breedte van het stadion. Het achterlaten van drank- en etensresten, hun recipiënten of verpakkingsmiddelen op andere plaatsen dan in de daarvoor aangebrachte vuilnisbakken is verboden. Artikel 6.
Sint-Truiden
Overtredingen worden gestraft met politiestraffen.
99
DEEL X: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET LADEN EN LOSSEN IN HET STADSCENTRUM DEEL X: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET LADEN EN LOSSEN IN HET STADSCENTRUM Artikel 1. In straten en op pleinen in het Stadscentrum begrensd door de volgende straten en vesten en met inbegrip van de vermelde wegen waar verkeer toegelaten is: Cl. Cartuyvelstraat (gedeelte van de Hoge Veser tot Nieuwpoort), Nieuwpoort, Tichelrijstraat (tot Tichelrij), Tichelrij, Naamsevest en Naamsesteenweg (gedeelte tussen Naamsevest en Tiensevest), Tiensevest, Tiensesteenweg (gedeelte tussen Tiensevest en Rijschoolstraat), Rijschoolstraat, Stadspark en Hoge Veser, is het verboden langer dan vijf minuten stil te staan indien het doorgaand verkeer verhinderd wordt en dit tussen 10.00 uur en 18 uur en tussen 22 uur en 6 uur. Artikel 2.
Overtredingen worden gestraft met politiestraffen.
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN AFDELING I: PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVINGEN VOORAFGAAN Artikel 1. Elk overlijden in de gemeente wordt zonder verwijl aangegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens ingeval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente. Diegene die voor de begrafenis instaat regelt met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begraving. Bij ontstentenis hiervan wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan. Tenzij in speciale gevallen en op advies van de behandelde geneesheer, wordt het lijk ten vroegste 24 uur na het overlijden begraven of gecremeerd. Artikel 2. Er mag slechts worden overgegaan tot vormneming, balseming of kisting nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand op voorlegging van het daartoe bepaalde doktersattest. De kisting van het verassen of naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg en Nederland) te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of diens afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen nagaat. Artikel 3. Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. De in het voorgaande lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan een doodskist dient te beantwoorden worden omschreven in het desbetreffende Koninklijk Besluit. Artikel 4. Behoudens ingevolge de door de gerechtelijke overheid uitgevaardigde beslissing, mag de kist na de kisting niet meer geopend worden. Artikel 5. Alvorens tot begraving mag overgegaan worden, moet de toelating tot begraven, bepaald bij artikel 77 van het burgerlijk wetboek, aan de dienst van de begraafplaatsen of aan de grafmaker worden overhandigd. AFDELING II: LIJKENVERVOER Artikel 6. Lijken dienen met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen te worden vervoerd. Zonder toestemming van de burgemeester mag geen lijk, zelfs niet van een doodgeboren kind, worden vervoerd. Artikel 7. Het vervoer van stoffelijke overschotten naar een andere gemeente wordt slechts toegelaten op voorlegging van een document waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming of van de directeur van het crematorium in geval van verassing. Artikel 8. Het lijkenvervoer wordt waargenomen door private ondernemingen, die er dienen voor te zorgen dat het vervoer ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verloopt. Deze private ondernemingen dienen hiervoor een vergunning te bekomen van het college van burgemeester en schepenen. Deze bepaling is niet van toepassing op de ondernemer, die het lichaam van een buiten het grondgebied van Sint-Truiden overleden persoon hetzij rechtstreeks naar een parochiekerk of naar een begraafplaats te Sint-Truiden met het oog op de begrafenisplechtigheid overbrengt, hetzij in een gebouw te Sint-Truiden aflevert. Bij het verlenen van de vergunning wordt een waarborg van 125,00 euro betaald. Teneinde de prijzen van het lijkenvervoer binnen de toelaatbare normen te houden, kunnen de ondernemers om de twee jaar, aan de hand van een gemotiveerd verslag, bij het college van burgemeester en schepenen een aanvraag indienen tot wijziging van hun tarieven. De vergunning wordt ingetrokken indien de aannemer de voorwaarden van de vergunning niet naleeft, vooral wat betreft de aangegeven tarieven of indien blijkt dat hij niet bekwaam is zijn dienst naar behoren waar te nemen.
Sint-Truiden
101
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, voor zover de regels van de welvoeglijkheid in acht worden genomen. Artikel 9. Het vervoer van een niet gecremeerd lijk naar het buitenland is onderworpen aan de formaliteiten bepaald bij artikel 3 van het besluit van de regent van 20 juni 1947. Dit besluit is niet van toepassing wanneer het lijk moet vervoerd worden naar Luxemburg of Nederland (K.B. 8.3.1967). Deze bepalingen gelden niet voor het vervoer van gecremeerde lijken. AFDELING III: MORTUARIUM Artikel 10. De mortuaria dienen voor: 1. het bewaren, in afwachting van de begraving, van de gevonden lijken die nog dienen geïdentificeerd te worden; 2. het ontvangen van het stoffelijk overschot van overleden personen die niet kunnen bewaard worden op de plaats van overlijden of hun woonplaats; 3. het verrichten van lijkschouwingen die door het gerecht worden bevolen; 4. het bewaren, in afwachting van de begraving, van de lijken waarvan het vervoer naar een mortuarium noodzakelijk is voor de vrijwaring van de openbare gezondheid; 5. het bewaren van de lijken waarvan de overbrenging is gevraagd door de familie of bij ontstentenis, door elke belanghebbende. AFDELING IV: BEGRAVINGEN Artikel 11. De begravingen, de bijzettingen in een columbarium en de asvertrooiingen hebben plaats op één van de begraafplaatsen op het grondgebied van de stad. De begraafplaatsen zijn bestemd voor de personen: 1. die overleden zijn op het grondgebied van de stad of er dood zijn aangetroffen; 2. die buiten het grondgebied van de stad overleden zijn, maar die in haar bevolkings- of vreemdelingenregister zijn ingeschreven; 3. die begunstigd zijn van een recht op begraving in een geconcedeerd graf of bijzetting in een nis; 4. waarvan de vooroverleden echtgenoot/echtgenote reeds op één van de begraafplaatsen op het grondgebied van de stad is begraven of bijgezet in een nis; 5. de E.G.-ambtenaren die met een vaste woonplaats te Sint-Truiden gevestigd zijn. Ten uitzonderlijke titel en voor zover de overledene bijzondere banden met de stad Sint-Truiden heeft gehad, kan de burgemeester toestemming tot begraven in één van de begraafplaatsen geven aan andere personen dan hiervoor genoemd. De personen behorende tot de parochies van O.L. Vrouw, Sint-Maarten, Sint-Pieter, Sint-Jozef, Schurhoven en Nieuw Sint-Truiden worden op de begraafplaats van Schurhoven begraven, bijgezet in een nis of verstrooid. Die van de parochies Bevingen, Melveren, Kortenbos en Halmaal en van de parochies van de deelgemeenten worden op de respectieve begraafplaatsen aldaar begraven, bijgezet in een nis of verstrooid. De burgemeester of zijn afgevaardigde kan hierop afwijkingen toestaan. Er mogen geen begrafenissen plaatsvinden op zon- en feestdagen. Artikel 12. De erebegraafplaatsen komen enkel voor op de begraafplaats van Schurhoven en zijn voorbehouden aan: 1. de oud-strijders 1914 – 1918; 2. de invaliden-soldaten en de invaliden-erkende weerstanders 1940 – 1945; 3. de politieke gevangenen; 4. de erkende krijgsgevangen; 5. de erkende weerstanders 1940 – 1945; 6. de oud-strijders 1940 – 1945; 7. de erkende weggevoerden; 8. de werkweigeraars; Sint-Truiden
102
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN 9. de erkende Korea-strijders Deze erebegraafplaatsen bestaan uit afzonderlijke graven, welke zonder onderbreking worden ingenomen en welke voorzien worden van een éénvormig onderscheidingsteken, dat naam en voornaam, geboorteplaats en –datum, plaats en datum van overlijden en de hoedanigheid van de overledene vermeldt. Op de erebegraafplaats zijn enkel snij- of potbloemen, geplaatst in niet breekbaar materiaal, toegelaten. Er mogen geen bloemen, planten of struiken worden ingegraven of aangeplant. De erebegraafplaatsen worden vergund mits: 1. de aanvraag wordt ingediend langs of door de belanghebbende oud-strijdersvereniging; 2. de aanvraag wordt ingediend door een naast familielid met voorlegging van de nodige bewijsstukken tot staving van de hoedanigheid van de overledene; 3. de overledene, op het ogenblik van zijn overlijden, 5 jaren zijn verblijf te Sint-Truiden gevestigd heeft. De personen vermeld in de eerste alinea kunnen onder dezelfde voorwaarden op alle begraafplaatsen van het grondgebied worden begraven in een individueel graf in volle grond of een grafkelder. Hun gecremeerde lijk kan worden bijgezet in een nis of worden verstrooid. Deze graven worden vergund voor een termijn van 50 jaar. Artikel 13. Bij het bezorgen van stoffelijke overblijfselen op één van de stedelijke begraafplaatsen moeten volgende beschikkingen worden nageleefd: 1. de dienst van de begraafplaatsen moet tenminste één dag vooraf verwittigd zijn, door middel van een daartoe bestemd formulier dat vermeldt of het gaat om een begraving, een bijzetting in het columbarium of een uitstrooiing Deze verplichting rust bij de naaste verwanten of de door hen aangestelde begrafenisondernemer; 2. telkens erom verzocht wordt en alleszins bij aankomst aan de ingang van de begraafplaats, moeten de vereiste administratieve toelatingen ter controle worden aangeboden. Artikel 14. De begravingen zijn toevertrouwd aan grafmakers, aangesteld door het gemeentebestuur. De begravingen moeten volgens plan worden uitgevoerd in regelmatige volgorde. Dit plan wijst de percelen aan die voorbehouden zijn voor de concessies bestemd voor de begravingen in geprefabriceerde grafkelders of in volle grond. Op iedere grafstede moet het jaartal van de begraving en het volgnummer van het register van de burgerlijke stand worden herhaald en op de doodkist of nis bevestigd. De grafmaker of een daartoe aangestelde houdt een register bij waarin de identiteit wordt vermeld van al de personen op de begraafplaats begraven, alsook de datum van de begraving, de dagtekening van de begrafenistoelating en de sectie en nummer van plaats van de grafstede. Het register wordt op het einde van elk jaar gesloten en vastgesteld door de burgemeester of zijn afgevaardigde en in de stadsarchieven neergelegd. Het is verboden in de percelen bestemd voor het begraven in volle grond en in deze bestemd voor concessies in volle grond grafkelders te plaatsen. Artikel 15. In volle niet-geconcedeerde grond worden de lijken horizontaal begraven en in een afzonderlijke kuil waarin sinds vijf jaren niet meer werd begraven. De begraving kan gebeuren op een diepte van 2 m of 1,5 m. De duur van de begraving wordt vastgesteld op 10 jaar. Artikel 16. In een graf van 2 m diepte, in volle grond, niet-geconcedeerde grond, is nabegraving, op een diepte van 1,5 m mogelijk, van een zeer nabij familielid of de samenwonende partner en dit pas na verloop van vijf jaar na de eerste begraving. Artikel 17. Afmetingen van de graven: begravingen van 1 of 2 urnen: 0,5 m x 1 m volwassen persoon (meer dan 7 jaar): 1 m x 2 m kind minder dan 7 jaar: 0,7 m. x 1,50 m Sint-Truiden
103
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN afstand tussen de gewone grafkuilen : 20 cm langs beide zijkanten 50 cm langs de kant van het hoofd en voeten, behoudens andere aanduidingen op het plan. Oppervlakte van de kelders: voor 2 personen : 2,5 m² (1 m x 2,5 m); voor 3 personen: 2,5 m² (1 m x 2,5 m) OF 4 m² (1,33 m x 3 m) zolang als beschikbaar voor 4 personen : 5 m² (2 m x 2,5 m); voor 6 personen: 5 m² (2 m x 2,5 m) OF 6 m² (2 m x 3 m). zolang als beschikbaar Artikel 18. 1. Begraving van het stoffelijk overschot van onvoldragen kinderen ( -26 weken zwangerschap), gebeurt op een voorbehouden gemeenschappelijke ruimte op de stedelijk begraafplaats van Schurhoven. 2. De naaste verwante meldt deze begraving aan de dienst van de begraafplaatsen, minstens één dag vooraf, via het geëigende formulier. 3. Op deze ruimte, waar geen individuele aanduidingen mogen worden geplaatst, worden enkel losse, natuurlijke bloemen toegelaten, bij de gemeenschappelijke gedenksteen. AFDELING V: VERWIJDERING VAN DE GRAVEN Artikel 19. Wanneer in een perceel niet meer kan worden begraven in een afzonderlijke kuil, op een diepte van ten minste 1,5 m, mogen geen nieuwe kuilen worden gedolven gedurende een termijn van vijftien jaar, te rekenen vanaf de laatste begraving, behoudens verlof door de provinciegouverneur op éénsluidend advies van de provinciale gezondheidsinspectie. Artikel 20. Bij terug ingebruikneming van graven moeten de overblijfselen die zouden opgehaald worden, met de nodige eerbied verzameld worden en naar een andere grafruimte worden overgebracht. Artikel 21. De verwijderingen moeten minstens zes maanden op voorhand worden aangekondigd door elke wijze van bekendmaking: bericht in dag- en weekbladen, algemeen bericht, aanplakking aan de ingang van de begraafplaats en op het betrokken perceel; verwittiging aan het laatste bekend adres van één van de familieleden. Deze periode van zes maanden wordt verlengd zo de eerste en tweede november niet in deze periode vallen. Artikel 22. De graftekens die zich bevinden op de te verwijderen graven moeten door de naastbestaanden worden verwijderd binnen de door het bestuur vastgestelde termijn. Na de vervaldag worden de gronden in gebruik genomen en zullen de graftekens van ambtswege verwijderd worden. Ze worden eigendom van de gemeente. AFDELING VI: ONTGRAVINGEN Artikel 23. Behoudens de ontgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen ontgraving worden verricht dan met een schriftelijke toelating van de burgemeester. Het recht verschuldigd bij ontgraving wordt vastgesteld door het retributiereglement. Alle kosten zijn ten laste van de aanvragers.
Artikel 24. De ontgraving van een lijk is slechts toegelaten: 1. of om een lijk over te brengen van een al dan niet-geconcedeerd graf naar een geconcedeerd graf van een overleden familielid of naar een familiegrafkelder of naar een andere gemeente 2. of om een lijk over te brengen van een grafkelder of wachtkelder naar een familiegrafkelder 3. of op bevel van de gerechtelijke overheid of wegens een bestuurlijke beslissing. Ontgravingen van lijken van de erebegraafplaats worden niet toegelaten. Sint-Truiden
104
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN Ontgravingen worden slechts toegestaan binnen de termijn van één jaar ingaand op datum van het overlijden en na de periode van 15 jaar na het overlijden. De burgemeester kan hierop afwijkingen toestaan. De ontgraving van een urne is slechts toegelaten: 1. of van een al dan niet-geconceerd graf naar een familienis, een familiegrafkelder of geconcedeerd graf van een overleden familielid 2. of van een al dan niet-geconcedeerde nis naar een familiekelder 3. of van een niet-geconcedeerde nis naar een geconcedeerd graf, een familiegrafkelder of een geconcedeerde nis 4. of van een familiegrafkelder naar een geconcedeerde nis. De ontgraving van een urne kan ten allen tijde. Artikel 25. De aanvraag tot ontgraving dient door een naastbestaande schriftelijk te worden gericht aan de burgemeester. Onverminderd het recht van de burgemeester om in de toelating bijzondere voorwaarden op te leggen, moeten steeds volgende beschikkingen worden nageleefd: 1. dag en uur waarop de ontgraving zal geschieden worden in overleg met de dienst van de begraafplaatsen vastgesteld; 2. het grafteken, de beplantingen en alle andere voorwerpen die het openleggen van het graf kunnen bemoeilijken of beletten moeten verwijderd worden vooraleer tot de opgraving wordt overgegaan; 3. het openleggen van het graf, het openen van de grafkelders, het lichten van de kist uit het graf en het vullen van de kuil geschiedt door de zorgen van de stad; 4. het openen van de nis, het uitnemen van de urne uit de nis en het terug sluiten van de nis, geschiedt door de zorgen van de stad. Artikel 26. Behalve bij gerechtelijk bevel worden vanaf 1 oktober tot en met 30 november en op maandagen en zaterdagen van het jaar geen opgravingen verricht. Er moet tot een ontgraving worden overgegaan tijdens de sluitingsuren in tegenwoordigheid van de grafmaker, een lid of een afgevaardigde van de familie en een beëdigde agent, door de burgemeester aangesteld die er verslag van opmaakt. Zij kunnen de vernieuwing van de kist voorschrijven indien zij zulks nodig achten en elke andere maatregel nemen die van die aard is dat de welvoeglijkheid en de openbare gezondheid worden beschermd, zulks op kosten van de aanvrager. Alle maatregelen voorgeschreven door de rijksgezondheidsdienst, dienen in acht te worden genomen. Bij de opgraving moet de begraafplaats gesloten blijven. Artikel 27. Indien het op te graven lijk naar een andere begraafplaats op het grondgebied of naar dit van een andere gemeente moet overgebracht worden, is het verplicht de opgegraven kist in een hermetisch gesloten omhulsel te plaatsen alvorens zij mag vervoerd worden. AFDELING VII: GEDENKTEKENS, BOUW-, BEPLANTINGSWERKEN - ONDERHOUD VAN DE GRAVEN Artikel 28. Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, en zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder, heeft eenieder het recht op het graf of het columbarium van zijn verwant of zijn vriend, een grafteken te doen plaatsen. Artikel 29. Het is niet toegelaten grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, hun opschriften of aard van de materialen, de reinheid, gezondheid, veiligheid en rust op de begraafplaats kunnen verstoren. De grafstenen en andere gedenktekens mogen volgende afmetingen niet overschrijden : Gewone graven Hoogte : 1,50 m Breedte : 0,90 m Dikte : 0,30 m Lengte : 2,00 m Kindergraven: kinderen - 7 jaar Hoogte : 1,50 m Sint-Truiden
105
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN Breedte : Dikte : Lengte :
0,60 m 0,30 m 1,50 m
Graven voor max. 2 urnen: Enkel een platte steen zonder rugzijde. Geen enkel gedenkteken op deze graven mag rechtop worden geplaatst. Lengte : 1,00 m Breedte : 0,50 m Dikte : 0,10 m (boven het maaiveld) Kelders 2 pers. 3 pers.* Hoogte 1,50 m 1,50 m Breedte 1,00 m 1,32 m Dikte 0,30 m 0,30 m Lengte 2,55 m 3,05 m *volgens de geplaatste kelder
3 pers*. 1,50 m 1,00 0,30 m 2,55 m
4 pers. 1,50 m 1,99 m 0,30 m 2,55 m
6 pers.* 1,50 m 1,99 m 0,30 m 3,05 m
6 pers.* 1,50 m 1,99 m 0,30 m 2,55 m
De aanplantingen mogen een hoogte van 50 cm niet overschrijden. Bloemen en planten mogen slechts op een grasstrook geplaatst worden vanaf 25 oktober tot 30 november, zij mogen in geen geval worden ingegraven. Een verharding van 10 cm breedte gelijkliggend met het maaiveld moet als afboording rond een grafsteen of gedenkteken worden aangebracht. Artikel 30. Graftekens mogen worden geplaatst na voorafgaande toelating van het stadsbestuur. Een grafteken moet blijven staan gedurende de gehele duur van de begraving. Voor alle werkzaamheden die dienen uitgevoerd te worden op al of niet-geconcedeerde grond treedt hetzij de concessiehouder hetzij de betrokken familie op als lastgever en uitsluitend voor zijn rekening. Hij zal onverwijld alle beschadigingen en schade moeten herstellen, veroorzaakt door de werkzaamheden die hij zou hebben laten uitvoeren. Bij ontstentenis zal het stadsbestuur de herstelling van ambtswege en op kosten van de concessiehouder of de betrokken familie laten uitvoeren. De graftekens moeten zodanig opgericht en onderhouden worden dat zij de veiligheid en doorgang niet belemmeren. De graftekens op de graven in volle grond dienen geplaatst te worden op een betonnen steunplaat. Artikel 31. De plaatsing, de wegneming of de verbouwing van graftekens en van aanplantingen worden uitgevoerd onder toezicht van de dienst van de begraafplaatsen en binnen de termijn die hij bepaalt. Hiervoor is een schriftelijke toestemming vereist. Deze toelating wordt enkel verleend aan de eigenaars of hun lasthebbers. Zij moet vooraf aan de grafmaker gegeven worden om tot verrechtvaardiging te dienen. Artikel 32. Geen enkel materiaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achtergelaten. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften, de voor graftekens bestemde stenen dienen langs alle zichtbare kanten afgewerkt en gekapt te zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten van de overtreder. Artikel 33. Het graf of grafteken mag niet worden afgedekt met materialen die door aard of wijze van aanbrengen gemakkelijk op de wegenis of de naburige graven kunnen verschuiven (grint, kiezel, steenslag, e.d.) of het onderhoud bemoeilijken. Artikel 34. Kronen uit natuurlijke bloemen moeten weggenomen worden zodra zij niet meer fris zijn. Kronen uit kunstmatig materiaal mogen niet geplaatst worden in omhulsels, geheel of ten dele uit breekbaar glas. Sint-Truiden
106
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN
Artikel 35. Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden. Kniel- of bidbanken zijn niet toegelaten. Artikel 36. De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Wanneer ze afgestorven zijn moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke hiervan zal de opruiming en het verwijderen van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur. Artikel 37. 1. De scheefstaande en omgevallen of andere graftekens moeten uiterlijk veertien dagen voor Allerheiligen door toedoen van de familieleden terug recht gezet of verwijderd worden. 2. De aangevoerde grafsteen of –tekens, die tien werkdagen vóór Allerheiligen bij de sluiting van de kerkhoven niet zouden geplaatst zijn, moeten door toedoen van de betrokken familieleden daags nadien vóór 10 uur 's morgens verwijderd zijn, zoniet zullen grafstenen, -tekens en andere voorwerpen op risico en ten laste van de overtreder en zonder enig verhaal opgeruimd worden door de zorgen van de stad. Artikel 38. De belanghebbenden zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van de graven. Onderhoudsverzuim dat verwaarlozing uitmaakt staat vast als een graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, ingestort of bouwvallig is. De verwaarlozing wordt geconstateerd in een akte opgesteld door de burgemeester of zijn gemachtigde. Die akte blijft één jaar bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het verstrijken van die termijn en bij niet herstelling wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen op kosten van de in gebreke blijvende familie. De stoffelijke resten van de geconcedeerde grafruimte worden naar een gewoon graf overgebracht. Daarenboven kan de gemeenteraad een einde stellen aan het recht op concessie. Artikel 39. Uitzondering op de bepalingen van het vorige artikel kan worden gemaakt voor de graven en grafmonumenten die wegens hun historische betekenis dienen te worden bewaard. Zulks gebeurt na beslissing door het college van burgemeester en schepenen. Het onderhoud valt ten laste van de stad. Deze uitzondering geldt eveneens voor de graven van de overledenen, waarvan sprake in artikel 12. Artikel 40.
Het onderhoud van de ereperken is ten laste van de stad.
Artikel 41. Aan de graven van de personen die gemachtigd zijn om op de ereperken te worden begraven, maar die in een kelder of in een tijdelijke concessie zijn begraven wordt wanneer de belanghebbenden erom verzoeken een driekleurig plakket bevestigd, dat door het gemeentebestuur wordt bezorgd. Artikel 42. De stad staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen. Zij kan evenmin verantwoordelijk gesteld worden voor schade door particulieren, toegebracht aan de graven of de erop aangebrachte gedenktekens, beplantingen, enz. Artikel 43. Uitsluitend de aangestelde van de stad is ertoe bevoegd te zorgen voor: 1. het aanhechten van een volgnummer aan de kist of aan de urn; 2. het uitstrooien van de as; 3. het plaatsen van de kist of de urn in de kuil, de grafkelder of het columbarium; 4. het delven van het graf voor begravingen of bijzettingen in volle grond en het vullen van de kuil; 5. het afsluiten van de nis in het columbarium; 6. het afsluiten van de grafkelders. AFDELING VIII: CREMATIE - ASVERSTROOIING - BEWAREN VAN DE AS - COLUMBARIUM
Sint-Truiden
107
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN Artikel 44. De crematie is onderworpen aan de formaliteiten bepaald bij de wet van 20 juli 1971, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1973, 10 januari 1980, 28 december 1989, 20 september 1998 en 8 februari 2001. Artikel 45.
De as van de gecremeerde lijken kan binnen de omheining van de begraafplaatsen:
1. worden begraven op de plaats van de gewone begravingen of in geconcedeerde grond op een diepte van tenminste 80 cm: oppervlakte 2 m²: max. 4 urnen oppervlakte 0,5 m²: max. 2 urnen; 2. worden bijgezet in een columbarium in gesloten nissen; a. worden bijgezet in een grafkelder; b. worden uitgestrooid op het daartoe voorbehouden perceel van de begraafplaatsen door middel van een strooitoestel dat alleen door de gemeentelijke aangestelde mag worden bediend; Daarenboven kan de as van de gecremeerde lijken worden uitgestrooid op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee onder de voorwaarden die de Koning bepaalt; Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het een minderjarige betreft, of, in voorkomend geval, op verzoek van de voogd kan de as van gecremeerde lijken: 1. worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats. Indien het een terrein betreft dat niet eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming vereist van de eigenaar van het betrokken terrein. De begraving van de as gebeurt aansluitend op de crematie. 2. worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats of de territoriale zee. Deze uitstrooiing kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats. Indien het een terrein betreft dat niet eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming vereist van de eigenaar van het betrokken terrein. De asverstrooiing gebeurt aansluitend op de crematie. 3. in een urne worden ter beschikking gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats; Indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel uitgestrooid te worden op een aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee. De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen. Artikel 46. De as van een verbrand lijk die werd begraven op de plaats van de gewone begravingen, kan te allen tijde, op vraag van nabestaanden, ofwel worden verstrooid, ofwel bijgezet via een concessie. Artikel 47. Zowel op de uitstrooiweide als aan het columbarium, wordt een plaats voorbehouden voor het aanbrengen van gedenkenisvoorwerpen. Aan de uitstrooiweide brengt het stadsbestuur de door de stad geleverde, éénvormige naamplaatjes aan op een daartoe voorbehouden plaat. De door de nabestaanden aangebrachte naamplaatjes kunnen ambtshalve worden verwijderd door de stadsdiensten. Artikel 48. Het bijzetten van de urne op de plaats van de al dan niet-geconcedeerde gronden gebeurt volgens het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen. Na het verstrijken van de termijn wordt de as uitgestrooid op de asverstrooiingsweide en worden de urne en de naamplaat ter beschikking gehouden van de families of ambtshalve verwijderd. Artikel 49. Columbarium – gesloten nissen. De urne die de as van het gecremeerde lijk bevat kan op verzoek door de aangestelde van de stad worden bijgezet in een gesloten nis van het columbarium. De maximum afmetingen van de urne zijn de volgende:
Sint-Truiden
108
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN hoogte : 29 cm ∅ onderaan : 15 cm ∅ in het breedste deel : 16 cm Nadat de asurn in de nis is geplaatst wordt deze laatste door de zorgen van de stad afgesloten. Op de afdekplaat wordt door de stad een door de familie te leveren naamplaat bevestigd. Deze naamplaat dient te voldoen aan volgende voorschriften: 1. Vermeldingen: naam, voornaam, initialen van de volgende voornamen, geboorte- en sterfjaar van de overledenen 2. mat gepoleerde zwarte graniet 3. afmetingen : 37,5 cm x 37,5 cm dikte : max. 2 cm Aan de niet-geconcedeerde nissen mogen geen andere naamplaten worden aangebracht dan deze die door het stadsbestuur ter beschikking worden gesteld. AFDELING IX: POLITIE Artikel 50. Het publiek is toegelaten op de begraafplaatsen, gedurende de maanden april tot en met oktober: van 8 uur tot 18 uur en gedurende de overige maanden van 9 uur tot 17 uur. Op 1 en 2 november zijn de begraafplaatsen de hele dag geopend van 7 uur tot 19 uur. De burgemeester is gerechtigd de openings- en sluitingsuren te wijzigen. Artikel 51. Het is verboden: 1. zich op de begraafplaatsen te bevinden buiten de openingsuren; 2. de grasperken en de beplantingen van de begraafplaatsen en aanhorigheden te betreden of deze grasperken en beplantingen op welke wijze ook te beschadigen; 3. voorwerpen zonder toelating weg te dragen; 4. de graftekens en alle hulde- en versieringsvoorwerpen op welke wijze ook te beschadigen; 5. binnen de omheining van de begraafplaatsen en op de aanhorigheden vuilnis en afval neer te leggen tenzij op de daartoe aangewezen plaatsen; 6. op de begraafplaatsen gelijk welke daad te stellen, houding aan te nemen of manifestatie op touw te zetten die de welvoeglijkheid van de plaats, de orde en de eerbied voor de doden stoort of kan storen; 7. met voertuigen de begraafplaatsen binnen te rijden, tenzij er om uitzonderlijke redenen daartoe toelating verleend wordt, dit verbod geldt niet voor rijtuigen voor het vervoer van mindervaliden; 8. vergezeld te zijn van honden of andere huisdieren, uitgezonderd de visueel gehandicapten of andere minder validen; 9. op de begraafplaatsen te roken. Artikel 52. Op de begraafplaats is elke aanplakking of reclame die niet bepaald is in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en lijkbezorging verboden. Het is eveneens verboden gelijk welke voorwerpen of opschriften aan te brengen, behoudens in de gevallen bepaald in de vermelde wet van 20 juli 1971. Het is verboden op de begraafplaatsen te leuren, gelijk welke voorwerpen uit te stallen of te verkopen, zijn diensten aan te bieden. Artikel 53. De personen die een verbod, bepaald in artikel 51 en 52, overtreden zullen door de aangestelde van de stad buiten de begraafplaatsen worden gezet, onverminderd de gerechtelijke vervolgingen. Artikel 54. Het stadsbestuur is niet verantwoordelijk voor de diefstallen die op de begraafplaatsen ten nadele van de families zouden gepleegd worden. AFDELING X: STRAFBEPALING Artikel 55. Onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het strafwetboek, worden de inbreuken op de bepalingen van deze verordening gestraft met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen evenals met een boete van 0,02 tot 0,62 EUR ofwel met één van deze straffen alleen.
Sint-Truiden
109
DEEL XI: POLITIEREGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN AFDELING XI: SLOTBEPALING Artikel 56.
Deze verordening wordt van kracht onmiddellijk na de vereiste afkondiging.
Artikel 57. Elke vorige politieverordening van de stad Sint-Truiden betreffende hetzelfde onderwerp, wordt opgeheven, op de datum waarop deze verordening van kracht wordt. Artikel 58. Op de concessie verleend vóór het in voege treden van onderhavig reglement is het toegelaten grafmonumenten te plaatsen overeenkomstig de vroeger geldende voorschriften. Artikel 59. Onderhavig reglement wordt afgekondigd overeenkomstig de artikelen 112 en 114 van de nieuwe gemeentewet. Afschrift wordt toegestuurd aan het Provinciebestuur, de griffies van de rechtbank van Eerste Aanleg en aan deze van de politierechtbank.
Sint-Truiden
110
DEEL XII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET WOONWAGENPARK “GROENHEIDE”
DEEL XII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET WOONWAGENPARK “GROENHEIDE” AFDELING I: AANVRAAGPROCEDURE Artikel 1. De standplaatsen op het woonwagenterrein “Groenheide”, gelegen te Sint-Truiden, aan de Groenstraat, mogen maar bezet worden met een voorafgaande schriftelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen en na verplicht advies van de woonwagencommissie. De samenstelling van de woonwagencommissie wordt bepaald door het college van burgemeester en schepenen. Een standplaats wordt toegewezen aan één gezin en is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en aanhorigheden. Een woonwagen is een woongelegenheid, gekenmerkt door flexibiliteit en verplaatsbaarheid, bestemd voor permanente en niet-recreatieve bewoning. Het college van burgemeester en schepenen kan bijkomende voorwaarden opleggen na advies van de woonwagencommissie. Indien het college van burgemeester en schepenen afwijkingen toestaat moet zij dit gemotiveerd toelichten. Artikel 2. Degene die een standplaats wenst te bezetten is verplicht een schriftelijke aanvraag in te dienen ofwel per aangetekende brief gericht aan het college van burgemeester en schepenen, ofwel tegen ontvangstbewijs afgegeven bij het secretariaat van het stadsbestuur. De aanvrager dient meerderjarig te zijn. Iedere aanvraag wordt genummerd en volgens datum en nummer ingeschreven op een wachtlijst, bijgehouden door de Welzijnsdienst. Deze lijst kan door ieder belanghebbende daar worden geraadpleegd. De inschrijving in het bevolkingsregister gebeurt conform de wettelijke bepalingen en na ingebruikname van de standplaats. Artikel 3. De aanvragen, ingeschreven op de wachtlijst, worden bij de toewijzing van een standplaats voor advies voorgelegd aan de woonwagencommissie. Het college van burgemeester en schepenen beslist over het al dan niet inwilligen van de aanvraag. De toewijzing van de standplaats wordt schriftelijk aan de begunstigde betekend of hem tegen ontvangstbewijs ter hand gesteld. In geval van afwijkingen op basis van artikel 4 wordt de niettoewijzing gemotiveerd en op dezelfde wijze ter kennis gebracht.
AFDELING II: TERREINBESTEMMING Artikel 4. Het terrein is bestemd voor traditionele woonwagenbewoners en foorreizigers. Voor de toewijzing van de standplaatsen wordt rekening gehouden met de datum en het nummer van de inschrijving op de wachtlijst. Van dit principe kan echter worden afgeweken in de volgende gevallen: 1. Kinderen van woonwagenbewoners van het woonwagenterrein die voor de leeftijd van 18 jaar en meer dan 5 jaar op het terrein hebben gewoond krijgen voorrang indien zij jonger zijn dan 25 jaar op het tijdstip van de aanvraag 2. Bij bijzondere sociale omstandigheden 3. Wanneer de interne relaties of de verstandhouding tussen de bewoners van het woonwagenterrein door een bepaalde toewijzing zouden kunnen verstoord worden.
Sint-Truiden
111
DEEL XII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET WOONWAGENPARK “GROENHEIDE” AFDELING III: WEIGERING VAN STANDPLAATS Artikel 5. Indien een kandidaat de toegewezen standplaats zou weigeren, is een nieuwe aanvraag noodzakelijk om terug op de wachtlijst te worden opgenomen. De weigering dient schriftelijk te gebeuren. Het niet effectief innemen van de standplaats binnen de termijn van 2 weken na de betekening van de toewijzing wordt gelijkgesteld met een weigering. In buitengewone omstandigheden kan het college van burgemeester en schepenen op voormelde termijn een afwijking toestaan. AFDELING IV: TIJDSDUUR Artikel 6.
De standplaatsen worden toegewezen voor onbepaalde termijn.
AFDELING V: RECHTEN EN PLICHTEN Artikel 7. Voor het gebruik van een standplaats moet de gebruiker aan de Stad Sint-Truiden een vergoeding betalen zoals bepaald in het retributiereglement van het woonwagenterrein. Artikel 8. Het recht op een standplaats en de bijhorende nutsvoorzieningen is strikt persoonlijk. Het is de gebruiker van een standplaats dan ook uitdrukkelijk verboden zijn rechten geheel of gedeeltelijk over te dragen aan derden. Tijdelijke gebruikers dienen zich te melden op het politiecommissariaat. Bezoekers mogen evenwel met een caravan maximaal één maand onafgebroken op de standplaats verblijven, op voorwaarde dat zij met deze caravan op 2 meter afstand blijven van de grens met de aanpalende percelen. Permanente bewoning door de bezoekers is niet toegestaan. Bezoekers, die langer dan één maand op het terrein verblijven worden na een eerste waarschuwing vanwege het stadsbestuur verwijderd, met verrekening van de kostprijs aan de bezoekers. Bezoekers mogen de eerste drie maanden, na hun verblijf van één maand niet meer op het terrein verblijven. Artikel 9. Het ruilen van een toegewezen plaats is slechts toegelaten na schriftelijk akkoord van het college van burgemeester en schepenen, na advies van de woonwagencommissie. Artikel 10. Alle mobiele of vaste constructies, van welke aard ook, zoals caravans, stacaravans, bijgebouwen, aanbouwen, afsluitingen, enz. mogen enkel geplaatst worden na schriftelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen en na het verkrijgen van de eventueel conform de Stedenbouwwet vereiste vergunningen. Artikel 11. Alvorens de gebruiker de standplaats mag innemen, wordt een plaatsbeschrijving van de standplaats en toebehoren opgesteld door een personeelslid van de Technische Dienst van de stad Sint-Truiden, in aanwezigheid van de nieuwe gebruiker. Partijen ontvangen een door beiden ondertekend afschrift van de plaatsbeschrijving. Zonder schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en schepenen mogen er aan de standplaats en toebehoren geen wijzigingen worden aangebracht. In dit verband is ook het advies van de woonwagencommissie verplicht. Personeel van de stad Sint-Truiden of derden, in opdracht van het Stadsbestuur, mogen zich ten allen tijde toegang verschaffen tot de standplaats ten einde inspecties of werkzaamheden uit te voeren. Artikel 12. De gebruiker moet het goed met al zijn aanhorigheden in goede staat onderhouden en alle mogelijke voorzorgen nemen om schade, door vorst, storm of andere natuurelementen te voorkomen. De gebruiker is verplicht een verzekering af te sluiten tegen brand, bliksem, ontploffingen en aanverwante risico’s, alsmede het verhaal van de buren. Vooraleer een standplaats in te nemen, overhandigt de gebruiker aan de stad een kopie van de verzekeringspolis. Hij is verplicht iedere wijziging aan deze polis onmiddellijk ter kennis te brengen aan de stad.
Sint-Truiden
112
DEEL XII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET WOONWAGENPARK “GROENHEIDE” Artikel 13. De herstellingen en het onderhoud van de standplaats en aanhorigheden die ten laste zijn van de gebruiker zijn deze die volgens de huurwetgeving ten laste vallen van de huurder. Komen onder meer ten laste van de gebruiker: 1. Kleine herstellingen als gevolg van slecht gebruik van deuren, ramen, sloten, … 2. Het onderhoud dat noodzakelijk is voor het in goede staat onderhouden van de sanitaire inrichtingen, wc’s, riolen, gootstenen, kranen, binnen-, aan- en afvoerleidingen van water en kranen en de eventuele herstellingen als gevolg van het niet onderhouden en / of nalatigheden 3. Bescherming van buizen, kranen en tellers tegen vorst of andere natuurelementen 4. Het onderhouden van controleputten en vetvangers 5. Het herstellen van verstopte afvoerbuizen en leidingen, veroorzaakt door de schuld of nalatigheid van de gebruiker. Voormelde opsomming is niet limitatief. Grote onderhoudswerkzaamheden en / of herstellingen, die nodig zijn als gevolg van een fout of nalatigheid van de gebruiker, vallen te zijnen laste. In geen geval mag de gebruiker echter deze herstellingen / werkzaamheden zelf (laten) uitvoeren. Dit zal gebeuren in opdracht van de stad, met verrekening van de kostprijs aan de gebruiker. Andere grote onderhoudswerken en / of herstellingen aan de standplaats en aanhorigheden vallen ten laste van de stad Sint-Truiden, evenals het onderhoud van de gemeenschappelijke delen. De gebruiker is verplicht het stadsbestuur onmiddellijk op de hoogte te stellen van elke schade die zich voordoet aan de standplaats en / of aanhorigheden. Artikel 14. Op de standplaatsen moeten alle elektriciteitsaansluitingen en -installaties in overeenstemming zijn met de richtlijnen voor de elektrische installaties. De enige toegelaten energiebronnen voor de verwarmings- en/of kooktoestellen zijn aardgas en elektriciteit. Er wordt één uitzondering gemaakt. Mobiele, rondtrekkende woonwagens mogen een mazouttank op de woonwagen plaatsen. Deze moet in orde zijn met de milieuwetgeving en er moet een attest worden voorgelegd van een erkend keuringsorganisme. Artikel 15. Na aanmaning worden alle onwettelijke en onveilige installaties inzake elektriciteit of verwarming verwijderd, zonder dat dit aanleiding kan geven tot schadeloosstelling. Het stadsbestuur doet dit op kosten van de bewoner. Artikel 16.
Elke standplaats moet beschikken over één draagbaar blustoestel van min. 9 kg.
Artikel 17. Voor het ophalen van het huisvuil en andere afvalstoffen schikken de gebruikers zich naar de vigerende reglementaire bepalingen. Zij moeten de standplaatsen van het woonwagenterrein steeds in schone staat houden. Artikel 18. Eenieder die schade berokkent aan gebouwen, wegen, beplantingen, omheiningen of gelijk welke andere voorzieningen behorende tot het woonwagenterrein is verplicht deze schade volledig te vergoeden of deze, na akkoord en onder toezicht van de stad onmiddellijk te (laten) herstellen. Artikel 19. Het is verboden de standplaatsen en de beschikbare accommodatie op het terrein voor andere doeleinden te gebruiken dan de woonfunctie. In uitzonderlijke omstandigheden kan het college van burgemeester en schepenen op voormeld verbod een afwijking toestaan, na verplicht advies van de woonwagencommissie. Artikel 20. Alle wegen op het woonwagenterrein, met inbegrip van de toegangswegen, dienen te alle tijde een vrije doorgang te hebben van 4 meter. De snelheid van de voertuigen mag op het terrein de 30 km/u niet overschrijden.
Sint-Truiden
113
DEEL XII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET WOONWAGENPARK “GROENHEIDE” Artikel 21. De gebruiker van een standplaats zal er voor zorgen dat de rust, de veiligheid en de gezondheid van de andere bewoners van het terrein en omgeving op geen enkel ogenblik worden verstoord door hemzelf, zijn gezinsleden of bezoekers. In het bijzonder mag het gebruik van motoren, radio en televisie niet storend zijn. Artikel 22. Het is de gebruikers van het woonwagenterrein verboden: 1. Om het even welke activiteit uit te oefenen die een risico voor brand inhoudt 2. Brandbare of explosieve stoffen op te slaan, behoudens het bepaalde in artikels 14 en 15 van dit reglement 3. Afvalstoffen, oud ijzer of schroot, autowrakken, autobanden, afgedankte goederen, van welke aard ook, of huisvuil op het woonwagenterrein te leggen of achter te laten. 4. Vee of kleinvee te houden; huisdieren dienen gehouden te worden binnen de eigen standplaats en mogen geen burenhinder veroorzaken. Artikel 23. De mobiele en vaste constructies / voorwerpen moeten steeds op minimaal 2 meter van de grens met de aanpalende standplaatsen worden geplaatst. Uitzonderingen hierop kunnen na schriftelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen en na verplicht advies van de woonwagencommissie en mits de afstand tussen 2 woonwagens onderling nooit minder dan 4 meter bedraagt. De gebruiker treft de nodige maatregelen om de standplaatsen en het terrein voor brandgevaar te behoeden. De brandweerrichtlijnen dienen strikt opgevolgd te worden. Bij elke aanvraag moet de brandweer richtlijnen geven. De brandweer kan inspectie houden. Elke standplaatshouder voorziet zijn standplaats van een waterslang, aangesloten op het waterleidingsnet. Deze waterslang dient gemakkelijk bereikbaar te zijn en moet minstens 20 meter lang zijn. AFDELING V: BEEINDIGING Artikel 24. Bij het einde van het gebruik herstelt de standplaatshouder, op eigen kosten en zonder recht op enige vergoeding, de standplaats met aanhorigheden in zijn oorspronkelijke staat. Bij het beëindigen van het gebruik moet de gebruiker de volgende procedure volgen: 1. ten minste één maand vooraf moet hij de beëindiging van het gebruik schriftelijk melden bij het college van burgemeester en schepenen 2. hij moet er voor zorgen dat de standplaats met aanhorigheden en voorzieningen zich in de oorspronkelijke staat, zoals beschreven in de plaatsbeschrijving die werd opgemaakt bij de ingebruikneming, bevinden 3. de aansluitingen van de nutsvoorzieningen dienen door de gebruiker te worden opgezegd bij de betreffende maatschappij. De stad Sint-Truiden kan eveneens opzeggen met een opzeggingstermijn van drie maanden. Artikel 25. Bij afwezigheid van de gebruiker voor een periode van meer dan 120 dagen per jaar en 240 dagen per jaar voor de foorreizigers, ongeacht de betaling van de vergoeding, kan het college van burgemeester en schepenen, na advies van de woonwagencommissie, het gebruik eenzijdig ongedaan maken, waarbij de gebruiker het terrein moet verlaten uiterlijk een maand na de aanmaning. Artikel 26. Bij het beëindigen van het gebruik van de standplaats wordt er opnieuw een plaatsbeschrijving van de standplaats en toebehoren opgesteld door een personeelslid van de Technische Dienst van de stad Sint-Truiden, in aanwezigheid van de persoon die de standplaats verlaat. Partijen ontvangen een door beiden ondertekend afschrift van de plaatsbeschrijving. Na het naleven van de procedure en bij goedvinden van de standplaats wordt de waarborg vrijgegeven.
Sint-Truiden
114
DEEL XII: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET WOONWAGENPARK “GROENHEIDE” AFDELING VI: STATIONERINGSPLAATS Artikel 27. Inzake de toekenning van een standplaats voor het foormateriaal dienen de betrokkenen jaarlijks een aanvraag in te dienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het College beslist, na verplicht advies van de woonwagencommissie over de toekenning van de standplaatsen op basis van de beschikbare oppervlakte op het terrein en het aantal gerechtigde foorreizigers. Om als gerechtigde foorreiziger in aanmerking te komen moet men aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. Geregistreerd zijn als foorreiziger 2. Op het woonwagenterrein “Groenheide” officieel verblijven 3. Het materiaal dat op de standplaats zal geplaatst worden moet eigendom zijn van de foorreiziger die officieel op het woonwagenterrein woont. AFDELING VII: STRAFBEPALING Artikel 28. De burgemeester kan de woonwagenbewoner, die zonder toelating een standplaats heeft ingenomen of de reglementen heeft overtreden, de standplaats doen ontruimen of de toegang weigeren. Artikel 29. De stad Sint-Truiden behoudt zich het recht voor het gebruikersrecht te verbreken ingeval de standplaatshouder, diens gezinsleden of bezoekers een inbreuk zouden plegen op de voorschriften van dit reglement, onverminderd het recht van de stad om een schadevergoeding te eisen. Iedere inbreuk tegen de voorschriften inzake veiligheid heeft van rechtswege en zonder ingebrekestelling de verbreking van de toewijzing voor gevolg. Een aangetekende brief met ontvangstbewijs verleent vaste datum aan de verbreking. Indien de gebruiker op de gestelde datum de standplaats niet heeft vrijgegeven wordt hem per dag vertraging een vast bedrag van € 25,00 aangerekend, onverminderd het recht van de stad om schadevergoeding te eisen. In de voormelde gevallen zal de standplaatshouder in geen geval aanspraak kunnen maken op enige vergoeding van welke aard ook. De betaalde gebruiksvergoeding blijft verworven aan de stad. Artikel 30.
Sint-Truiden
Overtredingen van dit reglement worden bestraft met politiestraffen.
115
BIJZONDER POLITIEREGLEMENT GINGELOM
116
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN Artikel 1.
De gemeente beschikt over 11 begraafplaatsen gelegen in de elf deelgemeenten
AFDELING I: PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVINGEN / CREMATIES VOORAFGAAN Artikel 2. Elk overlijden in de gemeente wordt zonder verwijl aangegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente. Artikel 3. Diegene die voor de begraving instaan regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begraving. Bij ontstentenis daarvan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan. Artikel 4. Tenzij in speciale gevallen en op advies van de behandelende geneesheer, vindt ten vroegste 24 uur na het overlijden, de begraving van niet-gecremeerde en gecremeerde stoffelijke overschotten, de berging van de as of de verstrooiing ervan plaats. Het gemeentebestuur beslist in elk geval over dag en uur van de begrafenis. De begraving, bijzetting in een columbarium of verstrooiing van de as heeft plaats binnen de 7 dagen volgend op de aangifte van het overlijden. Artikel 5. Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand, op voorlegging van het daartoe nodige doktersattest. De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen. Een balseming, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Koning bepaalde gevallen toegelaten worden. Artikel 6. De kisting van het te cremeren of naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg en Nederland), te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of diens afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en de reglementaire bepalingen nagaat. Artikel 7. Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. Artikel 8. Behalve om te voldoen aan een rechterlijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden. AFDELING II: LIJKENVERVOER HOOFDSTUK I: VERVOER VAN NIET-GECREMEERDE LIJKEN Artikel 9. Wanneer het stoffelijk overschot zich op het grondgebied van de gemeente bevindt, wordt het vervoer door een private onderneming waargenomen onder het toezicht van het gemeentebestuur dat ervoor zorgt dat het vervoer ordelijk en met aan de overledene verschuldigde eerbied verloopt. De lijken moeten met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen vervoerd worden. Artikel 10. Zijn verboden, behoudens machtiging van de burgemeester of van zijn gemachtigde: 1. het vervoer, buiten het grondgebied van de gemeente, van de lijken van de personen die er overleden of dood aangetroffen werden; 2. het vervoer, naar een plaats op het grondgebied van de gemeente, van de lijken van personen die er niet zijn overleden of dood aangetroffen werden. In het in a. vermelde geval, wordt de machtiging slechts verleend op voorlegging van een document waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming.
Gingelom
117
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN Artikel 11. Voor zover stoffelijke overschotten van de in België overleden personen naar het buitenland moet vervoerd worden, is het vervoer, naargelang het geval, onderworpen aan de formaliteiten vermeld in: 1. het KB van 8 maart 1967, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar Luxemburg of Nederland; 2. het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar een ander land dan vermeld onder 1ste punt en dat het akkoord van Straatsburg ondertekend heeft; 3. het Regentsbesluit van 20 juni 1947, wanneer een lijk moet vervoerd worden naar een land, niet bedoeld in 1ste of 2de punt. HOOFDSTUK II: VERVOER VAN GECREMEERDE LIJKEN Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van welvoeglijkheid. AFDELING III: MORTUARIUM Artikel 12. De mortuaria dienen voor: 3. het bewaren in afwachting van de begraving, van de gevonden lijken die nog dienen geïdentificeerd te worden; 4. het ontvangen van het stoffelijk overschot van overleden personen die niet kunnen bewaard worden op de plaats van overlijden of hun woonplaats; 5. het opnemen van lijken waarop ingevolge rechterlijke beslissing een lijkschouwing moet worden verricht; 6. het bewaren van stoffelijke overschotten voor vrijwaring van de openbare gezondheid; 7. het bewaren van lijken waarvan de overbrenging is gevraagd door de familie of, bij ontstentenis, door elke belanghebbende, na machtiging van het gemeentebestuur. AFDELING IV: BEGRAVINGEN Artikel 13. De gemeentelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor de begraving, de bijzetting in een columbarium en de asverstrooiing van: 1. De personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood zijn aangetroffen; 2. De personen die buiten het grondgebied van de gemeente overleden zijn of daar werden aangetroffen maar die in haar bevolkingsregister zijn ingeschreven; 3. De personen, begunstigd van een recht van begraving in een geconcedeerd graf of de bijzetting in een geconcedeerde nis; 4. Ten uitzonderlijke titel en voor zover de overledene een bijzondere relatie heeft gehad met de gemeente, kan de burgemeester toestemming geven tot begraving op een gemeentelijke begraafplaats. 5. Er mogen geen begrafenissen plaatsvinden op zon- en feestdagen. Artikel 14. Bij het bezorgen van de stoffelijke overblijfselen op de gemeentelijke begraafplaats: 1. moeten de gemeentelijke diensten ten minste twee werkdagen vooraf verwittigd zijn, door middel van het daartoe bestemd formulier, dat vermeldt of het gaat om een begraving, een bijzetting in het columbarium of een uitstrooiing. Deze verplichting rust bij de naaste verwanten of de gemachtigde. 2. rijdt de lijkwagen de begraafplaats op tot aan de begroetingsplaats, waar de familie de laatste begroeting aan de overledene kan brengen. De dienst van de begraafplaats neemt dan de stoffelijke overschotten over en begeeft zich naar het graf, nadat de familie de begraafplaats verlaten heeft. 3. bij abnormale weersomstandigheden die het graven van een graf onmogelijk maken, wordt het stoffelijk overschot tijdelijk bijgezet in een wachtkelder op de gemeentelijke begraafplaats. Artikel 15. De begravingen worden volgens plan, in regelmatige volgorde uitgevoerd. Dit plan wijst de percelen aan voor begraving in volle grond, grafkelders, kindergraven, alsook voor de bijzetting in de nissen van het columbarium.
Gingelom
118
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN Op iedere grafsteen moet het jaartal van de begraving worden herhaald en op de doodskist of asurn bevestigd. De grafmaker of een daartoe gemachtigde houdt een register bij waarin de identiteit wordt vermeld van al de personen op de begraafplaats begraven, alsook de datum van de begraving, de dagtekening van de begrafenistoelating en de sectie en nummer van de plaats van de grafsteen. Het register wordt op het einde van elk jaar gesloten en vastgesteld door de burgemeester of zijn afgevaardigde en in de gemeentearchieven neergelegd. Artikel 16. In volle niet- geconcedeerde grond heeft iedere teraardebestelling plaats in een afzonderlijk graf. De burgemeester mag echter toelaten de lijken van de moeder en van het doodgeboren kind in hetzelfde graf te plaatsen. Artikel 17. Afmetingen van de graven: 1. begraving van 1 of 2 urnen: 2. volwassen persoon: 3. kind minder dan 7 jaar: 4. grafkelder voor 1 of 2 personen:
0,5 x 1 m 1mx2m 0,8 m x 1,2 m 1 m x 2,3 m²
De afstand tussen de grafkuilen wordt vastgesteld als volgt: 1. 20 cm langs beide zijkanten 2. tussen grafkelders wordt geen zijdelingse ruimte vrijgelaten Diepte: 1. 1,5m voor afzonderlijk graf 2. 2m voor graf bestemd voor dubbel gebruik AFDELING VI: ONTGRAVINGEN Artikel 18. Behoudens de ontgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen ontgraving worden verricht dan met een schriftelijke toelating van de burgemeester. Het recht verschuldigd bij ontgraving wordt vastgesteld door het retributiereglement. Alle kosten zijn ten laste van de aanvragers. Artikel 19. De ontgraving van een lijk is slechts toegelaten: 1. om een lijk over te brengen van een al dan niet-geconcedeerd graf naar een geconcedeerd graf van een familielid of naar een familiegrafkelder of naar een andere gemeente; 2. om een lijk over te brengen van een grafkelder of wachtkelder naar een geconcedeerd graf of familiegrafkelder; 3. op bevel van de gerechtelijke overheid; 4. wegens een bestuurlijke beslissing. De ontgraving van een urne is slechts toegelaten: 1. of van een al dan niet-geconcedeerd graf naar een familienis, een familiegrafkelder of geconcedeerd graf van een overleden familielid; 2. of van een al dan niet geconcedeerde nis naar een familiekelder; 3. of van een niet geconcedeerde nis naar een geconcedeerd graf, een familiekelder of een geconcedeerde nis; 4. of van een familiegrafkelder naar een geconcedeerde nis. Artikel 20. De aanvraag tot ontgraving dient door de nabestaande schriftelijk te worden gericht aan de burgemeester. Onverminderd het recht van de burgemeester om in de toelating bijzondere voorwaarden op te leggen, moeten steeds volgende beschikkingen worden nageleefd: 1. dag en uur waarop de ontgraving zal geschieden worden in overleg met de dienst van de begraafplaatsen vastgesteld; 2. het grafteken, de beplantingen en alle andere voorwerpen die het openleggen van het graf kunnen bemoeilijken of beletten moeten verwijderd worden vooraleer tot de opgraving wordt overgegaan;
Gingelom
119
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN 3. het openleggen van het graf, het openen van de grafkelders, het lichten van de kist uit het graf en het vullen van de kuil geschieden door de zorgen van de gemeente; 4. voor het lichten van de kist uit het graf is de begrafenisondernemer verantwoordelijk. 5. het openen van de nis, het uitnemen van de urne uit de nis en het terug sluiten van de nis, geschieden door de zorgen van de gemeente. Artikel 21. Behalve bij gerechtelijk bevel worden vanaf 1 oktober tot 30 november en op zaterdagen geen ontgravingen verricht. Tijdens de ontgraving moet de begraafplaats gesloten worden. Er moet tot een ontgraving worden overgegaan in tegenwoordigheid van de grafmaker, en een gemachtigde door de burgemeester aangesteld die er verslag van opmaakt. Zij kunnen de vernieuwing van de kist voorschrijven indien zij zulks nodig achten en elke andere maatregel nemen die van die aard is dat de welvoeglijkheid en de openbare gezondheid worden beschermd, zulks op kosten van de aanvrager. Artikel 22. Indien het op te graven lijk naar een andere begraafplaats op het grondgebied of naar dit van een andere gemeente moet overgebracht worden, is het verplicht de opgegraven kist in een hermetisch gesloten omhulsel te plaatsen alvorens zij mag vervoerd worden. AFDELING VII: GRAFTEKENS, BOUW- EN BEPLANTINGSWERKEN – ONDERHOUD VAN DE GRAVEN Artikel 23. Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder. Artikel 24. Het is niet toegelaten grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, hun opschriften of aard van de materialen, de reinheid, gezondheid, veiligheid en rust op de begraafplaats kunnen verstoren. De graftekens en andere gedenktekens mogen volgende afmetingen niet overschrijden: Gewone graven: Hoogte: 1m Breedte: 1m Lengte: 2m Dikte: 0,3 m Kindergraven: Hoogte: 0,7m Breedte: 0,8m Lengte: 1,2 m Dikte: 0,3 m Graf voor 2 urnen: Uitsluitend een vlakke gedenksteen van 1 m bij 0,5m. Deze steen mag max. 10 cm boven het maaiveld uitsteken. Grafkelders : ( 2 personen) Hoogte: 1m Breedte: 1m Lengte: 2,3 m Dikte: 0,3 m Artikel 25. De graftekens moeten zodanig opgericht en onderhouden worden dat zij de veiligheid en doorgang niet belemmeren en zonder schade aan te brengen aan de aangrenzende graftekens en graven. Artikel 26. Alvorens op de begraafplaatsen te worden toegelaten, moeten de voor het grafteken bestemde materialen volledig afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te
Gingelom
120
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN worden. Geen enkel hulpmateriaal, restmateriaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achtergelaten. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften. Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten van de overtreder. Artikel 27. Kronen uit natuurlijke bloemen moeten weggenomen worden zodra zij niet meer fris zijn. Kronen uit kunstmatig materiaal mogen niet geplaatst worden in omhulsels, geheel of ten dele uit breekbaar glas. Artikel 28. Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden. Kniel- en bidbanken zijn niet toegelaten. Artikel 29. De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Wanneer ze afgestorven zijn moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke hiervan zullen de opruiming en het verwijderen van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur. Artikel 30. 1. De scheefstaande en omgevallen of andere graftekens moeten uiterlijk veertien dagen voor Allerheiligen door toedoen van de familieleden terug recht gezet of verwijderd worden 2. De aangevoerde grafsteen of –tekens, die drie werkdagen vóór Allerheiligen bij de sluiting van de begraafplaats niet zouden geplaatst zijn, moeten door toedoen van de betrokken familieleden daags nadien vóór 10u ’s morgens verwijderd zijn, zoniet zullen grafstenen, -tekens en andere voorwerpen op risico en ten laste van de overtreder en zonder enig verhaal opgeruimd worden door de zorgen van de gemeente. Artikel 31. De belanghebbenden zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van de graven. Wanneer een graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, ingestort of bouwvallig is, wordt een akte van verwaarlozing opgesteld door de burgemeester of zijn gemachtigde. Die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het verstrijken van die termijn en bij niet herstelling wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen op kosten van de in gebreke blijvende familie. Daarenboven kan het college van burgemeester en schepenen een einde stellen aan het recht op concessie. Artikel 32. De graven en grafmonumenten die wegens hun historische betekenis dienen te worden bewaard, worden onderhouden door de gemeente. Artikel 33. Uitsluitend de gemachtigde van de gemeente is ertoe bevoegd te zorgen voor: 1. de begrafenisondernemer is bevoegd voor het uitstrooien van de as; 2. het plaatsen van de kist of de urne in de kuil, de grafkelder of het columbarium; 3. het delven van een graf voor begravingen of bijzettingen in volle grond en het vullen van de kuil; 4. het openen en sluiten van bestaande grafkelders; 5. het openen, plaatsen en afsluiten van de nis in een columbarium. AFDELING VIII: CREMATIE – COLUMBARIUM – ASVERSTROOIING Artikel 34. De crematie is onderworpen aan de formaliteiten bepaald bij wet van 20 juli 1971, gewijzigd bij wet van 4 juli 1973 en 20 september 1998. Artikel 35. Er is een verlof vereist van de ambtenaar van de burgerlijke stand om tot crematie over te gaan. Ingeval van overlijden in het buitenland is een verlof tot crematie vereist van de procureur des Konings. Artikel 36.
Gingelom
De as van de gecremeerde kan:
121
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN 1. begraven worden op de plaats van de gewone begravingen of in geconcedeerde grond op een diepte van ten minste 80 cm; in een graf met een oppervlakte van 2 m² (max. 4 urnen) 2. worden bijgezet in een columbarium in gesloten nissen; 3. uitgestrooid worden op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats door middel van een strooitoestel dat alleen door de gemeentelijke aangestelde mag worden bediend; 4. bijgezet worden in een grafkelder. 5. bijgezet in urnenveld op een diepte van minstens 80 cm, oppervlakte 0,5 m² (max. 2 urnen) Artikel 37. De asurn van een gecremeerde, begraven op de plaats van de gewone begravingen, kan te allen tijde op vraag van de nabestaanden, ofwel verstrooid worden, ofwel bijgezet worden via een concessie. Artikel 38. Zowel op de uitstrooiweide als aan het columbarium, wordt een plaats voorbehouden voor het aanbrengen van gedenkenisvoorwerpen. Artikel 39. Het bijzetten van de urne op de plaats van de al dan niet geconcedeerde gronden of in een geconcedeerde nis in het columbarium is onderworpen aan de reglementering betreffende het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen. Na het verstrijken van de termijn wordt de as uitgestrooid op de asverstrooiingsweide en worden de urnen en de naamplaatjes ter beschikking gehouden van de families of ambtshalve verwijderd.. Artikel 40. De urne met de as van de gecremeerde kan op verzoek worden bijgezet in een gesloten nis van het columbarium. De maximumafmetingen van de urne zijn de volgende: hoogte: 18 cm; dikte: 20 cm. Nadat de asurn in de nis is geplaatst wordt deze laatste door de zorgen van de aangestelde van de gemeente afgesloten. Op de afdekplaat kan de familie door het gemeentebestuur: de vermelding van naam, voornaam, geboorte- en sterftejaar van de overledene laten graveren en eventueel een kruisje AFDELING IX: POLITIE Artikel 41. De gemeentelijke begraafplaats is toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang behoudens afwijking door de burgemeester vastgesteld. Artikel 42. De gemeente staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen. Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de diefstallen of beschadigingen welke op de begraafplaatsen ten nadele van de families zouden gepleegd worden aan de graven, erop aangebrachte gedenktekens, beplantingen, ... Artikel 43. Op de begraafplaatsen zijn alle handelingen verboden waardoor de orde of de aan de doden verschuldigde eerbied verstoord wordt. Het is in het bijzonder verboden: 1. aanplakbrieven of opschriften aan te brengen, behoudens in de gevallen bepaald bij de wet van 20 juli 1971 of bij deze politieverordening; 2. goederen te koop aan te bieden of zijn diensten aan te bieden. Artikel 44. Het is verboden: 1. de grasperken en de aanplantingen van de begraafplaats en aanhorigheden te betreden of op welke wijze dan ook te beschadigen; 2. de graftekens en alle hulde- en versieringsvoorwerpen op welke wijze ook te beschadigen; 3. binnen de omheining van de begraafplaats en de aanhorigheden vuilnis en afval neer te leggen, tenzij op de daartoe bestemde plaatsen; 4. op de begraafplaats of de aanhorigheden zich te gedragen op een wijze die met de ernst en de stilte van de plaats en met de eerbied verschuldigd aan de doden niet overeenstemt; zoals het gebruiken van een geluidsinstallatie
Gingelom
122
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE BEGRAAFPLAATSEN 5. met voertuigen de begraafplaats binnen te rijden, tenzij om uitzonderlijke redenen waartoe toelating wordt verleend door de burgemeester; 6. vergezeld te zijn van honden of andere dieren, met uitzondering voor personen met een visuele handicap of andere personen met een handicap met hun geleidehond, politiediensten en erkende bewakingsondernemingen met waak-, speur- en verdedigingshonden; 7. opschriften of grafschriften aan te brengen die de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied verstoren. AFDELING X: STRAFBEPALING Artikel 45. Onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het strafwetboek, worden de inbreuken op de bepalingen van deze verordening gestraft met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen evenals met een boete van één tot vijfentwintig frank ofwel met één van deze straffen alleen.
Gingelom
123
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. 1. Artikel 37 van de algemene politieverordening van 19 maart 1991 met betrekking tot het ophalen van huisvuil, gewijzigd op 21 december 1992 en 5 oktober 1993 wordt ingetrokken. 2. Het politiereglement van 5 oktober 1993 betreffende de kga-inzameling wordt ingetrokken. 3. Het gemeentelijke politiereglement van 23 november 1993 betreffende de uitbating van het containerpark wordt ingetrokken. Artikel 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder huishoudelijke afvalstoffen verstaan: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden zoals gedefinieerd in artikel 3, § 2, 1° van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen. Artikel 3. 1. De volgende huishoudelijke afvalstoffen mogen niet worden aangeboden, noch bij om het even welke selectieve inzameling, noch op het containerpark: a. ontplofbare voorwerpen b. krengen van dieren en slachtafval c. grond 2. Het is verboden afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten aan te bieden voor inzameling in de gemeente. Artikel 4. Behoudens schriftelijke toelating van de burgemeester is het voor iedereen verboden om het even welke aangeboden afvalstof mee te nemen. Alleen de ophalers, daartoe aangewezen door de burgemeester, zijn gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen. Artikel 5. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen te verbranden, zowel in openlucht als in gebouwen, behoudens wanneer het gaat om plantaardige afvalstoffen, afkomstig van het onderhoud van de eigen tuin of van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden. Artikel 6. 1. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen te sluikstorten. 2. Wanneer afval wordt achtergelaten op een wijze of een plaats in strijd met deze verordening, is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van de daders, betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen. 3. Het is verboden slijk, zand of vuilnis dat zich voor of nabij de woning bevindt op de straten, in de greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden via de rioolputten, of op enige andere wijze, afvalstoffen in de riolering te brengen die een verstopping kunnen veroorzaken of die schadelijk kunnen zijn voor de openbare gezondheid en het leefmilieu zoals bijvoorbeeld vetten en derivaten van petroleum. Artikel 7. 1. Huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden zoals voorzien in deze verordening. Huishoudelijke afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van deze verordening worden niet aanvaard. De aanbieder dient dezelfde dag nog de niet aanvaarde afvalstoffen terug te nemen. 2. Het toezicht op de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen, wordt uitgevoerd door de ophalers die van de burgemeester de toelating kregen afvalstoffen in te zamelen en door de parkwachter in geval van inzameling via het containerpark. Deze ophalers en de parkwachter mogen de aanbieders wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen verstrekken. 3. Onverminderd de bepalingen van dit artikel, zijn de officieren van de gerechtelijke politie, de leden van de politie en de ambtenaren bedoeld in artikel 54 van het afvalstoffendecreet bevoegd voor het vaststellen van inbreuken op deze verordening en het opstellen van proces-verbaal. Gingelom
124
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Artikel 8. 1. De huishoudelijke afvalstoffen mogen slechts vanaf zonsondergang de dag voor de ophaling buitengeplaatst worden; 2. De voorgeschreven recipiënten moeten door de inwoners aangeboden worden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. Het is verboden op andere dan op de vastgestelde dagen de recipiënten langs de weg te plaatsen. Wanneer één van de ophaaldagen op een feestdag valt, gaat de ophaling op de eerstvolgende werkdag, zoals vastgesteld door het schepencollege. 3. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten de voorgeschreven recipiënt neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek die wel bereikbaar is. Indien een openbare weg omwille van zijn toestand of door omstandigheden (werkzaamheden) niet toegankelijk is voor de ophaaldienst zijn de bewoners verplicht hun recipiënten aan een nabijgelegen toegankelijke weg te plaatsen; 4. De recipiënten die niet aan de voorschriften van de ophaling voldoen en niet worden meegenomen door de ophalers moeten ten laatste dezelfde dat van de ophaalronde door de eigenaars worden weggenomen. 5. De inwoners die de recipiënten buitenzetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen. 6. Het is verboden de langs de openbare weg staande recipiënten te openen, de inhoud ervan te ledigen, een gedeelte van de inhoud eruit te halen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie, hetzij voor de ophaling of hetzij voor de controle van de samenstelling van de inhoud van de recipiënten Artikel 9. De uitbaters van drankautomaten, snackbars, frituren, ijssalons en meer algemeen alle uitbaters van inrichtingen die voedingswaren of dranken verkopen bestemd om buiten hun inrichting te gebruiken, dienen ervoor te zorgen dat behoorlijk en goed bereikbare afvalrecipiënten duidelijk zichtbaar zijn geplaatst. Zij dienen de recipiënten zelf tijdig te ledigen en de recipiënt, de standplaats en de onmiddellijke omgeving van hun inrichting rein te houden. Artikel 10. Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, dienen de organisatoren ervan in samenspraak met de gemeenten de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het afval selectief in te zamelen. Artikel 11. 1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te verdelen voor 7 uur en na 22 uur. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of ze achter te laten op andere plaatsen dan in de brievenbus. 2. Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld met de tekst “geen ongeadresseerde reclame a.u.b.”, die op de brievenbus kan worden gekleefd. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in de brievenbussen die voorzien zijn van deze zelfklever. AFDELING II: INZAMELING VAN HUISVUIL HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 12. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder huisvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval (kga), groente-, fruit- en tuinafval (gft-afval), snoeihout, plastiek (verpakkingsplastiek, flessen en flacons), metaal, conserven blik en drankkartons en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 13. 1. Het huisvuil wordt om de veertien dagen huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen
Gingelom
125
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK bepaalde dagen en door een erkende ophaaldienst. Het huisvuil wordt alternerend met het gft-afval opgehaald. 2. Huisvuil mag niet worden meegenomen met het grofvuil of een andere inzameling, inclusief containerpark, andere dan deze van huisvuil. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 14. 1. Het huisvuil moet aangeboden worden in de door het gemeentebestuur voorgeschreven huisvuilzakken. Er worden grote grijze huisvuilzakken van 60 liter of kleine grijze huisvuilzakken van 30 liter gebruikt. De huisvuilzakken zijn te verkrijgen in de door het college van burgemeester en schepenen vastgesteld plaatsen en volgens de door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde regels. De grote huisvuilzakken van 60 liter zijn te verkrijgen per rol van 10 zakken en de kleine huisvuilzakken van 30 liter zijn te verkrijgen per rol van 20 zakken. De recipiënten moeten zorgvuldig gesloten worden met een handgreep van minimum 10 cm. 2. Het gewicht van de aangeboden grote huisvuilzakken van 60 liter mag niet hoger zijn dan 20 kg en van de kleine huisvuilzakken van 30 liter mag niet hoger zijn dan 10 kg. 3. Scherpe voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. Huisvuil dat naast de huisvuilzakken wordt geplaatst wordt niet meegenomen door de ophaaldiensten. AFDELING III: INZAMELING VAN GROFVUIL HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 15. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, kga, gft-afval, snoeihout, bederfbare stoffen (zoals krengen en afval van geslachte dieren), plastiek, metaal en drankkartons, witgoed, bruingoed, bouw- en sloopafval, eternit, roofing en andere teerhoudende producten, houtafval, metalen gemengd en autobanden en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 16. 1. Het grofvuil wordt driemaandelijks op afroep opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het grofvuil kan ook worden aangeboden op het containerpark. Het herbruikbaar grofvuil kan worden aangeboden aan het kringloopcentrum (aan huis opgehaald door het kringloopcentrum of ter plaatse in het kringloopcentrum aangeboden of op het containerpark aangeboden in de container van de kringloopgoederen) waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten. 2. Het op te halen grofvuil moet voorafgaand aan de ophaling gemeld worden aan de door het schepencollege vastgesteld meldpunt op het gemeentehuis. De meldingen dienen te gebeuren tijden de werkuren vanaf veertien dagen voor de ophaling tot de dag voor de ophaling. Meldingen die nadien zijn gedaan worden pas opgehaald bij de eerstvolgende ophaling van grofvuil. 3. De ophalers van het grofvuil stellen ontegensprekelijk ter plaatse de omvang en de hoeveelheid (volume) van het aangeboden grofvuil vast. Op basis van deze door het schepencollege aangestelde ophalers vastgestelde hoeveelheid grofvuil wordt het door de gemeenteraad vastgestelde retributiesysteem toegepast. 4. Grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere inzameling, andere dan deze van grofvuil. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 17. 1. Het aangeboden grofvuil moet aan de volgende vereisten voldoen:
Gingelom
126
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK a. voorwerpen uit één stuk mogen niet zwaarder zijn dan 40 kg, niet langer dan 2 meter, of niet groter zijn dan 1 meter op 2 meter of 1 m³ en moet passen in de vulopening van de ophaalwagen. b. samen gebonden grofvuil mag niet zwaarder zijn dan 40 kg en moet kleiner zijn dan 1m³ en niet langer dan 2 meter. Het moet verpakt zijn in een stevige verpakking of degelijk samengebonden, zodat het bij de ophaling niet uit elkaar kan vallen. 2. Per ophaalbeurt mag maximaal 2 m³ grofvuil worden aangeboden. 3. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. AFDELING IV: SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 18. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder glas verstaan: hol glas en vlak glas dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, serreglas, kristal, opaal glas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, tl-lampen, porselein, aardewerk en beeldbuizen en dergelijke. 2. Holglas betreft alle flessen en bokalen. 3. Vlakglas betreft alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen hol glas zijn. 4. Ook holglas en vlakglas in scherven wordt ingezameld bij de selectieve inzameling van glas HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 19. 1. Glas kan worden aangeboden op het containerpark of in glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Het gebruik van de containers is uitsluitend voorbehouden aan de inwoners van de gemeente. De verspreiding en plaatsing van de glascontainers in de gemeente wordt vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen. 2. Het glas kan verzameld worden in de door de gemeente ter beschikking gestelde glasbakken als inzamelrecipiënt. 3. Glas mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 20. Het glas dat naar de glascontainer gebracht wordt moet in de daartoe voorziene opening van de glascontainer worden gedeponeerd. Holglas wordt bij de aanbieding ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende gereinigd te zijn. Artikel 21. 1. Het storten in glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan glas, is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers lege of volle dozen, kratten, zakken, glas of andere voorwerpen achter te laten; 2. Het is verboden glas te storten in de glascontainers na 22 uur en voor 7 uur. AFDELING V: SELECTIEVE INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON HOOFDSTUK II: DEFINITIE Artikel 22. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder papier en karton verstaan: alle kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen
Gingelom
127
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cementzakken, meststofzakken en sproeistofzakken en dergelijke. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 23. 1. Papier en karton wordt éénmaal per maand huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Papier en karton kan ook worden aangeboden op het containerpark. 2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 24. 1. Het papier en karton moet samengebonden of degelijk verpakt aangeboden worden. Hierbij mag geen gebruik gemaakt worden van andere verpakkingen dan papieren of kartonnen verpakkingen. 2. Het gewicht van iedere afzonderlijke verpakte eenheid papier- en kartonafval mag niet hoger zijn dan 15 kg. AFDELING VI: SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTICVERPAKKINGEN, METALEN VERPAKKINGEN EN DRANKVERPAKKINGEN (PMD-AFVAL) HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 25. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan: a. onder plasticverpakkingen: plastieken flessen en flacons (al dan niet met dop erop) van water, frisdranken, fruit- en groentesappen, melk, afwas- en onderhoudsproducten, wasproducten en wasverzachters, producten voor bad of douche, bleekmiddelen en gedistilleerd water b. onder metalen verpakkingen: drankblikjes, conservenblikjes, schroefdoppen, kroonkuren en deksels van flessen en bokalen, metalen dozen en bussen, spuitbussen van voedingsmiddelen en cosmetica, aluminium schoteltjes, schaaltjes en bakjes c. onder drankkartons: drankkartons voor vloeibare producten 2. Het aangeboden PMD-afval mag geen kga, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 26. 1. Het PMD-afval wordt om de twee weken huis-aan-huis opgehaald langs straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het PMD-afval kan ook worden aangeboden op het containerpark 2. PMD-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van PMD-afval. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 27. 1. Het PMD-afval moet aangeboden worden in de door het gemeentebestuur voorgeschreven blauwe zakken. De blauwe PMD-zakken zijn te verkrijgen in de door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde plaatsen en volgens de door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde regels. De blauwe PMD-zakken zijn te verkrijgen per rol van 20 zakken. 2. De verschillende fracties van het PMD-afval mogen gemengd in de voorgeschreven recipiënt worden aangeboden. 3. Het gewicht van één recipiënt mag niet hoger zijn dan 10 kg en moet volledig gesloten worden aangeboden.
Gingelom
128
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK AFDELING VII: SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL (KGA) HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 28. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder klein gevaarlijk afval verstaan de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 1, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 tot vaststelling van de algemene voorwaarden die gelden voor de verwijdering van gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen. 2. Klein gevaarlijke afval omvat de volgende soorten: • verven, inkten, lijmen, harsen • verf, lak, vernis, hars • houtbeschermingsmiddelen, carbolineum, black vernish, creoline • filmafval • kleurstoffen, toner, inkten, drukinkten, stempelkussens • olie en vet • plantaardige en dierlijke vetten • meubelolie, boenwas • plantaardige en minerale olie, motorolie • brandstoffen, petroleum • solventen • ontvetters, droogkuisproducten, vlekkenwater, decapeermiddelen, beitsmiddelen • trichloorethyleen, perchloorethyleen, tetrachloorethyleen, chloroform • petroleumether, ether, wasbenzine, brandspiritus, benzine, aceton, methanol, hexaan, tolueen, xyleen • verdunners, white spirit, lijnolie, terpentijn, terpentine, celluloseverdunners, thinners • gefluoreerde schoonmaakmiddelen • glycol, antivries • formol • zuren • zoutzuur, middelen die kalk en cement verwijderen • zwavelzuur, accuzuur, azijnzuur • salpeterzuur, chroomzuur, fosforzuur • fixeervloeistoffen, stopbadvloeistoffen • basen • ontvetters, ontstoppers, bijtende soda, natroloog, kaligeen, kaliloog, ammoniak • bijtende schoonmaakmiddelen, beits- en decapeermiddelen, bleekwater, hypochlorieten, hypochloraten • fotografische ontwikkelaars, activators, additieven • schoonmaakmiddelen • zepen, waspoeders, wc-reinigers, glansmiddelen voor de vaatwas, schoensmeer • metaalpoets, roestverwijderingsmiddelen, schuurpapier, koper- en zilverpoets • autowax • sterk bijtende schoonmaakmiddelen • batterijen • autoaccu’s • knoopbatterijen, zilver-, cadmium-, nikkel-, alkali-, mangaan- en kwikbatterijen • stoffen producten met kwik: • tl-lampen • kwikthermometers • amalganen • gevaarlijk huishoudelijk afval van gemende samenstelling • restanten met ongekende samenstelling • afval van laboratoria • ongebruikte, afgedankte chemicaliën • bestrijdingsmiddelen, pesticiden, herbiciden, fungiciden, insecticiden • cosmetica, lippenstift, parfums, nagellak, nagellakverwijderaar Gingelom
129
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK • spuitbussen, brandblusmiddelen, geurblokjes, • rattenvergif, lege verpakkingen van lijm, corrector • fondueolie, frituurolie, frituurvet, spiritus voor fonduetoestellen • ontplofbare stoffen van huishoudelijke oorsprong • diversen • koelvloeistof, fotografisch zilver, fixeervloeistoffen, remvloeistof, siliconen, plamuur • de verpakkingen die nog resten van bovenvermelde afvalstoffen bevatten 3. Oude geneesmiddelen mogen niet bij de kga-fractie gevoegd te worden. Deze dienen ontdaan van de verpakking en bijsluiter naar de apotheek teruggebracht te worden. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 29. 1. Het kga kan alleen via het containerpark worden ingezameld. 2. Kga mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, met uitzondering van de inzameling bij minder mobiele inwoners HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 30. Het kga moet, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden worden in de milieubox die door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Artikel 31. Het aangeboden kga wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen en indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het kga op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd en tevens dient de verpakking van elk afzonderlijk product te worden aangepast om lekken of andere ongewenste effecten te voorkomen. Artikel 32. 1. Het kga dat in de milieubox wordt aangeboden op het containerpark, wordt door de parkwachter van het gemeentelijk containerpark geledigd en veilig en ordelijk opgeslagen in een gecompartimenteerde kga-kluis aansluitend bij het containerpark. De aanbieder van het kga mag dit niet zelf doen. 2. Bij de afgifte van kga in aanwezigheid en onder toezicht van een aangestelde van de vergunninghouder dient het geregistreerd te worden overeenkomstig de bepalingen van de uitbatingsvergunning van het containerpark. De aangestelde verantwoordelijke heeft te allen tijde het recht om de identiteit van de aanbieder van het kga te controleren. HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE MILIEUBOX Artikel 33. De milieubox, geleverd door het Vlaamse Gewest, is eigendom van het Vlaamse Gewest en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de milieubox. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de milieubox uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van kga. Artikel 34. De milieubox moet verbonden blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar diens nieuw adres. Bij beschadiging, verlies of diefstal dient onmiddellijk aangifte gedaan te worden bij de bevoegde gemeentediensten. Bij opzettelijke beschadiging, beschadiging door oneigenlijk gebruik of bij verlies, dient de gebruiker de kosten voor herstelling of vervanging van de milieubox te vergoeden. AFDELING VIII: SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE-, FRUIT- EN TUINAFVAL (GFT) HOOFDSTUK I: DEFINITIE
Gingelom
130
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Artikel 35. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder gft-afval verstaan: organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groentenfruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, mest van kleine huisdieren, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en schaafkrullen, krantenpapier (in kleine hoeveelheden) als verpakking voor schillen of groente- en fruitafval, composteerbare papieren zakken, gazonmaaisel, wegbermmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit groente- en siertuin, dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen. 2. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof versnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk slachtafval, mosselschelpen, kadavers, honden- en kattenharen, vogelkooizaad, aarde en zand, sausen, vetten en oliën, stofzuigerzakken, assen, houtskool, kunststoffen, metalen, glazen bokalen en kattenbakvulling worden niet als gft-afval beschouwd. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 36. 1. Het gft-afval wordt om de twee weken huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het gft-afval wordt alternerend met het huisvuil opgehaald. 2. Gft-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van gft-afval. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 37. 1. Het gft-afval moet aangeboden worden in groene containers van 120 liter. In de gft-container kunnen composteerbare papieren zakken geplaatst worden. 2. De plaatsing van de groene gft-container dient te gebeuren met de handgreep naar de straatkant toe. De geledigde gft-containers moeten op de dag van lediging worden ingehaald. HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE GFT-CONTAINER Artikel 38. De groene gft-container blijft eigendom van de afvalintercommunale Intercompost en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de gft-ophaling. Artikel 39. 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de gft-container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de gft-container uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van gft-afval. 2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe gft-container. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik. Artikel 40. De gft-container moet verbonden worden blijven aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de gft-container mee te nemen naar diens nieuw adres. Artikel 41. Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen beschikking hebben over een gft-container kunnen bij de gemeente gratis een gft-container bekomen. Artikel 42. Ieder gezin beschikt slechts over 1 groene gft-container voor de inzameling van gftafval. In meergezinswoningen kunnen meerder gezinnen gebruik maken van een gemeenschappelijke gft-container. AFDELING IX: SELECTIEVE INZAMELING VAN OUDE METALEN GEMENGD EN HOUTAFVAL
Gingelom
131
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 43. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder metalen gemengd verstaan: alle soorten van metalen voorwerpen, waarvan de grootte sterk kan verschillen. Onder houtafval wordt verstaan: alle soorten houten voorwerpen, waarvan de grootte sterk kan verschillen, zoals meubelen, ramen en deuren ontdaan van vensterglas en ander afbraakhout (geen snoeihout en boomstronken). HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 44. 1. De metalen gemengd en het houtafval worden driemaandelijks op afroep opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Deze ophaling gaat samen met de ophaling van grofvuil door. Het kan ook worden aangeboden op het containerpark. 2. De op te halen metalen gemengd en houtafval moeten voorafgaand aan de ophaling gemeld worden aan de door het schepencollege vastgesteld meldpunt op het gemeentehuis. De meldingen dienen te gebeuren tijden de werkuren vanaf veertien dagen voor de ophaling tot de dag voor de ophaling. Meldingen die nadien zijn gedaan worden pas opgehaald bij de eerstvolgende ophaling. 3. De ophalers stellen ter plaatse de omvang van de aangeboden metalen gemengd en het houtafval vast. Op basis van deze door het schepencollege aangestelde ophalers vastgestelde hoeveelheid wordt het door de gemeenteraad vastgestelde retributiesysteem toegepast. 4. Metalen gemengd mogen niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van de metalen gemengd, en houtafval. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 45. 1. De aangeboden metalen gemengd en houtafval moeten aan de volgende vereisten voldoen: a. voorwerpen uit één stuk mogen niet zwaarder zijn dan 40 kg, niet langer dan 2 meter, of niet groter zijn dan 1 meter op 2 meter of 1 m³ en moet passen in de vulopening van de ophaalwagen. b. samengebonden voorwerpen mogen niet zwaarder zijn dan 40 kg en moet kleiner zijn dan 1m³ en niet langer dan 2 meter. Het moet verpakt zijn in een stevige verpakking of degelijk samengebonden, zodat het bij de ophaling niet uit elkaar kan vallen. 2. Per ophaalbeurt mag maximaal 2 m³ worden aangeboden. 3. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. AFDELING X: HET VERKLEINEN VAN SNOEIHOUT HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 46. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder snoeihout verstaan: takken en kleine stammen met een diameter van minder dan 18 cm. Het snoeihout dient ontstaan te zijn door de normale werking van een particuliere huishouding. Snoeihout van boomgaarden, plantages of bossen wordt niet verkleind tenzij het niet door de aanvrager kan verbrand worden en de hoeveelheid beperkt blijft tot maximaal een halve dag verkleinen. HOOFDSTUK II: VERKLEINEN Artikel 47. 1. De gemeentelijke houthakselaar wordt ter beschikking van de bevolking gesteld mits een voorafgaande aanvraag bij de gemeentelijke technische dienst. De aanvraag dient minstens 3 dagen op voorhand te gebeuren. De aanvragen worden gerangschikt in volgorde van aanvraag. 2. Per gezin kan slechts tweemaal per jaar een aanvraag ingediend worden. 3. Het versnipperd hout wordt enkel op uitdrukkelijk verzoek afgevoerd conform de bepalingen van het desbetreffend retributiereglement. 4. De hakselaar mag uitsluitend bediend worden door het aangestelde gemeentepersoneelslid. Om veiligheidsredenen mag de aanvrager de machine in werking niet bedienen. De aanvrager dient
Gingelom
132
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK zelf het te verkleinen hout aan te geven. Het gemeentebestuur is niet verantwoordelijk voor schade welke berokkend wordt door wegspringende houtsnippers. Het oprijden van private gronden, wegen en opritten gebeurt volledig op verantwoordelijkheid van de aanvrager. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 48. 1. Het te verkleinen snoeihout moet op een goed bereikbare plaats klaar liggen. Deze plaats dient veilig te zijn voor het verkeer waarbij de hakselaar zich niet op de openbare weg mag bevinden. 2. Enkel los snoeihout mag verkleind worden. Het mag niet gebundeld zijn met touwen of ijzerdraad. De maximale diameter bedraagt 18 cm. Wortels dienen op voorhand verwijderd te zijn van de stammen 3. De maximale aan te bieden hoeveelheid snoeihout om te verkleinen op 1 werkdag van 8u verkleind kunnen worden. 4. Bij schade veroorzaakt aan de hakselaar door het gebruik van verkeerd hakselmateriaal zullen de kosten verhaald worden op de aanvrager. AFDELING XI: SELECTIEVE INZAMELING VAN KERSTBOMEN HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 49. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder kerstbomen verstaan: alle soorten bomen of delen ervan zoals dennen, sparren e.d. die gebruikt worden als kerstboom of kerstversiering, met uitzondering van kunstmatige kerstbomen en kerstversiering. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 50. 1. Kerstbomen worden éénmaal per jaar huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dag in de maand januari. Kerstbomen kunnen ook worden aangeboden op het containerpark. 2. Kerstbomen mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil gft-afval of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van kerstbomen. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 51. 1. De kerstbomen moeten los en ontdaan van kerstversiering worden aangeboden. 2. De kerstbomen mogen niet groter zijn dan 2,5 meter en moeten zoveel mogelijk ontdaan zijn van de aarde rond de wortels. De wortels mogen niet ingepakt zijn in plastieken emmers of enig andere niet composteerbare verpakking. 3. Er mogen maximaal 3 kerstbomen buitengezet worden. AFDELING XII: SELECTIEVE INZAMELING BIJ MINDER MOBIELE INWONERS HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 52. Voor de toepassing van deze verordening worden onder minder mobiele inwoners verstaan alle inwoners van de gemeente die niet over een auto in het gezin beschikken en die: 1. ofwel 70 jaar of ouder zijn en alleen wonen en die een attest van de huisarts kunnen voorleggen waaruit blijkt dat ze in de definitieve onmogelijkheid verkeren om de woonst zonder hulp van derden te verlaten 2. ofwel 70 jaar of ouder zijn en samenwonen met hun partner of aanverwanten die eveneens 70 jaar of ouder zijn en die een attest van de huisarts kunnen voorleggen waaruit blijkt dat ze in de definitieve onmogelijkheid verkeren om de woonst zonder hulp van derden te verlaten 3. ofwel alleen wonen en een attest van de dienst voor personen met een handicap kunnen voorleggen waaruit blijkt dat ze tot categorie III (minstens 12 punten op de schaal van zelfredzaamheid) behoren. Gingelom
133
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 53. De inzameling bij minder mobiele inwoners wordt éénmaal per maand huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht en uitsluitend bij de minder mobiele inwoners die hierom schriftelijk een aanvraag hebben gedaan bij het gemeentebestuur, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 54. 1. Bij de inzameling bij minder mobiele inwoners kunnen de volgende soorten afval worden aangeboden: glas, blik en conserven, kartonnen drankverpakkingen, plastiek en plastieken flessen en flacons, textiel, klein gevaarlijk afval, frituurvet en –olie, afvalolie en EPS 2. De aangeboden afvalfracties dienen goed gesorteerd en verpakt klaargezet te worden op de dag van de ophaling. 3. Alle afvalfracties moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. Het kga moet in de milieubox worden aangeboden. AFDELING XIII: HET CONTAINERPARK HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 55. Het gemeentelijk containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze stoffen. Artikel 56.
Het gemeentelijk containerpark is gelegen te Borlo, Wintboomstraat.
Artikel 57. 1. Het containerpark is enkel toegankelijk voor de inwoners van de gemeente en voor de ondernemingen en zelfstandigen die op het grondgebied gevestigd zijn in zoverre de door hen aangevoerde afvalstoffen gelijkgesteld werden. De dienstdoende parkwachter kan ter controle hiervan eisen dat de bezoekers hun herkomst bewijzen. 2. Het containerpark is geopend op het door het college van burgemeester en schepenen bepaalde data en openingsuren. Buiten de openingsuren is het containerpark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst. HOOFDSTUK II: GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Artikel 58. 1. Op het containerpark mogen minstens de hierna vermelde vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen aangeboden worden door de inwoners van de gemeente. De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de aanwezige parkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden. a. papier en karton Kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cementzakken, meststofzakken en sproeistofzakken en dergelijke. Het papier en karton dient niet gescheiden ingezameld te worden. Kartonnen dozen moeten samen geplooid worden alvorens in de container te deponeren b. glas Hol glas en vlak glas dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas,
Gingelom
134
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK serreglas, kristal, opaal glas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, tl-lampen, porselein, aardewerk en beeldbuizen en dergelijke. Holglas betreft alle flessen en bokalen. Vlakglas betreft alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen hol glas zijn. Ook holglas en vlakglas in scherven wordt ingezameld bij de selectieve inzameling van glas. Holglas wordt bij de aanbieding ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende gereinigd te zijn. c. bouw- en sloopafval Afbraakmaterialen van particuliere oorsprong, bestaande uit steen- of betonpuin, bakstenen, tegels, betonblokken, dakpannen, steengruis met beperkte hoeveelheden zand, met uitzondering van asfalt, asfaltpapier en eterniet. Gewapend beton moet apart aangeboden worden. d. gemengde kunststoffen Plastieken recipiënten en folies, verpakkingsplastiek met uitzondering van harde plastic. Alle niet-kunstofonderdelen moet op voorhand verwijderd worden. De kunststoffen moeten zo zuiver mogelijk aangeboden worden e. plastieken flessen Doorzichtige PET-flessen en gekleurde PET-flacons moeten gescheiden aangeboden worden. De PET-flessen worden bij de aanbieding ontdaan van afsluitdopjes f. Drankkartons Alle aangeboden drankkartons moeten leeg, uitgespoeld en platgedrukt aangeboden worden. g. blik en conserven Drankblikjes en conservendozen worden samen aangeboden en moeten leeg en uitgespoeld zijn. h. textiel en lederwaren Oude kleren, schoenen en ander textielgoed. Afgedankte maar nog herbruikbare kleding wordt ook door het kringloopcentrum aanvaard. i. oude metalen (metalen gemengd) Alle metalen (ferro en non-ferro), witgoed. j. frituurolie en –vet De aanvoer van frituurvet of –olie is beperkt tot maximaal 10 kg per aanvoerbeurt. De parkwachter zorgt zelf voor de verwijdering. k. motorolie De aangevoerde motorolie wordt door de parkwachter zelf in de daartoe bestemde opslagcontainer gedeponeerd. l. houtafval Alle soorten houten voorwerpen, waarvan de grootte sterk kan verschillen, zoals meubelen, ramen en deuren ontdaan van vensterglas en ander afbraakhout, met uitzondering van snoeihout, boomstronken en wortels. m. boomstronken en wortels De boomstronken en wortels moeten zoveel mogelijk van aarde ontdaan worden. Het mag alleen op woensdagnamiddag en op zaterdag aangevoerd worden. n. gazonmaaisel en tuinafval Het mag alleen op woensdagnamiddag en op zaterdag aangevoerd worden. o. verhakselbaar snoeihout Takken en kleine stammen met een diameter van minder dan 18 cm. Het mag alleen op woensdagnamiddag en op zaterdag aangevoerd worden. p. kga Het klein gevaarlijk afval wordt ingezameld volgens de modaliteiten vastgesteld in hoofdstuk VI van deze politieverordening. q. Batterijen Lege batterijen moeten in de milieubox aangeboden worden. r. EPS Witte EPS of piepschuim moet zuiver en zoveel mogelijk verkleind worden aangeboden. Gekleurd piepschuim en EPS-schoteltjes waarin etenswaren verpakt zijn moeten in de huisvuilzak. s. roofing en ander teerhoudende producten t. eterniet Eternieten buizen en golfplaten mogen in zijn geheel of in stukken aangevoerd worden
Gingelom
135
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK u. rubberen banden Autobanden, tractorbanden, vrachtwagenbanden, fietsbanden en binnenbanden uitsluitend van particulier gebruik. De banden moeten ontdaan zijn van velgen. v. lege gasflessen De aangeboden gasflessen moeten volledig leeg zijn w. grofvuil Alle niet selectief inzamelbare afvalfracties, die omwille van hun omvang niet in de huisvuilzak kunnen, zoals versleten meubelen vervaardigd uit verschillende materialen, groot speelgoed dat niet herbruikbaar is, niet-recycleerbaar verpakkingsmateriaal, autoruiten (goed verpakt), gewapend en gelaagd of geverfd glas, plexiglas en spiegelglas, gipsplaten, glaswol, isolatiemateriaal, grote voorwerpen in harde plastiek, plastieken buizen en golfplaten, oude matrassen, matten en tapijten, vloerbekleding, linoleum, vinyltapijt, e.d. met uitzondering van bederfbare stoffen (zoals krengen en afval van geslachte dieren) en restafval dat verpakt is in huisvuilzakken. 2. Op het containerpark mogen slechts de hierna vermelde vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen aangeboden worden door de ondernemingen en zelfstandigen. De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de aanwezige parkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden. a. papier en karton b. metalen c. houtafval d. bouw- en sloopafval e. gemengde kuststoffen f. rubberen banden g. EPS h. roofing i. eterniet j. kga (enkel lege verpakkingen van spuitproducten) k. gazonmaaisel en tuinafval l. grofvuil Artikel 59. 1. De afvalstoffen worden op het containerpark aangeboden conform het van toepassing zijnde gemeentelijke retributiereglement op het storten van huishoudelijke afvalstoffen op het gemeentelijk containerpark. Er mogen geen afvalstoffen in gesloten zakken gestort worden op het containerpark. 2. De maximale aangeboden hoeveelheid door particulieren (apart of samen)mag van de volgende afvalfracties niet meer dan 1m³ per week zijn: bouw- en sloopafval, grofvuil, groenafval, houtafval, roofing, eterniet, oude metalen en gemengde kunststoffen. De maximale hoeveelheid aangeboden boomstronken mag per week niet meer zijn dan 2 m³. 3. Ondernemingen en zelfstandigen mogen per week maximaal 1m³ afval aanvoeren op voorwaarde dat het afkomstig is van inwoners van Gingelom. De parkwachter zal de herkomst van het aangevoerde afval registreren, om de controle hierop mogelijk te maken. Artikel 60. Tijdens de openingsuren is het containerpark permanent onder toezicht van de dienstdoende parkwachter(s). Artikel 61. 1. Het is de parkwachter toegestaan de aanvoerders van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds te veel mensen op het containerpark bevinden en in functie van een goede verkeersregeling op het containerpark. 2. Kinderen jonger dan 12 jaar moeten vergezeld zijn door een volwassen begeleider. 3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het containerpark. 4. Op het containerpark worden enkel personen toegelaten die afval komen deponeren. 5. Iedere bezoeker is verplicht zich voorregistratie aan te melden bij een dienstdoende parkwachter. Artikel 62. De afvalstoffen dienen zoveel mogelijk gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is
Gingelom
136
DEEL II: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK beperkt tot 10 km/uur. De motor dient stilgelegd te worden bij het lossen van de afvalstoffen. De bezoekers en de ophalers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen. Artikel 63. 1. De gebruikers van het containerpark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein zo rein mogelijk houden. Zij kunnen door de parkwachter verzocht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen. 2. Tijdens de sluitingsuren van het containerpark is het verboden om afval te deponeren voor de toegangspoorten of over de omheining op het containerpark te gooien. Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten. Artikel 64. Op het containerpark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting. AFDELING XIV: STRAFBEPALING Artikel 65. De inbreuken op deze verordening worden gestraft met politiestraffen, voor zover wetten, decreten, algemene of provinciale verordeningen, op dit vlak geen andere straffen voorzien .
Gingelom
137
BIJZONDER POLITIEREGLEMENT NIEUWERKERKEN
138
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET TOEKENNEN VAN STANDPLAATSEN OP DE KERMISSEN DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET TOEKENNEN VAN STANDPLAATSEN OP DE KERMISSEN Artikel 1. Jaarlijks worden de standplaatsen op de kermissen toegewezen aan de kandidaten, en zulks aan het tarief zoals bepaald in het van kracht zijnde belastings- of retributiereglement. Artikel 2. Te dien einde zal de burgemeester een publieke inschrijving houden. Aan deze oproep zal geruime ruchtbaarheid gegeven worden. Artikel 3. De burgemeester zal de 15 dagen durende periode vaststellen binnen dewelke de kandidaturen bij aangetekend schrijven moeten worden binnengestuurd. De burgemeester maakt een chronologische en gedagtekende lijst van de binnen gestuurde kandidaturen. Bepalend is de datum van de poststempel. De kandidaturen, verzonden na de vastgestelde periode, worden eveneens opgenomen op een chronologische en gedagtekende lijst. Laattijdig ingestuurde kandidaturen komen slechts in aanmerking indien er nog onbezette standplaatsen zijn na de toewijzing van de andere kandidaten. De lijsten met de kandidaturen blijven ter inzage op het gemeentehuis. Artikel 4. De toewijzing geschiedt op grond van de in vorig artikel bedoelde lijsten en volgens een door de burgemeester opgemaakt plan of schets, waarop de plaatsen, met opgave van lengte en breedte of doormeter (voor cirkelvormige standplaatsen), van de instellingen of kramen van bepaalde aard mogen opgetimmerd worden. De plaatsen worden genummerd. Dit plan wordt opgesteld aan de hand van de in het verleden opgedane ervaring, bestaande toestanden en rekening houdend met de openbare veiligheid en de beschikbare ruimte. Deze plannen zullen, voor degene die erom vraagt, ter inzage liggen op het gemeentehuis. Artikel 5. De inschrijvingen worden gerangschikt volgens postdatum en aard van de instelling of kraam. De oudste heeft voorrang op de jongste. Bij gelijke postdatum krijgt de inschrijver met het grootste aantal kinderen ten laste voorrang. Kinderen ten laste zijn de kinderen van de kandidaat of van zijn echtgenote of echtgenoot die deel uitmaken van het gezin, ongehuwd zijn en geen ander winstgevend beroep hebben buiten hun werk in de zaak van de kandidaat. De familiale situatie zal blijken uit een recent uittreksel uit het bevolkingsregister of een attest van het gemeentebestuur. Bij gelijk aantal kinderen ten laste krijgt de jongste kandidaat voorrang. Bij gelijke ouderdom telt het langste ononderbroken zelfstandigheidstatuut. Dit statuut zal bewezen worden met officiële bescheiden van de sociale wetgeving en het handelsregister. In geval het gaat om een rechtspersoon worden de criteria toegepast in hoofde van de afgevaardigde beheerder. Op verzoek van de burgemeester zal de kandidaat alle nodige bijkomende inlichtingen verschaffen. De inschrijving vervalt ingeval deze inlichtingen niet worden verleend binnen de dertig dagen na het verzenden van het verzoek om inlichtingen. Artikel 6. De kramers van hun kant zullen op hun inschrijving dienen te vermelden: de aard, de lengte en de diepte van de inrichting, alsmede de oppervlakte welke daarbuiten nog nodig is voor noodzakelijke bijhorigheden. De aldus bekomen oppervlakte zal aangerekend worden. Artikel 7. De toewijzing geldt voor de inschrijver, zijn echtgeno(o)t(e) en zijn kinderen, bedoeld in art. 5. De vergunninghouder mag zijn plaats niet afstaan, tenzij hem hiertoe schriftelijke toelating gegeven wordt door de burgemeester. De vervangende instelling moet gelijkaardig zijn aan deze waarvoor de standplaats oorspronkelijk moest dienen. Artikel 8. Alle vervoerwagens moeten van de foor verwijderd worden, ten laatste daags voor de opening van de foor en moeten geplaatst worden op de plaats door de burgemeester aangeduid. Artikel 9. De dag vóór de opening, om 12 uur, moeten de foorreizigers op hun standplaats aanwezig zijn. Ingeval een standplaats niet tijdig wordt bezet, kan de burgemeester bij voorkeur deze plaats toewijzen aan een zelfde inrichting.
Nieuwerkerken
139
DEEL I: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET TOEKENNEN VAN STANDPLAATSEN OP DE KERMISSEN Artikel 10. De burgemeester kan, bij een met reden omkleed besluit, een kandidatuur weigeren, wegens mogelijke verstoring van de openbare orde, door de aard van de instelling van de inschrijver. Artikel 11. De muziekuitvoeringen door luidsprekers voortgebracht, zullen op zodanige wijze geregeld worden, dat zij de muziekuitvoeringen van andere speeltuigen niet overstemmen. De foorinrichtingen zullen voor deze gevallen geen schadeloosstellingen kunnen bekomen. Artikel 12. Behalve voor de gevallen, voorzien bij de artikelen 7 en 9, zullen buiten de op het daartoe opgesteld plan, geen andere inrichtingen of kramen toegelaten worden. Artikel 13.
De inschrijvers dienen zich te schikken naar het retributiereglement.
Artikel 14.
De overtreders van dit reglement zullen gestraft worden met politiestraffen.
Nieuwerkerken
140
DEEL II: POLITIEREGLEMENT OP HET GEMEENTELIJK OEFENPARK VOOR AUTORIJDEN DEEL II: POLITIEREGLEMENT OP HET GEMEENTELIJK OEFENPARK VOOR AUTORIJDEN Artikel 1. Voor het gebruik van het gemeentelijk oefenpark voor autorijlessen gelden, onverminderd de wettelijke of andere reglementaire beschikkingen, de volgende regels: 1. De ruimte die zich bevindt achter het verkeersbord C3 en begrepen is binnen de grenzen van het perceel grond gelegen in de Kloosterstraat te Nieuwerkerken 1° afdeling, sectie B nr. 95f2, is alleen toegankelijk voor: a. leerlingbestuurders die, met het oog op scholing ter behaling van hun rijbewijs, gemachtigd zijn om op de openbare weg een voertuig te besturen en mits inachtneming van dezelfde begeleidingsvoorwaarden die gelden voor het rijden op de openbare weg; b. diensten met betrekking tot het gemeentelijk kerkhof; gedurende het hele jaar, uitgezonderd de periode vanaf drie dagen voor Allerheiligen tot de dag van Allerzielen inbegrepen.
2. De op het terrein geplaatste uitrusting is alleen te gebruiken voor de uitvoering van de proef waarvoor ze is bestemd. 3. Iedere beschadiging van de uitrusting moet onmiddellijk aan de gemeentepolitie worden gemeld. Artikel 2. Elke gebruiker van het oefenterrein en van de er geplaatste uitrusting is, overeenkomstig de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, aansprakelijk voor de schade door hem of door zijn voertuig veroorzaakt. Artikel 3. Iedere beschadiging van de eigendommen of van de bepalingen geeft aanleiding tot het betalen van een vergoeding gelijk aan de herstellingskosten of de kosten van de vervanging van het beschadigde. Artikel 4. Door het eenvoudig feit van verblijf op, of gebruik van het domein of de uitrusting, verklaren de bezoekers zich te onderwerpen aan alle beschikkingen van onderhavig reglement en inzonderheid zich rekenschap te geven van hun verantwoordelijkheid inzake schade toegebracht aan installaties, goederen en tegenover derden. Tevens ontslaan zij de gemeente Nieuwerkerken van elke verantwoordelijkheid te hunnen opzichte. Artikel 5. De inrichtingskosten van dit oefenterrein zijn ten laste van de gemeente Nieuwerkerken. Artikel 6. Alle overtredingen op de voorschriften van onderhavig reglement zullen worden bestraft met politiestraffen, voor zover door wetten, algemene of provinciale verordeningen die op dit vlak bestaan, geen andere straffen zijn voorzien.
Nieuwerkerken
141
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN Artikel 1. De gemeente beschikt over 7 begraafplaatsen gelegen te: 2 te Binderveld, 2 te Kozen, 1 te Nieuwerkerken en 2 te Wijer. AFDELING I: PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVING VOORAFGAAN Artikel 2. Elk overlijden in de gemeente wordt zonder verwijl aangegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente. Artikel 3. Diegenen die voor de begraving instaan regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begraving. Bij ontstentenis daarvan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan. Artikel 4. Tenzij in speciale gevallen en op advies van de behandelende geneesheer, vindt ten vroegste 24 uur na het overlijden, de begraving van niet-gecremeerde en gecremeerde stoffelijke overschotten, de berging van de as of de verstrooiing ervan plaats. Het gemeentebestuur beslist in elk geval over dag en uur van de begrafenis. De begraving, bijzetting in een columbarium of verstrooiing van de as heeft plaats binnen de 7 dagen volgend op de aangifte van het overlijden. Artikel 5. Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand, op voorlegging van het daartoe nodige doktersattest. De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen. Een balseming, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Koning bepaalde gevallen toegelaten worden. Artikel 6. De kisting van het te cremeren of naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg en Nederland), te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of diens afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en de reglementaire bepalingen nagaat. Artikel 7. Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. Artikel 8. Behalve om te voldoen aan een rechterlijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden. AFDELING II: LIJKENVERVOER HOOFDSTUK I: VERVOER VAN NIET-GECREMEERDE LIJKEN Artikel 9. Wanneer het stoffelijk overschot zich op het grondgebied van de gemeente bevindt, wordt het vervoer door een private onderneming waargenomen onder het toezicht van het gemeentebestuur dat ervoor zorgt dat het vervoer ordelijk en met aan de overledene verschuldigde eerbied verloopt. De lijken moeten met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen vervoerd worden. Artikel 10. Zijn verboden, behoudens machtiging van de burgemeester of van zijn gemachtigde: 1. het vervoer, buiten het grondgebied van de gemeente, van de lijken van de personen die er overleden of dood aangetroffen werden; 2. het vervoer, naar een plaats op het grondgebied van de gemeente, van de lijken van personen die er niet zijn overleden of dood aangetroffen werden. In het in 1. vermelde geval, wordt de machtiging slechts verleend op voorlegging van een document waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming.
Nieuwerkerken
142
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN Artikel 11. Voor zover stoffelijke overschotten van de in België overleden personen naar het buitenland moeten vervoerd worden, is het vervoer, naargelang het geval, onderworpen aan de formaliteiten vermeld in: 1. het KB van 8 maart 1967, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar Luxemburg of Nederland; 2. het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar een ander land dan vermeld onder 1. en dat het akkoord van Straatsburg ondertekend heeft; 3. het Regentsbesluit van 20 juni 1947, wanneer een lijk moet vervoerd worden naar een land, niet bedoeld in 1. of 2. HOOFDSTUK II: VERVOER VAN GECREMEERDE LIJKEN Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van welvoeglijkheid. AFDELING III: MORTUARIUM Artikel 12. De mortuaria dienen voor: 1. het bewaren in afwachting van de begraving, van de gevonden lijken die nog dienen geïdentificeerd te worden; 2. het ontvangen van het stoffelijk overschot van overleden personen die niet kunnen bewaard worden op de plaats van overlijden of hun woonplaats; 3. het opnemen van lijken waarop ingevolge rechterlijke beslissing een lijkschouwing moet worden verricht; 4. het bewaren van stoffelijke overschotten voor vrijwaring van de openbare gezondheid; 5. het bewaren van lijken waarvan de overbrenging is gevraagd door de familie of, bij ontstentenis, door elke belanghebbende, na machtiging van het gemeentebestuur. AFDELING IV: BEGRAVINGEN Artikel 13. De gemeentelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor de begraving, de bijzetting in een columbarium en de asverstrooiing van: 1. de personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood zijn aangetroffen; 2. de personen die buiten het grondgebied van de gemeente overleden zijn of daar werden aangetroffen maar die in het bevolkings- of vreemdelingenregister ingeschreven zijn; 3. de personen, begunstigd van een recht van begraving in een geconcedeerd graf of de bijzetting in een geconcedeerde nis; 4. ten uitzonderlijke titel en voor zover de overledene een bijzondere relatie heeft gehad met de gemeente, kan de burgemeestertoestemming geven tot begraving op een gemeentelijke begraafplaats. 5. er mogen geen begrafenissen plaatsvinden op zon- en feestdagen. Artikel 14. Bij het bezorgen van de stoffelijke overblijfselen op de gemeentelijke begraafplaats: 1. moeten de gemeentelijke diensten ten minste twee werkdagen vooraf verwittigd zijn, door middel van het daartoe bestemd formulier, dat vermeldt of het gaat om een begraving, een bijzetting in het columbarium of een uitstrooiing. Deze verplichting rust bij de naaste verwanten of de gemachtigde. 2. rijdt de lijkwagen de begraafplaats op tot aan de begroetingsplaats, waar de familie de laatste begroeting aan de overledene kan brengen. De dienst van de begraafplaats neemt dan de stoffelijke overschotten over en begeeft zich naar het graf, nadat de familie de begraafplaats heeft verlaten. Artikel 15. De begravingen worden uitgevoerd volgens het plan dat de percelen aanwijst voor begraving in volle grond, grafkelders, kindergraven, alsook voor de bijzetting in de nissen van het columbarium. Op iedere grafsteen moet het jaartal van de begraving en het volgnummer van het register van de burgerlijke stand worden herhaald en op de doodskist of asurne bevestigd.
Nieuwerkerken
143
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN De grafmaker of een daartoe gemachtigde houdt een register bij waarin de identiteit wordt vermeld van al de personen op de begraafplaats begraven, alsook de datum van de begraving, de dagtekening van de begrafenistoelating en de sectie en nummer van de plaats van de grafsteen. Het register wordt op het einde van elk jaar gesloten en vastgesteld door de burgemeester of zijn afgevaardigde en in de gemeente-archieven neergelegd. Artikel 16. De afstand tussen de grafkuilen wordt vastgesteld als volgt: 40cm langs beide zijkanten 50cm langs de kant van het hoofd en voeten behoudens andere aanduiding op het plan Artikel 17. Begraving van het stoffelijk overschot van onvoldragen kinderen (- 26 weken zwangerschap) gebeurt op een voorbehouden gemeenschappelijke ruimte op de gemeentelijke begraafplaats. De naaste verwante meldt deze begraving aan de dienst der begraafplaatsen, minstens twee werkdagen vooraf, via het geëigende formulier. Op deze ruimte mogen geen individuele aanduidingen worden geplaatst. Enkel losse, natuurlijke bloemen zijn toegelaten bij de gemeenschappelijke gedenksteen. AFDELING V: ONTGRAVINGEN Artikel 18. Behoudens de ontgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen ontgraving worden verricht dan met een schriftelijke toelating van de burgemeester. Het recht verschuldigd bij ontgraving wordt vastgesteld door het retributiereglement. Alle kosten zijn ten laste van de aanvragers. Artikel 19. De ontgraving is slechts toegelaten: 1. om een lijk of de urne over te brengen van een al dan niet-geconcedeerd graf naar een geconcedeerd graf; 2. op bevel van de gerechtelijke overheid 3. wegens een bestuurlijke beslissing. Artikel 20. De aanvraag tot ontgraving dient door de nabestaande schriftelijk te worden gericht aan de burgemeester. Onverminderd het recht van de burgemeester om in de toelating bijzondere voorwaarden op te leggen, moeten steeds volgende beschikkingen worden nageleefd: 1. dag en uur waarop de ontgraving zal geschieden worden in overleg met de dienst van de begraafplaatsen vastgelegd; 2. het grafteken, de beplantingen en alle andere voorwerpen die het openleggen van het graf kunnen bemoeilijken of beletten moeten verwijderd worden vooraleer tot de opgraving wordt overgegaan; 3. het openleggen van het graf, het openen van de grafkelders, het lichten van de kist uit het graf en het vullen van de kuil geschieden door de zorgen van de gemeente; 4. het openen van de nis, het uitnemen van de urne uit de nis en het terug sluiten van de nis, geschieden door de zorgen van de gemeente. Artikel 21. Behalve bij gerechtelijk bevel worden op zaterdagen, zon- en feestdagen geen ontgravingen verricht. Tijdens de ontgraving moet de begraafplaats gesloten worden. Er moet tot een ontgraving worden overgegaan in tegenwoordigheid van de grafmaker, een lid of een afgevaardigde van de familie en een gemachtigde door de burgemeester aangesteld die er verslag van opmaakt. Zij kunnen de vernieuwing van de kist voorschrijven indien zij zulks nodig achten en elke andere maatregel nemen die van die aard is dat de welvoeglijkheid en de openbare gezondheid worden beschermd, zulks op kosten van de aanvrager. Artikel 22 Indien het op te graven lijk naar een andere begraafplaats op het grondgebied of naar dit van een andere gemeente moet overgebracht worden, is het verplicht de opgegraven kist in een hermetisch gesloten omhulsel te plaatsen alvorens zij mag vervoerd worden.
Nieuwerkerken
144
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN
AFDELING VI: GRAFTEKENS, BOUW- EN BEPLANTINGSWERKEN – ONDERHOUD DER GRAVEN Artikel 23 Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder. Artikel 24 Het is niet toegelaten grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, hun opschriften of aard van de materialen , de reinheid, gezondheid, veiligheid en rust op de begraafplaats kunnen verstoren. De graftekens en andere gedenktekens, geplaatst op een door de gemeente aangeduide rooilijn en vervaardigd uit materiaal dat op het vlak van de stabiliteit verantwoord is, mogen volgende afmetingen niet overschrijden: Gewone graven en grafkelders voor niet-gecremeerde lichamen: Breedte rug en gronddekplaat 80-100 cm Dikte rug maximum 15 cm Dikte gronddekplaat maximum 20 cm Lengte van de totale grafsteen maximum 200 cm Hoogte van de steen boven het maaiveld 110-120 cm Kindergraven: Breedte rug en gronddekplaat: Dikte rug Dikte gronddekplaat Lengte van de totale grafsteen: Hoogte van de steen boven het maaiveld: Graven en grafkelders voor urnen: Uitsluitend een gronddekplaat : Breedte : Dikte Lengte
maximum maximum maximum maximum maximum
60 cm 15 cm 20 cm 100 cm 60 cm
0,50 m 0,10 m 1,00 m
Artikel 25 De graftekens moeten zodanig opgericht en onderhouden worden dat zij de veiligheid en doorgang niet belemmeren en zonder schade aan te brengen aan de aangrenzende graftekens en graven. Artikel 26 Alvorens op de begraafplaatsen te worden toegelaten, moeten de voor het grafteken bestemde materialen volledig afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. Geen enkel hulpmateriaal, restmateriaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achtergelaten. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften. Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten van de overtreder. Artikel 27 Kronen uit natuurlijke bloemen moeten weggenomen worden zodra zij niet meer fris zijn. Kronen uit kunstmatig materiaal mogen niet geplaatst worden in omhulsels, geheel of ten dele uit breekbaar glas. Artikel 28 Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden. Kniel- en bidbanken zijn niet toegelaten. Artikel 29 De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Wanneer ze afgestorven zijn moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke
Nieuwerkerken
145
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN hiervan zullen de opruiming en het verwijderen van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur. Artikel 30 1. De scheefstaande en omgevallen of andere graftekens moeten uiterlijk veertien dagen voor Allerheiligen door toedoen van de familieleden terug recht gezet of verwijderd worden 2. De aangevoerde grafsteen of -tekens, die drie werkdagen voor Allerheiligen bij de sluiting van de begraafplaats niet zouden geplaatst zijn, moeten door toedoen van de betrokken familieleden daags nadien voor 10 u 's morgens verwijderd zijn, zoniet zullen grafstenen, -tekens en andere voorwerpen op risico en ten laste van de overtreder en zonder enig verhaal opgeruimd worden door de zorgen van de gemeente. Artikel 31 De belanghebbenden zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van de graven. Wanneer een graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, ingestort of bouwvallig is, wordt een akte van verwaarlozing opgesteld door de burgemeester of zij gemachtigde. Die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het verstrijken ven die termijn en bij niet herstelling wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen op kosten van de gebreke blijvende familie Daarenboven kan het college van burgemeester en schepenen een einde stellen aan het recht op concessie. Artikel 32 De graven en grafmonumenten die wegens hun historische betekenis dienen te worden bewaard, worden onderhouden door de gemeente. Artikel 33 Uitsluitend de gemachtigde van de gemeente is ertoe bevoegd te zorgen voor: 1. het aanhechten van een volgnummer aan de kist of de urne; 2. het uitstrooien van de as; 3. het plaatsen van de kist of de urne in de kuil, de grafkelder of het columbarium; 4. het delven van een graf voor begravingen of bijzettingen in volle grond en het vullen van de kuil; 5. het openen en sluiten van bestaande grafkelders; 6. het openen, plaatsen en afsluiten van de nis in een columbarium. AFDELING VII: CREMATIE – COLUMBARIUM - ASVERSTROOIING Artikel 34 De crematie is onderworpen aan de formaliteiten bepaald bij wet van 20 juli 1971, gewijzigd bij wet van 4 juli 1973, 20 september 1998 en 8 februari 2001. Artikel 35 Er is een verlof vereist van de ambtenaar van de burgerlijke stand om tot crematie over te gaan. Ingeval van overlijden in het buitenland is een verlof tot crematie vereist van de Procureur des Konings. Artikel 36 De as van de gecremeerde kan: 1. begraven worden op de plaats der gewone begravingen van urnen op een diepte van minstens 80 cm; 2. worden bijgezet in een columbarium in gesloten nissen; 3. uitgestrooid worden op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats door middel van een strooitoestel dat alleen door de gemeentelijke aangestelde mag worden bediend; 4. bijgezet worden in een grafkelder. 5. uitgestrooid worden op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee onder de voorwaarden door de Koning bepaald 1. indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het om een minderjarige gaat, of, in voorkomend geval, op verzoek van de voogd en mits naleving van de eventueel door de Koning bepaalde nadere voorwaarden: a. uitgestrooid worden op een andere plaats dan de gemeentelijke begraafplaats b. begraven worden op een diepte van minstens 80 cm op een andere plaats dan de gemeentelijke begraafplaats. De uitstrooiing en begraving waarvan sprake onder a. en b. kan evenwel niet gebeuren
Nieuwerkerken
146
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN
op het openbaar domein, gemeentelijke begraafplaatsen uitgezonderd. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De asuitstrooiing of de begraving gebeurt aansluitend op de crematie. c. in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee uitgestrooid te worden. De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen. Artikel 37 De asurne van een gecremeerde, begraven op de plaats der gewone begravingen van urnen, kan te allen tijde op vraag van de nabestaanden, ofwel verstrooid worden, ofwel bijgezet worden via een concessie. Artikel 38 Zowel op de uitstrooiweide als aan het columbarium, wordt een plaats voorbehouden voor het aanbrengen van gedenkenisvoorwerpen. Artikel 39 Het bijzetten van de urne op de plaats van de geconcedeerde gronden of in een geconcedeerde nis in het columbarium is onderworpen aan de reglementering betreffende het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen. Artikel 40 De urne met de as van de gecremeerde kan op verzoek worden bijgezet in een gesloten nis van het columbarium. De maximum afmetingen van de urne zijn de volgende: Hoogte: 30cm Dikte: 20cm Nadat de asurne in de nis is geplaatst wordt deze laatste door de zorgen van de aangestelde van de gemeente afgesloten. Op de afdekplaat wordt door het gemeentebestuur een naamplaatje bevestigd met vermelding van naam, voornaam, geboorte – en sterftejaar van de overledene. AFDELING VIII: POLITIE Artikel 41 De gemeentelijke begraafplaatsen zijn steeds toegankelijk voor het publiek, behoudens afwijking vastgesteld door de Burgemeester. Evenwel dient het uitvoeren van werken op de begraafplaatsen te geschieden tussen 08.00 uur en 15.30 uur en na het diensthoofd van de Technische Dienst te hebben verwittigd. Bovenvernoemde uren kunnen door een beslissing van de Burgemeester gewijzigd worden. Artikel 42 De gemeente staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatst voorwerpen. Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de diefstallen of beschadigingen welke op de begraafplaatsen ten nadele van de families zouden gepleegd worden aan de graven, erop aangebrachte gedenktekens, beplantingen, … Artikel 43 Op de begraafplaatsen zijn alle handelingen verboden waardoor de orde of de aan de doden verschuldigde eerbied verstoord wordt. Het is in het bijzonder verboden: 1. aanplakbrieven of opschriften aan te brengen, behoudens in de gevallen bepaald bij de wet van 20 juli 1971 of bij deze politieverordening; 2. goederen te koop aan te bieden of zijn diensten aan te bieden. Artikel 44 Het is verboden:
Nieuwerkerken
147
DEEL III: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN 1. de grasperken en de beplantingen van de begraafplaats en aanhorigheden te betreden of op welke wijze dan ook te beschadigen; 2. de graftekens en alle hulde- en versieringsvoorwerpen op welke wijze ook te beschadigen; 3. binnen de omheining van de begraafplaats en de aanhorigheden vuilnis en afval neer te leggen, tenzij op de daartoe bestemde plaatsen; 4. op de begraafplaats of de aanhorigheden zich te gedragen op een wijze die met de ernst en de stilte der plaats en met de eerbied verschuldigd aan de doden niet overeenstemt; 5. met voertuigen de begraafplaats binnen te rijden, tenzij om uitzonderlijke redenen waartoe toelating wordt verleend door de burgemeester; 6. opschriften of grafschriften aan te brengen die de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied verstoren. AFDELING IX: STRAFBEPALINGEN Artikel 45Onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het strafwetboek, worden de inbreuken op de bepalingen van deze verordening gestraft met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen evenals met een boete van één tot vijfentwintig frank ofwel met één van deze straffen alleen. AFDELING X: SLOTBEPALINGEN Artikel 46
Deze verordening wordt van kracht onmiddellijk na de vereiste afkondiging.
Artikel 47
De politieverordening op de begraafplaatsen van 29 maart 2001 wordt opgeheven.
Nieuwerkerken
148
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET NATUURPARK “DE ZIJP”
DEEL IV: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET NATUURPARK “DE ZIJP” Artikel 1. 1. De openingsuren van het natuurpark zijn van zonsopgang tot zonsondergang, maar kunnen door het schepencollege worden gewijzigd. In geval van slecht weder, kan het park worden gesloten. 2. Jaarlijks kunnen van 15 mei tot 15 juli geleide bezoeken aan de bijenstand georganiseerd worden door het imkersverbond. Daarenboven kunnen alle geïnteresseerden de stad bezichtigen na afspraak ter plaatse met een verantwoordelijke van de imkersbond, van 1 juni tot 31 juli, ’s vrijdags van 19.30 uur tot 21 uur. Artikel 2. De toegang tot het natuurpark en de bijenstand is verboden voor iedere bestuurder; dit verbod geldt niet voor invalidenwagentjes en dienstvoertuigen. Artikel 3. In het natuurpark is het verboden: 1. te komen met hinderlijke voorwerpen; 2. beschadigingen aan te brengen; 3. de wandelpaden te verlaten; 4. jonge kinderen zonder bewaking achter te laten; 5. enig voorwerp achter te laten dat een gevaar kan betekenen voor de openbare reinheid, behoudens in de daartoe bestemde korfjes; 6. gelijk welke samenkomst te houden zonder toelating van de burgemeester; 7. een spel te spelen dat de andere wandelaars kan hinderen; 8. te vissen, te baden en/of te zwemmen in de plaatselijke vijver. Artikel 4. Eenieder die geen rekening houdt met de opmerkingen van de politiediensten en/of verantwoordelijke van de bijenstand, mag uit het natuurpark en de bijenstand worden verwijderd. Artikel 5. Voor zover wetten, besluiten, decreten, algemene en provinciale reglementen, verordeningen, geen andere straffen bepalen, worden de inbreuken op deze verordening bestraft met politiestraffen.
Nieuwerkerken
149
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK I: ALGEMEEN Artikel 1. Het politiereglement van 23 februari 1994 op het ophalen en storten van afval en het gebruik van het gemeentelijk containerpark wordt ingetrokken. Artikel 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder huishoudelijke afvalstoffen verstaan: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals gedefinieerd in artikel 2.1.1. van het Vlarea. Artikel 3. 1. De volgende huishoudelijke afvalstoffen mogen niet worden aangeboden, noch bij om het even welke selectieve inzameling, noch op het containerpark : • ontplofbare voorwerpen • krengen van dieren en slachtafval • grond 2. Het is verboden afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten aan te bieden voor inzameling in de gemeente. Artikel 4. Behoudens schriftelijke toelating van de burgemeester is het voor iedereen verboden om het even welke aangeboden afvalstof mee te nemen. Alleen de ophalers, daartoe aangewezen door de burgemeester, zijn gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen. HOOFDSTUK II: VERBRANDEN EN SLUIKSTORTEN VAN AFVALSTOFFEN Artikel 5. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen te verbranden, zowel in open lucht als in gebouwen, behoudens wanneer het gaat om plantaardige afvalstoffen, afkomstig van het onderhoud van de eigen tuin of van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden. Artikel 6. 1. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen te sluikstorten. 2. Wanneer afval wordt achtergelaten op een wijze of een plaats in strijd met deze verordening, is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van de daders, betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen. 3. Het is verboden slijk, zand of vuilnis dat zich voor of nabij de woning bevindt op de straten, in de greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden via de rioolputten, of op enige andere wijze, afvalstoffen in de riolering te brengen die een verstopping kunnen veroorzaken of die schadelijk kunnen zijn voor de openbare gezondheid en het leefmilieu zoals bijvoorbeeld vetten en derivaten van petroleum. HOOFDSTUK III: AANBIEDING VAN AFVALSTOFFEN Artikel 7. 1. Huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden zoals voorzien in deze verordening. Huishoudelijke afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van deze verordening worden niet aanvaard. De aanbieder dient dezelfde dag nog de niet aanvaarde afvalstoffen en/of recipiënten terug te nemen. 2. Het toezicht op de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen, wordt uitgevoerd door de ophalers die van de burgemeester de toelating kregen afvalstoffen in te zamelen en door de parkwachter in geval van inzameling via het containerpark. Deze ophalers en de parkwachter mogen de aanbieders wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen verstrekken. 3. Onverminderd de bepalingen van dit artikel, zijn de officieren van de gerechtelijke politie, de leden van de gemeentepolitie en de ambtenaren bedoeld in artikel 54 van het afvalstoffendecreet bevoegd voor het vaststellen van inbreuken op deze verordening en het opstellen van proces-verbaal. Artikel 8. Nieuwerkerken
150
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 1. De huishoudelijke afvalstoffen mogen slechts vanaf 19.00 uur de dag vóór de ophaling en ten laatste om 6.00 uur de dag van de ophaling buitengeplaatst worden; 2. De voorgeschreven recipiënten moeten door de inwoners aangeboden worden aan de rand van de openbare weg en vóór het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. Het is verboden op andere dan op de vastgestelde dagen de recipiënten langs de weg te plaatsen. Wanneer één van de ophaaldagen op een feestdag valt, gaat de ophaling door op de dagen zoals vastgesteld door het College van burgemeester en schepenen en zoals vermeld in de afvalkalender. 3. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten de voorgeschreven recipiënt neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek die wel bereikbaar is. Indien een openbare weg omwille van zijn toestand of door omstandigheden (werken) niet toegankelijk is voor de ophaaldienst zijn de bewoners verplicht hun recipiënten aan een nabijgelegen toegankelijke weg te plaatsen; 4. De inwoners die de recipiënten buitenzetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen, tot het ogenblik van de ophaling. Voor eventuele verspreiding bij de ophaling is de ophaler verantwoordelijk. 5. Het is verboden de langs de openbare weg staande recipiënten te openen, de inhoud ervan te ledigen, een gedeelte van de inhoud eruit te halen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie, hetzij voor de ophaling of hetzij voor de controle van de samenstelling van de inhoud van de recipiënten. HOOFDSTUK IV: AFVAL OP STANDPLAATSEN Artikel 9. De uitbaters van drankautomaten, snackbars, frituren, ijssalons en meer algemeen alle uitbaters van inrichtingen die voedingswaren of dranken verkopen bestemd om buiten hun inrichting te gebruiken, dienen ervoor te zorgen dat behoorlijk en goed bereikbare afvalrecipiënten duidelijk zichtbaar zijn geplaatst. Zij dienen de recipiënten zelf tijdig te ledigen en de recipiënt, de standplaats en de onmiddellijke omgeving van hun inrichting rein te houden. HOOFDSTUK V: AFVAL OP EVENEMENTEN Artikel 10. 1. Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, dienen de organisatoren ervan in samenspraak met de gemeente de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het afval selectief in te zamelen. 2. Het gebruik van wegwerpbekers is verboden bij feesten, fuiven en evenementen die doorgang vinden in de gemeentelijke zalen en/of permanente locaties, en bij organisaties waarbij de gemeente als medeorganisator optreedt. Wanneer ondermeer omwille van veiligheidsredenen het gebruik van meervoudig herbruikbaar glas niet toegelaten is, dan moet men zoals onder alinea 1 beschreven, verplicht herbruikbare bekers uit kunststof gebruiken. HOOFDSTUK VI: RECLAMEDRUKWERK EN GRATIS REGIONALE PERS Artikel 11. 1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te verdelen voor 7 uur en na 22 uur. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of ze achter te laten op andere plaatsen dan in de brievenbus. 2. Door de gemeente worden 2 versies van een zelfklever ter beschikking gesteld met óf de tekst “Regionale pers ja/Folders neen” óf “Regionale pers neen/Folders neen”, die op de brievenbus kan worden gekleefd. Het is verboden reclamedrukwerk te bedelen in de brievenbussen die voorzien zijn van de eerstgenoemde versie (ja-neen) van de zelfklever en het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in de brievenbussen die voorzien zijn van de tweede genoemde versie (neen-neen) van de zelfklever. AFDELING II: OPHALING VAN HUISVUIL HOOFDSTUK I: DEFINITIE
Nieuwerkerken
151
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK Artikel 12. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder huisvuil de restfractie verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval (KGA), groente-, fruit- en tuinafval (GFT), snoeihout, plastiek zowel gemengde kunststoffen (folies, vlootjes, e.d.) als PMD (o.a. plastieken flessen en flacons, conservenblikken en drankkartons), metalen, kurk en andere afvalstoffen die apart selectief ingezameld worden; m.a.w. de restfractie mag slechts die afvalstoffen bevatten, die niet anders sorteerbaar en/of recycleerbaar zijn. HOOFDSTUK II: OPHALING Artikel 13. 1. Het huisvuil wordt om de veertien dagen huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen en door een erkende ophaaldienst. Het huisvuil wordt alternerend met het GFT-afval opgehaald. 2. Huisvuil mag niet worden meegenomen met het grofvuil of een andere inzameling, inclusief containerpark, andere dan deze van huisvuil. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 14. 1. Het huisvuil moet aangeboden worden in de door het gemeentebestuur voorgeschreven huisvuilzakken. Deze zijn te verkrijgen in de door het College van burgemeester en schepenen vastgestelde plaatsen en volgens de door het College van burgemeester en schepenen vastgestelde regels. De recipiënten moeten zorgvuldig gesloten worden met een handgreep van minimum 10 cm. 2. Het gewicht van de aangeboden zakken (60 liter) mag niet hoger zijn dan 20 kg. 3. Scherpe voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. Huisvuil dat naast de huisvuilzakken wordt geplaatst wordt niet meegenomen door de ophaaldiensten. AFDELING III: OPHALING VAN GROFVUIL HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 15. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in het recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel en lederwaren, glas, klein gevaarlijk afval of KGA, groente- fruit- en tuinafval of GFT, snoeihout, bederfbare stoffen (zoals krengen en afval van geslachte dieren), plastiek- metaal- en drankverpakkingen of PMD, isomo of EPS, bouwplastiek of LDPE, gemengde recycleerbare kunststoffen, afgedankte elektrische en elektronische apparaten of AEEA , bouw- en sloopafval, eterniet, roofing en andere teerhoudende producten, houtafval, metalen gemengd, autobanden, kurk en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. HOOFDSTUK II: OPHALING Artikel 16. 1. Het grofvuil wordt driemaandelijks opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het grofvuil kan ook worden aangeboden op het containerpark, hier wel met uitzondering van matrassen. Herbruikbare materialen (o.a. meubelen, huisraad, speelgoed…) worden bij voorkeur aangeboden aan het kringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten (de herbruikbare materialen worden aan huis opgehaald door het kringloopcentrum of ter plaatse in het kringloopcentrum aangeboden of op het containerpark aangeboden bij de parkwachters voor bestemming bij de kringloopgoederen).
Nieuwerkerken
152
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 2. Grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere inzameling, andere dan deze van grofvuil. HOOFDSTUK II: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 17. 1. Het aangeboden grofvuil moet aan de volgende vereisten voldoen: • voorwerpen uit één stuk mogen niet zwaarder zijn dan 30 kg, niet langer dan 2 meter, of niet groter zijn dan 1 meter op 2 meter of 1 m³ en moet passen in de vulopening van de ophaalwagen. • samengebonden grofvuil mag niet zwaarder zijn dan 30 kg en moet kleiner zijn dan 1m³ en niet langer dan 2 meter. Het moet verpakt zijn in een stevige verpakking of degelijk samengebonden, zodat het bij de ophaling niet uit elkaar kan vallen. 2. Per groot stuk of per ca. 30 kg dient 1 sticker te worden gekleefd, zijnde de grofvuilsticker(s) bedoeld in het geldende retributiereglement betreffende ‘retributie op gemeentelijke huisvuil-, recycleerbare G.F.T.-zakken, toeslagstickers en P.M.D.-zakken en het gratis ter beschikking stellen van huisvuilzakken en stickers grof vuil’. 3. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. AFDELING IV: SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 18. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder glas verstaan: hol glas en vlak glas dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gelaagd glas, kristal, keramisch glas of glaskeramiek, loodglas, rookglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, stolpen en schotels, TL-lampen, porselein, aardewerk, beeldbuizen en dergelijke. 2. Hol glas, ook genoemd verpakkingsglas, betreft alle flessen en bokalen, met uitzondering van opaal glas (melkglas). 3. Vlak glas betreft alle vlakke glazen voorwerpen zoals ruiten, vensterglas, serreglas, dubbel glas (zonder kader), spiegelglas, gewapend glas (draadglas), opaal glas (melkglas) m.a.w. wat geen hol glas is. 4. Ook scherven, respectievelijk van hol en vlak glas, worden ingezameld bij de selectieve inzameling van glas, op de wijzen zoals beschreven in de volgende afdelingen “Inzameling” en “Wijze van aanbieding” HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 19. 1. Hol glas kan worden aangeboden op het containerpark en voor de ophaling aan huis. Vlak glas kan enkel in het containerpark worden aangeboden. 2. Het hol glas kan verzameld worden in de door de gemeente ter beschikking gestelde glasbakken als inzamelrecipiënt. 3. Glas mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 20. Hol glas wordt voor de aanbieding ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende gereinigd te zijn. Artikel 21. 1. Het glas dat naar het containerpark wordt gebracht moet gesorteerd zijn en afgezet worden in de daartoe bestemde containers als volgt: • -Hol glas wordt gescheiden in wit en gekleurd glas en apart afgezet, respectievelijk in de container voor wit glas en voor gekleurd glas.
Nieuwerkerken
153
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK •
-Vlak glas wordt gescheiden van hol glas aangeboden en in de container voor vlak glas afgezet.
2. Hol glas dat voor de ophaling aan huis wordt aangeboden moet niet naar kleur gescheiden worden. Wit en gekleurd glas mogen samen aangeboden worden, bij voorkeur in de door de gemeente ter beschikking gestelde glasbak. AFDELING V: SELECTIEVE INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 22. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder papier en karton verstaan: alle kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cementzakken, meststof- en sproeistofzakken en dergelijke. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 23. 1. Papier en karton wordt éénmaal per maand huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Papier en karton kan ook worden aangeboden op het containerpark. 2. Het papier en karton kan verzameld worden in de door de gemeente ter beschikking gestelde papierkorf als inzamelrecipiënt. 3. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 24. 1. • Voor de ophaling aan huis moet het papier en karton samengebonden of degelijk verpakt aangeboden worden. Hierbij mag geen gebruik gemaakt worden van andere verpakkingen dan papieren of kartonnen verpakkingen. Meer bepaald wil dit zeggen dat het papier en karton niet in de papierkorf mag aangeboden worden. • In het containerpark mag het papier en karton wel in de papierkorf aangebracht worden en geledigd in de voor papier en karton bestemde container. 2. Het gewicht van iedere afzonderlijke verpakte eenheid papier- en kartonafval mag niet hoger zijn dan 15 kg. AFDELING VI: SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTICVERPAKKINGEN, VERPAKKINGEN EN DRANKVERPAKKINGEN (PMD-AFVAL)
METALEN
HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 25. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan: • onder plasticverpakkingen (P): plastieken flessen en flacons (met de dop erop of zonder dop) van water, frisdranken, fruit- en groentesappen, melk, afwas- en onderhoudsproducten, wasproducten en wasverzachters, producten voor bad of douche, bleekmiddelen en gedistilleerd water • onder metalen verpakkingen (M): drankblikjes, conservenblikjes, schroefdoppen, kroonkurken en deksels van flessen en bokalen, metalen dozen en bussen, spuitbussen van voedingsmiddelen en cosmetica, aluminium schoteltjes, schaaltjes en bakjes • onder drankkartons (D): drankkartons voor vloeibare producten
Nieuwerkerken
154
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 2. Het aangeboden PMD-afval mag geen KGA, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten. 3. Volgende afvalstoffen worden niet aanvaard als PMD: o alle kunststofafval dat geen flessen of flacons betreft, zoals losse plastic doppen, yoghurtbekers, boter- en margarinevlootjes, roomijsdozen, plastic zakken of folies, en in het algemeen alle kunststof wat geen verpakking is zoals plastic speelgoed en emmers, bloempotten, … o aluminiumfolie en metalen voorwerpen die geen verpakking zijn (vb. emmers, potten en pannen) o kartonnen wikkels rond of onder een aantal drankflessen of –blikken o verpakkingen in plastic en metaal met een volume van meer dan 8 liter. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 26. 1. Het PMD-afval wordt om de twee weken huis-aan-huis opgehaald langs straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het PMD-afval kan ook worden aangeboden op het containerpark 2. PMD-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van PMD-afval. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 27. 1. Het PMD-afval moet bij de inzameling huis-aan-huis aangeboden worden in de door het gemeentebestuur voorgeschreven blauwe zakken. De blauwe PMD-zakken zijn te verkrijgen in de door het College van burgemeester en schepenen vastgestelde plaatsen en volgens de door het College van burgemeester en schepenen vastgestelde regels. De blauwe PMD-zakken voor particulieren zijn te verkrijgen per rol van 20 zakken. De PMD-zakken horende bij de PMD-containers voor de scholen zijn te verkrijgen per rol van 10 zakken. 2. De verschillende fracties van het PMD-afval mogen gemengd in de voorgeschreven recipiënt (de blauwe zak) worden aangeboden. 3. Het gewicht van één recipiënt mag niet hoger zijn dan 10 kg en moet volledig gesloten worden aangeboden. 4. • Het kunststofafval wat geen PMD is zoals beschreven onder art.25.3. kan in het containerpark aangeboden worden om te worden afgezet in de container voor de gemengde recycleerbare plastiekafval, tenzij deze kunststoffen te zeer vervuild zijn, waardoor ze bestemd worden bij de niet-recycleerbare afvalstoffen en in de daartoe bestemde container moeten afgezet worden. • Het metaalafval wat geen PMD is kan aangeboden worden in het containerpark voor afzet in de container voor gemengde metalen of schroot. • Kartonnen wikkels horen verzameld te worden bij het papier en karton. AFDELING VII: SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 28. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder klein gevaarlijk afval verstaan de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 1, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 tot vaststelling van de algemene voorwaarden die gelden voor de verwijdering van gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen en zoals opgesomd in artikel 5.5.2.2. van het Vlarea. 2. Oude geneesmiddelen mogen niet bij de KGA-fractie gevoegd worden. Deze dienen ontdaan van de verpakking en bijsluiter naar de apotheek teruggebracht te worden. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 29. 1. Het KGA kan alleen via het containerpark worden ingezameld.
Nieuwerkerken
155
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 2. KGA mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 30. Het KGA moet, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden worden in de milieubox die door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Artikel 31. Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen en indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het KGA op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd en tevens dient de verpakking van elk afzonderlijk product te worden aangepast om lekken of andere ongewenste effecten te voorkomen. Artikel 32. 1. Het KGA dat in de milieubox wordt aangeboden op het containerpark, wordt door de parkwachter van het gemeentelijk containerpark geledigd en veilig en ordelijk opgeslagen in een gecompartimenteerde KGA-kluis aansluitend bij het containerpark. De aanbieder van het KGA mag dit niet zelf doen. 2. De afgifte van KGA gebeurt in aanwezigheid en onder toezicht van een aangestelde van de vergunninghouder. Aanvoer, aanvaarding, sortering en eventuele registratie, gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de uitbatingvergunning van het containerpark en de bepalingen van de wetgeving ter zake (Vlarem II art. 5.2.2.2.2.). De aangestelde verantwoordelijke heeft ten allen tijde het recht om de identiteit van de aanbieder van het KGA te controleren. HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE MILIEUBOX Artikel 33. De milieubox, geleverd door het Vlaamse Gewest, is eigendom van het Vlaamse Gewest en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de milieubox. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de milieubox uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van KGA. Artikel 34. De milieubox moet verbonden blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar diens nieuw adres. Bij beschadiging, verlies of diefstal dient onmiddellijk aangifte gedaan te worden bij de bevoegde gemeentediensten. Bij opzettelijke beschadiging, beschadiging door oneigenlijk gebruik of bij verlies, dient de gebruiker de kosten voor herstelling of vervanging van de milieubox te vergoeden. AFDELING VIII: SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE- FRUIT- EN TUINAFVAL (GFT) HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 35. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder GFT-afval verstaan: organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groenten- of fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, kleine hoeveelheden mest van enkele kleine huisdieren, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en schaafkrullen, krantenpapier (in kleine hoeveelheden) als verpakking voor schillen of groenten- en fruitafval, composteerbare papieren zakken, gazon- en bermmaaisel in kleine hoeveelheden, bladeren, onkruid en resten uit groenten- en siertuin, dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen. 2. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof versnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk slachtafval, mosselschelpen, kadavers, honden- en kattenharen, vogelkooizaad, aarde en zand, sausen, vetten en oliën, stofzuigerzakken met inhoud, assen, houtskool, kunststoffen, metalen,
Nieuwerkerken
156
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK glazen bokalen en kattenbakvulling, grote hoeveelheden mest (bvb. van duiven of paarden) worden niet als GFT-afval beschouwd. HOOFDSTUK II: OPHALING Artikel 36. 1. Het GFT-afval wordt om de twee weken huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het GFT-afval wordt alternerend met het huisvuil (de droge restfractie) opgehaald. 2. GFT-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van GFT-afval. 3. Grote hoeveelheden van hetzelfde organisch afval worden uitgesloten van aanbieding voor de GFT-ophaling, hieronder verstaan: • mest van meerdere dieren uit kennels, stallen of hokken respectievelijk van bvb. honden, paarden, rundvee, duiven… • gras, bladeren en fijn tuinsnoeisel in een hoeveelheid die meer bedraagt dan circa de helft van de inhoud van de gft-container per aanbieding. Deze fracties kunnen op het containerpark aangeboden of via thuiscompostering verwerkt worden. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 37. 1. Het GFT-afval moet aangeboden worden in groene containers van Intercompost. Meer bepaald zijn dit de 120 liter-containers (bvb. voor woningen) en 40 liter-emmers (bvb. voor appartementen). In de GFT-containers/emmers kunnen composteerbare papieren zakken geplaatst worden. 2. Van zodra het retributiereglement terzake in werking treedt, dient de gft-container of -emmer voorzien te zijn van een jaarsticker die op het deksel wordt aangebracht. 3. De plaatsing van de groene GFT-container dient te gebeuren met de handgreep naar de straatkant toe en met dichtliggend deksel en zodanig dat een veilige doorgang voor fietsers en voetgangers verzekerd blijft. De geledigde GFT-containers moeten op de dag van lediging worden ingehaald. HOOFDSTUK IV: GEBRUIK VAN DE GFT-CONTAINER Artikel 38. 1. De groene GFT-container blijft eigendom van de afvalintercommunale INTERCOMPOST en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de GFTophaling. 2. Volgens de bepalingen van het belastingsreglement ter zake kunnen bewoners hun GFTcontainer definitief inleveren, wanneer ze tevens bezitter zijn van een gemeentelijk aangekocht compostvat en na een schriftelijke verklaring bij de bevoegde gemeentelijke dienst. Hierdoor verplichten ze zich ertoe geen GFT-afval meer aan te bieden voor de ophaling op het bewuste adres, maar thuis te composteren en worden ze gerechtigd voor de herleide huisvuilbelasting. Artikel 39. § 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de GFT-container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de GFT-container uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van GFT-afval. § 2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe GFT-container. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik. Artikel 40. De GFT-container moet verbonden blijven aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de GFT-container mee te nemen naar diens nieuw adres. Artikel 41. Nieuwerkerken
157
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 1. Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen beschikking hebben over een GFT-container kunnen bij de gemeente gratis een GFT-container bekomen. 2. De aanvraag voor een nieuw GFT-recipiënt (120 liter of 40 liter), evenals de vervanging van de container ingeval van vermissing, beschadiging, diefstal of bij stopzetting van het thuiscomposteren, gebeurt bij de daartoe aangestelde gemeentelijke dienst. Met een dergelijke aanvraag kunnen ook de andere inzamelrecipiënten bekomen of vervangen worden, waarover sprake in voorgaande artikelen, respectievelijk betreffende de • glasbak: art. 19.2. en art. 21.2. • papierkorf: art.23.2. en art.24.1. • kga-box: art.33 en 34 De gemeentelijke dienst registreert de aangevraagde inzamelrecipiënten op het adres van de inwoner(s) waaraan ze zijn toegekend. Artikel 42. Ieder gezin beschikt slechts over 1 groene GFT-container voor de inzameling van GFTafval. In meergezinswoningen kunnen slechts zoveel gezinnen gebruik maken van zoveel GFTcontainers als er geregistreerd zijn op dat adres. AFDELING IX: SELECTIEVE INZAMELING VAN OUDE METALEN GEMENGD EN HOUTAFVAL HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 43. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder • metalen gemengd: alle door de normale werking van een particuliere huishouding ontstane soorten van metalen voorwerpen, waarvan de grootte sterk kan verschillen, met uitzondering van KGA, PMD (plastic-metaal- en drankverpakkingen), en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA). • houtafval: alle soorten houten voorwerpen, waarvan de grootte sterk kan verschillen, zoals meubelen, ramen en deuren ontdaan van vensterglas en ander afbraakhout, uitgezonderd snoeihout en boomstronken en –wortels. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 44. 1. Houtafval kan alleen via het containerpark worden ingezameld. 2. De metalen gemengd worden twee maal per jaar op afroep opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Metalen gemengd kunnen ook worden aangeboden op het containerpark. 3. De op te halen metalen gemengd moeten voorafgaand aan de ophaling gemeld worden aan een door het schepencollege vastgesteld meldpunt op het gemeentehuis. De meldingen dienen te gebeuren tijdens de werkuren vanaf 1 maand vóór de datum van ophaling tot uiterlijk de dag vóór de ophaling. Meldingen die nadien zijn gedaan worden pas opgehaald bij de eerstvolgende ophaling. 4. Bij de melding dient de aard en de omvang van de aangeboden metalen gemengd te worden aangeduid en op deze basis wordt het door de gemeenteraad vastgestelde retributiesysteem toegepast. 5. Metalen gemengd, respectievelijk houtafval, mogen niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van de metalen gemengd, respectievelijk houtafval. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 45. 1. a. Voor de aanbieding van metalen gemengd en houtafval op het containerpark gelden de bepalingen ter zake, opgenomen onder Afdeling XIII. Containerpark b. De aangeboden metalen gemengd voor de ophaling op afroep moeten aan de volgende vereisten voldoen: • voorwerpen uit één stuk mogen niet zwaarder zijn dan 40 kg, niet langer dan 2 meter, of niet groter zijn dan 1 meter op 2 meter of 1 m³.
Nieuwerkerken
158
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK •
samen gebonden voorwerpen mogen niet zwaarder zijn dan 40 kg en moeten kleiner zijn dan 1 m³ en niet langer dan 2 meter. Het schroot moet verpakt zijn in een stevige verpakking of degelijk samengebonden, zodat het bij de ophaling niet uit elkaar kan vallen. 2. Per ophaalbeurt mag maximaal 2 m³ worden aangeboden. 3. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. AFDELING X: SELECTIEVE INZAMELING EN VERKLEINEN VAN SNOEIHOUT HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 46. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder snoeihout verstaan: takken en kleine stammen met een diameter van 2 tot circa 15 cm. Het snoeihout dient ontstaan te zijn door de normale werking van een particuliere huishouding of gelijkgestelde bedrijfsactiviteit. HOOFDSTUK II: INZAMELING EN VERKLEINEN Artikel 47. 1. Snoeihout kan • via het containerpark worden ingezameld • aan huis worden verhakseld, op afroep, op door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen, gedurende 2 perioden per jaar, namelijk in het voorjaar de maanden maart tot en met april en in het najaar de maanden oktober tot en met november. 2. Snoeihout mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van snoeihout. 3. De gemeentelijke houthakselaar wordt ter beschikking van de bevolking gesteld mits een voorafgaande aanvraag bij de gemeentelijke milieudienst. De aanvraag dient minstens 3 dagen op voorhand te gebeuren. De aanvragen worden gerangschikt in volgorde van aanvraag. 4. Per gezin kan slechts tweemaal per jaar een aanvraag ingediend worden. 5. De houthakselaar, zowel in het containerpark als bij de terbeschikkingstelling aan huis, mag uitsluitend bediend worden door het aangestelde gemeentepersoneel. Om veiligheidsredenen mag de aanbrenger van snoeihout in het containerpark, respectievelijk de aanvrager van de verhakseling aan huis, de machine in werking niet bedienen. De aanvrager of de aanbrenger dient zelf het te verkleinen hout aan te geven, zo hij/zij daarom verzocht wordt door het bedienende gemeentepersoneel. Het gemeentebestuur is niet verantwoordelijk voor schade welke berokkend wordt door wegspringende houtsnippers. Het oprijden van private gronden, wegen en opritten gebeurt volledig op verantwoordelijkheid van de aanvrager. 6. Het versnipperd snoeihout of hakselhout • blijft bij de aan-huis-verhakseling ter plaatse, tenzij de aanvrager uitdrukkelijk anders verzocht heeft bij zijn aanvraag. In dit laatste geval wordt het hakselhout afgevoerd naar het containerpark, overeenkomstig de bepalingen van het betrokken retributiereglement. • wordt in het containerpark terug ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken retributiereglement. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 48. 1. Bij de aan-huis-verhakseling moet het te verkleinen snoeihout op een goed bereikbare plaats klaar liggen. Deze plaats dient veilig te zijn voor het verkeer waarbij de hakselaar zich niet op de openbare weg mag bevinden. 2. Enkel los snoeihout mag verkleind worden. Het mag niet gebundeld zijn met touwen of ijzerdraad. De maximale diameter bedraagt 15 cm. Wortels dienen op voorhand verwijderd te zijn van de stammen 3. De maximale aan te bieden hoeveelheid snoeihout om te verkleinen is deze die op 1 werkdag van 8u verkleind kan worden. 4. Verkeerd aangeboden en/of niet conform hakselmateriaal moet geweigerd worden door het gemeentepersoneel teneinde schade aan de hakselaar door verkeerd gebruik te voorkomen. Nieuwerkerken
159
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK
AFDELING XI: SELECTIEVE INZAMELING VAN KERSTBOMEN HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 49. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder kerstbomen verstaan: alle soorten bomen of delen ervan zoals dennen, sparren e.d. die gebruikt worden als kerstboom of kerstversiering, met uitzondering van kunstmatige kerstbomen en kerstversiering. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 50. 1. Kerstbomen worden éénmaal per jaar huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en schepenen bepaalde dagen in de maand januari. Kerstbomen kunnen ook worden aangeboden op het containerpark. 2. Kerstbomen mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil, GFT-afval of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van kerstbomen. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 51. 1. De kerstbomen moeten los en ontdaan van kerstversiering worden aangeboden. 2. De kerstbomen mogen niet groter zijn dan 2,5 meter en moeten zoveel mogelijk ontdaan zijn van de aarde rond de wortels. De wortels mogen niet ingepakt zijn in plastieken emmers of enig andere niet composteerbare verpakking. 3. Er mogen maximaal 3 kerstbomen per gezin buitengezet worden. AFDELING XII: SELECTIEVE INZAMELING VAN TEXTIEL EN HERBRUIKBARE GOEDEREN HOOFDSTUK I: DEFINITIE Artikel 52. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder • herbruikbare goederen: alle door de normale werking van een particuliere huishouding of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit ontstane afvalstoffen die via het kringloopcentrum geschikt kunnen gemaakt worden voor hergebruik, zoals meubelen, kleding, kleine huisraad, boeken en platen, speelgoed, e.d… • huishoudelijk textielafval: alle kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed woningtextiel (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, servetten…), lompen, e.d., die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit. HOOFDSTUK II: INZAMELING Artikel 53. 1. Het textiel wordt ingezameld op het containerpark of in de textielcontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente (zowel op openbaar als privéterrein). Het textiel kan eveneens huisaan-huis worden ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht op bepaalde dagen door die organisaties die voorafgaandelijk toelating bekwamen van het College van burgemeester en schepenen. Enkel die organisaties die toelating hebben van het College van burgemeester en schepenen of de door de administrateur-generaal van de OVAM erkende kringloopcentra zijn gemachtigd textielcontainers te plaatsen, respectievelijk huis-aan-huisinzamelingen te organiseren. 2. Het textiel mag niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van het textiel. 3. Voor de inzameling van herbruikbare goederen wordt een beroep gedaan op het door de administrateur-generaal van de OVAM erkend kringloopcentrum, werkzaam op het grondgebied van de gemeente. Deze inzameling kan gebeuren op afroep. Het telefoonnummer van het kringloopcentrum is terug te vinden via gemeentelijke informatie (het infoblad en andere informatieve uitgaven) en via de gemeentelijke diensten. Nieuwerkerken
160
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 4. Herbruikbare goederen mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van herbruikbare goederen. 5. Het staat het kringloopcentrum vrij om aangeboden herbruikbare goederen te weigeren indien deze niet dienstig zijn voor het kringloopcentrum. In dit geval mogen de door het kringloopcentrum geweigerde goederen, gescheiden en gesorteerd naar hun aard (hout, metaal, plastiek, AEEA, …) worden aangeboden voor recyclage via het containerpark en zo ze niet verder voor recyclage in aanmerking komen meegegeven worden met het huisvuil of het grofvuil. HOOFDSTUK III: WIJZE VAN AANBIEDING Artikel 54. 1. a. De herbruikbare goederen dienen aangeboden te worden • ofwel op afroep van het kringloopcentrum die ze aan huis komt ophalen; • ofwel via de brengmethode naar het kringloopcentrum; • ofwel worden ze in het containerpark afgegeven aan de parkwachters met de mededeling dat het om herbruikbare goederen gaat bestemd voor het kringloopcentrum, om te worden geborgen in de daarvoor bestemde ruimte bij het containerpark. o De wijze van aanbieden van textiel- en lederwaren is analoog aan deze voor herbruikbare goederen voorzover het brengen naar of ophalen door het kringloopcentrum betreft. Textiel- en lederwaren kunnen bovendien worden aangeboden: o op de aangekondigde dagen en in de daarvoor ter beschikking gestelde verpakking van de daartoe erkende organisaties wanneer het een huis-aan-huis-ophaling betreft; o degelijk samengebonden of in een behoorlijke verpakking per pakket afgezet in een textiel-straatcontainer van daartoe gerechtigde organisaties; o degelijk samengebonden of in een behoorlijke verpakking per pakket afgezet in de textielcontainer(s) in het containerpark. 2. a. In het geval van aanbieding van textiel- en lederwaren voor de textielcontainers moeten de pakketten van zulke afmeting zijn dat ze in de vulopening van de containers passen. In de pakketten mogen zich geen verontreinigende of andere stoffen dan textiel- en/of lederwaren bevinden. Het achterlaten van textiel- en lederwaren al of niet in pakket naast of in de omgeving van de textielcontainers is verboden en wordt beschouwd als sluikstorten. b. De voorwaarden voor aanname of ophaling van herbruikbare goederen wat betreft de staat, de afmetingen, de hoeveelheid, het gewicht, het volume, worden bepaald door of in afspraak met het betrokken kringloopcentrum. 3. Alle voorwerpen moeten zodanig aangeboden worden dat ze geen gevaar opleveren voor de ophalers van de herbruikbare goederen. Bij de ophaling aan huis geldt als regel dat de goederen zodanig worden klaargezet dat ze zonder hinder of schade (aan de omgeving of de goederen) kunnen verplaatst worden. AFDELING XIII: HET CONTAINERPARK HOOFDSTUK I: DEFINITIE - ALGEMEEN Artikel 55. Het gemeentelijk containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze stoffen. Artikel 56.
Het gemeentelijk containerpark is gelegen te 3850 NIEUWERKERKEN Ambachtstraat 7
Artikel 57. 1. Het containerpark is enkel toegankelijk voor de inwoners van de gemeente en voor de ondernemingen en zelfstandigen die op het grondgebied gevestigd zijn in zoverre de door hen aangevoerde afvalstoffen qua aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, overeenkomstig de definitie in art. 1 van deze verordening. De dienstdoende parkwachter kan ter controle hiervan eisen dat de bezoekers hun herkomst bewijzen. 1. Bezoekers krijgen toegang tot het containerpark na registratie door de dienstdoende parkwachter. Nieuwe bezoekers dienen bij het eerste bezoek hun identificatiegegevens aan de
Nieuwerkerken
161
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK parkwachter ter beschikking te stellen. Latere bezoeken worden aan de hand van deze geregistreerde gegevens door de parkwachter geverifieerd. Bij elk bezoek aan het containerpark en voorafgaand aan elke handeling om afvalstoffen af te zetten in het containerpark, dient de bezoeker zich aan te melden bij de parkwachter aan de ingang van het containerpark. 3. Het containerpark is geopend op het door het College van burgemeester en schepenen bepaalde data en openingsuren. Buiten de openingsuren is het containerpark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst. HOOFDSTUK II: GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK Artikel 58. 1. Op het containerpark mogen minstens de hierna vermelde vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen aangeboden worden door de inwoners van de gemeente. De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de aanwezige parkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden. Papier en karton Zoals gedefinieerd in art.22 Wijze van aanbieding zoals bepaald in art.24.1. Papier en karton dienen niet gescheiden ingezameld te worden, m.a.w. kunnen samen in de daartoe bestemde container worden afgezet. Kartonnen dozen moeten samen geplooid worden alvorens in de container te deponeren. Glas Hol glas en vlak glas zoals gedefineerd in art.18. Wijze van aanbieding zoals bepaald in art. 20 en 21.1. bouw- en sloopafval 1. Afbraakmaterialen van particuliere oorsprong en aangeboden met ‘beperkte vervuilingsgraad’; worden aanvaard: Zuiver mengpuin van afbraak Zuiver metselwerk Zuiver ongewapende betonplaten –60 cm Zuiver gefreesde asfalt Zuivere asfaltbrokken –60 cm Zuiver lichtgewapend beton (-60 cm, -20 kg/m³) moet apart worden aangeboden Bvb. steen- of betonpuin, bakstenen, tegels, betonblokken, dakpannen, steengruis met beperkte hoeveelheden zand, … Het aangevoerde puin moet vrij zijn van gevaarlijke of toxische stoffen. 2. Worden niet aanvaard : • Materialen die niet vrij zijn van grond • Asfalt dat niet teervrij is, asfaltpapier, asfaltbedekking, roofing • Eterniet of asbestcement, asbest • Isolatiematerialen, gyproc, piepschuim • Gietijzeren deksels, slokkers, metalen poutrellen: deze moeten vooraf uit het aangevoerde puin verwijderd zijn • Papier, PVC, elektrische draden, hout, pleisterwerk, cellenbetonstenen: moeten voldoende uit het aangevoerde puin verwijderd zijn (deze materialen mogen max. 1% van het geleverde volume puin bedragen) Asbestcement of eterniet Buizen of golfplaten uit eterniet mogen in hun geheel of in stukken aangevoerd worden en worden in de daartoe bestemde container apart verzameld. Roofing en andere teerhoudende producten Worden in de daartoe bestemde container apart verzameld. Gemengde kunststoffen
Nieuwerkerken
162
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 6.1. Recycleerbare gemengde kunststoffen, zoals gedefinieerd onder art.25.3. 1° alinea en onder art.27.43 1° alinea; bvb. Plastieken recipiënten en folies, verpakkingsplastiek zoals vlootjes , bekers en dozen, maar uitgezonderd flessen en flacons(<8 liter); worden ook aanvaard: harde plastics zoals van plastic speelgoed, emmers, bloempotten, pvc-buizen. Alle niet-kunststofonderdelen moeten op voorhand verwijderd worden. De kunststoffen moeten zo zuiver mogelijk aangeboden worden. Indien te zeer vervuild, worden ze als niet-recycleerbaar beschouwd en moeten verwijderd worden bij de kunststoffen begrepen onder 6.2. hierna volgend; 6.2. Niet-recycleerbare gemengde kunststoffen en -folies, waar onder begrepen worden de te zeer vervuilde plastics en (landbouw)-folies bvb.plastieken kuip met cementresten, plastics waarvan de metalen onderdelen niet kunnen verwijderd worden, … 6.3. LDPE of dikke (bouw-)plastiekfolie zoals rond pakket bouwstenen; 6.4. EPS of isomo zgn.piepschuim (herkenbaar aan de korrelvorm) De kunststoffen moeten zo zuiver mogelijk en bij voorkeur verkleind aangeboden worden. De op piepschuim gelijkende schoteltjes, waarin etenswaren verpakt waren, zijn geen EPS en horen bij de kunststoffen begrepen onder 6.1. PMD: plastiek- metaal- en drankverpakkingen Zoals gedefinieerd onder art.25.1. Flessen en flacons met de dop erop of zonder dop aanbieden. Afzonderlijke doppen horen onder art. 27.4. 1° alinea begrepen kunststoffen. Drankkartons moeten leeg, uitgespoeld en platgedrukt aangeboden worden. Drankblikjes en conservendozen moeten leeg en uitgespoeld zijn. PMD aangeboden in het containerpark mag, maar moet niet, in de blauwe zak verzameld zijn. Textiel- en lederwaren Omvattende alle kledij, schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel (gordijnen en overgordijnen, tafelkleden, servetten, …), lompen, en dergelijke, die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en gelijkgestelde bedrijfsactiviteit. Afgedankte, maar nog herbruikbare kleding wordt bij voorkeur voor het kringloopcentrum bestemd, door het zelf te brengen of -bij grote hoeveelheid- te laten afhalen door het kringloopcentrum op afroep. Textiel- en lederwaren kunnen ook worden gegeven aan textielinzamelende verenigingen en/of bedrijven die daarvoor een erkenning van OVAM verkregen en door de gemeente toegelaten zijn om op het grondgebied van de gemeente ophalingen aan huis te organiseren en/of straatcontainers te plaatsen (inclusief op de privaatterreinen). Oude metalen gemengd zoals gedefineerd in art. 43.1. AEEA of afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Omvat afgedankte apparatuur bestemd voor huishoudens of vergelijkbaar professioneel gebruik, die werken op elektrische stroom of elektromagnetische velden om op zichzelf te kunnen werken.bvb. koel- en vriestoestellen, kookfornuizen, beeldschermen en monitoren (TV’s en computerapparatuur), diverse kleinere apparaten zoals koffiezet, mixer,muziekapparaten, enz. Deze apparaten dienen apart van de metaalafvalstoffen in daartoe bestemde recipiënten of stapelplaatsen verzameld te worden. KGA inzameling en definitie zoals beschreven in Afdeling VII (art.28 tm 32) van deze politieverordening. Bij KGA behoren o. a. ook: 1. frituurvet– en olie: max. 10 kg per aanvoerbeurt. De parkwachter zorgt zelf voor het deponeren van het aangebrachte in de daartoe bestemde recipiënten 2.motorolie. De aangevoerde motorolie wordt door de parkwachter zelf in de daartoe bestemde opslagcontainer gedeponeerd. 3. auto-accu’s: deponering wordt door de parkwachter verzorgd 4 batterijen: moeten aan de parkwachter overhandigd worden oom in de geëigende recipiënten te bergen. 5. Spuitbussen die giftige of gevaarlijke stoffen hebben bevat of nog resten ervan bevatten (bvb. zgn. kruipolie): deze dienen bij het KGA verwijderd te worden, anders dan de spuitbussen van huishoudelijke of cosmetische aard (zoals van room of haarlak, die bij het PMD ingezameld worden).
Nieuwerkerken
163
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK Kurk Omvattende flessenkurken, wandplaten, vloerbedekking, schoenzolen, onderleggers en alle andere voorwerpen uit kurk, dienen aan de parkwachter afgegeven te worden om apart in het daartoe bestemde recipiënt verzameld te worden.
Houtafval Zoals gedefinieerd onder art. 43, dient te worden verzameld in de container voor afbraakhout. Snoeihout Zoals gedefineerd onder art.46, dient te worden ingezameld en verwerkt volgens de modaliteiten van afdeling X van deze politieverordening. Het dient daartoe naar de aanwijzingen van de parkwachters op de daartoe bestemde plaats te worden afgezet. Boomstronken en –wortels Omvattende het ruw natuurlijk hout met afmetingen groter dan deze van snoeihout, wat dus niet meer hakselbaar is. Dit wordt op aanwijzing van de parkwachters op een aparte stapelplaats verzameld. De boomstronken en wortels moeten zoveel mogelijk van aarde ontdaan worden. Gemengd fijn tuinsnoeisel, grasmaaisel en bladeren Zoals ook genoemd in art.36.3. in hoeveelheden die uitgesloten zijn van de GFT-ophaling. Met het oog op optimale voorwaarden voor compostering dient deze fractie zo vers mogelijk te worden aangevoerd. Rubberen banden omvattende autobanden, tractor- en vrachtwagenbanden Uitsluitend van particulier gebruik. De banden moeten ontdaan zijn van velgen. Grof vuil of niet-recycleerbare fractie Zoals gedefineerd in artikel 15, zijnde de restfractie die overblijft voor verwijdering, naast de huis-aanhuis-ophalingen en na uitsortering van alle voornoemde selectieve inzamelingen, na aanbieding op het containerpark 2. De onder artikel 58.1.vermelde afvalstoffen mogen door Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Zelfstandige Ondernemers KMO-ZO worden aangebracht als ze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met deze afkomstig van de werking van een normale particuliere huishouding. De aangebrachte fracties dienen door de parkwachters afzonderlijk geregistreerd te worden. Artikel 59. 1. De afvalstoffen worden op het containerpark aangeboden conform het van toepassing zijnde gemeentelijke retributiereglement op het storten van huishoudelijke afvalstoffen op het gemeentelijk containerpark. Er mogen geen afvalstoffen in gesloten zakken, zonder gecontroleerd te zijn door de parkwachter, gestort worden op het containerpark. Het lossen van de aangebrachte fracties dient te gebeuren na aanmelding bij de parkwachter en op het terrein van het containerpark. 2. De maximale aangeboden hoeveelheid door particulieren/ KMO-ZO mag van de volgende afvalfracties (apart of samen) niet meer dan 2 m³ per week zijn: bouw- en sloopafval, grofvuil, groenafval, houtafval, roofing, eterniet, oude metalen en gemengde kunststoffen. De maximale hoeveelheid aangeboden boomstronken mag per week niet meer zijn dan 2 m³. 3. Voor ondernemingen en zelfstandigen gleden dezelfde beperkingen als voor particulieren. Artikel 60. Tijdens de openingsuren is het containerpark permanent onder toezicht van de dienstdoende parkwachter(s). Artikel 61. 1. Het is de parkwachter toegestaan de aanvoerders van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds te veel mensen op het containerpark bevinden en in functie van een goede verkeersregeling op het containerpark. 2. Kinderen jonger dan 12 jaar moeten vergezeld zijn door een volwassen begeleider. 3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het containerpark, met uitzondering van de geleidehonden die visueel gehandicapten begeleiden.
Nieuwerkerken
164
DEEL V: POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE HET OPHALEN EN STORTEN VAN AFVAL EN HET GEBRUIK VAN HET GEMEENTELIJK CONTAINERPARK 4. De gebruikers betreden het containerpark op eigen verantwoordelijkheid. De gemeente is niet verantwoordelijk voor eventuele beschadiging van persoonlijke goederen of voor diefstal of voor lichamelijk letsel. 5. Op het containerpark worden enkel personen toegelaten die afval komen deponeren, uitgezonderd personen die zich aanbieden voor educatieve en informatieve doeleinden na afspraak met de bevoegde diensten. 6. Iedere bezoeker is verplicht zich voor registratie aan te melden bij een dienstdoende parkwachter. Artikel 62. De afvalstoffen dienen zoveel mogelijk gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is beperkt tot 5 km/uur. De motor dient stilgelegd te worden bij het lossen van de afvalstoffen. De bezoekers en de ophalers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen. Artikel 63. 1. De gebruikers van het containerpark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein zo rein mogelijk houden. Zij kunnen door de parkwachter verplicht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen. 2. Tijdens de sluitingsuren van het containerpark is het verboden om afval te deponeren voor de toegangspoorten of over de omheining op het containerpark te gooien. Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten. Artikel 64. 1. Op het containerpark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting. 2. Indien wordt vastgesteld dat een bezoeker verscheidene bezoeken per dag brengt met de bedoeling de retributie te omzeilen, kan hem de toegang tot het containerpark worden ontzegd. AFDELING XIV: STRAFFEN Artikel 65. De inbreuken op deze verordening worden gestraft met politiestraffen, voor zover wetten, decreten, algemene of provinciale verordeningen, op dit vlak geen andere straffen voorzien.
Nieuwerkerken
165