Ministerie van Justitie
Directoraat-Generaal Rechtshandhaving Directie Handhaving
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Gemeente Den Haag t.a.v. de heer W.J. Deetman Postbus 12600 2500 DJ Den Haag
Onderdeel Contactpersoon Doorkiesnummer(s) E- mail Datum Ons kenmerk Uw kenmerk Onderwerp
Directie Handhaving mw. mr. D.W.J.C. van der Kolk 7598
[email protected] 14 juni 2005 5350265/505 BSD/2005.345 Aanpak huisjesmelkers
Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 79 11 Fax (070) 3 70 77 89 www.justitie.nl
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Naar aanleiding van uw brief van 8 februari jl. inzake de aanpak van huisjesmelkers, stuur ik u hierbij, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mijn reactie. Alvorens op uw brief in te gaan hecht ik eraan te benadrukken dat de aanpak van huisjesmelkers mede moet worden gezien in de bredere context van de aanpak van illegaliteit in het kader waarvan het toezicht op en de uitzetting van illegalen voorop staat. Zoals u weet is er naar aanleiding van onze briefwisseling ambtelijk overleg gestart tussen de gemeente Den Haag en het Rijk (ministeries van Justitie, VROM en BZK), mede aan de hand van een door de gemeente Den Haag aangeleverde casus. Over deze problematiek heeft overigens ook al eerder uitvoerig overleg plaatsgevonden met de gemeente Rotterdam, hetgeen onder meer heeft geleid tot het wetsvoorstel Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke problematiek. De gemeente Den Haag heeft benadrukt dat de volgende aspecten met name van belang zijn om malafide verhuurders aan te kunnen pakken: 1. verbetering van het handhavingsinstrumentarium voor de bouwregelgeving; 2. introductie van het instrument bestuurlijke boete in de bouwregelgeving; 3. introductie van een nieuw gevaarzettingsartikel in verband met de aanpak van levensgevaarlijke woonsituaties; 4. verbetering van mogelijkheden om eigenaren van panden (o.a. huisjesmelkers)
5350265/505/14 juni 2005
aan te spreken op gedrag wanneer zij gelegenheid geven aan derden om een pand te gebruiken op een wijze die in strijd is met de gebruikseisen van de bouwverordening. Momenteel zijn alleen deze derden aanspreekbaar op overtredingen en is de woningeigenaar dus niet aanspreekbaar. Hieronder geef ik aan op welke wijze ik met deze voorstellen om wil gaan. 1. Handhavingsinstrumentarium voor de bouwregelgeving De gemeente Den Haag heeft benadrukt dat de verbetering en vereenvoudiging van het handhavingsinstrumentarium voor de bouwregelgeving dringend noodzakelijk is om onder meer huisjesmelkers adequaat aan te pakken. Zo is het huidige aanschrijfinstrumentarium in de Woningwet zeer ingewikkeld en werkt om die reden belemmerend voor gemeenten. Het Kabinet onderschrijft de urgentie om de handhavingsinstrumenten op dit terrein te verbeteren en te vereenvoudigen en heeft mede hiertoe het wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet (verbetering naleving, handhaving en handhaafbaarheid bouwregelgeving, Kamerstukken II, 2003-2004, 29 392) bij uw Kamer ingediend. Met dit wetsvoorstel wordt onder meer voorzien in: • de vereenvoudiging van het aanschrijfinstrumentarium uit de Woningwet • het handhaafbaar maken van de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 en de bouwverordening conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb), (met de huidige Woningwet is dat niet mogelijk) • de nieuwe mogelijkheid om ook na eigendomsoverdracht (bijvoorbeeld “doorverkoop” in ABC-constructies) bestuurlijke handhavingsmaatregelen op het pand te laten rusten. • de strafbaarstelling wordt onder de WED gebracht, waardoor een substantiële verzwaring van de strafmaat mogelijk wordt, met name wanneer er sprake is van opzet. De maxima zijn dan een gevangenisstraf van twee jaar of een geldboete van de vierde categorie. In uitzonderlijke situaties kan er sprake zijn van een geldboete van de vijfde categorie. Onder de huidige Woningwet is een dergelijke strafmaat niet mogelijk. Dit wetsvoorstel is mede van belang voor een goede en snelle aanpak van malafide verhuurders. 2. Bestuurlijke boete De gemeente Den Haag heeft de introductie van het instrument bestuurlijke boete in de bouwregelgeving bepleit. Onder de huidige Woningwet zou een bestuurlijke boete onder meer voorafgegaan moeten worden door een aanschrijving. Het zal snel enkele weken duren voordat de boete daadwerkelijk opgelegd kan worden. De vereiste snelheid voor het gewenste lik op stuk boetebeleid is dan met de huidige bouwregelgeving niet te bereiken. Voor een zinvolle introductie van dit 2/5
5350265/505/14 juni 2005
instrument is het noodzakelijk dat eerst de hierboven genoemde wijziging van de Woningwet in werking treedt. De mogelijkheden tot invoering van de bestuurlijke boete op dit terrein zullen verder onderzocht en uitgewerkt worden, waarbij de genoemde wijziging van de Woningwet als uitgangspunt wordt gekozen. Daarbij is het ook noodzakelijk de ontwikkelingen rondom het wetsvoorstel OM-afdoening mee te wegen, omdat ook dit instrument mogelijkheden biedt voor het gewenste lik op stuk boetebeleid. 3. Nieuw gevaarzettingsartikel De gemeente Den Haag stelt voor in het Wetboek van Strafrecht als strafbaar feit op te nemen - kort gezegd - het willens en wetens blootstellen van huurders door de eigenaar/verhuurder aan een levensgevaarlijke woonsituatie, een nieuw gevaarzettingsartikel derhalve, met een forse strafmaat. Hierdoor zouden ook malafide verhuurders die woonruimte verhuren aan rechtmatig in Nederland verblijvende personen strafrechtelijk aangepakt kunnen worden. Met de bij en krachtens de Woningwet gegeven bouwregelgeving beschikken gemeenten reeds over een toereikend instrumentarium om een einde te maken aan levensgevaarlijke woonsituaties en kan ook strafrechtelijk vervolgd worden als dit opportuun is. Het voorstel tot wijziging van de Woningwet biedt de mogelijkheid voor een forsere strafmaat bij bewuste overtreding van de bouwregelgeving, waardoor moedwillig levensgevaarlijke woonsituaties ontstaan. Voor het invoeren van een strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht zoals voorgesteld zie ik dan ook geen grond, nog daargelaten de vraag of het mogelijk zou zijn om een gevaarzettingsartikel te formuleren dat zowel een duidelijke norm stelt als in de praktijk goed hanteerbaar is. Daarnaast zou strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht leiden tot dubbele wetgeving i.v.m. overlap met de Woningwet.
4.
Betere aanpak gebouweigenaren op overtreding van gebruiksregelgeving Door de gemeente Den Haag is aangegeven dat met name ten aanzien van gebruiksregelgeving alleen die personen die het strijdige gebruik zelf realiseren aanspreekbaar zijn op overtredingen. De malafide verhuurder is bijvoorbeeld veelal niet de persoon die zelf een strijdig gebruik realiseert en is dus op dergelijke situaties niet aanspreekbaar, terwijl hij wel veelal de persoon is die actief de gelegenheid geeft tot een dergelijk gebruik. Het Kabinet onderzoekt of, en zo ja, hoe het mogelijk is om in de regelgeving tot uiting te laten komen dat het niet alleen verboden is om een bouwwerk te gebruiken in strijd met de bouwverordening, maar dat het tevens verboden is om een bouwwerk (actief) te
3/5
5350265/505/14 juni 2005
laten gebruiken in strijd met de bouwverordening. Alle juridische implicaties van een en ander moeten evenwel nog geheel worden bezien. Mijn ambtgenote van VROM heeft tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer op 10 maart jl. toegezegd uw Kamer - naast haar toezegging over het wetgevingstraject met betrekking tot bestuurlijke boetes (zie hierboven) - te informeren over: 1. de mogelijkheid om (door)verhuur via het huurrecht aan te pakken (omkering bewijslast); 2. stand van zaken rond de verbeurdverklaring. Deze onderwerpen zijn gerelateerd aan de door de gemeente Den Haag geschetste problematiek. Om die reden zal ik hierna reageren op de gevraagde informatie, waarbij ik ook inga op de informatie over juridische procedures die ontvangen is van de heer Depla. 1. de mogelijkheid om (door)verhuur via het huurrecht aan te pakken (omkering bewijslast) Bij de omkering van de bewijslast wordt in de ontvangen analyse van de heer Depla gesteld dat een dergelijke omkering voor de bewijslast t.a.v. eventuele doorverhuur slechts mogelijk is wanneer er sprake is van dwingend recht en niet van regelend recht. In de analyse wordt verwezen naar mijn brief van 8 november 2002 naar aanleiding van de plenaire behandeling van de integrale herziening van het huurrecht (Kamerstukken I 2002-2003, 26 089, nr. 50), die evenwel op een eerdere ontwerp-bepaling betreffende onderhuur betrekking had en geen rekening houdt met de Wet van 22 mei 2003, Stb. 219. Kennisneming van de ontvangen analyse leidt dan ook niet tot een ander oordeel dan reeds in de brief van 8 november 2002 is weergegeven over (onder meer) de omkering van de bewijslast ter zake van de vraag of de huurder zijn hoofdverblijf in de woning heeft. Uiteraard blijft het altijd mogelijk dat in de rechtspraktijk, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van een individueel geval, tot een ander oordeel gekomen wordt. Dit brengt ons op het onderwerp van de eventuele bodemprocedure bij de beëindiging van de huurovereenkomst vanwege onrechtmatige doorverhuur. De aangereikte informatie heeft betrekking op één specifieke casus uit Amsterdam, waarbij een bodemprocedure verloren is door een verhuurder. Uit andere rechtszaken blijkt dat bodemprocedures ook in het voordeel van de verhuurder kunnen uit vallen. De huidige regelgeving in het huurrecht biedt in dit opzicht een afweging van belangen waar uitgebreid stil is gestaan bij de recente herziening van het huurrecht. De signalen uit de rechtspraktijk duiden er op dat men met het geboden instrumentarium goed uit de voeten kan en dat zowel bonafide 4/5
5350265/505/14 juni 2005
verhuurders als de huurder te goeder trouw over een voldoende mate aan bescherming beschikken. 2. stand van zaken rond de verbeurdverklaring Wat betreft het onderwerp verbeurdverklaring kan ik u het volgende mededelen. Op 10 maart jl. heeft een overleg plaatsgevonden van de Kamercommissie voor de Rijksuitgaven met de minister van Justitie en de staatssecretarissen van Financiën en SZW inzake fraudebestrijding. Ook mijn aanbiedingsbrief (17 november 2004) bij de voortgangsrapportage ‘Fraude en Financieel-economische Criminaliteit 2003-2004’ (Kamerstukken II 2004-2005, 17 050, nr. 276) was hierbij aan de orde. Naast de motie Visser (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 537, nr. 10) en de motie Dijsselbloem (Kamerstukken II 2003-2004, 29 537, nr. 20, wordt ook de motie Veenendaal en Depla (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 XI, nr. 61) hierbij betrokken. In mijn brief van 26 april 2005 (Kamerstukken II 2004-2005, 29 537, nr. 25) waarin wordt aangegeven hoe de moties Dijsselbloem en Visser worden uitgevoerd, heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het Openbaar Ministerie bezig is een meersporenbeleid te ontwikkelen om winsten verkregen door crimineel gedrag te kunnen ontnemen. In het Algemeen Overleg inzake de moties van de Illegalennota, dat 28 april jl. is gehouden, heeft mijn ambtgenote voor Vreemdelingenzaken en Integratie overigens aangegeven dat het Openbaar Ministerie tegen 1 juni 2005 daadwerkelijk zal starten met een proef om met een vordering van een hogere geldboete criminele winsten te gaan afromen, naast de andere manieren van voordeelontneming (ontnemingsvordering en verbeurdverklaring). Bij deze zaken kan het ook gaan om verhuurders of werkgevers die misbruik maken van illegaal verblijf. Het College van procureurs-generaal heeft in een brief aan de hoofden van de parketten van 29 april jl. gewezen op deze proef. Een afschrift van deze brief zal verstuurd worden aan de vaste commissies voor Justitie en voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
De Minister van Justitie,
5/5