Dionysus en Apollo Nietzsches synthese 1. Expressie, formalisme en mimesis ineen
Exclusiviteit of synthese? Friedrich Nietzsche: levenskunstenaar, filoloog, filosoof Schopenhauer Wagner
2. De Geboorte van de Tragedie
Dionysus en Apollo Amor Fati Muziek als bron van verbeelding
3. De oudere Nietzsche
Dionysische oerkreten Wat nou waarheid? Ecce Homo
4. De betekenis van Nietzsche
Invloed Postscriptum: Nietzsche en de Nazi’s
5. Samenvatting 6. Verder lezen
-1-
1. Expressie, formalisme en mimesis ineen Exclusiviteit of synthese? Drie klassieke theorieën over het wezen van de kunst zijn de revue gepasseerd, en geen van deze drie theorieën geeft een volledig bevredigend antwoord op de vraag wat een kunstwerk nou precies tot kunstwerk maakt. Grootste probleem van de drie theorieën is misschien wel, dat zij telkens één enkele eigenschap claimen, die de essentie van kunst zou zijn: nabootsing van het een of ander, expressie van gevoelens, of loutere vorm. Elk van deze drie theorieën sluit telkens heimelijk een stukje van een andere theorie in: de mimesistheorie gaat over in de expressietheorie, als het gaat om de nabootsing van het innerlijk of het geestelijke. De expressietheorie wordt ongeloofwaardig als deze niet op een of andere manier rekenschap geeft van de rol die vorm in kunstwerken speelt, en het formalisme à la Bell en Fry blijkt uiteindelijk weer gebaseerd op de veronderstelling van een soort Platoonse Ideeënwereld. Een logische stap in de zoektocht naar het wezen van de kunst zou zijn dat we op zoek gaan naar een theorie, die een combinatie van essentiële eigenschappen als uitgangspunt kiest, in plaats van de exclusiviteit van één enkele eigenschap. Zulke theorieën bestaan, en één daarvan is te vinden in het denken van Friedrich Nietzsche. Volgens deze fameuze Duitse filosoof gaat het in de kunst allereerst om een versmelting van gevoel en vorm in symbolische beelden. Expressie, vorm en (mimetische) verbeelding zijn voor Nietzsche complementaire grondbeginselen van kunst. Ze zijn alledrie even noodzakelijk voor het welslagen van een kunstwerk. Friedrich Nietzsche: levenskunstenaar, filoloog, filosoof Wie Nietzsche was, hoe zijn kunstfilosofie in elkaar steekt en hoe hij op zijn gedachten kwam – dat zijn vragen die niet los van elkaar kunnen worden besproken. Voor Nietzsche bestond er namelijk geen verschil tussen leven, filosoferen en kunst. Zijn biografie is het verhaal van zijn filosofische ontwikkeling, en zijn filosofie zag hij als kunst, en zijn kunst was zijn leven - althans, zo streefde hij het na, en zo wordt het door veel van zijn bewonderaars ook ervaren. Friedrich Nietzsche leefde van 1844 tot 1900. Hij was een zeer intelligente en bovendien muzikale man met een grote belangstelling voor de Oudheid. Hij studeerde klassieke talen en specialiseerde zich daarbij in de filologie, een wetenschapstak die probeert geschriften uit dode talen te begrijpen door ze te bestuderen in samenhang met hun cultuurgeschiedenis. Als briljante jonge wetenschapper werd Nietzsche al op 25- jarige leeftijd benoemd tot professor in de filologie aan de Universiteit van Basel. Zijn belangstelling voor de filologie taande echter al snel ten gunste van een grotere passie, de filosofie. Nietzsche de filoloog transformeerde definitief tot Nietzsche de filosoof na het lezen van het sleutelwerk van een andere vermaarde Duitse filosoof, Arthur Schopenhauer (1788-1860), getiteld De Wereld als Wil en Voorstelling.
Nietzsche als briljante jonge filoloog
-2-
Schopenhauer In De Wereld als Wil en Voorstelling ontvouwt Schopenhauer een opmerkelijke visie op de mens. Deze houdt in, dat wij ondanks onze intelligentie en onze scheppende vermogens uiteindelijk altijd de slaaf blijven van duistere driften. Driften die onbeschaafd, primitief en gewelddadig zijn. Deze duistere oerdriften noemde Schopenhauer der Wille, de 'Wil'. Met deze 'Wil' bedoelde Schopenhauer niet direct datgene wat wij er in ons dagelijks taalgebruik mee aanduiden, maar eerder een instinct, dat al ons handelen bepaalt. Omdat wij maar zeer beperkt kunnen ontsnappen aan de dictatuur van 'De Wil', is het leven voor een verstandig mens eigenlijk ondraaglijk. Een pessimistisch wereldbeeld, dat van Schopenhauer, maar wel een wereldbeeld dat de jonge Nietzsche trof als een donderslag. Wagner
Richard Wagner
Arthur Schopenhauer
Een andere gebeurtenis die Nietzsche vergaand beïnvloedde, was zijn ontmoeting, in 1869, met Richard Wagner (1813-1883). Wagner was op dat moment al zeer beroemd, als de grote muziekvernieuwer die het begrip 'opera' een geheel nieuwe dimensie had gegeven, door het op te vatten als een Gesamtkunstwerk van muziek, beeldende kunst, literatuur, mythologie, religie en drama. In de operakunst van Wagner herkende Nietzsche dezelfde kwaliteiten, die hij zo bewonderde in klassieke Griekse kunst uit de Oudheid. De jonge Nietzsche beschouwde Wagner daarom als de redder van de eigentijdse cultuur, die hij als slap en inhoudloos beschouwde vergeleken met de kunst uit de Oudheid.
2. De Geboorte van de Tragedie In 1871 publiceerde Nietzsche zijn eerste boek, dat sterk onder invloed van Schopenhauers denkbeelden staat, en niet minder onder die van Wagner. Het boek heette: De Geboorte van de Tragedie, en was een filologisch essay over de vraag waarom de Griekse, in het bijzonder de Attische tragediekunst zo buitengewoon krachtig was. Nietzsche poneert als antwoord dat de kwaliteit van de Griekse tragedie rechtstreeks gevolg is van de hoogachting die de Grieken koesterden voor twee tegengestelde menselijke eigenschappen, die zij belichaamden in de verering van hun goden Dionysus en Apollo.
-3-
Dionysus en Apollo In de Griekse mythologie was Dionysus (of Bacchus) de god van de extase en alles wat daarbij behoort: de roes, de dronkenschap, wijn, de onthechting en de mateloosheid. De god Apollo personifieerde het tegenovergestelde. Hij was de god van de beheersing en de matigheid. Apollo werd bovendien gezien als de god die de mens het dromende voorstellingsvermogen en de verbeeldingskracht schenkt, die ons de dingen in perspectief doet zien, die ons wijs maakt, ons de beperktheid van het menselijke onder ogen doet zien en ons daarom leert onszelf in acht te nemen. Beide goden kenden een eigensoortige cultus, en die van Dionysus was, niet verwonderlijk, zeer tegengesteld aan die van Apollo. Navolgers van Dionysus, de 'Bacchanten', probeerden in contact te komen met Dionysus door zichzelf in extase te brengen: dat deden ze door excessief drankgebruik en roesmiddelen, maar ook door dans en muziek. Volgens de overlevering ontaardde dat vaak in gewelddadigheden en totale losbandigheid. In bepaalde perioden werd de Dionysuscultus zelfs verboden, vanwege haar gevaar voor de openbare orde. Navolgers van Apollo oefenden zich in matiging, kalmte en wijsheid, en zij cultiveerden hun verbeeldingskracht.
Dionysus door Rubens (links) en Apollo door Poussin (rechts)
Volgens Nietzsche personifieerden Dionysus en Apollo voor de Grieken twee tegengestelde, maar alleszins fundamentele instincten: enerzijds kennen alle mensen de hang naar bedwelming, die samenhangt met een verlangen naar verlossing uit het aardse, naar eeuwig en ongebreideld leven; anderzijds hebben wij de aangeboren neiging om het onbegrensde en het chaotische juist te willen begrenzen en te begrijpen. Wij zijn dan ook steeds bezig de wereld vorm te geven - door middel van regels, maat, beheersing, techniek. Amor fati De tijd waarin Dionysus en Apollo vereerd werden moet hard zijn geweest. De antieke wereld werd geteisterd door epidemieën en oorlogen. Niemand was zijn leven zeker, het noodlot hing als het zwaard van Damokles boven de mensen. Nietzsche constateert dat dit harde bestaan niet louter als iets verschrikkelijks werd ervaren door de Grieken, maar dat zij het, merkwaardig genoeg, ook verwelkomden en omarmden. Nietzsche noemde dat verschijnsel amor fati, liefde voor het noodlot.
-4-
Het noodlot werd volgens Nietzsche door de Grieken niet gezien als iets waar je over moet klagen of bang voor moet zijn, maar als iets wat je moet aanzetten om iets van het leven te maken. Het altijd dreigende noodlot stimuleert de menselijke vitaliteit en stelt ons in staat heroïsch te leven. Juist in de gelijktijdige verering van Dionysus en Apollo gaven de Grieken volgens Nietzsche uiting aan deze 'amor fati'. De Dionysuscultus tartte welbewust het noodlot door levensgevaarlijke extatische situaties op te zoeken. In de tragediekunst verzoenden de Grieken het Dionysische met het Apollinische, door aan het Dionysische een schone vorm te geven.
De Attische tragedie De Attische tragedie, die Nietzsche zo bewonderde, had zijn oorsprong in de Atheense Dionysuscultus. Jaarlijks werd in Athene een groot Dionysusfestival gehouden, waartoe ook de opvoering van een reeks speciaal voor deze ‘Dionysia’ geschreven tragedies hoorde. Deze tragedies waren een soort muziektheaterstukken: op een podium (de ‘skènè’) werd een mythologisch noodlotsverhaal gespeeld door drie acteurs. Vóór het podium stond in een halve cirkel een koor (de ‘choros’) opgesteld, dat met lyrische zang reageerde op de acteurs. Voor de tragedieopvoeringen werden gaandeweg speciale theaters gebouwd. Sommige van die stukken worden vandaag de dag nog steeds gelezen en gespeeld, al is het waarschijnlijk dat wij maar heel weinig kunnen terugroepen van de werking die de stukken destijds in hun oorspronkelijke omgeving moeten hebben gehad. Dat komt vooral omdat we weinig over de bijbehorende muziek weten.
Ruïne van het Dionysustheater in Athene
Muziek als bron van verbeelding Nietzsche benadrukt nu juist het fundamentele belang van de muziek in de tragediekunst. Hij analyseert: muziek ontroert en stimuleert het gevoelsleven. Muziek, met andere woorden, brengt ons direct in contact met het Dionysische. Maar muziek heeft ook nog een andere werking: ze stimuleert onze verbeeldingskracht. De tonen van een muzikale compositie stimuleren ons vermogen om te fantaseren, om beelden voor ons geestesoog op te roepen. Muziek brengt ons dus ook in contact met het Apollinische. Muziek wekt Dionysus en Dionysus wekt op zijn beurt Apollo! Wanneer in een tragedie de Apollinische beelden samen met Dionysische muziek worden opgevoerd, dan ontstaat een zeer bijzondere wisselwerking: Nietzsche constateert dat muziek de gewaarwording van de beelden verhevigt. Met de beelden die opdoemen bij het luisteren naar muziek is nog iets bijzonders aan de hand, zo stelt Nietzsche: deze beelden zijn altijd symbolisch voor de tragiek van het leven. Dat komt, omdat deze beelden hun oorsprong vinden in de ‘geest van de muziek’, waardoor ze enerzijds ons Dionysisch verlangen naar eeuwigheid stimuleren, maar anderzijds ons confronteren met de onmogelijkheid daarvan. Zo komt Nietzsche dan tot zijn uiteindelijke verklaring voor de kracht van de tragediekunst, en wat hem betreft alle grote kunst. Volgens Nietzsche is de ervaring van kunst hetzelfde
-5-
als ervaren dat wij leven, in het bijzonder de gewaarwording van de tragiek van ons leven. Wij zien weliswaar onze sterfelijkheid onder ogen, maar zijn desondanks begiftigd met een oerinstinct om te overleven, een verlangen naar eeuwig leven. Kunstzinnige ontroering wordt veroorzaakt door de gewaarwording van de tegenstrijdigheid van deze allerdiepste instincten. Kunst heeft voor Nietzsche dan ook geen ander doel dan ons in contact te brengen met de verbijsterende, tragische dualiteit van ons bestaan: de versmelting van het Apollinische en het Dionysische. De taak van een kunstenaar is om kunstwerken te maken, die dit principe erkennen, huldigen en omarmen. Daarom was de tragediekunst van de Grieken volgens Nietzsche zo bijzonder: ontstaan uit de cultus van het Dionysische instinct, verbeeld vanuit de geest van de muziek en vormgegeven vanuit het Apollinische instinct.
3. De oudere Nietzsche Dionysische oerkreten De oudere Nietzsche was een man die trachtte te leven naar de denkbeelden die hij voor het eerst had geformuleerd in zijn ‘Geboorte van de Tragedie’: hij trachtte te leven vanuit zijn Dionysische instinct en daar een Apollinische vorm aan te geven. Hij ging het destructieve niet uit de weg, en kreeg (niet verwonderlijk) met vele van zijn bewonderaars ruzie. Zo distantieerde Nietzsche zich op latere leeftijd van Wagner, en ontpopte hij zich tenslotte als een felle anti-Wagneriaan. Hij vond dat Wagner zich ontwikkelde tot een kunstenaar die alleen nog maar zwelgde in eindeloze gevoelsexplosies, waarbij hij de vorm van zijn muziek verwaarloosde. Ook van jeugdheld Schopenhauer keerde Nietzsche zich steeds stelliger af, omdat deze in zijn ogen veel te pessimistisch was. Nietzsche, met zijn bewondering voor 'amor fati', zag zichzelf als een optimist, iemand die wilde leven alsof hij het eeuwige leven had - tot uitdrukking gebracht in leefregel van de Ewige Wiederkehr - ieder moment van je leven vreugdevol begroeten in het besef dat het nog oneindig vaak zal terugkeren.
Nietsche op latere leeftijd
Ook aan de filologische faculteit te Basel raakte Nietzsche al snel omstreden vanwege zijn onorthodoxe werkwijze. Na tien jaar moest hij zijn professoraat in Basel om gezondheidsredenen opgeven. Met een toelage van de universiteit begon hij door Europa te reizen en maakte, wanneer hij niet ziek te bed lag, lange wandelingen door de hooggebergten van de Alpen. Op het ritme van zijn voeten borrelden de gedachten in hem op, die hij noteerde in korte, aforistische stukjes tekst, die hij in een aantal klassiek geworden boeken bijeenbracht. Zijn filosofische werk is door deze literaire methode uiterst ongewoon. In
-6-
plaats van uit systematische teksten, bestaan de boeken van Nietzsche goeddeels uit Dionysische oerkreten, gevat in een venijnig, zwaar gestileerd Apollinisch taalgebruik: geestig, aanstekelijk, inspirerend, maar vaak moeilijk te volgen. Wat nou waarheid? Kern van Nietzsches latere denken is zijn opvatting, dat er geen waarheid bestaat, zoals die al sinds Plato werd verondersteld te bestaan. Volgens Nietzsche bestaan er alleen maar verhalen over wat waar is en wat niet. Maar het ene verhaal is het andere niet, en aangezien we geen keuze hebben dan over de waarheid te fantaseren, zit er niks anders op dan dat zo mooi mogelijk te doen. Zo heroïsch mogelijk. Met ware doodsverachting. Met verachting voor iedere vorm van gezag. Nietzsche leerde de wereld 'hoe men filosofeert met de hamer': hoe je de autoriteit van moraalridders onderuit haalt, hoe je het bevoegd gezag ter discussie stelt, hoe je komt tot een Umwertung aller Werte (herijking van alle waarden), door een 'Genealogie (stamboomonderzoek) van de Moraal', hoe je door je amor fati een Übermensch wordt, en hoe je kan leven met de dood van God. Ecce Homo Geleidelijk werden de teksten van Nietzsche uitzinniger. In 1888 schreef hij een filosofische autobiografie onder de titel Ecce Homo ('Zie de mens'). De eerste hoofdstukken van dit boek hebben als titels:
Waarom ik zo wijs ben Waarom ik zo knap ben Waarom ik zulke goede boeken schrijf Sommige deskundigen herkennen in deze schijnbaar geestig bedoelde megalomanie de voortekenen van wat er in het jaar 1889 gebeurde. Nietzsche zag tijdens een verblijf in Turijn, hoe op straat een paard door zijn menner werd geslagen. Hij viel het dier huilend om de hals en stortte vervolgens geestelijk in. Kwam dat door een sluipend ernstiger geworden syfilis of door een té diep schouwen in de afgronden van zijn Dionyische ziel? De laatste tien jaar van zijn leven zat hij uitgeblust in een stoel, verzorgd door zijn zuster Elisabeth.
4. De betekenis van Nietzsche Invloed Nietzsche heeft vergaande invloed uitgeoefend op de filosofie, de politiek en de kunst van de 20ste eeuw. Zijn 'filosoferen met de hamer' is een voorbeeld geweest voor tallozen na hem - variërend van hooggeachte wijsgeren als Sartre, Heidegger, Baudrillard, Foucault en Derrida, tot dubieuze representanten van het Nazisme, die zijn filosofische Übermensch transformeerden tot een Arisch rolmodel (zie het postscriptum, hieronder) Als kunstfilosoof is Nietzsche vooral van belang vanwege zijn overdenkingen van de diepste grondslagen van de menselijke scheppingsdrang. Zijn conceptie van het 'Dionysische' en het 'Apollinische' is uit de kunstbeschouwing niet meer weg te denken. Kunsthistorici hebben in
-7-
Nietzsches voetspoor de kunstgeschiedenis trachten te duiden als een proces, waarin Dionysische en Apollinische perioden elkaar afwisselden. Voor veel kunstenaars heeft Nietzsche nog steeds een grote aantrekkingskracht, juist ook omdat hij de kunst boven de filosofie stelde, en filosofeerde vanuit het standpunt van een kunstenaar. Kritiek op Nietzsche is natuurlijk ook in overvloed aanwezig: behalve op zijn radicale standpunten in morele, religieuze en politieke aangelegenheden, is hem ook verweten dat hij al te literair filosofeerde, en te weinig aandacht had voor de systematiek van zijn denken. Zo wordt, wanneer men Nietzsches werk zeer nauwkeurig probeert te lezen, nooit helemaal duidelijk wat voor hem nu precies het verschil is tussen het Dionysische en het Apollinische, waardoor het uiteindelijk moeilijk toepasbaar is op concrete kunstwerken.
Nietzsche en de Nazi’s Elisabeth Nietzsche (1846-1935) sympathiseerde met het opkomend Duits nationalisme en, aan het eind van haar lange leven, met de Nazipartij. Na Nietzsches geestelijke collaps in 1989 ontfermde zij zich over haar broers filosofische nalatenschap. Ze wist de uitgave daarvan zodanig te beïnvloeden, dat Nietzsche daaruit opdoemt als een ideologische vader van het Nationaal Socialisme. Dat had tot gevolg dat de Nazi’s Nietzsches filosofie annexeerden. Hitler zelf bezocht de begrafenis van Elisabeth in 1935 en in 1938 werd in Weimar een monument gebouwd voor de Filosoof met de Hamer. De bewondering van Nietzsche door de Nazi’s stelt hem in een kwaad daglicht. Maar wie de geschriften van Nietzsche goed leest, vindt daarin niet zo maar de grondslagen voor het Derde Rijk terug. Het begrip Übermensch bijvoorbeeld is weliswaar afkomstig van Nietzsche, maar heeft weinig te maken met de Übermensch van Hitler. Nietzsches breuk met Wagner was behalve van filosofische opvattingen óók en vooral een gevolg van zijn afkeer van Wagners nationalisme en zijn felle antisemitisme. Deskundigen verschillen van mening over de mate waarin Nietzsches denken overeenstemt met Nazi-gedachtengoed, of op het ontstaan daarvan invloed heeft uitgeoefend. Maar een feit is dat Nietzsche lang voor de oprichting van de Nazipartij stierf. En gezien zijn onafhankelijke karakter, is het niet erg waarschijnlijk, dat hij zich ooit voor die kar zou hebben laten spannen.
-8-
5. Samenvatting Friedrich Nietzsches kunstbeschouwing kan worden gezien als een synthese tussen de expressietheorie en het formalisme. Voor Nietzsche waren filosofie, kunst en biografie inwisselbare begrippen. Nietzsche ontwikkelde denkbeelden over kunst vanuit zijn belangstelling voor de klassieke Griekse tragediekunst, en onderging daarbij de invloed van Arthur Schopenhauer en Richard Wagner. Nietzsche zag de Griekse tragedie als de meest wezenlijke vorm van kunst, zoals uiteengezet wordt in zijn eerste boek, 'De Geboorte van de Tragedie'. Tragische kunst is voor Nietzsche kunst die de tragiek van het leven beklemtoont, en die daardoor hevig ontroert. Die tragiek van het leven is ons verlangen naar eeuwig leven, geconfronteerd met de onmogelijkheid daarvan - kortom: het noodlot van de mens. De Griekse tragedie is ontstaan uit de cultus van Dionysus en Apollo en belichaamt volgens Nietzsche de 'amor fati' van de Grieken. Dionysus is de god van de onbegrensde hartstocht, het gevoel, de oneindigheid. Apollo is de god van de wijsheid, de beheersing en de verbeeldingskracht. De Griekse tragediekunst was bijzonder door zijn gecombineerde gebruik van muziek en theatrale verbeelding van mythologische noodlotsverhalen. Muziek is essentieel voor de tragische kunst: muziek roept beelden op. Die beelden roepen een verhevigde gewaarwording op van het Dionysische en het Apollinische. Deze gewaarwording maakt de beelden tot symbolen van ons tragische bestaan, hetgeen op zijn beurt de gewaarwording van ons bestaan verhevigt. De symbolische verbeelding van de levenstragiek maakt het mogelijk om het noodlot te aanvaarden en heroïsch te leven. Nietzsche is de vader van een aantal invloedrijke concepten, zoals het 'filosoferen met de hamer', de Umwertung aller Werte, de Übermensch en 'God is dood' en de Wille zur Macht. Voor kunstenaars is hij een belangrijke bron van inspiratie. Nietzsche is door de Nazi’s geannexeerd als ideologische vader, maar de denkbeelden van Nietzsche verschillen zeer van de denkbeelden van Hitler.
-9-
6. Verder lezen A. van den Braembussche, Denken over kunst, hoofdstuk 5. Over Nietzsche en nog twee andere theorieën die uitgaan van een synthese tussen formalisme en expressietheorie. Frank vande Veire, Als in een donkere spiegel, hoofdstuk 4. Uitgebreid én leesbaar overzicht van Nietzsches kunstfilosofie. Friedrich Nietzsche, Die Geburt der Tragödie, oder Griechentum und Pessimismus, 1872. Verkrijgbaar in verschillende vertalingen. Friedrich Nietzsche, Ecce Homo, Amsterdam 1969. Nietzsches wonderlijk megalomane autobiografie Laurence Gane and Kitty Chan, Introducing Nietzsche, London 1998. Fijne inleiding, in geestige stripvorm. Peter Claessens, Friedrich Nietzsche; een leven in scènes, Amsterdam 1994. Vermakelijke biografie met leesbare inleiding op Nietzsches filosofie. Niels van Poecke, De tragiek va de tragedie; Over Nietzsche, Wagner en Bluesmuziek, (Klement/Pelckmans) Kampen 2008 Verrassende inleiding over Nietzsches gedachten over tragediekunst, Wagner en hoe zich dat verhoudt tot bluesmuziek uit de Mississippi Delta. Rüdiger Safranski, Romantiek; een Duitse affaire, (Atlas) Amsterdam/Antwerpen 2009. Een magistraal boek, waarin Nietzsche, Wagner, hun voorgangers en navolgers zeer uitgebreid en levendig aan bod komen. De positie en betekenis van Nietzsche binnen de Duitse filosofie en politiek van de 19e en 20ste eeuw wordt op een fascinerende manier inzichtelijk gemaakt.
© Onno Schilstra 2009
- 10 -