08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
DINSDAG 8 MAART 2011 VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU Ondervoorzitter (De vergadering wordt om 09.00 uur geopend) 1. Opening van de zitting De Voorzitter. - Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement 2011-2012 te zijn hervat. 2. Opening van de vergadering De Voorzitter. – Goedemorgen, dames en heren. Vandaag, 8 maart, is het de Internationale dag van de vrouw. Het Parlement heeft diverse evenementen gepland. Er is gelegenheid om deze honderdste Internationale dag van de vrouw te vieren en stil te staan bij datgene wat vrouwen bereikt hebben en wat nog in het verschiet ligt. 3. Ingekomen stukken: zie notulen 4. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen 5. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 6. Richtsnoeren voor de begroting 2012 - Andere afdelingen (debat) De Voorzitter. – We gaan nu verder met de vergadering. Aan de orde is het verslag over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2012, afdeling I – Europees Parlement, afdeling II – Raad, afdeling IV – Hof van Justitie, afdeling V – Rekenkamer, afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité, afdeling VII – Comité van de Regio's, afdeling VIII – Europese Ombudsman, afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, afdeling X - Europese Dienst voor extern optreden [2011/2017(BUD)] - Begrotingscommissie. Rapporteur: José Manuel Fernandes (A7-0049/2011). José Manuel Fernandes, rapporteur. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, op de eerste plaats wil ik u, mevrouw de Voorzitter, de commissaris en alle aanwezige collega’s groeten. Staat u mij toe om te beginnen met een woord van dank voor iedereen die heeft meegewerkt aan dit verslag, in het bijzonder de schaduwrapporteurs van de verschillende fracties. Ons werk heeft een brede consensus opgeleverd, zoals vorige week is gebleken bij de stemming in de Begrotingscommissie. Toen is het verslag met 34 stemmen vóór, 1 stem tegen en 1 onthouding goedgekeurd. Met mijn verslag beoog ik zowel rekening te houden met de economische, financiële en sociale crisissituatie waarin we ons bevinden als met de verlangens van de Europese burgers ten opzichte van de Europese Unie en haar instellingen. De begroting zal gekenmerkt worden door beperkingen en bezuinigingen. Tegelijkertijd moet de begroting de noodzakelijke middelen verschaffen aan de instellingen en het
1
2
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Parlement, zodat zij goed toegerust zijn voor het Europese project en aan de verwachtingen van de Europese burgers kunnen beantwoorden. Ons doel is uitmuntendheid op wetgevingsgebied. Als we niet over de middelen zouden beschikken om dat doel te realiseren, zou dat op dit moment een uiterst slecht signaal zijn. Bovendien zou het een prijs hebben die altijd op de schouders van de Europese burgers terecht zou komen. Voor dit doel zullen we over de noodzakelijke middelen moeten kunnen beschikken. We hebben nieuwe bevoegdheden op basis van het Verdrag van Lissabon. Gezien de huidige situatie bepleiten wij een neutrale verhoging, dat wil zeggen een stijging die gelijk is aan de inflatie. Wij zitten op één lijn met de aanbevelingen in de brief die de commissaris het Parlement en de andere instellingen heeft gestuurd. Als de verplichtingen van de Europese Unie ten opzichte van Kroatië of in verband met de acht nieuwe leden in het Verdrag van Lissabon het vereisen, zal er een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting worden opgesteld. Om een begroting te kunnen maken waarmee bespaard wordt, is het meer dan ooit nodig de beginselen van goed beheer en zuinigheid en de beginselen van doelmatigheid en doeltreffendheid te volgen. Die beginselen moeten vertaald worden in striktheid, eenvoud en transparantie. Op basis van die principes kunnen we nu al bij het maken van de ramingen besparingen aangeven, maar wij willen ook besparingen realiseren bij het uitvoeren van de begroting voor 2012. Op die manier zullen we onze verantwoordelijkheden kunnen blijven waarmaken. Wij willen ook – en hebben dit concept geïntroduceerd – een begroting die op nulgroei is gebaseerd, dat wil zeggen dat iedere uitgave wordt gerechtvaardigd en variabele kosten duidelijk onderscheiden zijn en waar mogelijk onderworpen kunnen worden aan een kosten-batenanalyse. Het spreekt vanzelf dat we lopende projecten niet in gevaar zullen brengen, want dat zou niet alleen een stap achteruit betekenen maar ook verlies opleveren. Ik doel bijvoorbeeld op projecten als de uitbreiding van het Konrad Adenauer-gebouw en het Huis van de Europese geschiedenis, die met deze zuinige begroting gewoon door zullen gaan. Met dat uitgangspunt pleiten we er ook voor dat de komende begrotingen meerjarenbegrotingen zijn, zodat er direct uitgegaan kan worden van een lange planning die in overeenstemming is met het meerjarig financieel kader. Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn gelukwensen ter gelegenheid van de Internationale dag van de vrouw. Ik ben blij met de beginselen betreffende begrotingsdiscipline die rapporteur Fernandes in zijn verslag aandraagt, vooral wat de administratieve begrotingen van de Europese Unie betreft. Ik weet zeker dat dit de koers is die onder de huidige economische omstandigheden in de Europese Unie moet worden gevolgd. Met dit in mijn achterhoofd heb ik mijn collega's in de Commissie gevraagd om vooral op te passen voor verhogingen in de administratieve uitgaven. Wij kunnen nu toezeggen dat onze uitgavenstijging minder dan 1 procent zal zijn. Om dat te bereiken moeten wij, aangezien er enkele contractuele verplichtingen zijn, voor 2012 besnoeien op informatietechnologie, vergaderingen, conferenties en missies, alsook op studies en publicaties.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik heb de hoofden van de andere instellingen een brief geschreven en dit is hun reactie. Ik denk echt dat dit de koers is die wij voor 2011 moeten volgen met betrekking tot de administratieve uitgaven. Wij hebben aanwijzingen dat ook de Raad een restrictieve administratieve begroting wenst. Hetzelfde beginsel zou ten aanzien van toekomstige uitbreiding moeten worden gehanteerd. Ik denk dat de geraamde kosten daarvan in de begroting moeten worden opgenomen wanneer het formele besluit over de toetredingsdatum wordt genomen, in de vorm van een nota van wijziging of gewijzigde begroting. Ik wil u er bij deze gelegenheid wel aan herinneren dat de administratieve begroting minder dan 6 procent van de totale EU-begroting uitmaakt. Dat is dus vrij redelijk. Wat de operationele uitgaven betreft, heeft de Europese begroting haar eigen interne logica. De vastleggingskredieten voor programma's worden voor een bepaalde periode toegewezen, zodat voor sommige grotere programma's die in 2007 van start zijn gegaan, nu de laatste vastleggingskredieten vrijkomen. De Europese begroting heeft hoofdzakelijk betrekking op investeringen en niet op consumptie en sociale overdrachten. Aan de ene kant moeten wij met betrekking tot de administratieve uitgaven erg restrictief zijn, maar aan de andere kant moeten wij ook oog blijven houden voor de interne dynamiek van de Europese begrotingen, anders ontstaan er veel zogeheten RAL-posten (reste à liquider) die een enorme berg onbesteed geld vormen, wat niet strookt met een fatsoenlijke begrotingsprocedure. Vandaar dat ik eens te meer de beginselen toejuich die in het verslag van de heer Fernandes worden genoemd. De besprekingen op basis van richtsnoeren staan voor 30 maart gepland. Ik kijk uit naar de trialoogvergadering op die datum. Monika Hohlmeier, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik opmerken hoezeer ik het betreur en afkeur dat noch de secretaris-generaal van het Parlement, noch de beide verantwoordelijke ondervoorzitters van het Europees Parlement aanwezig zijn. Wij verwachten doorgaans van de Commissie dat haar verantwoordelijke leden aanwezig zijn, dus mogen we dat ook van onze hoogste vertegenwoordigers verwachten. Ten tweede wil ik de kwestie van het gebouwenbeheer aansnijden. Ik ben verheugd dat het KAD-project in Luxemburg vooruitgang boekt en dat het ernaar uitziet dat de kosten onder controle zijn en dat alles volgens plan verloopt. Als het project voor de KAD-uitbreiding is afgerond, is het de bedoeling dat door het samenbrengen van het personeel onder één dak de doelmatigheid en synergie worden vergroot en de jaarlijkse kosten worden verlaagd doordat acht gebouwen worden gesloten. Het is van wezenlijk belang dat deze doelstelling wordt bereikt, aangezien wij deze middelen voor een deel voor andere doeleinden nodig hebben, zoals de heer Fernandes heeft aangegeven. Het Huis van de Europese geschiedenis is mijns inziens een belangrijk project omdat het vele bezoekers zal trekken, die daar op heel doeltreffende wijze inzicht krijgen in het belang, de doelstellingen en de zin van de Europese Unie in de context van de Europese geschiedenis. Ten derde wil ik uitdrukkelijk verzoeken om de medewerkers die in Luxemburg zijn aangesteld naar Brussel te verplaatsen. Zij moeten heel vaak in Brussel werken, zij reizen voortdurend op en neer en zorgen daardoor voor problemen voor de leden van het Parlement. Dit betreft slechts een klein aantal onderafdelingen en een verhuizing zou met het oog op de efficiëntie echt in overweging moeten worden genomen.
3
4
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ten vierde is het mijns inziens heel goed dat het Europees Parlement slechts een bescheiden uitbreiding nastreeft. Het feit dat op andere gebieden slechts in beperkte mate wordt uitgebreid, mag voor de EDEO geen reden zijn om omvangrijke uitbreidingen te willen doorvoeren. Ik wil alle instellingen oproepen om de buikriem aan te halen in deze economisch en financieel zware tijden. Derek Vaughan, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen de commissaris dankzeggen. Ik wil ook de rapporteur bedanken, zowel voor zijn verslag als voor zijn aanpak bij het samenstellen van de begrotingen van de andere afdelingen. Hij streeft terecht naar een evenwicht tussen enerzijds de noodzaak om te verzekeren dat het Europees Parlement en de andere afdelingen naar behoren kunnen functioneren en anderzijds de noodzaak om de stijging van de begroting tot het absolute minimum te beperken. Ik ben vooral blij met zijn voorstel om de stijging te beperken tot het inflatiepercentage. Het aanvankelijke voorstel van 5,2 procent is naar mijn mening veel te hoog. Om de gematigde bezuinigingen te kunnen realiseren die de rapporteur en anderen binnen het Parlement nastreven, moeten wij natuurlijk ook naar bezuinigingen binnen de begroting zoeken. Ik heb de rapporteur aangeboden hem daarbij te helpen. Ik denk dat er ruimte is voor bezuinigingen op terreinen zoals het gebouwenbeheer en de uitbreiding – door de commissaris zelf genoemd als mogelijke bezuinigingsposten – maar bijvoorbeeld ook bij de voorgestelde kosten van een niet-Europees bureau, dat mij op dit moment een onbetaalbare luxe lijkt. Tot slot wil ik opmerken dat wij ook nauw moeten samenwerken met de andere instellingen, in het bijzonder het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité, waarvan ik weet dat ook zij zeer verontrust zijn over hun begroting voor 2012. Wij moeten ervoor zorgen dat zij, net als wij, naar behoren kunnen functioneren, maar tegelijkertijd hun toekomstige uitgavenstijgingen beperken. De Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement ziet erg uit naar samenwerking met de rapporteur. Wij staan achter de voorstellen voor deze richtsnoeren en kijken uit naar de besprekingen van volgende week over de ramingen. De Voorzitter. – Ik wil reageren op de opmerking van mevrouw Hohlmeier. Ik wijs erop dat ondervoorzitter Pittella, die voor de begroting verantwoordelijk is, hier aanwezig is en het debat volgt. Alexander Alvaro, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank, mijnheer Fernandes, voor dit uitstekende verslag. De fundamentele beginselen van een goed begrotingsbeheer zijn doelmatigheid, zuinigheid en verantwoord omgaan met de financiële middelen die ons zijn toevertrouwd. Wat in alle begrotingsonderhandelingen echter steeds opnieuw naar voren komt en wat we hier opnieuw moeten voorkomen, is dat er hebzucht ontstaat en dat we onze oude gewoonten niet willen loslaten. Wij moeten onderscheid maken tussen hebzucht en noodzaak. Het staat buiten kijf dat een verhoging van het aantal posten zoals in het Verdrag van Lissabon is voorzien en op grond daarvan vereist is, noodzakelijk is. Daarbij moet er voor een evenwichtige verhouding tussen het aantal posten bij fracties en commissies enerzijds en het aantal administratieve posten anderzijds worden gezorgd. Zoals mijn collega reeds heeft opgemerkt, zou het prettig zijn geweest als de secretaris-generaal aanwezig was geweest om te horen wat wij te zeggen hebben. De nieuwe afdelingen waarover de heer Vaughan heeft gesproken, zijn in deze vorm niet nodig als wij op verstandige wijze
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gebruikmaken van de synergie-effecten hier in dit Huis. We beschikken over voldoende bekwame mensen in de diverse directoraten-generaal en ik ben ervan overtuigd dat wij erin zullen slagen hen op doeltreffende wijze samen te brengen. Ten aanzien van het Huis van de geschiedenis ben ik het eens met mevrouw Hohlmeier dat het belangrijk is dat een dergelijk project van het begin af aan een businessplan heeft. We mogen dit niet beschouwen als een verzoekprogramma waarin iedereen krijgt wat hij wil; wij moeten onze middelen op verstandige wijze beheren op basis van een passende begroting. Tot slot wil ik opmerken dat wij niet de fout mogen maken om op grond van een misplaatst streven om geld te besparen niet in de toekomst te investeren. De investeringen die wij vandaag doen, bijvoorbeeld in IT-middelen, kunnen ons de komende jaren een heleboel geld besparen en daarom mag zuinigheid geen doel op zich worden. Zuinigheid moet zinvol en verstandig zijn met het oog op de toekomst. Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Lewandowski, dames en heren, we debatteren nu over de begroting van het Parlement voor 2012 en ik zou willen benadrukken dat volgens de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen beperkte en verantwoorde stijgingen, die met name voortvloeien uit de nieuwe bevoegdheden en verantwoordelijkheden op grond van het Verdrag van Lissabon, en uit zelfdiscipline en zelfbeperking in tijden waarin openbare middelen beperkt beschikbaar zijn. De begroting van het Parlement is voor de buitenwereld nog altijd zoiets als het visitekaartje van het Europees Parlement en blijft een symbolische betekenis houden: hoe gaan wij om met het bezuinigingsbeleid – met de noodzaak van dat beleid – als het voor ons directe gevolgen heeft? De heer Fernandes gebruikt woorden als consolidatie, beperking en zelfbeheersing. Ik heb tot dusver echter weinig concrete voorstellen gehoord waarin hij aangeeft waar hij wil bezuinigen en waar er minder middelen beschikbaar worden gesteld. Het is uiteraard terecht om aan te dringen op meer doelmatigheid in de administratie van het Parlement, waar ook mijns inziens het een en ander voor verbetering vatbaar is. Dan nu wat betreft het Huis van de Europese geschiedenis: daar sta ik in beginsel volledig achter. Ik ben echter eveneens van mening dat dit project een duidelijk businessplan moet hebben. Als we een dergelijk project prioriteit willen geven – en dit zeg ik met name tegen de heer Fernandes – als woorden als zelfbeheersing en consolidatie werkelijk serieus bedoeld zijn, dan moeten we ook bereid zijn om bezuinigingen op andere gebieden voor te stellen. Als er prioriteiten bestaan die het gevolg zijn van politieke wil, moeten andere gebieden per definitie minder prioriteit krijgen om tot een geconsolideerde begroting te komen. Praten over consolidatie en vervolgens geen voorstellen in die richting doen, is niet gepast. Het systeem werkt alleen als we bereid zijn om te zeggen waar bezuinigingen op hun plaats zijn – met name bij nieuwe prioriteiten. Dat is wat ik bedoelde met het visitekaartje van de Europese Unie: beperkte stijgingen naast duidelijke zelfbeheersing. James Elles, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur met zijn naar mijn mening zeer evenwichtige verslag. Ik ben vooral blij met het streven naar geconsolideerde middelen en een zuinige begroting dat daarin tot uitdrukking komt.
5
6
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De beginselen die hij noemt – uitmuntende wetgeving, beginselen van goed beheer, duidelijkheid en eenvoud, en het indienen van bezuinigingsplannen – zouden niet alleen voor alle andere instellingen dan de Commissie moeten gelden, maar ook voor de begroting van de Commissie zelf. Wat de opmerkingen van de rapporteur met betrekking tot technologie betreft, moeten wij echter niet alleen naar bezuinigingen op de langere termijn kijken, maar moeten we ook met bezuinigingsmaatregelen op korte termijn op de proppen kunnen komen. Een punt dat mijn fractie met name zorgen baart, is veiligheid. Wij lijken te veel nadruk te leggen op het tegenhouden van mensen die de instellingen willen bezoeken. Wij laten hun niet genoeg toegangs- en bewegingsvrijheid. Ik zou de ondervoorzitters willen vragen om bij de behandeling van dit punt te kijken naar het Amerikaanse Congres, waar bezoekers bij het betreden van het gebouw worden gecontroleerd maar vervolgens vrijelijk door het gebouw kunnen bewegen. Met een professionele veiligheidsdienst is dat goed mogelijk. Marta Andreasen, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is een schande dat in de huidige economische crisis nu al een voorstel wordt ingediend voor een stijging van de begroting van dit Parlement voor 2012 met 5 procent. Nog maar een week geleden is de ondersteuningstoelage van de leden opnieuw met 1 500 euro per maand verhoogd. Er wordt geen enkele poging gedaan om iets te doen aan de ongehoorde verspilling als gevolg van het handhaven van drie vergaderplaatsen voor het Parlement. Sterker nog, het Parlement gaat 60 miljoen euro besteden aan de renovatie van een gebouw dat als Huis van de Europese geschiedenis moet worden gebruikt – alsof er in Europa geen musea zijn. Wil de EU de geschiedenis herschrijven? En wat te denken van de Europese Dienst voor extern optreden, die onder meer vijftig functionarissen in dienst zal nemen die 20 procent meer gaan verdienen dan de Britse premier en een nieuw gebouw nodig hebben dat 10,5 miljoen euro per jaar gaat kosten. Mevrouw de Voorzitter, namens de Britse belastingbetaler smeek ik u deze diefstal te stoppen. Angelika Werthmann (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in het ontwerp van de heer Fernandes voor het begrotingsjaar 2012 is sprake van zuinigheid en consolidatie. Als vertegenwoordigers van de burgers van Europa moeten wij in het Parlement daar een standpunt over innemen. Zuinigheid is van wezenlijk belang. De extra uitgaven als gevolg van de toetreding van Kroatië, de oprichting van de EDEO en de drie nieuwe financiële instellingen hebben echter allemaal grote gevolgen voor de EU-begroting. Toch hoeven nieuwe uitgaven niet per definitie te leiden tot een verhoging van de begroting – en dat mogen ze in geen geval. Potentiële kostenbesparingen zijn in alle EU-instellingen te vinden, bijvoorbeeld op het gebied van het personeels- en huisvestingsbeleid of bij de administratie. Ik stel nogmaals voor dat de verschillende agentschappen worden onderworpen aan een controle en dat synergie wordt gezocht met de verschillende lidstaten. Giovanni La Via (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil allereerst de heer Fernandes feliciteren met zijn uitstekende werk. Het is niet eenvoudig om over de begrotingen en het middelenbeheer van de instellingen te spreken, zeker niet als men probeert het verbeteren van hun prestaties gelijk op te laten gaan met de behoefte aan bezuinigingen waarmee de lidstaten en de Europese Unie onder de huidige precaire omstandigheden worden geconfronteerd. Juist daarom ben ik het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
roerend eens met de verwijzing naar de beginselen van uitmuntende wetgeving en goed financieel beheer. Deze beginselen moeten de ijkpunten vormen voor de activiteiten van alle instellingen. In deze tijd van crisis, waarin het herstel van de Europese economie ons voornaamste doel moet zijn, moeten de instellingen zelf inderdaad het goede voorbeeld geven op het gebied van deugdzaamheid. Deugdzaamheid houdt niet alleen zuinigheid in, maar juist ook een verbetering van de administratieve doelmatigheid om te waarborgen dat de financiële middelen eerlijk en beter worden gebruikt, zodat alle instellingen hun werk doeltreffend en tegelijkertijd doelmatig kunnen uitvoeren en in staat zijn de hoofddoelen te verwezenlijken die de Europese Unie zichzelf in de afgelopen jaren heeft gesteld. Wat meer specifiek de begroting van het Parlement betreft, vind ik net als de heer Fernandes dat de begroting voor 2012 een consoliderende begroting moet zijn, waarbij er ook rekening mee moet worden gehouden dat zij kan gaan dienen als ijkpunt, meer nog dan met het huidige debat over het volgende meerjarig financieel kader. Ik denk echter dat een deel van de financiële middelen gebruikt moet worden om enkele noodzakelijke verbeteringen door te voeren, zodat de leden van het Parlement hun taken kunnen uitvoeren met ondersteuning van hoogwaardige diensten. Daarom vind ik dat er moet worden bezuinigd op gemeenschappelijke diensten, maar dat er ook verdere inspanningen moeten worden verricht op het gebied van het gebouwenbeleid, door de ons reeds beschikbare ruimte te rationaliseren en door een strategie voor de middellange en lange termijn aan te nemen, zodat we de uitgaven voor de gebouwen ruim van tevoren kunnen inplannen en transparantere en rationelere keuzen op dat gebied kunnen maken. Jens Geier (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Lewandowski, dames en heren, wij moeten uiteraard bespreken welke kosten moeten worden vermeden dan wel bespaard in deze begroting. Ik wil u allen echter verzoeken om meer objectiviteit te betrachten in uw reflexreactie bij de discussie over de agentschappen. Waarom? Ten eerste omdat de Commissie begrotingscontrole permanent deze discussie voert en ons eveneens wijst op mogelijke manieren om de samenwerking tussen de agentschappen en de uitvoering van hun taken te verbeteren, en ook omdat we dit jaar nog een bijzonder verslag over de agentschappen van de Europese Rekenkamer verwachten en we dan een meer objectieve basis hebben voor de op dit moment enigszins onbezonnen discussie, met name ten aanzien van de vraag hoe de agentschappen moeten worden geleid en hoe wij deze bezuinigingen zouden kunnen realiseren. Ten aanzien van bezuinigingen wil ik het volgende punt aansnijden, ons gebouwenbeleid. Als het om de gebouwen van de Europese Unie gaat, kunnen wij zonder meer besparen. Persoonlijk heb ik ernstige twijfels of het daadwerkelijk zinvol is om in Brussel nieuwe gebouwen voor het Europees Parlement te bouwen, omdat deze strategie feitelijk alleen zinvol is als de vastgoedprijzen in Brussel blijven stijgen. De markt geeft op dit moment geen signalen af dat dit het geval is. Als de vastgoedprijzen op de markt niet stijgen, is huren in plaats van kopen in feite verstandiger, zeker als we met open ogen door de Europese wijk lopen, waar veel kantoorruimte te huur staat. Daarmee kom ik bij het Huis van de Europese geschiedenis. Mijns inziens is hier grotere legitimiteit vereist, omdat het niet voldoende is dat tot dusver alle initiatieven voor de oprichting van een Huis van de Europese geschiedenis slechts op besluiten van het Bureau
7
8
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van het Europees Parlement berusten en geen democratische legitimiteit hebben. Daar moet verandering in komen. We moeten met name weten hoe de exploitatie- en vervolgkosten van deze instelling kunnen worden gedekt. Anne E. Jensen (ALDE). – (DA) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil de heer Fernandes danken voor een goed verslag en ik wil commissaris Lewandowski in het bijzonder danken voor zijn brief waarin hij de instellingen oproept de administratieve uitgaven dit jaar te beperken. Ik vind het een zeer gepaste brief, die bijdraagt aan een benadering die het naar onze mening gemakkelijker maakt om aan bezuinigingen vast te houden en die mijns inziens voor alle instellingen moet gelden. Zij moet gelden voor het Comité van de Regio's, voor het Economisch en Sociaal Comité en voor het Hof van Justitie, waarvan de uitgaven immers sterk stijgen. Zij moet ook gelden voor de Europese Rekenkamer. Het is een beetje moeilijker voor kleine instellingen zoals de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en daar moeten we natuurlijk rekening mee houden. Ik ben echter van mening dat op het Parlement de bijzondere verantwoordelijkheid rust om aan te tonen dat we ons kunnen beheersen. We hebben met het Verdrag van Lissabon nieuwe taken gekregen die leiden tot extra uitgaven, maar het komende jaar, 2012, moet een consolidatiejaar zijn. We hebben gesproken over uitbreiding. De uitbreiding met Kroatië zullen we opnemen in een gewijzigde begroting. Velen hebben het Huis van de Europese geschiedenis genoemd. Ik vind het een uitstekend idee om het Huis van de Europese geschiedenis onderdeel te laten uitmaken van onze bezoekersdiensten. Veel jonge mensen kennen de voorgeschiedenis van het ontstaan van de EU niet bijzonder goed en er wordt wel gezegd dat we, als we de geschiedenis niet kennen, gedoemd zijn om de geschiedenis te herhalen. Ik beschouw het als uitermate belangrijk dat de recente geschiedenis van Europa wordt verteld en daarom moeten we het Huis van de Europese geschiedenis steunen. Als laatste maar niet onbelangrijkste wil ik zeggen dat onze uitgaven natuurlijk in grote mate verband houden met het feit dat we meerdere zetels hebben, hetgeen geld kost. Dat moeten we nader bekijken. Helaas kunnen we niets doen aan onze grootste kostenpost, die samenhangt met het feit dat we heen en weer moeten reizen tussen Straatsburg en Brussel. Als de Europese Raad echt van mening is dat er bezuinigd moet worden, zouden de Europese regeringsleiders deze kwestie moeten oplossen. Dank u, mevrouw de Voorzitter. Hynek Fajmon (ECR). – (CS) Mevrouw de Voorzitter, het is duidelijk dat de hele EU en haar lidstaten ook in 2012 nog te maken krijgen met de nasleep van de economische en financiële crisis. Het Europees Parlement dient zijn begrotingsstrategie hierop af te stemmen. We moeten streven naar maximale begrotingsdiscipline en de buikriem aanhalen. Het doet me deugd dat daarvoor ook in het verslag met nadruk wordt gepleit. En als ik zeg de buikriem aanhalen, dan is het uitgesloten dat we de uitgaven naar boven bijstellen ter compensatie van de inflatie. Wij als Parlement dienen juist in te zetten op even hoge uitgaven als dit jaar. Ook moeten we maximaal aan het bezuinigen slaan en de huidige parlementaire middelen beter benutten. Dat geldt zonder enige uitzondering voor elke soort activiteit; van een beter gebouwenbeheer via een beter gebruik van informatietechnologie tot aan het personeelsbeleid. Er zijn voldoende besparingsmogelijkheden en we moeten de moed opbrengen om deze te benutten. Claudio Morganti (EFD). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in deze tijden van algehele economische tegenspoed is het geven van het goede voorbeeld de belangrijkste taak van de Europese instellingen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dit verslag is terecht gericht op criteria van doelmatigheid en het beheer van kosten en diensten. Daarom vraag ik me af of het niet nodig is om daadwerkelijk en onmiddellijk na te gaan of bepaalde uitbestede activiteiten wel doelmatig zijn. Ik doel daarmee met name op de informatietechnologie en de interne beveiliging van het Parlement, deels vanwege de recente gebeurtenissen waarvan wij allemaal maar al te goed op de hoogte zijn: de overval op het postkantoor vorige maand. Verder moet er een punt van kritiek geleverd worden ten aanzien van de Europese Dienst voor extern optreden. Deze dienst is in theorie kostenneutraal opgericht om verspilling tegen te gaan en om de externe betrekkingen van de Europese Unie doeltreffender te maken. De dienst blijkt echter in beide opzichten te falen, zowel politiek als economisch. Ik zou graag zien dat het Parlement op dit gebied zijn rug recht houdt. Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik werd de voorbije week door verschillende kiezers in Vlaanderen gevraagd hoe het mogelijk is dat wij als leden van het Europees Parlement nog maar eens 1.500 euro per maand toegewezen kregen om extra personeel aan te werven, juist op een moment dat er economische problemen zijn, dat er onzekerheid bestaat, dat de mensen de buikriem moeten aanhalen. Juist op zo'n moment gaan wij nog maar eens meer uitgaven doen. De vragen en opmerkingen van de kiezers zijn volkomen terecht. Wij als Europese Unie zouden het goede voorbeeld moeten geven. Wij zouden de tering naar de nering moeten zetten en juist op dat moment moeten we jammer genoeg vaststellen dat dit verslag-Fernandes een beetje een gemiste kans is. Er wordt gepleit - ik denk wel terecht voor verantwoordelijkheid en voor zelfbeheersing op budgettair vlak. Er wordt in overweging A zelfs gesproken over - ik citeer - "strikte beheersprocedures om tot bezuinigingen te komen". Welnu, jammer genoeg wordt er nergens in het verslag bepaald waar we die bezuinigingen zouden kunnen doorvoeren. Er zijn natuurlijk wel een heel aantal zaken - ik denk aan het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, de reizen tussen Brussel en Straatsburg, die per jaar 200 miljoen euro kosten. Ik daag de Commissie en de Raad, maar ook het Parlement uit om eens een oefening te maken en al deze zaken eens op een rijtje te zetten en te kijken waar er bespaard kan worden en dit effectief in een plan om te zetten om een aantal zaken ter discussie te stellen en tot bezuinigingen te komen. Ville Itälä (PPE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur bedanken voor het zeer evenwichtige en uitstekende verslag. Iedereen heeft het hier nu over spaarzaamheid en dat is heel goed. We hebben begrotingsdiscipline en doelmatigheid nodig en we moeten ons strikt aan onze hoofdtaak houden, namelijk het wetgevingswerk. Velen zeggen dat wij spaarzaam moeten zijn, maar hebben het vooral over waar we niet op moeten bezuinigen. We moeten het hebben over concrete maatregelen waarmee wij kunnen bezuinigen. We kunnen bijvoorbeeld bezuinigen als wij stoppen met het reizen tussen drie werkplekken. We weten natuurlijk ook hoe moeilijk het politiek gezien is om dit voor elkaar te krijgen. Ik wil nu de kwestie van veiligheid ter sprake brengen, waar de heer Elles het ook al over had. In een jaar tijd hebben we hier te maken gehad met een overval op een bank, een kantine en het postkantoor. Er is niet eens iemand gepakt. De beveiliging is een lachertje. We schieten op één gebied duidelijk tekort: de leden van het Parlement komen het gebouw binnen zonder fatsoenlijke controle aan de deur. We hebben een elektronische handtekening
9
10
NL
Handelingen van het Europees Parlement
nodig. Nu hebben we lijsten en een bureau waar veel mensen werken die namen noteren en in een computer invoeren. Dat is geldverspilling. We zouden moeten bezuinigen en een beter, betrouwbaarder beveiligingssysteem moeten invoeren. Dat moeten we gewoon doen, maar leden van het Parlement zeggen de hele tijd alleen maar dat zij tegen een elektronische handtekening zijn, ook al zouden we op die manier concreet kunnen bezuinigen en een beter beveiligingssysteem kunnen krijgen. Ik begrijp niet dat dit in het Amerikaanse Congres wel werkt, waar iedereen met dit systeem instemt, maar dat we hier dit soort dingen op een of andere manier niet voor elkaar krijgen. Ik hoop dat we ons nu gaan richten op zaken waar we echt op kunnen bezuinigen. Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, uit politiek oogpunt vind ik het heel belangrijk dat de richtsnoeren voor de begroting voor het jaar 2012 de economische en politieke situatie waarin ze zijn ontstaan weerspiegelen. In een tijd waarin de lidstaten gedwongen zijn te bezuinigen en onze burgers de gevolgen dragen van de financiële crisis, kunnen we niet rekenen op een grote verruiming van de begroting ten opzichte van vorig jaar. We moeten juist kijken op welke gebieden we het belastinggeld van onze burgers kunnen besparen zonder dat de kwaliteit van ons werk daaronder te lijden heeft. Ik denk dat we direct in de organisatie van ons werk bezuinigingsmogelijkheden hebben. De drie standplaatsen van het Parlement en het pendelen van duizenden medewerkers en Parlementsleden van Brussel naar Straatsburg twaalf keer per jaar zijn de burgers welbekend. Een dergelijke verkwisting van openbare middelen kan niet anders worden gezien dan als minachting van de realiteit. Elk woord over bezuinigingen zal ongeloofwaardig klinken zolang geen eind wordt gemaakt aan deze vertoning van ge-heen-en-weer voor de vergaderingen van het Europees Parlement. Sidonia Elżbieta Jędrzejewska (PPE) – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen de heer Fernandes bedanken voor het opstellen van de richtsnoeren voor het Europees Parlement en andere instellingen. Deze richtsnoeren combineren de noodzaak tot bezuinigen in de huidige economische situatie van de Europese Unie met het waarborgen van de juiste voorwaarden voor het ontstaan van goede wetgeving. Ik wil benadrukken dat we niet mogen vergeten dat het Verdrag van Lissabon en de komende uitbreiding nieuwe taken voor het Europees Parlement met zich meebrengen. Daarom is het van wezenlijk belang voor het welzijn van de burgers om maatregelen in te voeren waardoor het Europees Parlement correct en serieus kan functioneren. Ik onderstreep verder dat ik nog steeds hoop op een dusdanige samenwerking met de rapporteur dat de begroting voor 2012 zich niet alleen zal kenmerken door financiële discipline, maar dat we daarbij ook verder kijken dan het komende jaar en de daarop volgende twee, drie jaren, en een begroting opstellen waarmee moderniseringsinstrumenten worden ingevoerd die het werk van het Europees Parlement vergemakkelijken en investeringen die in de toekomst hopelijk besparingen zullen opleveren. Jan Kozłowski (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de heer Fernandes met zijn uitstekende verslag. Ook ik ben van mening dat de begroting voor 2012 realistisch moet zijn en moet passen bij de actuele economische situatie. Door mijn jarenlange ervaring met het beheren van een regionale begroting en mijn lidmaatschap van de Begrotingscommissie hecht ik veel waarde aan discipline bij de planning van de uitgaven.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben echter van mening dat we schijnbezuinigingen, die de economie afremmen en haar concurrentievermogen verminderen, moeten vermijden. Toename van de werkgelegenheid en het scheppen van hoogwaardige en duurzame banen zijn voorwaarden voor economische groei en het opheffen van de gevolgen van de crisis. De begroting van de Europese Unie moet de werkgelegenheid stimuleren. De sleutel tot groei ligt niet in het verminderen van de uitgaven, maar in het verhogen van de doelmatigheid en de koppeling van de Europese middelen aan het bereiken van strategische en meetbare resultaten. Dank u wel. Giovanni Collino (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil de heer Fernandes bedanken voor zijn werk en voor het feit dat hij zich heeft gericht op mogelijke besparingen op onze administratieve uitgaven. Uit het verslag komt duidelijk naar voren dat onze administratieve uitgaven vooral plaatsvinden op het gebied van personeelsbeleid en gebouwenbeleid. Rekening houdend met de toekomstige toetreding van Kroatië tot de Europese Unie en met de toekomstige behoeften met betrekking tot personeel, zal het nodig en zinvol zijn om de personeelsprocedures te sturen, met name door middel van mobiliteit. Deze keuze op het gebied van personeelsbeleid biedt enerzijds een grotere flexibiliteit, maar zal anderzijds vragen om betere opleiding van het personeel van de Europese Unie. Wat het gebouwenbeleid betreft, wordt in het verslag expliciet het beginsel van centralisatie genoemd. Vanwege het strenge beleid dat we voeren ten aanzien van de begrotingen – te beginnen bij de begrotingen van de lidstaten – zouden we op de middellange termijn moeten overwegen of het wel wenselijk is om de drie vestigingsplaatsen van het Parlement te handhaven. Dit onderwerp is weliswaar ingewikkeld, maar moet wel door ons worden aangepakt. Gianni Pittella (S&D). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb het debat heel aandachtig gevolgd en ik kan u verzekeren dat de voorstellen van het Bureau een toonbeeld van nauwkeurigheid, transparantie en gedegen administratie zijn, waarvan ik in het bijzonder drie punten wil benadrukken. Ten eerste overschrijdt de stijging die wij voorleggen in ons voorstel het gemiddelde inflatiepercentage in de Europese Unie niet. Ten tweede deel ik de bezorgdheid en werken wij aan een behoedzaam en vooruitziend gebouwenbeleid met het oog op de veiligheid en het personeel. Ten derde is de verhoging van 1 500 euro overeengekomen en gereserveerd door de Begrotingscommissie. De Begrotingscommissie heeft de reserve vrijgegeven. Laat ik alle misverstanden en onwaarheden hierover uit de wereld helpen: dit geld verdwijnt niet in de zakken van de Parlementsleden, maar is bestemd voor assistenten die de Parlementsleden zullen helpen de taken die hun toegewezen zijn bij het Verdrag van Lissabon, beter uit te voeren. Indrek Tarand (Verts/ALE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil op een klein terrein wijzen waarop wij geld kunnen besparen, namelijk software. Wij betalen Bill Gates jaarlijks een enorme som geld voor het gebruik van Windows. Hij mag dan een aardige vent zijn die een hoop geld aan goede doelen schenkt, maar wanneer wij in het Parlement met meer lef open software zouden gebruiken, zouden wij een stap dichter bij een schoner, goedkoper en modern beheersysteem zijn. Paul Rübig (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou commissaris Lewandowski willen vragen hoe de precieze procedure voor gebruikmaking van het eurovangnet eruitziet,
11
12
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat wil zeggen het bedrag dat in 2012 door de Europese instellingen beschikbaar wordt gesteld. Komt er een voorstel van de Commissie als een lidstaat de wens te kennen geeft om gebruik te maken van het vangnet? Wordt het Europees Parlement volledig betrokken bij deze medebeslissingsprocedure en zal dat onderwerp deze week ook aan bod komen in verband met de uitbreiding van het vangnet? Ten tweede wil ik een opmerking maken over de verhoging van de secretariaatsvergoeding met 1 500 euro. Ik wil alle collega's die de secretariaatsvergoeding niet volledig benutten, verzoeken om openbaar te maken hoeveel geld zij besparen – dit is immers een terrein dat mogelijkheden tot misbruik biedt. Wellicht zijn er zelfs leden die de secretariaatsvergoeding helemaal niet hoeven te gebruiken omdat zij uiterst zelden in het Parlement aanwezig zijn. In dergelijke gevallen mogen deze middelen niet volledig worden benut. Alleen degenen die bijzonder veel werken, zouden deze vergoeding volledig kunnen opmaken. Alle anderen zouden dit geld moeten teruggeven aan de belastingbetaler. Milan Zver (PPE). – (SL) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil de heer Fernandes feliciteren met een uitstekend verslag. Ik ben het echter ook eens met de leden van het Parlement die gezegd hebben dat besparingen noodzakelijk zijn, in het bijzonder begrotingsbesparingen. Het is een feit dat de Europese begroting al tientallen jaren krimpt. Als we kijken naar het bbp dat we binnen de EU genereren, zien we dat het volume constant afneemt. Onlangs zei de commissaris dat het bruto binnenlands product van de EU helemaal aan het begin van de financiële vooruitzichten ongeveer 1,3 procent bedroeg. Op dit moment is dat nauwelijks 1,12 procent. Tegelijkertijd zijn de nationale begrotingen in Europa echter aanzienlijk gestegen. Om een voorbeeld te geven: in de afgelopen tien jaar is de spreekwoordelijk bescheiden begroting van het Verenigd Koninkrijk gestegen met 100 procent, dat wil zeggen tweeënhalf keer zoveel als de EU-begroting. Ik zou graag van de commissaris willen horen of hij moeilijkheden verwacht bij de uitvoering van de volgende begroting in 2012 vanwege deze feitelijke afname van de Europese begroting in vergelijking met de nationale begrotingen van de lidstaten. José Manuel Fernandes, rapporteur. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik dank alle collega’s voor hun bijdragen. Ik wil erop wijzen dat ons doel op dit moment de richtsnoeren zijn. Wij zijn echter al verder gegaan dan die richtsnoeren en hebben al een concreet doel vastgesteld. Wij willen een neutrale verhoging, wat betekent dat de begroting in 2012 met niet meer dan het inflatiepercentage zal stijgen. Ik weet heel goed dat er nieuwe bevoegdheden zijn en dat daarvoor middelen nodig zijn. We moeten ons echter allemaal de beginselen van goed beheer eigen maken en op basis van de beginselen van zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid besparingen realiseren. Met die beginselen gaan we niet blindelings bezuinigen waardoor er in de toekomst kosten zouden ontstaan. We zullen besparingen realiseren die het doel dat we hebben vastgesteld, namelijk uitmuntendheid op wetgevingsgebied, niet in gevaar brengen. Ik ben er zeker van dat deze begroting ook een begroting is van wat ik verzoening zou willen noemen; verzoening tussen de huidige vereisten in verband van de economische crisis en de eisen die gesteld worden aan de instellingen die doelmatig moeten reageren op de verlangens van de Europese burgers.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tot slot nog een paar zinnen om de bestaande verwarring over uitgaven voor de leden uit de weg te ruimen. In de begroting voor 2011 is er geen enkele verhoging voorzien voor de leden en hetzelfde geldt voor het volgend jaar. Het bedrag dat door iedereen wordt genoemd betreft niet de leden maar de mogelijkheid om een extra medewerker aan te trekken. Die mogelijkheid bestond al in 2010 en in de begroting voor 2011 is dat bedrag ongewijzigd gebleven. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag 9 maart 2011 om 11.30 uur plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Nessa Childers (S&D), schriftelijk. – (EN) Als gekozen vertegenwoordiger zal iedereen in het Parlement zich bewust zijn van de grote offers die onze kiezers en nationale overheden de laatste drie jaar hebben moeten brengen. Op onderwijs, gezondheidszorg, vervoer en andere essentiële diensten is overal in de EU fors bezuinigd. Het is belangrijk dat het Parlement over het noodzakelijke budget beschikt om het mandaat van de Europese burgers naar behoren te kunnen uitvoeren. Maar in naam van diezelfde Europese burgers moeten wij er ook voor zorgen dat geen lichtzinnige uitgaven worden gedaan, onnodige prijsverhogingen worden doorgevoerd en waarde wordt gevonden op een markt waar leveranciers en ondernemers om elke euro vechten. Ik vertrouw erop dat zowel mijn collega's in het Parlement als degenen die in de Europese instellingen werken, deze uitgangspunten de komende jaren ter harte zullen nemen. 7. Gelijkheid van vrouwen en mannen - 2010 - Armoede bij vrouwen (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende verslagen over vrouwen in de Europese Unie: - het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie - 2010 [2010/2138(INI)] - Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Rapporteur: Mariya Nedelcheva (A7-0029/2011); en - het verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie [2010/2162(INI)] - Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Rapporteur: Rovana Plumb (A7-0031/2011). Mariya Nedelcheva, rapporteur. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Reding, dames en heren, ik ben geboren in 1979, toen de Europese burgers hun afgevaardigden voor het eerst rechtstreeks kozen. Ik ben er trots op dat in datzelfde jaar het voorzitterschap van het Europees Parlement voor het eerst werd bekleed door een vrouw, te weten Simone Veil, een moedig voorvechtster van de rechten van de vrouw. Ik ben nu één van de vrouwen die hier, in dit Huis, 35 procent van de afgevaardigden uitmaken. Dat percentage is nooit eerder zo hoog geweest in het Europees Parlement. Aan wie hebben wij dit te danken? Aan al die vrouwen die zo intelligent, sterk en moedig zijn geweest om samen het stemrecht en het recht op werk en onderwijs te eisen. Aan vrouwen die zich eenvoudigweg sterk hebben willen maken voor de eerbiediging van hun waardigheid en rechten. Wij strijden nu al honderd jaar tegen onrechtvaardige en ongegronde discriminatie. Er is weliswaar aanzienlijke vooruitgang geboekt, maar de strijd tegen de ongelijkheid van mannen en vrouwen wordt nog dagelijks gestreden en we hebben nog een lange weg te gaan.
13
14
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Europese Unie heeft altijd vooropgelopen op het gebied van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Ons Parlement moet ervoor zorgen dat dit momentum behouden blijft en dat we voorop blijven lopen, zelfs bij de gevoeligste onderwerpen. De economische crisis heeft ons geconfronteerd met onze eigen tegenstrijdigheden. Zoals ik in mijn verslag onderstreep, zijn vrouwen zwaarder en op een meer blijvende manier door de crisis getroffen dan mannen. Zoals ik echter ook benadruk, moeten we ermee ophouden ons te beklagen over ons trieste lot en in actie komen, voorstellen doen! Laten we de gelegenheid aangrijpen om onze denkkaders te herzien en vooruit te komen. Het is vandaag de dag belangrijk om de nadruk te leggen op de rol van de school bij de bestrijding van genderstereotypen. Verbetering van de kansen in het onderwijs, in de beroepsopleiding en op het werk zal de basis vormen voor een betere toegang van vrouwen tot functies op hogere verantwoordelijkheidsniveaus. Ook wordt het tijd om de kloof tussen mannen en vrouwen op het gebied van beloningen te dichten en ik denk bovendien dat wij nu naar de hoogste versnelling moeten schakelen gezien de samenstelling van de raden van bestuur van de grote ondernemingen. Slechts 3 procent van de leden van de raden van bestuur van de beursgenoteerde grote ondernemingen is vrouw. Ik vind dat niet normaal. Wij moeten echt gas geven. Als de grote ondernemingen ondanks al onze inspanningen op de rem blijven trappen, zullen wij helaas het schrikbeeld van quota en bindende doelstellingen moeten oproepen. Ik praat niet graag over quota omdat ik er in principe geen voorstander van ben. Als het echter niet goedschiks kan, moet het bij gebrek aan beter maar kwaadschiks. Het valt namelijk niet te ontkennen dat de arbeidsparticipatie van vrouwen de economische groei alleen maar ten goede kan komen. Het Europese herstelplan heeft meer kans van slagen als het beleid inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen erin is geïntegreerd. Er moeten concrete voorstellen worden gedaan om beroeps- en privéleven beter te combineren teneinde te bewijzen dat onze wensen geen dromen zijn, want dit wordt er van ons verwacht. Het is mooi om bezield zijn met waarden en idealen, maar we moeten ook pragmatisch en doeltreffend zijn in ons werk. Mevrouw de Voorzitter, tot slot nog dit laatste punt: tot mijn vreugde zal de Europese Commissie in het voorjaar met een voorstel komen met het oog op de bestrijding van geweld tegen vrouwen. De verschillende vormen van geweld tegen vrouwen zijn een kwaad dat wij uit alle macht moeten bestrijden. Ik bedank de commissaris voor het feit dat zij zo proactief is op dit gebied. Mevrouw de Voorzitter, ik ben geen pessimist en daarom wil ik eindigen met een bemoedigend woord. Ik denk dat wij op deze dag waarop we de honderdste verjaardag van de Internationale dag van de Vrouw vieren, moeten stilstaan bij de moed, kracht en vastberadenheid waarmee vrouwen in Tunesië, Libië, Iran en Egypte, en talloze anderen, strijden voor de bescherming van de mensenrechten. Deze wind van vrijheid die in Noord-Afrika waait, zou de restanten van het autoritarisme, de armoede en de sociale uitsluiting moeten wegblazen, zodat de vrouwen in deze landen in sociaal, politiek en economisch opzicht emanciperen met eerbiediging van hun cultuur en tradities. Het is ook onze taak in het Europees Parlement om hun eer te bewijzen, hen aan te moedigen en te steunen in hun verbeten strijd voor de democratie en de mensenrechten. Let wel: de mensenrechten in de breedste zin van het woord! Rovana Plumb, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik alle vrouwen een gelukkige vrouwendag wensen. Vandaag, 8 maart, is de honderdste
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Internationale dag van de vrouw. Dat betekent dat wij nu al honderd jaar voor vrouwenrechten vechten. Ik dank alle collega's, de schaduwrapporteurs en de leden van het secretariaat voor hun bijdrage aan dit verslag. Mijn verslag behandelt een thema, armoede onder vrouwen, dat aan de ene kant een algemeen karakter heeft en aan de andere kant heel erg concreet is wat betreft de gevolgen. 85 miljoen Europeanen leven onder de armoedegrens en 17 procent van alle vrouwen in de EU leeft volgens de statistieken in armoede. Dat zijn de feiten. De economische, financiële en sociale crisis raakt ons weliswaar allemaal, maar vrouwen worden er toch het hardst door getroffen, zowel op de arbeidsmarkt als in hun persoonlijke leven, omdat zij vaker een onzekere baan hebben en minder vaak dan mannen sociale zekerheid genieten. Dat is hoe de zaken er op dit moment voorstaan. Wat kunnen wij doen? Vrouwen verwachten van ons concrete voorstellen, concrete maatregelen. Het is 8 maart en ik zal proberen mijn verslag in acht punten samen te vatten. Op de eerste plaats vragen wij de lidstaten om in hun economische herstelplannen rekening te houden met de genderdimensie door de werkgelegenheid onder vrouwen te bevorderen en specifieke maatregelen te nemen, waaronder begrotingsaanpassingen, die erop zijn gericht mannen en vrouwen gelijkelijk van overheidsuitgaven te laten profiteren, teneinde zowel de productiecapaciteit van vrouwen te verhogen als in hun sociale behoeften te voorzien. Ten tweede roepen wij de Commissie en de lidstaten op om in het kader van Europa 2020 passende maatregelen te nemen om de genderongelijkheid op de arbeidsmarkt weg te werken. Ik dring erop aan dat zij zich ten doel stellen het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen elk jaar met 1 procent te verminderen, zodat dit verschil in 2020 met 10 procent is verkleind. Ik wijs ook op de noodzaak van positieve actie om meer vrouwen op hoge posten in politiek, economie en bedrijfsleven te krijgen. Het derde punt betreft de combinatie van gezin en werk. Ik roep de Raad en de lidstaten op hun toezeggingen inzake de Barcelonadoelstellingen voor toegankelijke, betaalbare en hoogwaardige kinderopvang na te komen en te vernieuwen en nieuwe doelstellingen voor de zorg voor hulpbehoevenden te ontwikkelen. Ten vierde verzoeken wij de Commissie en de lidstaten gezondheidsbeleid te formuleren dat is gericht op de bestrijding en preventie van gewoonten die schadelijk zijn voor de gezondheid van vrouwen en sociaal isolement en armoede in de hand werken. Ten vijfde roepen wij de lidstaten op de nodige maatregelen te nemen om vrouwen in het onderwijs betere kansen te bieden en tegelijkertijd stereotypen met betrekking tot mannenen vrouwenstudies te bestrijden en de traditionele rolpatronen uit de lesprogramma's te halen. Ons zesde punt is dat er een direct verband bestaat tussen de sociale omstandigheden van gezinnen en de ontwikkeling van kinderen. Vandaar dat wij de Commissie en de Raad oproepen tot het ontwikkelen en uitvoeren van een strategie om de kinderarmoede in 2012 met de helft te verminderen. Ten zevende mogen wij niet de ogen sluiten voor geweld tegen vrouwen. Geweld tegen vrouwen vergroot het risico van marginalisatie, armoede en sociale uitsluiting. Ik verzoek
15
16
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de Commissie een Europees Jaar voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen uit te roepen. Ten achtste wijzen wij op het belang van de structuurfondsen, in het bijzonder het Europees Sociaal Fonds, als belangrijke instrumenten voor het ondersteunen van de lidstaten in hun strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Ik denk dat wij die strijd kunnen winnen. Wij hebben de kracht en de intelligentie om dit belangrijke vraagstuk op Europees niveau en in alle lidstaten met succes aan te pakken. Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is mooi dat op de honderdste jaardag van de Internationale dag van de vrouw het Parlement wordt voorgezeten door een vrouw. Dat is zeer symbolisch, net als het feit dat wij vandaag dankzij de rapporteur, Mariya Nedelcheva, in debat kunnen gaan over deze zeer belangrijke kwesties die op de agenda staan. In haar verslag wordt het werk van de Commissie ten behoeve van gendergelijkheid in grote mate ondersteund. De kwesties die daarin worden behandeld, zijn belangrijke kwesties waaraan de Commissie prioriteit heeft gegeven en zal blijven geven. Honderd jaar strijd en het einde is nog steeds niet in zicht. Dat betreur ik, omdat ik steeds de hoep koester dat er een moment komt waarop de jaarlijkse viering van de strijd van vrouwen niet meer nodig zal zijn. Maar zolang die strijd voortduurt, moeten wij deze dag blijven vieren. Het verslag van het Parlement laat heel duidelijk zien welke genderkloven er zijn. Om te beginnen is er de armoedekloof. Ook in het tweede verslag wordt die genoemd. Wat armoede betreft, gaan vrouwen aan kop. Dus in die zin is er geen kloof, Maar wat doen wij nu concreet om vrouwen uit de armoedeval te halen? Collega Lászlo zal die vraag beantwoorden. Het tweede onderdeel betreft vrouwen op de arbeidsmarkt. Er zijn nog steeds problemen met het combineren van werk en gezin. Er is het probleem van de beloningskloof: vrouwen verdienen gemiddeld nog steeds 17 procent minder dan mannen. Wellicht dat u op 5 maart, op de Europese Dag voor gelijke beloning, de metingen heeft gezien waaruit blijkt hoeveel dagen vrouwen meer moeten werken dan mannen om hetzelfde loon te krijgen. Feitelijk ontvingen wij tot 5 maart geen loon en moesten wij in de dagen daarvoor onbetaald werken. Pas vanaf 5 maart worden wij betaald voor ons werk. Ik hoop dat de Europese Dag voor gelijke beloning ooit op 1 januari zal worden gevierd, wat zou betekenen dat er dan sprake is van gelijke beloning. De politieke verbintenis van de Europese Commissie is vervat in onze nieuwe strategie voor gendergelijkheid. De thema's die daarin worden genoemd, zijn dezelfde als die welke de rapporteur heeft genoemd: de economische onafhankelijkheid van vrouwen, het beloningsverschil, het geweld tegen vrouwen en het bevorderen van gendergelijkheid bij extern optreden. Laat ik beginnen met het laatstgenoemde: het externe optreden. U hebt misschien gezien hoe Cathy Ashton en ik op 8 maart vrouwen van buiten Europa toespraken en bij die gelegenheid de moed prezen van alle vrouwen die vechten om te overleven en vechten voor democratie. Wij moeten duidelijk maken dat wij aan hun kant staan. Als wij hier praten over maatschappelijke onrust, over oorlogen en genocide, die helaas maar doorgaan, dan weten wij allemaal dat vrouwen in de voorste linie staan. Vrouwen en kinderen zijn de meest kwetsbare groepen in onze samenlevingen, ook buiten Europa. Dat is de reden waarom de Commissie werkt aan de stroomlijning van verschillende beleidsinitiatieven
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
betreffende geweld tegen vrouwen en aan het creëren van synergie tussen terreinen waarvoor vergelijkbare doelstellingen bestaan. Dus dat is de stand van zaken in de ontwikkeling van een samenhangend beleid voor de aanpak van dit enorme probleem. Wij gaan concrete acties ondernemen op terreinen waarvoor een duidelijke rechtsgrond bestaat, zodat onze acties doelmatig zijn. In mei van dit jaar zal ik een pakket maatregelen betreffende rechten van slachtoffers voorleggen, waarin wetgeving voor het helpen van vrouwen en kinderen natuurlijk een grote rol zal spelen. Misschien is het goed om te eindigen met een thema dat de laatste paar dagen hoog op de agenda heeft gestaan. U weet dat ik op 1 maart de ’leiders van grote Europese beursgenoteerde ondernemingen heb ontmoet om hun te vertellen dat wij niet langer akkoord gaan met een feitelijk quotum van 90 procent mannen in de raden van bestuur – want dat bestaat. Op elke tien mannen in een raad van bestuur is er maar één vrouw, wat feitelijk neerkomt op een mannenquotum van 90 procent. De Commissie vindt dat daar wat aan gedaan moet worden, vooral omdat alle economische en wetenschappelijke gegevens heel duidelijk uitwijzen dat ondernemingen met een evenwichtige besluitvormingsstructuur een hoger rendement op investeringen hebben dan ondernemingen waar alle besluiten door mannen worden genomen. Het is vrouwen dus ernst; zij willen meer verantwoordelijkheid en dat is ook in het belang van de economische ontwikkeling. Ik heb de Europese beursgenoteerde ondernemingen uitgedaagd om vóór maart 2012 hun handtekening te zetten onder een ‘Women on the Board Pledge for Europe’, waarin zij beloven vertrekkende mannelijke bestuursleden te vervangen door gekwalificeerde vrouwen – en daarvan zijn er zo veel dat het niet moeilijk zou moeten zijn hen te vinden. Tussen nu en 8 maart volgend jaar gaan wij goed kijken en analyseren wat er gebeurt en gaan wij vooral goed tellen. Als vervolgens blijkt dat er niets verandert, ben ik bereid de ongelijke verhouding tussen mannen en vrouwen in de raden van bestuur via maatregelen op EU-niveau aan te pakken. (Applaus) De Voorzitter. – Dank u, mevrouw de vicevoorzitter, voor uw zeer symbolische en wezenlijke woorden. Ik geef nu, in het kader van een evenwichtige vertegenwoordiging, het woord aan commissaris Andor. László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is inderdaad een opmerkelijk jubileum en het is een grote verantwoordelijkheid om aan dit debat deel te nemen. Om te beginnen wil ik de rapporteurs van respectievelijk de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de medeverantwoordelijke Commissie werkgelegenheid en sociale zaken danken voor hun verslag. Dit verslag komt precies op tijd, omdat de kwestie die daarin onder de aandacht wordt gebracht weliswaar al een tijdje op de agenda staat, maar door de gevolgen van de financiële en economische crisis voor kwetsbare groepen in de samenleving nog prangender is geworden dan zij al was. Staat u mij toe enkele sleutelonderdelen van mijn werkgelegenheids- en sociaal beleid voor het voetlicht te brengen waarvan ik denk dat zij de arbeidskansen en -omstandigheden van vrouwen zullen verbeteren. De lidstaten moeten op deze terreinen inderdaad dringend maatregelen nemen. Zo moeten zij de seksesegregatie op de arbeidsmarkt verminderen door in de wetgeving inzake werkloosheidsbescherming het evenwicht te herstellen tussen
17
18
NL
Handelingen van het Europees Parlement
werknemers met een vast contract en werknemers met een tijdelijk, onzeker contract – waar vrouwen zo vaak toe behoren. De lidstaten moeten ook proberen het voor vrouwen gemakkelijker te maken werk en gezin te combineren en belemmeringen weghalen voor de arbeidsmarktparticipatie van de tweede verdiener, die ook weer meestal de vrouw is. Het is belangrijk dat we het percentage werkenden in de EU verhogen. De belangrijkste uitdaging op dat terrein is om de arbeidsmarktparticipatie van de gehele beroepsbevolking te verhogen, dus zowel van mannen als van vrouwen. Ik denk dat het Europees Sociaal Fonds in de toekomst beter en krachtiger moet worden gebruikt om door beleidsondersteuning aan de vraagzijde nieuwe arbeidskansen voor vrouwen te creëren, met name herintredende vrouwen. Het is een punt van grote zorg voor de Commissie dat vandaag meer dan 80 miljoen mensen in de Europese Unie het risico lopen in armoede te vervallen. Armoedebestrijding is op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Maar volgens de Eurobarometer-enquête is bijna driekwart – 74 procent – van de Europeanen van mening dat de Unie daarbij niet aan de kant mag blijven staan. Het vlaggenschipinitiatief – het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting – omvat onder meer voorstellen voor praktische maatregelen voor het realiseren van de numerieke doelstelling van armoedevermindering. Het platform richt zich met name op het aanhoudende belang van de actieve insluiting van mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. Zoals ik al heb opgemerkt, bestaat deze categorie voor een belangrijk deel uit vrouwen. In 2012 zal de Commissie met een mededeling komen waarin een uitvoerige beoordeling wordt gegeven van de nationale strategieën voor actieve insluiting. Ik heb al gezegd dat vandaag meer dan 80 miljoen mensen in de Europese Unie het risico lopen om in armoede te vervallen. Nog verontrustender is dat meer dan 20 miljoen van hen kinderen zijn. En dat cijfer is in de loop van de tijd niet gedaald. Als wij die kinderen uit de armoede willen halen, zullen wij ook hun ouders uit de armoede moeten halen, in het bijzonder de alleenstaande ouders, van wie de meesten vrouwen zijn. Dat vraagt om een multidimensionale aanpak die behalve het invoeren van specifiek werkgelegenheidsbeleid voor de ouders van die kinderen en van belastingprikkels ook het verschaffen van essentiële voorzieningen als huisvesting, kwalitatief goede kinderopvang en onderwijs omvat, alsook het beschermen van de rechten van kinderen. Zoals vermeld in het platform, is de Commissie voornemens om in 2012 een aanbeveling over kinderarmoede te presenteren, met gemeenschappelijke beginselen en doeltreffende toezichtinstrumenten voor het voorkomen en bestrijden van armoede op jonge leeftijd. Deze uitdagingen kunnen we niet zonder financiële middelen aangaan. Bijna één derde van de 21,7 miljard euro die uit hoofde van het Europees Sociaal Fonds voor de huidige programmeringsperiode is toegewezen, gaat naar werkgelegenheidsmaatregelen. Daarvan gaat bijna 3 miljard euro – 2,77 miljard om precies te zien – naar zelfstandigen en starters. De begunstigden zijn heel vaak vrouwen. Verder is onlangs de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit ingesteld voor het ondersteunen van werkgelegenheidsmaatregelen en maatregelen voor zelfstandigen. Uit hoofde van deze faciliteit worden leningen verstrekt aan mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt en als zelfstandige willen beginnen. Speciale aandacht wordt besteed aan vrouwen en jongeren. Voor de faciliteit is een begroting van 100 miljoen euro beschikbaar
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gesteld, die over een periode van vier jaar wordt verstrekt. Een gezamenlijk initiatief met de internationale financiële instellingen biedt echter de mogelijkheid om de begroting tot meer dan 500 miljoen euro te verhogen. De laatste tien jaar heeft de samenwerking binnen de EU via de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale insluiting bijgedragen aan de bewustwording over armoede en sociale uitsluiting en aan het bevorderen van de strijd daartegen. Het Europese platform tegen armoede en sociale uitsluiting biedt een kader voor armoedevermindering dat alle relevante beleidsterreinen bestrijkt. Laten wij ons uiterste best doen om ervoor te zorgen dat het zijn doel bereikt. VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI Ondervoorzitter Nadja Hirsch, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, als rapporteur voor advies voor het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen heb ik mij op de arbeidsmarkt geconcentreerd. Het beloningsverschil bedraagt helaas nog altijd 17 procent en vrouwen zijn nog altijd niet overal vertegenwoordigd in raden van bestuur en van commissarissen. Hier moet dringend actie worden ondernomen. We kunnen het ons niet langer permitteren om het potentieel van vrouwen in deze maatschappij, ongeacht hun leeftijd, op die manier te verspillen. Wij hebben een hoog opleidingsniveau en de overheid investeert in jonge vrouwen en moeders. We moeten echt vorderingen gaan maken en er bij de ondernemingen op aandringen dat zij hun mooie woorden eindelijk in daden omzetten. In dat opzicht ben ik blij dat ondernemingen nu inderdaad een stap in de richting van vrijwillige quota zetten. Anderzijds mogen wij bij het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen niet vergeten dat ook mannen in bepaalde opzichten worden benadeeld. Met name jongens hebben op school niet altijd de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. Er is sprake van tekorten op het gebied van huishoudelijk werk en de verzorging van kinderen en mannen kunnen ook daarin actiever worden. Dat is een opgave die wij allen op ons moeten nemen. Wij allen – man of vrouw – moeten de mogelijkheid krijgen om onze plek te vinden en ons leven te leiden zoals wij willen. Gabriele Zimmer, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, honderd jaar geleden eisten vrouwen het recht om te stemmen en mee te doen aan verkiezingen en nu strijden we nog steeds voor gelijkheid voor vrouwen op allerlei gebieden, met name ten aanzien van carrièremogelijkheden, maar ook met betrekking tot de beloning van werk en het recht op sociale voorzieningen, met name voor de oude dag. De ongelijkheid blijkt niet alleen uit het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen. Ondanks de toegenomen integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt blijkt uit cijfers van de 27 lidstaten van de Europese Unie dat vrouwen een groter risico lopen om in armoede te vervallen dan mannen. Er zijn talloze redenen waarom armoede een vrouwenzaak is. In verband met de tijd kan ik slechts op enkele daarvan ingaan. Door het groeiende aantal onzekere banen worden vrouwen op meerdere punten gediscrimineerd. Meer dan 30 procent van de vrouwen heeft een deeltijdbaan, terwijl dat bij de mannen slechts 7,4 procent is. Onderzoeken hebben aangetoond dat vrouwen zelfs bij deze deeltijdbanen nog steeds beduidend slechter worden betaald dan mannen voor hetzelfde aantal
19
20
NL
Handelingen van het Europees Parlement
arbeidsuren en dezelfde activiteiten. Dit verkleint de kansen om te integreren op de arbeidsmarkt en een carrière op te bouwen. De pensioenuitkeringen worden lager, zodat armoede onontkoombaar is, met name voor degenen die voor een zelfstandig alleenstaand leven kiezen. Een leven zonder armoede kan volgens ons met beleidsmaatregelen worden bereikt door socialezekerheidsstelsels te ontwikkelen waarin pensioenen en minimumlonen boven de armoedegrens gewaarborgd zijn en het aantal arbeidsuren in het algemeen wordt verlaagd. Wij willen niet nog eens honderd jaar wachten om te kunnen vaststellen dat het een vanzelfsprekend recht van vrouwen is om hun leven gestalte te geven, ongeacht de beslissingen van mannen en ondanks het hebben van afhankelijke kinderen. Barbara Matera, namens de PPE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, vandaag vieren we de honderdste Internationale dag van de vrouw en stemmen we over twee verslagen over gebieden waarop vrouwen worden gemarginaliseerd en door de maatschappij worden buitengesloten. Vrouwen, en met name alleenstaande moeders en vrouwen ouder dan 65 jaar, lopen van oudsher een hoger risico van armoede dan mannen. De strijd tegen armoede vormt één van de vijf doelstellingen die de Commissie heeft voorgesteld in het kader van de EU 2020-strategie, en dat maakt het verslag van mevrouw Plumb zeer relevant, in het bijzonder wat betreft het genderbeleid in het licht van de economische en financiële crisis. Door hun kwetsbaarheid worden individuele vrouwen blootgesteld aan het risico van armoede, sociale uitsluiting en, als gevolg daarvan, isolement. Daarom is het de taak van de instelling die wij vertegenwoordigen om concrete strategieën en programma’s in werking te stellen. Ik wil ook mevrouw Nedelcheva feliciteren met haar goede verslag, waarin de gelijkheid van mannen en vrouwen in de Europese Unie wordt bepleit. De vertegenwoordiging van vrouwen binnen de overheid en het bedrijfsleven is erg laag in vergelijking met die van mannen. In de financiële sector zijn de cijfers nog minder rooskleurig: vrouwen vertegenwoordigen slechts 10 procent van de leden van de raden van bestuur van de belangrijkste beursgenoteerde Europese bedrijven en 3 procent van de voorzitters van deze raden. Ik ben daarom vóór het invoeren van quota om de participatie van vrouwen binnen de overheid en het bedrijfsleven en met name binnen het onderwijs te vergroten. Dit moet worden gesteund omdat het een belangrijke bijdrage kan leveren om te voorkomen dat leerkrachten hun leerlingen in de richting van een bepaalde loopbaankeuze sturen op basis van genderstereotypen. Ik sluit af met een citaat van een van de eerste vrouwelijke burgemeesters in de Verenigde Staten: “Wat vrouwen ook doen, ze moeten het twee keer zo goed doen als mannen om half zo goed te worden gevonden.” Laat ik daaraan tot slot toevoegen dat dat voor ons vrouwen gelukkig niet zo moeilijk is. Vilija Blinkevičiūtė, namens de S&D-Fractie. – (LT) Mevrouw de Voorzitter, vandaag, op de honderdste Internationale dag van de vrouw, besteden we in het Parlement speciale aandacht aan de gelijkheid van vrouwen en mannen en aan het bestrijden van armoede onder vrouwen. Meer dan honderd jaar geleden streden vrouwen voor het recht op arbeid, en nu strijden ze voor gelijke beloning voor gelijke arbeid. We boeken vooruitgang, maar de vooruitgang gaat langzaam. Discriminatie op de werkplek is nog steeds heel normaal, de arbeidsmarkt is sterk gesegregeerd op basis van geslacht, er is nog steeds een
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beloningsverschil, het aantal vrouwen in hoge functies en in de politiek is nog steeds te klein en het moederschap en alleenstaande moeders worden nog steeds te weinig gesteund. In het verslag van het Europees Parlement over de gelijkheid van vrouwen en mannen hebben we vastgesteld dat het van cruciaal belang is om het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen in het gezin en in de samenleving te versterken, om het geweld tegen vrouwen en de handel in vrouwen te stoppen, om zwangerschapsverlof te garanderen, om geschikte omstandigheden te creëren voor het gebruik van de diensten van kinderopvangcentra, om armoede onder vrouwen terug te dringen en om de bijdrage van vrouwen aan de ontwikkeling van gezin, maatschappij en economie op waarde te schatten. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, moeten het Europees Parlement, de Europese Commissie en de lidstaten samenwerken, en op deze historische dag wil ik alle vrouwen groeten en hen oproepen om te blijven strijden voor hun rechten en voor gelijke kansen. Antonyia Parvanova, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik alle collega's bedanken voor het vruchtbare werk dat in de loop van de jaren is verricht voor het verminderen van de ongelijkheid van vrouwen en mannen, zoals samengevat in mijn verslag over dat onderwerp, en voor het bestrijden van de armoede onder vrouwen, een vraagstuk dat in het verslag-Plumb wordt behandeld. Terwijl wij de honderdste jaardag van de Internationale dag van de vrouw vieren is het van groot belang dat het Parlement zich rekenschap geeft van de lange weg die wij nog te gaan hebben voordat in de hele Unie sprake is van gendergelijkheid die in alle sectoren en beleidsterreinen is geïntegreerd. Laat ik beginnen met de arbeidsmarkt en het beloningsverschil. Hoe lang gaan wij nog zitten contempleren over statistieken die de ongelijkheid van mannen en vrouwen toch overduidelijk laten zien, waarbij vrouwen in sommige lidstaten tot wel 34 procent minder betaald krijgen dan mannen? Wij moeten aandringen op maatregelen – zo nodig in de vorm van wetgeving – voor het realiseren van concrete praktische resultaten en niet alleen resultaten op papier. De ondergeschikte plaats van vrouwen op de Europese arbeidsmarkt en de talloze obstakels waarvoor zij staan in de vorm van discriminatie, dragen bij aan het groeiende verschijnsel van armoede onder vrouwen. Te veel vrouwen lijken veroordeeld tot relatieve economische onzekerheid en afhankelijkheid. Zij zijn in de regel geconcentreerd in deeltijd- en tijdelijke banen die minder goed betaald worden en in ondergeschikte posities. Armoede leidt tot vrouwenhandel, geweld tegen vrouwen en meer in het algemeen tot allerlei vormen van uitbuiting. Het is ook bekend dat vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld die in armoede leven er door het ontbreken van financiële zekerheid de voorkeur aan geven om daar geen maatregelen tegen te nemen. Mevrouw Reding, wij kijken op deze symbolische dag uit naar de EU-strategie voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen, zoals u die hebt beloofd. Marije Cornelissen, namens de Verts/ALE-Fractie . – 8 maart 2011, de honderdste Dag van de vrouw. Die nodigt uit tot blijdschap over wat we bereikt hebben, zoals stemrecht voor vrouwen, het recht op gelijke behandeling en reproductieve rechten, in ieder geval in de meer beschaafde landen. Deze dag nodigt ook uit tot treurnis over wat er nog allemaal mis is. In de EU zijn vrouwen nog steeds zwaar ondervertegenwoordigd in de besluitvorming, zorg valt bijna louter op vrouwenschouders en er is nog steeds een
21
22
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hardnekkig inkomensverschil tussen mannen en vrouwen, ook buiten de EU waar sommige landen nog niet eens begonnen zijn aan het stemrecht voor vrouwen. De honderdste Dag van de vrouw nodigt ook uit tot een historische vergelijking. De eerste echt grote stap voor vrouwen op de arbeidsmarkt werd genomen tijdens de wereldoorlogen, met name de tweede. Er waren simpelweg te weinig mannen om het werk in fabrieken en kantoren te doen. Werkgevers hadden geen keus meer en vrouwen gingen in grote getale de arbeidsmarkt op. Zo'n periode komt er nu weer aan. Dit keer gelukkig niet met een oorlog, maar met de vergrijzing. In vijf à tien jaar zullen er weer simpelweg te weinig mannen zijn om vacatures op allerlei niveaus te vervullen. Werkgevers moeten vrouwen aantrekken en behouden. De vergrijzing is een uitgelezen kans voor gendergelijkheid. En het is aan ons als Europese politici en onze collega's in de nationale parlementen om deze ontwikkeling te stimuleren met een goed babyverlof voor moeders én voor vaders, met voldoende betaalbare kinderopvang, met het recht op flexibele uren en parttime werk met goede sociale rechten, en met quota voor bedrijfstop en politiek of het geloofwaardig dreigen daarmee. Samen kunnen wij ervoor zorgen dat het niet nog een keer honderd jaar duurt vóór mannen en vrouwen op ieder vlak gelijke rechten en gelijke kansen hebben. Andrea Češková, namens de ECR-Fractie. – (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik ben schaduwrapporteur voor het verslag over de armoede bij vrouwen in Europa, en dus wil ik nu graag even bij dit verslag stilstaan. In het verslag worden een heleboel kwesties samengebracht die een zeer goede illustratie vormen van de positie van vrouwen in de Europese Unie. Het doet mij deugd dat er in dit verslag meermaals gewezen wordt op de noodzaak om gebruik te maken van flexibele arbeidsvormen, waaronder arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur en deeltijdwerk. Want met name alleenstaande vrouwen, en in het algemeen gezinnen met kleine kinderen, hebben dit brede scala aan mogelijkheden op de arbeidsmarkt hard nodig om werk en privéleven te kunnen combineren. Bovendien ben ik uiterst ingenomen met het feit dat hier opnieuw gewezen wordt op het nog altijd grote verschil in beloning tussen mannen en vrouwen. Dit kan niet genoeg worden herhaald worden. Tot slot wil ik snel nog zeggen dat het verslag een aantal punten bevat waar wij echt niet achter kunnen staan. Bijvoorbeeld de oproep tot een Europees handvest van vrouwenrechten of de verwijzing naar het verslag over zwangerschapsverlof dat, zoals we weten, de lidstaten niet geaccepteerd hebben. We hebben in verband hiermee dan ook een aantal amendementen ingediend. Toch wil ik de rapporteur hartelijk bedanken voor haar uitstekende en uitputtende verslag. Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, honderd jaar strijd voor gelijke rechten voor vrouwen en mannen – ik denk dat het belangrijk is dat we vandaag ook denken aan de pioniers die honderd jaar geleden de strijd voor gelijkheid begonnen en die de weg hebben gebaand voor de vooruitgang waarvan we kunnen vaststellen dat hij niettemin is geboekt. Ik wil ook alle collega's, alle niet-gouvernementele organisaties en iedereen die de strijd voor gelijke rechten voortzet, bedanken. We moeten de situatie van de vrouw in de EU bespreken, maar ik denk dat het belangrijk is dat we vandaag ook onze solidariteit tonen met de vrouwen die op dit ogenblik in andere landen grote moed tonen door in straten en op pleinen deel te nemen aan de strijd voor democratie en rechtvaardigheid. Ik vind dat we vandaag ook aan hen moeten denken. De verslagen die we hier behandelen, belichten de verschillen tussen vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt, waar vrouwen onzekere banen hebben en worden gediscrimineerd met een loon dat gemiddeld 17 procent lager ligt. Slechts zes van de tien vrouwen in Europa
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hebben een betaalde baan en als ze er een hebben, gaat het vaak om een onzekere tijdelijke baan waarmee ze niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Vreemd is dat niet, want er zijn sterke krachten die zich verzetten tegen de uitbreiding van kinderopvang en andere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan opdat vrouwen zouden kunnen gaan werken. Voor gelijke kansen op de arbeidsmarkt is een richtlijn inzake moederschapsverlof vereist – en ik hoop dat ook vaderschapsverlof daarvan deel zal uitmaken. Ik hoop dat we binnenkort kunnen praten over een looncompensatieverzekering voor ouders die thuisblijven na de geboorte van een kind, waarbij mannen en vrouwen op voet van gelijkheid in het onderhoud van het gezin voorzien maar ook de verantwoordelijkheid voor de zorg voor het kind op voet van gelijkheid delen. Als vrouwen in de EU in dezelfde mate zouden werken als mannen, zou de welvaart met meer dan een kwart toenemen. We kunnen het ons niet veroorloven om geen gebruik te maken van vrouwen op de arbeidsmarkt. Er moeten quota komen. Ik ben van mening dat quota een noodzakelijk instrument zijn in een samenleving waarin slechts 3 procent van de grote ondernemingen door vrouwen wordt geleid. Ik zou het gebruik van quota willen vergelijken met het gebruik van antibiotica. Ik ben geen voorstander van overmatig gebruik van antibiotica, maar als iemand ziek is, ben ik ontzettend blij dat ze bestaan. Het is zeker een symptoom van een zieke samenleving als slechts in 3 procent van de gevallen vrouwen aan het hoofd staan van de grote ondernemingen. Daarom zijn quota een noodzakelijk instrument om datgene wat verkeerd loopt in de samenleving recht te zetten. Godfrey Bloom, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, sommige collega's zitten zich hier op de Internationale Dag van de Vrouw geweldig op de borst te kloppen. Maar naar mijn mening hebben jullie er een compleet rommeltje van gemaakt. Jullie praten over moederschapsverlof. Het enige wat met dat draconische moederschapsverlof is bereikt, mevrouw de Voorzitter, is dat minder en minder jonge vrouwen in mijn land een baan krijgen omdat je wel volslagen krankjorum zou zijn als je als eigenaar van een klein bedrijf een jonge vrouw in dienst neemt. Dus jullie hebben die vrouwen geen dienst bewezen. Dankzij een andere krankzinnige uitspraak van het Europese Hof hebben wij nu kansengelijkheid met betrekking tot autoverzekeringen, wat betekent dat zelfs als een jonge vrouw een baan krijgt, het te duur voor haar is om daar met de auto naartoe te rijden omdat de premie van haar autoverzekering is verdubbeld. En nu praten jullie over quota. Wat is dit voor waanzin? Vrouwen die hun hele leven hebben gewerkt om een verantwoordelijke positie in een bedrijf te bereiken – vakvrouwen – hebben geen behoefte aan zulk paternalistisch gedrag. Vrouwen die steeds succesvol zijn geweest in hun werk, worden nu in de bestuurskamer geconfronteerd met mannen die zich afvragen of zij hun functie hebben te danken aan symboolpolitiek of aan het feit dat zij hun vak kennen? Dit alles is volstrekt krankzinnig en het is werkelijk een tragedie dat niemand van u ooit een echte baan heeft gehad, want anders zou u dit wel begrijpen. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden) Eva-Britt Svensson (GUE/NGL). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Bloom, iemand die een looncompensatieverzekering voor thuisblijvende ouders vraagt en dat een goed idee vindt, is niet stapelgek. Kijk maar eens naar de lidstaten die een goed uitgebouwd looncompensatiestelsel hebben. Die landen – de Scandinavische, bijvoorbeeld Zweden – hebben procentueel ook het grootste aantal vrouwen met een betaalde baan. Dat bewijst dat een goede looncompensatieverzekering betekent dat we hogere werkgelegenheidscijfers
23
24
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voor vrouwen hebben, en vanzelfsprekend ook voor mannen. Een looncompensatieverzekering voor ouders bevordert de gelijkheid op de arbeidsmarkt. Ook vrouwen kunnen bijdragen aan de welvaart in de EU. (Applaus) Godfrey Bloom (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dat is gewoon niet waar en wordt ook niet gestaafd door de statistieken in mijn land. Iedere kleine ondernemer in mijn land zal mijn verhaal bevestigen. Ik ben niet geïnteresseerd in de situatie zoals die in het land van de geachte afgevaardigde of in iemand anders zijn land is. Ik ben geïnteresseerd in mijn eigen land en mijn eigen economie, en in mijn land zullen zowel de ondernemers als de vrouwen zelf u vertellen dat er door de draconische wetten inzake moederschapsverlof geen jonge vrouwen worden aangesteld. Ik zou werkelijk willen dat u eens komt kijken hoe het er in de echte wereld aan toegaat. Laat iedereen zijn hand opsteken die een echte baan heeft gehad! (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden) Siiri Oviir (ALDE). − (ET) Mijnheer Bloom, u weet natuurlijk dat in Europa vrouwen hoger zijn opgeleid dan mannen, ook in uw land. Waarom denkt u dan dat, als er quota worden opgelegd aan ondernemingen, één derde van de vrouwen juist die ongeletterde vrouwen zal omvatten die er in onze samenleving misschien ook zijn? Godfrey Bloom (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in antwoord op de vraag van mevrouw Oviir zou ik haar simpelweg willen adviseren om ondernemers gewoon te laten ondernemen. Hoe minder regels, hoe minder belasting, hoe minder inmenging, hoe sneller onze economie zich zal herstellen. Dat is waar het allemaal om draait en dat is wat de geachte afgevaardigde niet schijnt te begrijpen. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden) Edite Estrela (S&D). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Bloom, weet u wat het probleem van het Verenigd Koninkrijk is? Het probleem is dat vrouwen bij u recht hebben op 52 weken slecht betaald zwangerschapsverlof. Alleen de eerste zes weken worden voor 60 procent doorbetaald, maar de 33 weken daarna worden slechts symbolisch doorbetaald en de laatste dertien helemaal niet. Alleen rijke gezinnen kunnen het zich veroorloven de vrouw thuis te laten en het gezinsbudget te zien dalen. Dat is het probleem van het Verenigd Koninkrijk, niet onze voorstellen voor het zwangerschapsverlof. Godfrey Bloom (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in antwoord op de opmerking van mevrouw Estrela kan ik haar verzekeren dat het probleem van mijn land is dat wij onze autonomie hebben opgegeven en lid van de Europese Unie zijn geworden. Dat is het probleem van mijn land! (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden) Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Bloom eigenlijk bedanken voor zijn standpunten, omdat die veel voorkomen. Als dat niet zo zou zijn, zouden we veel vooruitgang hebben geboekt. Er zijn alleen veel mensen die zwijgen. Ik wil u, mijnheer Bloom, vragen of u vindt dat kinderen alleen de kinderen zijn van vrouwen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en dat vaders geen verantwoordelijkheid hebben en geen behoefte hebben aan vaderschapsverlof of aan een andere manier om voor hun gezin te zorgen dan door te werken. (Applaus) Godfrey Bloom (EFD). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in antwoord op de vraag van mevrouw Jäätteenmäki zou ik willen zeggen dat kinderen de verantwoordelijkheid zijn van hun ouders en van niemand anders. Het kan niet zo zijn dat iemand anders de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de kinderen van mijn buurman. De ouders dragen de verantwoordelijkheid voor hun kinderen en dat is zoals het hoort. Hoe meer eigen verantwoordelijkheid wij in Europa – wat zeg ik, in de wereld – hebben, hoe beter. Angelika Werthmann (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het is een van de tekenen van de absolute armoede van onze samenleving dat wij nog altijd moeten discussiëren over de gelijkheid van mannen en vrouwen. Vrouwen hebben te lijden onder nadelen, niet alleen op de werkvloer maar ook in het maatschappelijk leven in zijn algemeenheid. De lijst lijkt schier oneindig en daarom zal ik mij beperken tot enkele kernwoorden: salarisniveau, arbeidsomstandigheden, voorwaarden voor indiensttreding, onzekere arbeidsverhoudingen, pensioenrechten, kinderzorg, sociale zekerheid en diverse vormen van geweld tegen vrouwen. Er zijn vrouwen die zonder meer beter gekwalificeerd zijn dan mannen en toch discussiëren we over gelijke beloning voor gelijk werk – ongelooflijk. Het is even ongelooflijk dat vrouwen een grotere kans lopen in armoede te vervallen dan mannen; met name oudere vrouwen en alleenstaande moeders lopen meer risico. Laat mij u eraan herinneren dat 2010 het Jaar voor de bestrijding van armoede was. Armoede is een kwestie die met name vrouwen treft. Dat heeft ernstige gevolgen voor de samenleving, want armoede leidt tot ziekte en kan vervolgens in werkloosheid resulteren. Edit Bauer (PPE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, vandaag heeft het Parlement het debat geopend over twee onderwerpen waarvan de basis wordt gevormd door de verslagen van mijn collega’s – waarmee ik hen feliciteer – en waarin het inderdaad moeilijk is iets nieuws te zeggen, want de situatie is de afgelopen jaren vrijwel ongewijzigd gebleven en in bepaald opzichten zelfs verslechterd. In het debat over de beloning van mannen en vrouwen zeggen we bijvoorbeeld jaar in jaar uit dat het verschil nog steeds groot is, terwijl in het Verdrag van Rome al in 1957 het beginsel van ‘gelijk loon voor gelijk werk’ was vastgelegd en we hier sinds 1975 zelfs secundaire wetgeving over hebben. Wel is het zo dat als we een opsomming zouden maken van geldende maar niet effectieve wetten, deze wet duidelijk een goede kans zou hebben om ergens bovenaan te eindigen. De meest recente statistische gegevens laten immers ook zien, zoals hier al is gezegd, dat het huidige verschil 17,5 procent is, maar een aantal van ons zal zich nog herinneren dat dit verschil een paar jaar geleden al 15 procent is geweest, terwijl de spreiding bijzonder groot is. En dit is niet een probleem van kleine en grote bedrijven, en niet alleen een probleem voor vrouwen; het is ook een probleem van sociale rechtvaardigheid. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden dat de beloningskloof, zoals mijn collega in min of meer dezelfde bewoordingen aangaf, de straf is voor het moederschap en ontstaat als jonge vrouwen terugkeren op de arbeidsmarkt. En het echte grote probleem is dat kleine bedrijven de moeilijkheden van de samenleving nooit zullen oplossen. Wat het Parlement in dit opzicht heeft gevraagd, namelijk dat de lonen op transparante wijze worden verdeeld over de geslachten en dat degenen die dit beginsel voortdurend schaden, op zijn minst worden uitgesloten van subsidies uit Europese
25
26
NL
Handelingen van het Europees Parlement
fondsen, lijkt me niet echt veel. Er is wel lichte vooruitgang geboekt: de invoering van Equal Pay Day, maar dit resultaat zou pas echt wat waard zijn als deze dag niet op 5 maart zou worden gehouden, maar op 1 of 2 januari. Edite Estrela (S&D). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, vrouwen zijn op de universiteit in de meerderheid en zijn beter gekwalificeerd, maar als het gaat om toegang tot de posities waar de besluiten worden genomen stuiten ze op een glazen plafond waar zij niet doorheen komen. Daarom zijn quota noodzakelijk. Het is jammer dat de heer Bloom niet meer aanwezig is. We moeten vaststellen dat in de politiek en de economie er geen enkele vrouw president is van een centrale bank. Vrouwen waren niet verantwoordelijk voor de financiële crisis maar hadden wel kunnen helpen die crisis te voorkomen. Waarom komt er eigenlijk als we het hebben over quota altijd iemand aanzetten met het woord verdienste? Waarom wordt alleen de verdienste van vrouwen in twijfel getrokken? Hebben mannen soms geen verdienste? Quota vormen een noodzakelijk instrument van tijdelijke aard om de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen bij besluitvorming te bevorderen. Daarom feliciteer ik de Commissie met de stappen die zij heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat ook de economische macht gebaseerd is op gedeelde besluitvorming. Siiri Oviir (ALDE). − (ET) Mevrouw de Voorzitter, ik wens iedereen een fijne Internationale dag van de vrouw! Wanneer wij het over gelijkheid van mannen en vrouwen hebben, dan gaat het niet alleen om verschillen en sociale rechtvaardigheid. Gendergelijkheid is een voorwaarde voor duurzame economische groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en sociale samenhang. Investeringen in maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid zullen zich uitbetalen in meer werkende vrouwen, een hogere bijdrage van vrouwen aan het bbp, hogere belastinginkomsten en blijvend hoge geboortecijfers. Ons begrip van gendergelijkheid ligt voor velen vandaag de dag nog op middeleeuws niveau. Dat is in ieder geval wat wij uit sommige interventies kunnen opmaken. Men ziet bij dit onderwerp een boeman, namelijk quota. Mensen vergeten of willen niet inzien dat er geen quota worden opgelegd op het niveau van de besluitvorming en dat de quota’ er niet toe zullen leiden dat ongeschikte vrouwen in leidinggevende posities terechtkomen. In Europa zijn vrouwen hoger opgeleid dan mannen, kunnen zij verantwoordelijkheid nemen, zijn zij in staat goed te werken en moeten zij op eerlijke wijze voor hun werk kunnen worden betaald. De landen waar quota worden toegepast en waar ze twintig jaar geleden al zijn ingevoerd – ik denk aan de Noord-Europese landen – hebben al laten zien dat onze doelen door deze maatregel kunnen worden bereikt. Vandaag de dag hebben de mensen daar hun gedrag aangepast en zijn quota niet meer zo hard nodig als in het verleden. Het is daar gewoon de norm geworden dat vrouwen in alle sectoren van de samenleving hun bijdrage leveren. Ik wil natuurlijk nog veel dingen zeggen over armoede en alleenstaande moeders, maar daar heb ik helaas geen tijd meer voor. Ik wil iedereen bedanken die aan dit debat heeft bijgedragen en eens zullen we toch overwinnen! Franziska Katharina Brantner (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de honderdste Internationale dag van de vrouw geeft ons een goede reden om feest te vieren, dankbaar te zijn en door te gaan met de strijd. We behandelen een verslag over vrouwen en armoede; een van de belangrijkste oorzaken van dit probleem is de loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Zoals we al hebben gehoord, is gelijke beloning sinds 1957 vastgelegd in de Verdragen van Rome. Het beloningsverschil ligt voor heel Europa echter nog steeds op 17,5 procent en in Duitsland
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zelfs op 23 procent. In 2008 heeft dit Parlement een verslag aangenomen over loonongelijkheid dankzij het uitstekende werk van mevrouw Bauer. Hierin wordt de Commissie opgeroepen om wettelijke initiatieven te nemen teneinde loonongelijkheid te bestrijden. Sindsdien is er geen actie ondernomen. Bovendien, mevrouw Reding, is het enige dat u gedaan hebt 5 maart uit te roepen tot Europese Equal Pay Day, iets wat u hebt aangekondigd op vrijdag 4 maart. Gelukkig dat u er nog aan gedacht hebt om dit te doen voordat de dag alweer voorbij was. We hebben geen geduld meer voor inhoudsloze persberichten. We willen geen mooie woorden van u horen. We willen dat u eindelijk in actie komt zodat de honderdste verjaardag van de Verdragen van Rome niet nog steeds een dag is waarop het beloningsverschil tussen vrouwen en mannen meer dan 0 procent bedraagt. We want equal pay now! Ik wil het nu graag hebben over vrouwenquota en tegen mijn collega uit Engeland zeggen: ik zou graag willen weten of hij gelooft dat slechts 3 procent van de vrouwen in Engeland en in heel Europa “know how to do their business”. Misschien verklaart dat waarom er zo weinig vrouwen lid zijn van een raad van commissarissen. Ik geloof niet dat dit het geval is. We hebben een quotum nodig. Mevrouw Reding, u hebt gezegd dat bedrijven zich volgend jaar moeten verplichten tot het benoemen van vrouwen. Bedoelt u daarmee dat we deze toezeggingen volgend jaar moeten hebben of dat er volgend jaar vrouwen benoemd moeten zijn? Mijn interpretatie is dat u het laatste wilt. Tadeusz Cymański (ECR). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in de besproken ontwerpresolutie stellen we een bijzonder belangrijk probleem aan de orde, namelijk armoede bij vrouwen. Het is goed om erbij stil te staan dat juist vrouwen de zwaarste lasten van de financiële crisis dragen. Als eerste voelen zij de gevolgen van ontslagen, loonsverlagingen en herstructurering. Bovendien combineren zij hun verantwoordelijkheden als ouders en opvoeders met deelname aan een bijzonder lastige en een steeds veranderende arbeidsmarkt. De positie van vrouwen in de Europese landen loopt nogal uiteen; het is daarom belangrijk om solidariteit en begrip te tonen voor vrouwen in regio's waar armoede bijzonder zwaar ingrijpt. De kwestie van ongelijke beloning stemt tot nadenken, zeker omdat deze verschillen ook voorkomen in bedrijven die geleid worden door vrouwen of waarvan vrouwen de eigenaar zijn. Dat is een verontrustend gegeven en we moeten ons daarom afvragen of de oorzaken niet dieper liggen. Zijn administratieve regels en regelgeving – harde wetten – wel voldoende? Is het niet beter om het bewustzijn van de mensen te veranderen en een cultuuromslag te bewerkstelligen? Respect en sociale cultuur zijn onvervangbaar en alleen wetgeving volstaat niet. Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, het heeft een speciale betekenis dat we deze twee verslagen op de Internationale dag van de vrouw behandelen. In deze twee verslagen wordt de aandacht gevestigd op de nog steeds bestaande ongelijkheid en discriminatie. In sommige landen is er zelfs sprake van sociale achteruitgang. Op de dag dat we een historische gebeurtenis herdenken in verband met de strijd van vrouwen voor de erkenning en uitoefening van hun rechten wijzen we op toenemende werkloosheid en arbeidsonzekerheid in combinatie met lage lonen en discriminatie in verband met beloning en zwangerschapsverlof waar werkneemsters door worden getroffen.
27
28
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Onder jongere generaties nemen deze verschijnselen bijzonder schokkerende en onaanvaardbare vormen aan. Het verlies van inkomen onder vrouwen neemt toe, evenals armoede onder vrouwen. Met name de situatie waarin gehandicapte vrouwen, vrouwelijke immigranten, vrouwen met lage pensioenen en werkneemsters met lage lonen zich bevinden, is bijzonder kritiek. Vrouwen op het platteland en in agrarische familiebedrijven hebben met toenemende moeilijkheden te kampen, evenals vrouwen die verantwoordelijk zijn voor micro-ondernemingen en kleine bedrijven. De effecten van de bezuinigingsmaatregelen in een aantal landen, zoals Portugal, Griekenland en Ierland, zijn merkbaar in het bestaan van vrouwen als werkneemster, burger en moeder. Dat geldt voor de moedwillige verlaging van lonen, de studentenstops aan universiteiten en het blokkeren van collectieve arbeidsovereenkomsten, om nog maar te zwijgen van de bezuinigingen op de gezondheidszorg, het onderwijs, de sociale zekerheid en verschillende sociale steunregelingen. Daarom is het essentieel om maatregelen tegen te gaan die onder het mom van de crisis het recht van vrouwen op gelijkheid en de noodzakelijke economische en sociale cohesie in het geding brengen. Mooie woorden en intentieverklaringen volstaan echter niet. Er moet nu gebroken worden met het neoliberale beleid van het stabiliteitspact en met de liberalisering en de privatisering en de vrije concurrentie die altijd ten dienste staan van de grote economische en financiële belangengroepen. Er moet nu prioriteit worden gegeven aan vrouwen en hun rechten, gelijkheid en economische en sociale cohesie, zodat we een betere samenleving krijgen waarin de mensenrechten daadwerkelijk worden gerespecteerd en de vooruitgang die mede dankzij vrouwen op beschavingsgebied is geboekt, wordt geconsolideerd. Teresa Jiménez-Becerril Barrio (PPE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, vandaag is een uitgelezen dag om te praten over de gelijkheid van mannen en vrouwen, want we vieren de Internationale dag van de vrouw en herdenken daarbij degenen die honderd jaar geleden hebben gestreden voor de arbeids- en economische rechten van de vrouw en voor het vrouwenkiesrecht. In die honderd jaar hebben we veel bereikt maar er moet nog veel gebeuren Echte gelijkheid is nog steeds een droom, en de discriminatie van vrouwen is een reëel feit. Ik denk dat een ieder van ons, mannen en vrouwen, veel meer kan doen om ervoor te zorgen dat de emancipatie van vrouwen realiteit wordt. Er zijn nog heel veel vrouwen in de wereld wier recht op leven bedreigd wordt, wier waardigheid met voeten wordt getreden en wier vrijheid ontkend wordt. Op deze Internationale dag van de vrouw wil ik blijk geven van mijn steun en hoop voor alle vrouwen die strijden voor hun democratische rechten in de revolutie in het noorden van Afrika. Het mag niet zo zijn dat de vrouw de helft van de man waard is, in de Arabische landen net zomin als elders in de wereld. We zijn evenveel waard en we hebben recht op hetzelfde. Ik zal blijven strijden om die gelijkheid te bereiken en zolang die nog niet bestaat, zal er een Internationale dag van de vrouw blijven bestaan. Ook al zijn er velen die dat niet willen zien, de werkelijkheid is dat er vrouwen zijn die de helft krijgen van wat mannen verdienen en dat huiselijk geweld vooral vrouwen en kinderen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
treft. Nogmaals, in dit Parlement moeten we al deze feiten aan de kaak blijven stellen, en ik beloof dat ik me hiervoor vanzelfsprekend blijf inzetten. Marc Tarabella (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen: alle lof voor het werk van mijn collega's Mariya Nedelcheva en Rovana Plumb. Op deze symbolische dag waarop we de honderdste verjaardag van de Internationale dag van de vrouw vieren, zou ik vrijwel hetzelfde betoog kunnen houden als vorig jaar aangezien de uitdagingen actueel blijven. Ja, vrouwen bieden beter weerstand aan de crisis vanuit het oogpunt van banenverlies. Wat de bestrijding van geweld tegen vrouwen betreft, verwachten wij van de Commissie dat zij haar intenties meedeelt, dat zij ons verzoek tot instelling van een Europees Jaar voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen inwilligt en een strategie voorstelt. Tot mijn vreugde heb ik vernomen dat dit niet alles lang meer op zich zal laten wachten. Gelijke beloning van mannen en vrouwen is helaas nog geen realiteit, ondanks de vele inspanningen van een aantal lidstaten en de Europese Commissie in het bijzonder. Niettegenstaande een aanzienlijke mobilisatie van dit Parlement hebben de lidstaten het vaderschapsverlof helaas verworpen en het recht op zwangerschapsonderbreking is in vier EU-lidstaten nog steeds niet erkend en in andere opnieuw ter discussie gesteld. Ik verwelkom de nieuwe Belgische wet inzake quota voor de vertegenwoordiging van vrouwen in ondernemingen en raden van bestuur alsmede de enorme proactiviteit van mevrouw Reding en onze Voorzitter, de heer Buzek, op dit gebied, zelfs tot in de pers aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Laten we desalniettemin erkennen dat we dankzij Europese en nationale wetteksten in honderd jaar de helft van de weg naar de gelijkheid tussen mannen en vrouwen hebben afgelegd. We moeten op koers blijven zodat het niet nog eens honderd jaar duurt voordat er sprake is van echte gelijkheid tussen de seksen. Emma McClarkin (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals veel leden hebben opgemerkt, wordt al een aantal jaren gestaag vooruitgang geboekt op het terrein van de vrouwenrechten. In de dertig jaar tussen de eerste verkiezingen voor het Europees Parlement en het jaar waarin ik zelf werd gekozen, 2009, is het aantal vrouwen in het Parlement meer dan verdubbeld. Tegenwoordig zien wij vrouwen in belangrijke posities in de politiek, het bedrijfsleven, de industrie en de media. Misschien nog belangrijker is dat de maatschappij zich bewust is geworden van de onmisbare rol die vrouwen vervullen en dat hun bijdrage nu wordt erkend. Dat dat gepaard is gegaan met toenemende gelijkheid is mooi meegenomen. Maar wij moeten erop bedacht zijn de oproep tot meer gelijkheid niet te overdrijven en die oproep vooral te doen op de terreinen waar het nog steeds fout gaat en daar onze aandacht op richten. In het Verenigd Koninkrijk is nog steeds minder dan 20 procent van de volksvertegenwoordigers vrouw, heeft bijna de helft van de ondernemingen in de FTSE 250 geen vrouwen in de raad van bestuur en is slechts één op alle vijf afgestudeerde ingenieurs, natuurwetenschappers en IT'ers een vrouw. Gezien de verschillen in de aard van onze samenlevingen is dit duidelijk iets wat op het niveau van de lidstaten moet worden aangepakt – zonder op EU-niveau vastgestelde arbitraire quota en streefcijfers. De ondervertegenwoordiging van vrouwen is één ding, een ander is dat overal in de EU, wat zeg ik, de wereld, duizenden vrouwen het slachtoffer zijn van geweld, uitbuiting en
29
30
NL
Handelingen van het Europees Parlement
sociale uitsluiting. Zij zijn degenen zonder stem. Het zijn die vrouwen – die lijden onder discriminatie, doelbewust worden ontmoedigd om te presteren of het slachtoffer zijn van repressie – die onze absolute aandacht verdienen. Astrid Lulling (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik het kleine aantal mannen verwelkomen dat de weg naar het kleine aantal vrouwen in deze vergadering heeft gevonden. Ik ben uiteraard voorstander van gelijke behandeling en kansengelijkheid voor vrouwen en mannen. Ik voer hiervoor al meer dan vijftig jaar succesvol campagne op nationaal en Europees niveau. Helaas bevat het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de EU in 2010 wederom overdreven eisen die uiteindelijk contraproductief zullen zijn voor vrouwen. Ik heb de tijd niet om ze hier allemaal toe te lichten. Het is niet de schuld van de rapporteur dat het grote aantal amendementen er een behoorlijk onverteerbaar verslag van heeft gemaakt. In verband met de omstreden vraag of de EU een vrouwenquotum moet opleggen aan beursgenoteerde ondernemingen, wil ik ervoor waarschuwen om Noorwegen te noemen als het goede voorbeeld van quota. Waarom, zult u vragen. Sinds de introductie van het vrouwenquotum is het aantal beursgenoteerde ondernemingen tussen 2003 en 2009 gedaald van 554 naar 362. Eén op de drie ondernemingen noemde de introductie van het vrouwenquotum als reden voor terugtrekking van de beurs. In Noorwegen bezetten 70 vrouwen, die ‘gouden rokken’ worden genoemd, ongeveer 300 zetels in raden van bestuur. Dit is pervers, maar zeer interessant. Om voor mezelf te spreken, ik zou wel geïnteresseerd kunnen zijn in een carrière als ‘gouden rok’, want ik ben nog nooit lid geweest van een raad van bestuur. De Commissie moet zorgvuldig nadenken en de consequenties afwegen voordat ze overhaast reageert op het probleem. Ik betreur het ook dat dit verslag in één adem adviseert om vrouwen gemakkelijk toegang te geven tot anticonceptie en abortus. Abortus wordt met andere woorden gelijkgesteld aan anticonceptie als een eenvoudig middel voor geboorteregeling. Dit is een belediging voor vrouwen. Ik kan hier niet mee instemmen, nog afgezien van het feit dat de EU geen macht heeft op dit terrein – subsidiarité oblige! Ik betreur het dat sommige vrouwelijke leden deze twee kwesties telkens weer met elkaar verwisselen. Dat is niet nodig. (Spreekster verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden) Licia Ronzulli (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil mevrouw Lulling graag een eenvoudige vraag stellen: denkt zij niet dat de stap richting gelijkheid van mannen en vrouwen anno 2011 nog steeds wordt gedwarsboomd, juist door standpunten zoals die van haar, die toch de standpunten van een vrouw zijn, en die zij vandaag nog steeds zo graag met ons wil delen? Astrid Lulling (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik weet het niet, ik heb niets gezegd vóór 2011, waarom is de situatie verslechterd? Zij zal niet verslechteren als wij realistisch blijven, wel als we utopisch en onrealistisch zijn. (Applaus) (Spreekster verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Marc Tarabella (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Lulling, al zou ik erg trots kunnen zijn op het feit dat u de paar bij dit debat aanwezige mannen hebt bedankt, toch zou ik, als een van de weinige mannelijke leden van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, gekwetst kunnen zijn als u mij op dezelfde hoop gooit als de heer Bloom. Ik zou willen weten of u onderscheid maakt tussen de heer Bloom en mij, of dat u ons helaas beiden associeert met hetzelfde kamp hoewel wij natuurlijk volstrekt tegenovergestelde standpunten innemen. Astrid Lulling (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Tarabella, ik heb het niet gehad over de heer Bloom! Wel hebt u de heer Bloom een grote dienst bewezen omdat u hem vragen hebt gesteld zodat hij in dit Huis een reputatie heeft kunnen opbouwen. Ik bedank u overigens ook dat u mij vragen hebt gesteld, want zo heb ik de spreektijd die ik graag wil. Mijnheer Tarabella, ik wil u echter zeggen dat u een eminent lid bent van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Ik kan er altijd op rekenen dat u de stem van de rede laat horen en ik betreur het dat voor bepaalde passages in deze verslagen niet naar u en mij is geluisterd. Zita Gurmai (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, bij het jubileum van de Internationale dag van de vrouw, op de dag dat wij het verslag-Plumb over het gezicht van de armoede onder vrouwen en het verslag-Nedelcheva over de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen behandelen, en de instellingen hun aandacht richten op quota voor vrouwen in de raden van bestuur, wijdt de vrouwengroep van de socialistische partij haar campagne van dit jaar aan pensioenstelsels en armoede onder vrouwen. Alle Europese samenlevingen hebben te maken met een vergrijzende bevolking en in heel Europa worden de pensioenstelsels hervormd. Daarom moet de EU duidelijk laten blijken dat de levens van gewone vrouwen in het middelpunt van onze aandacht staan. Wat de pensioenkwestie betreft, die van fundamenteel belang is, zou de Europese Commissie een voortrekkersrol moeten vervullen bij het dichten van de kloof tussen vrouwen en mannen. Vrouwen mogen niet worden achtergesteld voor iets waaraan zij niets kunnen doen: het beloningsverschil, dat mijn collega al heeft genoemd, de zorg voor familieleden en het verrichten van onfatsoenlijk werk. Om te beginnen moeten wij vrouwen bewuster maken. Wij moeten benadrukken dat tijdens de lopende discussies over pensioenen de 'vrouwelijke factor' maar zeer zelden ter sprake is gekomen. Wij willen dat beleidsmakers zich bewust zijn van de effecten daarvan en waarborgen dat er nauwkeurige cijfers over vrouwen en pensioenen beschikbaar komen. De Commissie moet onderzoek doen naar het gendereffect van pensioenhervormingen in Europa en ik weet zeker dat Viviane Reding ervoor zal zorgen dat dat gebeurt. Wij moeten kijken naar de beste praktijken op nationaal niveau en de mogelijkheid van een Europese aanpak bestuderen. Het is echt tijd om na te denken over wat wij de laatste honderd jaar hebben bereikt. Wij moeten onze kinderen een heldere toekomst geven. Het is ook belangrijk om nog eens de acties van Clara Zetkin in herinnering te roepen, waarmee het honderd jaar geleden allemaal begon. Want de opheffing van het verschil in beloning was haar idee. Wat verder ook echt belangrijk is, is dat wij veranderingen doorvoeren in de stijl van Ginger Rogers en Fred Astaire – herinnert u zich nog dat Ginger Rogers alles "achteruit en op hoge hakken" moest doen?
31
32
NL
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: DAGMAR ROTH-BEHRENDT Ondervoorzitter Lena Kolarska-Bobińska (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in de verslagen over de ongelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie staan veel suggesties voor maatregelen en stappen om die ongelijkheid te verminderen. Ik bedank commissaris Reding voor de maatregelen die zij op Europees niveau neemt om de ongelijkheid van vrouwen en mannen te verminderen. De meerderheid van deze maatregelen moet echter op nationaal niveau genomen worden, op het niveau van de lidstaten. Daar stuiten zij op heftige tegenstand van politici, instellingen en de publieke opinie. Vrouwenorganisaties vragen de Commissie daarom regelmatig om steun. Activiteiten vanuit de basis zijn echter cruciaal, zoals blijkt uit het geval van Polen. Daar is het een vrouwenbeweging onder de naam Vrouwencongres gelukt om het verzet te breken. We hebben meer dan 100 000 handtekeningen verzameld onder een maatschappelijk en juridisch initiatief en de publieke opinie gemobiliseerd met een brede maatschappelijke discussie. Hierdoor heeft het Poolse parlement een pariteit van 35 procent vrouwen aangenomen voor de kieslijsten van alle verkiezingen, inclusief de Europese verkiezingen. Ik ben er erg trots op dat Polen zich heeft aangesloten bij de landen die deze pariteit al hebben. Het is de eerste van de nieuwe lidstaten die deze belangrijke wijziging doorvoert. We gaan nu zorgvuldig in de gaten houden op welke manier dit de deelname van vrouwen in de politiek beïnvloedt. Ik wil duidelijk stellen dat we meteen nieuwe doelen moeten formuleren, namelijk gelijke beloning voor verschillende groepen vrouwen en pariteit bij andere besluitvormende organen. Dank u wel. Silvia Costa (S&D). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, ik dank de rapporteurs en ook ik wil deze 8 maart opdragen aan de vrouwen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, zoals de vele vrouwen die op dit moment demonstreren in Caïro en Iran en strijden voor democratie en vrijheid in hun land. Ik hoop dat er wat dat betreft krachtige maatregelen worden genomen, waaronder extern optreden van de Commissie, om banden met deze vrouwen tot stand te brengen. Ook in Europa is er sprake van een opleving van de participatie van vrouwen, te beginnen bij de eis om de waardigheid van vrouwen in de media en in het gedrag van mannen met institutionele functies te respecteren. Deze eis werd tijdens demonstraties op 13 februari geuit door 1 miljoen Italiaanse vrouwen en vele betrokken mannen. Wat betreft de verslagen die we nu bespreken, merk ik op dat er een sterk verband bestaat tussen de groeiende onzekerheid op het werk en in de levens van jonge vrouwen, ondanks dat ze hoger opgeleid en bekwamer zijn, en de ontoereikende bescherming van atypische vrouwelijke werknemers (en dat zijn de meeste jonge vrouwen) tijdens hun zwangerschap en moederschap, de tekortkomingen in het huidige beleid ter bevordering van evenwicht tussen werk en privéleven, en de lagere arbeidsparticipatie van vrouwen, het feit dat armoede vaker voorkomt onder vrouwen en kinderen, de lagere pensioenen die vrouwen ontvangen en vervolgens hun uitsluiting van beslissingsbevoegdheden. Ik sta achter het initiatief van mevrouw Reding inzake de raden van bestuur, maar ik ben het veel minder eens met het initiatief inzake verzekeringen, dat het risico met zich meebrengt vrouwen juist te treffen. Zonder dit komt er geen Europa 2020. Elisabeth Morin-Chartier (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in de eerste plaats zou ik u willen zeggen dat voor mij de strijd voor de gelijkheid
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van mannen en vrouwen er niet één is van links of rechts of van mannen of vrouwen, maar van de samenleving. Welke samenleving zou vandaag de dag kunnen investeren in de opleiding van meisjes, zoals wij dat doen, om zich vervolgens te beroven van 50 procent van het intellect in het beroepsleven? Dit moet niet de samenleving zijn waarin wij leven. Ik vraag u, Commissie, Raad en Parlement, om een algemene mobilisatie opdat wij een samenleving achterlaten waarin grotere gelijkheid en rechtvaardigheid heersen en die de opleiding van meisjes en hun intellect beter weet te benutten. Commissaris, mijn tweede punt heeft betrekking op het evenwicht tussen mannen en vrouwen in leidinggevende functies. Zoals u weet ben ik Française en ben ik altijd een tegenstander van quota geweest. Na tien jaar realiseer ik me echter dat we er niet zullen komen zonder quota. Zonder quota krijgen we nooit evenveel vrouwen als mannen (Applaus) in leidinggevende functies. Vorige week heb ik ook de Voorzitter van het Parlement woorden van deze strekking horen uitspreken. Ik denk dat we nu echt deze weg moeten inslaan. U weet dat ik een tegenstander was van quota omdat ik het enigszins beledigend vind om vrouwen te moeten beschermen die er dankzij hun competenties moeten kunnen komen. Op dit moment zit er echter niets anders op. Tot slot mijn derde punt: wij moeten ook strijden voor de gelijke beloning van mannen en vrouwen. Dank u voor uw bijdragen. (Applaus) Antigoni Papadopoulou (S&D). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, wij brengen vandaag hulde aan de eeuwenlange strijd van vrouwen en vrouwenorganisaties. Wij maken een balans op van de nog steeds bestaande democratische tekorten, die nu door de economische crisis nog groter zijn geworden: armoede, vrouwenhandel, geweld, werkloosheid, seksuele uitbuiting, beloningsverschillen, vernedering door de media, voortbestaan van een stereotiepe rolverdeling en ondervertegenwoordiging in besluitvormende instanties. Al deze verschijnselen treffen vooral vrouwen en in het bijzonder alleenstaande moeders, oudere vrouwen, immigrantenvrouwen en gehandicapte vrouwen. Er is behoefte aan gecoördineerd optreden op Europees en nationaal niveau: een doeltreffender werkgelegenheidsbeleid en betere sociale voorzieningen om armoede te bestrijden, meer maatregelen voor het combineren van gezins- en beroepsleven om werkende vrouwen tegemoet te komen, en proactieve maatregelen en quota om een evenwichtige vertegenwoordiging in de centra van de macht te garanderen. We hebben goed onderwijs en bewustmaking nodig om geweld en stereotypen te bestrijden. Wij hebben nog een lange weg vóór ons, maar we moeten deze volgen. Vrouwen verdienen namelijk betere kansen, zonder vooroordelen. Joanna Senyszyn (S&D). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, vrouwen worden op alle levensterreinen gediscrimineerd, ze worden geslagen en verkracht. De helft van de Europese vrouwen heeft te maken gehad met geweld, voor meer dan een miljoen van hen is het een dagelijkse realiteit. Er wordt gewerkt aan een richtlijn tegen geweld, maar tegelijkertijd zijn er nog steeds landen in de Europese Unie, Polen hoort hier helaas ook bij, die gelegaliseerd
33
34
NL
Handelingen van het Europees Parlement
geweld tegen vrouwen op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg toelaten. Het ontbreken van goede seksuele voorlichting en de slechte beschikbaarheid van anticonceptie zorgen ervoor dat zwangere vrouwen, ook minderjarigen, wettelijk gedwongen worden om hun kind geboren te laten worden. Een zwangere vrouw wordt behandeld als een broedmachine, beroofd van haar recht op zelfbeschikking en haar recht op gezondheid en privacy, rechten die iedere man gewoon toekomen. Een verbod op abortus vermindert het aantal uitgevoerde ingrepen niet. Antiabortuswetgeving moet worden veroordeeld omdat zij een vorm van staatsgeweld tegen vrouwen en institutionele discriminatie van vrouwen inhoudt. Als mannen zwanger zouden kunnen worden, zou abortus heilig zijn. Iratxe García Pérez (S&D). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik zou vandaag uiting willen geven aan mijn erkentelijkheid en dank voor al die vrouwen, van wie velen bekend en beschreven zijn maar vele anderen anoniem zijn gebleven, die in de loop van de afgelopen honderd jaar hebben gewerkt en gestreden voor de mate van gelijkheid die we nu kennen. Er moet echter nog veel gebeuren, en in deze verslagen zijn kwesties opgenomen zoals het combineren van gezins- en beroepsleven, de moeizame toegang tot de arbeidsmarkt en de bestrijding van geweld tegen vrouwen, een van de ergste sociale misstanden die er in Europa en op de wereld bestaan. Gelijkheid van mannen en vrouwen is nog steeds geen werkelijkheid; daarom is het tijd dat we een nieuwe fase ingaan waarin beloften worden omgezet in daden. Vanuit de Europese instellingen en vanuit de hele Europese samenleving moeten we ons erop richten om werkelijke gelijkheid van mannen en vrouwen binnen bereik te brengen. Die gelijkheid zou de kans kunnen bieden om een rechtvaardiger en meer gelijkwaardige samenleving te creëren, en om dat te bereiken zijn mannen onmisbaar. Er moet nog veel gebeuren en we zullen dat samen moeten volbrengen. Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, deze dag biedt de gelegenheid om stil te staan bij het recht op gelijke behandeling van alle mensen, ongeacht hun geslacht. Ondanks de vele maatregelen die zijn genomen op het gebied van gelijke behandeling, bestaat er nog steeds verschil in beloning tussen vrouwen en mannen. Vrouwen bevinden zich nog steeds in een slechtere situatie. Werkgevers beoordelen hun geschiktheid voor een baan vaak niet op basis van hun kwalificaties, maar op basis van de informatie of zij kinderen willen krijgen of niet, en als ze al kinderen hebben, wie er voor die kinderen zorgt als deze ziek zijn. Niemand stelt mannen en vaders dergelijke vragen tijdens een sollicitatieprocedure. Ik benadruk daarom de noodzaak van veranderingen in het systeem en van maatregelen die de maatschappelijke perceptie van dit probleem veranderen. Maatregelen die vrouwen bevrijden van de innerlijke overtuiging dat alleen zij verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van de kinderen, zodat de verschillen kunnen worden genivelleerd. Het charisma en het doorzettingsvermogen van commissaris Reding kennende, ben ik ervan overtuigd dat dit gaat lukken. Dank u wel. Mitro Repo (S&D). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, op deze Internationale dag van de vrouw is het de moeite waard om te bekijken hoe gelijke behandeling in Europa in feite wordt gerealiseerd. We delen een nieuwe zorg, namelijk de feminisering van de armoede. Hoewel vrouwen meer werk verzetten dan mannen, krijgen mannen hogere lonen en nog hogere pensioenen. Het is verkeerd dat mannen rijker worden en vrouwen armer. Dat geldt
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vooral voor oudere vrouwen en daarom moeten zij op alle mogelijke manieren worden geholpen. Ouder worden mag, vooral wat vrouwen betreft, geen last zijn. Het moet niet als een nadeel worden gezien, maar juist als iets wat de samenleving en Europa verrijkt. De toekomst van de wereld en Europa blijft afhankelijk van vrouwen, vooral van moeders. Natuurlijk is het goed dat de zonen en mannen van moeders, zoals de heer Bloom en ik, iets beters te doen hebben dan oorlog voeren. Mijn felicitaties. (Applaus) Ivo Vajgl (ALDE). – (SL) Mevrouw de Voorzitter, het Weens Filharmonisch Orkest, waarschijnlijk het beste orkest voor klassieke muziek ter wereld, staat pas sinds een paar jaar dat vrouwen lid worden en uitvoeringen met het orkest geven. Stelt u zich voor hoe ons orkest hier, dit Parlement, eruit zou zien en zou klinken als onze debatten niet zouden worden verlevendigd door het karakter en de geïnformeerde bijdragen van onze vrouwelijke leden. Het spreekt voor zich dat een dag als vandaag, waarop we de ongelijkheid van vrouwen in herinnering brengen, meer dan nodig is. Op dagen waarop salarissen worden uitbetaald, op dagen waarop functies verdeeld worden op de werkvloer en op alle dagen waarop er gezorgd moet worden voor kinderen en familie, zijn vrouwen niet gelijk. Onze verantwoordelijkheid in het Europees Parlement en de verantwoordelijkheid van onze collega’s in nationale parlementen is om passende wetgeving aan te nemen teneinde die gelijkheid tot stand te brengen. Ik ben echter van mening dat we die gelijkheid ook kunnen bevorderen door elke dag zorg en aandacht te besteden aan vrouwen. Anna Záborská (PPE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, het is belangrijk dat we het vandaag hebben over armoede bij vrouwen. Tegelijkertijd is het jammer dat we bij het zoeken naar een oplossing nog steeds in de greep zijn van eenzijdig denken. De oplossing voor armoede bij vrouwen bestaat niet alleen uit geforceerd ingrijpen in de gezinssfeer. Uit recent onderzoek van de OESO blijkt dat dergelijke interventie maar beperkt succes heeft. Vrouwen besteden meer tijd aan huishoudelijk werk en zorg voor de kinderen dan mannen. Dat is zelfs het geval wanneer de man ouderschapsverlof neemt. Vrouwen doen dit niet omdat ze dat moeten, maar omdat ze dat willen. Ze geven ook de voorkeur aan deeltijdwerk. Volgens berekeningen van de OESO wordt 30 tot 50 procent van alle economische activiteit van vrouwen niet verrekend in de welvaartscijfers, zoals het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking. Bij de oplossing van de armoede bij vrouwen hoort daarom ook erkenning van het werk dat zij verrichten in het kader van de solidariteit tussen de generaties. Door dit werk te erkennen zetten we een fundamentele stap naar de oplossing van het armoedeprobleem. Sylvana Rapti (S&D). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het anders zeggen: voor mij is deze dag geen dag om feest te vieren, maar een dag om de vrouwen te herdenken die het slachtoffer zijn geworden van de opstand in Amerika, niet 100 jaar maar 157 jaar geleden. Wij mogen deze vrouwen niet vergeten. Als wij vooruitgang willen boeken, moet aan drie fundamentele vereisten worden voldaan: - ten eerste ondersteunende structuren voor werkende vrouwen, zoals kleuterscholen en crèches;
35
36
NL
Handelingen van het Europees Parlement
- ten tweede, commissaris Andor, financiële ondersteuning voor vrouwen; en - ten derde een andere mentaliteit op scholen en wat dat betreft stel ik, mevrouw Reding, voor om niet alleen quota in te stellen voor raden van bestuur, want dat zou hetzelfde zijn als een huis repareren en met de dakpannen beginnen, maar ook voor onderwijzers op kleuter- en basisscholen om de gelijkheid van seksen voor te leven. Tot slot vraag ik u, Voorzitter, om als vrouwelijke voorzitter even het Reglement naast u neer te leggen en het woord te geven aan de tien vrouwen die eveneens hebben gevraagd om te mogen spreken tijdens deze plechtigheid ter gelegenheid van de Internationale dag van de vrouw. Ulrike Lunacek (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren hier in de zaal en op de tribunes, de campagne voor vrouwenrechten op de werkplek, in het gezin, in de democratie, voor economische onafhankelijkheid van vrouwen en tegen geweld door mannen, tegen armoede onder vrouwen en discriminatie van alleenstaande moeders, lesbiennes en vrouwelijke migranten is er een die al veel te lang duurt. Vandaag vieren we de honderdste Internationale dag van de vrouw. Gelukkig zullen we in de toekomst ook kunnen vieren wat er is bereikt, zonder te vergeten wat er nog aan werk moet worden verzet. Mevrouw Morin-Chartier heeft al gezegd dat zij tien jaar geleden weinig vertrouwen had in quota, maar dat ze van gedachten is veranderd: quota zijn essentieel. Hartelijk dank daarvoor. Vrouwen hebben inderdaad quota nodig als ze iets willen bereiken. We hebben mannenquota in alle raden van commissarissen, bij alle overheidsinstanties, in de politiek en in het bedrijfsleven. Mannennetwerken functioneren zonder enig probleem. Mannen zitten niet per se op invloedrijke posities vanwege hun prestaties – sommigen wel, maar het geldt zeker niet voor iedereen – maar gewoon omdat ze tot deze mannennetwerken behoren. Daarom hebben we quota en gelijke beloning nodig. Nikolaos Salavrakos (EFD). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, dit is voor mij een bijzonder belangrijke dag. Wij vieren namelijk de Internationale dag van de vrouw. Wij vieren de dag van de vrouw die wij liefhebben, de vrouw die wij respecteren, de vrouw die onze moeder, echtgenote, zuster of dochter is, de dag van de werkende vrouw maar ook de dag van de huisvrouw. Ik wil alle vrouwen mijn dank betuigen en duidelijk maken dat ik persoonlijk steun geef aan de strijd van vrouwen voor gelijkheid in de samenleving, voor gelijke beloning bij gelijk werk, en aan quota voor leidinggevende functies, en dat ik elke vorm van geweld tegen en uitbuiting van vrouwen van de hand wijs. Ik zal het hierbij laten want alles is al gezegd. Hartelijk dank aan alle vrouwen, aan alle vrouwen die op deze vergadering aanwezig dan wel afwezig zijn. Licia Ronzulli (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, vandaag wil ik bijzondere aandacht schenken aan alle vrouwen die dagelijks strijden voor hun rechten in de hedendaagse maatschappij, aan alle vrouwen die ervoor kiezen kinderen te krijgen ook al weten ze dat hun werkzame leven moeilijk met hun nieuwe rol als moeder te combineren is, aan alle vrouwen die zich bewust zijn van hun talenten en capaciteiten en die ondanks de talrijke hindernissen hun eigen weg blijven volgen. Hierom ben ik voor de verplichte, in eerste instantie tijdelijke introductie van quota voor vrouwen om een einde te maken aan een cultuur waarbij mannen worden voorgetrokken. Ik ben ervan overtuigd dat vele jonge vrouwen hiermee de kansen krijgen waar ze sinds
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
lang op wachten, kansen die zij, gezien hun vakbekwaamheid en opleiding, zeker niet zullen laten schieten. Mijn dochtertje Vittoria is een paar maanden oud, en mijn droom is dat zij niet zoals wij hoeft te vechten om het glazen plafond te doorbreken en dat het talent van vrouwen niet voor lief wordt genomen maar als een echte toegevoegde waarde wordt gezien. Andrew Henry William Brons (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het waren de trotskisten die de marxistische klassenstrijd omvormden tot een strijd van allerlei groepen die allemaal hun eigen grieven hadden. De maatschappij werd opgesplitst in groepen die soms pas wisten van hun grief nadat ze er door hulpvaardige jonge militanten op attent waren gemaakt. Nadat allen op basis van kenmerken als etniciteit, religie, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd of handicap in een groep waren ingedeeld, werd verwacht dat zij deelnamen aan collectieve actie tegen hun 'onderdrukkers'. De trotskisten werden ouder, maar niet noodzakelijkerwijs volwassener. In sommige gevallen kregen zij een machtige en invloedrijke positie, waardoor hun ideeën zich sneller en verder verspreidden dan zij zelf deden. Het woord ‘discriminatie’ ging staan voor het ultieme kwaad. In veel gevallen is er geen herkenbare dader en is het gewoon de rest van de maatschappij die discrimineert. Wij zijn dus allemaal schuldig. Mensen moeten zich, wat hun nadeel ook is, realiseren wanneer zij gemanipuleerd worden en zich daarvan vrijmaken. Karin Kadenbach (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, de honderdste Internationale dag van de vrouw zou ook een gelegenheid moeten zijn voor reflectie en het opmaken van de balans. Vandaag wil ik de pioniers bedanken die het pad voor ons hebben geëffend, die het mogelijk hebben gemaakt dat nu zoveel vrouwen een rol spelen in de politiek en in het bedrijfsleven. Deze dag moet echter ook een waarschuwing voor ons zijn dat we alles wat tot nu toe is bereikt, niet op het spel moeten zetten. Veel aspecten van de programma's van de verschillende lidstaten die nu worden geïmplementeerd onder het mom van bezuinigingen, zijn specifiek gericht tegen vrouwen, onderwijskansen voor vrouwen, kansen voor vrouwen op een eerlijk en redelijk inkomen, kansen voor vrouwen om een rol te spelen in de politieke ontwikkeling. Ik roep vooral de mannen op – en ik zie dat er hier nu ook een paar zijn – om er samen met ons als deelgenoten voor te zorgen dat onze ambitieuze doelstellingen kunnen worden bereikt, zodat de Internationale dag van de vrouw in de toekomst ook echt een feestdag kan zijn. Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik dank u, dames en heren, want ik heb de boodschap heel goed begrepen. Ik kan deze in één zin samenvatten: ook een overgrote meerderheid van u accepteert niet langer dat 90 procent van de leidinggevende functies in onze ondernemingen wordt ingenomen door mannen en u bent van mening dat dit moet veranderen. (Applaus) Laten we hier samen verandering in brengen. (EN) Na het horen van uw rapporteur en alle bijdragen geloof ik dat wij het erover eens zijn dat vrouwen het redelijk goed doen in de politiek. Er moet nog veel gebeuren, maar wij zijn op de goede weg.
37
38
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Helaas doen vrouwen het niet redelijk goed in het bedrijfsleven. Vrouwen nemen niet deel aan de besluitvorming en u wilt dat dat verandert. Die boodschap is duidelijk overgekomen. De meeste vrouwen hebben een baan met een laag loon, terwijl toch 60 procent van de academici vrouw is. Op weg naar waar wij ze nodig hebben in deze tijden van economische crisis, zijn ze verdwaald. Wij hebben geen keus: zonder deze goed opgeleide vrouwen bereiken wij nooit de gewenste inzetbaarheid van 75 procent. Wij moeten werkelijk onze aanpak van het werkgelegenheidsvraagstuk veranderen door vrouwen een eerlijke kans te geven en het talent binnen te halen dat wij hebben geschoold en opgeleid en dat voor de arbeidsmarkt beschikbaar is. Ik heb ook kennisgenomen van de bijdragen over de slachtoffers. Het is waar dat ook mannen slachtoffer kunnen zijn. Maar het zijn toch vooral vrouwen, onder wie jonge meisjes. In het maatregelenpakket betreffende slachtoffers dat ik in mei voorleg, wordt hiermee rekening gehouden. Kort na dit debat gaan wij de honderdste Internationale dag van de vrouw vieren. Laten wij niet vergeten dat wij ook vieren dat Marie Curie honderd jaar geleden de Nobelprijs won. Ik wil alle vrouwen in deze zaal zeggen dat wij trots moeten zijn op ons vrouw-zijn. (Applaus) László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben van mening dat honderd jaar strijd en honderd jaar vooruitgang moeten worden gerespecteerd, maar we moeten ook erkennen dat in het hedendaagse Europa volledige gelijkheid van mannen en vrouwen nog altijd ver weg is. Veel van deze ongelijkheden worden gereproduceerd door de onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt en het vooroordeel tegen vrouwen in veel segmenten en instellingen binnen de arbeidsmarkt. Daarom ben ik van mening dat, willen we vooruitgang boeken, de Europese beleidsmiddelen en de Europese financiële instrumenten moeten worden gebruikt om de situatie op dit gebied te verbeteren en om de kansen op werk en de werkomstandigheden van vrouwen te verbeteren. Er zijn veel concrete maatregelen mogelijk. Bij de Europese fondsen zou bijvoorbeeld, overal waar dat mogelijk en redelijk is, de voorwaarde van gelijke kansen heel belangrijk zijn; daar willen we dan ook naar streven. Het rechtstreeks scheppen van werkgelegenheid is echter ook belangrijk. Een van de belangrijkste gebieden waarop de komende tien jaar banen moeten worden gecreëerd is dat van de zogenoemde ‘witte banen’ – banen in de gezondheidszorg en de langdurige verzorging. Hier moeten we ons concentreren op het scheppen van kansen, want veel van dit werk wordt sowieso gedaan door vrouwen, maar zonder een passende beloning en zonder de mogelijkheid om rechten op te bouwen, waaronder pensioenrechten. Met betrekking tot de kwestie van de pensioenen zullen we in het witboek inzake pensioenen, dat in het derde kwartaal van dit jaar wordt gepubliceerd, meer aandacht besteden aan het genderaspect. Een groep commissarissen werkt aan dit witboek en met de deelname en bijdragen van vicevoorzitter Reding zullen we in staat zijn het genderaspect van pensioenen krachtiger aan te pakken dan in het eerdere groenboek. Ik ben het eens met mevrouw Zimmer. Dit is ook een kwestie van het reguleren van de werktijd. Dat is absoluut fundamenteel. We hebben een EU-werktijdenverordening nodig die het mogelijk maakt werkbehoeften en gezinsverantwoordelijkheden beter op elkaar
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
af te stemmen. Een beter evenwicht tussen werk en privéleven is absoluut essentieel. Dit maakt deel uit van onze agenda voor waardig werk. Ik ben het eens met degenen die hebben benadrukt dat dit een kwestie is die niet alleen binnen de EU geldt: dit is een internationale verantwoordelijkheid die we moeten nastreven. Ik wil nog één verband te benadrukken: dat tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs. We moeten onze uiterste best doen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, bewustzijn te creëren, mensen voor te lichten over hun rechten, waaronder in het bijzonder de rechten van vrouwen en – dit is heel belangrijk – de rechten van Europese minderheden, of dat nu immigranten zijn of andere etnische minderheden. Tot slot de kwestie van quota voor raden van bestuur. Afgelopen week was ik in de gelegenheid om deze zaak te bespreken met de nieuwe voorzitter van de Britse werkgeversorganisatie CBI – ik weet zeker dat de heer Bloom daarin geïnteresseerd zal zijn. Deze kwestie heeft veel aspecten. We hebben niet alleen gesproken over het aanpakken van stereotypen en de organisatorische en culturele aspecten, maar ook over de noodzaak om het gezinsleven anders te organiseren in verband met de tijd die banen op topniveau eisen. Daarom moeten we op veel fronten optreden. We mogen deze discussie niet beperken tot het werkende leven en het openbare leven. Ik ben ervan overtuigd dat we, als we de discussie voortzetten en als de Commissie zich blijft inspannen, in de toekomst met de benodigde verantwoordelijkheid vooruitgang kunnen boeken. Mariya Nedelcheva, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Reding, commissaris, ik bedank alle collega's voor hun bijdragen en toespraken. Het debat van vandaag toont eens te meer aan hoezeer het onderwerp van de gelijkheid van vrouwen en mannen ons ter harte gaat. Wij delen allemaal gemeenschappelijke waarden en beginselen: die van de eerbiediging van de menselijke waardigheid en van de strijd tegen ongelijkheid en discriminatie. Ik heb groot respect voor de persoonlijke en vaak zelfs nationale connotatie die eenieder van ons inbrengt in deze waarden en beginselen. Dit verrijkt de Europese visie in deze kwesties. Deze verschillende connotaties mogen ons echter niet onze gemeenschappelijke doelstellingen uit het oog doen verliezen. Wij moeten blijven werken aan de verbetering van de omstandigheden voor vrouwen met betrekking tot beroeps-, privé- en gezinsleven. We moeten blijven streven naar een betere toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt, en met name leidinggevende functies, en naar een grotere verantwoordelijkheid van nationale autoriteiten, instellingen, politieke organen en ondernemingen. Het is ons aller verantwoordelijkheid om aan te tonen dat deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt. Ja, het is vandaag al meermaals gezegd: de strijd tegen de ongelijkheid van vrouwen en mannen is een dagelijkse strijd. Een sterke politieke wil moet gepaard gaan met concrete acties. Ik verwelkom alle door de Commissie aangekondigde acties en bedank bij voorbaat alle collega's voor de steun die wij hieraan zullen verlenen. Een ander punt: tijdens de debatten is mij de lengte van de tekst verweten die, zo lijkt het, van jaar tot jaar toeneemt. Dit komt doordat de voorgaande aanbevelingen niet volledig zijn opgevolgd. We moeten ervoor zorgen dat iedereen deze opvolgt. Ik denk dat het ook komt door het ingewikkelde karakter van de materie en de dynamische ontwikkelingen ervan. Ik benadruk dat wij deze moeten bijhouden en niet gevangen moeten blijven in achterhaalde ideeën, waarna we richting kunnen geven aan deze ontwikkelingen.
39
40
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben, tot slot, van mening dat de gelijkheid van vrouwen en mannen een zaak van ons allen blijft. Ik geloof vooral in de vrije wil van eenieder van ons om zich hiervan bewust te worden en te werken aan de totstandbrenging ervan. 2011 is het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk – laten we ervoor zorgen dat een echte stap vooruit op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen ons grootste gemeenschappelijke initiatief van dit jaar wordt. Rovana Plumb, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissarissen Reding en Andor bedanken voor hun sterke inzet voor deze belangrijke kwesties. Ik wil ook mijn collega’s bedanken voor hun krachtige boodschappen in het belangrijke debat van vandaag. Allereerst wil ik zeggen dat gelijkheid van vrouwen en mannen niet alleen een kwestie van sociale rechtvaardigheid is, maar ook een kwestie van vooruitgang, en dat we samen een eerlijke samenleving moeten opbouwen voor ons allemaal. Vervolgens wil ik zeggen dat ik een groot voorstander ben van quota. Ja, we hebben vrouwen nodig op topposities, maar laten we ook de armoede niet vergeten. We moeten de armoede aanpakken, voorkomen en verminderen en we hebben concrete maatregelen nodig. Het voorkomen en verminderen van armoede is een belangrijk onderdeel van sociale solidariteit en ik geloof sterk in vrouwensolidariteit. We hebben steun nodig voor alle burgers; we hebben steun nodig van de hele maatschappij en ik wil de ngo’s, de sociale partners en alle vrouwen en mannen in de maatschappij die jaar in, jaar uit en dag in, dag uit strijden voor gelijkheid van vrouwen en mannen, daarvoor bedanken. We moeten ervoor zorgen dat deze gelijkheid werkelijkheid wordt. We kunnen vandaag de ontwikkelingen versnellen; laten we samen resultaten boeken. En ik wens nogmaals alle vrouwen veel geluk. De Voorzitter. – De gecombineerde behandeling is gesloten. De stemming over de beide verslagen vindt vanmiddag, 8 maart, om 12.00 uur plaats. Aansluitend vindt een viering plaats ter gelegenheid van de honderdste Internationale dag van de vrouw. Alle vrouwen in het Parlement, de Commissie en de Raad wordt vriendelijk verzocht na de ceremonie deel te nemen aan de gemeenschappelijke foto-opname. Ik hoop dat deze aankondiging alle collega’s in hun kantoren bereikt en dat zij ook direct naar de vergadering komen. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Na de herdenking van honderd jaar Internationale dag van de vrouw is het niet overbodig te wijzen op de verrijkende rol van de vrouw in de ontwikkeling van het gezin, de samenleving en de economie. Die rol wordt echter vaak onderschat en onderbetaald, waardoor het risico van armoede aanzienlijk toeneemt. Tot de belangrijkste problemen behoren de beperkte toegang tot werk, de arbeidsomstandigheden en ook de moeilijkheden van vrouwen bij het vinden van een baan die strookt met hun opleidingsniveau. Bovendien verslechtert de huidige economische crisis waarmee de Europese landen kampen, de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt doordat zij vaak onzeker banen krijgen. Aan de andere kant betekent het bevorderen van gelijkheid ook het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Of het geweld nu fysiek, psychisch of seksueel van aard is, het dient te worden veroordeeld en bestreden. In dit verband dienen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
er specifieke programma’s te worden goedgekeurd voor het bevorderen van het betreden van de arbeidsmarkt en de re-integratie van vrouwen. Met het oog daarop moeten er speciale trajecten komen voor een leven lang leren, zodat vrouwen vaardigheden en kwalificaties kunnen verwerven, meer vertrouwen kunnen opdoen en de nodige capaciteiten kunnen ontwikkelen met het oog op de Europa 2020-strategie. Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Op de dag dat we de Internationale dag van de vrouw vieren, steun ik de beginselen die worden uiteengezet in het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie in 2010. Ik denk echter dat we in de komende periode moeten overschakelen van eerlijke beginselen naar concrete maatregelen om de huidige ongelijkheid van mannen en vrouwen te verminderen. Op het gebied van discriminatie tussen vrouwen en mannen staat Roemenië, het land waar ik vandaan kom, in de middenmoot van de Global Gender Gap Index 2010, om precies te zijn op de 64ste plaats. Over het algemeen zijn Roemeense vrouwen beter opgeleid dan Roemeense mannen, waarbij een gestage stijging zichtbaar is in het aandeel van vrouwen in het totale aantal afgestudeerden. De huidige situatie is dat 60 procent van de afgestudeerden vrouw is en slechts 40 procent man. De inkomens van vrouwen zijn echter nog steeds lager dan die van mannen. De geslachtsspecifieke risico’s die de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt verkleinen zijn nog altijd heel groot en variëren van een grotere kans op armoede tot de onmogelijkheid om in een hoge functie te worden benoemd. In de hoop dat de arbeidsmarkt vrouwen eerlijker zal behandelen, zou ik graag willen dat ook wij helpen om deze situatie te veranderen. Dit verslag is een belangrijke stap in die richting. Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. – (CS) De problematiek van de gelijkheid van man en vrouw verdient, vooral in het jaar waarin de Internationale dag van de vrouw voor het honderdste keer gevierd wordt, alle aandacht. Voor mij persoonlijk is een groot aantal in het voorliggende verslag behandelde onderwerpen van buitengewoon groot belang. Het ongelijke pensioen voor mannen en vrouwen is een van de zaken waar ik in concreet bij stil zou willen staan. Deze ongelijkheid is het gevolg van het feit dat werkende vrouwen hun loopbaan vaker dan mannen onderbreken om te kunnen zorgen voor de kinderen, voor zieken of voor oudere familieleden, alsook van het feit dat zij als gevolg van familieverplichtingen meer dan mannen bereid zijn in deeltijd of tegen onzekerder arbeidsvoorwaarden te werken. Met lagere pensioenen als gevolg. De oproep om specifieke aandacht voor kwetsbare groepen vrouwen, zoals gehandicapte of oudere vrouwen, immigrantes, lesbische, biseksuele en transseksuele vrouwen, vrouwelijke leden van minderheden alsook vrouwen met een lager opleidingsniveau of geheel zonder opleiding die zich over zorgbehoevende personen ontfermen, is al even belangrijk. En niet in de laatste plaats is het uiterst belangrijk dat zij goede toegang hebben tot ondersteunende diensten voor de preventie van geweld tegen vrouwen en ter bescherming van vrouwen tegen dit geweld, ongeacht hun juridische positie, ras, leeftijd, seksuele geaardheid, etnische afkomst of geloofsovertuiging. Het verslag roept ook de Commissie en de lidstaten hiertoe op. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Gendergelijkheid is tegenwoordig een fundamenteel principe maar ongelijkheid tussen mannen en vrouwen bestaat nog steeds. Onder natuurwetenschappers en ingenieurs is het percentage vrouwen aanzienlijk toegenomen. Afgestudeerden in de EU zijn voor 59 procent vrouw en gepromoveerden voor 41 procent. Er zijn echter paradoxale gegevens die tot nadenken stemmen.
41
42
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als we kijken naar de leidinggevende posities in de wetenschap, zijn vrouwen daar ondervertegenwoordigd. Slechts 19 procent van de hoogleraren in de EU is vrouw. Deze gegevens wettigen de mening dat het voor vrouwen moeilijk is om de top van de academische wereld te bereiken. Het is van essentieel belang om oplossingen te vinden die de combinatie van een succesvolle wetenschappelijke carrière met een stabiel gezinsleven mogelijk maken. Ik denk bijvoorbeeld aan het gebruik van nieuwe technologieën waardoor vrouwelijke wetenschappers van huis uit kunnen werken. Alleen op die manier kunnen we het gebrek aan evenwicht tussen mannen en vrouwen in wetenschap en onderzoek wegwerken. Dat gebrek aan evenwicht vormt nog steeds een obstakel voor het realiseren van het Europese doel om het concurrentievermogen te vergroten en het innovatiepotentieel volledig te benutten. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (SK) De huidige economische en sociale crisis heeft een zeer slechte invloed op de leefomstandigheden van mannen en vrouwen in de Europese Unie. De crisis is een ernstige bedreiging voor het vrouwelijke deel van de bevolking, vooral op het gebied van gelijke behandeling, arbeidsomstandigheden en werkgelegenheid. Op het gebied van de werkgelegenheid en het inkomensniveau zijn vrouwen ernstig getroffen en als er niet onmiddellijk passende maatregelen worden getroffen bestaat het gevaar dat de situatie nog meer verslechtert. Het is ook belangrijk om de positie van vrouwen in het kader van de armoedebestrijding in aanmerking te nemen. Volgens de statistieken leven wereldwijd tot 17 procent meer vrouwen in armoede dan mannen. Ook de bijdrage die vrouwen leveren aan de ontwikkeling van het gezin en de maatschappij wordt ondergewaardeerd. De ongelijkheid van vrouwen en mannen op het gebied van de werkgelegenheid en de taakverdeling in het gezin is een factor die leidt tot toename van de armoede onder vrouwen. Ernstige gevolgen hebben ook de verschillen in beloning tussen mannen en vrouwen en het zogenaamde glazen plafond, dat vrouwen afhoudt van het verkrijgen van topfuncties. Het nastreven van gelijkheid van vrouwen en mannen is een manier om geweld tegen vrouwen te bestrijden. Het is absoluut noodzakelijk om tegen de verschillende vormen van geweld te strijden, ongeacht de ernst van het fysieke, psychische of seksuele geweld. Ook daarom is het belangrijk dat de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie en de Europese instellingen mechanismen steunen die gericht zijn op het bereiken van gelijkheid van vrouwen en mannen in de verschillende aspecten van het sociale, economische en politieke leven. Ville Itälä (PPE), schriftelijk. − (FI) Het is natuurlijk goed om op de Internationale dag van de vrouw over gelijke behandeling van mannen en vrouwen te praten, maar het is niet genoeg. Het belang hiervan moet ook duidelijk naar voren worden gebracht op alle andere dagen waarop wij besluiten nemen. Een wezenlijk onderdeel van gelijkheid is het onvervreemdbare recht van iedereen op zijn of haar lichaam. Daartoe behoren vervolgens het recht op anticonceptie, abortus en een goede seksuele gezondheid. Al deze onderwerpen komen bij de stemmingen van het Parlement aan de orde en dat zal natuurlijk nog lang het geval zijn. Helaas komt bij meningsverschillen nog al te vaak een mentaliteit naar voren waardoor de onderwerping van vrouwen wordt ondersteund. Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. – (PL) Gelijkheid is een van de fundamentele Europese waarden, een waarde die ondubbelzinnig positief te noemen is. Het probleem is alleen dat gelijkheid op zoveel verschillende manieren wordt geïnterpreteerd. Sommige interpretaties zijn erg extreem en houden geen rekening met de normale verschillen die tussen mensen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bestaan. Deze interpretatiemogelijkheden hebben geleid tot het verschijnen van ideologieën die direct gerelateerd zijn aan het begrip gelijkheid. In het verleden is het voorgekomen dat misdaden en zelfs genociden zijn gepleegd uit naam van een specifiek en doctrinair begrepen gelijkheidsbeginsel. Het risico van dogmatisme is kleiner wanneer het gaat om de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, maar ook daar komen gevallen van te radicale standpunten voor. De gelijkheid tussen vrouwen en mannen mag niet beperkt blijven tot politieke verklaringen en wettelijke voorschriften. Handhaving van de gelijkheidsnormen is bijzonder belangrijk. Hiervoor is een mentaliteitsverandering noodzakelijk. We moeten scholing en voorlichting stimuleren en ondersteunen en goede praktijken bevorderen. We moeten ernaar streven dat het gelijkheidsbewustzijn algemeen wordt en geen uitzondering is. De echte gelijkheid hoort zich in de mens te bevinden, in zijn houding en zijn dagelijkse, spontane gedrag. Gelijkheid staat ook niet op zichzelf. We mogen geen formulering van het begrip gelijkheid accepteren die andere wezenlijke waarden, namelijk vrijheid, waardigheid of gerechtigheid, uitsluit. Jan Kozłowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Om te beginnen wil ik beide rapporteurs feliciteren met hun verslagen, waarin het belangrijke vraagstuk van de gelijkheid van vrouwen en mannen aan de orde wordt gesteld. Uit een van de verslagen blijkt dat meer dan 20 miljoen Europeanen, in meerderheid vrouwen, beperkte toegang hebben tot de arbeidsmarkt omdat zij van hen afhankelijke volwassenen verzorgen. We weten ook dat de combinatie van werk en opvoeding ouders voor lastige uitdagingen plaatst. Ik ben van mening dat het zetten van concrete stappen om werk en gezinsleven op elkaar af te stemmen van het grootste belang is voor zowel de maatschappelijke als de economische ontwikkeling van Europa. Het is noodzakelijk om activiteiten te ondernemen die de opbouw bevorderen van lokale systemen voor het ondersteunen van gezinnen bij de zorg voor kinderen en andere hulpbehoevenden. Ook moet de wetgeving worden herzien en moeten nieuwe technologieën breder worden ingezet om belemmeringen voor flexibele werkregelingen weg te nemen. Ik vind dat de Europese Unie zich tot het uiterste moet inspannen om het enorme potentieel van haar bekwame, goed opgeleide burgers volledig te ontsluiten. Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik verwelkom het grote aantal punten dat in dit verslag aan de orde wordt gesteld, waardoor wij, ongeacht de commissie waarvan we lid zijn, een reeks correlaties hebben vastgesteld die moeten worden gerealiseerd om een grotere bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-agenda te leveren. Zoals u hebt gezien, wordt er verzocht om maatregelen op nationaal en EU-niveau om de ondernemersgeest van vrouwen te bevorderen door te voorzien in scholingsmogelijkheden en professioneel en juridisch advies en door toegang te verschaffen tot private en publieke financiering. Ik verwelkom met name de opmerking dat het ondernemerschap op lokaal en regionaal moet worden bevorderd als belangrijke bron van werkgelegenheid en economische ontwikkeling. Het potentieel dat vrouwen te bieden hebben bij het besturen van ondernemingen wordt slechts in zeer bescheiden mate benut. Daarom denk ik dat zowel het Europees Sociaal Fonds als het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling maatregelen moet steunen om het ondernemerschap bij vrouwen te ontwikkelen. Er kunnen zeker culturele, materiële of economische verschillen bestaan die ons hiervan weerhouden. Dat zijn verschillen die we in gedachten moeten houden, maar we moeten het kader scheppen dat nodig is om ze te overbruggen. Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) Zelfs honderd jaar nadat de eerste vrouwen publiekelijk de strijd voor hun rechten aanbonden, is de situatie nog niet zoals die zou moeten zijn. Integendeel, de huidige crisis draait het wiel der geschiedenis ten aanzien van
43
44
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gelijke rechten van mannen en vrouwen weer een paar meter terug. Net als honderd jaar geleden gaan vrouwen ook vandaag weer in de hele wereld de straat op. Ze staan aan het hoofd van demonstraties in Griekenland, Spanje, Tsjechië en België, maar ook in de Noord-Afrikaanse landen. Het lijkt wel alsof datgene waar de EU zich tot voor kort zo op liet voorstaan – de steeds betere positie van vrouwen op de arbeidsmark, hun steeds hogere opleidingsniveau en levenskwaliteit, de zorg voor vrouwengezondheid alsook de steeds grotere vertegenwoordiging van vrouwen in het bestuurlijke systeem – op de achtergrond raakt naarmate de crisis ernstiger wordt. Anticrisismaatregelen zijn veelal gericht op de mannelijke bevolking en de behoeften van vrouwen worden veelal behandeld als tweederangs kwesties. De afgelopen honderd jaar laten zien wat vrouwen de wereld allemaal hebben weten te geven, hoeveel vooruitgang zij hebben voortgebracht en hoeveel levens zij hebben opgeofferd in de strijd voor de vrede. En hoeveel nieuwe levens zij ter wereld hebben gebracht. Dat is behoorlijk indrukwekkend. De wereld blijft de vrouwen dus nog altijd heel wat schuldig. En dan geen aai over hun bol, maar een duidelijke uitspraak dat zij een volstrekt gelijkwaardige positie hebben in de samenleving. Laten we wel zijn, de vrouwen strijden niet voor zichzelf, maar voor een betere, menselijker wereld. Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen roem ik de dappere en enorme inspanningen van mijn collega Mariya Nedelcheva, de rapporteur voor dit onderwerp. In al onze staten is de strijd voor de gelijkheid van mannen en vrouwen een dagelijkse strijd. Mijn generatie is een van de eerste generaties die hebben gezien dat vrouwen leidinggevende functies gingen bekleden, met name gekozen functies. Het doet mij dus deugd te zien dat vrouwen nu zijn vertegenwoordigd op een groot aantal gebieden waartoe zij tot voor kort geen toegang hadden. De ongelijkheid blijft echter bestaan en er moet nog een hevige strijd worden gevoerd, in de eerste plaats tegen de aanhoudende ongelijke beloning en de ondervertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies binnen grote ondernemingen. Tot slot wil ik benadrukken hoe belangrijk het is dat alle vrouwen gegarandeerd toegang hebben tot kwalitatief hoogstaande reproductieve gezondheidszorg. Sinds het begin van mijn politieke loopbaan ijver ik ervoor dat vrouwen toegang hebben tot zwangerschapsonderbreking binnen een veilig medisch kader. Vrouwen moeten overigens ook gemakkelijk toegang hebben tot anticonceptiemiddelen. Daarom pleit ik voor gratis anticonceptie, in het bijzonder voor minderjarigen. Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Vrouwenquota proberen te verkopen als een mijlpaal is je reinste populisme. Wat vrouwen echt nodig hebben, is een onvervalste keuzevrijheid in het leven: ze moeten de zekerheid hebben dat aan geen van hun beslissingen minder waarde wordt gehecht. Een belangrijke stap in deze richting zou een splitsing van de gezinsbelasting in alle lidstaten zijn, zodat het stichten van een gezin geen armoedeval wordt. Steun voor vrouwenquota in raden van commissarissen komt alleen van vrouwen die al een topsalaris hebben, als er al steun voor is. Sinds Noorwegen het vrouwenquotum heeft ingevoerd voor de raden van bestuur van beursgenoteerde ondernemingen, gaan deze functies naar een klein aantal vrouwen dat meerdere zetels in verschillende raden bezet. Deze vrouwen worden in het bedrijfsleven vaak neerbuigend 'gouden rokken' genoemd, wat niet echt bevorderlijk is voor de werksfeer. We moeten beginnen op de terreinen waar vrouwen echt benadeeld worden: we moeten kijken naar de positie van onderbetaalde zorgkrachten, naar deeltijdbanen en naar de situatie van de vele vrouwen die hard hun best doen om gezin en werk te combineren.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. – (CS) Maatschappelijke solidariteit en het Europese sociale model vormen waarden waarmee Europa zich onderscheidt van de rest van de wereld. Het is echter de vraag in hoeverre deze waarden in stand kunnen worden gehouden in de context van de roep om wereldwijd concurrentievermogen op basis van verlaging van de arbeidskosten, versoepeling van het arbeidsrecht, vermindering van de sociale bescherming voor werknemers en afzwakking van de rol van de overheid. Het wereldwijde concurrentievermogen neemt met dit alles echt niet structureel toe. Wel wordt naar alle waarschijnlijkheid de sociale cohesie onomkeerbaar ondermijnd en worden de sociale verhoudingen op scherp gezet. En laten we onszelf geen rad voor ogen draaien, vrouwen worden ernstig door deze maatregelen bedreigd. De verschillen in beloning hebben grote gevolgen en de bezuinigingen in de openbare dienstverlening evenzeer. De hervormingen van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg op nationaal niveau dienen wat dat betreft rechtvaardig te zijn voor beide geslachten. Het is geen toeval dat de armoede in Europa vaker oudere vrouwen treft. De strijd tegen dergelijke ongelijkheden is geen virtuele werkelijkheid maar gaat om mensen van vlees en bloed. Jutta Steinruck (S&D), schriftelijk. – (DE) Nu we vandaag, op de honderdste Internationale dag van de vrouw, discussiëren over het verslag van mevrouw Nedelcheva, is het de hoogste tijd dat wij onze woorden eindelijk door daden laten volgen. De benadeling van vrouwen in Europa kan pas echt worden bestreden als wij bindende regels in plaats van vrijwillige toezeggingen invoeren. Hiertoe behoren verplichte vrouwenquota in raden van bestuur en op alle andere niveaus, de consequente bestrijding van onzekere arbeidsomstandigheden waarvan vrouwen meer te lijden hebben dan mannen, de verbetering van de loopbaanvooruitzichten voor vrouwen tijdens hun opleiding door systematische uitbreiding van hun beroepsmogelijkheden, een verbod op financiële benadeling van vrouwen in belastingen en beloningen, wettelijk voorgeschreven gelijkheidsplannen in het bedrijfsleven teneinde vrouwen vooruit te helpen, en regelmatige toetsing en verslaggeving van de in Europa bereikte vooruitgang, als die er is. Laat ik tot besluit nog het volgende zeggen: na honderd jaar Internationale dag van de vrouw laten wij vrouwen ons niet langer afschepen met alleen mooie woorden. Wij willen bindende wettelijke regelingen en we willen dat eindelijk erkend wordt dat het werk van vrouwen een essentiële bijdrage levert aan onze welvaart. (De vergadering wordt kortstondig onderbroken) VOORZITTER: JERZY BUZEK Voorzitter 8. Honderdste Internationale dag van de vrouw De Voorzitter – Ik verheug mij zeer dat ik samen met mijn vrouwelijke collega's ons Parlement mag voorzitten. Zes van hen zijn ondervoorzitter van het Parlement, twee zijn quaestor en naast mij zit de voorzitter van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Dat is mij een grote eer en een voorrecht. Ik hervat de vergadering. Het volgende agendapunt is het debat over de honderdste verjaardag van de Internationale dag van de vrouw. We beginnen met een korte film die de geschiedenis van deze belangrijke dag samenvat. Ik verzoek u de vertoning te starten. (Vertoning van een film)
45
46
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Geachte gasten, dames en heren, het is onmogelijk om in een film van twee minuten alles te laten zien wat zich in de afgelopen honderd jaar heeft afgespeeld. In die tijd hebben we Europa veranderd. Vergeleken met andere plaatsen op de wereld, hebben wij Europeanen reden om trots te zijn, hoewel we tegelijkertijd ook weten dat we nog een lange weg te gaan hebben. Er zijn nog steeds te weinig vrouwen politiek actief en hier, in het Europees Parlement, is slechts 35 procent van de leden vrouw. Dat is weliswaar iets meer dan in de nationale parlementen, maar nog steeds niet voldoende. Gelukkig bedraagt het aantal vrouwen in de belangrijkste besluitvormende organen van ons Parlement duidelijk meer dan 40 procent en daar zijn we erg blij mee. Ditzelfde geldt voor het aantal commissievoorzitters. Hoe het Parlement echter over drie jaar, na de volgende verkiezingen, is samengesteld, hangt in belangrijke mate af van de nationale parlementen en de manier waarop de afgevaardigden voor het Europees Parlement worden benoemd. Het zijn onze nationale parlementen die ervoor moeten zorgen dat het aantal vrouwen in het Europees Parlement toeneemt. Vandaag roepen we onze collega's in de nationale parlementen op om een geschikt wettelijk kader te vinden en de juiste besluiten te nemen, zodat het aantal vrouwen in het Europees Parlement toeneemt. Waar het gaat om de aanstelling van vrouwen kunnen we onszelf ook ten voorbeeld stellen. 59 procent van de werknemers van het Europees Parlement is vrouw en meer dan 50 procent van deze vrouwen houdt zich bezig met inhoudelijke vraagstukken. Zelf heb ik ook ervaring op dit gebied. Ik ben er trots op dat ten tijde van mijn regeringsperiode in Polen ongeveer vijftig vrouwen belangrijke ministeriële posten hebben bekleed of waren aangesteld als directeur van de belangrijkste staatsinstellingen. Dit record is nog niet gebroken, niet in de jaren ervoor, noch in de jaren erna. Ik heb als Voorzitter van het Europees Parlement ook gepleit voor een groot aantal vrouwen in de Europese Commissie en in topfuncties binnen de Europese Unie. We kunnen tevreden zijn dat de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een vrouw is. De situatie binnen het Europese bedrijfsleven is ook veranderd. Dat is niet alleen bijzonder gunstig voor vrouwen, maar vooral voor de manier waarop de bedrijven functioneren. We moeten er wel voor zorgen dat vrouwen en mannen met dezelfde functie en dezelfde kwalificaties gelijk worden beloond. Op dit gebied staat ons nog veel te doen. Wij zijn ons ervan bewust dat vrouwen zeer wel in staat zijn om te strijden voor democratie en mensenrechten. Ik spreek hierbij mijn waardering uit voor alle vrouwelijke afgevaardigden in het Europees Parlement. Mijn gedachten gaan op dit moment ook uit naar de buitengewoon moedige vrouwen die in Noord-Afrika en het Midden-Oosten strijden voor democratie. Laten we ook niet vergeten dat fantastische vrouwen als Aung San Suu Kyi, Leyla Zana en de dames in het wit, de Sacharovprijs hebben gewonnen. Ik herhaal daarom opnieuw dat wij er niet mee akkoord gaan dat vrouwen worden beroofd van hun waardigheid in naam van een willekeurig wettelijk systeem, godsdienst of cultuur. Wij gaan er niet mee akkoord dat vrouwen in Europa en de rest van de wereld minder rechten hebben dan mannen. Wij zullen protesteren wanneer vrouwen onrecht wordt aangedaan. Dames en heren, 218 jaar geleden, op 3 november 1793, is Olympia de Gouges in Europa onthoofd omdat zij een verklaring van de rechten van vrouwen en vrouwelijke burgers had opgesteld. Dat was de enige reden. Ruim honderd jaar later is in 1906 het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vrouwenkiesrecht ingevoerd, als eerste in Finland. We mogen dit niet vergeten. In de honderd jaar daarna hebben we grote vooruitgang geboekt op het gebied van gelijke rechten voor vrouwen en mannen. Ik wil nog een zaak benadrukken die voor mij persoonlijk heel belangrijk is. Het is waar dat 8 maart een feest is voor vrouwen. Maar deze feestdag dient vooral om ervoor te zorgen dat we de overige 364 dagen van het jaar het belangrijkste vraagstuk van het huidige Europa niet vergeten, namelijk gelijke rechten voor vrouwen en mannen. De principes die we op 8 maart willen versterken, moeten ook de andere 364 dagen van het jaar van kracht zijn. Dat is de grootste uitdaging die ons wacht. Het vieren van 8 maart alleen is niet voldoende, ook de rest van het jaar moeten we hieraan denken. Dank u wel. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, toen de internationale dag van de vrouw werd gelanceerd, was emancipatie een gloednieuw en revolutionair idee. Sindsdien is gelijkheid van vrouwen en mannen een van de basisbeginselen van de moderne samenleving geworden. De bron daarvan is de onvervreemdbare menselijke waardigheid die in gelijke mate toebehoort aan mannen en vrouwen. Maar net zoals bij elke verworvenheid is het ook hier niet voldoende om die alleen te verkondigen. Op de menselijke waardigheid, inclusief de specifieke waardigheid van vrouwen, wordt in verschillende tijden en op verschillende plaatsen op allerlei manieren inbreuk gedaan. Onze aandacht en onze antwoorden moeten hierop aansluiten. Het is veelzeggend dat deze herdenking plaatsvindt na het debat over het verslag met de titel ‘Armoede bij vrouwen in de Europese Unie’. Armoede en de Europese Unie. Niet lang geleden zou dit nog een onwaarschijnlijke associatie zijn geweest. De economische crisis treft vooral de minder beschermde bevolkingsgroepen. De oververtegenwoordiging van vrouwen in deze groepen brengt op zich al bepaalde taken met zich mee, om nog maar te zwijgen over het typische lot van massa’s vrouwen waardoor de armoede buiten Europa wereldwijd een vrouwelijk gezicht krijgt. Of om met de heilige Franciscus van Assisi te spreken: Vrouwe Armoede. Vrouwen met kleine kinderen die voor oorlog of honger vluchten, ontwrichte gezinnen zonder vader die in sloppenwijken wonen, vrouwen en jonge meisjes die tot prostitutie worden gedwongen, zelfs binnen de Europese Unie. De succesvolle bevordering van een aantal prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap kan van invloed zijn op de toename van de werkgelegenheid onder vrouwen. Als eerste moet de Europa 2020-strategie worden genoemd met haar eigen doelstellingen in het werkgelegenheidsbeleid voor herstel uit de economische crisis en vermindering van de armoede. Werk versterkt de waardigheid van vrouwen. Het draagt ertoe bij dat ze hun eigen beslissingen kunnen nemen en hun leven naar eigen inzicht kunnen inrichten. Het vlaggenschipinitiatief ‘Platform tegen armoede’ onderstreept dat bij de stappen die worden gezet om armoede in te dammen ook rekening moet worden gehouden met de verschillende omstandigheden van vrouwen en mannen. Het Hongaarse voorzitterschap beschouwt het besluit dat de Raad Epsco gisteren heeft genomen over de vernieuwing van het Europees pact voor gendergelijkheid in 2020, als een belangrijk resultaat. Naast economische beleidsmaatregelen mogen we ook de bijzondere maatschappelijke rol van vrouwen niet vergeten. We moeten vrouwen de mogelijkheid bieden om hun werk en gezinsleven in balans te brengen en hun eigen keuzen te maken. Met het oog hierop werken we aan de herziening van de richtlijn inzake de invoering van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van werkneemsters die in verwachting zijn, net zijn bevallen of borstvoeding geven,
47
48
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waarover een voortgangsrapport wordt opgesteld voor de bijeenkomst van de Raad Epsco in juni. Een van de prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap is bewustmaking van het belang van gezinnen in het kader van reacties op sociale, economische en demografische problemen. Daarom organiseren we een demografische week met medewerking van ngo’s en met een informele bijeenkomst van ministers voor Gezinszaken. Het doel is te bespreken met welke middelen de geboortecijfers kunnen worden verhoogd. Hierbij is natuurlijk een belangrijke rol weggelegd voor vrouwen en de keuzen die zij maken. We moeten speciale aandacht besteden aan de situatie van vrouwen die tot kansarme groepen behoren in het Europese kader van de Romastrategieën van de lidstaten, waarvoor we de goedkeuring van de Europese Raad in juni verwachten, en waarvoor mevrouw Járóka en anderen, de rapporteurs en de mensen die hen hebben geholpen, zeer belangrijke input hebben gegeven in het Europees Parlement. We verwachten dat we in de Raad ook uitdrukkelijk de rol willen onderstrepen van Romavrouwen als degenen die het gezin bijeenhouden, wat een goed uitgangspunt vormt bij het zoeken naar antwoorden op de problemen van de Romabevolking. Dames en heren, staat u mij ten slotte nog een korte uitweiding toe. Ervaring uit het verleden heeft aangetoond dat er zonder de actieve sociale rol die vrouwen op zich nemen, geen sterke civiele samenleving bestaat. Zoals de heer Buzek ook al heeft vermeld, waren er op het Tahrirplein in Caïro ook vrouwen onder de demonstranten die vrijheid eisten. Zij willen de veranderingen ook vormgeven. Hun inspanningen moeten worden aangemoedigd door de Europese Unie: grootmoedig, vrij van ideologische stereotypen, open en met sympathie. José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Győri, geachte afgevaardigden, vandaag denken wij aan de stemmen van de vrouwen die op 19 maart 1911 in Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en Zwitserland en daarna in steeds grotere aantallen en in een steeds omvangrijker gebied opkwamen voor het recht van vrouwen op algemeen kiesrecht en betere werkomstandigheden te verdedigen. Wij bewijzen vandaag eer aan een eeuw van strijd en succes waarvan wij allemaal de vruchten plukken. Waar zouden onze democratieën, en met name de hier in het Europees Parlement vertegenwoordigde Europese democratie, zijn zonder de volledige deelname van vrouwen aan het openbare leven? Waar zouden onze samenlevingen en economieën zijn zonder het talent van vrouwen? Europese vrouwen zijn in velerlei opzicht voorbeelden voor de rest van de wereld. De plaats die Europese vrouwen innemen in onze samenlevingen is een inspiratiebron voor vrouwen op de hele wereld. In dit verband wil ik graag de aandacht vestigen op de dappere strijd van vrouwen in Noord-Afrika die, zij aan zij met mannen, op dit moment alles in het werk stellen om weerstand te bieden aan dictaturen en democratieën tot stand te brengen. De huidige actieve rol van de Europese vrouwen in het economische en politieke leven van de Europese Unie is het resultaat van hun vastberaden engagement. Wij verwelkomen de Europese integratie met als een van haar grondbeginselen de gelijkheid van mannen en vrouwen, een beginsel dat ten volle wordt erkend in het Verdrag van Lissabon. In de loop der jaren heeft belangrijke wetgeving inzake gelijke behandeling en de integratie van de genderdimensie in het Europees beleid ervoor gezorgd dat er meer egalitaire samenlevingen en arbeidsmarkten konden ontstaan.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Wij zouden echter ook verontwaardigd moeten zijn over dat wat teleurstellend, onaanvaardbaar of zelfs onverdraaglijk blijft. Ik doel hierbij op een gemiddelde arbeidsparticipatie van vrouwen van 62,5 procent tegenover 80 procent bij de mannen, en op de steeds grotere academische successen van vrouwen die echter in contrast staan met de loopbaanvooruitzichten voor deze sekse: dit is nog steeds teleurstellend en moet veranderen. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in lager betaalde en minder zekere banen en ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies. Het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen bedraagt 18 procent, met als gevolg dat 22 procent van de vrouwen boven de 65 jaar zonder toereikend pensioen onder de armoedegrens zou kunnen komen: dit is onaanvaardbaar en moet veranderen. Uit schattingen blijkt dat 20 tot 25 procent van de vrouwen in de Europese Unie ten minste eenmaal het slachtoffer is geworden van fysiek geweld: dit is onverdraaglijk en moet veranderen. Wij moeten vandaag ons streven naar samenwerking vernieuwen opdat de gelijkheid van vrouwen en mannen echt werkelijkheid wordt. Wij zullen er allemaal bij winnen, in termen van sociale en economische samenhang, duurzame groei of concurrentievermogen. In september 2010 heeft de Commissie een strategie aangenomen waarin vijf prioriteitsgebieden zijn vastgesteld voor de periode 2010-2015: gelijkheid op de arbeidsmarkt, gelijke economische zelfstandigheid voor mannen en vrouwen, gelijke beloning, gelijkheid in leidinggevende functies en de bevordering van gelijkheid buiten de EU. De Commissie zal steun blijven verlenen aan vrouwen, waar ook ter wereld, die dagelijks strijden voor toegang tot onderwijs en het recht op werk, die strijden voor democratisering en de uitoefening van vrijheden en politieke en burgerrechten. De Commissie zal al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat deze doelstellingen worden verwezenlijkt. We mogen echter niet vergeten dat wetgeving – hoe goed deze ook wordt uitgevoerd – niet het antwoord op alles is. Ook gedrag en opvattingen moeten veranderen. Geachte afgevaardigden, vandaag gedenken wij de strijd van vrouwen voor gelijkheid. In Europa kunnen wij vandaag zeggen dat de EU niet mogelijk zou zijn zonder Europese vrouwen, álle Europese vrouwen! Zij leveren een essentiële bijdrage aan ons project, dat is gebaseerd op waarden, met inbegrip van de waarden van gelijkheid van vrouwen en mannen. Eva-Britt Svensson, voorzitter van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, "je wordt niet als vrouw geboren, maar tot vrouw gemaakt". Dit citaat toont aan dat de voorstelling van wat vrouwen tot vrouwen en mannen tot mannen maakt, de basis vormt voor al onze keuzen in het leven – keuzen die afhankelijk zijn van ons geslacht, niet van onze belangstelling, onze vaardigheden, onze inzet, enzovoort. Genderstereotypen stoppen mannen en vrouwen in verschillende vakjes, en honderd jaar strijd voor gelijkheid is er niet in geslaagd om die genderstereotypen te doorbreken. We weigeren echter om nog eens honderd jaar te wachten, want het zijn die genderstereotypen, die normen die er onder andere toe leiden dat 97 procent van alle grote ondernemingen door mannen wordt geleid, dat vrouwen het slachtoffer zijn van loondiscriminatie, dat vrouwen onzekere banen hebben – als ze überhaupt al een betaalde baan hebben – en dat het vrouwen zijn die verantwoordelijk zijn voor het onbetaalde huishoudelijke werk. Het zijn vrouwen die de hoofdverantwoordelijkheid dragen voor de kinderen. Vrouwen worden het slachtoffer van geweld, ook binnen nauwe relaties en in
49
50
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de vorm van seksueel geweld, en in de sekshandel worden vrouwen zelfs verkocht als voorwerpen. We zien een vervrouwelijking van de armoede. De oorzaak daarvan ligt in de verschillende normen waarmee de samenleving is opgebouwd. Honderd jaar strijd heeft grote vooruitgang opgeleverd. Als ik mijn mogelijkheden om andere levenskeuzen te maken vergelijk met die van mijn moeder of grootmoeder, zie ik welke vooruitgang er is geboekt. Maar er is nog zeer veel werk voor de boeg. Daarom gaat de strijd elke dag van het jaar voort, en niet alleen op 8 maart. (Applaus) Lívia Járóka, namens de PPE-Fractie. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, voor de honderdste keer vieren we vandaag de Internationale dag van de vrouw, ter herinnering aan de demonstratie van vrouwelijke arbeiders in New York die halverwege de negentiende eeuw demonstreerden voor gelijke lonen. Het doel dat zij zich meer dan anderhalve eeuw geleden, in 1857, stelden, namelijk gelijk loon voor gelijk werk, is nog steeds actueel. In de Europese Unie verdienen vrouwen 15 procent minder dan mannen, en in mijn eigen land Hongarije is dat verschil zelfs 16,5 procent, en hoewel meer dan de helft van de wereldbevolking vrouw is, ontvangen vrouwen slechts 10 procent van het wereldwijd verdiende inkomen. Naast het opheffen van het beloningsverschil tussen de seksen laten ook de passende versterking van de rol die vrouwen in het gezin vervullen en de verwezenlijking van het beginsel van gelijke behandeling nog altijd op zich wachten. We mogen niet toelaten dat in Europa het krijgen van kinderen een armoederisico met zich meebrengt, en het mag geen nadeel zijn om vrouw of moeder te zijn. Of we nu kijken naar de initiatieven in de VN of de initiatieven van de Europese Unie, echte gelijkheid van mannen en vrouwen is op de meeste plaatsen nog altijd niet bewerkstelligd. We leggen te weinig nadruk op de situatie van vrouwen die op de rand van armoede balanceren, op het fenomeen meervoudige discriminatie en op het terugdringen van geweld binnen het gezin en tegen vrouwen. Britta Thomsen, namens de S&D-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag is het honderd jaar geleden dat we de Internationale dag van de vrouw voor het eerst vierden. Honderd jaar geleden ging de strijd onder andere om het kiesrecht van vrouwen, dat we vandaag de dag als iets heel vanzelfsprekends zien. Er is echter nog een lange weg te gaan naar volledig gelijkheid en ik wil graag benadrukken hoe belangrijk het is dat vrouwen vertegenwoordigd zijn in besluitvormingsprocessen op alle niveaus. Vrouwen moeten betrokken worden bij de politiek, maar ook bij het bedrijfsleven en we moeten ook vrouwen in de banken hebben. We mogen niet de helft van de bevolking uitsluiten van de belangrijke economische beslissingen. Dat is geen democratie. We moeten al het aanwezige talent benutten. Het is ook eenvoudigweg ons concurrentievermogen dat op het spel staat. Daarom verwelkom ik het initiatief van commissaris Reding voor de 'Women on the Board Pledge for Europe'. Het is zeer positief dat de EU opnieuw het voortouw neemt op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen, maar we moeten bindende wetgeving hebben om quota voor ondernemingsbesturen meer te laten zijn dan symboolpolitiek. Ik hoop dat u daarvoor de moed hebt. Dank u. Silvana Koch-Mehrin, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de gelijkheid van alle mensen is verankerd in de eerste twee artikelen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. Daar staat
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
geschreven: “Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.” Wat een prachtige zin. Maar zelfs honderd jaar na de eerste Internationale dag van de vrouw hebben we die nog steeds niet waargemaakt: er is nog altijd geen sprake van echte gelijkheid van mannen en vrouwen. Ik geef toe dat we veel hebben bereikt in Europa. Bij ons draait het vandaag de dag niet langer vooral om de juridische vrijheid van vrouwen. Wij hebben deze vrijheid voor een groot deel bereikt. Ik wil de feministen, zowel de mannen als de vrouwen, bedanken voor hun inzet in het verleden. Vandaag de dag gaat het vooral om de vrijheid in actie, om het feit dat mannen ook gaan nadenken over de combinatie van werk en gezin en dat het vanzelfsprekend is dat vrouwen aan de top staan van bedrijven of in de politiek. Het is fantastisch om te zien hoe de vrijheidsbewegingen in Noord-Afrika naar ons kijken, naar de vrouwen in Europa. Ze kijken naar ons, omdat wij een pioniersrol moeten spelen. Het is van groot belang dat wij ons doel niet uit het oog verliezen: de vrijheid om onze levens te leiden volgens onze eigen ideeën. Dan zal gelijkheid iets zijn dat we vanzelfsprekend vinden en dan zal de Internationale dag van de vrouw van een gedenkdag veranderen in een dag waarop we de vrijheid vieren. Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de situatie waarin wij ons nu bevinden, geeft niet echt aanleiding tot feestvieren, maar zou ons moeten aanmoedigen om opnieuw afspraken te maken over de totstandbrenging van echte gelijkheid. Deze honderdste verjaardag zou een gelegenheid voor ons vrouwen moeten zijn om terug te kijken en de balans op te maken. Voor mij valt de balans als volgt uit: gelijkheid moet als een plechtig beginsel worden vastgelegd in grondwetten en mensenrechtenverklaringen. Maar we hebben wetten en regelingen nodig om dit te realiseren. Ik geloof dat hiervoor ook het gebruik van quota nodig is. Als we kijken naar de Europese instellingen zien we dat de zaken daar niet beter zijn dan in de top van het bedrijfsleven. Er zijn nauwelijks vrouwen op topmanagementposities. Als we dit willen bereiken, mevrouw Reding, mijnheer Barroso, hebben we een echte, harde quotumregeling nodig. Ik zou blij zijn geweest als u een eerlijke balans had opgemaakt van de ongelijkheid voor vrouwen in de Europese instellingen, omdat u dan het belang van deze quota zou hebben ingezien. (Applaus) Ik vind het een schande dat er nog steeds geen ruimte is voor vrouwen, hoe gekwalificeerd ze ook mogen zijn, op terreinen waar managementbesluiten worden genomen en strategisch beleid wordt bepaald. Het quotum is het instrument waarmee we dit kunnen veranderen. Mevrouw Reding, ter gelegenheid van de honderdste Internationale dag van de vrouw vragen wij u: doe ons een oprechte toezegging dat u alles in het werk zult stellen voor een echt quotum voor vrouwen in topposities – zoals dat al bestaat in Noorwegen, Spanje en Frankrijk. Ik vraag me af waarom dit niet aan de orde is gekomen in de toespraak van de heer Barroso. Marina Yannakoudakis, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vorige week heeft Lord Davies in het Verenigd Koninkrijk een toespraak gehouden voor de regering over de wijze waarop het aandeel van vrouwen in bedrijfsdirecties kan worden vergroot.
51
52
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zijn verslag bestond uit vrijwillige doelstellingen voor ondernemingen. Iedereen zal het ermee eens zijn dat er meer vrouwen in directies nodig zijn. Wat we niet mogen accepteren is dat daar quota voor nodig zijn. Dat is toch neerbuigend? Bijna net zo neerbuigend als de vrouwen in deze zaal een roos geven bij binnenkomst. Nou, ik heb mijn roos aan een man gegeven. Een positief punt is dat het Verenigd Koninkrijk grote vooruitgang boekt bij het wegnemen van de ongelijke beloning van mannen en vrouwen. Volgens de laatste cijfers is het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen met een voltijds dienstverband gedaald tot 10 procent, het laagste cijfer sinds dit verschil wordt bijgehouden. Tot slot wil ik op de Internationale dag van de vrouw eer betonen aan het moederschap. Echte gelijkheid betekent het recht hebben om te kiezen en niet te worden veroordeeld om deze keuzen. Of ze nu directeur is, chirurg, parttime ziekenverzorgende, automonteur of huisvrouw en moeder, een vrouw heeft het recht om haar eigen keuze te maken. (Applaus) Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ook dit jaar, waarin we voor de honderdste keer de Internationale dag van de vrouw vieren, steunen wij de strijd van vrouwen voor vrijheid, sociale vooruitgang en vrede. De afgelopen honderd jaar hebben vrouwen veel strijd geleverd en talloze verworvenheden bereikt. Die successen waren echter niet voldoende om de bestaande ongelijkheid, de hardnekkig discriminatie bij de toegang tot banen met rechten, beloningsverschillen en de daaruit volgende pensioenverschillen, moeilijkheden bij loopbaanontwikkeling en ontplooiing in het beroep en belemmeringen bij de toegang tot leidinggevende posities waar de besluiten worden genomen op economisch, sociaal en politiek terrein, weg te nemen. Bovendien verslechtert de positie van vrouwen vaak nog verder tijdens economische en sociale crises. Hoewel het moederschap een onmisbare sociale functie vervult voor de ontwikkeling van de maatschappij, worden vrouwen nog steeds gediscrimineerd omdat ze zowel moeder als werkneemster zijn. Het is een groot schandaal dat dit in de 21ste eeuw nog mogelijk is. Vanaf deze plek bevestigen wij de solidariteit van onze fractie met de strijd van vrouwen. Wij zullen blijven eisen dat er een eind komt aan ongelijkheid en discriminatie, grootschalig geweld tegen vrouwen en genderstereotypen. Daarvoor is niet alleen een breuk vereist met het neoliberale beleid, maar ook een serieuze inzet voor een alternatief beleid waarmee mensenrechten en gendergelijkheid centraal worden gesteld in de communautaire besluitvorming en het communautaire beleid. Mara Bizzotto, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er zijn al veel doelstellingen gehaald, maar op een aantal gebieden moet de strijd nog beginnen. Vandaag ligt onze prioriteit bij de vrouwen die uit andere culturen afkomstig zijn en die in Europa en elders veel moeite hebben om een enigszins waardig en menselijk leven te kunnen leiden. Dit feest kan niet worden gevierd zonder de omstandigheden van de moslimvrouwen in de Arabische wereld aan de kaak te stellen. Als we dat niet doen, blijven we een probleem negeren dat nu alleen op hen betrekking heeft, maar binnenkort ook ons probleem zal zijn. We kunnen niet om de cijfers heen die een jaarlijks groeiend probleem laten zien dat ook speelt in Europa, in onze steden en op de scholen waar onze kinderen opgroeien. De laatste jaren worden moslimvrouwen steeds vaak het slachtoffer van verschillende vormen van geweld in de gezinssfeer. Daarom roep ik Europa al enige tijd op tot het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ontwikkelen van beleid om een einde te maken aan de verspreiding van de radicale islam, gedwongen huwelijken, eerwraak, genitale verminking van vrouwen en huiselijk geweld. Wij, Europese mannen en vrouwen, moeten strijden voor deze vrouwen, die binnen en buiten Europa leven, wier stem niet gehoord wordt en die door het monster van de radicale islam worden onderdrukt. Nicole Sinclaire (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil ook graag mijn waardering uitspreken voor alle vrouwen in de wereld en alle vrouwen die de afgelopen meer dan honderd jaar hebben gestreden voor gelijkheid. In 1893 gaf Nieuw-Zeeland vrouwen stemrecht. Als ik mijn eigen land even een compliment mag geven: in 1970 heeft een politica van de Labour-partij, Barbara Castle, het eerste wetsvoorstel voor gelijke betaling in de westerse wereld ingediend. Natuurlijk was het Verenigd Koninkrijk ook het eerste land in Europa met een vrouwelijke premier. Ik denk echter dat het Europees Parlement het contact met de werkelijkheid is kwijtgeraakt. Ik ben tegen elke vorm van discriminatie, zelfs positieve, want zij leidt onherroepelijk tot slachtoffers. Vrouwen hoeven niet te worden betutteld met quota, maar de belemmeringen voor hun vooruitgang moeten worden weggehaald. De lidstaten kunnen zich beter richten op kwesties zoals de noodzaak van betere kinderopvang. Onlangs was er een uitspraak van het Hof van Justitie over autoverzekeringen, waarin traditionele, beproefde, zinnige methoden van risicobeoordeling terzijde werden geschoven. Ondanks het standpunt van de EU over positieve discriminatie van vrouwen, is deze zaak een voorbeeld van politiek correct eurogeklets, met een onzinnige uitspraak die het leven moeilijker en duurder maakt voor vrouwen. Gezond verstand is ver te zoeken bij de Europese Unie. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter 9. Stemmingen De Voorzitter. – Wij gaan nu over tot de stemming. (Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen) 9.1. Verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van Elmar Brok (A7-0047/2011, Francesco Enrico Speroni) (stemming) Vóór de stemming Bruno Gollnisch (NI). − (FR) Mevrouw de Voorzitter, u bent hier op bekend terrein aangezien u zelf bent gewraakt door het Europees Hof van Justitie in een mijzelf betreffende immuniteitszaak. Ik ben hoopvol dat de clementie die wij met de heer Brok voor een financiële kwestie hebben, ook zal gelden voor de vrijheid van meningsuiting van de tot de minderheid behorende leden van het Parlement.
53
54
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De gelijkheid die twintig jaar geleden in dit Huis prevaleerde, sierde zowel het Parlement als zijn Commissie juridische zaken. Het immuniteitssysteem is helaas een partijpolitieke kwestie geworden. Ik betreur dit en hoop dat onze instelling zichzelf zal vermannen. (Applaus) Francesco Enrico Speroni, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil enkel een getal ophelderen. Door een misverstand is een bedrag van 2 900 euro opgenomen in de toelichting op de verslagen, terwijl het correcte bedrag 2 356,41 euro is. 9.2. Algemene productveiligheid en markttoezicht (A7-0033/2011, Christel Schaldemose) (stemming) 9.3. Aanpak van de H1N1-griepuitbraak (A7-0035/2011, Michèle Rivasi) (stemming) 9.4. Benoeming van een lid van de Europese Rekenkamer (Harald Wögerbauer AT) (A7-0048/2011, Inés Ayala Sender) (stemming) 9.5. Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (A7-0023/2011, Crescenzio Rivellini) (stemming) 9.6. Innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau (A7-0036/2011, Anni Podimata) (stemming) Vóór de stemming over amendement 1 Jean-Paul Gauzès (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, er is helaas sprake van enige verwarring in dit verslag van mevrouw Podimata, waarin belangrijke kwesties met betrekking tot innoverende financiering worden besproken. Ik verzoek de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement de door haar ingediende alternatieve ontwerpresolutie in te trekken zodat de geleverde inspanningen om tot een gezamenlijke opstelling te komen, kunnen worden voltooid. Ook betreur ik het dat er een enigszins artificiële oppositie is ontstaan in de kwestie van een belasting op financiële transacties en dat er twee haast identieke amendementen zijn. Tot mijn spijt kan het Parlement hierdoor niet zijn overweldigende steun uitspreken voor deze belasting in omstandigheden die redelijk zijn voor Europa's concurrentievermogen. Martin Schulz (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan de heer Gauzès dit vertellen: ja, wij zijn van plan om deze alternatieve ontwerpresolutie in te trekken. Ik heb mijn fractie aanbevolen dit te doen om een heel eenvoudige reden: het volgende amendement dat ondertekend is door 120 leden uit alle fracties, laat zien dat voorstellen voor een belasting op financiële transacties niet voorbehouden zijn aan één fractie, of het nu de socialistische, de conservatieve, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) of de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is. Het gaat erom dat wij een institutioneel voorstel doen en een institutioneel signaal afgeven dat dit Parlement in staat is om over de grenzen van de fracties heen te zeggen: “Wij willen dat de particuliere sector zijn steentje bijdraagt aan het oplossen van de crisis.” Dit is geen socialistische eis, of een eis van de PPE-Fractie; het is onze gemeenschappelijke wens. Als het ons vandaag lukt om dit institutioneel tot
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
uitdrukking te brengen, zal dit een groot succes zijn voor het Europees Parlement. Daarom trekken wij deze motie in. (Applaus) Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, gisteren hebben wij als Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) in de plenaire vergadering bij wijze van compromis een ander voorstel gedaan. Misschien kan duidelijk worden gemaakt dat de middelen doorgesluisd moeten worden naar de communautaire begroting en het steunmechanisme. Wij hebben gisteren voorgesteld hierover een debat te voeren en wij wachten nog op een antwoord. Zodra dat antwoord er is, kunnen wij een compromis opstellen en een positieve boodschap sturen aan de communautaire instellingen. 9.7. Verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied (A7-0032/2011, Edite Estrela) (stemming) Vóór de stemming Margrete Auken (Verts/ALE). – (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil iets opmerken voor de Denen in het bijzonder. In de Deense vertaling is het woord 'equitable' ('billijk') vertaald als 'ligelig'. Dit is geen goede vertaling, omdat mensen dan denken dat het 'gelijkvormig' betekent. Daarom is in het uiteindelijke verslag 'retfærdig' komen te staan. Dit heeft een andere betekenis en ik wil natuurlijk al onze collega’s in de Deense delegatie aanbevelen – en misschien hebben de Zweden hetzelfde probleem – te stemmen voor de correctie van dit woord in het verslag. 9.8. Samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden (A7-0027/2011, Eva Joly) (stemming) 9.9. Landbouw en internationale handel (A7-0030/2011, Georgios Papastamkos) (stemming) 9.10. Het proteïnetekort in de EU (A7-0026/2011, Martin Häusling) (stemming) Vóór de stemming Martin Häusling, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit verslag laat zien hoe het proteïnetekort van 80 procent in de Europese Unie teruggebracht kan worden door het bevorderen van de teelt van eiwithoudende gewassen in Europa. Het verslag is niet bedoeld om aan te zetten tot een debat over nultolerantie. Het gaat er ook niet om de import van genetisch gemanipuleerde soja gemakkelijker te maken. Ik verzoek u daarom dringend om tegen de paragrafen 3 en 9 te stemmen. Deze amendementen zouden het verslag een heel ander karakter geven. Als deze twee punten worden aangenomen zal ik mijn naam helaas moeten laten schrappen. Na de stemming Martin Häusling (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, aangezien de uitkomst van de stemming het verslag heeft veranderd, wil ik u vragen mijn naam van het document te schrappen. Ik wil het verslag teruggeven. (Applaus)
55
56
NL
Handelingen van het Europees Parlement
9.11. Gelijkheid van vrouwen en mannen - 2010 (A7-0029/2011, Mariya Nedelcheva) (stemming) Vóór de stemming over paragraaf 66 Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik stel voor dat de volgende zinsnede uit paragraaf 66, "wijst er met nadruk op dat vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten, met name door gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus", na het woord "abortus" gevolgd wordt door het volgende mondelinge amendement: "en erkent daarnaast het recht op leven van het ongeboren kind; roept de lidstaten en de Commissie op met maatregelen en acties te komen om de voortzetting van de zwangerschap te ondersteunen aan de hand van een gericht beleid op sociaal en ondersteunend vlak waarmee de vrouwen waar mogelijk geholpen worden bij het wegnemen van de hindernissen die hen deden kiezen voor abortus". Dit mondelinge amendement heeft het tweeledige doel om de vrije keuze van vrouwen om hun zwangerschap op een veilige manier te beëindigen, te waarborgen, en om te bevestigen dat abortus geen verlaat anticonceptiemiddel is, noch een instrument voor gezinsplanning. (Het mondeling amendement wordt niet in aanmerking genomen) 9.12. Armoede bij vrouwen (A7-0031/2011, Rovana Plumb) (stemming) De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd. 10. Stemverklaringen Mondelinge stemverklaringen Verslag: Christel Schaldemose (A7-0033/2011) Francesco De Angelis (S&D). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik dank mevrouw Schaldemose voor haar verslag, dat ik in de eerste plaats prijs om de concrete maatregelen die worden voorgesteld met betrekking tot de versterking van de bewakingssystemen waarmee voor de Europese burgers wordt gecontroleerd of de producten die op de interne markt circuleren, veilig zijn. Hoewel het een initiatiefverslag betreft, is de meerwaarde ervan dat daarin voor de juiste weg gekozen is: die van voltooiing van de interne markt en bescherming van de Europese consumenten. Om de veiligheid te kunnen garanderen, moeten er traceersystemen worden ingesteld die in alle stadia van de levenscyclus van een product betrouwbaar zijn. In het verslag worden op dit vlak doeltreffende voorstellen gedaan: de instelling van een databank met informatie over de veiligheid van consumentenproducten, de versterking van het RAPEX-systeem met betrekking tot gevaarlijke producten uit derde landen en een verruiming van de middelen zodat de toezichthoudende instanties zeer gevaarlijke producten van de markt kunnen halen. Tot slot onderstreep ik dat het onze taak is om te garanderen dat de producten die op de interne markt circuleren veilig zijn voor de meest kwetsbare consumenten: kinderen, ouderen en personen met een handicap.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jarosław Kalinowski (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, er wordt veel gediscussieerd over de veiligheid van de consument in verband met voedingsmiddelen. Soms lijken we echter te vergeten dat gewone dagelijkse gebruiksvoorwerpen net zo gevaarlijk zijn voor de gezondheid en soms zelfs levensbedreigend kunnen zijn, vooral voor kleine kinderen. Permanent markttoezicht is het basisinstrument voor de controle op ingevoerde goederen. Daarnaast is goede wetgeving onmisbaar, vooral bij de controle op onlinehandel. Goede samenwerking tussen consumentenorganisaties, landelijke autoriteiten, producenten en handelaren is uiteraard noodzakelijk. Laten we echter niet overijverig zijn en rustig nadenken over de definitie van een gevaarlijk product. We mogen niet over het hoofd zien dat een goed ontwerp van gebruiksvoorwerpen en de toepassing van veilige materialen op zich niet voldoende zijn. Het is net zo belangrijk om ze met gezond verstand te gebruiken en toezicht te houden op kinderen die er toegang toe hebben. Dank u wel. Lara Comi (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, vandaag heeft het Parlement een verslag aangenomen over algemene productveiligheid dat een belangrijke stap is in de richting van een betere bescherming van de Europese consumenten. In het verslag wordt het belang onderstreept van traceerbaarheid in alle stadia van de levenscyclus van een product en wordt de Commissie aangespoord tot het opmaken van evaluaties en beoordelingen omtrent het gebruik van nieuwe technologieën, in het belang van de veiligheid van de consumenten en op een kosteneffectieve manier. Door de Europese consumenten inzicht te geven in alle aspecten van een product wordt een groter bewustzijn gecreëerd en worden de consumenten beter beschermd. Ik denk dat de nieuwe technologieën kunnen bijdragen tot de bestrijding van namaak, vooral in de textielsector. De doelstelling van dit verslag is om bescherming te bieden aan consumenten en aan Europese ondernemingen die hun activiteiten nog niet hebben uitbesteed. Dit verslag stelt ons in staat om een uitstekende oplossing te vinden voor de voortdurende strijd over niet-Europese oorsprongsbenamingen, omdat er sprake zal zijn van volledige traceerbaarheid. Verslag: Michèle Rivasi (A7-0035/2011) Paolo Bartolozzi (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de aanneming van het verslag van mevrouw Rivasi komt voort uit het feit dat de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak in 2009-2010 gericht is op het opstellen van een algemene gedragscode die zal gelden bij toekomstige wereldwijde noodsituaties op het gebied van gezondheid. Het verslag, waar een lange en vruchtbare voorbereidingsfase aan vooraf is gegaan, is gestoeld op samenwerking, onafhankelijkheid en transparantie. In het verslag wordt opgeroepen tot intensievere en betere samenwerking tussen de gezondheidsautoriteiten van de lidstaten en de Europese instellingen om te komen tot een geharmoniseerd en evenredig risicobeheer. De doelstellingen van het verslag zijn een koersverandering met betrekking tot de griepaanpak van de lidstaten, met inbegrip van de vaccinvoorraden, de bekendmaking van de namen van alle deskundigen die door de Europese gezondheidsautoriteiten zijn geraadpleegd en het opbouwen van een effectieve vertrouwensrelatie met de media die belast zijn met de verspreiding van berichten die de volksgezondheid betreffen. Daarom hebben wij voorgestemd.
57
58
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Marisa Matias (GUE/NGL). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, we weten heel goed wat er gebeurd is met de A-griep en daar dienen we allemaal een les uit te trekken. Ik weet niet of u zich nog goed herinnert hoe het allemaal begonnen is, maar de waarheid is dat hele verhaal op een bepaalde manier is begonnen en dat de reactie vervolgens in geen enkele verhouding stond tot de omvang van het probleem. Daarom is dit verslag dat we vandaag hebben aangenomen zo belangrijk. Wij moeten namelijk lering trekken uit wat er gebeurd is om herhaling te voorkomen. Wij hebben het recht om te weten wie de besluiten heeft genomen, hoe de hele zaak is gegaan en wie besloten heeft dat het zo moest gaan. We hebben ook het recht om te weten waarom enkele landen op een bepaalde manier hebben gereageerd en waarom die reactie niet transparant was en niet al onze twijfels heeft weggenomen. Wij hebben nog steeds twijfels of er geen zaken zijn gedaan. Er mag wat dat betreft geen enkel spoor van twijfel blijven bestaan. Ik ben natuurlijk van mening dat alle bedreigingen voor de volksgezondheid dienen te worden aangepakt maar, mevrouw de Voorzitter, het maakt wel verschil uit hoe die bedreigingen worden aangepakt en wie voor de kosten opdraait. Andrzej Grzyb (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, een van de belangrijkste conclusies in het verslag over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak waar we over gestemd hebben, is dat het ontbreekt aan een onafhankelijke beoordeling door de nationale en/of Europese gezondheidsinstanties. Dit leidt tot verkeerde besluiten op het gebied van de volksgezondheid. De uitspraak van het voormalig hoofd van het ECDC, Zsuzsanna Jakab, dat er nog nooit een vergunning is verleend voor een vaccin op grond van zo weinig gegevens, is alarmerend. Zij gaf dit antwoord toen haar werd gevraagd naar de veiligheid van de hulpstoffen in de vaccins tegen de H1N1-pandemie. Er is behoefte aan meer transparantie bij besluiten die de menselijke gezondheid aangaan. In Polen heeft de minister van Volksgezondheid besloten om geen vaccins aan te schaffen en geen vaccinatieprogramma te starten, in weerwil van de druk van de media en andere groepen. Men kan het niemand kwalijk nemen dat hij zich afvraagt hoeveel stress het de burgers heeft gekost die dagelijks zijn gebombardeerd met het advies om zich te laten vaccineren. Men kan het ook niemand kwalijk nemen dat hij zich afvraagt of het wel ethisch is om vooral winst voor ogen te hebben en voorbij te gaan aan de gezondheid van de burgers, terwijl en passant ook het vertrouwen wordt ondermijnd in de officiële aanbevelingen over vaccinaties die ons moeten beschermen tegen epidemieën. Dank u wel. Verslag: Crescenzio Rivellini (A7-0023/2011) Antonello Antinoro (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tot nu toe zijn de door de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) aangenomen aanbevelingen telkens voor bepaalde tijd omgezet in Gemeenschapsrecht, en wel via de jaarlijkse verordeningen inzake de vangstmogelijkheden, die betrekking hebben op de maatregelen inzake de instandhouding, het beheer, de exploitatie, het toezicht en de afzet met betrekking tot de visserij- en aquacultuurproducten uit de Middellandse Zee. Het permanente karakter van deze aanbevelingen vergt echter een meer permanent rechtsinstrument voor omzetting in het Gemeenschapsrecht. Tegen deze achtergrond lijkt het dienstig deze aanbevelingen om te zetten via een enkel rechtsbesluit waarin later eventuele nieuwe aanbevelingen kunnen worden geïntegreerd. Dat hebben we vandaag gedaan, zodat de rechtszekerheid wordt bevorderd en een belangrijke stap richting vereenvoudiging wordt gezet.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De verdragsluitende partijen bij de GFCM hebben nu de plicht om de maatregelen met ingang van de vastgestelde datum volledig ten uitvoer te leggen, en in het licht daarvan was een tijdige omzetting nodig teneinde deze internationale maatregelen op communautair niveau rechtstreeks van toepassing te laten zijn op natuurlijke en rechtspersonen en teneinde de rechtszekerheid te waarborgen. Marek Józef Gróbarczyk (ECR). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, onze fractie heeft dit verslag gesteund, omdat het een essentiële bouwsteen is in de plannen voor het toekomstige gemeenschappelijk visserijbeleid. In het kader van de veranderingen die ons te wachten staan, is regionalisering van het grootste belang, net zoals de ontwikkeling van dit beleid op basis van diezelfde regionalisering. Er wacht ons nog een debat over ongewenste bijvangst, een beschamende discussie over slechte wetgeving. Wetgeving moet gebaseerd zijn op dit soort maatregelen, dat wil zeggen op regionalisering. We moeten een gemeenschappelijk visserijbeleid ontwikkelen dat daarmee rekening houdt. Dank u wel. Syed Kamall (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, als we naar de geschiedenis van onze gemeenschappelijke overeenkomsten kijken, naar het gemeenschappelijk visserijbeleid, naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dan is het resultaat vrij duidelijk te zien. Hoewel het beleid op sommige gebieden heeft geleid tot een vergroting van de productie tegen kunstmatige prijzen, hebben we ook gezien dat onze visbestanden uitgeput raken en dat er problemen zijn met bijvangsten. Het is vrij duidelijk dat het systeem heeft gefaald. Het is tijd dat we erkennen dat de beste weg vooruit een systeem is dat gebaseerd is op eigendomsrechten en overdraagbare eigendomsrechten voor toekomstige generaties die belang hebben bij het veiligstellen van de hulpbronnen voor hun eigen generatie en de generaties van de toekomst. Als we zouden kunnen leren wat een rechtsstaat inhoudt en eigendomsrechten zouden toepassen op het visserijbeleid, dan hadden we een duurzaam visserijbeleid, niet alleen in het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU, maar wereldwijd, en dan zouden we deze overeenkomsten niet nodig hebben. Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, elke dag worden er duizenden tonnen dode vis vanaf vissersboten in zee geworpen. Die dode vissen zinken, de schubben en botten hopen zich op op de zeebodem en ondergaan – om met Engelands nationale dichter te spreken – "een transformatie tot iets rijks en vreemds". De metafoor is hier volledig toepasselijk. De Europese Commissie is nu eindelijk wakker geworden, jaren nadat het probleem van de bijvangsten zich voor het eerst voordeed, en heeft geprobeerd er iets aan te doen. Iedere oplossing die de Commissie voorstelt zou echter haar eigen perverse prikkels met zich meebrengen – je kunt een limiet stellen aan het aantal dagen dat een boot op zee mag blijven, je kunt de grootte van de mazen van het net beperken, je kunt schippers dwingen elk sprotje dat ze vangen aan land te brengen. Al die dingen zijn gebaseerd op het existentiële probleem van het gemeenschappelijk visserijbeleid, namelijk dat het een gemeenschappelijk beleid is: het definieert visgronden als een gemeenschappelijke hulpbron waartoe alle naties gelijke toegang hebben. Niemand is de eigenaar en daardoor wordt niemand gestimuleerd om de visgronden als een hernieuwbare hulpbron te behandelen. We moeten nadoen wat op IJsland, Nieuw-Zeeland, de Falklandeilanden en andere plaatsen is gedaan, namelijk schippers aanzetten tot conserveren en hun eigendomsrechten geven.
59
60
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De enige manier om dat te doen is de nationale controle over de territoriale wateren herstellen. VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS Ondervoorzitter Verslag: Anni Podimata (A7-0036/2011) Jens Rohde (ALDE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, een grote meerderheid in het Parlement heeft opnieuw besloten dat wij in dit Parlement een belasting op financiële transacties moeten steunen. Van alle vormen van belastingheffing die we zouden kunnen aannemen, is de zogenaamde Tobin-belasting de domste. Het enige positieve dat over deze belasting gezegd kan worden, is dat er nooit iets van gekomen is. Als dit werkelijk de lang verwachte oplossing is, waarom is de invoering ervan dan niet al vele jaren een feit? De eerste keer dat hierover gesproken werd, was al helemaal in het begin van de jaren zeventig. Echter, iedere keer wanneer er een crisis is, wordt dit paard weer van stal gehaald en na een tijdje stellen we uiteindelijk vast dat het toch geen goed idee is. Het is gewoonweg geen goed idee om alleen in Europa een belasting in te voeren, omdat we dan belastingparadijzen krijgen en het kapitaal naar andere plaatsen in Europa kan worden overgeheveld. Het is een belasting op handel in plaats van op winsten. De Tobin-belasting biedt nergens een oplossing voor en dat erkende de heer Tobin enkele jaren geleden zelf ook. Clemente Mastella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de huidige economische en financiële crisis heeft duidelijk gemaakt dat het mondiale financiële stelsel op het vlak van regelgeving en toezicht significante tekortkomingen vertoont. In de EU werd de financiële crisis gevolgd door een zware crisis op het niveau van de overheidsfinanciën, waarvan de bovenmatige en in een aantal gevallen ongerechtvaardigde druk van de markten op staatobligaties een belangrijke factor was. Ook deze crisis had hoofdzakelijk met het kortetermijndenken en uitermate speculatieve transacties te maken, en onderstreepte nog eens het sterke verband tussen het tekortschietende kader voor regelgeving en toezicht enerzijds en de problemen bij het waarborgen van het duurzame karakter van de overheidsfinanciën anderzijds. Over de economische kosten van de crisis bestaat nog geen volledige duidelijkheid. Wat wel duidelijk is, is dat de wereld en de EU een nieuwe crisis van een vergelijkbare omvang niet aankunnen en dus moeten voorkomen. Een alomvattende en geïntegreerde reactie op de crisis zal moeten bestaan uit nieuwe, innovatieve financiële instrumenten die speculatie inperken en de financiële sector doen terugkeren naar zijn kerntaak. Er zijn dus zeer positieve veranderingen nodig. Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben voor de invoering van een mondiale heffing op transacties. De Commissie moet zo snel mogelijk een effectbeoordeling uitvoeren om te bekijken of een dergelijke heffing in eerste instantie op Europees niveau kan worden ingevoerd en na deze beoordeling moet de Europese Unie besluiten nemen. In Londen wordt elk jaar voor 7 miljard euro aan belastinginkomsten geïnd door middel van een aanvullende beursbelasting. Het gaat hierbij niet helemaal om dezelfde heffing als de transactieheffing waar we het nu over hebben, maar de resultaten in Londen en hun
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gevolgen zijn bemoedigend. De Commissie moet dus snel een effectbeoordeling uitvoeren, waarna er op communautair niveau besluiten moeten worden genomen. Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de economische crisis waar Europa de laatste jaren mee kampt, heeft aan het licht gebracht dat het regelgevingskader ernstige tekortkomingen vertoont. Er moeten nieuwe instrumenten komen die speculatie inperken en de financiële sector doen terugkeren naar zijn kerntaak. We moeten voorzien in de behoeften van de reële economie, langetermijninvesteringen steunen en zorg dragen voor een billijke verdeling van de lasten over de belangrijkste financiële actoren. Op die manier kunnen we nieuwe, aanvullende middelen genereren voor het aangaan van de mondiale en Europese uitdagingen, zoals de klimaatverandering en het bereiken van de doelstellingen in het kader van de EU 2020-strategie. Ik hoop dat meer aandacht zal uitgaan naar de maatregelen met betrekking tot openbaar toezicht en transparantie, aangezien dit essentiële voorwaarden zijn voor de invoering van innoverende financieringsstelsels. Salvatore Caronna (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de aanneming van het verslag van mevrouw Podimata draagt sterk bij tot een evenwichtiger, vooruitstrevender en sterker Europees economisch en fiscaal beleid. Het is voor iedereen duidelijk dat Europa, als de coördinerende autoriteit van de 27 lidstaten, zichzelf dringend moet voorzien van economische en financiële instrumenten waarmee het de economie kan beheersen en zich er niet langer aan over hoeft te leveren. Daarom heeft het voorstel voor een belasting op financiële transacties veel reacties, discussie en aandacht opgeleverd. Het feit dat een meerderheid van het Parlement voor deze maatregel heeft gestemd, is belangrijk en veelzeggend omdat wij de zaken voor het eerst niet op hun beloop hebben gelaten maar een stap in de goede richting hebben gezet. Ik hoop dat de Commissie en de Raad voortgaan op de ingezette weg. Mario Pirillo (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de huidige economische crisis heeft aan het licht gebracht dat het toezicht op de financiële sector tekortschiet en dat er nieuwe instrumenten en belastingmaatregelen nodig zijn. Het financiële stelsel is winst gaan genereren op basis van speculatieve transacties en het is absurd dat er geen enkele belasting wordt geheven op deze sector. Dat moet worden rechtgezet middels een belasting op financiële transacties, en daarom heb ik voorgestemd. Op andere beleidsterreinen, zoals energie en milieu, heeft Europa laten zien een wereldleider te zijn die derde landen het goede voorbeeld geeft en stimuleert. Ik ben van mening dat dit ook moet gebeuren met betrekking tot het financiële stelsel. Ik hoop dat de Commissie snel reageert met een wetgevingsvoorstel dat aan de verwachtingen van de burgers voldoet, aangezien zij opdraaien voor de crisis. Lara Comi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het invoeren van een nieuwe belasting moet zeer zorgvuldig worden afgewogen. Aan de ene kant kan hiermee een stimuleringsregeling worden opgezet waarmee de risico's en de negatieve externe gevolgen kunnen worden beperkt; aan de andere kant leidt een dergelijke maatregel absoluut tot verstoringen die de Europese financiële markten mogelijk schaden.
61
62
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik vind absoluut dat ook financiële transacties en inkomsten uit speculatie belast moeten worden, net zoals ik vind dat de voor- en nadelen goed tegen het licht moeten worden gehouden en dat een dergelijke belasting goed moet worden bestudeerd, zodat deze de beoogde effecten heeft zonder de welvaart te schaden. Toch moet ik onderstrepen dat de Europese Unie, als zij op eigen houtje te werk gaat, logischerwijs aan concurrentiekracht zal inboeten en over geen enkel concreet instrument zal beschikken om de andere economische wereldspelers met zich mee te krijgen. Daarom ben ik vóór deze belasting, maar op voorwaarde dat deze wereldwijd en na overleg in G20-verband wordt ingevoerd. Giommaria Uggias (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag hebben wij met genoegen het verslag van mevrouw Podimata aangenomen. Voor ons, de leden van Italia dei valori in de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, is dit een heuglijk moment omdat hiermee wordt getoond dat het Parlement zijn beginselverklaringen omzet in daden. Al tijdens het debat over het verslag van mevrouw Berès over de financiële, economische en sociale crisis waren wij voorstander van een belasting op financiële transacties. Vandaag is hier gehoor aan gegeven, en wij zijn verheugd te kunnen melden dat wij voor hebben gestemd, omdat met deze belasting de financiële middelen worden weggehaald bij de financiële economie – en dus bij de financiële speculatie – en terechtkomen bij de reële economie. Met de belasting zal tevens worden ingespeeld op de millenniumdoelstellingen en zal een bijdrage worden geleverd aan grote Europese projecten op het gebied van infrastructuur, onderzoek, ecologische herstructurering en ons productiestelsel. Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als we terugkijken op deze financiële crisis, moeten we ervoor zorgen dat we er iets van leren. We moeten bijvoorbeeld leren dat ongeschikte regelgeving soms een probleem kan vormen, zoals is gebeurd met de Community Reinvestment Act in de Verenigde Staten. Deze moedigde banken aan geld te lenen aan klanten die niet kredietwaardig waren. Toen één op de tien van die klanten niet kon terugbetalen, veroorzaakte dat een hypotheekcrisis en sindsdien zitten we met de gevolgen. We moeten begrijpen wat de gevolgen zijn van het te goedkoop drukken van geld en het laag houden van de rentetarieven, waardoor mensen investeren op basis van slechte beslissingen en niet inzien dat het geld zelf een waarde heeft. Zoals de Oostenrijkse econoom Ludwig von Mises zei: als je die slechte beslissingen neemt en verkeerde investeringen creëert, verliest iedereen en barst de kredietcyclus op het moment dat de markt zichzelf corrigeert. Dat is precies wat we hebben gezien. We hebben ook geleerd dat we nooit meer mogen toestaan dat banken te groot worden om failliet te gaan. Als we deze belasting invoeren om geld te verdienen, wat voor boodschap geven we dan aan de banken? De banken zullen tegen zichzelf zeggen dat ze op de oude voet door kunnen gaan, zonder de nodige voorzichtigheid, en dat de belastingbetaler hen wel zal redden als ze omvallen. Het wordt tijd dat we leren van de financiële crisis. Verslag: Edite Estrela (A7-0032/2011) Salvatore Iacolino (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dat het recht op Europees burgerschap nog niet gewaarborgd is, blijkt wel uit de grote ongelijkheid
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tussen de lidstaten. In Bulgarije en Roemenië is het recht op gezondheid veel minder goed gewaarborgd dan in andere lidstaten, en in dat licht kan deze resolutie, met alle haken en ogen, een goed uitgangspunt vormen. Vandaag vieren wij de Internationale dag van de vrouw en vrouwen krijgen zonder meer moeilijker toegang tot behandelingen en hulp dan mannen. Daarom moet er meer gedaan worden op het vlak van voorlichting, preventie, behandeling en opvang, en gezondere leefstijlen. We moeten kiezen voor een gezonde leefstijl en nee zeggen tegen verslaving, obesitas, alcohol, roken en infectieziekten. Om dat mogelijk te maken, is een goed cohesiebeleid nodig waarin het recht op gezondheid als een waarlijk Europese doelstelling wordt gezien. Christa Klaß (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, onze belangrijkste zorg moet altijd uitgaan naar het behoud van gezondheid en pas in tweede instantie naar het herstel ervan. Onderwijs is de sleutel in alle lidstaten. Gezonde voeding en beweging, en een goed niveau van algemene vorming, zijn van bijzonder belang. Dit is in feite een taak voor de lidstaten. Europa moet de uitwisseling van ervaringen op het gebied van de gezondheidsleer op de verschillende terreinen stimuleren. Ik heb tegen dit verslag gestemd ondanks de vele goede ideeën die erin staan. Ik ben het volledig oneens met de paragrafen 25, 26 en 29. De belangrijke ethische en morele beslissingen van de lidstaten, bijvoorbeeld over voortplantingstechnieken en abortus, horen hier niet thuis. Om abortus in één adem te noemen met anticonceptie zonder zelfs maar het recht op leven te overwegen, weerspiegelt niet de wens van een christelijk Europa. Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is beslist waar dat de gezondheidsverschillen in de Europese Unie nogal groot zijn. De lidstaten verschillen erg van elkaar, net als hun tradities en praktijken. Het is duidelijk dat als we vooruit kijken en de verschillen in gezondheidszorg op communautair niveau willen verkleinen, we meer onderwijs, opleiding en voorlichting nodig hebben over welke zaken van invloed zijn op de gezondheid. Natuurlijk heeft de sociaaleconomische positie veel aandacht gekregen in dit verslag, maar ik ben zelf van mening dat het belangrijk is de aandacht te richten op heel fundamentele zaken, zoals de toegang tot gezondheidsdiensten, beweging, voeding en dergelijke. Deze zaken moeten we benadrukken als we vooruit kijken en een beter en gezonder Europa willen opbouwen. Naar mijn mening is er behoefte aan een uitwisseling van beste praktijken. Ik heb mij wat dit verslag betreft van stemming onthouden, omdat ik vind dat het veel irrelevante zaken bevat. Ik hoop dat we ons op een algemeen niveau kunnen richten op het kleiner maken van de verschillen in gezondheid in de Europese Unie. Verslag: Eva Joly (A7-0027/2011) Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van mijn grootste zorgen is in de afgelopen jaren, wanneer we spraken over het idee van belasting op internationaal niveau, denk ik de aanval op landen zoals de Caymaneilanden geweest, terwijl deze niets anders hebben gedaan dan luisteren naar het advies dat we hun hebben gegeven met betrekking tot ontwikkelingszaken. Jarenlang hebben we de eilanden in het Caribisch gebied en andere ontwikkelingslanden verteld dat ze moesten diversifiëren om minder afhankelijk te zijn van suiker en bananen, dat ze hogerop moesten komen in de waardeketen en dat ze deskundigheid moesten krijgen op het gebied van diensten.
63
64
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Caymaneilanden hebben dat gedaan en nu bestaat hun economie voor 40 tot 50 procent uit financiële dienstverlening dankzij hun stelsel van belastingneutraliteit. Geen belastingontduiking, maar belastingneutraliteit. Ze belasten de fondsen die besluiten zich daar te vestigen niet dubbel of driedubbel. Maar wat doen de hypocriete imperialisten van de Europese Unie als de Caymaneilanden besluiten met hen te gaan concurreren op het gebied van belasting? Ze besluiten net zo te handelen als de imperialisten van vroeger en te proberen de Caymaneilanden aan te vallen omdat ze met de EU willen concurreren. Wat een schandelijk EU-imperialisme! Nirj Deva (ECR). – Mijnheer de Voorzitter, ik vond het heel moeilijk om het verdrag van mijn vriendin mevrouw Joly te steunen, omdat ze begon over een Europese en wereldwijde belasting. 880 miljard dollar aan fondsen verlaat de ontwikkelingslanden op verschillende legale en illegale manieren en wordt bij Europese en westerse banken in bewaring gegeven. In ruil daarvoor betalen wij 60 tot 70 miljard van het geld van de Europese belastingbetalers aan ontwikkelingslanden voor armoedeverlichting. Als dat geld – die 880 miljard dollar die wegstroomt uit ontwikkelingslanden en op onze banken wordt gezet – in die ontwikkelingslanden was gebleven om die landen te ontwikkelen, hoeveel beter zou het dan zijn dat ze sneller zouden groeien, kapitaal zouden kunnen opbouwen en eigendomsrechten en handelspraktijken zouden hebben? Verslag: Georgios Papastamkos (A7-0030/2011) Clemente Mastella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, nu de EU zich buigt over de toekomst van haar gemeenschappelijk landbouwbeleid is consistentie tussen het landbouwbeleid en het buitenlands handelsbeleid van groot belang. Landbouw en handel vormen twee elkaar overlappende beleidsagenda's. De dynamiek van deze twee economische activiteiten beïnvloedt en – nog belangrijker – wordt beïnvloed door het regelgevingskader op multilateraal, interregionaal, regionaal en bilateraal niveau. Deze regelgeving is niet statisch; er ontstaan hiërarchieën en er is sprake van een ontwikkeling in de loop van de onderhandelingen. Onderling afwijkende regels, uiteenlopende handelsbelangen, commerciële spanningen en geschillen illustreren het complexe karakter van intern landbouwbeleid en internationale handel. Omdat landbouw geen eenvoudige economische activiteit is, maar landbouw- en voedselbeleid fundamentele doelstellingen hebben, zoals continuïteit van de voedselvoorziening en voedselveiligheid, bestaat de grootste uitdaging uit het doeltreffend verenigen van handels- en niet-handelsbelangen. Het EU-handelsbeleid zal een doorslaggevende rol spelen bij de vraag of de landbouw volledig en op positieve wijze zal blijven bijdragen tot deze doelstellingen zonder de dynamiek van de EU-landbouwsector te ondermijnen. Jarosław Kalinowski (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, voedselveiligheid is een prioriteit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Voor echte voedselveiligheid moeten de juiste proporties in de internationale handel gewaarborgd zijn. Eerlijke concurrentie speelt hierin een sleutelrol. Europese landbouwers en voedselproducenten moeten voldoen aan opgeschroefde EU-normen en spenderen enorm veel geld om hun productieproces aan te passen aan de restrictieve normen en regels.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Anderzijds heeft de Europese Unie vrijwel geen controle over producenten en landbouwers uit derde landen, waaruit we enorme hoeveelheden voedingsmiddelen importeren. Ten eerste zijn dergelijke overeenkomsten onrechtvaardig voor onze eigen producenten. Ten tweede is dit beleid ook gevaarlijk voor de gezondheid van Europese consumenten, omdat de Europese Unie geen daadwerkelijke invloed heeft op de kwaliteit van deze producten. Dit moet onmiddellijk veranderen. James Nicholson (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat ik vóór dit verslag heb gestemd omdat ik van mening ben dat het de problemen waarmee de landbouwsector en de agrariërs van de Europese Unie te maken hebben heel duidelijk schetst, in het bijzonder als het gaat om het handelsbeleid. Ik zal heel duidelijk zijn: de landbouwsector van de Europese Unie mag op geen enkele wijze worden opgeofferd om handelsafspraken zoals die met Mercosur veilig te kunnen stellen. Ik vrees echter dat dat precies de richting is die we opgaan. Blijkbaar bestaat het idee dat de Europese landbouwsector kan worden gebruikt als een gemakkelijke onderhandelingstroef. Als dat inderdaad het geval is, voorzie ik grote problemen in veel sectoren van de landbouw en met name in de veeteeltsector. Als het gaat om gelijkwaardige normen, zou niemand bedreigd moeten worden door wat we eisen, namelijk dat importen in de EU aan dezelfde normen voldoen die we aan onze eigen producenten stellen. We hebben uiteraard de verantwoordelijkheid tegenover onze consumenten om daarvoor te zorgen. Ik ben ook erg ongelukkig met de houding van de Commissie ten aanzien van het Parlement in dit verband. Het is onaanvaardbaar dat zij blijft proberen ons erbuiten te houden. Ik wil dat er bij het vervolg van de onderhandelingen rekening wordt gehouden met het standpunt van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Andrzej Grzyb (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Papastamkos bevat bijzonder goede voorstellen. De Europese Unie voert diverse multilaterale en bilaterale handelsonderhandelingen met verschillende groeperingen en de Wereldhandelsorganisatie. De handel in landbouwproducten speelt hierin een sleutelrol, vooral met betrekking tot de toegang tot de markten van de Europese Unie. De EU is netto-importeur van landbouwproducten. Na de laatste hervormingen van de suikermarkt zijn we binnen vier maanden veranderd van netto-exporteur in netto-importeur van suiker. 70 procent van de landbouwproducten die worden geëxporteerd uit ontwikkelingslanden wordt door ons geïmporteerd. We hebben een handelstekort met de Mercosur-landen. Zoals de heer Kalinowski al heeft gezegd, importeren wij op de EU-markten landbouwproducten die volgens andere normen zijn geproduceerd, terwijl de Europese landbouwers enorme kosten maken in verband met dierenwelzijn of milieubescherming. We mogen de verworvenheden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat wordt gefinancierd uit de EU-begroting, niet teniet doen met besluiten die de doeltreffendheid van dat beleid verminderen. Synergie tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het handelsbeleid dat door de EU wordt gevoerd, is noodzakelijk. Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil ook enkele woorden kwijt over het verslag van de heer Papastamkos, dat zeer grondig is. Ik moet zeggen dat het een goed en uitvoerig beeld geeft van de wijze waarop het landbouwbeleid en het handelsbeleid
65
66
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van de Europese Unie met elkaar verstrengeld zijn en van de manier waarop het landbouwbeleid als beleidsinstrument wordt gebruikt in de Europese Unie. Het is natuurlijk waar dat de landbouw een groot deel van onze begroting uitmaakt. Daarom komt het onderwerp landbouw altijd naar voren wanneer we het over communautair beleid hebben. Wat dit betreft is het goed te beseffen dat we aan de ethische normen moeten vasthouden, aangezien we ook veel voedsel in de Europese Unie importeren uit verschillende plaatsen, vooral uit derde landen. Zuiverheid is in dit opzicht heel belangrijk. Het is ook belangrijk om te beseffen dat we goed moeten zorgen voor de landbouwproductie in de verschillende delen van ons eigen continent, met inbegrip van de perifere landen, zoals Finland, waar men beschikt over zeer veel expertise, zuivere producten, enzovoort. Wanneer we het over landbouwbeleid hebben en daarin ook in de toekomst blijven investeren, moeten we aan deze hoge ethische normen vasthouden. Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór het verslag van de heer Papastamkos gestemd. Ik heb veel waardering voor het verslag en het verheugt mij dat het Europees Parlement zich duidelijk heeft uitgesproken voor de verdediging van de Europese voedselveiligheid die bedreigd wordt door buitensporige concessies in de internationale levensmiddelenhandel. Binnen de Europese Unie is een sterke lobby actief van bedrijven die belang hebben bij verlaging van de voedselproductie in Europa en import van voedsel uit derde landen, omdat zij hier winst op maken. Dit werd bijvoorbeeld duidelijk bij de hervorming van de suikermarkt. De Europese Unie moet niet toegeven aan deze lobby, maar zich ertegen verzetten uit zorg voor de eigen voedselveiligheid. In tijden waarin de behoefte aan voedsel toeneemt, staat een beleid dat toegeeft aan die lobby, op de lange termijn gelijk aan zelfmoord. Inese Vaidere (PPE). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, eerlijke handel in agrarische producten is een van de belangrijkste drijvende krachten achter de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Deze is ook van cruciaal belang als bijdrage aan armoedevermindering en ter voorkoming van voedselcrises. Vele regio’s en landen in Europa zijn afhankelijk van de landbouw, in het bijzonder de nieuwste lidstaten, waar de landbouw aanzienlijk lagere rechtstreekse betalingen ontvangt dan in de oudere lidstaten. Daarbij komt dat deze regio’s ook moeten concurreren met Latijns-Amerikaanse producenten, die niet aan even strenge kwaliteitsnormen hoeven te voldoen en die profiteren van verlaagde douanetarieven. Dergelijke situaties leiden tot een duidelijke vermindering van het concurrentievermogen en de winsten van onze boeren. Om deze reden heb ik het verslag gesteund, omdat het oproept tot een herziening van het handelsbeleid van de Europese Unie, een regelmatige evaluatie, de toepassing van uniforme normen voor agrarische producten uit derde landen en de openstelling van de markt voor agrarische producten uit derde landen op voorwaarde dat onze boeren compensatie ontvangen voor de verliezen die ze lijden ten gevolge van het toegenomen volume aan geïmporteerde agrarische producten uit derde landen. Dank u. Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als ik met mijn vrienden in veel van de armere delen van de wereld praat en hun vraag wat de beste manier is om hen te helpen de armoede in hun land te verlichten en aan te pakken, dan zeggen ze vaak dat steun niet het antwoord is. Wat hen zou helpen, is als wij de ondernemers in hun land zouden helpen lokaal welvaart te creëren en het voor hen mogelijk zouden maken met ons in de Europese Unie handel te drijven. We kunnen helpen door onze markten open te stellen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een van de grootste problemen met die verklaring is het feit dat we het gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben. De Verenigde Staten hebben ook allerlei subsidies. Terwijl wij aandringen op open handel, zijn we hypocriet als we onze markten sluiten voor de uitstekende landbouwproducten van ontwikkelingslanden. Daar komt nog bij dat we gebruikmaken van zogenoemde sanitaire en fytosanitaire normen. Natuurlijk willen we allemaal veiliger voedsel, maar deze normen worden vaak gebruikt als een niet-tarifaire belemmering van importen uit ontwikkelingslanden. Het wordt tijd dat we de consumenten gaan vertrouwen. Zolang het voedsel veilig is, moeten we de consumenten laten bepalen of ze voedsel willen dat in Europa is geteeld of voedsel dat ergens anders is geteeld. Laten we ophouden met het subsidiëren van onrendabele en niet-levensvatbare bedrijfstakken in Europa. Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie is ongeëvenaard in zijn verspillendheid, zijn corruptie, zijn schimmige bureaucratie, zijn egoïsme, zijn hypocrisie en zijn immoraliteit. Aan het eind van de jaren vijftig werd de Argentijnse ambassadeur in de EU aangewezen als woordvoerder van de ontwikkelingslanden. Hij zei dat ze het begrepen als Europa zijn landbouwers moest subsidiëren, dat ze het niet fijn vonden dat we hun producten buiten hielden, maar dat ze daar begrip voor hadden, maar hij vroeg ons hen dan niet dubbel zo hard te treffen door vervolgens onze overschotten op hun markten te dumpen. De EU luisterde toen niet en heeft daarna ook nooit geluisterd. De laatste besprekingen over de wereldhandel kregen de optimistische titel ‘Alles behalve wapens’ mee. Dat veranderde natuurlijk al snel in alles behalve landbouw, want de EU is vastbesloten de beschermde en gesubsidieerde positie van deze ene nichesector in stand te houden. Trek uw conclusies uit wat er is gebeurd. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid bestaat sinds 1960. Dit is wat de EU al het langst doet. Als we er niet meer van hebben kunnen maken dan dit – de ecologische ramp, de armoede, de inflatie die wordt veroorzaakt door hogere voedselprijzen – hoe komen we er dan bij om deze zelfde instellingen nog meer bevoegdheden te geven? Nirj Deva (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, normaliter ben ik het helemaal eens met wat mijn vriend de heer Kamall zegt, maar vandaag niet. Ik ben na lang nadenken tot de conclusie gekomen dat voedselveiligheid een zeer belangrijk aspect van onze wereldwijde bevolkingsgroei is. De Europese Unie moet kunnen vertrouwen op haar eigen voedselveiligheid. Dat betekent zelfvoorzienendheid. Geen overproductie, waarbij we dumpen in ontwikkelingslanden, of onderproductie, waarbij we hongerige mensen hun voedsel ontnemen. We moeten dus streven naar zelfvoorzienendheid in Europa, zelfvoorzienendheid in Azië en zelfvoorzienendheid in Afrika en de Verenigde Staten. Als we zelfvoorzienendheid als doelstelling nemen voor onze programma’s, kan al het andere mee gaan spelen in de internationale handel. Voedsel is iets waarmee we niet kunnen spelen. Verslag: Martin Häusling (A7-0026/2011) Christa Klaß (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór het verslag-Häusling gestemd. Proteïne is essentieel voor gezonde diervoeders. Europa moet in actie komen teneinde een betrouwbare proteïnevoorziening te garanderen. We moeten alle
67
68
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mogelijkheden erbij betrekken, van steun voor onderzoek en selectie tot voorlichting en opleiding van landbouwers over de toepassing van vruchtwisseling. Laten we het bewezen principe van een kringloopeconomie niet uit het oog verliezen. De Commissie moet het verbod op dierlijk eiwit in voeders voor niet-herkauwers heroverwegen, maar wel met respect voor het verbod op kannibalisme. Preciezer gezegd moet zij het mogelijke gebruik van dierlijk eiwit overwegen in diermeel voor varkens en gevogelte. Deze stoffen moeten worden bereid volgens de huidige strenge voorschriften ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. Waardevolle proteïnehoudende bronnen worden hier momenteel vernietigd, alleen omdat wij niet in staat zijn om de juiste omgang met deze producten te regelen. Janusz Wojciechowski (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is betreurenswaardig dat het goede verslag van de heer Häusling door onverstandige amendementen de steun van de auteur zelf moet ontberen. Ook ik heb tegen het aannemen van het verslag gestemd. Ik zie geen reden om in het kader van dit verslag door middel van amendementen concessies op het gebied van GGO's te promoten. Europa moet helemaal geen GGO's promoten, maar de traditionele, natuurlijke landbouw verdedigen. Genetisch gemodificeerde gewassen bedreigen de Europese landbouw en de voedselveiligheid. Daarom ben ik het eens met de rapporteur en heb ik in deze kwestie zijn voorbeeld gevolgd. Dank u wel. Verslag: Mariya Nedelcheva (A7-0029/2011) Francesco De Angelis (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst bedank ik de rapporteur, mevrouw Nedelcheva, voor haar bijdrage. De gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt is een onderwerp dat niet beperkt mag blijven tot retoriek. Integendeel, de werkgelegenheid van vrouwen is voor Europa van strategisch belang, zowel vanuit cultureel als vanuit economisch oogpunt. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat wanneer de arbeidsparticipatie van vrouwen net zo hoog zou zijn als die van mannen, het bbp 30 procent hoger zou zijn. We moeten dan ook voorkomen dat de crisis leidt tot verslechtering en blijven werken aan actief beleid dat de werkgelegenheid voor vrouwen aangaat. Het moet daarbij gaan om gericht beleid waarmee wordt vastgesteld hoe vrouwen geraakt worden door de crisis en waarmee wordt nagedacht over anticyclische maatregelen. Een van de verdiensten van het verslag is dat daarin de nadruk wordt gelegd op positief beleid ter bevordering van de werkgelegenheid voor vrouwen, op beroepsopleiding en vrouwelijk ondernemerschap. Tot slot wil ik kwijt dat er nog een probleem moet worden aangepakt: het ernstige probleem van geweld tegen vrouwen. Europa heeft een alomvattende richtlijn nodig met betrekking tot de preventie en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen. Jens Rohde (ALDE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we luisteren naar het debat over quota voor vrouwen in de besturen van beursgenoteerde ondernemingen, is het duidelijk dat hier in het Parlement keer op keer een loopgravenoorlog wordt uitgevochten en dat is in feite betreurenswaardig. Ik zal niet verhullen dat ik tegen in wetgeving vastgelegde quota ben, deels omdat ik van mening ben dat ze slecht zijn voor bedrijven, maar ook omdat ze slecht zijn voor de gekwalificeerde vrouwen, die automatisch binnen de besturen gemarginaliseerd zullen worden, dus daarom zeg ik nee tegen quota. We kunnen echter voor een pragmatische benadering kiezen en bespreken of we beursgenoteerde ondernemingen niet kunnen verplichten een gelijkheidsbeleid en een aantal eigen doelstellingen op te stellen, waarbij ze zelf bepalen wat deze doelstellingen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zijn. Dat zou goed zijn voor vrouwen, die op die manier in de besturen komen, maar ook voor de bedrijven, omdat ze zelf eigenaar zijn van de doelstellingen die ze tot stand moeten brengen. Ik ben van mening dat we het met een beetje pragmatisme moeten proberen, ten voordele van zowel de bedrijven als de vrouwen. Debora Serracchiani (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb gestemd voor de verslagen over gelijkheid tussen mannen en vrouwen en over armoede bij vrouwen in Europa, en het verheugt mij dat wij juist op de honderdste Internationale dag van de vrouw over deze onderwerpen hebben gesproken. Er zijn verdere stappen nodig om te komen tot een correcte omzetting van Richtlijn 2002/73/EG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden. Zo geeft het te denken dat vrouwen, hoewel hun opleidingsniveau de afgelopen jaren sterk is gestegen en er tegenwoordig meer vrouwen dan mannen afstuderen, nog steeds vooral actief zijn in van oudsher 'vrouwelijke' sectoren, nog steeds vaak een lager salaris krijgen en in alle sectoren minder verantwoordelijke posities bekleden. Het gebrek aan toegang tot ondersteunende zorg voor van hen afhankelijke personen, zoals kinderen, gehandicapten en ouderen, en aan passende verlofregelingen en flexibele werkregelingen, belet vrouwen vaak om te werken. Tot slot wil ik de aandacht vestigen op de vrouwen die overal ter wereld strijden voor de meest basale rechten. Ik zou willen zien dat het Parlement zich solidair toont met de Iraanse vrouwenorganisaties die de straat op gaan en de vrouwen oproepen om zonder hidjab te gaan protesteren. Anna Záborská (PPE). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag kort toelichten waarom ik niet heb ingestemd met de ontwerpresolutie waarin het jaar 2010 wordt beoordeeld vanuit het oogpunt van gendergelijkheid. In de ontwerpresolutie wordt op veel gebieden de gelijkheid van mannen en vrouwen gepropageerd, terwijl tegelijkertijd abortus wordt goedgekeurd – de beëindiging van ongeboren leven. Deze tekst is in strijd met de resoluties van de Verenigde Naties, waarin staat dat abortus nooit mag worden gebruikt als anticonceptiemiddel. Door deze resolutie aan te nemen pleegt de Europese Unie niet alleen inbreuk op de soevereiniteit van de nationale staten, maar negeert zij vooral het recht op leven dat is verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ik vind het jammer dat een meerderheid van het Parlement voor deze tekst heeft gestemd. Het is een alarmerend signaal en ik roep nationale organisaties en verenigingen op om ertegen te protesteren bij hun vertegenwoordigers in dit Parlement. Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het heel belangrijk dat we in het Europees Parlement over gelijkheid van mannen en vrouwen spreken, en niet alleen vandaag, nu we een bijzondere dag vieren, maar altijd. Het is beslist belangrijk te beseffen dat we als mannen en vrouwen zijn geschapen. Dat is een rijkdom maar het betekent niet dat als je een man of een vrouw bent, je op de een of andere manier beter of slechter bent. We zijn immers ook gelijkwaardig geschapen. Daarom is het heel belangrijk ervoor te zorgen dat we nu eindelijk in de jaren tien van deze eeuw gelijkwaardig kunnen zijn in Europa, dat wil zeggen dat mannen en vrouwen ook op de arbeidsmarkt op gelijke
69
70
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wijze worden behandeld. Nu is de situatie immers zo dat vrouwen steeds slechter af zijn met betrekking tot hun salaris en dergelijke, en dat mag niet het geval zijn in een beschaafde samenleving. We moeten ervoor zorgen dat gelijkwaardigheid in de ware betekenis van het woord kan worden gerealiseerd. Wat quota betreft is het zo dat die nodig zijn totdat we ons het idee eigen hebben gemaakt dat iedereen gelijkwaardig is. Geschiktheid is dan uiteindelijk de beslissende factor op de arbeidsmarkt. Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, vandaag hebben we weer een initiatief goedgekeurd, maar zoals de commissaris al zei moeten we van woorden overgaan op daden. Ondanks allerlei maatregelen duurt de ongelijkheid voort. Volgens de laatste gegevens van universiteiten behalen vrouwen betere resultaten, maar we worden nog steeds gediscrimineerd. Dit geldt met name voor vrouwen met een handicap, vrouwen op leeftijd en immigrantenvrouwen, die dubbel gediscrimineerd worden. Naast dit initiatief hebben we vandaag tal van verklaringen gehoord, maar wij zijn niet in staat om het goede voorbeeld te geven. Je hoeft maar te kijken naar de sekse van de voorzitter van de Commissie, of naar die van de leden van de Raad, van de roulerende voorzitterschappen, de permanente voorzitter van de Raad, het voorzitterschap van het Parlement en van de Rekenkamer, de bestuursleden van de Europese Centrale Bank – onder wie voor de eerste maal geen enkele vrouw is, de voorzitterschappen van de fracties van deze instelling, of naar het ontbreken van vrouwen in de delegaties van sommige landen. In de beeldvorming blijft de Europese politiek een mannenzaak. We hebben nog een heel lange weg te gaan. Daarom heb ik dit initiatief ondersteund. Ik geloof in het gebruik van quota als methode om vooruitgang te boeken op deze moeilijke weg, en ik geloof vooral in het motto dat ik in het begin uitsprak: van woorden naar daden. Inese Vaidere (PPE). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de vrouwenrechtensituatie verbeterd is, wil ik niettemin de aandacht vestigen op ten minste drie aspecten. Ten eerste zijn de verschillen in beloning nog steeds aanzienlijk en tijdens de crisis zelfs groter geworden omdat we ervoor gekozen hebben de banken te steunen in plaats van de scholen en de kinderopvang, waar hoofdzakelijk vrouwen werkzaam zijn. Ten tweede is er niet voldoende steun voor vrouwen, zwangere vrouwen en jonge moeders, met name in de nieuwe lidstaten. Ook is er discriminatie op de arbeidsmarkt. Ten derde is de deelname van vrouwen aan de politiek nog steeds veel geringer dan de ideale verhouding tussen mannen en vrouwen van 50 om 50 procent. Hetzelfde fenomeen zien we bij managementfuncties. Ik ben van mening dat we met het verslag dat voor ons ligt niet in staat zullen zijn om een nieuwe impuls te geven aan de inspanningen om deze problemen op te lossen. Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd en ook voor quota. Ik wil in dit verband commissaris Reding bedanken voor het feit dat zij heeft voorgesteld – of moet ik misschien zeggen een ultimatum heeft gesteld – om maatregelen te nemen als er niet meer vrouwen in het bestuur van beursgenoteerde ondernemingen komen. In feite voert de commissaris hiermee alleen maar de EU-verdragen en -richtlijnen uit, waarin staat dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn. Ik weet dat quota tegenstrijdige gevoelens oproepen en dat zij geen daadwerkelijke democratie vertegenwoordigen, maar dat geldt ook voor de situatie waarin wij ons nu
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bevinden. In Finland werden tien tot vijftien jaar geleden quota ingevoerd op gemeentelijk niveau. Die stuitten op veel verzet. Men vond ze vernederend voor vrouwen en dacht dat er voor deze posten onvoldoende vrouwen waren. Die vrouwen waren er echter wel en de praktijk heeft aangetoond dat in ieder geval in Finland quota op gemeentelijk niveau zeer goed werken. Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u dat u deze zitting wilt voorzitten. Ik wil ook uw medewerkers en de tolken bedanken. De recente uitspraak dat verzekeraars niet mogen discrimineren op grond van geslacht om verschillen in rijvaardigheid of in levensverwachting in te calculeren schiet op zoveel niveaus tekort dat ik niet weet waar ik moet beginnen. Neem om te beginnen de kosten. Dit kost een miljard pond extra. De premies zullen stijgen en minder mensen zullen een verzekering afsluiten. Neem ten tweede de gebrekkige jurisprudentie, de manier waarop het Europees Hof van Justitie uitspraak doet op grond van een precedent van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Neem ten derde het slechte vertrouwen. Toen de richtlijnen met betrekking tot gelijkheid en niet-discriminatie werden aangenomen, werd duidelijk begrepen dat statistisch gemotiveerd onderscheid nog steeds te rechtvaardigen zou zijn. Neem ten vierde het gerechtelijke activisme, de manier waarop onze rechters hebben genegeerd wat de wet zegt ten gunste van wat zij vinden dat de wet zou moeten zeggen. Neem ten vijfde de aanval op de vrijheid van overeenkomst. Als u mij wilt verzekeren en ik akkoord ga met de voorwaarden die u mij biedt, is het niet aan de staat om tussenbeide te komen en onze transactie onwettig te verklaren. Neem ten zesde het beslissende argument: wat heeft dit allemaal met de Europese Unie te maken? Ik weet zeker dat elk land zijn eigen regels voor gelijkheid van mannen en vrouwen kan bepalen in overeenstemming met zijn eigen deugdelijke democratische mechanismen en procedures. Mijnheer de Voorzitter, een rechtbank met een missie is gevaarlijk. Een hooggerechtshof met een missie is tiranniek. Verslag: Rovana Plumb (A7-0031/2011) Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de armoede bij vrouwen is een probleem dat al lange tijd bestaat, historische oorzaken heeft en zeker niet het gevolg is van een economische crisis. Ik heb dan ook vóór het verslag van mevrouw Plumb gestemd, omdat ik overtuigd ben van de noodzaak om zowel op Europees als op nationaal niveau sterk te blijven inzetten op verdere stappen in de richting van gelijkheid van vrouwen en mannen. Ik geloof dat de maatregelen die in dit verslag zijn opgenomen, een nuttige bijdrage vormen – die wellicht niet alomvattend is, maar wel een stap vooruit betekent – aan de uitvoeringsplannen voor het Europese pact voor de gelijkheid van man en vrouw van de Raad van Europa en het beleidskader voor gelijkheid van man en vrouw. De lidstaten moeten specifieke programma's bevorderen om de actieve inclusie of de herintegratie van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen – dat is op dat gebied de beste maatregel. Deze programma's moeten niet alleen gecoördineerd worden op lokaal, nationaal en Europees niveau, maar moeten ook gepaard gaan met samenwerking met partners uit derde landen. Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de vrouw heeft altijd het onzichtbare werk gedaan: het huishouden, de emotionele steunverlening, alles wat je
71
72
NL
Handelingen van het Europees Parlement
niet kunt kopen en waarvoor je niemand kunt inhuren. We hebben dat werk echter niet op waarde geschat. Nu treden vrouwen toe tot de arbeidsmarkt. We lopen echter nog steeds het gevaar in armoede te belanden, een situatie die nijpender wordt in de context van de economische crisis. Ik heb dit initiatief gesteund omdat het onze plicht is armoede onder vrouwen uit te bannen. Dat kan gedaan worden door wetgevingsinstrumenten en maatregelen te versterken teneinde het salarisverschil tussen mannen en vrouwen te kunnen beperken. We moeten een actief werkgelegenheidsbeleid voeren ten gunste van vrouwen en de sociale voorzieningenstelsels herzien, met speciale aandacht voor vrouwen op leeftijd en gehandicapte vrouwen. Laten we de toetreding van vrouwen tot de arbeidsmarkt bevorderen omdat zij voor meer winst zorgen, en laten we het salarisverschil verminderen omdat dat zal leiden tot een stijging van het bruto binnenlands product met 13 procent, zoals uit diverse studies blijkt. Het is een kwestie van rechtvaardigheid, maar het is vooral ook een kans voor het concurrentievermogen van Europa. Schriftelijke stemverklaringen Verslag: Francesco Enrico Speroni (A7-0047/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Volgens het Duitse wetboek van strafrecht en de Duitse belastingwetgeving is belastingontduiking alleen strafbaar indien de belastingbetaler van de belastingontduiking op de hoogte was en het voornemen had belastingontduiking te plegen. In dit geval was er overduidelijk geen sprake van het voornemen om belastingontduiking te plegen aangezien het bedrag in kwestie op volledig transparante wijze naar de rekening van het lid is overgemaakt nadat de firma Speakers Agency daarvoor van hem eerst een factuur had ontvangen. Bovendien wordt het abusievelijk niet opgeven van dit soort kleine bedragen in de regel afgewikkeld via een louter administratieve procedure. Het feit dat op dit verzuim op deze wijze is gereageerd en dat de heer Brok niet rechtstreeks van de tegen hem naar voren gebrachte beschuldigingen in kennis is gesteld, is absoluut uitzonderlijk. Het feit dat het openbaar ministerie ook niet heeft aangegeven hoe hoog de belastingschuld – inclusief rente – precies is, vormt een nog sterker voedingsbodem voor het vermoeden van fumus persecutionis. Onder deze omstandigheden is het ongepast de immuniteit van het lid op te heffen. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben het eens met de rapporteur dat het ongepast is om de immuniteit van de heer Brok op te heffen. Hij is een bekend politicus en tegen hem is strafvervolging ingesteld in verband met een bedrag en onder omstandigheden die in het geval van een gewone burger slechts tot administratieve procedures zouden hebben geleid. Het gaat hier om een geval van fumus persecutionis, aangezien de strafvervolging klaarblijkelijk alleen is ingesteld om schade toe te brengen aan de reputatie van het betrokken lid. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb tegen de opheffing van de immuniteit van de heer Elmar Brok gestemd omdat er strafrechtelijke vervolging tegen deze bekende politieke figuur is ingesteld naar aanleiding van een bedrag en in omstandigheden die bij elke gewone burger slechts tot een administratieve procedure zouden hebben geleid.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Bovendien heeft het openbaar ministerie niet alleen geprobeerd om de heer Brok om verkeerde en kleinerende redenen niet in kennis te stellen van de tenlastelegging, maar er ook voor gezorgd dat deze zaak veel publiciteit in de media heeft gegenereerd, waardoor de betrokken afgevaardigde maximale schade is toegebracht. Dit is een geval van fumus persecutionis, in de zin dat de procedure uitsluitend lijkt te zijn gestart om de reputatie van de betrokken afgevaardigde te beschadigen, en daarom zou het in deze omstandigheden volledig ongepast zijn om de immuniteit van de afgevaardigde op te heffen. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van stemming over dit verslag. Hoewel ik enerzijds veel bewondering heb voor het werk dat de heer Brok heeft verricht, heb ik anderzijds ernstige twijfels over het gebruik van parlementaire immuniteit om een rechtszaak wegens belastingontduiking te vermijden. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. − (FR) Het betalen van belasting is een plicht waaraan geen enkele burger zich moet kunnen onttrekken. De heer Brok is hierop gewezen. Immuniteit is geen vrijgeleide voor strafbare feiten, maar heeft ten doel de vrijheid van meningsuiting te beschermen. Het doet mij dan ook deugd dat hij zijn fout heeft hersteld. Het verslag is desalniettemin in meer dan één opzicht onaangenaam. Mijnheer Speroni, 5 000 euro is niet niks en de heer Brok is alleen door zijn eigen toedoen in deze situatie verzeild geraakt. De beschuldigingen van vervolging wegens het abusievelijk niet opgeven van een klein bedrag vind ik dan ook volkomen ongepast. Ik zal tegenstemmen. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De verdediging van het ongebonden mandaat van de leden van het Europees Parlement is een bevoegdheid van het Europees Parlement en die ongebondenheid mag niet in gevaar worden gebracht. Gezien de feiten waarvan de heer Brok wordt beschuldigd, is hij het doelwit van fumus persecutionis, anders gezegd: de stafvervolging is alleen ingesteld om schade toe te brengen aan de reputatie van het betrokken lid. Daarom ben ik tegen de opheffing van zijn immuniteit. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik Elmar Brok persoonlijk niet mag vanwege zijn ongepaste gedrag en anti-Oekraïense retoriek, ben ik van mening dat er dwingende redenen moeten zijn voor het opheffen van de immuniteit. Het is bekend dat het verzoek tot opheffing van de immuniteit is gedaan in een brief van de openbaar aanklager van Bielefeld waarin deze beweerde dat de heer Brok in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting over 2005 een vergoeding van 5 000 euro voor een toespraak die hij had gehouden in München op 28 oktober 2005, op het Europa Forum dat was georganiseerd door de HypoVereinsbank Groep, waarvoor 2 900 euro belasting verschuldigd was, niet had opgegeven. Het is ook bekend dat de heer Brok dit geld niet heeft betaald en is betrapt op deze fout. Immuniteit wordt tegenwoordig gebruikt als een soort knuppel om een rekening te vereffenen of als wisselgeld voor het manipuleren van leden van het Parlement. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Duitse openbaar ministerie heeft een verzoek ingediend om de parlementaire immuniteit van de heer Brok op te heffen. Het verzoek houdt verband met het feit dat de heer Brok in zijn aangifte inkomstenbelasting geen opgave heeft gedaan van een honorarium voor een lezing in München waarvoor een bedrag van 2 900 euro aan belasting verschuldigd was, dat inmiddels is betaald. In het juridisch advies wordt erop gewezen dat deze zaak anders zou zijn behandeld als de zaak een gewone burger had betroffen. Er bestaat dan ook een sterk vermoeden van vervolging op politieke gronden. Gezien deze specifieke omstandigheden, en daar het hier een geval
73
74
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van fumus persecutionis betreft, heb ik voor het besluit gestemd om de immuniteit niet op te heffen. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met dit verslag heeft het EP besloten de immuniteit van Elmar Brok niet op te heffen. Verslag: Christel Schaldemose (A7-0033/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Van een goed functionerende interne markt mag worden verwacht dat zij ook garant kan staan voor veilige producten en vertrouwen van de zijde van de consument. Als het veiliger maken van de interne markt centraal staat, is dat evenwel geen belemmering om die markt uit te breiden. De goedkeuring van een gemeenschappelijke aanpak voor het definiëren van productkenmerken heeft ook positieve effecten gehad voor de verbetering van de algemene productveiligheid op de interne markt. Er is echter nog ruimte voor verbetering, omdat er op dit gebied nog te veel ongelukken met tragische gevolgen plaatsvinden, met name met kinderen. Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid (RAPV), waarin de algemene veiligheidseisen voor producten zijn vastgelegd, is ongeveer tien jaar geleden goedgekeurd en is duidelijk aan herziening toe. De richtlijn moet worden herzien om een einde te maken aan de situatie waarbij er twee verschillende reguleringen voor markttoezicht op geharmoniseerde producten bestaan die elkaar overlappen, naargelang het al dan niet consumentenproducten betreft. Het desbetreffende wetgevingskader bestaat daarom uit drie elementen: het nieuwe wetgevingskader, de RAPV en sectorspecifieke harmonisatierichtlijnen. Het is dan ook belangrijk deze complexe opzet te harmoniseren. Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De inwoners van de EU moeten vertrouwen kunnen hebben in de veiligheid van alle producten die op de EU-markt worden verkocht, en hoge gezondheids- en veiligheidsnormen moeten te allen tijde gelden. Dit verslag komt op het juiste moment en is belangrijk. Ik verwelkom de inhoud van het verslag, in het bijzonder wat betreft de uitwisseling van onderzoeksgegevens op het gebied van productveiligheid, teneinde dubbel werk te voorkomen en zo tijd en middelen te besparen. Europese consumenten moeten er zeker van zijn dat de producten die in de EU ingevoerd worden aan dezelfde normen voldoen als de producten die in de EU worden gemaakt en dat de uitbreiding van handel niet van invloed is op de productveiligheid. Ik steun het in het verslag opgenomen verzoek aan de Commissie om meer te doen binnen de International Consumer Product Safety Caucus teneinde te garanderen dat gevaarlijke materialen niet op de interne markt worden gebracht. Het is van cruciaal belang dat de interne markt in staat is een antwoord te vinden op de onlinemarkt en de invloed ervan op productveiligheid en markttoezicht. Volgens meldingen is er een toename van het aantal producten dat online wordt gekocht van derde landen en die niet aan Europese normen voldoen, waardoor EU-consumenten aan risico’s worden blootgesteld. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb vóór dit belangrijke document gestemd. Het is nu al bijna tien jaar geleden dat de Europese Richtlijn inzake algemene productveiligheid 2001/95/EG (RAPV), waarin de algemene veiligheidseisen voor producten zijn vastgelegd, is aangenomen. Deze richtlijn is nog niet herzien, hoewel er het afgelopen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
decennium veel is veranderd in de wereld en in de EU. Met name producten voor kinderen moeten zorgvuldig worden gereguleerd. Elk jaar doen zich in de EU ongevallen voor omdat kinderen omgaan met onveilige producten, ongevallen die soms zelfs tot de dood van die kinderen leiden. Versterking van het markttoezicht moet een belangrijk kenmerk van de herziening van de richtlijn zijn, waarbij voor de traceerbaarheid van producten en fabrikanten moet worden gezorgd en normalisatiebeginselen moeten worden neergelegd en toegepast, waardoor een betere bescherming van onze consumenten gemakkelijker wordt en aan de consumenten duidelijker en preciezere informatie over gekochte producten kan worden verstrekt. Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Met de herziening van Richtlijn 2001/95/EG wordt beoogd een hoog niveau voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de consument te bereiken door speciaal aandacht te schenken aan de meest kwetsbare consumenten, zoals kinderen en ouderen. Er wordt gestreefd naar actievere vormen van transparantie en toezicht voor de markten en naar instrumenten waarmee sneller gevaarlijk geachte producten uit de markt kunnen worden genomen. Voor een goed functionerende interne markt zijn veilige producten en geïnformeerde consumenten nodig die in staat zijn keuzen te maken. Om die redenen heb ik dit verslag gesteund. Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Productveiligheid en consumentenvertrouwen zijn onontbeerlijk om de interne markt goed te laten functioneren. In ons streven naar vrij verkeer en een nog breder scala aan producten op de markt, mogen wij de veiligheid van de consument niet uit het oog verliezen. In een sterker geglobaliseerde wereld waarin meer en meer producten uit het buitenland – met name uit China – afkomstig zijn, is internationale samenwerking op het punt van productveiligheid een prioriteit. In Richtlijn 2001/95/EG zijn de algemene veiligheidseisen voor producten vastgelegd. De lidstaten hebben de richtlijn echter niet op een samenhangende manier omgezet, wat heeft geleid tot een aantal problemen met betrekking tot de werkingssfeer en het reële gevaar van producten. Daarom vind ik dat de richtlijn dringend aan herziening toe is, zodat onveilige producten kunnen worden getraceerd en tegengehouden en de belangen van de EU-burgers volledig behartigd kunnen worden. Tot slot ben ik het volledig eens met de concrete initiatieven ter verbetering van de traceerbaarheid van producten die de rapporteur voorstelt. Hiermee kunnen de autoriteiten, de bedrijven en de consumenten nagaan welke producten op de interne markt onveilig zijn. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) De interne markt heeft meer dan ooit behoefte aan regelgeving ter harmonisering van de veiligheidscontroles op de in onze landen verhandelde producten. Zulke regelgeving is dringend nodig, omdat we de consumenten moeten beschermen tegen de stroom van meestal uit landen als China afkomstige producten die vaak worden geproduceerd en verpakt zonder dat er ook maar een greintje aandacht wordt besteed aan de veiligheid van de eindgebruiker. We moeten toezien op de kwaliteit van producten die op onze markten terechtkomen en nagaan of deze voldoen aan onze veiligheidsvoorschriften ter bescherming van de consument. Daarnaast moeten we bovenal de nationale wetgevingen met één wetgevingsinstrument harmoniseren, omdat het markttoezicht soms sterk verschilt per land.
75
76
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als we de voorstellen die in het verslag worden gedaan, in de praktijk willen brengen, hebben we op korte termijn een tekst nodig waarmee de huidige knelpunten in de communautaire wetgeving worden opgelost. Nu overlappen meerdere richtlijnen elkaar, waarbij niet altijd het gehele toepassingsgebied en alle mogelijke scenario's op het gebied van de veiligheid van verhandelde producten worden afgedekt. We kunnen ook goede resultaten verwachten van de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten. Hier wordt in het verslag, in het definitieve overzicht van de voorstellen die in de tekst worden gedaan, sterk voor gepleit. Daarom stem ik voor het verslag van mevrouw Schaldemose. Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het aantal producten dat verkrijgbaar is op de interne markt is de afgelopen tien jaar gestaag gestegen en uiteindelijk verveelvoudigd. Dat is ruwweg sinds de richtlijn inzake algemene productveiligheid van kracht is geworden. In deze richtlijn zijn algemene voorschriften neergelegd om te voorkomen dat de veiligheid van personen in gevaar komt. Daarom komt de ontwerpresolutie om deze richtlijn te herzien geen moment te vroeg. Op dit moment hebben we een richtlijn die het nieuwe wetgevingskader dat in 2008 is aangenomen slechts ten dele overlapt. Het op één lijn brengen van de twee reguleringen zou ons een betere kans geven om het doel van een coherente interne markt voor zowel geharmoniseerde als niet-geharmoniseerde producten en tevens algehele bescherming van consumentenbelangen te verwezenlijken. Tegelijkertijd moeten deze reguleringen volledig transparant zijn, zodat ze toegankelijk zijn voor de betrokken producenten. Dientengevolge is het belangrijk dat we ons ontdoen van de twee overlappende lagen van uiteenlopende regels voor het markttoezicht op geharmoniseerde goederen, naargelang het al dan niet consumentenproducten betreft. Markttoezicht is nauw verbonden met productveiligheid, omdat het een belangrijk element is van de inspanningen om ervoor te zorgen dat producten voldoen aan de in de relevante harmonisatiewetgeving van de EU neergelegde eisen en dat ze niet gevaarlijk zijn. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd waarmee wordt beoogd de richtlijn inzake algemene productveiligheid te herzien. Ik ben er stellig van overtuigd dat de interne markt alleen goed kan functioneren als zij garant staat voor veilige producten en vertrouwen van de zijde van de consument. Het is nu al bijna tien jaar geleden dat Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid, waarin de algemene veiligheidseisen voor producten zijn vastgelegd, is aangenomen, en zij is dan ook aan herziening toe, mede gelet op de nieuwe producten op de markt. De veiligheid en de bescherming van de consumenten zijn van oudsher prioriteiten in ons politieke optreden, en daarom moet de richtlijn worden herzien teneinde de algemene regels inzake productveiligheidseisen te kunnen actualiseren en de regelgeving aan te passen aan het NWK. Ook ik vind dat er een aantal maatregelen moet worden genomen. Daarbij doel ik bijvoorbeeld op de noodzaak van verscherping van het markttoezicht, het nemen van maatregelen op het gebied van de traceerbaarheid van producten, onder meer aan de hand van moderne technologische instrumenten, de instelling van een databank met informatie over de veiligheid van consumentenproducten en het voorstel om meer aandacht te besteden aan producten die voor kinderen bestemd zijn. Als deze maatregelen snel worden getroffen, zullen de consumenten meer vertrouwen hebben bij het doen van aankopen op de interne markt.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun het initiatief om de Europese maatregelen ter waarborging van de veiligheid van de producten die op de markt worden gebracht te verbeteren en te versterken, waarbij het welzijn en de bescherming van de consument centraal dienen te staan. Ik ben van mening dat de voorgestelde maatregelen op het lokale niveau (producenten en bedrijven), zoals traceerbaarheid, productveiligheid en transparantie van onlinehandel, belangrijke punten zijn die essentieel zijn om tekortkomingen in de Europese aanpak van dit thema, en derhalve ook in het functioneren van de interne markt, weg te werken. Tot slot wil ik nog wijzen op het belang van samenwerking tussen de lidstaten, waarmee het veiligheidsniveau uniform kan worden gemaakt en het markttoezicht verscherpt. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik het van fundamenteel belang acht te garanderen dat alle producten die op de Europese markt worden gebracht, veilig zijn en de consumenten een hoog beschermingsniveau bieden. Het is noodzakelijk dat de lidstaten, samen met de Europese Commissie, op gecoördineerde wijze sancties, met inbegrip van hoge boetes, invoeren voor de marktdeelnemers die opzettelijk gevaarlijke of niet-conforme producten op de interne markt brengen. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Om het vertrouwen van de consumenten veilig te stellen, is het van essentieel belang om nauwlettend toe te zien op de kwaliteit van de producten die op de markt gebracht worden; de communautaire voorschriften gaan dan ook in die richting, met enig succes. In die voorschriften moet volgens mij echter rekening worden gehouden met twee zaken die in feite twee zijden van dezelfde medaille zijn: (i) enerzijds mogen ze niet meer beperkingen opleggen aan Europese producenten dan aan hun internationale concurrenten, die niet aan dezelfde voorschriften hoeven te voldoen maar hun producten wel op dezelfde markt mogen verkopen, en (ii) anderzijds mogen ze niet zo streng zijn dat ze het economische mededingingsvermogen in gevaar brengen. Als zij rekening wil houden met die twee belemmeringen, moet de Commissie de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht dus herzien en moet zij daarbij in het bijzonder aandacht besteden aan de meest kwetsbare consumenten, in het bijzonder kinderen. We weten allemaal dat bij een groot deel van de vele ongevallen die veroorzaakt worden doordat er onveilige producten op de markt gebracht worden, kinderen betrokken zijn, wat aangeeft dat er concrete maatregelen nodig zijn om er niet alleen voor te zorgen dat het eindproduct veilig is, maar ook dat het geschikt is voor de beoogde doelgroep. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt ingegaan op de noodzaak om de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht, die ongeveer tien jaar geleden werd goedgekeurd, te herzien. In de loop van het afgelopen decennium is er op dit vlak heel wat vooruitgang geboekt in de Europese Unie en iedereen erkent dan ook dat het nodig en wenselijk is om het wetgevingskader dat instaat voor het garanderen van de veiligheid te verbeteren, wat ook consumenten en ondernemingen ten goede zal komen. Het is vooral noodzakelijk om de richtlijn in overeenstemming te brengen met het nieuwe wetgevingskader. Daarna moet er iets gedaan worden aan het feit dat de bepalingen uit de richtlijn inzake algemene productveiligheid (RAPV) en uit het nieuwe wetgevingskader (NWK) elkaar op bepaalde gebieden overlappen en andere gebieden niet bestrijken. Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur dat de regels inzake productveiligheidseisen geactualiseerd moeten worden en in overeenstemming gebracht moeten worden met het nieuwe wetgevingskader ten einde optimale
77
78
NL
Handelingen van het Europees Parlement
consumentenbescherming – door het aanbieden van kwaliteitsproducten – en volledige transparantie voor de betrokken producenten te kunnen waarborgen. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In dit verslag worden een aantal richtsnoeren voorgesteld voor de toekomstige herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht. Er wordt gewezen op de doelstelling om een betere veiligheid van producten te garanderen. Daarvoor is volgens het verslag meer toezicht nodig en moeten er voldoende middelen vrijgemaakt worden voor de markttoezichthouders, om zo onder meer de traceerbaarheid van producten in alle stadia van de logistieke keten te waarborgen. Er wordt ook ingegaan op de belangrijke kwestie betreffende het land van oorsprong van het product en van de verantwoordelijke producent. Zo wordt niet alleen het recht op informatie van de consument maar ook de industrie in de EU-landen beschermd. We hebben de gevolgen van de ontwikkeling en de uitdieping van de interne markt voor de economische en sociale divergentie in de EU bekritiseerd en aangeklaagd, maar de concrete voorstellen die in dit verslag worden gedaan – en die toegespitst zijn op de consumentenbelangen – dragen onze goedkeuring. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ondanks onze tegenkanting tegen de ontwikkeling van de Europese interne markt, die het uitgangspunt vormt voor dit verslag, betekenen de concrete voorstellen die erin gedaan worden en de onderliggende kwestie die erin geanalyseerd wordt een verbetering van de voorwaarden voor en de veiligheid van consumenten. Dit verslag is concreet bedoeld om richtsnoeren uit te werken voor de toekomstige herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht. De rapporteur heeft bijzondere nadruk gelegd op het feit dat er meer toezicht nodig is om de productveiligheid te verbeteren. Zij wijst er ook op dat er voldoende middelen moeten worden toegekend aan de markttoezichthouders om de traceerbaarheid van producten in alle stadia van de logistieke keten te waarborgen, aangezien het van essentieel belang is om het land van oorsprong van het product en de verantwoordelijke producent te kunnen traceren, wat in het geval van ingevoerde producten ook de industrie in de Europese Unie beschermt. Daarom hebben wij voor dit verslag gestemd. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Gelet op het goede werk van mevrouw Schaldemose stem ik voor het verslag over de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht. Ik steun dit verslag omdat daarin maatregelen worden getroffen op het vlak van de traceerbaarheid, die bijdragen aan het van de markt verwijderen van producten die mogelijk schadelijk zijn voor de consumenten, en omdat daarin de nadruk wordt gelegd op streng toezicht op producten uit derde landen, in het bijzonder uit China. Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Alle handelswaren en producten die op de EU-markt worden verkocht, moeten voldoen aan een hoge veiligheidsnorm teneinde consumenten in de Europese Unie te beschermen. Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. − (PL) Productveiligheid is een van de grootste zorgen van de consument, die wil dat de door hem aangeschafte goederen geen bedreiging vormen voor zijn gezondheid. De veiligheid van producten hangt natuurlijk vooral af van de producenten en importeurs die de producten op de markt brengen. Markttoezicht is van doorslaggevende betekenis bij de garantie dat alleen producten die voldoen aan de
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vereiste normen op de markt terechtkomen. Door het aannemen van het verslag geeft het Europees Parlement een sterk signaal af. Het roept op tot meer coherentie tussen de richtlijn inzake algemene productveiligheid en andere wetgevingsbesluiten. Zo ontstaan een beter functionerend stelsel van markttoezicht en begrijpelijke en heldere voorschriften voor ondernemers. Dit biedt consumenten de garantie dat het product dat zij in handen krijgen, voldoet aan de wettelijke eisen. Het aantal RAPEX-kennisgevingen neemt echter in onrustbarende mate toe. De overweldigende meerderheid hiervan betreft producten van Chinese oorsprong. In het advies dat ik over dit verslag heb opgesteld in de Commissie internationale handel, roep ik onder andere op tot versterking van de samenwerking op het gebied van productveiligheid met onze voornaamste handelspartners en verdere verbetering van het functioneren van het RAPEX-China-systeem. Ik hoop dat versterking van de samenwerking met China zal leiden tot verbetering van de kwaliteit van producten die vanuit China op de EU-markten worden gebracht. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) De Europese Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid (RAPV), waarin de algemene veiligheidseisen voor producten op communautair niveau zijn vastgelegd, moet worden herzien en in overeenstemming worden gebracht met het in 2008 aangenomen nieuwe wettelijke kader, met name door integratie met de regelgeving voor het markttoezicht. Het wettelijk kader voor productveiligheid en markttoezicht bestaat uit drie lagen van wetgeving (de richtlijn, het wettelijk kader en de sectorspecifieke harmonisatierichtlijnen), wat tot onzekerheid en verwarring in de interne markt leidt. De mate van markttoezicht verschilt sterk per lidstaat. Bovendien trekt een aantal lidstaten niet de middelen uit die nodig zijn om een doelmatig markttoezicht te organiseren en beoordelen lidstaten producten die een risico met zich meebrengen verschillend. Daardoor kunnen er belemmeringen voor het vrije verkeer ontstaan, kan de concurrentie worden verstoord en kan de veiligheid van consumenten in de interne markt worden aangetast. Het huidige wettelijke kader voor het markttoezicht vertoont te weinig samenhang en moet daarom worden herzien en verder worden gecoördineerd. Toch heb ik niet voor dit document gestemd, omdat ik van mening ben dat door alleen naar de veiligheid van consumenten te kijken, we het vrije verkeer van een breed scala aan producten zouden inperken. De genomen maatregelen moeten toereikend zijn, maar moeten wel zowel de veiligheid van consumenten als het vrije verkeer van een variëteit aan producten in aanmerking nemen. Ook is duidelijk dat markttoezicht voor een aantal lidstaten een uitdagende activiteit is, omdat ze niet in staat zijn de nodige middelen voor een doelmatig markttoezicht vrij te maken. Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. − (CS) Ik steun het voorliggende verslag over de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht. Ik waardeer het zeer dat er in deze laatste versie geen voorstellen meer staan voor de oprichting van nog meer agentschappen en dat aldus niet een nog groter beslag wordt gelegd op de begroting. Ik zou speciaal stil willen staan bij het accent dat in het verslag op de problematiek van standaardisering als regulerend instrument gelegd wordt. Dit is voor mij een treffend voorbeeld van slimme regelgeving, oftewel regelgeving die niet van bovenaf wordt opgelegd, maar afkomstig is van onderaf, van de betrokken partijen. Ik zou juist om die reden willen oproepen tot een grotere betrokkenheid van de toezichthoudende organen bij het totstandkomingsproces van veiligheidsnormen, want dit is bij uitstek een gelegenheid om hun kijk op de zaak op toereikende wijze bij het normalisatieproces te betrekken. Voor een grotere slagkracht op het gebied van de totstandbrenging van veiligheidsnormen voor producten is het van cruciaal belang dat met name oog wordt gehouden voor de stabiliteit
79
80
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van het Europese normalisatiestelsel, alsook dat de Europese normen worden vereenvoudigd en de duur van hun totstandkomingsproces wordt ingekort. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) In de eerste plaats wil ik mevrouw Schaldemose bedanken voor haar werk. Het vandaag aangenomen verslag heeft betrekking op de belangrijke thema's van productveiligheid en consumentenbescherming. Dankzij de Europese inzet voor de bescherming van de consumenten tegen gevaarlijke producten en producten die gebreken vertonen, beschikken we al over goede normen, maar ik denk dat er nog ruimte is voor verbetering, met name met betrekking tot kwetsbare consumenten, zoals kinderen, ouderen en personen met een handicap. Met het oog daarop moet het markttoezicht worden verscherpt aan de hand van effectievere grenscontroles en de traceerbaarheid van producten in alle stadia van de logistieke keten. Tot slot wijs ik op de noodzaak van een herziening van het huidige regelgevingskader – te weten de richtlijn inzake algemene productveiligheid – aan de hand van de richtsnoeren die bij de stemming van vandaag zijn vastgesteld. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Er zijn nog steeds te veel onveilige producten verkrijgbaar op de markt. Ik verwelkom dit verslag, waarin staat dat RAPEX (het communautair systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke consumentenproducten) voor verdere verbetering vatbaar is. De lidstaten moeten specifiek de doeltreffendheid en zichtbaarheid van douaneregels en -autoriteiten verbeteren om onveiligheid van producten aan te pakken. Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) In de afgelopen tien jaar is er op het gebied van productveiligheid op de interne markt, mede dankzij de gezamenlijke aanpak, onmiskenbaar vooruitgang geboekt. Toch moet er nog veel werk worden verricht. De bestaande Europese regelgeving inzake productveiligheid is dringend aan herziening toe. Het is nu al bijna tien jaar geleden dat Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid (de RAPV), is aangenomen, en zij is dan ook duidelijk aan herziening toe. De herziening van de RAPV is tevens noodzakelijk om deze in overeenstemming te brengen met het nieuwe wetgevingskader (NWK) voor producten uit 2008. Het markttoezicht, dat gekoppeld is aan de productveiligheid, moet worden verscherpt. Het belangrijkste knelpunt dat moet worden opgelost – de ware prioriteit van dit verslag – heeft betrekking op de producten die bestemd zijn voor of aantrekkingskracht uitoefenen op kinderen. Daarnaast is het wenselijk dat de Commissie een verordening inzake algemene productveiligheid en markttoezicht voorstelt. Daarin zouden in elk geval de volgende elementen moeten worden opgenomen: concrete maatregelen ter verbetering van de traceerbaarheid van producten, de verplichting voor fabrikanten om in de ontwerpfase van een product een uitgebreide risicoanalyse uit te voeren en strenge normen voor onlineverkoop. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De consolidering van de interne markt is van essentieel belang voor de goede economische ontwikkeling van de EU. Zij kan echter alleen bereikt worden als de producten die op de markt gebracht worden, veilig zijn en er voldoende vertrouwen heerst bij de consumenten. In het streven naar vrij verkeer en een nog breder scala aan producten op de markt mag de veiligheid van de consument vooral niet uit het oog verloren worden. De laatste jaren is er heel wat vooruitgang geboekt op het vlak van productveiligheid. Het is echter noodzakelijk dat we die veiligheid blijven verbeteren, in het bijzonder voor producten die bedoeld zijn voor kinderen, aangezien zij sneller het slachtoffer worden van een gebrekkige naleving van de veiligheidsvoorschriften.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit verslag, dat met eenparigheid van stemmen is aangenomen in de Commissie interne markt en consumentenbescherming, is een soort bijdrage van het Parlement aan de herziening van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid. Wat belangrijk is, is dat het verslag het belang onderstreept van de herziening van de huidige Europese wetgeving om ervoor te zorgen dat onveilige producten kunnen worden opgespoord en tegengehouden. Deze en andere maatregelen zijn bedoeld om de inwoners van de EU te beschermen tegen het in de handel komen van gevaarlijke producten en daarom heb ik voorgestemd. Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Ongeveer 60 procent van de producten die gemeld zijn in het RAPEX-systeem, is afkomstig uit China. Het leeuwendeel van de gevaarlijke producten komt dus uit een markt die de EU vrijwel onmogelijk kan controleren. Ik hoop dat het nieuwe systeem RAPEX-China dit zal verhelpen. De EU moet een sterke positie innemen teneinde consumenten en hun gezondheid te beschermen. Gevaarlijke producten moeten sneller en doelmatiger worden teruggeroepen en de traceerbaarheid ervan moet in alle stadia van de logistieke keten verbeteren. Dit verslag gaat in deze richting, daarom heb ik voorgestemd. Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) De enorme omvang van de interne markt maakt doelmatige, specifieke regelgeving op het gebied van de veiligheid van consumentenproducten nodig, en daarom denk ik dat de EU haar eigen regelgeving moet actualiseren om het markttoezicht te waarborgen. In het verslag van mevrouw Schaldemose, dat ik heb gesteund, wordt bevestigd dat de richtlijn uit 2001 moet worden herzien in verband met de problemen omtrent de omzetting door de lidstaten. Zij passen de richtlijn sinds 2004 niet langer toe, wat geleid heeft tot problemen met betrekking tot het producttoezicht, waardoor zij de certificering niet naar behoren hebben gewaarborgd. Ik ben het eens met de nadruk die in het verslag wordt gelegd op de bestrijding van namaak aan de hand van betere productidentificatie door gebruikmaking van nieuwe technologieën, wat in het belang is van de veiligheid van de consumenten. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft betrekking op de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht. In ons streven naar vrij verkeer en een nog breder scala aan producten op de markt, mogen wij de veiligheid van de consument vooral niet uit het oog verliezen. Zowel de overheid als het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor verbetering van de productveiligheid. Hoewel er onmiskenbaar vooruitgang wordt geboekt, is er nog ruimte voor verbetering en deze moet dan ook worden aangegrepen, aangezien lacunes op dit gebied de veiligheid van de consument in gevaar zouden kunnen brengen of soms zelfs fataal kunnen zijn. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het helemaal eens ben met de voorstellen van de rapporteur om het belang van een herziening van de bestaande Europese wetgeving inzake productveiligheid te benadrukken opdat gevaarlijke producten opgespoord en van de markt gehaald kunnen worden, in het belang van de consument. Ik wil in het bijzonder wijzen op de wijzigingen aan de veiligheidsvoorschriften voor producten bestemd voor de meest kwetsbare consumenten op de interne markt, met name kinderen, ouderen en mensen met een handicap. Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik feliciteer mevrouw Schaldemose met het uitstekende werk dat zij heeft verricht. De consumenten moeten beter worden beschermd tegen producten die gebreken vertonen en mogelijk een gevaar vormen. Met dit verslag maken wij de Commissie duidelijk dat de
81
82
NL
Handelingen van het Europees Parlement
richtlijn moet worden herzien omdat het markttoezicht versterkt moet worden en voor de gehele interne markt gelijk moet zijn. Ik ben van mening dat het van groot belang is om de grenscontroles, met name in havens, te verbeteren om te voorkomen dat producten die gebreken vertonen op de interne markt belanden. Ik vraag de Commissie en de regeringen van de lidstaten strengere sancties in te stellen voor inbreuken op de veiligheidsvoorschriften bij de invoer uit derde landen. De traceerbaarheid van producten in alle stadia van de logistieke keten is een ander belangrijk aspect waarmee de mogelijkheid om producten, ook tijdens de productiefase, van de markt te weren, wordt gewaarborgd. Daarom moeten de grenscontroleautoriteiten over voldoende middelen beschikken. Daarnaast vraag ik meer aandacht voor de toenemende onlineverkoop, met speciale aandacht voor de verkoop van producten die de consument directe schade kunnen toebrengen, zoals farmaceutische producten en levensmiddelen. Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik stem vóór het verslag over de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht. Ik ben namelijk een voorstander van een verduidelijking van het huidige wetgevingskader inzake productveiligheid en markttoezicht, dat uit een drielagige structuur van wetgevingshandelingen bestaat. Om ervoor te zorgen dat de markttoezichthouders niet geconfronteerd worden met enige onzekerheid, zouden we een gemeenschappelijk Europees stelsel van markttoezicht moeten instellen dat van toepassing is op alle producten die op de interne markt worden aangeboden of de interne markt binnenkomen. We mogen bovendien niet vergeten dat het – om marktdeelnemers te weerhouden van illegale activiteiten – belangrijk is om actie te ondernemen, zowel in termen van sancties voor marktdeelnemers die opzettelijk gevaarlijke of niet-conforme producten op de interne markt brengen als van transparantie: alle gevallen waarin producten worden verboden, moeten bekend worden gemaakt. Dit verslag behandelt nog een andere cruciale kwestie, namelijk die van de productveiligheid vanuit mondiaal perspectief. In deze context moet de Europese Unie zich ten doel stellen de uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten uit derde landen zoals China en India te verbeteren om zo de kwestie van productveiligheid en traceerbaarheid aan te pakken voordat producten op de Europese markt komen. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Een goed functionerende interne markt zou ook veilige producten en consumentenvertrouwen opleveren. We moeten streven naar vrij verkeer en een nog bredere variatie aan producten op de markt, maar we mogen ook de consumentenveiligheid niet uit het oog verliezen. Als we in het algemeen naar de productveiligheid kijken, zien we dat er de afgelopen tien jaar vooruitgang is geboekt in de EU. Regeringen en ondernemingen nemen de verantwoordelijkheid om te zorgen voor veiliger producten en als gevolg van wetgeving op EU-niveau is er een gemeenschappelijke aanpak als het gaat om productvereisten, waardoor de algemene veiligheid van producten op de interne markt is verbeterd. Hoewel er vooruitgang is geboekt, is er nog steeds ruimte voor verbetering op dit gebied. Deze moet worden benut, want de veiligheid van de consument kan in gevaar komen, soms met dodelijke gevolgen. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de aanneming van deze resolutie onderstreept het Europees Parlement dat het van groot belang is om de grenscontroles, met name in havens, te verbeteren om effectief te kunnen voorkomen dat producten die gebreken vertonen op de interne markt belanden.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In het aangenomen document wordt de Commissie en de lidstaten verzocht strengere sancties in te stellen voor inbreuken op de veiligheidsvoorschriften bij de invoer uit derde landen. Daarnaast moet er meer aandacht komen voor de almaar toenemende onlineverkoop, met speciale aandacht voor de verkoop van producten die de consument directe schade kunnen toebrengen, zoals farmaceutische producten en levensmiddelen. De traceerbaarheid van producten in alle stadia van de logistieke keten is een ander belangrijk aspect waarmee de mogelijkheid om producten, ook tijdens de productiefase, van de markt te weren, wordt gewaarborgd. Daarom moeten de grenscontroleautoriteiten over voldoende middelen beschikken voor de uitvoering van controles. Ik onderstreep het belang van de verplichting voor fabrikanten om al in de ontwerpfase van een product een risicoanalyse uit te voeren met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid, evenals het belang van de instelling van een openbare databank met informatie over productveiligheid. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) De herziening van de richtlijn is gericht op de uniformering en harmonisering van de verschillende, elkaar overlappende wetgevingen met betrekking tot het markttoezicht op consumptiegoederen. In een geglobaliseerde wereld met vrij verkeer van goederen en personen wordt het steeds noodzakelijker om de op de markt beschikbare producten aan regulier toezicht te onderwerpen. Speciale aandacht moet uitgaan naar producten uit derde landen, aangezien deze producten, gezien de lagere hygiëne- en gezondheidsnormen, de productieprocessen en het gebruik van bij ons verboden materialen, besmet kunnen zijn. Meer in het bijzonder moet van kinderspeelgoed worden vastgesteld dat het niet giftig is, aangezien kinderen het speelgoed vaak in de mond stoppen en het merendeel van het speelgoed in China wordt vervaardigd, een land dat helaas bekend staat om de lage productiekosten en de gebrekkige kwaliteitscontroles. Een belangrijk element is de traceerbaarheid, die ons in staat stelt producten te weren die mogelijk een gevaar vormen voor de consumenten. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, waarin verdere verbeteringen worden voorgesteld in het communautaire systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke consumentenproducten. Het verbeteren van de doeltreffendheid en zichtbaarheid van douaneregels zal helpen slechte productveiligheid aan te pakken en daar zullen de consumenten uiteindelijk van profiteren. Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk. − (EN) Een veilige interne markt is een prioriteit voor onze burgers en dit verslag belicht onvolkomenheden in de wetgeving inzake productveiligheid en markttoezicht en de manier waarop deze op EU-niveau en op nationaal niveau ten uitvoer wordt gelegd. Het huidige gebrek aan rechtszekerheid, waarbij voor verschillende productcategorieën verschillende rechtsinstrumenten gelden en er op andere gebieden mazen in de wet bestaan, is een belemmering voor de marktveiligheid en voor het goed functioneren van de interne markt. De richtlijn inzake algemene productveiligheid en de regels voor het markttoezicht moeten worden vervangen door één enkele verordening, aangezien dat rechtsinstrument de hoogste mate van duidelijkheid en uniformiteit garandeert.
83
84
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarom heb ik dat aangewezen als een van de voornaamste prioriteiten voor opname in het verslag van de heer Correia De Campos over een interne markt voor Europeanen, waarvoor ik schaduwrapporteur ben. Bovendien moet, gezien het feit dat steeds meer mensen online kopen, de wetgeving inzake productveiligheid en markttoezicht nu worden geactualiseerd om maatregelen op te nemen met betrekking tot onlineverkoop teneinde het consumentenvertrouwen op dit gebied te versterken. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór de ontwerpresolutie van mevrouw Schaldemose gestemd omdat hierin een serieus en actueel thema wordt behandeld. Wij moeten hoe dan ook de bestaande mechanismen voor algemene productveiligheid verbeteren, want dan kunnen wij voor consumenten een hoger niveau van bescherming van hun gezondheid en veiligheid waarborgen. Ik kom uit een land dat zich op een geografisch knooppunt bevindt en ben van mening dat het voorstel bijzonder opbouwend is. Veel uit derde landen ingevoerde producten voldoen namelijk niet aan de duidelijke kwaliteits- en veiligheidsvoorschriften van de communautaire wetgeving. Pas als deze producten worden onderworpen aan soortgelijke preventie- en toezichtmechanismen kunnen wij echt doeltreffend zijn en bijdragen aan de marktsanering, en pas dan zullen wij de consumenten echt van dienst zijn. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb vóór het verslag over de herziening van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht gestemd omdat ik in beginsel voorstander ben van het versterken van markttoezicht in het belang van een doelmatige consumentenbescherming. Ik geloof dat het belangrijk is om kinderen, ouderen en mensen met een beperking te beschermen, omdat de gemeenschap een speciale verantwoordelijkheid voor hen heeft. Na tien jaar was het wel tijd om de richtlijn grondig te herzien om er nieuwe verkoopkanalen, zoals onlinehandel, in op te nemen. Verslag: Michèle Rivasi (A7-0035/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het ermee eens ben dat bij de respons op een pandemie betere samenwerking nodig is en omdat ik van mening ben dat een herziening van de preventieplannen die werden opgesteld door de EU en haar lidstaten noodzakelijk is. De WHO moet haar definitie van pandemie dringend herzien, om niet alleen rekening te houden met het criterium van de geografische verspreiding, maar ook met de ernst ervan. Ik ben van mening dat dit soort situaties beter beheerd moet worden via een evaluatie van de aanbevolen vaccinatiestrategieën en dat dat enkel bereikt kan worden het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding zijn bevoegdheden als onafhankelijke instantie beter uitoefent en als het over de nodige middelen daartoe kan beschikken. Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik verwelkom dit initiatief ten behoeve van een grotere waakzaamheid en volledige transparantie met betrekking tot de beoordeling van geneesmiddelen die worden aanbevolen in geval van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid en ten behoeve van het verbeteren van de vaccinatie- en communicatiestrategieën met het oog op de voorbereiding op en preventie van pandemieën. Ik denk dat de Europese Unie meer middelen moet uittrekken voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van preventiemaatregelen om een verhoging van de investeringen in een betere beoordeling van en voorbereiding op de gevolgen van een griepvirus te realiseren, zowel tussen pandemieën in als bij het uitbreken van een pandemie. Dat is de reden dat ik voor dit verslag heb gestemd.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie was verplicht lessen te trekken uit het controversiële beheer, in 2009-2010, van de H1N1-griep in Europa en de noodzakelijke maatregelen te nemen om verdere onevenredige reacties te voorkomen. Om deze reden stem ik vóór deze tekst, die voorziet in meer samenwerking, meer onafhankelijkheid en meer transparantie teneinde eventuele toekomstige pandemieën effectief te kunnen bestrijden. Meer samenwerking, in de zin dat deze tekst voorziet in een herziening van de preventieplannen van de Europese Unie, een herziening van de rollen en verantwoordelijkheden van de belangrijkste spelers en de invoering van een procedure om de lidstaten in staat te stellen vrijwillig groepsaankopen van vaccins en antivirale geneesmiddelen te verrichten. Hiernaast roept deze tekst de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ertoe op het criterium van de ernst van een ziekte op te nemen in haar definitie van een pandemie. Meer onafhankelijkheid, in de zin dat deze tekst stipuleert dat het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) zijn bevoegdheden als onafhankelijk agentschap moet uitoefenen teneinde te beschikken over wetenschappelijke onderzoeken die onafhankelijk zijn van de farmaceutische bedrijven. Meer transparantie, tot slot, in de zin dat deze tekst oproept tot een beoordeling van de doeltreffendheid van de vaccinatiestrategieën. Deze tekst zal derhalve resulteren in consequentere communicatie tussen de lidstaten. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Volgens de eind april 2010 door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) bekendgemaakte cijfers heeft de A(H1N1)-griep in Europa 2 900 doden geëist. Deze cijfers zijn laag in vergelijking met de officiële ramingen van het aantal sterfgevallen die louter het gevolg zijn van de seizoensgriep, dat door de Commissie wordt geschat op 40 000 in een matig jaar en 220 000 in een bijzonder hevig griepseizoen. Ook zijn de cijfers beduidend lager dan de meest optimistische prognoses van de gezondheidsdiensten in de EU-lidstaten. Naar aanleiding van de uitbraak van deze griep werd een alarm van het hoogste niveau afgegeven, dat in sommige lidstaten tot een reeks maatregelen heeft geleid die zeer duur waren (in Groot-Brittannië worden de kosten bijvoorbeeld geraamd op 1,3 miljard euro en in Frankrijk op 990 miljoen euro – tegenover 90 miljoen euro voor seizoensgriep) en in deze gevallen zonder verhouding met de feitelijke ernst van het virus. Ik deel de opvatting dat de Wereldgezondheidsorganisatie dringend haar definitie moet herzien en deze niet alleen op de verspreiding van een virus moet baseren, maar ook op de mogelijke ernst van een ziekte, teneinde een adequatere respons mogelijk te maken en de EU-burgers tegen echte gevaren te beschermen. Mijns inziens moeten de lidstaten en de verantwoordelijke instellingen en organisaties op dit gebied beter samenwerken en moeten de verantwoordelijkheden op een meer transparante wijze over de belangrijkste spelers worden verdeeld. Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) De A(H1N1)-griep, veroorzaakt door het influenza A(H1N1)-virus, dook voor het eerst op in Mexico, eind maart 2009, en trof daarna verschillende landen. In mei 2009 erkende de WHO de ernst van de A(H1N1)-griep als “matig”, maar in juni van datzelfde jaar werd alarmniveau 6 afgekondigd voor de pandemie. Het feit dat de WHO het hoogste alarmniveau afkondigde, leidde in sommige lidstaten tot een reeks maatregelen die zeer duur waren (in Groot-Brittannië worden de kosten bijvoorbeeld geraamd op 1 300 miljoen euro en in Frankrijk op 990 miljoen euro – tegenover de 87 miljoen euro voor seizoensgriep). De reactie was buiten proportie. Elke lidstaat heeft voor eigen rekening beslissingen genomen, zonder veel samenhang en zelfs zonder solidariteit. Dit verslag, waar ik voor gestemd heb, komt tot de juiste conclusies en pleit voor meer coördinatie tussen de lidstaten en de Europese instellingen op het vlak van
85
86
NL
Handelingen van het Europees Parlement
volksgezondheid en voor een verduidelijking en een herziening van de rollen en verantwoordelijkheden van de belangrijkste actoren en beheersstructuren, en van de bedreigingen voor de volksgezondheid op Europees niveau. Tot slot wordt in het verslag ook erkend dat onafhankelijk van de farmaceutische bedrijven uitgevoerde wetenschappelijke studies naar vaccins en antivirale geneesmiddelen nodig zijn, onder meer wat de monitoring van de vaccinatiegraad betreft. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) In het licht van de maatregelen die verschillende landen van de Europese Unie getroffen hebben om een mogelijke pandemie van het H1N1-virus te bestrijden, ben ik het ermee eens dat de reactie op dergelijke situaties verbeterd moet worden en gebaseerd moet zijn op de wetenschappelijke gegevens die in dit soort situaties voorhanden zijn. Ik ben dan ook voorstander van een herziening van de actie- en preventieplannen bij een pandemie. Die herzieningen moeten in de richting gaan van meer samenwerking en coördinatie tussen de volksgezondheidsinstanties van de lidstaten en de Europese instellingen. Een ander aspect dat volgens mij bijzonder belangrijk is, is de transparantie met betrekking tot de gebruikte geneesmiddelen en de wetenschappelijke verslagen die worden voorgelegd door de volksgezondheidsinstanties, om belangenconflicten te voorkomen en de veiligheid van de burgers en hun recht op informatie te garanderen. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie was de regio die het best voorbereid was en over de grootste reactiecapaciteit beschikte om deze uitbraak het hoofd te bieden, hoewel de uiteenlopende mate van paraatheid in de lidstaten en het gebrek aan een echte samenwerking tussen die lidstaten hun optreden verzwakt heeft. De voorbereiding en de reactie op gezondheidsrisico’s in de EU valt onder de bevoegdheid van de lidstaten, en het is daarom van wezenlijk belang dat de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten, de instellingen en internationale en regionale organisatie versterkt wordt, in het bijzonder in de beginfasen van een virale uitbraak, om de ernst van een dergelijke uitbraak te temperen, om belangrijke beslissingen te kunnen nemen en om de uitbraak op een samenhangende manier aan te pakken. De uiteenlopende aanbevelingen binnen de EU en de lidstaten met betrekking tot de prioritaire doelgroepen voor vaccinatie zijn een duidelijke afspiegeling van de onzekerheid en de verschillende standpunten die er heersten over de te volgen aanpak. Ook de aanzienlijke kosten hadden beperkt kunnen worden door een nauwere samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. Ik schaar me achter de behoefte om een Europese gedragscode uit te werken voor wetenschappelijke deskundigen bij eender welke Europese instantie die verantwoordelijk is voor veiligheid, risicobeheer en prognoses, om meer gevallen van corruptie te vermijden. Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het beheer van de – aangekondigde – H1N1-griepepidemie was een mislukking. Wij zouden derhalve lessen moeten trekken uit die crisis zodat we eventuele toekomstige pandemieën doeltreffender kunnen bestrijden. Het moge duidelijk zijn dat de lidstaten meer met elkaar en met de Europese instellingen moeten samenwerken met het oog op een doeltreffender reactie in geval van een pandemie. Ook moeten we ervoor zorgen dat de rol van de structuren op Europees niveau voor het beheer van de gevaren voor de gezondheid wordt verduidelijkt en dat de WHO haar definitie van de criteria voor het afkondigen van een wereldwijd pandemiealarm herziet. Tot slot lijkt het een goede zaak als er een systeem wordt opgezet waarbij de overheden van de lidstaten gezamenlijk vaccins aankopen. Last but not least: er moet sprake zijn van volledige transparantie met betrekking tot de deskundigen die als adviseur aan Europese
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
volksgezondheidsinstanties zijn verbonden, om zo een einde te maken aan potentiële belangenconflicten. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik verwelkom de stemming over dit verslag, waarvoor ik was benoemd tot schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten). In het belang van de circa vijfhonderd miljoen burgers die wij vertegenwoordigen, moeten we lessen trekken uit deze crisis zodat we eventuele nieuwe pandemieën doeltreffender kunnen bestrijden. De gisteren aangenomen tekst is een uitstekend compromis in termen van gezondheidssamenwerking, onafhankelijkheid en transparantie. Gezien de geconstateerde mislukking van echte samenwerking op gezondheidsgebied tussen de lidstaten moest er een constructieve en praktische aanpak komen die de volgende acties omvat: intensievere samenwerking tussen de lidstaten en een betere coördinatie tussen de lidstaten en de Europese instellingen met het oog op een doeltreffender reactie in geval van een toekomstige pandemie; een verduidelijking van de rollen van de structuren op Europees niveau voor het beheer van de gevaren voor de gezondheid; de oproep aan het adres van de WHO om haar definitie van de criteria voor het afkondigen van een wereldwijd pandemiealarm te herzien; de beoordeling van de in de lidstaten gevolgde vaccinatie- en communicatiestrategieën om het vertrouwen van de burgers terug te winnen; de invoering van een systeem waarbij de overheden van de lidstaten, om prijsverschillen te voorkomen, gezamenlijk vaccins aankopen en de openbaarmaking van de belangenverklaringen van alle deskundigen die als adviseur aan de Europese volksgezondheidsinstanties zijn verbonden, om ieder belangenconflict te voorkomen. Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik denk dat er behoefte is aan een betere coördinatie op EU-niveau van de respons op epidemiologische risico’s. In het geval van de H1N1-influenza heeft het risicobeheer op mondiaal niveau gefaald, voornamelijk als gevolg van de tekortschietende correlatie tussen de alarmniveaus en de daadwerkelijke gevaren, met als gevolg een grote verspilling van middelen. In mijn ogen moet de Europese Unie een onafhankelijk systeem voor de beoordeling van het risico op een pandemie toepassen en het beheer van deze risico’s beter coördineren. Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding moet naar behoren worden uitgerust om op dit gebied een zo actief mogelijke rol te spelen. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over de aanpak van de H1N1-griepuitbraak gestemd, omdat er in dit verslag gewezen wordt op het belang van een versterkte samenwerking en van meer onafhankelijkheid en transparantie bij het beheer van toekomstige pandemieën, in het bijzonder via een betere toepassing van de bevoegdheden van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding als onafhankelijk agentschap. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) In 2009 werd de wereld verlamd door angst voor een virus dat veel potentieel had om uit te groeien tot een pandemie en mogelijk dodelijke
87
88
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gevolgen kon hebben: de A-griep. Gelukkig werd de ergste vrees over de morbiditeit en de mortaliteit van het H1N1-virus geen werkelijkheid. In Europa veroorzaakte het virus 2 900 doden, veel minder dan het aantal dodelijke slachtoffers van de seizoensgriep. Naar aanleiding van de waarschuwingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en de heersende angst werden er echter uitzonderlijke maatregelen getroffen door de lidstaten, zoals massale vaccinaties, die een aanzienlijke uitgave vormden voor de gezondheidsstelsels. Het heeft weinig zin om te wijzen op de fouten in de aanpak van de A-griep, het is vooral van belang dat er conclusies uit getrokken worden. Een eerste conclusie is volgens mij dat we nog steeds beter te veel doen dan te weinig. Ten tweede moeten we hier lessen uit trekken voor het beheer van pandemieën in de toekomst, die agressiever zouden kunnen zijn, en moeten we nadenken over hoe en wanneer we moeten reageren en over welke maatregelen we moeten treffen. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het H1N1-griepvirus heeft volgens de gegevens van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) gelukkig minder doden veroorzaakt dan oorspronkelijk verwacht werd, en wordt ondertussen beschouwd als een weinig ernstige ziekte in de EU. Aan het begin van de verspreiding van het virus, werd er her en der aan de alarmbel getrokken, waardoor verschillende lidstaten onnodig investeerden in vaccinatieprogramma’s die later overdreven bleken, toen bleek dat de mortaliteit in landen als Polen, waar geen uitzonderlijke maatregelen getroffen werden, op hetzelfde niveau bleef als in de landen die nationale vaccinatiecampagnes op touw hadden gezet, waarvan de kosten geraamd worden op vele miljoenen euro. Volgens dit verslag was het beleid inzake de aanschaf van vaccins al vastgelegd in voorafgaande koopcontracten die al in 2007 met farmaceutische bedrijven zijn gesloten. Dat is een duidelijk voorbeeld van het gebrek aan transparantie in dit proces, dat te wijten was aan een onaanvaardbare afhankelijkheid van de lidstaten ten opzichte van de farmaceutische bedrijven. Ik ben het dus helemaal eens met de rapporteur en ik hoop dat zowel de Commissie als alle lidstaten gevolg zullen geven aan haar aanbevelingen, in het bijzonder die op het vlak van de betrouwbaarheid van de informatie die verstrekt wordt en het voorzorgsbeginsel – dat de patiënten ten goede moet komen, en niet de bedrijven. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In het licht van de door problemen geplaagde aanpak van de tot pandemie uitgeroepen uitbraak van de A(H1N1)-griep en in het licht van de bevestigde cijfers (2 900 sterfgevallen als resultaat van de H1N1-griep, terwijl de seizoensgriep in datzelfde jaar 40 000 slachtoffers maakte), wordt er in het verslag meer transparantie geëist, wat wij lovenswaardig vinden. Dat geldt zowel voor wat er gebeurd is – via een volledige opheldering van de getroffen maatregelen en de verantwoordelijkheden – als voor de aanpak van dergelijke situaties in de toekomst. Er moet in het bijzonder meer duidelijkheid komen over de aangekochte vaccins en antivirale middelen; de informatie over de vastgestelde gevallen en de ernst ervan; de verplichting voor het Europees Geneesmiddelenbureau om inzage te verschaffen in alle documenten die betrekking hebben op klinische proeven, onderzoeksprotocollen en de bijwerkingen van geneesmiddelen; en de belangenconflicten bij deskundigen die als adviseur aan Europese volksgezondheidsinstanties zijn verbonden. In het verslag wordt geëist dat de in de EU en de lidstaten ingestelde preventieplannen voor toekomstige grieppandemieën opnieuw worden bezien om ze doeltreffender en samenhangender te maken en om ze voldoende autonoom en flexibel te maken. Ook wordt erop aangedrongen dat de samenwerking tussen de lidstaten wordt verbeterd, zowel bij het bepalen van de ernst van de uitbraak van een virus als bij het nemen van beslissingen. Wij vinden dit over het algemeen een goed verslag en wij hebben daarom voor gestemd.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In deze fase van de evaluatie van de aanpak van de uitbraak van de H1N1-griep is het belangrijk om lessen te trekken uit het verleden en om te erkennen dat landen over volksgezondheidsinstanties en voorlichtingsdiensten moeten beschikken die in staat zijn om op verschillende vlakken actie te ondernemen, in het bijzonder op de volgende gebieden: - het uitwerken en evalueren van onafhankelijk van de farmaceutische industrie uitgevoerde wetenschappelijke studies naar de doeltreffendheid, de veiligheid en de risico-batenverhouding van vaccins en antivirale geneesmiddelen en naar de aanbevolen doelgroepen; - de beoordeling van informatie over de geneesmiddelen die in noodsituaties op het gebied van gezondheid, met name in het geval van een echte pandemie, zijn aanbevolen; - het versterken van de capaciteit om risico’s te beheren en erop te anticiperen, en onderzoek en ontwikkeling op dat gebied, alsook het treffen van preventieve maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid. Het is ook nodig om de samenwerking tussen de verschillende nationale diensten onderling en tussen die diensten en de relevante internationale en regionale instellingen en organisaties te versterken. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik steun het verslag van mevrouw Rivasi over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak in 2009-2010 in de EU, omdat daarin de aandacht wordt gevestigd op de paniekerige manier waarop de EU de uitbraak heeft aangepakt. Ik ben voor een goede monitoring van kwesties die de gezondheid van de EU-burgers betreffen, maar tegen paniekzaaierij die gepaard gaat met torenhoge overheidsuitgaven voor de gezondheid. Daarom heb ik voor gestemd. Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de door ons aangenomen ontwerpresolutie is de basis gelegd voor de noodzakelijke evaluatie van de aanpak van het H1N1-griepvirus in de Europese Unie. U zult zich nog herinneren dat de lidstaten tijdens de uitbraak allemaal opteerden voor een eigen aanpak en niet kozen voor een gemeenschappelijke aanpak. De zeer verschillende reacties van de regeringen varieerden van grootschalige vaccinatie tot geen vaccinatie, zoals in het geval van Polen. We moeten hier lering uit trekken en de coördinatie tussen de nationale gezondheidsautoriteiten en de Europese instellingen verbeteren en de preventieen vaccinatieplannen herzien, net als de criteria voor het doen uitgaan van een pandemiealarm. Ik wil in herinnering brengen dat doelmatigere samenwerking de aanpak van dergelijke uitbraken goedkoper kan maken, onder meer wanneer de lidstaten gezamenlijk vaccins aankopen, en bovenal leidt tot betere bescherming van burgers, omdat virussen natuurlijk geen landsgrenzen kennen. Tot slot hoop ik dat het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding de nodige steun krijgt, zodat het zijn taken als volstrekt onafhankelijk beoordelaar van en toezichthouder op gezondheidscrises kan blijven uitoefenen. Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik stem vóór het verslag over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak in 2009-2010 in de EU. Toch wil ik erop wijzen dat deze ‘aanpak’ in feite de zoveelste capitulatie was aan het ‘voorzorgsprincipe’, waarbij actie wordt ondernomen zonder dat er eerst goed is nagedacht. Het feit dat de
89
90
NL
Handelingen van het Europees Parlement
directeur-generaal van de WHO verklaarde dat er een pandemie dreigde, maar er vervolgens zelf voor koos zich niet te laten vaccineren, is een duidelijke illustratie van de discrepantie tussen een persoonlijke mening over de ernst van die uitbraak en de openbare uitspraken van de verantwoordelijken. Sinds de kwestie van het besmette bloed heeft geen enkele volksgezondheidsofficial ook maar enige verantwoordelijkheid willen nemen. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De H1N1-griep was bijzonder leerzaam. Ten eerste heeft deze ons geleerd hoe we geld moeten verspillen. De kosten van deze ‘varkensgriep’ (volgens de Rekenkamer negenhonderd miljoen euro!) zijn niet het gevolg van het aantal slachtoffers. De H1N1-griep heeft tienmaal minder slachtoffers gemaakt dan de gewone seizoensgriep. Niemand is echter geïnteresseerd in die tweeduizend jaarlijkse slachtoffers – meestentijds ouderen of zieken. Zij zijn veel minder exotisch. Ten tweede heeft de H1N1-griep ons geleerd hoe een gebrek aan inzicht volledig te verhullen met alarmerende toespraken en wilde armgebaren. Tientallen miljoenen doses zijn onnodig besteld. In weerwil van het gezond verstand was er een massaal vaccinatieprogramma georganiseerd. De boodschap was zo overdreven en tegenstrijdig dat de mensen in Frankrijk de aan hen gegeven orders – terecht – hebben gewantrouwd en genegeerd. Het vermoeden rees dat de politieke besluitvormers en degenen die hier in financieel opzicht van profiteerden, gemeenschappelijke belangen hadden. Tot slot heeft de H1N1-griep ons geleerd dat in Frankrijk niets een minister ertoe zou kunnen bewegen op te stappen, hoeveel fouten deze ook maakt en hoe nalatig of incompetent hij of zij ook is. De dagelijkse gebeurtenissen in de Franse regering bewijzen dat er in dit opzicht niets, maar dan ook niets is veranderd! Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Er was een gebrek aan transparantie in de manier waarop wij in 2009 en 2010 zijn omgegaan met de H1N1-griep die door de Wereldgezondheidsorganisatie tot pandemie is benoemd. Hierop wordt ingegaan in het ‘Verslag over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak in 2009-2010 in de EU’. Ik ben vooral blij met dit verslag omdat het voorziet in volledige transparantie ten aanzien van de geneesmiddelen die in het geval van dringend medisch ingrijpen en een pandemie worden gebruikt. De lidstaten hebben ieder voor zich gehandeld bij het bestellen en ontwikkelen van vaccins. Hert is in dit verband belangrijk de strategie voor het inslaan van vaccins te evalueren en te streven naar een toekomstige gezamenlijke aanschaf door de lidstaten. Een betere coördinatie tussen de verantwoordelijke autoriteiten in de lidstaten en de Europese instellingen is ook van belang. Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Dankzij de amendementen die mijn fractie (de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten)) heeft ingediend, omvat dit verslag constructieve voorstellen om ons te helpen lering te trekken uit de door het H1N1-virus veroorzaakte gezondheidscrisis, met name door de Europese coördinatie te verbeteren. Het oorspronkelijke verslag bevatte namelijk een aantal onnauwkeurigheden en zou mensen ervan hebben kunnen weerhouden zich te laten vaccineren. Het vandaag aangenomen verslag is er echter op gericht het vertrouwen van onze medeburgers in het beheer van gezondheidscrises te herstellen. Gezondheidswerkers moeten nauwer worden betrokken bij de uitstippeling en uitvoering van een strategie voor preventie en bestrijding van een
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
pandemie. Inentingscampagnes mogen niet langer worden omgeven door een dergelijke verwarring en achterdocht. Het is van essentieel belang dat de communicatie wordt verbeterd, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat geruchten zonder wetenschappelijke basis zich gemakkelijk kunnen verspreiden in de nieuwe media en op het internet. De griep bleek gelukkig minder ernstig te zijn dan verwacht, maar het zou gevaarlijk zijn om de onvoorspelbaarheid en mogelijke ernst van eventuele toekomstige pandemieën te onderschatten. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de Wereldgezondheidsorganisatie dringend haar definitie moet herzien om ook de ernst van een ziekte in haar definities van de fasen van een pandemie op te nemen, teneinde een adequatere respons mogelijk te maken. Bij de respons op een pandemie is betere samenwerking nodig. De preventieplannen moeten worden herzien. De rollen en verantwoordelijkheden van de belangrijkste spelers moeten worden verduidelijkt en indien nodig worden herzien, en de samenwerking tussen de lidstaten moet worden geïntensiveerd met het oog op een samenhangend risicobeheer bij een respons op een pandemie, in overeenstemming met de Internationale Gezondheidsregeling. Ook moet een betere coördinatie tussen de lidstaten en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) tot stand worden gebracht. Er moet een procedure worden ingevoerd om de lidstaten in staat te stellen vrijwillig groepsaankopen te verrichten. Fabrikanten moeten de volledige aansprakelijkheid voor de toegestane indicatiegebieden van hun geneesmiddelen dragen en de lidstaten moeten zich in alle contracten inzake de aankoop van vaccins volledig aan deze regel houden. De in de EU en de lidstaten ingestelde preventieplannen voor toekomstige grieppandemieën moeten opnieuw worden bezien om ze doeltreffender en coherenter te maken en om ze voldoende autonoom en flexibel te maken, opdat zij zo snel mogelijk en per geval kunnen worden afgestemd op het feitelijke risico, op basis van actuele relevante informatie. Ik ben het eens met de opvatting dat vaccinatiestrategieën moeten zijn gebaseerd op de doeltreffendheid van de vaccins, een positieve risico-batenverhouding voor een vaccin en een focus op risicogroepen. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben van mening dat in de ontwerpresolutie over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak in 2009-2010 in de EU goed wordt aangetoond welke fouten er zijn gemaakt en de basis wordt gelegd voor een nieuwe, doeltreffende aanpak van grieppandemieën. Zoals bekend was de aanpak van de H1N1-griepuitbraak overdreven en stond deze niet in verhouding tot de feitelijke ernst van het virus. Om die reden denk ik dat het nodig is om de Europese preventieplannen voor toekomstige grieppandemieën opnieuw te bezien om snel, coherent en doeltreffend te kunnen optreden. Een echte Europese strategische aanpak van het probleem kan in mijn ogen niet zonder betere samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten. Het lijkt mij passend dat, zoals ook in de ontwerpresolutie wordt aangegeven, bij dit proces behalve de farmaceutische bedrijven ook onafhankelijke wetenschappelijke experts betrokken worden die geen enkel belang hebben bij de farmaceutische industrie. Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Mij bewust zijnde van de ernst van de H1N1-griep en het belang van de gezondheid van onze burgers, denk ik dat dit een heel belangrijk verslag is, omdat in het verslag ook wordt gewezen op de juiste manier om deze situaties te beheren. De matige ernst van deze ziekte is al in 2009 bevestigd door de Wereldhandelsorganisatie, en de verschillende responsen van de lidstaten hebben geresulteerd in zeer hoge kosten, de verkoop van met spoed geproduceerde vaccins en een herziening van de definitie van een pandemie waarin niet alleen de geografische
91
92
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verspreiding, maar ook de ernst van de ziekte een criterium is. Dit alles duidt erop dat een andere aanpak een absolute must is. De Europese Unie heeft behoefte aan meer samenwerking, transparantie en onafhankelijkheid bij het vinden van oplossingen voor deze situaties. Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk . – (PL) Het onderwerp griep verschijnt ieder jaar weer op de agenda van het Europees Parlement en ook van veel nationale parlementen. Ik ben van mening dat het verslag van mevrouw Rivasi het probleem van de H1N1-griep bijzonder breed en vanuit verschillende invalshoeken benadert, namelijk samenwerking, onafhankelijkheid en transparantie. Dit is van groot belang bij het uitbreken van een nieuwe pandemie. Ik vind dat de Europese Unie snelle en actieve maatregelen moet nemen, daarom heb ik gestemd voor het aannemen van het verslag over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat er niets in stond waar ik op tegen was. Gezien het beperkte effect van de H1N1-griep vraag ik me echter af waarom het Parlement heeft besloten er tijd en middelen aan te besteden. Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Ik zou de rapporteur hartelijk willen bedanken voor het gedetailleerde en oprechte verslag met daarin vele alarmerende boodschappen. Tijdens de pandemie heeft de EU met haar gemeenschappelijke aanpak duidelijk laten zien dat zij daadwerkelijk in staat is problemen gezamenlijk aan te pakken. Desalniettemin zijn er toen ook grote tekortkomingen bloot komen te liggen, met name op het gebied van de preventie, objectieve statistische gegevens en voor wat betreft de aankoop van veilige en doeltreffende geneesmiddelen. De EU heeft in korte tijd tweemaal het hoofd moeten bieden aan een gevaarlijk virus, zonder echter genoeg lering te trekken uit de ervaringen. Ik ben ingenomen met de voorstellen ter aanscherping van het toezicht op de doeltreffendheid van geneesmiddelen, waarbij erop wordt aangedrongen om objectieve gegevens te verzamelen, alsook met de belangstelling voor de bescherming van alle EU-burgers ongeacht de verschillende gezondheidszorgstelsels. Het pleidooi voor voldoende financiële middelen voor onderzoek en ontwikkeling, alsook de regel dat farmaceutische bedrijven uitsluitend kunnen optreden als raadgevers en nooit de doorslag mogen geven, zijn voor mij een conditio sine qua non daartoe. Dat geldt tevens voor studies, het testen van vaccins en andere geneesmiddelen; deze moeten onafhankelijk van farmaceutische bedrijven worden uitgevoerd. Verder ondersteun ik de oproep tot strengere regels voor deskundigen en adviseurs die werk verrichten voor de Europese instellingen. Het grote publiek dient duidelijk en op transparante wijze te worden geïnformeerd, maar dan wel op zodanige wijze dat er geen onnodige paniek uitbreekt en het correcte en begrijpelijke informatie krijgt. Als quaestor hier in het Europees Parlement belast met de bescherming van de gezondheid van de Parlementsleden en de Parlementaire medewerkers, constateer ik dat onze maatregelen hier in het Europees Parlement doeltreffend zijn, maar zeker niet goedkoop. Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Op basis van de statistische gegevens die in dit verslag zijn opgenomen, blijkt dat de bestrijding van de H1N1-griep niet in verhouding stond tot de feitelijke ernst van het virus en in een groot aantal lidstaten gepaard ging met peperdure vaccinatieprogramma’s. De rapporteur achtte het daarom nodig om een aantal relevantie kwesties aan de kaak te stellen, in de eerste plaats de dominante rol van de farmaceutische industrie. Daarom is het dringend nodig dat de studies naar antivirale geneesmiddelen onafhankelijk van de farmaceutische bedrijven worden uitgevoerd. De versnelde vergunningsprocedures vertonen gebreken, omdat er bij gebrek aan
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wetenschappelijke bewijzen nog steeds gebruik gemaakt wordt van de gegevens die de industrie verspreidt. Daarnaast moet er beter worden samengewerkt met als doel om de preventieplannen en de rollen van de belangrijkste spelers te herzien en om de lidstaten in staat te stellen vrijwillig groepsaankopen te verrichten. De WHO moet dringend haar definitie van pandemie herzien, om de ernst van een ziekte in haar definities op te nemen. In dit verband moet het vaccin doeltreffend zijn, moet de risico-batenverhouding ervan positief zijn en moet het bedoeld zijn voor risicogroepen. Bovendien moeten alle belangenconflicten worden voorkomen, daar deze onmiddellijk kunnen leiden tot de verdenking van ongepaste beïnvloeding. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De verdienste van dit verslag is dat het gebrek aan transparantie van het Europees Geneesmiddelenbureau erin aan de kaak wordt gesteld, evenals de connecties tussen farmaceutische bedrijven en deskundigen in het onderzoek naar vaccins en antivirale geneesmiddelen. Het is dan ook jammer dat in dit verslag niet wordt verzocht om opschorting van de activiteiten van dit agentschap, totdat er een complete, effectieve hervorming is doorgevoerd. Met mijn stem wil ik de rapporteur aanmoedigen de volgende keer een stap verder te gaan. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De aanpak van de H1N1-griep in de EU heeft heel wat moeilijkheden aan het licht gebracht, in het bijzonder bij het inschatten van de werkelijke ernst en omvang van de uitbraak en bij de reactie van de lidstaten, waarvan de omvang en de kosten buiten proportie waren in vergelijking met het aantal sterfgevallen die de gewone griep elk jaar veroorzaakt en de bedragen die de lidstaten uitgeven om die griep te bestrijden. De analyse van de aanpak van de H1N1-griep in Europa brengt een onderliggend probleem aan de oppervlakte: een gebrek aan onafhankelijke beoordelingen door de nationale en/of Europese volksgezondheidsinstanties, die bijgevolg niet in staat zijn om de maatregelen op het vlak van volksgezondheid zo goed mogelijk en in real-time aan te passen aan de werkelijke beschikbare klinische en epidemiologische statistieken. Het is dan ook nodig om toekomstige pandemieën anders aan te pakken om wijdverspreide paniek bij de bevolking en onnodige kosten te vermijden. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit verslag evalueert de aanpak van de H1N1-griep in 2009-2010 in de EU en belicht elementen die moeten worden verbeterd, namelijk samenwerking, onafhankelijkheid en transparantie bij de aanpak van toekomstige pandemieën, door beter gebruik te maken van de bevoegdheid van het ECDC. Eén beoordeling is echter niet genoeg en ik heb geen verdere ontwikkelingen gezien op het gebied van een snelle en efficiënte reactie op uitbraken van ziekten en ik heb geen woord gehoord over preventieve maatregelen. Zoals altijd is het verslag vaag en onspecifiek. Ik heb voorgestemd omdat er geen ander verslag is. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De griep van het type A/H1N1 heeft in 2009 minder dodelijke slachtoffers geëist dan de seizoensgriep. Hoewel de WHO de H1N1-griep heeft geclassificeerd als een lichte aandoening, heeft zij tegelijkertijd een pandemiewaarschuwing van niveau 6 afgegeven, het hoogst mogelijke niveau. Teneinde aan hun verplichtingen naar de bevolking toe te voldoen, hebben de lidstaten van de EU miljarden gespendeerd aan de bestrijding van een griep die in potentie veel minder gevaarlijk is dan een gewone griep. De media hebben ook bijgedragen aan de paniek. Wanneer een pandemie is aangekondigd als gevaarlijk maar uiteindelijk een storm in een glas water blijkt te zijn, zullen toekomstige waarschuwingen verontrustend genoeg niet langer serieus
93
94
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden genomen. Hieruit blijkt duidelijk dat de WHO haar criteria voor een pandemie moet herzien. Natuurlijk zijn goede samenwerking en gezamenlijke aanschaf van voordeel in het geval van een pandemie, waardoor kortingen kunnen worden verkregen. Als echter de goedkeuring van nieuwe medicijnen erdoor wordt gejaagd om denkbeeldige pandemieën te bestrijden, staan we voor een enorm probleem. De rol van de media en de farmaceutische bedrijven bij de paniekzaaierij is hier niet aan de orde geweest. Ik heb me daarom van stemming onthouden. Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het moeilijk is te voorspellen hoe ernstig een pandemie zal worden en hoe deze zich zal ontwikkelen en er bij een pandemie vaak veel maatregelen genomen die onevenredig blijken te zijn. Daarom moet veel aandacht worden besteed aan samenwerking, onafhankelijkheid en transparantie. Boven alles moeten de in de EU en de lidstaten ingestelde preventieplannen voor toekomstige influenzapandemieën op samenhangende wijze worden herzien, zodat ze flexibel zijn en elke keer dat het risico van een grieppandemie zich voordoet doelmatig kunnen worden aangepast. Bovendien moeten we samenwerking en de coördinatie van maatregelen op internationaal en regionaal niveau stimuleren met het oog op een goed risicobeheer en om snel op het risico van een pandemie te kunnen reageren. Ik ben van mening dat er meer financiële middelen moeten worden uitgetrokken voor onderzoek en ontwikkeling. De investeringen moeten worden opgevoerd om de effecten van een griepvirus beter te kunnen beoordelen en beter op die effecten te anticiperen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de voorafgaande aankoopovereenkomst en het leveringsproces transparant zijn, zodat de corruptie op dit gebied kan worden teruggedrongen. We moeten de invloed van farmaceutische bedrijven beperken, niet alleen op het gebied van de distributie, maar ook op het gebied van het uitvoeren van studies naar vaccins en antivirale geneesmiddelen. Wetenschappers moeten publiekelijk verklaren dat ze geen financiële of andere belangen in de farmaceutische industrie hebben. Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb gestemd vóór het verslag over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak in 2009-2010 in de EU. Vaak is het zo – en dit geldt ook voor Griekenland – dat de aandacht van de instellingen en de overheid verslapt zodra het vraagstuk minder publiciteit krijgt. Het debat over de griep is weliswaar voorbij maar het virus is er nog, en het lijkt zelfs dodelijker te zijn dan voorheen. In Griekenland bijvoorbeeld heeft de ziekte onlangs sterk de kop op gestoken en hebben meer dan honderd mensen hierdoor het leven verloren. De hoofdoorzaak lijkt een gebrek een voorlichting te zijn, daar de kwetsbare groepen, zoals mensen met chronische ziekten, die zich hadden moeten laten inenten, dit niet hebben gedaan omdat zij dachten dat het gevaar geweken was. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Het verslag over de evaluatie van de aanpak van de H1N1-griepuitbraak in 2009-2010 in de EU benadrukt dat de ziekte in Europa, statistisch gezien, weinig ernstig was (op menselijk vlak is elke overledene natuurlijk een onvervangbaar verlies). Het Europees Centrum voor ziektebestrijding en -preventie maakt gewag van 2 900 doden in Europa in 2009 ten gevolge van besmetting met H1N1. Dat aantal ligt lager dan de officiële schattingen van de Europese Commissie over het aantal sterfgevallen ten gevolge van de seizoensgriep. Het aantal doden ligt ook aanzienlijk lager dan de meest optimistische voorspellingen van de gezondheidsdiensten in de lidstaten van de EU. De kosten die de lidstaten en de Europese instellingen gemaakt hebben nadat zij het hoogste alarmniveau, zoals voorgesteld door de WHO, aanvaard hadden, hebben geleid
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tot erg dure maatregelen die nauwelijks in verhouding stonden tot de ernst van de H1N1-griep. In het licht van de aanbeveling van de WHO denk ik echter niet dat er een andere aanpak gehanteerd had kunnen worden. Het blijft wel nodig om grondig na te denken over deze kwestie en ik ben het eens met de rapporteur, die stelt dat de EU behoefte heeft aan betere samenwerking tussen de lidstaten, aan meer onafhankelijkheid en aan meer transparantie, in het bijzonder bij de beoordeling van de risico-batenverhouding van dit soort maatregelen met een grote financiële impact. Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Volgens het verslag is er betere samenwerking nodig bij het reageren op pandemieën en moeten de preventieplannen die zijn opgezet in de EU en haar lidstaten worden herzien. in het verslag wordt ook opgeroepen tot versterkte samenwerking tussen de lidstaten en betere coördinatie van de lidstaten met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC). De WHO wordt verzocht de definitie van een pandemie te herzien op basis van de geografische spreiding en de ernst. Het ECDC wordt uitgenodigd zijn bevoegdheden als onafhankelijk agentschap uit te oefenen om de ernst van het infectierisico te beoordelen en bekend te maken in de EU en aanbevelingen te formuleren met betrekking tot de beste praktijk op gebieden als technieken voor crisisbeheer, vaccinatie en communicatiestrategieën. Bovendien wordt het verslag gevraagd om een beoordeling van de griepvaccinatiestrategieën die in de EU zijn aanbevolen en in de lidstaten gevolgd, met betrekking tot de doeltreffendheid van de vaccins, de risico-batenverhouding ervan en de verschillende doelgroepen die zijn aanbevolen, met het oog op een veilig en effectief gebruik, en om verslagen van de lidstaten over relevante informatie voor de Commissie (d.w.z. het aantal gekochte en daadwerkelijk gebruikte doses van het vaccin, het aantal H1N1-besmettingen en het aantal mensen dat als gevolg van deze besmettingen is overleden, enz.). De EU moet de samenwerking, onafhankelijkheid en transparantie bij het bestrijden van toekomstige pandemieën verbeteren. Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik wil mevrouw Rivasi complimenteren met haar uitstekende werk. Dit verslag vormt een belangrijke poging om de twijfels aan te kaarten die zijn ontstaan over de onevenredige reactie op de Mexicaanse griep in Europa en ook over de mogelijke invloed van farmaceutische bedrijven op de ondernomen acties. Ik ben kritisch over de reactie van de EU in 2009-2010 op de ‘varkensgriep’, het H1N1-virus. Voor de toekomst stel ik voor gezamenlijk vaccins aan te schaffen om geld te besparen en meer effectieve regels op te stellen om belangenconflicten te voorkomen, bijvoorbeeld door belangenverklaringen van deskundigen die als adviseur aan de Europese volksgezondheidsinstanties zijn verbonden, openbaar te maken. In dit opzicht wil ik opmerken dat volgens de Europese wetgeving de verantwoordelijkheid voor vaccins bij de fabrikant ligt en niet bij de nationale regeringen. Verder roep ik de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op om de definitie van “pandemie” te herzien, om ook rekening te houden met de ernst van de ziekte en niet alleen met de geografische verspreiding van het virus. Om de Unie te voorzien van eigen capaciteit om risico’s op een pandemie te voorkomen, moet het Europees centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) worden verzekerd van de steun die het nodig heeft om deze taak volkomen onafhankelijk uit te voeren. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het EP heeft vandaag de buitenproportionele reactie op de uitbraak van de varkensgriep in Europa belicht. De lidstaten hebben miljarden euro’s uitgegeven aan vaccins, waarvoor ondanks het milde karakter van het virus haastig toestemming werd gegeven. We weten allemaal dat de
95
96
NL
Handelingen van het Europees Parlement
begrotingen voor gezondheidszorg toch al overbelast zijn en er zijn veel belangrijkere gezondheidskwesties die moeten worden aangepakt dan het subsidiëren van grote farmaceutische concerns. De EP-leden hebben vandaag opgeroepen tot herziening van de mechanismen van de EU voor het reageren op gezondheidszaken. De paraatheidsplannen moeten voldoende autonoom en flexibel worden om ze zo snel mogelijk te kunnen aanpassen aan de daadwerkelijke risico’s. De evaluatie van geneesmiddelen moet volledig transparant zijn en alle belangenverklaringen moeten worden gepubliceerd om openbaar toezicht op mogelijke belangenconflicten mogelijk te maken. De EU heeft de WHO blind gevolgd bij de reactie op de uitbraak van de varkensgriep en daar moet duidelijk verandering in komen. Het EP heeft opgeroepen tot betekenisvolle risico-evaluatie door de EU en is van mening dat het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding voldoende middelen moet krijgen om al zijn taken te kunnen uitvoeren, niet in de laatste plaats het beoordelen van de ernst van het besmettingsrisico. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ook al is de ernst van de H1N1-griep in Europa niet uitermate groot, het virus heeft tot op heden maar liefst 4 700 doden veroorzaakt. In het verslag dat door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) is gepubliceerd, wordt opgemerkt op dat de EU bij het beheer van het virus in staat is geweest zich snel aan de medische maatregelen aan te passen om de infectie aan banden te leggen. Dit is grotendeels te danken aan de preventiestrategieën die in de verschillende lidstaten zijn ingevoerd en die jaren geleden in samenspraak met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn gepland zonder dat ze ooit essentiële updates hebben ontvangen. Om te voorkomen dat dergelijke situaties opnieuw plaatsvinden, in het licht van de harde kritieken op de wijze van de distributie van vaccins, moeten we onze toekomstige inspanningen voornamelijk in deze richting leveren en de vergunningsprocedures voor het in de handel brengen van geneesmiddelen optimaliseren die zijn bedoeld als respons op een gezondheidscrisis. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) We steunen het initiatiefverslag, omdat we allemaal weten dat het overdreven alarm slaan dat gepaard gaat met de zogenaamde vogelgrieppandemie, de EU ongeveer tien keer zoveel geld heeft gekost als de normale griepcampagne. Het feit dat het alarm van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) werd overgenomen zonder onafhankelijk op te treden door de kosten en risico’s te laten analyseren door de Europese agentschappen – het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) – heeft tot kostbare en onnodige vaccinatiecampagnes geleid en in het bijzonder de bevolking aangezet tot de aanschaf van onevenredige hoeveelheden steriel verbruiksmateriaal en ontsmettingsmiddelen. Het totaal aantal sterfgevallen – en dit is van belang voor de wetgever – kwam zelfs lager uit dan het aantal sterfgevallen tijdens een normale seizoensgriep. Het is daarom van doorslaggevend belang dat de Commissie binnen zes maanden verslag uitbrengt aan het Parlement aan de hand van een gedetailleerde kosten-batenanalyse, waarin wordt aangegeven op welke manier ze van plan is te reageren op vergelijkbare situaties in de toekomst. De WHO dient de definitie van pandemie te herzien, om niet alleen rekening te houden met de geografische verspreiding, maar ook met de ernst van de infectie.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb dit verslag waarin de aanpak van H1N1-griep wordt geëvalueerd en wordt opgeroepen tot een mechanisme voor de gemeenschappelijke aanschaf van vaccins, gesteund. Het is belangrijk dat we leren van eerdere uitbraken, zodat we onszelf in de toekomst beter kunnen beschermen. Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat we er in de commissie in geslaagd zijn om de insinuaties en de foute inschattingen enigszins te corrigeren. Dit verslag is kritisch, en laat zien hoe we in de EU in de toekomst een pandemie beter kunnen verhinderen op basis van meer gezamenlijke acties. Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. − (EN) Hoewel de ECR-Fractie voor het verbeteren van de communicatie en samenwerking tussen de lidstaten is als het gaat om gezondheidsbedreigingen zoals epidemieën, geeft het verslag over H1N1 de lidstaten slecht advies over de feiten rondom H1N1 en de voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen in het geval van een nieuwe epidemie. Het verslag en de toelichting bevatten verschillende discutabele feiten die zouden kunnen leiden tot een verkeerd begrip van H1N1, de invloed ervan op de Europese samenlevingen en de draaiboeken van de regeringen. Wij zijn van mening dat de aanbevolen stappen die een lidstaat zou moeten nemen in het geval van een toekomstige epidemie (van het kopen van vaccins tot het melden van de feiten aan de EU-instanties) onverstandig zijn en mogelijke grote problemen die verband houden met H1N1 of toekomstige pandemieën niet zouden oplossen. Het verslag legt ook de verantwoordelijkheid voor de vaccins bij de fabrikanten, wat de aanvoer van vaccins kan belemmeren en de lijnen van verantwoordelijkheid onduidelijk maakt. Bovendien probeert het dossier het mandaat van het ECDC en zijn werkrelatie met de lidstaten te verbreden, wat onwenselijk is aangezien het kan leiden tot een verhoging van het bedrag dat in de begroting voor dit centrum wordt gereserveerd. De ECR-Fractie heeft daarom tegen dit verslag gestemd. Verslag: Inés Ayala Sender (A7-0048/2011) Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik steun het gunstige resultaat van de stemming in de commissie over de voordracht van Harald Wögerbauer voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer, op basis van de positieve beoordeling van zijn curriculum vitae en zijn schriftelijke antwoorden op de vragenlijst voor de kandidaat-leden van de Rekenkamer. Catherine Grèze (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Op de dag waarop Internationale Vrouwendag honderd jaar bestaat, heb ik tegen de benoeming van de heer Harald Wögerbauer gestemd, omdat er te weinig vrouwen bij de Europese Rekenkamer zijn. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit voorstel, omdat de heer Harald Wögerbauer voldoet aan de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gestelde voorwaarden en er een positief advies is uitgebracht over de voordracht van de Raad voor de benoeming van de heer Harald Wögerbauer tot lid van de Rekenkamer. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van stemming over de benoeming van Harald Wögerbauer als lid van de Rekenkamer. Dat heb ik gedaan vanwege verslagen van collega’s over zijn onduidelijke prestaties met betrekking tot zijn ervaring bij de Oostenrijkse rekenkamer.
97
98
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De Rekenkamer is een toezichthoudende instelling die de wettigheid en de regelmatigheid van de inkomsten en de uitgaven van de Europese Unie moet onderzoeken en moet toezien op een goed financieel bestuur. Zij moet haar functies volledig onafhankelijk uitoefenen. In die geest moet de voordracht van haar leden gebeuren op basis van de criteria van bekwaamheid en onafhankelijkheid. Daarom werd de heer Harald Wögerbauer door de Raad voorgedragen als lid van de Rekenkamer. Hij heeft zijn curriculum vitae voorgelegd, antwoord gegeven op een schriftelijke vragenlijst en werd gehoord in de Commissie begrotingscontrole, en heeft daarbij afdoende argumenten aangedragen om zijn voordracht voor het Rekenhof te rechtvaardigen en om zich op een bekwame en onafhankelijke manier van zijn taken te kwijten. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Tijdens de constitutionele hervormingen die nodig waren nadat het Verdrag van Lissabon in 2010 in werking was getreden, hebben de Oostenrijkse regeringspartijen voor een aantal EU-posten een procedure vastgelegd voor bepaalde benoemingen. Ik geloof dat er heel wat belangrijke posten ontbreken op de lijst in artikel 23c in de Oostenrijkse grondwet, waar wordt bepaald dat benoemingen op hoog niveau ten minste aan de bondspresident moeten worden meegedeeld, en dat de federale regering het erover eens moet worden met het nationale parlement. Het is de bedoeling dat Harald Wögerbauer, politiek directeur van de ÖVP-Parlamentsklub, lid van de Europese Rekenkamer wordt. Het lijkt erop dat de heer Wögerbauer voldoet aan de vereisten, maar deze benoeming toont aan dat de ÖVP het voor vrijwel alle benoemingen in de EU alleen voor het zeggen wil hebben. Dat staat haaks op de principes van de democratie, en op de eis die we keer op keer stellen: we willen meer transparantie bij benoemingen voor Europese functies. Daarom heb ik me van stemming onthouden. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over de voordracht van Harald Wögerbauer voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer gestemd. Alle voorgelegde gegevens, die mij ertoe hebben aangezet om voor dit verslag te stemmen, geven aan dat de criteria die in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn vervuld, in het bijzonder de garantie van onafhankelijkheid, en ik ben dan ook bijzonder tevreden met de voordracht van Harald Wögerbauer voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer. Verslag: Crescenzio Rivellini (A7-0023/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het nodig is om een aantal aanbevelingen die door de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) zijn goedgekeurd en die door de aangesloten landen reeds worden toegepast, in één enkele wetgevingshandeling te bundelen. Deze vereenvoudiging is nodig om te vermijden dat de Europese Gemeenschap jaarlijks een verordening vaststelt om de wetgeving aan te passen, zoals tot dusver het geval was. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd. Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft als doel om een duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen en een hoog niveau van bescherming van het ecosysteem te waarborgen. De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) is in 1949 ingesteld bij een internationale overeenkomst en de Europese Gemeenschap is lid van de GFCM. De GFCM speelt een belangrijke rol bij de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen van het visserijbeleid, het bevorderen van de ontwikkeling, het behoud en het rationele beheer van de levende aquatische hulpbronnen, het formuleren van instandhoudingsmaatregelen en het doen van aanbevelingen op dit gebied, en het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bevorderen van samenwerkingsprojecten op het gebied van opleidingen. Omdat de aanbevelingen van de GFCM bindend zijn voor alle contractpartijen en de Gemeenschap een van die partijen is, moeten de bepalingen van de overeenkomst worden omgezet in communautaire wetgeving teneinde de samenhang en de tenuitvoerlegging van dit beleid te waarborgen. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór dit document gestemd, dat bedoeld is om een aantal maatregelen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) te bundelen tot één enkele EU-wetgevingshandeling. Tot dusver stelde de Europese Gemeenschap jaarlijks een verordening vast om de wetgeving aan te passen, terwijl met dit verslag een belangrijke stap op weg naar bureaucratische en administratieve vereenvoudiging wordt gezet, wat één van de doelstellingen van de Europese Unie is. Het document heeft daarnaast het voordeel dat het meer duidelijkheid verschaft over zelfs strikt technische aspecten: het legt bijvoorbeeld duidelijke beperkingen op aan de visserij in de Golfe du Lion en stelt de minimummaaswijdte van netten vast voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, terwijl tegelijkertijd het gebruik van sleepdreggen en trawlnetten op diepten van meer dan 1 000 meter wordt verboden. Daarnaast steun ik amendement 27 waarin staat opgenomen dat er jaarlijks een lijst moet worden opgesteld van de vaartuigen met een totale lengte van meer dan 15 meter waaraan een vergunning is verleend om in het GFCM-gebied te vissen. Antonio Cancian (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik vind dat het een positieve stap is binnen een economische sector die cruciaal is voor Europa, met andere woorden de visserij. Ik ben van mening dat elke interventie door de EU altijd moet uitgaan van een analyse van de behoeften die ontstaan omdat plaatselijke ondernemingen afhankelijk zijn van deze activiteit, die dikwijls wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van kleine en middelgrote ondernemingen die van essentieel belang zijn voor de economie en de maatschappij. Heel veel gebieden in het Middellandse Zeegebied vertonen deze kenmerken en daarom is het ontzettend belangrijk dat wetgevingsvoorstellen die worden opgesteld om de visserij in dit gebied te regelen, duidelijk zijn gebaseerd op het subsidiariteitsbeginsel, om ter voorkomen dat het hele systeem in een kwaad daglicht wordt gesteld. Ik ben er ook stellig van overtuigd dat het bovendien cruciaal is om speciale bescherming te bieden aan kleine en middelgrote ondernemingen die in de sector werkzaam zijn, ze bij de besluitvorming te betrekken en ze zo veel mogelijk steun te geven, omdat het echt zeer moeilijk is deze ondernemingen opnieuw op te zetten. Verordeningen die geen rekening houden met deze kenmerken kunnen onherstelbare schade berokkenen aan de kleinere markten, door een omzetting naar een andere sector te forceren die zeer lastig te verwezenlijken is. Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik steun de ontwerpwetgevingsresolutie over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-verdragsgebied (Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee). Om te verhinderen dat de bevoegdheden van het Parlement worden ondermijnd, dient artikel 28 van dat voorstel te worden geschrapt. Daarin staat dat de bepalingen van de verordening moeten worden gewijzigd volgens de comitologieprocedure. Dat zou de betrokkenheid van het Parlement terugbrengen tot niet meer dan het ontvangen van informatie van de Commissie over de handelingen van de beheerscomités.
99
100
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over het GFCM-verdragsgebied (Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) gestemd, omdat het een aantal aanbevelingen van de GFCM die door de aangesloten landen reeds worden toegepast, overneemt en in één enkel wetgevingsinstrument bundelt. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) is gewoon bij haar jaarlijkse zittingen aanbevelingen goed te keuren. Dit voorstel voor een verordening is eenvoudigweg bedoeld om een aantal aanbevelingen van de GFCM die door de aangesloten landen reeds worden toegepast, in één enkel wetgevingsinstrument te bundelen, waarin toekomstige aanbevelingen kunnen worden opgenomen via een wijzigingsbesluit. De inhoud van de GFCM en de daaruit voortvloeiende verplichtingen zijn vaak al geheel of gedeeltelijk opgenomen in eerder goedgekeurde communautaire wetgeving – alleen hetgeen niet aansluit bij die aanbevelingen moet dan nog in Gemeenschapswetgeving worden omgezet. De verordening waarover nu gestemd is, heeft betrekking op alle commerciële visserij- en aquacultuuractiviteiten die met communautaire vaartuigen door onderdanen van EU-lidstaten in het gebied van de GFCM worden bedreven. De verordening is niet van toepassing op visserijoperaties die uitsluitend voor wetenschappelijke doeleinden en met toestemming en onder het gezag van de lidstaten worden uitgevoerd. In zulke gevallen volstaat het de Europese Commissie en de lidstaten in welker wateren de operaties zullen plaatsvinden vooraf op de hoogte te brengen. Ik geloof dat het voorstel van de Commissie gevolgen kan hebben voor de bevoegdheden die het Parlement in deze materie toekomen. Ik denk daarbij eerst en vooral aan artikel 28. Ik geloof dat dit artikel moet worden vervangen om te verzekeren dat de bevoegdheden van het Parlement worden gerespecteerd en dat we op een behoorlijke wijze worden betrokken bij eventuele wijzigingen van deze verordening. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad is bedoeld om een aantal aanbevelingen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) in communautair recht om te zetten. Het omzetten van dit verdrag in één enkel wetgevingsinstrument is een belangrijke stap voorwaarts en zal een betere controle op de vangsten van vissoorten in de door de wetgeving bestreken wateren mogelijk maken. Het zal de samenwerking, de informatie-uitwisseling en de rapportage tussen de Europese Commissie, de lidstaten en het GFCM-secretariaat ook verbeteren. Aangezien we de procedures op deze manier eenvoudiger maken – door niet langer jaarlijkse verordeningen op te stellen – en deze aanbevelingen in de landen die bij de GFCM aangesloten zijn reeds worden toegepast, sta ik volledig achter dit voorstel, en ik hoop dat deze verordening naar behoren zal worden toegepast. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij erkennen het belang van multilaterale samenwerking als het gaat om het behoud en beheer van de biologische mariene hulpbronnen – waar het in dit verdrag over gaat. Dit voorstel voor een verordening bevat echter een bepaling die we onaanvaardbaar achten en die we daarom hebben proberen te corrigeren. We hebben voorgesteld om één alinea uit artikel 28 te schrappen. De meerderheid heeft ons voorstel echter verworpen, en daarom hebben wij tegen de eindversie van het voorstel gestemd. Volgens de gewraakte alinea zou de Commissie de mogelijkheid krijgen om, via gedelegeerde handelingen, bepalingen te wijzigen die gevolgen zouden kunnen hebben voor de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van een lidstaat. Het gebied in kwestie heet Eratosthenes Seamount, en behoort tot de Exclusieve Economische Zone van Cyprus. Het gaat dan ook nog eens over een gebied dat politiek gezien heel gevoelig ligt, aangezien een derde land, dat kandidaat voor toetreding is, er illegale aanspraken op maakt.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De zeebodem van dit gebied bevat natuurlijke hulmiddelen. Overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee heeft de Republiek Cyprus het recht om die bodemschatten te exploiteren. De bevoegdheid van de EU moet hier beperkt blijven tot zaken die betrekking hebben op het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij erkennen het belang van multilaterale samenwerking als het gaat om het behoud en beheer van de biologische mariene hulpbronnen, en dat is waar het in dit verdrag over gaat. Dit voorstel voor een verordening bevat echter een bepaling die we onaanvaardbaar achten en die we daarom hebben proberen te corrigeren. We hebben voorgesteld om één alinea uit artikel 28 te schrappen. De meerderheid heeft ons voorstel echter verworpen, en daarom hebben wij tegen de eindversie van het voorstel gestemd. De soevereiniteit van de Republiek Cyprus komt nu onder druk te staan, en dan gaat het ook nog eens over een gebied dat politiek gezien heel gevoelig ligt, aangezien een derde land, dat kandidaat voor toetreding tot de EU is, er illegale aanspraken op maakt. De zeebodem van dit gebied bevat natuurlijke hulmiddelen. Overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee heeft de Republiek Cyprus het recht om die bodemschatten te exploiteren. De bevoegdheid van de EU moet hier beperkt blijven tot zaken die betrekking hebben op het gemeenschappelijk visserijbeleid. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit document, omdat de voornaamste taken van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) zijn: bevordering van de ontwikkeling, het behoud en het beheer van de levende rijkdommen van de zee; formulering en aanbeveling van behoudsmaatregelen; en bevordering van samenwerkingsprojecten op scholingsgebied. Het voorliggende voorstel voor een verordening is louter bedoeld om verschillende aanbevelingen die de GFCM heeft aangenomen en die in de landen die partij bij de overeenkomst zijn reeds van kracht zijn, in één communautaire wetgevingshandeling te bundelen. Dit zou een belangrijke stap op weg naar vereenvoudiging zijn, aangezien de Europese Commissie tot nu toe alleen jaarlijkse verordeningen heeft aangenomen om de bestaande regels aan te passen en te actualiseren. Het voorstel bevat een aantal slimme oplossingen. Zo geeft de voorgestelde verordening gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het vistuig, zoals de minimummaaswijdte voor de Middellandse Zee (artikel 15) en de Zwarte Zee (artikel 16), en wordt het gebruik van sleepdreggen en trawlnetten op diepten van meer dan 1 000 meter verboden (artikel 17). Ook worden vraagstukken rond vaartuigen die illegale, ongemelde of ongereglementeerde (IOO)-visserijactiviteiten verrichten aangepakt. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag over het verdragsgebied van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) gestemd. Dit voorstel voor een verordening is simpelweg bedoeld om een aantal aanbevelingen van de GFCM die door de aangesloten landen reeds worden toegepast, in één enkele wetgevingshandeling te bundelen, waarin toekomstige aanbevelingen kunnen worden opgenomen bij een wijzigingsbesluit. Daarmee wordt een belangrijke stap op weg naar vereenvoudiging gezet; tot dusver stelde de Europese Gemeenschap jaarlijks een verordening vast om de wetgeving aan te passen. Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Het lidmaatschap van de Europese Unie bij de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) wacht een enorme ommekeer met dit voorstel voor een verordening. Het blijkt namelijk uitermate interessant te zijn om de invoering van een aantal aanbevelingen van de GFCM te bundelen in één
101
102
NL
Handelingen van het Europees Parlement
enkele EU-wetgevingshandeling. Een dergelijk besluit leidt tot een juridisch instrument dat zonder meer stabieler is dan het huidige instrument en maakt mogelijk dat toekomstige aanbevelingen alleen toegevoegd kunnen worden door een wijziging van de wet zelf. Hiermee wordt een enorme stap gezet richting verbetering van de rechtszekerheid en het draagt bij aan de vereenvoudiging van verordeningen. Niet alleen zijn de bepalingen over de minimummaaswijdte van visnetten relevant, maar met artikel 28 van deze voorgestelde verordening worden ook nog de bevoegdheden van het Parlement in twijfel getrokken. Dit artikel verklaart zelfs dat de bepalingen die in de verordening zijn opgenomen, gewijzigd kunnen worden volgens de comitologieprocedure, waarbij de Commissie wordt bijgestaan door comités van beheer die worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie en zijn samengesteld uit afgevaardigden van lidstaten. Hiermee wordt het Parlement dus feitelijk zijn bevoegdheden ontnomen en het lijkt daarom wenselijk dat de Commissie middels gedelegeerde handelingen te werk gaat, met de mogelijkheid dat het Parlement of de Raad de gedelegeerde bevoegdheden intrekt. Barbara Matera (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik ben het met de rapporteur eens over de noodzaak tot vereenvoudiging van de visserijvoorschriften door een verordening in te stellen die aanbevelingen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee kan bundelen tot één enkele wetgevingshandeling. Ik sta ook achter de doelstellingen en principes die zijn opgenomen in het gemeenschappelijk visserijbeleid, maar ik denk dat alle kustlidstaten moeten zorgen voor het juiste evenwicht tussen bescherming en de sociaaleconomische waarde van ecosystemen. Anders gezegd, ik vind dat we moeten oproepen tot bescherming van de belangen van lokale gemeenschappen in overeenstemming met een algemeen beginsel. Verordening (EG) nr. 1967/2006 bepaalt zorgvuldig welk vistuig is toegestaan bij het vissen in de wateren van het GFCM-gebied, in het Middellandse Zeegebied in ons specifieke geval. Ik roep dit Parlement op kennis te nemen van het feit dat, met de verordeningen zoals ze nu zijn, de doelstelling om onze natuurlijke habitats te beschermen soms ernstige gevolgen heeft voor sommige visserijgemeenschappen. In dit verband wacht Italië tot de Commissie opdracht geeft een uitzondering te maken op het verbod te vissen op twee specifieke soorten die de belangrijkste producten vormen van een omvangrijke visserijsector. Daarom wil ik alle afgevaardigden van de 27 lidstaten en, via hen, de Commissie de noodzaak laten inzien om te overwegen deze instrumenten flexibeler te maken en zo de lokale visserijsector te bieden wat hij nodig heeft om te overleven. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) is in 1949 bij een internationaal verdrag ingesteld. Haar bevoegdheidsgebied bestrijkt de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de daarmee in verbinding staande wateren. De voornaamste taken van de GFCM zijn: bevordering van de ontwikkeling, het behoud en het beheer van de levende rijkdommen van de zee, formulering en aanbeveling van behoudsmaatregelen, en bevordering van samenwerkingsprojecten op scholingsgebied. Dit voorstel voor een verordening is bedoeld om een aantal aanbevelingen van de GFCM die door de aangesloten landen reeds worden toegepast, in één enkel wetgevingsinstrument te bundelen, waarin toekomstige aanbevelingen kunnen worden opgenomen bij een wijzigingsbesluit. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het verslag is bedoeld voor het omzetten van verschillende aanbevelingen die zijn aangenomen door de GFCM. Deze aanbevelingen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hebben betrekking op technische maatregelen. Een daarvan is een bron van zorg voor de Commissie visserij, die artikel 28 (wijzigingsprocedure) van het voorstel een zeer dubieuze bepaling vindt, voor zover het de voorrechten van het Parlement en het huidige institutionele evenwicht kan bedreigen door de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie zodanig uit te breiden dat alle toekomstige wijzigingen van de verordening binnen de bevoegdheden van de Commissie zouden vallen. De Commissie visserij stelt daarom voor artikel 28 te schrappen. Het lijkt erop dat de Commissie zich nog niet helemaal vertrouwd heeft gemaakt met het Verdrag van Lissabon en dat sommige ambtenaren beslissingen hebben genomen die in feite door het Parlement genomen zouden moeten worden. Dat mag in geen geval worden toegestaan. Ik heb voorgestemd omdat ik denk dat deze schaamteloosheid van de Commissie gewoon te ver gaat. Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat visserij in de Middellandse Zee meer dan alleen een economische activiteit is; visserij is onderdeel van de cultuur en een manier van leven. Hele regio’s zijn opgebouwd rond de visserij. Daarom moet bijzondere aandacht worden besteed aan de visserij in deze regio, omdat visserij in de Middellandse Zee meer specifieke aspecten heeft dan de visserij in andere gebieden, waardoor meer specifieke maatregelen nodig zijn. In mijn visie is het raadzaam om verschillende aanbevelingen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) om te zetten in één communautair wetsbesluit, gezien het feit dat de genoemde aanbevelingen al van kracht zijn. Bovendien is het aan te raden om technische maatregelen te nemen, waarbij de beperkingen op de visserij in de Golfe du Lion worden versterkt en de voorschriften aangaande het gebruik van visnetten en het afgeven van visserijvergunningen worden aangescherpt. Ik ben het ermee eens dat vissersvaartuigen die op goudmakreel mogen vissen aan strengere regelgeving moeten worden onderworpen en dat het deze schepen moet worden verboden om sleepdreggen en trawlnetten op diepten van meer dan 1 000 meter te gebruiken. Daarnaast zou het goed zijn om de controlemaatregelen te reguleren, om de mogelijkheid te bieden om inspecties uit te voeren bij de aanlanding en overlading door schepen uit derde landen en in gevallen dat een lidstaat een vaartuig uit een derde land geen toestemming verleent om zijn havens te gebruiken. Ik verwelkom de voorstellen om actief samen te werken en informatie uit te wisselen met de GFCM. Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk . − (IT) Ik heb vóór het verslag van de heer Rivellini gestemd, omdat ik het volledig eens ben met de noodzaak om de regelgeving van de Unie te vereenvoudigen. Het verslag biedt de mogelijkheid om alle aanbevelingen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee samen te voegen in één Europese wetgevingstekst, waardoor de burger gemakkelijker toegang heeft tot documentatie en de betrokken organen in de toekomst gemakkelijker eventuele wijzigingen kunnen aanbrengen. Ik ben van mening dat het vereenvoudigen van de regelgeving voor burgers en belanghebbenden een plicht is die wij als wetgevers snel en zorgvuldig moeten vervullen, teneinde ervoor te zorgen dat zij begrijpen welke kansen de Europese Unie hun biedt, maar vooral om een einde te maken aan de bureaucratische rompslomp, die zoveel extra kosten met zich meebrengt. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) is in 1949 bij een internationaal verdrag ingesteld. Haar bevoegdheidsgebied bestrijkt de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de daarmee in verbinding staande wateren. De voornaamste taken van de GFCM zijn: bevordering van de ontwikkeling, het behoud en het beheer van de levende rijkdommen van de zee;
103
104
NL
Handelingen van het Europees Parlement
formulering en aanbeveling van behoudsmaatregelen; bevordering van samenwerkingsprojecten op scholingsgebied. Het verordeningsvoorstel is simpelweg bedoeld om een aantal aanbevelingen van de GFCM die door de aangesloten landen reeds worden toegepast, in één enkele wetgevingshandeling te bundelen, waarin toekomstige aanbevelingen kunnen worden opgenomen bij een wijzigingsbesluit. De bepalingen van de verordening zijn de gebruikelijke zaken die dergelijke organisaties regelen. Titel II heeft betrekking op beperkingen van vistuig en -activiteiten (‘technische maatregelen’). Titel III bestaat uit ‘controlemaatregelen’ zoals rapportage-eisen, inspecties, enzovoort. Titel IV heeft betrekking op de eisen ten aanzien van samenwerking, informatieverstrekking en rapportage en bepaalt dat de Commissie en de lidstaten samenwerken en informatie uitwisselen met het secretariaat van de GFCM. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk . − (IT) Ik heb vóór deze ontwerpresolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat de maatregelen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee op het vlak van regelgeving van essentieel belang is geweest voor het bereiken van een duurzame visstand in de Middellandse Zee. De meest recente statistieken over de visbestanden van de Middellandse Zee geven aan dat meer dan 54 procent van de geanalyseerde vissoorten wordt overbevist. Het is dan ook van groot belang wetgevingsmaatregelen te nemen om het mariene milieu te beschermen, door het gebruik van visbestanden weer op een duurzaam niveau te brengen. Het is nu belangrijk dat de lidstaten volop gaan samenwerken, omdat ze de nieuwe regelgeving in de praktijk moeten brengen. Er zullen sancties worden opgelegd aan de landen die de nieuwe regels niet respecteren. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat probeert de bestaande regelingen met betrekking tot visserij binnen het verdragsgebied van de Middellandse Zee te vereenvoudigen. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) De Europese Gemeenschap en Griekenland zijn partij bij de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee. Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-verdragsgebied heeft tot doel bepaalde, door de GFCM aangenomen en reeds in de GFCM-landen toegepaste voorstellen om te zetten in communautaire wetgeving. Ik heb voor de resolutie gestemd omdat ik van mening ben dat de voorstellen voor controlemaatregelen het natuurlijk milieu beschermen en derhalve nuttig zijn voor de GFCM-partijen. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb gestemd voor het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-verdragsgebied. We bundelen een aantal aanbevelingen in een enkele wetgevingshandeling. Dat is een stap op weg naar administratieve vereenvoudiging, en naar meer efficiëntie, wat we allemaal wensen. De voorgestelde technische aanpassingen stemmen overeen met de vereisten van een moderne en verantwoorde visserij. Verslag: Anni Podimata (A7-0036/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het geheel eens met dit verslag, dat erop gericht is een nieuwe belastingprocedure voor de financiële sector te introduceren. Dat is dringend noodzakelijk en kan ook gezien worden als een aanvulling op de instrumenten voor regulering en toezicht die onlangs zijn goedgekeurd. Ik wijs erop – en
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de verslagtekst stelt het ook zo – dat “de invoering van een belasting op financiële transacties op een zo breed mogelijke basis dient te geschieden”, zodat alle typen transacties belast kunnen worden. De belasting op financiële transacties (financial transaction tax, FTT) levert een aantal voordelen op, waaronder een eerlijkere en transparantere markt, en minder speculatie en belastingfraude. Bovendien zou een dergelijke belasting de kosten van de crisis aan de financiële actoren doorberekenen. De aldus gegenereerde extra inkomsten kunnen worden ingezet bij de bestrijding van armoede, het bevorderen van werkgelegenheid, het financieren van de welzijnsstaat, het verwezenlijken van de klimaaten milieudoelen en andere uit de Europa 2020-strategie voortvloeiende doelstellingen. Ook ik geloof dat de Commissie een onderzoek moet uitvoeren naar een stelsel voor euro-obligaties en de mogelijkheden om zulke gemeenschappelijke Europese obligaties te gebruiken als maatregel voor het stimuleren van investeringen. Ik sluit me verder aan bij het beginsel dat de vervuiler betaalt. Tot slot mogen we de ontwikkelingssteun niet vergeten. Het is dus van belang dat we de toezegging om 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen (BNI) van elke lidstaat te reserveren voor officiële ontwikkelingshulp (ODA) nakomen. Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag van mevrouw Podimata over innovatieve financiering gestemd, omdat het een belasting op financiële transacties wil invoeren die – hoewel wordt beweerd dat deze nodig is om de economie te beschermen tegen risicovolle handel en om een fonds te creëren dat kan worden gebruikt in het geval van een nieuwe crisis en dat zij alleen zal worden opgelegd aan de groothandel en de professionele industrie – onvermijdelijk zal worden doorberekend aan de consument en particuliere belastingbetaler, die het toch al zo moeilijk heeft in deze crisis. De belasting zal een vreselijk effect hebben op de City of London, de financiëledienstenbranche die de grootste bijdrage levert aan de Britse schatkist. Zij zal ervoor zorgen dat bedrijven het Verenigd Koninkrijk verlaten, wat een verlies van werkgelegenheid en belastinginkomsten tot gevolg heeft. Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In de huidige context van bezuinigingen is de discussie over innoverende financiering niet alleen noodzakelijk, maar ook van vitaal belang. Persoonlijk ben ik met name voorstander van de invoering van een belasting op financiële transacties, in het ideale geval op mondiaal niveau, of als dat niet mogelijk is op Europees niveau. Het verheugt mij dat deze maatregel door een meerderheid van mijn collega’s is aangenomen. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) De mondiale economische en financiële crisis heeft ernstige tekortkomingen in het regelgevings- en toezichtskader van het mondiale financiële stelsel blootgelegd. Inmiddels is duidelijk dat we nieuwe instrumenten nodig hebben die speculatie aan banden kunnen leggen en de financiële sector kunnen laten terugkeren naar zijn kerntaak, het garanderen van een eerlijke en evenredige verdeling van de lasten tussen de belangrijkste financiële spelers. We moeten een discussie over belasting van de financiële sector entameren, omdat deze sector, anders dan andere sectoren, grotendeels niet aan belastingheffing is onderworpen. Ook geldt er een btw-vrijstelling voor alle fundamentele financiële activiteiten. Ik ben het eens met de invoering van een belasting op financiële transacties, die kan helpen om de uitermate schadelijke handelspatronen in bepaalde financiële markten aan te pakken, de efficiëntie van de markt zelf te vergroten, de volatiliteit van de prijzen te verminderen en prikkels voor de financiële sector te creëren om langetermijninvesteringen te plegen met toegevoegde waarde voor de reële economie.
105
106
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Met deze stemming heeft het Parlement een nieuwe mijlpaal bereikt op weg naar mondiale financiële regulering. Wij hebben een krachtige boodschap afgegeven, die aansluit op de plannen van het Franse voorzitterschap van de G20. Op het moment dat de economie haar eerste tekenen van herstel vertoont, moeten wij er met elkaar aan werken om een weldoordacht, evenwichtig model van liberalisme te bevorderen. Europees links wilde met de eer gaan strijken voor het idee om financiële transacties te belasten, maar vergiste zich. Europeanen weten wanneer ze pragmatisch moeten zijn. De stemming van vandaag toont aan dat dit begrip alle politieke scheidingslijnen overstijgt. Bastiaan Belder (EFD), schriftelijk . − Het verslag-Podimata kan ik niet steunen. De lidstaten zijn bevoegd voor belastingbeleid. Het verslag doet geen recht aan deze situatie, maar wil vanuit de EU een aantal belastingen voorschrijven, waaronder een belasting op financiële transacties en een energiebelasting. Indien een belasting voor de financiële sector noodzakelijk is, moet de opbrengst daarvan naar de schatkist van de lidstaten vloeien. Zij hebben immers de banken moeten redden. Lidstaten doen er verstandig aan om met deze opbrengst de staatsschuld terug te brengen die tijdens de crisis is opgelopen. Het verslag gaat er daarentegen zonder meer van uit dat de opbrengst ten goede kan komen aan mondiale en EU-beleidsdoelstellingen. Dat zou dan klimaatverandering en ontwikkelingssamenwerking betreffen. Het verslag bevat verder een pleidooi voor een solidariteitsheffing op vliegtickets ter bestrijding van volksgezondheidsproblemen en heffingen voor de vervoersector. Ik begrijp dat er nuttige beleidsdoelstellingen kunnen worden nagestreefd en dat meer inkomsten daarvoor wenselijk worden geacht. Aangezien het belastingmaatregelen betreft, moet dit echter vanuit de lidstaten worden geïnitieerd en niet top-down vanuit Europa worden gedicteerd. Ik ben bang dat een dergelijke insteek een vruchtbare samenwerking met de Raad in de weg staat. Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ruim drie jaar na de crisis zijn de elementen om de financiële markten te reguleren nog tamelijk dun gezaaid. In dit opzicht zou een nieuwe belasting de mogelijkheid bieden om nieuwe financieringsbronnen vrij te maken en om de meest discutabele financiële praktijken te reguleren. Laten wij duidelijk zijn: op dit moment is het niet mogelijk om te zeggen dat hetgeen drie jaar geleden is gebeurd, zich in de toekomst niet opnieuw zal voordoen. Dat is om wanhopig van te worden. De uitdaging is dus om te weten of Europa de kritische massa heeft om concreet actie te ondernemen. Ik denk dat dit het geval is en dat hoe eerder er in deze kwestie actie wordt ondernomen, hoe beter! Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De aanneming van dit verslag in de plenaire vergadering geeft aan welke weg de Europese Unie kennelijk wenst in te slaan. Hoewel het idee om een belasting op financiële transacties in te voeren door het algemene publiek lijkt te worden gesteund, ook al heeft de G20 geen overeenstemming over het vaststellen van een dergelijke bijdrage op mondiaal niveau bereikt, voel ik me verplicht om op te merken dat dit op de middellange en lange termijn een averechts effect kan hebben. Het effect van een dergelijke belasting, als die alleen wordt opgelegd aan kapitaal in de EU, zal zeker zijn dat dit kapitaal naar ontwikkelde of opkomende landen buiten de EU zal vloeien. Het andere scenario, althans in de eerste fase, zal zijn dat deze belasting in de vorm van kosten wordt doorberekend aan kredietnemers of financiële diensten. In elke situatie zal het perverse effect zijn dat de EU dichter bij de gevaarlijke situatie komt dat ze concurrentiekracht verliest ten opzichte van andere landen als de VS, Japan of de
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China). Dit zal de economische groei vertragen en problemen creëren, ook voor de reële economie, die afhankelijk is van de goedkoopst mogelijke financiering. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk . − (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik het ermee eens ben dat de Europese Unie nieuwe instrumenten moet gaan zoeken voor innovatieve financiering. Met dergelijke instrumenten zou de EU de huidige problemen kunnen aanpakken, aangezien ze tegelijkertijd zowel regelgevend zijn als inkomsten kunnen genereren. Men heeft in dit Huis al vaak onderstreept dat de economische crisis de tekortkomingen van het mondiale financiële stelsel op het vlak van regelgeving en toezicht heeft blootgelegd. We weten ook dat belastingbetalers momenteel degenen zijn die voor de kosten van de crisis opdraaien, niet alleen via directe belastingen, maar ook in de vorm van toenemende werkloosheid, dalende inkomens, minder toegang tot sociale diensten en een toename van de ongelijkheden. Voor alomvattende en geïntegreerde oplossingen voor de crisis hebben we nieuwe instrumenten nodig. Ik ben het dan ook eens met de invoering van de al zo vaak besproken euro-obligaties, aangezien die voor een gezamenlijk beheer van de schuld zouden kunnen zorgen, door een deel van de staatsschuld samen te voegen. De rapporteur stelt tevens andere financieringsinstrumenten voor, die speculatie moeten bestrijden, zoals een coherente en efficiënte belastingheffing voor de energiesector en het opstellen van voorstellen voor een belasting op ontwikkeling, waarmee de middelen voor het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen kunnen worden vergroot. Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) We hebben in de EU nog altijd te maken met de gevolgen van de financiële crisis die tussen 2009 en 2010 omsloeg in een begrotingscrisis die in hoofdzaak gekenmerkt word door een al te uitbundige uitgifte van staatsobligaties. Ikzelf zie dat in tegenstelling tot wat in het goedgekeurde verslag wordt gesteld echter niet als een gevolg van druk van de markten, als wel van het onverantwoordelijke begrotingsbeleid van talloze nationale regeringen die niet bereid waren hun pensioenstelsel, hun gezondheidszorg of de regels voor de arbeidsmarkt te hervormen. De markt verwijten dat deze gefaald heeft, is in mijn ogen niets meer en niets minder dan de eigen schuld niet onder ogen willen zien en een ontkenning van het feit dat men eenvoudigweg de moed ontbeerde om de broodnodige hervormingen uit te voeren. De regelgeving ten aanzien van de versterkte financiële regulering en toezicht op de financiële markten is reeds goedgekeurd en dus is nu de tijd gekomen om de volgende stap te zetten, namelijk de Europese economie weer aan de praat krijgen. Dat kan bijvoorbeeld middels financiering van gezamenlijke infrastructurele projecten of middels speciale belastingregimes voor ondernemingen opdat zij investeren in wetenschap en onderzoek. Ik raad de belasting op financiële transacties alsook uiteenlopende vormen van bankbelastingen ten zeerste af, omdat de financiële markten hiermee zouden worden afgeknepen en de mededinging zou worden verstoord. Ook de euro-obligaties lossen het probleem niet op; invoering ervan zou alleen maar leiden tot verschuiving van het onverantwoordelijke begrotingsbedrag naar het Europees niveau, ver weg van het publieke toezicht waar de verleiding tot onevenredig grote uitgaven nog vele malen groter is dan op het nationale niveau. Ook ben ik geen voorstander van de pan-Europese koolstofbelasting die met name de energiesector onevenredig treffen zou en daarmee uiteindelijk ten koste zou gaan van de energievoorzieningszekerheid.
107
108
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Financiële transacties vormen een grote bron van inkomsten voor de financiële sector en juist allerhande speculatieve operaties op de financiële markten waren voor een groot deel verantwoordelijk voor de wereldwijde financiële crisis. Het is absoluut geen goede zaak om de belastingbetaler in zijn eentje te laten opdraaien voor de uit de financiële crisis voortvloeiende lasten; het is van groot belang dat ook de financiële sector zijn deel ervan draagt, dat deze deelt in de kosten. Het verslag richt zich met name op de uiterst risicovolle en speculatieve transacties en zal daarom de financiële sector – met de toekomstige belasting op financiële transacties – aanzetten tot verantwoordelijker gedrag dat paradoxaal genoeg leiden zal tot een stabielere mondiale financiële sector. Ook het feit dat in het leeuwendeel van de lidstaten financiële diensten niet onderhevig zijn aan btw, is een goede reden voor de invoering van belasting op financiële transacties. Antonio Cancian (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik van oordeel ben dat het een goede stap op weg is naar de toekomstige innovatieve financieringsinstrumenten die de basis zullen vormen voor het herstel van de Europese economie. Ik ben van mening dat het van essentieel belang is dat Europa ook op de markt middelen aanboort om de belangrijkste sectoren van onze economie te financieren, overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, in het bijzonder de trans-Europese infrastructuren in de vervoers-, energie- en telecommunicatiesector, welke noodzakelijk zijn om uit de crisis te komen. Het is van essentieel belang de Europese economie uit het slop te halen. De verantwoordelijkheid van de EU is niet om belastingen op te leggen of te verhogen, maar om de moed te hebben de markt aan te pakken. De oplossing ligt in het vinden van nieuwe financieringsmethoden waarmee projecten volledig kunnen worden gerealiseerd in zo min mogelijk tijd, door de creatie van ad-hocfondsen die gebaseerd zijn op de uitgifte van effecten op de markt die rechtstreeks zijn verbonden met verwezenlijking of de economische exploitatie van een bepaald werk, de zogenoemde projectobligaties. Een eventuele belasting op financiële transacties zou alleen in Europa moeten worden overwogen als deze wereldwijd wordt ingevoerd. Ik ben van mening dat de Commissie de mogelijkheid om een dergelijke belasting op EU-niveau in te voeren moet onderzoeken en moet nagaan of zo’n belasting negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor het concurrentievermogen van de EU. Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie van het Parlement gestemd, omdat ook ik het een goed idee vind om de omvang van de EU-begroting door middel van innovatieve financiële instrumenten te vergroten. Ik erken dat het stimuleren van financiering van de particuliere sector met overheidsmiddelen voordelen kan bieden. Ik geloof echter wel dat dergelijke maatregelen gepaard dienen te gaan met volledig transparante informatieverstrekking in combinatie met passende investeringsrichtlijnen, risicobeheer, blootstellingsgrenzen, controle- en toezichtprocedures, en op een democratisch verantwoorde wijze moeten worden genomen. Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Het verheugt mij dat het Europees Parlement tijdens de stemming in de plenaire vergadering zijn steun heeft uitgesproken voor de invoering van een belasting op financiële transacties op Europees niveau. Dankzij een belasting op financiële transacties op Europees niveau kunnen financiële transacties die in hoge mate speculatief en vanuit maatschappelijk oogpunt onnodig zijn, worden bestraft, terwijl dit de Europese Unie tevens een jaarlijks inkomen van 200 miljard euro oplevert.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Deze stemming druist in tegen het concurrentiepact. In plaats van de staten en de burgers te bestraffen, moeten de financiële markten worden belast. De Commissie en de Raad moeten hier dringend nota van nemen. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik steun, met enige reserves, het verslag-Podimata over innoverende financiering. Ik deel de bezorgdheid van de rapporteur met betrekking tot de economische en financiële crisis die we nu doormaken en de ontoereikende investeringen die daarvan het gevolg zijn. Ik ben het er ook mee eens dat investering moet leiden tot meer innovatie en vooruitgang, en dat Europa zijn vermogen om intelligente investeringen te doen moet vergroten. Ik vrees echter wel dat het verslag over het geheel genomen te zeer neigt naar belastingverhogingen, terwijl we in een aantal landen (zoals Portugal) al veel te zware fiscale lasten hebben. In de eindversie van dit verslag wordt gepleit voor de invoering van een belasting op financiële transacties (over de gehele wereld of op zijn minst in Europa), waarbij overigens wel wordt toegegeven dat de impact van zo’n maatregel moet worden onderzocht (volgens het verslag a posteriori). Ik ben het eens met het pleidooi voor de invoering van euro-obligaties, omdat zwakkere landen daarmee gemakkelijker toegang zouden krijgen tot de markten. Ik sluit me ook aan bij de stelling dat een dergelijk stelsel van voordeel zou zijn “voor alle deelnemende lidstaten en voor de eurozone als geheel.” Frédéric Daerden (S&D), schriftelijk. – (FR) Sommige mensen staan niet achter een belasting op financiële transacties (financial transaction tax, FTT) op Europees niveau, omdat dit tot concurrentievervalsing op de financiële markten, ten koste van Europa, zou leiden. Ik geloof niet dat een belasting van slechts 0,01 procent op deze transacties ervoor zal zorgen dat investeerders zich terugtrekken uit de grootste financiële markt ter wereld. Als wij het aan de G20 overlaten om dit initiatief op mondiaal niveau te nemen, dan kunnen we eeuwig blijven wachten. Het verheugt mij dan ook dat het amendement ten gunste van deze FTT op Europees niveau, dat door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement was ingediend, is aangenomen. Deze belasting zou een inkomensbron van naar schatting 200 miljard euro per jaar opleveren, die de Unie in staat zou stellen haar begroting correct te financieren, op een moment dat de leden van de Raad al aankondigen dat zij van plan zijn hierin te gaan snijden, ondanks de toegevoegde waarde die Europese uitgaven met zich meebrengen. De crisis, die veroorzaakt is door de spelers op de financiële markten, wordt door onze rechtse regeringen als argument gebruikt om op te roepen tot begrotingsingrepen, met name in de sociale uitgaven. Op die manier zouden de Europese burgers opdraaien voor fouten die zij niet hebben gemaakt. Deze FTT zou de sociale gerechtigheid weer terugbrengen in de Europese besluiten, omdat de overheidsfinanciën dan worden geconsolideerd op kosten van degenen die deze eerst en vooral verzwakt hebben. Daarom was dit het juiste moment om deze stap te zetten. Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. − (IT) De financiële en economische crisis heeft het totale gebrek aan ethiek in die sector aan het licht gebracht. De ontoereikendheid van het idee van de nieuwe welvaartseconomie, waarbij het nastreven van individuele welvaart de sleutel vormt tot collectieve welvaart, die daarvan de som is, is goed duidelijk geworden. In deze logica wordt het individuele belang op geen enkele manier belemmerd door het collectieve belang, laat staan het algemene belang. De overheid dient echter de publieke zaak voorop te stellen en binnen dat kader ruim baan te geven aan individuele rechten en vrijheden. Dit dient zij te ondersteunen met een eerlijk en progressief belastingstelsel.
109
110
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Conform dit idee, dat op wereldwijd niveau moet worden verdedigd door de EU en alle landen van de G8 en de G20, moeten inkomsten uit financiële transacties net als andere inkomsten worden behandeld, door middel van een specifieke belastingheffing die niet alleen andere regels en nieuwe paradigma’s bevordert, maar tevens een grotere verantwoordelijkheid van de actoren in de sector. Ten slotte zou de invoering van euro-obligaties, bestemd voor het crisisfonds en voor infrastructuurprojecten, de handelingsmogelijkheden van de EU kunnen versterken, mits ze een aanvulling zijn op de communautaire begroting. Het verslag dat wij hebben goedgekeurd gaat volgens mij, zij het langzaam, in die richting. Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De huidige economische crisis heeft zwakke plekken in het toezicht op de financiële sector aan het licht gebracht. Daarom hebben wij nieuwe instrumenten en nieuw fiscaal beleid nodig. Zo heeft het financiële systeem grote winsten gegenereerd uit speculatieve transacties, terwijl het aan geen enkele belasting wordt onderworpen. Door te stemmen vóór een belasting op financiële transacties, waarvan de opbrengsten op nuttige wijze kunnen worden besteed aan ontwikkelingshulp, heeft het Europees Parlement aangegeven dat het een einde wil maken aan deze onrechtvaardigheid. Natuurlijk zou deze belasting op mondiaal niveau moeten worden toegepast, maar als dat niet gebeurt, zouden wij de EU willen verzoeken om haar verantwoordelijkheid te nemen door de belasting in Europa in te voeren. Op die manier zou Europa een voorbeeld stellen, zowel vanuit het oogpunt van innoverende financiering, als dat van solidariteit met ontwikkelingslanden. Het is nu aan de Europese Commissie om ons een wetgevingsvoorstel te presenteren dat aansluit op de verwachtingen die door een zeer grote meerderheid in dit Parlement zijn uitgesproken. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij met deze stemming over de belasting op financiële transacties, omdat het Europees Parlement de Unie oproept deze belastingheffing in te voeren zonder een eventueel besluit in deze richting op mondiaal niveau af te wachten. De Europese Unie heeft de grootste financiële sector ter wereld en zou daarom de weg moeten wijzen. Volgens verschillende onderzoeken zou de invoering van een belasting van circa 0,05 procent op transacties jaarlijks ongeveer 200 miljard euro opleveren, een bedrag dat kan worden gebruikt om het herstel en ontwikkelingssamenwerking te financieren en om het milieu te beschermen, terwijl financiële speculatie tegelijkertijd ontmoedigd wordt. Dit gezegd hebbende, blijf ik ook overtuigd van de noodzaak om een dergelijke belasting op mondiaal niveau in te voeren: de Unie moet haar partners aanmoedigen om regelgeving inzake financiële belastingen aan te nemen. Want als deze belasting alleen wordt toegepast in de Europese Unie en niet op mondiaal niveau door Europa´s belangrijkste financiële concurrenten, dan zullen de financiën van de Unie daar veel schade van ondervinden. Ik hoop dat op dit punt onder het Franse voorzitterschap van de G20 een compromis zal worden bereikt. Harlem Désir (S&D), schriftelijk. – (FR) Al meer dan tien jaar strijden de Europese socialisten in het Europees Parlement voor een belasting op financiële transacties. Aan deze belasting zouden veel voordelen zijn verbonden: niet alleen zou er een afschrikkende werking van uitgaan voor financiële speculatie, maar de opbrengsten ervan zouden ook kunnen worden gebruikt voor steun aan de ontwikkelingslanden en hun aanpassing aan klimaatverandering, evenals voor een bijdrage aan de begroting van de Europese Unie.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De situatie in de wereld is nu anders: de recessie heeft de noodzaak om de financiële markten te stabiliseren nog urgenter gemaakt, en de Europese Unie heeft behoefte aan nieuwe financiële middelen om uit deze recessie te komen, hetgeen moet worden gerealiseerd door herstel en niet door bezuinigingen. Tegelijkertijd zwelt de stroming die vóór deze belasting is, aan: steeds meer regeringen zijn er voorstander van, en het Europees Parlement heeft al meerdere keren ten gunste van een belasting op financiële transacties gestemd. Deze nieuwe stemming vóór de belasting is een belangrijke stap: het Parlement zegt hiermee dat wij vanaf nu op Europees niveau moeten optreden, ook al is er geen overeenstemming op mondiaal niveau. Het verzoek van het Parlement is duidelijk, en de stemming liet een overgrote meerderheid zien: nu moeten wij onze woorden in daden omzetten en deze belasting op financiële transacties invoeren. Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) In het verslag over innoverende financiering komen een aantal belangrijke aspecten aan bod. Helaas bevat het een voorstel om Europa unilateraal een belasting op financiële transacties te laten invoeren. Ik denk dat het Zweedse voorbeeld uit de jaren tachtig van een eenzijdige invoering van een soort belasting op financiële transacties, waardoor grote delen van de aandelen-, obligatie- en optiehandel naar Londen verhuisden, in aanmerking moet worden genomen opdat we dezelfde fout niet op Europees niveau zouden begaan. Volgens mij is het risico groot dat, als de EU op eigen houtje zo’n belasting invoert, dit geen stabiliserende gevolgen zal hebben voor de financiële markt. Het risico dat de aandelen-, obligatie- en optiehandel verhuist naar minder transparante en open markten buiten Europa, is groot. Dat leidt niet tot betere omstandigheden voor toezicht op de financiële markt. Daarom stemde ik tegen het amendement dat zo’n Europese Tobintaks voorstelde, maar hoewel dat voorstel werd goedgekeurd, koos ik er toch voor om bij de slotstemming voor het verslag te stemmen. Die keuze werd ingegeven door het feit dat ik als onderhandelaar van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa voor de Europa 2020-strategie anders de onderhandelingspositie van de fractie dreigde te ondermijnen met betrekking tot voor ons belangrijke kwesties, zoals het belang van de totstandbrenging van een echte interne markt, de mogelijkheid om infrastructuurprojecten te financieren met behulp van Europese projectobligaties en een mogelijke oplossing voor een Europese koolstofbelasting. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ook ik geloof dat er nieuwe specifieke instrumenten moeten worden gecreëerd, waaronder een belasting op financiële transacties, die de mogelijkheid biedt de marktefficiëntie te verbeteren, de transparantie te vergroten, bovenmatige prijsvolatiliteit te reduceren en de financiële sector ertoe aan te zetten langetermijninvesteringen te plegen met toegevoegde waarde voor de reële economie. Göran Färm, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, zijn grote voorstanders van een belasting op financiële transacties op mondiaal niveau. De EU zou zich zeer actief moeten inzetten voor de totstandbrenging van zo’n stelsel. Als na verloop van tijd zou blijken dat een internationale overeenkomst politiek niet mogelijk is, zou het alternatief van de invoering van een tot de EU beperkte belasting op financiële transacties zorgvuldig moeten worden overwogen. Die overweging zou gebaseerd moeten zijn op een evenwichtige effectbeoordeling. Momenteel is de Commissie een analyse aan het voorbereiden, maar dat heeft haar vertegenwoordigers er niet van weerhouden om bij meerdere gelegenheden
111
112
NL
Handelingen van het Europees Parlement
op de feiten vooruit te lopen door een duidelijk negatief standpunt te verwoorden met betrekking tot een belasting op EU-niveau. Wij vinden dat onaanvaardbaar. Om een duidelijk signaal te sturen aan de Commissie dat deze kwestie ernstig moet worden genomen en dit proces onbevooroordeeld moet verlopen, hebben we ervoor gekozen om voor het amendement te stemmen dat expliciet de invoering van een EU-belasting bepleit. Het is zeer belangrijk dat er met betrekking tot deze kwestie werk wordt gemaakt van objectieve en doortimmerde informatie om een besluit op te baseren. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over de noodzaak om nieuwe manieren te vinden voor het financieren van de openbare sector, zowel in Europa als in de rest van de wereld. De huidige economische en financiële crisis heeft de lidstaten immers gedwongen middelen te vinden om hun begrotingscrises te verzachten. Het belasten van de financiële sector en de uitstoot van CO2 zijn voorbeelden van zulke nieuwe financieringsinstrumenten. De afgelopen periode heeft de financiële sector zich niet gehouden aan zijn opdracht om de ontwikkeling van de economie te financieren. Zogenaamd om de risico’s te dekken, zijn de marges verhoogd en dat levert enorme winsten op die intussen wel ernstige gevolgen hebben voor zowel de burgers als de openbare financiën. Aan de andere kant zou met een belasting op de uitstoot van de CO2 het principe volgens hetwelk “de vervuiler betaalt” eerlijker en consequenter in praktijk worden gebracht. Zo’n belasting draagt immers niet alleen bij tot het terugdringen van klimaatverandering, maar kan ook een rol spelen bij het financieren van projecten op dat gebied. Ik ben het ermee eens dat een belasting op financiële transacties overal ter wereld moet worden toegepast. Ik geloof wel dat de invoering ervan in Europa moet worden voorafgegaan door een effectbeoordeling. Tot slot ben ik het eens met het idee om euro-obligaties in te voeren. Obligaties zijn immers een gebruikelijk instrument voor schuldbeheer. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt gesproken over innovatieve financiering. In werkelijkheid wordt nooit van het platgetreden paadje afgeweken en wordt geweigerd aan de eisen van zelfs de meest elementaire rechtvaardigheid tegemoet te komen. De financiële markt had al lang geleden behoorlijk geregeld en onder toezicht gesteld moeten zijn. Er had allang een einde aan speculatie moeten zijn gemaakt, of het nu gaat om grondstoffen (waaronder voedsel), onroerend goed, pensioenen of de overheidsschulden van staten – om maar eens een paar voorbeelden te noemen. De Europese Commissie blijft echter weigeren met dit soort voorstellen enige voortgang te boeken. We weten echter dat de door belastingontduiking veroorzaakte financiële schade in Europa volgens schattingen tussen de 200 en 250 miljard euro per jaar bedraagt, een bedrag dat op zich al volstaat om de overheidstekorten te verminderen zonder terug te hoeven vallen op de oude, vertrouwde oplossing: belasting op de arbeid. De Commissie weigert verder halsstarrig in de EU een belasting op de financiële transacties in te voeren en dringt zeker niet aan op de invoering van zo’n belasting over de gehele wereld. Hetzelfde geldt voor het blijven voortbestaan van belastingparadijzen, wat toch een schandaal is. De hier genoemde maatregelen zouden geld kunnen opleveren om armoede en andere hardnekkige sociale en economische problemen op te lossen. Volgens recente schattingen zou zelfs een geringe belasting op de financiële transacties binnen de EU jaarlijks al een bedrag van 200 miljard euro genereren. Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk . − (IT) Ik ben verheugd over de ontwerpresolutie over innovatieve financieringsinstrumenten, waarmee het Parlement heeft bijgedragen aan het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
debat over hoe nieuwe inkomsten kunnen worden gegenereerd, een eerlijk belastingsbeleid kan worden gewaarborgd en de mogelijkheden voor het terugvorderen van heffingen kunnen worden gemaximaliseerd. Ik ben vóór de invoering van een belasting op financiële transacties: de recente crisis – waarvoor een bepaald soort financiële speculatie verantwoordelijk was – toont aan dat uiteindelijk staten en burgers mogen opdraaien voor schade die door anderen is veroorzaakt. Een belasting op financiële transacties zou de Europese schatkist jaarlijks zo’n 200 miljard euro kunnen opleveren en zou bijdragen aan een vermindering van speculatieve activiteiten, omdat ze duurder en dus minder aantrekkelijk worden. Ik ben echter van mening dat een dergelijke belasting niet alleen op Europees niveau, maar op wereldwijd niveau zou moeten worden ingevoerd, teneinde een concurrentienadeel voor Europa te voorkomen. We mogen immers niet vergeten dat Europa als grootste markt ter wereld zeer aantrekkelijk is. Ten slotte moeten we blij zijn dat het Parlement voorstander is van de euro-obligaties en projectobligaties om het economisch herstel te bevorderen, door de reële economie te stimuleren en infrastructuren aan te leggen die essentieel zijn voor de Europese economie. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Er is al heel lang behoefte aan een efficiënte regulering van en toezicht op de kapitaalmarkt, om te verhinderen dat er speculatie wordt bedreven met de meest uiteenlopende producten, van grondstoffen, onroerend goed, pensioenen en verzekeringen tot een heel spectrum aan afgeleide producten, waaronder zelfs staatsschulden. De Europese Commissie is met voorstellen in deze richting echter niet verder gekomen, en dat terwijl we weten dat de door belastingontduiking veroorzaakte financiële schade in Europa op tussen de 200 en 250 miljard euro geschat wordt, een bedrag dat op zich al volstaat om de overheidstekorten te verminderen zonder terug te hoeven vallen op een verhoogde belasting op de arbeid. Als we echter overal ter wereld (en dus ook in de Europese Unie) een belasting op de financiële transacties zouden hebben, en als we een einde zouden kunnen maken aan belastingparadijzen en afgeleide financiële producten, dan zouden we over nog meer middelen beschikken om allerlei economische en sociale problemen het hoofd te bieden. Volgens recente schattingen zou zelfs een geringe belasting op de financiële transacties binnen de EU jaarlijks al een bedrag van 200 miljard euro genereren. Tegen die achtergrond kunnen wij niet aanvaarden dat het innemen van een duidelijk standpunt over het introduceren van een belasting op financiële transacties steeds weer wordt uitgesteld met het excuus dat er meer onderzoek en meer beoordelingen nodig zijn. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk . − (IT) Als het financiële stelsel, het toneel van roekeloos handelen en speculatie, als een van de belangrijkste veroorzakers van de financiële crisis wordt beschouwd, dan is het niet meer dan terecht dat de verantwoordelijken ook bijdragen aan de oplossing ervan en de grootste economische bijdrage leveren. Ik ben echter van mening dat de manier waarop dat volgens dit verslag zou moeten het fragiele evenwicht op het vlak van concurrentie zal aantasten, omdat de grondslag eronder wordt weggehaald, aangezien deze oplossing op mondiaal niveau zou moeten worden toegepast. Om deze reden, en om geen gevaarlijk Europees belastingprecedent te scheppen, heb ik besloten het verslag van mevrouw Podimata niet te steunen en tegen te stemmen. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de amendementen en de gedeelten van de tekst gestemd die verband houden met belastingheffing op financiële transacties.
113
114
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik heb in feite vóór het principe gestemd dat wij de financiële instellingen moeten laten meebetalen aan de kosten van de recessie, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en aan het versterken van onze overheidsfinanciën. Het probleem met dit verslag, waar ik tegen heb gestemd, is echter dat er, bij wijze van innovatie, vooral mee wordt beoogd om nieuwe belastingen in te stellen, die indien mogelijk op Europees of mondiaal niveau worden beheerd, of waarbij in ieder geval internationale instanties beslissen wie er de begunstigden van zullen zijn en hoe het geld wordt gebruikt. Bovendien is er geen enkele garantie dat de belastingen op arbeid significant zouden worden verlaagd. Evenzo kan ik niet anders dan mij verzetten tegen een belasting op koolstof op alle niveaus, omdat het steevast de armste burgers zijn die daar de dupe van worden, zoals we hebben gezien met het onrechtvaardige en impopulaire plan van de heer Sarkozy. Ik ben ook tegen de oprichting van een Europees agentschap dat belast wordt met de uitgifte van Europese obligaties teneinde overheidsschulden samen te voegen – dat is echt een bonus voor idioten die betaald wordt door mensen met meer gezond verstand. Tot slot vind ik het betreurenswaardig dat in het gedeelte dat gewijd is aan de financiering van ontwikkeling, weliswaar terecht de corruptie van regeringen en de belastingparadijzen aan de kaak worden gesteld, maar dat men angstvallig vermijdt om te protesteren tegen de schandalige praktijken van multinationals, en met name tegen de manier waarop zij verrekenprijzen gebruiken. Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Het verslag over ‘innovatieve financiering’ geeft een sterke boodschap af aan de financiële instellingen, in het bijzonder aan de banken, dat het tijd is om de financiële sector verder te reguleren door de banken administratief verantwoordelijk en wettelijk aansprakelijk te maken voor hun nalatige handelen en ineffectieve risiscobeheersingspraktijken. Het is duidelijk geworden dat de financiële dienstenmarkt vaak niet in staat is zichzelf voldoende te reguleren en dat de kwaliteit van de consumentenbescherming en waarborgen in de financiële dienstensector tastbare en sterke verbetering behoeven, in het bijzonder als het gaat om toezicht en controle. De huidige situaties kunnen worden gebruikt als een gelegenheid om de financiële dienstensector te versterken en het vertrouwen van de burgers en consumenten in de sector te herstellen, want die krijgen nu de rekening voor de grote blunders van de grote financiële instellingen en de reddingsacties waarmee deze overeind gehouden zijn. Dat gezegd hebbende, moet de Commissie eerst evalueren wat voor effect een belasting op financiële transacties zou hebben op de Europese economie, want toekomstige voorstellen mogen niet alleen worden gebaseerd op impulsbesluiten om de waan van het moment aan te pakken, maar moeten bestaan uit een pragmatische benadering die de tand des tijds kan doorstaan en het vertrouwen van de Europese burgers in de financiële markten zal herstellen. Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) De aanname van het verslag-Podimata was voor het Parlement de gelegenheid om zijn onverdeelde steun te geven aan de invoering van een belasting op financiële transacties op EU- niveau. Tot nu toe hebben de Europese rechtse fracties de voorstellen van de socialisten over dit onderwerp altijd laten stranden, zowel in de Parlementaire commissies als tijdens de plenaire vergaderingen. Het is goed nieuws dat een meerderheid van de Parlementsleden, en dus een deel van de rechtse fracties, zich vandaag bij dit ontwerpverslag heeft aangesloten waar de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement jarenlang voor heeft gepleit. Het laat duidelijk zien dat wij ons met z’n allen steeds meer bewust worden van de
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gegrondheid van dit project. Deze stemming markeert een nieuwe fase in het proces van de invoering van een financieel instrument dat het met name mogelijk maakt eigen aanvullende middelen aan de EU-begroting toe te voegen, maar ook om acties ten behoeve van ontwikkelingshulp op internationaal niveau te steunen. De strijd is echter nog niet gestreden. Het betreft op dit moment alleen een beleidstandpunt. Wij hebben naar de verklaringen van de Europese leiders van de overwegend rechtse regeringen geluisterd, maar nu moeten wij alert blijven als het gaat om de daadwerkelijke wil van deze leiders om de belasting in te voeren. Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij strijden al een aantal jaar voor de invoering van een belasting op financiële transacties. Ondanks de grote weerstand die er altijd tegen dit idee heeft bestaan, is de stemming voor deze resolutie met een grote meerderheid een belangrijke stap. Door de belasting op financiële transacties op mondiaal niveau aan te moedigen en door in ieder geval de invoering van een dergelijke belasting binnen de Europese Unie aan te bevelen, legt het Parlement de eerste steen van een nieuwe mondiale financiële orde. Hieraan moet worden toegevoegd dat een dergelijke belasting zorgt voor nieuwe financiële vooruitzichten, aangezien de invoering ervan zo’n 200 miljard euro per jaar zou kunnen genereren. Deze stemming is een grote overwinning en het is nu aan de internationale instanties om net zo dapper te zijn als de Parlementsleden. Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De invoering van een belasting op financiële transacties is een zaak waar de socialisten en links Europa al lange tijd voor strijden. Het feit dat het verslag van mijn Griekse collega, mevrouw Podimata, met een grote meerderheid is aangenomen, getuigt van een politieke omwenteling binnen het Europees Parlement. Voor Europees links is dit een grote overwinning waar het trots op mag zijn. Hoewel de tekst geen directe wetgevende betekenis heeft, vormt deze wel een beslissende politieke vooruitgang. Vanaf nu kan Europees rechts binnen het Europees Parlement de invoering van een dergelijke belasting niet langer dwarsbomen. Het is een echte stap voorwaarts in de richting van begrotingsfederalisme; de enige weg die de Europese Unie kan volgen voor de verwezenlijking van haar doelstellingen van groei, werkgelegenheid en het te boven komen van de crisis. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit verslag, omdat een van de belangrijkste voordelen van innovatieve financiële instrumenten is dat ze een dubbel dividend kunnen opleveren, in de zin dat ze tegelijkertijd aan de verwezenlijking van belangrijke beleidsdoelstellingen kunnen bijdragen, zoals stabiliteit en transparantie van de financiële markten, en een significant inkomstenpotentieel kunnen hebben. Maar ook moet rekening worden gehouden met de effecten van deze instrumenten op de negatieve externe factoren die door de financiële sector worden veroorzaakt. Ik ben het eens met de bepaling en de oproep om innovatieve financieringsmaatregelen te gebruiken om de belastingopbrengsten uit deze sector te verhogen en bij te dragen aan het verschuiven van de belastingdruk van arbeid naar andere bronnen. Dit zou de mogelijkheid bieden om de marktefficiëntie te verbeteren, de transparantie te vergroten, speculatie terug te dringen, bovenmatige prijsvolatiliteit te reduceren, de financiële sector ertoe aan te zetten langetermijninvesteringen te plegen met toegevoegde waarde voor de reële economie, en bij te dragen aan de financiering van mondiale collectieve goederen en het verkleinen van de overheidstekorten. Ik steun het idee van het uitgeven van gemeenschappelijke Europese projectobligaties voor het financieren van Europa’s belangrijke behoeften op infrastructuurvlak en structurele projecten in het kader van de agenda EU-2020, de beoogde nieuwe strategieën van de EU, zoals de nieuwe strategie voor de ontwikkeling van
115
116
NL
Handelingen van het Europees Parlement
energie-infrastructuur, en andere grootschalige projecten. EU-projectobligaties zouden de vereiste investeringen garanderen en de voor grote investeringsprojecten benodigde steun aantrekken, zodat zij een belangrijk instrument zouden worden om met overheidssteun een maximale hefboomwerking te bereiken. Deze projecten moeten ook bijdragen aan de omvorming van onze economieën in een milieuvriendelijke richting, om zo de weg vrij te maken voor een koolstofloze economie. Arturs Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. – (LV) Een nieuwe belasting op financiële transacties zal de begrotingsproblemen van de lidstaten van de Europese Unie niet oplossen. Om deze reden heb ik het verslag over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau niet gesteund. In tegenstelling tot wat sommigen denken, zullen het niet de banken zijn die een dergelijke belasting betalen, maar hun klanten, dezelfde belastingbetalers als altijd dus. In tijden van economisch herstel moeten we geen nieuwe belastingen invoeren, maar in plaats daarvan de overheidsuitgaven terugdringen. Een nieuwe belasting zou alleen dienen om het onvermogen van regeringen te verhullen om hun uitgaven te verminderen en zou niet het gewenste effect hebben. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk . − (IT) Het verslag waar dit Parlement vandaag over stemt, gaat over de invoering van innovatieve financiële instrumenten. Ik heb vóór het verslag gestemd, omdat de economische crisis van de afgelopen jaren het gebrek aan regelgeving heeft aangetoond, evenals de noodzaak om met nieuwe financiële instrumenten te komen tegen grootschalige financiële speculatie. Op die manier kan Europa op ondubbelzinnige wijze de noodzaak laten zien om te reageren op de behoeften van de reële economie, door investeringen voor de lange termijn te ondersteunen en nieuwe aanvullende middelen te genereren om de grootste mondiale en Europese problemen te lijf te gaan en daarmee de groei- en ontwikkelingsdoelstellingen van de 2020-strategie te verwezenlijken. De enorme toename van financiële transacties heeft de groeiende kloof laten zien tussen de financiële wereld en de reële economie. De invoering van een belasting op financiële transacties, de uitgifte van gemeenschappelijke euro-obligaties en het vooruitzicht op een koolstofbelasting zijn enkele voorbeelden van voorstellen die tot doel hebben nieuwe, noodzakelijke wegen in te slaan die nodig zijn voor onze economie, maar die geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de meest kwetsbare consumenten. Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk . – (PL) Met grote tevredenheid begroet ik het resultaat van de stemming over het verslag over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau. In dit verslag hebben twee sleutelonderwerpen een plaats gevonden, namelijk belasting op financiële transacties en euro-obligaties. Dit kunnen belangrijke financieringsbronnen worden die de financiële en economische capaciteit van de Europese Unie vergroten, waardoor grote en strategische belangrijke projecten kunnen worden uitgevoerd, inclusief transport- of energieprojecten. Het kan ook de mobilisering van particulier kapitaal faciliteren. De Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft al langere tijd om dergelijke maatregelen gevraagd. Ik ben tevreden dat een duidelijke meerderheid zich voor de invoering van deze innovatieve oplossingen heeft uitgesproken. Sabine Lösing en Sabine Wils (GUE/NGL), schriftelijk. − (DE) De Duitse socialistische partij Die Linke pleit al jaren voor het invoeren van een belasting op financiële transacties. Dit idee is vandaag door het Europees Parlement overgenomen. In het door het EP aangenomen initiatiefverslag-Podimata is zeker niet gestemd voor of tegen een belasting op financiële transacties. Het is niet duidelijk of en wanneer de Commissie hierover een voorstel voor zal leggen. We zijn nog ver verwijderd van een wetgevingsprocedure. Op
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dit moment verricht de Commissie alleen maar onderzoek naar de haalbaarheid hiervan. Dit onderzoek is gebaseerd op de voorwaarde dat de belasting op financiële transacties niet ten koste van onze concurrentiepositie mag gaan. Het is op dit moment volkomen onrealistisch om te verwachten dat er overal ter wereld een belasting op financiële transacties zou kunnen worden ingevoerd. Dit verslag ging niet alleen maar over de belasting op financiële transacties, maar ook over het soepel functioneren van het mededingingsbeleid in de EU, en over het invoeren van een CO2-belasting – te vergelijken met de belasting op de toegevoegde waarde – die zou moeten worden betaald voor ieder product dat op de interne markt wordt verkocht. Wij zijn tegen deze CO2-belasting. Deze eis komt voort uit de visie op het milieubeleid van de conservatieven, die streven naar een energiemix uit kernenergie en hernieuwbare energie. Deze heffing zou niet gelden voor kernenergie. Wij eisen een heffing op energie-input, ook op kernenergie, via een gecombineerde belasting op primaire energie en op de emissie van CO2. Wij hebben niet voor dit verslag gestemd, omdat het een koppeling legt tussen een belasting op transacties, een goed idee, en maatregelen die de last voor de Europese burgers nog zwaarder zouden maken. Bij de slotstemming hebben we ons van stemming onthouden. Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De afgelopen jaren heeft de mondiale economische en financiële crisis grote tekortkomingen in het regelgevings- en toezichtskader van het mondiale financiële systeem aan het licht gebracht. Het aantal financiële transacties is fors toegenomen en het volume aan financiële transacties houdt geen verband meer met de behoeften van de reële economie. Kortetermijnbeleggingen, die de overhand hebben, hebben tot buitensporige volatiliteit en risicovol gedrag geleid. Speculatieve kortetermijntransacties lagen ten grondslag aan de crisis en hebben het duidelijke verband tussen inefficiënte regulering en ondoelmatig toezicht en de houdbaarheid van de openbare financiën onderstreept. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de problemen die dit marktgedrag heeft veroorzaakt grote gevolgen hebben gehad voor onder meer de openbare financiën en de Europese burgers. In het verslag worden voorstellen gedaan met betrekking tot instrumenten om de speculatie terug te dringen, het garanderen van een eerlijke verdeling van de lasten tussen belangrijke financiële spelers en het aanboren van nieuwe aanvullende middelen om grote uitdagingen het hoofd te bieden. De kosten van belastingontduiking en fraude voor de lidstaten worden momenteel geraamd op 250 miljard euro per jaar. Het nieuwe element is de belasting op financiële transacties, die de EU ongeveer 200 miljard euro per jaar zal opleveren en speculatie zal ontmoedigen. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Door voor dit verslag te stemmen, reageren leden van het EP op de oproep van het publiek tot eerlijke belasting van de financiële sector. De financiële sector is grotendeels vrijgesteld van btw en wordt te weinig belast, terwijl de gewone burgers de kosten van de financiële crisis moeten betalen, waaronder een bijdrage van 9 500 euro aan overheidssteun van elke man, elke vrouw en elk kind in de EU. Met deze stem scharen de EP-leden zich achter de honderdduizenden campagnevoerders die zich actief inzetten voor een Robin Hood-belasting – een zeer kleine belasting op financiële transacties die miljarden kan opbrengen om prioriteiten in eigen land te verwezenlijken en onze beloften om armoede en klimaatverandering te bestrijden internationaal na te komen. Wereldwijde overeenstemming zou de beste manier zijn om zo’n belasting in te voeren, maar het zegelrecht op aandelen in het Verenigd Koninkrijk laat zien dat het mogelijk is
117
118
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een succesvolle, goed ontworpen belasting op financiële transacties (FTT) in te voeren zonder het concurrentievermogen te ondermijnen. Een EU-brede gecoördineerde FTT zou de eerste stap zijn in de richting van een wereldwijde FTT. Het is tijd voor actie en de EU kan deze campagne voor eerlijkere belasting wereldwijd leiden. Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. − (EN) De leden van de Britse Labourpartij in het Europees Parlement (EPLP) reageren op de oproep van het publiek tot eerlijke belasting van de financiële sector. De financiële sector is grotendeels vrijgesteld van btw en wordt te weinig belast, terwijl de gewone burgers de kosten van de financiële crisis moeten betalen, waaronder een bijdrage van 9 500 euro aan overheidssteun van elke man, elke vrouw en elk kind in de EU. Met deze stem scharen wij ons achter de honderdduizenden campagnevoerders die zich actief inzetten voor een Robin Hood-belasting – een zeer kleine belasting op financiële transacties die miljarden kan opbrengen om prioriteiten in eigen land te verwezenlijken en onze beloften om armoede en klimaatverandering internationaal te bestrijden na te komen. Wereldwijde overeenstemming zou de beste manier zijn om zo’n belasting in te voeren, maar het zegelrecht op aandelen in het Verenigd Koninkrijk laat zien dat het mogelijk is een succesvolle, goed ontworpen belasting op financiële transacties (FTT) in te voeren zonder het concurrentievermogen te ondermijnen. Een EU-brede gecoördineerde FTT zou de eerste stap zijn in de richting van een wereldwijde FTT. Het is tijd voor actie en de EU kan deze campagne voor eerlijkere belasting wereldwijd leiden. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het idee van een belasting op financiële transacties wordt al jarenlang door de linkse fracties bepleit. Vandaag is consensus bereikt over dit idee. Deze toenadering tot onze opvattingen is welkom. Maar het enige doel van een belasting op financiële transacties moet zijn het algemeen belang van de burgers en niet de goede werking van de vrije handel of de handel in emissierechten, die door sommigen, net zoals in de tekst, de CO2-markt wordt genoemd. Ik stem tegen het op schandalige wijze inpikken van een goed idee. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het grotendeels eens met de inhoud van dit verslag, maar kan niet vóór stemmen omdat het pleit voor de invoering van een belasting op de financiële transacties, ofwel over de gehele wereld ofwel in ieder geval in Europa (al geeft men toe dat er – achteraf – een beoordeling van de eventuele gevolgen moet worden uitgevoerd). De partij die ik vertegenwoordig heeft zich in Portugal altijd verzet tegen de invoering van een dergelijke belasting op de financiële transacties, omdat dit zeer negatieve gevolgen zou hebben voor de financiële markten. Portugal is volkomen uitgeput en kan geen nieuwe fiscale lasten meer opbrengen. Het zouden tenslotte de burgers zijn die deze belasting zouden gaan dragen, aangezien de financiële instellingen haar aan hun klanten zouden gaan doorberekenen. Als een dergelijke belasting uitsluitend in Europa zou worden ingevoerd, zou dat de overige markten een voordelige concurrentiepositie opleveren ten aanzien van de onze markten. Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb gestemd voor het verslag-Podimata over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau, omdat hiermee een idee wordt geïntroduceerd dat een van de pijlers is geweest van links in de wereld, namelijk de invoering van een belasting op financiële transacties. De tekst had zeker een stuk moediger kunnen zijn en de instelling van deze belasting niet afhankelijk hoeven maken van een vergelijkbare belasting op wereldschaal.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijn politieke groepering heeft altijd gepleit voor de noodzaak een belasting in te stellen op de kapitaalstroom in de wereld, zoals de zogeheten “Tobintaks”. Om die reden, en ofschoon het voorstel in dit verslag me ontoereikend lijkt, denk ik dat dit een stap in de goede richting is. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) De mondiale economische en financiële crisis van 2007 heeft ons laten zien dat het kader voor regelgeving en toezicht van het mondiale financiële stelsel ernstige tekortkomingen vertoont. Ik heb aan het begin gestaan van de strijd binnen het EP voor innovatieve financieringsinstrumenten door een werkgroep op te richten om de haalbaarheid van een belasting op internationale transacties te onderzoeken. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijke belasting niet alleen een betere regelgeving voor de financiële sector mogelijk maakt door inperking van de uitsluitend speculatieve transacties, maar ook de allerarmsten, met name de ontwikkelingslanden, waaronder de minst ontwikkelde landen, helpt bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en bij het nemen van de nodige maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering. Een belasting op financiële transacties op het niveau van de EU zou bijna 200 miljard euro per jaar kunnen opleveren en op mondiaal niveau 650 miljard dollar. Als wij op EU-niveau op samenhangende wijze verder gaan door een belasting op internationale transacties toe te passen, houden we vast aan de sterke boodschap die wij in december 2010 hebben afgegeven toen wij onze resolutie over de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen voor maatregelen en initiatieven op EU-niveau aannamen. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De aanneming van dit verslag zou het eerste sterke signaal van het Parlement zijn voor een belasting op financiële transacties in een tijd waarin de Commissie een dubbelzinnige aanpak hanteert, door enerzijds bereidheid te tonen om de financiële actoren te reguleren, maar hen anderzijds vrij te stellen van belasting. Het is nodig om te wijzen op de hypocriete woorden van sommige rechtse leiders, die oproepen tot een vorm van belasting van de financiële sector, maar alleen op wereldwijd niveau, terwijl we allemaal weten dat de kans dat die er komt heel klein is. De Commissie moet een precies en duidelijk signaal afgeven over het feit dat de belasting op transacties door iedereen betaald moet worden. De situatie waarin boeren belasting betalen maar financiers niet is niet acceptabel. Sociaal onrecht leidt tot kwaadwilligheid en toegeeflijkheid verandert overheidsinstellingen in een zandbak die wordt gemaakt door de banken. Ik heb voorgestemd. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het invoeren van een belasting op financiële transacties, die met name gevolgen zou hebben voor hedgefondsen en vergelijkbare producten, waarvan het nut voor de reële economie zeer bescheiden is, is een stap in de juiste richting. Het is ongetwijfeld ook een goede zaak dat Europa het initiatief neemt. Wanneer we de Amerikanen hierbij zouden willen betrekken, kunnen we wachten tot sint-juttemis. We mogen een belasting op financiële transacties echter niet als aanleiding gebruiken om via een achterdeurtje een EU-belasting in te voeren. Helaas is dat precies wat wordt voorgesteld in het verslag van mevrouw Podimata. De bevoegdheid om belastingen te heffen moet het voorrecht van de lidstaten blijven, en wanneer Brussel niet rond kan komen, moet de tering gewoon naar de nering worden gezet. Brussel heeft toch al genoeg bevoegdheden die niet op het Europese niveau thuishoren, maar op het niveau van de lidstaten. Ik ben ook tegen de andere eisen in het verslag: het uitschrijven van euro-obligaties en het heffen van een CO2-belasting. Euro-obligaties zijn een product dat indruist tegen het economisch gezond verstand. Bovendien wordt van de landen die zuinig geweest zijn
119
120
NL
Handelingen van het Europees Parlement
weer verwacht dat ze voor de anderen in de bres springen, en dat is niet terecht. De EU zou dan definitief een transferunie worden. Ook een CO2-belasting, met dubieuze doelstellingen, zou schadelijk zijn voor de Europese economie, werkgelegenheid vernietigen, en op die manier haaks staan op de belangen van de meeste burgers. Daarom ben ik tegen dit verslag. Claudio Morganti (EFD), schriftelijk . − (IT) Ik heb besloten tegen dit verslag te stemmen. Het idee van een bijdrage vanuit het financiële stelsel, dat zoveel schuld heeft aan de crisis van de afgelopen twee jaar, lijkt terecht. Ik heb alleen nogal wat twijfels over de verschillende toepassingsvormen. Ik moet zeggen dat ik verheugd ben over het voorstel inzake de invoering van euro-obligaties, aangezien die volgens mij een nuttig instrument kunnen zijn. Het grootste deel van het verslag gaat echter over de invoering van een belasting op financiële transacties en daar heb ik meer problemen mee. Ik denk dat het te riskant is om die belasting alleen op EU-niveau in te voeren, aangezien dat het concurrentievermogen van het hele financiële systeem van de EU zou kunnen aantasten en de betrokken partijen zich zonder veel problemen op andere plekken zouden kunnen richten. Ook zou ik niet willen dat deze belasting het pad effent voor een mogelijke gecentraliseerd Europees belastingstelsel, waar ik resoluut tegen ben. Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De financiële gevolgen van de economische crisis zijn tot nu toe hoofdzakelijk op de belastingbetaler afgewenteld. Daarom is het belangrijk, en ook terecht, dat de speculanten en de deelnemers op de financiële markten met behulp van andere instrumenten wordt gevraagd om ook een deel van de last te dragen. Een belasting op financiële transacties mag echter niet als voorwendsel worden gebruikt om Brussel het recht te geven om direct belastingen te heffen. Dat zou ten koste gaan van de fiscale soevereiniteit, en dus de algemene soevereiniteit, van de lidstaten. Het verslag bevat bepaalde tendensen in die richting, en daarom heb ik ertegen gestemd. Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie over innovatieve financiering op mondiaal en Europees niveau gestemd. Europa, dat ‘s werelds grootste financiële markt herbergt, probeert geleidelijk te herstellen van de crisis, waarvan de gevolgen zich nog jarenlang zullen laten voelen. Daarom is het van cruciaal belang om vast te stellen welke innovatieve financieringsinstrumenten kunnen zorgen voor financiële stabiliteit en transparantie. Op dit moment zijn de meeste financiële diensten vrijgesteld van de btw. Daardoor lopen overheden belangrijke belastinginkomsten uit de financiële sector mis en neemt de belastingdruk voor werkenden toe. De belasting op financiële transacties is mijn inziens een doelmatige financieringsmaatregel die zou helpen om speculatie in te perken en overheidstekorten terug te dringen. Nadat we naar behoren een beoordeling van de mogelijke negatieve effecten op het mondiale concurrentievermogen van de EU hebben gemaakt, moeten we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat een dergelijke belasting ook op mondiaal niveau wordt toegepast. Bovendien zou het raadzaam zijn, teneinde het bbp van alle landen te vergroten, om een belasting op bankactiva in te voeren, die evenredig moet zijn aan het systeembelang van de betrokken kredietinstelling en aan het risico van een activiteit. Ik ben het eens met het voorstel om Europese projectobligaties uit te geven, als gemeenschappelijk instrument voor schuldbeheer, omdat deze zullen helpen om meer investeringen in Europese infrastructuurprojecten aan te trekken. Bovendien moeten, om maximaal voordeel uit de toepassing van een CO2-belasting te trekken, verplichte minimumvereisten worden vastgesteld voor alle lidstaten, om te
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voorkomen dat er overweldigende lasten terechtkomen op de schouders van consumenten met een laag inkomen. Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het initiatiefverslag van het Europees Parlement over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau gestemd. De financiële crisis en de schuldencrisis hebben aangetoond hoeveel gaten er momenteel zitten in de werking van de financiële sector en in de controle erop. Het voorstel tot invoering van een belasting op financiële transacties op wereldvlak is niet nieuw. Dit valt ook beslist niet in goede aarde in alle ontwikkelde landen, en zeker niet in de landen met lage belastingen. Als het onmogelijk mocht blijken te zijn om een mondiale overeenkomst hierover te bereiken, zou de invoering van een belasting op financiële transacties op EU-niveau – mits de concurrentiekracht daardoor niet wordt geschaad – bijdragen tot een betere werking van deze sector en tegelijkertijd aanzienlijke openbare middelen genereren. Dat is de strekking van amendement 2 en daarom heb ik vóór gestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft betrekking op innovatieve financieringsmaatregelen, in Europa en de rest van wereld. De financiële en economische crisis van 2007-2009 heeft duidelijk heeft gemaakt dat het mondiale financiële systeem op regelgevings- en toezichtsvlak ernstige tekortkomingen vertoont, en dit verslag beschrijft een aantal maatregelen om daar iets aan te doen. We zien een spectaculaire toename van het aantal financiële transacties en een opmerkelijke kloof tussen het volume van de financiële transacties en de achterliggende behoeften van de ‘reële economie’. Daarnaast nemen nieuwe handelspatronen, zoals korte termijninvesteringen en geautomatiseerde high-frequency trading, nu een centrale plaats in, resulterend in bovenmatige volatiliteit en uitermate risicovol gedrag. Regeringen zouden daar aandacht aan moeten besteden. Een en ander rechtvaardigt dat het Europees Parlement in het kader van zijn bevoegdheden een bijdrage levert en aangeeft welke maatregelen het geschikt acht om de nu bestaande situatie op te lossen. Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het verslag over innovatieve financiering stelt een aantal belangrijke aspecten aan de orde, zoals het belang van de totstandbrenging van een echte interne markt, het belang van de mogelijkheid om belangrijke Europese infrastructuurprojecten te financieren met behulp van Europese projectobligaties, alsmede een mogelijke oplossing voor een Europese koolstofbelasting om de Europese productie te laten overstappen op duurzame productie. Het is ook belangrijk dat het verslag erop wijst dat de lidstaten van de EU de vastgelegde doelstellingen inzake ontwikkelingshulp moeten naleven. Desondanks kozen wij ervoor om ons bij de slotstemming van stemming te onthouden omdat wij het geen goed idee vinden dat Europa op eigen houtje een belasting op financiële transacties invoert als andere landen niet hetzelfde doen. Volgens ons moet het Zweedse voorbeeld uit de jaren tachtig van een eenzijdige invoering van een soort belasting op financiële transacties, waardoor grote delen van de aandelen-, obligatie- en optiehandel naar Londen verhuisden, in aanmerking moet worden genomen opdat we dezelfde fout niet op Europees niveau zouden begaan. Wij zijn van oordeel dat het risico groot is dat, als de EU op eigen houtje zo’n belasting invoert, dit geen stabiliserende gevolgen zal hebben voor de financiële markt. Het risico dat de aandelen-, obligatie- en optiehandel verhuist naar minder transparante en open markten buiten Europa, is groot. Dat leidt niet tot betere omstandigheden voor controle
121
122
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van de financiële markt en zou bovendien het door ons in het leven geroepen gemeenschappelijk Europees toezicht op de financiële markt ondermijnen. Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Om de mondiale financiële crisis en de daaruit voortvloeiende recessie het hoofd te bieden, heeft een aantal regeringen, om de financiële ondernemingen te redden en de economie te stimuleren, de staatsschuld tot niet vol te houden hoogten laten oplopen. Op hetzelfde moment hebben de banken winsten binnengeharkt door te profiteren van het verschil tussen de rente over de leningen die ze bij de centrale banken zijn aangegaan (bijna nul) en de rente die ze aan hun klanten en de staat berekenen. Het is nu zaak dat financiële instellingen hun verantwoordelijkheden voor de door hen veroorzaakte crisis aanvaarden. Een belasting op financiële transacties is dan wel het minste. Er zijn er die het aanvaarden van deze verantwoordelijkheid willen uitstellen, met de bewering dat een dergelijke belasting alleen over de gehele wereld tegelijk geïntroduceerd kan worden. Tot hen zeg ik: (1) dat de EU haar positie door het unilateraal instellen van zo’n belasting enorm zou versterken; (2) dat als een deel van het voor speculatieve transacties ingezette kapitaal de EU zou verlaten, de financiële markten daardoor alleen maar minder wisselvallig zouden worden, wat gunstig is; en (3) dat als een mondiale financiële regulering niet mogelijk of verstandig is, er goed doordachte regels moeten komen voor het circuleren van kapitaal. Dit verslag gaat in die richting. Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het is namelijk de hoogste tijd dat de EU het voortouw neemt, en op Europees niveau een belasting op financiële transacties invoert. Wanneer wij de eerste stap zetten, wordt het volgens mij waarschijnlijker dat we het eigenlijke doel bereiken, het invoeren van een mondiale belasting op financiële transacties. Mijn fractie had een amendement ingediend, waarin we eisen dat er zonder enige vertraging (bijvoorbeeld in de vorm van het uitvoeren van verder onderzoek) een belasting op financiële transacties in de EU wordt ingevoerd. Dat amendement is met een krappe meerderheid aangenomen. Nu doe ik een beroep op de bevoegde commissaris Šemeta om eindelijk in actie te komen. De resolutie is met een ruime meerderheid aangenomen, met 529 stemmen voor, 127 stemmen tegen, bij 18 onthoudingen. Dat is een duidelijk signaal van het Europees Parlement, dat de Commissie niet mag negeren, of om ongeloofwaardige redenen anders interpreteren. Ik doe ook een beroep op voorzitter Barroso om iets te doen, gebruik te maken van het initiatiefrecht van de Commissie, en ons, de wetgevers, een wetsontwerp voor te leggen. Dit kan 200 miljard euro opbrengen – dat geld hebben we nodig, en het moet worden opgebracht door degenen die de crisis veroorzaakt hebben. De belastingbetalers doen al genoeg, nu moet eindelijk ook het bedrijfsleven een duit in het zakje doen om de ‘gaten’ te dichten die zijn ontstaan door de financiële crisis. Dat geld moet worden gebruikt om de begroting in evenwicht te brengen, maar ook om in de vorm van eigen inkomsten de begroting van de EU aan te vullen. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het Europees Parlement heeft vandaag opnieuw opgeroepen tot de invoering van een belasting op financiële transacties op EU-niveau, als onderdeel van een verslag over innovatieve financiering dat is aangenomen door de leden van het EP. De Groenen roepen allang op tot invoering van een belasting op financiële transacties en zijn ingenomen met de stemming, waarover mijn fractiegenoot Philippe Lamberts het volgende zei: “Het EP is blijven aandringen op de invoeren van een belasting op financiële transacties op EU-niveau. Hoewel het uiteindelijke doel de introductie
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van een wereldwijde FTT moet zijn, heeft het voor de EU duidelijk voordelen om hierop zelf vooruit te lopen. De EP-leden hebben de Commissie vandaag met klem verzocht hiertoe maatregelen te nemen. De Groenen maken zich allang sterk voor de invoering van een belasting op financiële transacties, als een middel om schadelijke speculatie in te dammen en als een nieuwe bron van overheidsinkomsten. Naast een potentieel significante bron van inkomsten in een tijd waarin de nationale schatkisten onder druk staan, is een belasting op financiële transacties ook sociaal rechtvaardig. Een FTT zou ook duidelijk het systeemrisico aanpakken dat voortkomt uit hoogfrequente handel door riskante speculatie te ontmoedigen. Het is tijd dat de Commissie en de lidstaten ophouden met talmen.” Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De recente economische crisis heeft de tekortkomingen in de mondiale financiële wereld op het vlak van regelgeving en toezicht blootgelegd. Te vaak was het volume van financiële transacties veel groter dan de behoefte van de reële wereld. Dit had speculaties als gevolg, die ertoe hebben geleid dat het kapitaal dat ermee gemoeid was extreem volatiel is geworden en het risico op insolventie ontstond. Dit weegt nu in de eerste plaats op de schouders van de belastingbetaler, onder meer in de vorm van hoge werkloosheidscijfers, steeds lagere inkomens, beperktere toegang tot sociale diensten en grotere ongelijkheden. Om crises in de toekomst te voorkomen, dient de Europese Unie onmiddellijk concrete veranderingen te bevorderen op het vlak van regelgeving en toezicht, door vorm te geven aan een gezonder en stabieler financieel stelsel. Het idee van een belasting op financiële transacties heeft belangrijke voordelen, met name na een crisis als de huidige, namelijk het stabiliseren van de markten, het bevorderen van langetermijninvesteringen en het zorgen voor traceerbaarheid, voor de controle van afzonderlijke operaties. Speculatie inperken, langetermijninvesteringen steunen en zorgen voor meer groei op de lange termijn in het kader van de EU 2020-strategie: dit alles moet worden aangevuld met de invoering van een vergelijkbaar financieringsstelsel buiten de Europese, teneinde concurrentienadelen voor ons te voorkomen. Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) In de stemming van vandaag heeft het verslag over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau steun gekregen. Het enige wat niet werd gesteund was het voorstel om de Commissie te verzoeken de uitvoerbaarheid te onderzoeken van CO2-belasting in de Europese Unie, die, net als de btw, op de interne markt voor elk product wordt ingevoerd. Ik ben blij te constateren dat er wel steun was voor de hoofdpunten waarbij de Commissie wordt verzocht om de praktische uitvoerbaarheid van verscheidene andere nieuwe belastingen en de gevolgen daarvan te onderzoeken. Met de bankbelastingen, de belastingen op financiële activiteiten en financiële transacties heeft iedereen zijn eigen economische doel. Hun mogelijkheden om inkomsten te genereren verschillen van elkaar en daarom is het belangrijk dat er, voordat er aanvullende belastingen worden ingevoerd, een grondige analyse wordt uitgevoerd. Er was steun voor het standpunt dat, als er een heffing op financiële transacties komt, die zo breed mogelijk moet worden ingevoerd. Tegelijkertijd waren er leden, met inbegrip van mijzelf, die vroegen om duidelijk te bepalen wie deze heffing uiteindelijk zal betalen, omdat dit gewoonlijk de consumenten zijn, die in dit geval eindbeleggers en particulieren zijn. Dank u wel.
123
124
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Edward Scicluna (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb het verslag van mevrouw Podimata, dat een aantal goede ideeën bevat met betrekking tot een wereldwijde belasting op financiële transacties, gesteund. De waarheid is dat een groot deel van de financiële sector, in het bijzonder de investeringsbanken, zich nog altijd niet heeft hervormd na de tekortkomingen die aan het licht zijn gekomen door de financiële crisis. Zelfs de gouverneur van de Bank of England, Mervyn King, heeft afgelopen week toegegeven dat de kosten van de bezuinigingsmaatregelen die zijn genomen in Groot-Brittannië en de rest van Europa werden gedragen door ‘mensen die er niets aan konden doen’ terwijl de financiële sector zijn mentaliteit van ‘business as usual’ weer had opgepakt. Het is rechtvaardig dat de private sector mee moet betalen voor de gevolgen van de financiële crisis en mogelijkheden moet scheppen voor een toekomstige reddingsoperatie, aangezien er nog steeds veel banken zijn die worden gezien als ‘te groot om failliet te gaan’. Het is nu de verantwoordelijkheid van het IMF en de Europese Commissie om de voor- en nadelen van een wereldwijde belasting op financiële transacties te beoordelen. Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Tijdens de stemming van vandaag over het verslag van mevrouw Podimata over innovatieve financiering is er gestemd over een afzonderlijk amendement waarin de Commissie werd opgeroepen voorstellen in te dienen voor een belasting op financiële transacties (FTT) op EU-niveau bij gebrek aan initiatieven op het niveau van de G20. Ik heb voor het amendement gestemd uit solidariteit met mijn fractie en omdat ik van mening ben dat duidelijke steun voor het concept van een FTT vanuit Europa verdere discussies in de G20 kan stimuleren. Ik wil echter heel duidelijk zeggen dat de invoering van een FTT op EU-niveau, als deze niet ook wereldwijd ten uitvoer wordt gelegd, risico’s kan opleveren voor de concurrentiepositie van het Verenigd Koninkrijk als financieel centrum, wat een groot effect zou hebben op de burgers in Zuidoost-Engeland. Ik heb ernstige bedenkingen bij een FTT die alleen binnen de EU geldt en ik denk dat van elk voorstel het effect grondig moet worden beoordeeld om er zeker van te zijn dat de positieve effecten groter zijn dan de nadelen voor mijn kiezers. Voordat ik het resultaat van een dergelijke effectbeoordeling heb gezien, ben ik absoluut tegen voorstellen voor een allesomvattende FTT van 0,05 procent op alle financiële transacties, omdat dat willekeurig en slecht doordacht is. Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk . − (DA) Ik heb gestemd tegen het verslag, omdat het niet garandeert dat een belasting op financiële transacties gebruikt zal worden voor de dingen waarvoor een echte Tobintaks gebruikt moet worden, namelijk ontwikkelingslanden en investeringen in het klimaat. Het verslag is niet duidelijk over de vraag in hoeverre de belasting zal worden toegevoegd aan de begrotingen van de EU, wat de kans op meer problemen vergroot. Ten eerste ben ik principieel tegen het verhogen van de eigen middelen van de EU. Ten tweede verspelen we de kans op een echte Tobintaks, als de EU over de belasting mag beschikken, zie bijvoorbeeld het voorstel van de Commissie om de belasting te gebruiken om EU-projecten en gaten in de EU-begroting te financieren. Mijn stem mag niet worden beschouwd als een bezwaar tegen belasting op financiële transacties in de EU. Ik steun een echte Tobintaks volledig. Ook steun ik de positieve elementen in het verslag zoals de bestrijding van belastingontduiking, het beginsel dat de vervuiler betaalt en de oproep tot energie-efficiëntie. Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk . − Ik heb vandaag opnieuw gestemd voor de invoering van een belasting op financiële transacties (FTT) en keurde ook goed dat, als men er mondiaal
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
niet in slaagt een FTT te heffen, de EU alvast de eerste stap moet zetten. We moesten deze impuls aangrijpen en de hebzucht van de financiële en bankensector aan banden leggen. Een mondiale crisis vergt immers mondiale oplossingen en Europa kan als grootste financiële markt een voortrekkersrol vervullen. Een belasting op financiële transacties kan lidstaten voldoende inkomsten bezorgen om hun begroting in evenwicht te brengen en hun economie draaiende te houden. Omdat het inkomstenpotentieel van een FTT van 0,05 procent in de EU bijna 200 miljard euro en mondiaal 650 miljard dollar bedraagt, kan deze belasting daarnaast een belangrijk deel van de oplossing vormen in de zoektocht naar nieuwe en duurzame inkomstenbronnen. Een FTT kan speculatie inperken en markten stabiliseren, prikkels creëren voor langetermijninvesteringen, kan -doordat elke transactie traceerbaar is – de transparantie vergroten en kan ervoor zorgen dat de financiële actoren hun deel van de kosten van de crisis voor hun rekening nemen. Het verslag vraagt verder om de mogelijkheden van het uitschrijven van euro-obligaties en het heffen van een CO2-belasting meer in detail te onderzoeken. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) In tegenstelling tot mijn Schotse conservatieve en liberale collega’s heb ik dit verslag, waarin verschillende mogelijke bronnen van financiering worden behandeld, waaronder een belasting op financiële transacties (FTT), gesteund. Dit verslag roept ook op tot een debat over het gebruik van de inkomsten die zouden kunnen worden verworven met een FTT. Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn krachtige steun gegeven aan de invoering van een belasting op financiële transacties op mondiaal niveau tijdens de stemming over het verslag over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau. De mogelijkheid om een dergelijke belasting uitsluitend op het niveau van de EU toe te passen dient echter eerst middels een haalbaarheidsonderzoek van de Europese Commissie te worden onderzocht. Er moet namelijk worden vastgesteld of deze belasting op Europees niveau kan worden ingevoerd zonder dat dit ongunstige effecten heeft voor het Europese concurrentievermogen op mondiaal niveau. Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De mondiale economische en financiële crisis heeft aan het licht gebracht dat het kader voor regelgeving en toezicht van het mondiale financiële stelsel ernstige tekortkomingen vertoont. We moeten deze crisis bestrijden met nieuwe instrumenten die speculatie inperken en de financiële sector doen terugkeren naar zijn kerntaak, zorg dragen voor een billijke verdeling van de lasten, en nieuwe, aanvullende middelen genereren voor het aangaan van de belangrijkste mondiale en Europese uitdagingen, zoals klimaatverandering, de ontwikkelingsdoelstellingen en slimme, duurzame en inclusieve groei in het kader van de strategie EU-2020. In dit initiatiefverslag wordt gezocht naar nieuwe en innovatieve bronnen voor financiering. Het gaat ervan uit dat fiscale instrumenten die alleen op het genereren van inkomsten zijn gericht tekortschieten. Daarom wijst dit verslag op de volgende mogelijkheden voor innovatieve financiering: het belasten van de financiële sector, euro-obligaties en het belasten van de energiesector. Ik geloof dat innovatie van fundamenteel belang is, en dat we alternatieve financieringsmiddelen moeten zoeken die aansluiten bij het huidige tijdsgewricht en berekend zijn op de uitdagingen waar we ons nu voor gesteld zien. Het zou echter onverstandig zijn zulke middelen in te voeren zonder eerst de werkelijke impact ervan te beoordelen. Het genereren van meer inkomsten is heel belangrijk, maar het bevorderen van de regelende werking van de markt door het creëren van mechanismen die de
125
126
NL
Handelingen van het Europees Parlement
transparantie, efficiëntie en stabiliteit ervan bevorderen is zeker net zo belangrijk. Daarom heb ik in het plenum voor dit document gestemd. Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag is een belediging aan het adres van de arbeiders- en volksklasse die zwaar te lijden heeft onder de barbaarse oorlog van het kapitaal en diens politiek personeel. Ik wil van meet af aan duidelijk maken dat nergens sprake is van een belasting op kapitaal: “benadrukt dat hogere en meer belastingen…. niet zullen volstaan en evenmin een duurzame oplossing bieden”. Om de werknemers echter om de tuin te leiden wordt de EU gevraagd een “belasting op financiële transacties” van 0,01 procent in te voeren. Men doet voorkomen alsof deze belasting een “billijke verdeling van de lasten” over het kapitaal en de werknemers zou zijn en de speculatie door het kapitaal zou beteugelen. Tegelijkertijd wordt echter de directe belasting voor de arme volksklassen verhoogd. Ook wordt de indirecte belasting – die een ware aanslag is op het inkomen van de arbeiders- en volksklasse – torenhoog opgedreven. De belasting op financiële transacties is geen belasting op de financiële sector, maar de zoveelste indirecte belasting. Het blijft echter niet bij deze nieuwe indirecte belasting: daarnaast wordt een hele reeks maatregelen voorgesteld voor zogenaamde ‘innovatieve financiering’, waarmee wederom een aanslag wordt gepleegd op het volksinkomen: koolstofbelasting, solidariteitsheffing op vliegtickets en zelfs een mondiale loterij om honger te bestrijden! De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen dit verslag gestemd en onderstreept dat er geen volksvriendelijke uitweg uit de kapitalistische crisis zal zijn zolang de winsten van de monopolies niet vastberaden worden aangepakt. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Naar mijn mening is het verslag van mevrouw Podimata zeer evenwichtig en goed gemotiveerd en ik verwelkom de vier financiële instrumenten die in dit verslag worden geïntroduceerd. De vier maatregelen zijn allemaal innovatief en ik wil benadrukken dat het niet alleen gaat over een belasting op financiële transacties. We moeten voorzichtig kiezen welke instrumenten we invoeren: naar mijn mening moeten we sectoren die een verhogend effect hebben op de kosten van het levensonderhoud − zoals de energiesector − vrijstellen van belasting. Voor de slotfase van dit onderwerp moet de Commissie derhalve een evaluatie uitvoeren door middel van een effectbeoordeling van de efficiëntie en potentiële gevolgen van het gebruik van deze instrumenten. Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Dit verslag bevat goede ideeën, zoals een belasting op financiële transacties. Bij een heffing van slechts 0,05 procent zou dat 200 miljard euro opleveren voor de begroting van de EU. Dat geld remt de speculatie af, maar maakt die niet onmogelijk, en we laten het op dit moment gewoon liggen. Ik ben heel nieuwsgierig wat de Raad van ministers met dit initiatief gaat doen. We hebben nog een lange weg voor de boeg. Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Nu de burgers in de hele EU in toenemende mate de rekening moeten betalen voor de financiële crisis, bieden de maatregelen in dit verslag de mogelijkheid om miljarden euro’s te genereren en de druk op gezinnen in deze moeilijke financiële omstandigheden te verlichten. Een kleine belasting op financiële transacties kan worden gebruikt om armoede te bestrijden in het Verenigd Koninkrijk en in de hele wereld en om de effecten van klimaatverandering te beperken. Voorstanders van deze zogenoemde Robin Hood-belasting, onder wie EP-leden van Labour, moeten nu hun succes uitbreiden en druk blijven uitoefenen op de wereldwijde
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
financiële sector om deze regeling uit te breiden tot een wereldwijde belasting op financiële transacties. Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze resolutie gestemd die als doel heeft innovatieve financiering te stimuleren door middel van een belasting op financiële transacties, het herstellend vermogen van de economie te vergroten, de overgang naar groene groei te bevorderen, en tegelijkertijd de hulp aan ontwikkelingslanden te behouden. De economische crisis heeft met grote kracht aangetoond dat de invoering van mondiale financiële governance onontbeerlijk is om ervoor te zorgen dat wij niet langer worden blootgesteld aan de grillen van het ongebreideld financieel kapitalisme. Dat is de wens van het Franse voorzitterschap van de G20 en wij moeten alles in het werk stellen om deze doelstelling te verwezenlijken. De financiële speculatie, die werd aangewakkerd door een gebrek aan regels en toezicht, heeft geleid tot het verlies van miljoenen banen, zwaar op de overheidsfinanciën gedrukt, en gezorgd voor een aanzienlijke verlaging van de levensstandaard van een grote meerderheid van de Europese burgers. Het is tijd dat wij afstappen van deze kortetermijneconomie waarin geld de hoofdrol speelt en onverantwoordelijkheid hoogtij viert en die ons naar de rand van de afgrond heeft geleid, zodat het financiële stelsel opnieuw in dienst wordt gesteld van de reële economie en van de burgers. De Europese Unie moet op dit gebied een voorbeeld stellen en door voor deze resolutie te stemmen geeft deze vergadering een sterk signaal aan onze partners af. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag van mevrouw Podimata over een innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau gestemd. Tot nu toe zijn de financiële gevolgen van de financiële en economische crisis die in 2007 is begonnen uitsluitend door de Europese belastingbetaler gedragen. In dit verslag wordt voor het eerst onderzoek verricht naar verschillende innovatieve instrumenten, om de financiële actoren mee te laten betalen. In dit verband sta ik achter het voorstel voor een belasting op financiële transacties op mondiaal niveau, voor zover dat mogelijk is. Een alternatief is dat we dit serieus in overweging nemen op het niveau van de EU. Het grote voordeel van deze belasting is dat we niet alleen inkomsten verkrijgen uit een sector die tot nu toe vrijwel niet belast werd, maar tegelijkertijd ook een reguleringseffect bereiken. De financiële sector maakt vaak gebruik van speculaties, en we weten dat ze intussen los staat van de reële economie. Door belastingen te heffen op activiteiten van de financiële sector kunnen we weer impulsen geven voor investeringen op de langere termijn. Op die manier houden we rekening met wat er in de reële economie nodig is. Verslag: Edite Estrela (A7-0032/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het terugdringen van ongelijkheden op het gebied van gezondheid net zo belangrijk is als, en onlosmakelijk verbonden met het terugdringen van sociale ongelijkheden. Ongelijkheden op het gebied van gezondheid manifesteren zich al op zeer vroege leeftijd, blijven het gehele leven voortduren, en worden vaak op volgende generaties overgebracht. Daarom moeten de lidstaten het beginsel ‘gezondheid in alle beleidssectoren’ overnemen. Verder sta ik volledig achter ik de aanbevelingen van de rapporteur als zij pleit voor universele toegang tot gezondheidszorg, ook voor migranten zonder papieren, en toegang tot sociale bescherming voor zwangere vrouwen, zoals vastgelegd in hun nationale wetgeving Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Met het verslag van mevrouw Estrela kunnen wij een inventarisatie maken van de bestaande ongelijkheden op gezondheidsgebied in de EU en van de maatregelen die moeten worden genomen om deze te verkleinen. Het is
127
128
NL
Handelingen van het Europees Parlement
derhalve een nuttig verslag waar ik voor heb gestemd, met name om de onaantastbare aard van het recht op abortus en de noodzaak van een gemakkelijke toegang tot anticonceptiemethoden nogmaals te bevestigen, hoewel deze rechten nog niet in alle lidstaten van de Europese Unie van kracht zijn. We gaan verder op de weg naar gelijkheid. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Er bestaan grote ongelijkheden op gezondheidsgebied tussen landen en regio’s in de Europese Unie. Vanwege de economische en financiële crisis hebben enkele lidstaten bezuinigingsmaatregelen genomen die hebben geleid tot een lager financieringspeil voor volksgezondheid, ziektepreventie en langetermijnzorg. Niet alle EU-burgers hebben toegang tot kwaliteitszorg. Dat geldt in het bijzonder voor de armere regio’s van de EU, waar patiënten geen toegang hebben tot kwaliteitszorg en -behandelingen. Er bestaan grote verschillen op het gebied van de vergoeding van geneesmiddelen en de behandeling van individuele complexe ziekten, zoals de ziekte van Alzheimer, met als gevolg dat patiënten van sommige lidstaten hun geneesmiddelen niet krijgen vergoed en niet de behandeling kunnen krijgen die ze nodig hebben. Ik ben van mening dat de Europese Commissie maatregelen moet nemen om de verschillende en ongelijke toegang van EU-burgers tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidsdiensten te verminderen en mechanismen moet instellen om deze ongelijkheden te monitoren. Ook moet de Commissie een initiatief presenteren om de lidstaten aan te moedigen om geïntegreerde nationale of regionale strategieën te ontwikkelen, dat als doel moet hebben om de ongelijkheden op gezondheidsgebied te verminderen en de lidstaten hierbij te ondersteunen. Regina Bastos (PPE), schriftelijk . – (PT) Europese burgers leven vandaag de dag langer en gezonder. Ondanks het feit dat het gemiddelde gezondheidsniveau in de Europese Unie in de loop der jaren is verbeterd, bestaan er in Europa nog steeds ongelijkheden in de gezondheid tussen de lidstaten en binnen de lidstaten. Vanwege de economische, financiële en sociale crisis nemen deze ongelijkheden toe. Als schaduwrapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming heb ik gewezen op de noodzaak te komen tot oplossingen. Alle betrokken partijen dienen hiertoe bij te dragen: de Europese Unie, de nationale, regionale en plaatselijke overheden en actoren in de sociale economie. Door de problemen waar de Europese Unie voor staat als gevolg van demografische veranderingen is het noodzakelijk een concreet plan op te zetten om een einde te maken aan de ongelijkheden in de gezondheid in plattelandsgebieden. Het versterken van het mechanisme van erkenning van kwalificaties zal het vrije verkeer van werknemers in de EU vergemakkelijken. Campagnes ter bevordering van een gezonde levensstijl, preventie van ziekten en vroegtijdige screening voor specifieke groepen zijn tevens belangrijk voor een verkleining van ongelijkheid op gezondheidsgebied. Met het oog op bovenstaande ondersteun ik dit verslag. Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Hoewel wij binnen de respectieve Europese gemeenschappen nog altijd de sociale gevolgen van de economische en financiële crisis voelen, was het belangrijk om vandaag voor het verslag van mevrouw Estrela te stemmen over de verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied. Dit verslag roept namelijk in herinnering dat ongelijkheden ook van invloed zijn op de gezondheidsvoorzieningen en dat het belangrijk is de fundamentele oorzaken van deze ongelijkheden aan te pakken opdat alle Europese burgers eindelijk hun sociale grondrechten kunnen uitoefenen. Burgers zijn niet gelijk, of het nu gaat om de levensverwachting, armoede of sociale uitsluiting, en zij worden niet allemaal aan gezondheidsrisico’s
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
blootgesteld. Het verslag vermeldt tevens dat migranten zonder papieren vaak moeilijkheden ondervinden bij het krijgen van toegang tot gezondheidszorg in het land van ontvangst. Wij verzoeken de lidstaten derhalve de toegang tot gezondheidszorg voor iedereen te verbeteren, ongeacht of het al dan niet de eigen burgers betreft, en wij roepen hen op hun nationale gezondheidsbeleid beter te coördineren. De toegang tot kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg is namelijk een van de belangrijkste grondrechten en dient derhalve een prioriteit te zijn voor zowel de Unie als voor de lidstaten, die op dit gebied bevoegd blijven. Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Binnen de Europese Unie zijn er aanzienlijke ongelijkheden op gezondheidsgebied. Ook de maatregelen om deze ongelijkheden het hoofd te bieden verschillen behoorlijk binnen de lidstaten. Aangezien ik van mening ben dat deze verschillen op gezondheidsgebied blijvende gevolgen kunnen hebben voor mensen, gedurende hun hele leven, vormen ze een probleem dat met vastberadenheid en met een innovatieve politieke visie moet worden aangepakt. Dit verslag biedt interessante aanzetten voor de erkenning van het specifieke recht van burgers op gezondheid, met name door de aandacht te vestigen op zowel het opleiden van de bevolking als op de uitgebreidheid van de gezondheidsdiensten. De maatschappelijke gevolgen van de recente financiële en economische crisis zijn overduidelijk: sinds het begin van de crisis is het aantal werklozen met 5 miljoen gestegen; vele huishoudens zijn getroffen door de recessie en lopen nu meer risico op armoede of op buitensporige schuldenlasten. Mijns inziens is het van essentieel belang het terugdringen van deze ongelijkheden op alle besluitvormingsniveaus als prioriteit aan te merken. Ik verzoek de Commissie tevens om meer aandacht aan deze ongelijkheden te besteden in het kader van de Europa 2020-strategie en ervoor te zorgen dat bij toekomstige communautaire initiatieven ten volle rekening wordt gehouden met de doelstelling om ongelijkheden op gezondheidsgebied te verminderen. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ongelijkheden op gezondheidsgebied een probleem vormen dat dringend moet worden aangepakt. Die ongelijkheid begint al in de vroege levensjaren en beklijft niet alleen tot de ouderdomsjaren, maar zelfs tot volgende generaties. Ongelijkheid die tijdens de jeugd wordt ondervonden bij de toegang tot onderwijs, werk en gezondheidszorg, evenals ongelijkheid op basis van geslacht en culturele achtergrond, kunnen in het latere leven een sterke weerslag hebben op de gezondheidsstatus van mensen. Bovendien kunnen armoede en sociale uitsluiting een belangrijk effect op de gezondheid van mensen hebben. De redenen voor deze verschillen zijn in veel gevallen vermijdbaar en onrechtvaardig. Om ongelijkheden op gezondheidsgebied te verminderen moeten specifieke maatregelen worden genomen, met name ten behoeve van de meest kwetsbare groepen. Het is essentieel dat vermindering van ongelijkheden op gezondheidsgebied tot een prioriteit wordt verheven en dat er doelmatige effectbeoordelingen worden uitgevoerd. Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) In diverse lidstaten heeft de crisis gezondheidsdiensten hard getroffen, zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde. Aan de aanbodzijde heeft de economische en financiële crisis geresulteerd in een daling van de middelen die aan volksgezondheid en gezondheidsdiensten worden besteed, ook op de lange termijn, als gevolg van bezuinigingen en lagere belastingopbrengsten. Aan de andere kant is de vraag naar gezondheidsdiensten juist gestegen, vanwege een combinatie van factoren die een verslechtering van de algemene volksgezondheid in de hand werken. Verschillende lidstaten hebben maatregelen ter verzachting van het effect van de
129
130
NL
Handelingen van het Europees Parlement
economische crisis op de gezondheidszorg in hun herstelplannen opgenomen, in de vorm van investeringen in gezondheidsinfrastructuur, optimalisering van het gebruik van de beschikbare gezondheidszorgfinanciering en herstructurering en reorganisatie van het gezondheidszorgstelsel. De maatregelen die de lidstaten hebben genomen om ongelijkheden aan te pakken lopen echter sterk uiteen. Toegang is waar het bij alle openbare diensten om gaat. Verzameling en bekendmaking van gegevens over effectieve strategieën, beleidsmaatregelen en acties kan helpen steun te winnen bij regeringen en verschillende sectoren. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het met de bewering van rapporteur Edite Estrela eens dat er nog grote ongelijkheden bestaan op gezondheidsgebied, zowel tussen inwoners van verschillende EU-regio’s als tussen meer en minder begunstigden van de bevolking. Deze ongelijkheden beginnen gewoonlijk al bij de geboorte en duren voort tot oudere leeftijd, en hebben een levenslange invloed op de toegang tot onderwijs, werk, gezondheidszorg. Dit kan verergerd worden door verschillen in gender en afkomst. Het is van fundamenteel belang om de bestaande verschillen te verkleinen, die de door de EU gemaakte afspraken over solidariteit, sociale cohesie en economie, mensenrechten en gelijke kansen in gevaar brengen, en daarom is dit een van de prioriteiten van “Samen werken aan gezondheid: een EU-strategie 2008-2013”. Het is echter belangrijk om te erkennen dat het gezondheidsbeleid onder de bevoegdheden van de lidstaten valt, alsook het definiëren van de toegang van personen tot gezondheidzorg. In het verslag worden verschillende interessante maatregelen genoemd, maar er wordt geen uiteenzetting gegeven van de financiële gevolgen. Ik vind het tevens spijtig dat abortus is opgenomen, omdat die onder de nationale bevoegdheid en niet onder de Europese bevoegdheid valt. Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De beginselen van universaliteit, toegang tot zorg van goede kwaliteit, gelijkheid en solidariteit moeten binnen de zorgstelsels in de Europese Unie werkelijkheid worden. Daarom heeft het Europees Parlement het verslag-Estrela met een grote meerderheid aangenomen. De zorgstelsels van de 27 lidstaten laten nog steeds veel ongelijkheden zien. De Parlementsleden hebben dan ook opgeroepen de universele toegang tot betaalbare gezondheidszorg te verbeteren. De primaire gezondheidszorg moet goedkoper worden en de toegang tot geneesmiddelen beter betaalbaar. De ongelijkheden tussen verschillende sociale en leeftijdsgroepen moeten worden verminderd. De lidstaten moeten de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg optimaal gebruiken, inzetten op preventie en voorstellen doen voor gerichte programma’s voor de meest kwetsbare groepen. Dat is wat de Parlementsleden aan de Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten vragen, teneinde in Europa een gezondheidsniveau te waarborgen dat het Europese sociale model dat wij willen waardig is. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik vond het belangrijk voor het verslag van mevrouw Estrela te stemmen over de verkleining van de ongelijkheden op gezondheidsgebied tussen de landen van de EU maar ook binnen deze landen zelf. En dit om de eenvoudige reden dat het verslag een zeer ruim overzicht geeft van de ongelijkheden die er op dit gebied binnen de EU blijven bestaan. Deze onrechtvaardige ongelijkheden zijn het gevolg van tal van factoren op het gebied van economie, milieu en leefwijze, maar ook van problemen betreffende de toegang tot gezondheidszorg, zowel vanwege economische redenen als door een “slechte verdeling van de medische hulpmiddelen” in sommige delen van de Unie. Ook al blijft het gezondheidsbeleid (voor een belangrijk deel) een nationale bevoegdheid, wij, Parlementsleden, moeten onze lidstaten aansporen hun
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
inspanningen voor de bestrijding van de sociaaleconomische ongelijkheden en derhalve de verschillen op gezondheidsgebied voort te zetten. De lidstaten moeten waarborgen dat de meest kwetsbare groepen (personen met een handicap, ouderen, migranten en vrouwen) gelijke toegang krijgen tot de gezondheidszorg. Tevens moet de nadruk worden gelegd op preventie en informatie op het gebied van gezondheid in samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Diogo Feio (PPE), schriftelijk . – (PT) Hoewel in het verslag bijzonder gepaste richtlijnen worden vermeld over het toenemend belang van gezondheidszorg aan ouderen en de noodzaak om meer kennis te vergaren over de ziektebeelden waarmee met name ouderen te maken hebben, staat er verder weinig nieuws in. In feite is het, doordat alles omtrent dit onderwerp wordt aangestipt, weinig meer dan een catalogus van intenties, waarin de rapporteur onder het voorwendsel van verkleinen van ongelijkheden op gezondheidsgebied heel verschillende thema’s aankaart die niet direct met toegang tot gezondheidszorg te maken hebben, zoals huiselijk geweld, het onderzoek binnen de farmaceutische sector, het beleid van de lidstaten met betrekking tot het vrijwillig afbreken van de zwangerschap en toegang tot bevruchtingsbehandelingen voor homoseksuelen. Ik ben van mening dat dit niet de context is waarbinnen deze onderwerpen dienen te worden behandeld. We weten dat abortus en medisch geassisteerde voortplantingstechnieken voor homoseksuele paren controversiële onderwerpen zijn binnen de lidstaten en alleen zijzelf kunnen vrij over deze onderwerpen een beslissing nemen. Mede vanwege deze reden kan ik niet voor dit verslag stemmen. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk . – (PT) De gezondheid en levensverwachting zijn nauw verweven met sociale omstandigheden. Het is zaak dat de verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied op alle niveaus van beleidsbepaling als essentiële prioriteit wordt opgevat, waarbij een benadering van “gezondheid op alle beleidsgebieden” wordt gevolgd, en voor doelmatige effectbeoordelingen wordt gezorgd. Er bestaan nog steeds ongelijkheden: in 2007 bijvoorbeeld varieerde de levensverwachting bij geboorte voor mannen tussen de EU-lidstaten met 14,2 jaar, terwijl bij vrouwen dit cijfer lag op 8,3 jaar. Het is noodzakelijk om de universele toegang tot gezondheidstelsels te verbeteren en een voor iedereen financieel haalbare toegang tot gezondheidszorg te realiseren. Het is belangrijk om de toegang tot ziektepreventie, gezondheidsbevordering en primaire en gespecialiseerde gezondheidszorg te verbeteren, en de ongelijkheid tussen verschillende sociale groepen te verminderen. Ik heb echter tegen dit verslag gestemd, omdat ik het niet eens ben met paragraaf 29, waarin staat, en ik citeer: “verzoekt de Europese Unie en de lidstaten met betrekking tot de toegang tot medisch geassisteerde voortplantingstechnieken de nodige maatregelen te nemen om discriminatie van vrouwen op grond van hun burgerlijke staat, leeftijd, seksuele geaardheid dan wel etnische of culturele achtergrond uit te bannen.” João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk . – (PT) Het verslag behelst een aantal richtlijnen die wij als geldig en juist beschouwen. We dienen tegelijkertijd ook een aantal kanttekeningen te plaatsen. Het zogeheten bezuinigingsbeleid, dat in essentie en inhoud anti-sociaal is, waarbij gesnoeid wordt in openbare investeringen en de sociale taken van de overheid – met name in de
131
132
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gezondheidszorg – met grote gevolgen op economisch en sociaal niveau, zorgt tevens voor een toename van de ongelijkheden op gezondheidsgebied. Als vanwege de noodzaak het begrotingstekort terug te dringen de toegang tot openbare gezondheidsdiensten duurder wordt en prijzen van medicijnen stijgen – ook voor chronische ziekten – doordat steunmaatregelen van de overheid worden beperkt, en als subsidie voor het vervoer van patiënten naar locaties voor een medische behandeling of doktersconsult wordt afgeschaft in gebieden waar geen openbaar vervoer is, dan zullen de ongelijkheden op gezondheidsgebied alleen maar toenemen, zoals op dit moment in Portugal gebeurt. Feitelijk ondervinden mensen met lagere inkomens steeds meer moeilijkheden om toegang te krijgen tot gezondheidszorg. Wat hier nodig is, zijn niet zozeer woorden, als wel een daadwerkelijke, inhoudelijke beleidswijziging. We moeten een einde maken aan het neoliberale beleid en zorgen voor effectieve gelijkheid van kansen, niet in de laatste plaats waar het gaat om de toegang tot gezondheidszorg. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Hoewel dit verslag een aantal belangrijke vraagstukken behandelt, dringt het niet door tot de kern van de problemen die momenteel worden veroorzaakt door de bezuinigingsmaatregelen en de antisociale beleidsacties waarmee de ongelijkheden op gezondheidsgebied alleen maar toenemen. Woorden alleen volstaan niet! Er moet een einde komen aan de neoliberale beleidsmaatregelen en er moet absolute voorrang worden gegeven aan preventie en volkgezondheid teneinde effectief te waarborgen dat alle burgers gelijke toegang tot de gezondheidszorg hebben. Het Stabiliteitspact dient overboord te worden gezet om te voorkomen dat, met het oog op het terugdringen van het begrotingstekort, de toegang tot openbare gezondheidsdiensten duurder wordt en prijzen van medicijnen stijgen – ook voor chronische ziekten – doordat steunmaatregelen van de overheid worden beperkt, en als subsidie voor het vervoer van patiënten naar locaties voor een medische behandeling of doktersconsult wordt afgeschaft in gebieden waar geen openbaar vervoer is. Het is bekend dat het resultaat van dergelijke beleidsmaatregelen uitmondt in een toename van de ongelijkheid op gezondheidsgebied, zoals tegenwoordig het geval is in Portugal. Mensen met lagere inkomens ondervinden steeds meer moeilijkheden om toegang te krijgen tot gezondheidszorg. Daarom is er meer nodig dan alleen maar mooie woorden en dringt zich een radicale wijziging van het beleid op, zodat voorrang kan worden verleend aan de eerbiediging van de mensenrechten en de economische en sociale cohesie. Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Het moet gezegd dat dit verslag een aantal zeer interessante ideeën bevat voor de concrete erkenning van het recht op gezondheid (toegang tot zorg, scholing van de bevolking, uitgebreidheid van de diensten, etc.). Wij hebben echter ook enkele reserves als gevolg van bepaalde tegenstrijdigheden in het document, die voor een breed debat hebben gezorgd. Ongelijkheid moet in reële zin worden gezien en niet door bepaalde personen (met name vrouwen) los te koppelen van hun relatie met hun partner, kinderen en de maatschappelijke context waarin ze leven, waarin seksualiteit en het recht op het krijgen van kinderen daadwerkelijk worden uitgeoefend. Daarnaast baart het uitroepen van ‘nieuwe rechten’, zoals het ‘recht op een veilige abortus’ mij zorgen, aangezien dergelijke verklaringen de rechten van anderen (zoals de
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verwachtingen van de vader of de levensverwachting van het ongeboren kind) kunnen beperken of zelfs teniet kunnen doen. Zo kunnen we ook wijzen op enkele andere tekortkomingen, zoals het feit dat het document niets zegt over professionals: het zegt niets over hun rol en verantwoordelijkheden, ze worden behandeld als robots in plaats van als professionals met een bepaalde kennis en kunde en, bovenal, een geweten. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Dit verslag bevat schandalige voorstellen. Zo wordt er bijvoorbeeld naar gestreefd medisch personeel “in staat te stellen een interculturele aanpak te hanteren op basis van (...) de eerbiediging van de verscheidenheid” wanneer ze immigranten behandelen. Bovendien wordt beoogd dat er met betrekking tot de toegang tot medische geassisteerde voortplantingstechnieken de nodige maatregelen worden genomen om discriminatie van vrouwen op grond van leeftijd of seksuele geaardheid uit bannen, terwijl tegelijkertijd de toegang tot abortus voor alle vrouwen gemakkelijk moet worden gemaakt. Wat hier overheerst is een synthese van de cultuur van de dood en een omkering van waarden. En tot slot wil men dat alle lidstaten zorgen dat zij het equivalent van staatsgezondheidszorg opzetten, dat wil zeggen toegang tot gratis gezondheidszorg voor alle illegale immigranten. Laten wij niet vergeten dat een dergelijke vorm van gezondheidszorg in Frankrijk – die oorspronkelijk was bedoeld om op te treden in noodgevallen of bij risico’s op epidemieën – toegankelijk is voor alle illegale immigranten voor alle soorten aandoeningen tegen minimale en oncontroleerbare voorwaarden. Dit systeem, zonder controle en zonder grenzen, staat palliatieve behandelingen toe, bevordert illegale immigratie, stimuleert medisch toerisme en alle mogelijke vormen van fraude tegen een steeds hogere prijs. In deze tijd waarin onze ziekenhuis- en gezondheidsstelsels zijn ingestort en steeds meer burgers zijn genoodzaakt af te zien behandelingen wegens gebrek aan financiële middelen, is dit een werkelijk schandalig voorstel. Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag over verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied gestemd, waarin de grote verschillen worden behandeld die bestaan in de gezondheidzorg in de EU-27. De rapporteur belicht het feit dat het verschil in gezondheid van de burgers in verschillende delen van de Unie in veel gevallen te wijten is aan de verschillen in kansen, toegang tot diensten en materiële middelen, sociale achtergrond, inkomen en opleiding en ook dat deze verschillen groter zijn geworden na de financiële crisis. Ik ben het eens met verschillende zaken die in dit verslag worden besproken – waaronder de suggestie dat de Commissie moet samenwerken met de lidstaten om optimale praktijken betreffende prijsstelling en vergoeding van geneesmiddelen te bevorderen, teneinde tot een optimale situatie te komen bij de betaalbaarheid van geneesmiddelen en tot een vermindering van ongelijkheden bij hun toegankelijkheid. Andere kwesties zijn dat de EU en de lidstaten geweld van mannen tegen vrouwen moeten erkennen als een volksgezondheidsprobleem en de oproep aan de lidstaten om hun gezondheidszorgstelsels aan te passen aan de behoeften van de meest kwetsbaren in de samenleving door methoden te ontwikkelen voor het vaststellen van de vergoedingen die beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in rekening brengen om toegang tot de zorg voor alle patiënten te garanderen. Ik ben het echter niet eens met de verwijzingen in het verslag die het bevorderen van abortus steunen.
133
134
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) In het verslag moest absoluut rekening worden gehouden met de ongelijkheid op gezondheidsgebied op basis van leeftijd en dat is nu ook gebeurd. Deze ongelijkheid op gezondheidgebied in verband met leeftijd vertaalt zich in een beperkte toegang tot goede gezondheidszorg en innovatieve behandelingen. Oudere patiënten zouden geneesmiddelen moeten kunnen gebruiken waarvan de doelmatigheid en de veiligheid is getest op personen uit dezelfde leeftijdscategorie. Deze categorie wordt nog te vaak uitgesloten van klinische proeven. De gemiddelde leeftijd van deelnemende patiënten aan klinische proeven voor behandelingen van verhoogde bloeddruk is 63 jaar, terwijl 44 procent van de patiënten ouder dan 70 jaar is wanneer dit probleem voor de eerste keer wordt gediagnosticeerd. De Unie en de lidstaten moeten niet langer afwachten en anticiperen op de sociale en economische gevolgen van de vergrijzing van de Europese bevolking door rekening te houden met deze demografische ontwikkeling. Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De bestrijding van ongelijkheden op gezondheidsgebied tussen landen en gebieden van de EU, die door de economische crisis nog eens zijn verergerd, is dankzij de aanname van het verslag-Estrela eindelijk een prioriteit geworden. Als rapporteur van advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid heb ik voor dit verslag gestemd, dat gericht is op de verbetering van de toegang tot gezondheidszorg voor iedereen, met name voor de meest kwetsbare groepen, evenals op de ondersteuning van medisch en farmaceutisch onderzoek. Tevens beveelt het de lidstaten aan te stoppen met de bezuinigingen op het budget voor gezondheidszorg. Bovendien wordt in dit verslag rekening gehouden met de genderdimensie die een rol speelt in de ongelijkheid op gezondheidsgebied en wordt de toegang voor vrouwen tot voortplantingstechnieken verbeterd. Deze grote sprongen voorwaarts markeren slechts het begin van de bestrijding van gezondheidsachterstanden in de EU. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk . – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat, ondanks verbeteringen in de gezondheidszorg, de discrepantie in gezondheidsresultaten tussen de top en de bodem van de sociale ladder groot blijft, en op sommige terreinen zelfs nog groter wordt. Ongelijkheid die tijdens de jeugd wordt ondervonden bij de toegang tot onderwijs, werk en gezondheidszorg, en ongelijkheid op basis van geslacht en ras kunnen in het latere leven een sterke weerslag hebben op de gezondheidsstatus van mensen. De combinatie van armoede met andere kwetsbaarheidsfactoren zoals jeugd of ouderdom, invaliditeit of minderheidsachtergrond maken de gezondheidsrisico’s nog groter, en omgekeerd kan slechte gezondheid leiden tot armoede en/of sociale uitsluiting. Het verband tussen sociale determinanten en ongelijkheden op gezondheidsgebied wordt steeds meer onderkend. Dat betekent dat sociale problemen in ruime kring worden gezien als verband houdende met gezondheidsproblemen die een integrale aanpak vergen. De sociale gevolgen van de huidige economische en financiële crisis hebben zich inmiddels gemanifesteerd. Er zijn bijna 5 miljoen meer werklozen dan aan het begin van de crisis. Veel huishoudens hebben hun inkomens zien teruglopen, een aanzienlijk aantal wordt bedreigd door armoede en te hoge schulden, en sommigen hebben hun huis verloren. Werknemers met kortlopende arbeidscontracten werden als eersten door de neergang getroffen. Migranten en jonge en oudere werknemers, die doorgaans al in een wankele positie verkeren, werden in het bijzonder getroffen, maar ook in categorieën die tot dusver redelijk waren beschermd werden mensen werkloos. Een innovatieve beleidsvisie is nodig om ongelijkheden op
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gezondheidsgebied aan te pakken, met name voor mensen in de lagere sociaaleconomische groepen. Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. – (FI) Tot nu toe is er te weinig aandacht besteed aan het verkleinen van de gezondheidsverschillen in Europa. Dit is een probleem dat moet worden opgelost. Er zijn uiteenlopende redenen voor de verschillen in gezondheid tussen bevolkingsgroepen. De verschillen hangen bijvoorbeeld af van leefomstandigheden, onderwijs en opleiding, beroep alsmede ziektepreventie en diensten die de gezondheid bevorderen. Het is goed dat men steeds meer het verband begrijpt tussen sociale problemen en gezondheidsproblemen. Ook die sociale problemen moeten op een alomvattende manier worden opgelost. Het is mogelijk de factoren die tot gezondheidsverschillen leiden aan te pakken door middel van sociaal beleid. Bijvoorbeeld alcoholgebruik kan worden aangepakt door nationaal beleid (zoals prijs- en belastingbeleid), regionaal beleid (meer controle) en lokaal beleid (zoals het ontwikkelen van vrijetijdsactiviteiten voor jongeren). Op Europees niveau moeten de lidstaten onderling informatie uitwisselen over de beste praktijken op het gebied van gezondheid. Het is belangrijk dat we op elk niveau van besluitvorming aandacht besteden aan het verkleinen van de verschillen in gezondheid. Vooral langdurige samenwerking tussen alle actoren is nodig om de gezondheidsverschillen te verkleinen. Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk . – (PL) We zijn allemaal doordrongen van het belang van gezondheid. Helaas waarderen we dit vaak pas op de juiste manier zodra wijzelf of een van onze naasten ziek wordt. Toegang tot gezondheidszorg is slechts een van de vele factoren die beslissend zijn voor de gezondheidstoestand van burgers in een bepaald land of gebied. Andere factoren die de gezondheidstoestand van burgers even sterk beïnvloeden zijn: de beroepssituatie en de hieruit direct voortvloeiende materiële situatie, toegang tot onderwijs, geavanceerde leeftijd of handicap, lidmaatschap van een sociale minderheid en vele andere. Sociale ongelijkheid en een archaïsche klassenmaatschappij leiden eveneens tot disproportionele verschillen in de gezondheidstoestand van Europeanen. De Europese Unie moet onvoorwaardelijk prioriteit geven aan het garanderen van gelijke toegang tot gezondheidszorg voor alle bewoners van ons continent en aan de nivellering van maatschappelijke ongelijkheid. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk . − (IT) De gezondheid en het welzijn van de Europese burgers vormen een prioriteit die dit Parlement moet waarborgen en beschermen. Maar voor ons is het bevorderen van een gelijke waarborging van dat recht in alle Europese landen nog belangrijker. Vaak leiden sociaaleconomische, culturele en structurele ongelijkheden tot een situatie waarin niet iedereen gelijke toegang heeft tot medische behandelingen en zorg. Het gevolg is dat de zwakste groepen, zoals migranten, ouderen, kinderen en gehandicapten soms zelfs met hun leven betalen voor het feit dat hun het recht op gezondheid wordt ontzegd. Dit mag niet gebeuren, noch op Europees, noch op nationaal, noch op regionaal niveau. Slachtoffers van een tekortschietende gezondheidszorg, iets wat helaas een wijdverbreid verschijnsel is, zijn net zomin schuldig als mensen die geen gelijke toegang hebben tot gezondheidsinstellingen. Ik heb vóór de ontwerpresolutie gestemd, omdat deze de bestrijding van ongelijkheden tussen de verschillende lidstaten op het vlak van gezondheidsnormen bevordert, evenals
135
136
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een efficiënter gezondheidsbeleid dat zich niet alleen op de gebruikers ervan richt, maar op iedereen, met inbegrip van medici en zorgpersoneel, waarvoor betere arbeidsomstandigheden zouden kunnen gelden om iedereen zo goed mogelijke zorg te kunnen verlenen. Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk . – (PL) Ik wil erop wijzen dat ik tegen het verslag van mevrouw Estrela over verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied heb gestemd, vanwege de tekst van paragraaf 25. Hierin staat onder meer dat de Europese Unie en de lidstaten vrouwen het recht op een veilige abortus moeten garanderen. Ik wil verder opmerken dat bovengenoemd document veel belangrijke gezondheidsproblemen aan de orde stelt en interessant materiaal bevat voor nadere uitwerking. De verwijzing naar abortus heeft er echter toe geleid dat ik niet voor het aannemen van het verslag kon stemmen. Ik benadruk altijd dat abortus geen vrijbrief is om niet meer na te denken over de consequenties van het aangaan van seksuele relaties, het menselijk leven verdient beter. Clemente Mastella (PPE), schriftelijk . − (IT) Ongelijkheid op het vlak van gezondheidszorg is een probleem dat op Europees niveau moet worden bestreden. De oorzaken hebben vaak te maken met verschillen in kansen, toegang tot diensten en materiële middelen, maar ook met verschillende levenskeuzes die mensen maken. We hebben een innovatieve politieke visie nodig om deze problemen op te lossen. De economische en financiële crisis van de afgelopen jaren heeft geleid tot een verlaging van de financiële middelen voor gezondheidsdiensten en langdurige zorg, gevolgd door bezuinigingen en lagere belastinginkomsten, terwijl de vraag naar gezondheidsdiensten en langdurige zorg is toegenomen. Talloze lidstaten hebben in hun herstelplannen maatregelen opgenomen als investeringen in de medische infrastructuur, reorganisaties en aanvullende financiering voor de gezondheidszorg. De maatregelen om ongelijkheid op gezondheidsgebied te bestrijden verschillen echter aanzienlijk van land tot land. Het verzamelen en delen van gegevens op het gebied van strategieën, beleidsmaatregelen en doeltreffende maatregelen zou kunnen helpen om steun te krijgen van de regeringen. Het is van essentieel belang dat het terugdringen van de ongelijkheid op gezondheidsgebied als belangrijke prioriteit wordt beschouwd, door een aanpak na te streven die gezondheid in alle beleidsterreinen integreert en te zorgen voor doeltreffende effectbeoordelingen die rekening houden met behaalde resultaten inzake gelijkheid op gezondheidsgebied. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd en ik verwelkom de nadruk die erin wordt gelegd op ongelijkheid in gezondheid bij de lagere sociaaleconomische groepen. Ik ben blij met de aandacht die wordt besteed aan het belang van factoren op het gebied van huisvesting en werkgelegenheid als het gaat om gezondheid. Ik vind het ook goed dat in het verslag aandacht wordt gevraagd voor het toenemende risico van overgewicht, roken en drinken in de lagere sociaaleconomische groepen. Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Ik zou de rapporteur willen complementeren met haar uitstekende werk en haar willen bedanken voor het aannemen van mijn amendementen. Het vraagstuk van de gelijke toegang tot gezondheid is een van de pijlers van ons gemeenschappelijk beleid, zowel nu als vooral ook in de toekomst. Noch het verschil in economische ontwikkeling, noch de huidige crisis mogen een belemmering
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vormen voor de gelijke toegang tot gezondheidszorg voor de burgers in de EU, ongeacht de grote onderlinge verschillen tussen de gezondheidszorgstelsels. Ik sluit mij volledig aan bij het pleidooi in het verslag voor betere voorlichting van de patiënten en kwalitatief juridisch advies – ook voor immigranten, illegale immigranten niet uitgezonderd. De gezondheid van de individuele burgers dient te worden gegarandeerd middels territoriaal en financieel toegankelijke medische zorg in de breedste zin van het woord, dus meer dan geneesmiddelen alleen. Dat dient het fundamentele uitgangspunt te zijn. Om vooruitgang te kunnen boeken, dient met name gewerkt te worden aan de coördinatie van het onderwijs en de beroepsopleidingen voor medewerkers in de gezondheidszorg, alsook aan minimale normen ten aanzien van de kwaliteit en de veiligheid van geneeskundige zorg. De rapporteur wijst geheel terecht op het grote belang van preventie in verband met roken, obesitas en andere aandoeningen die het actieve leven bekorten. Ik sluit mij aan bij de nadrukkelijke oproep aan de Commissie om dusdanige druk op de lidstaten uit te oefenen dat patiënten met ziekten als Alzheimer, suikerziekte en multiple sclerose de behandeling daarvan vergoed krijgen. In een aantal lidstaten is dat nu namelijk niet het geval. Zowel oudere mensen alsook jongere mensen lijden aan deze ziekten die leiden tot maatschappelijke uitsluiting. Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag zet de ongelijkheden op gezondheidsgebied tussen de burgers van de Europese Unie in de kijker. Ongelijkheden tussen mannen en vrouwen, jong en oud, die verband houden met een brede waaier van factoren: economische en sociale factoren, opleidingsniveau, beroepssituatie en levensomstandigheden. Er wordt gewezen op de noodzaak de universele toegang tot zorgstelsels en betaalbare gezondheidszorg voor iedereen te behouden en te verbeteren, onder meer ook voor kwetsbare bevolkingsgroepen zoals immigranten zonder papieren. Tevens wordt onderstreept dat de economische en financiële crisis alsmede de bezuinigingsmaatregelen van de lidstaten ernstige gevolgen hebben gehad voor de gezondheidssector en de ongelijkheid nog zullen doen toenemen. Dit verslag verzoekt de Commissie en de lidstaten een gemeenschappelijk stelsel van indicatoren uit te werken voor het in kaart brengen van de ongelijkheid op gezondheidsgebied en·het beginsel dat gezondheid in alle beleidssectoren moet worden geïntegreerd toe te passen. Het legt tevens de nadruk op het belang van preventieve actie en een “lokale aanpak op het gebied van gezondheidszorg”. Gelet op het voorgaande, en ter ondersteuning van de in het verslag vervatte suggesties, heb ik voorgestemd. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Een basisbeginsel van de openbare veiligheid is de toegang tot gezondheidszorg te waarborgen voor iedereen, zowel burgers als niet-burgers, met of zonder papieren. Wij kunnen de gezondheid van individuele personen beter beschermen door de gezondheid van iedereen te beschermen. Ik verwelkom dit verslag dat er uitdrukkelijk aan herinnert dat dit argument voor gezondheidszorg onontbeerlijk is voor het algemeen welzijn. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het verslag dat hier vandaag in stemming wordt gebracht, behandelt een aantal belangrijke kwesties, voornamelijk met het oog op de bescherming van gelijke toegang tot gezondheidszorg voor iedereen, een situatie die in de Europese Unie helaas nog niet is bereikt, met name onder minder begunstigde bevolkingsgroepen zoals kinderen, ouderen en in sommige gevallen ook vrouwen. Mijns inziens wordt er echter ook aandacht besteed aan een hoop zaken die niets met gezondheid te maken hebben. Wat me het meest verbaast, is de manier waarop het beleid van de lidstaten op het gebied van vrijwillige zwangerschapsonderbreking en toegang tot
137
138
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vruchtbaarheidsbehandelingen voor homoseksuelen wordt behandeld. Volgens mij is op deze kwesties het subsidiariteitsbeginsel van toepassing en moeten zij op minder slinkse wijze behandeld worden. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd. Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb gestemd voor het verslag-Estrela over verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebeid in de Europese Unie. Toegang tot de gezondheidszorg voor alle burgers, of dat nu EU-burgers of migranten met of zonder papieren zijn, is een van de fundamentele mensenrechten. Het zijn juist de mensen met het grootste risico te worden uitgesloten die moeten kunnen zien dat dit grondrecht wordt gewaarborgd. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ongelijkheid die tijdens de jeugd wordt ondervonden bij de toegang tot onderwijs, werk en gezondheidszorg, en ongelijkheid op basis van geslacht en ras hebben in het latere leven daadwerkelijk een sterke weerslag op de gezondheidsstatus van mensen. Het moet benadrukt worden dat niemand dit probleem serieus wil aanpakken. Daarom komt het verslag van Edite Estrela op het juiste moment. Als we kunnen zorgen voor gelijkwaardige medische zorg voor alle lagen van de bevolking, zal de maatschappij in economische, financiële en politieke zin efficiënter worden. Ik heb voor het verslag gestemd. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De volksgezondheid is nog steeds het hoogste goed voor de mens, en alle regeringen moeten daar beslist de hoogste prioriteit aan geven. Er bestaan op dit vlak binnen de EU echter nog steeds grote verschillen tussen de lidstaten. Dat blijkt heel duidelijk uit de gemiddelde levensverwachting – bij mannen ligt de laagste waarde in de EU-27 5,6 jaar lager dan de hoogste, bij vrouwen is het verschil zelfs 6,6 jaar. Dat houdt verband met het aantal slecht opgeleide personen, de stijgende armoede en de hoge werkloosheid. Daarom mag het ons niet verbazen dat de golf van ontslagen vanwege de economische crisis de volksgezondheid niet bepaald heeft verbeterd. In veel lidstaten is het aanzienlijk moeilijker om van medische diensten gebruik te maken wanneer je geen inkomen meer hebt. Ik heb echter niet voor dit verslag gestemd, omdat het niet duidelijk genoeg ingaat op maatregelen om het probleem op te lossen. Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk . − (IT) Het streven om ongelijkheden op gezondheidsgebied in de Europese Unie terug te dringen, met het oog op een samenhangende sociale en economische ontwikkeling, is prijzenswaardig en daarom heb ik voor het verslag van mevrouw Estrela gestemd. De voorstellen om het gezondheidszorgniveau in Europa te verbeteren door middel van gezondheidseducatie, toegang tot behandelingen, kennis van gegevens en het gebruik van mechanismen voor het meten, controleren, beoordelen en het delen van informatie leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van beleidsmaatregelen waarmee ongelijkheden op gezondheidsgebied effectief worden verminderd. Ik vind het echter even belangrijk dat hierbij het subsidiariteitsbeginsel wordt gerespecteerd, evenals bepaalde specifieke nationale gewoonten en opvattingen die mijns inziens moeten worden verdedigd en beschermd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag over verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de Europese Unie voorziet in tal van maatregelen die ik waardevol en belangrijk vind. Toch heb ik mij in de eindstemming van stemming onthouden omdat ik niet akkoord kan gaan met het voorstel om de Europese Unie en de lidstaten ertoe te verplichten de volledig vrije toegang van vrouwen tot abortus te waarborgen. Er moet geïnvesteerd worden in gezinsplanning en voorbehoedsmiddelen en abortus mag slechts een laatste toevlucht zijn in uitzonderlijke situaties. Voorts geloof
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ik niet dat medisch geassisteerde voortplantingstechnieken vrij toegankelijk moeten zijn. Op deze kwestie moet het subsidiariteitsbeginsel worden toegepast en zij mag in geen geval worden gebruikt als een instrument om discriminatie van vrouwen op grond van hun burgerlijke staat, leeftijd, seksuele geaardheid dan wel etnische of culturele achtergrond uit te bannen. Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Het verschil in levensverwachting in de EU loopt uiteen tussen de lidstaten en bedraagt gemiddeld 14,2 jaar voor mannen en 8,3 jaar voor vrouwen (in Roemenië 11,86 jaar voor mannen en 7,38 jaar voor vrouwen). Zelfs binnen landen hebben groepen met verschillende opleidings- of maatschappelijke niveaus een verschillende levensverwachting. Een stijging van de werkloosheid en de bezuinigingsmaatregelen kunnen de al bestaande ongelijkheden op gezondheidsgebied in de EU nog verder vergroten. Ik heb mijn steun gegeven aan deze ontwerpresolutie, waarin wordt opgeroepen om de monitoring van ziekten en de preventiemaatregelen tegen ziekten te verbeteren en meer aandacht aan kwetsbare groepen te besteden. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Aangezien de meeste relevante kwesties al werden behandeld in het ontwerpverslag, was het niet nodig om veel amendementen in te dienen. Wij, de Groenen/Vrije Europese Alliantie, zijn weliswaar medeondertekenaars van een aantal amendementen, samen met de rapporteur en de schaduwrapporteurs, maar wij waren de enigen die hebben geprobeerd kritiek op te nemen op het huidige model van de ontwikkeling van geneesmiddelen op basis van octrooien, die leidt tot hoge prijzen voor medische innovatie en gebrek aan toegang tot betaalbare essentiële geneesmiddelen. We hebben opgeroepen tot nieuwe modellen van medische innovatie en tot het aanpakken van het gebrek aan toegang tot betaalbare essentiële geneesmiddelen. We hebben opgeroepen tot nieuwe modellen voor onderzoek op medisch gebied (innovatieprijsvragen, sociale licentieregelingen, octrooipools, publiek-private partnerschappen en het hanteren van sociale criteria bij de toewijzing van Europese onderzoekssubsidies), maar deze amendementen zijn niet aangenomen. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) De Eurostat-gegevens over 2010 laten er geen twijfel over bestaan: er zijn nog steeds grote verschillen tussen de 27 lidstaten op het gebied van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Parameters als de levensverwachting in de verschillende lidstaten lopen van regio tot regio nog enorm uiteen, waaruit blijkt dat de kwaliteitsnormen in de gezondheidszorg binnen de EU nog te heterogeen zijn. Toegang tot basis- en voortgezet onderwijs, stabiele en bevredigende werkgelegenheid, geslacht, culturele achtergrond en goede medische zorg vormen de belangrijkste factoren die bepalend zijn voor de levenskwaliteit van de burger. Om die reden dient in het verslag vooral prioriteit te worden gegeven aan de rechten van de zwakste bevolkingsgroepen, met name vrouwen en hun specifieke behoeften. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Hoewel we het eens zijn met het uitgangspunt van het verslag, namelijk dat het gemiddelde gezondheidsniveau in de Europese Unie nog steeds een stijgende lijn vertoont ook al bestaan er nog aanzienlijke verschillen op gezondheidsgebied als gevolg van de verschillende systemen in de lidstaten, gaat het te ver met betrekking tot de rechten van migranten. Deze worden tot de zwakste bevolkingsgroepen zoals gehandicapten, ouderen en kinderen gerekend, terwijl buiten beschouwing wordt gelaten dat velen van hen illegaal in Europa verblijven.
139
140
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We moeten migranten dan ook niet op dezelfde manier bejegenen als gehandicapten, die een kwetsbare groep vormen die bijzondere aandacht en op hun behoeften afgestemde zorg nodig heeft. Het verslag verdeelt de maatschappij in klassen – rijken, armen, etnische minderheden, mannen, vrouwen, kinderen – met een achterhaalde methodologie in plaats van over burgers met rechten te spreken en pretendeert die vermeende verschillen op gezondheidsgebied te beperken middels passende wetgeving. De tekst is er door de aangenomen amendementen zelfs nog slechter op geworden, doordat er verschillende onderwerpen aan toe zijn gevoegd, zoals klimaatverandering, geweld tegen vrouwen, geassisteerde voortplanting en toegang tot het gezondheidszorgstelsel voor illegalen. Christel Schaldemose (S&D), schriftelijk . − (DA) Namens de vier Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement (Dan Jørgensen, Christel Schaldemose, Britta Thomsen en Ole Christensen). Wij hebben gestemd voor het verslag over de verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU. Het verslag bevat vele belangrijke voorstellen voor de verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied. Echter, in het verslag wordt ook voorgesteld dat migranten zonder papieren recht moeten hebben op toegang tot gezondheidszorg in de lidstaten en dat deze toegang gewaarborgd moet worden. Dit standpunt delen wij niet. Wij zijn echter van mening dat het een mensenrecht is om dringende verzorging te krijgen ongeacht iemands status in de samenleving. Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd om de aanpak van de rapporteur te steunen, die beginselen heeft vastgesteld die echt belangrijk zouden moeten zijn als het gaat om de gezondheid van vrouwen. Veel vrouwen in de Europese samenleving hebben geen essentiële rechten op gezondheidsprogramma’s en geen toegang tot faciliteiten als gevolg van hun sociale en economische positie in onze maatschappij, in het bijzonder vrouwen die behoren tot etnische minderheden en migrantenvrouwen die misschien geen papieren hebben. Hoewel het belangrijk is om voorzorgsmaatregelen te nemen tegen ‘gezondheidstoerisme’, zoals het zo ongelukkig wordt genoemd, is het ook essentieel om onze plicht op het gebied van fundamentele mensenrechten in gedachten te houden. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat ingaat op verschillende ongelijkheden op het gebied van gezondheid in de lidstaten en de lidstaten aanmoedigt gezondheidszorg als een prioriteit te blijven zien tijdens de financiële crisis en het herstel daarvan. Het is van essentieel belang dat deze ongelijkheden niet toenemen als de regeringen manieren zoeken om geld te besparen. Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag gestemd over verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU, aangezien ik van mening ben dat er vandaag de dag tussen de lidstaten grote verschillen bestaan op gezondheidsgebied. Zo moeten bijvoorbeeld alle lidstaten ervoor zorgen dat vrouwen gemakkelijk toegang krijgen tot anticonceptiemethoden en het recht hebben om op een veilige manier een abortus te laten uitvoeren. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat het het onderwerp van ongelijkheid op het gebied van gezondheid niet heeft aangepakt en een totaal andere benadering heeft gekozen. Hoewel er veel delen van het verslag zijn waarmee ik het niet eens ben, wil ik mij concentreren op de vrijheden die worden gegeven aan migranten ‘zonder papieren’, zoals ze in het verslag worden genoemd, wat in wezen een ander woord is voor illegale immigranten. Het verslag stimuleert het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verlenen van allerlei burgerlijke vrijheden en vrijheden op gezondheidsgebied aan personen die veel landen van de EU illegaal zijn binnengekomen. Dit verslag zal veel nadelen opleveren voor lidstaten die dagelijks te maken hebben met het probleem van immigratie, zoals Griekenland en Italië. Het geeft illegale immigranten niet alleen het recht gelijke toegang tot de gezondheidszorg te eisen, maar het zal ook een reden vormen waarom nog meer zogenoemde ‘asielzoekers’ naar Europa willen komen, om te profiteren van gratis gezondheidszorg, die in de meeste derdewereldlanden niet bestaat. Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat het via een achterdeurtje pleit voor abortus. De mens is een schepsel van God, en mag zich niet opwerpen als rechter over leven en dood. Daarover is geen enkel compromis mogelijk. Ik bevind me met dit standpunt niet in de meerderheid, maar ik verander niet van gedachten, en offer geen levens op het altaar van de tijdgeest. Ik ben een even vurig tegenstander van pre-implantatiediagnostiek. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Het verslag van mevrouw Estrela gaat over de verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU. Ik ben heel blij met dit verslag. In deze tijden van financiële en economische crisis houden we ons weliswaar hoofdzakelijk bezig met economische en juridische vraagstukken, maar dat mag er niet toe leiden dat we minder aandacht besteden aan onderwerpen als gezondheid, onderwijs en sociale zekerheid. Ook doelstellingen van hogere orde van de Gemeenschap, zoals de EU-2020 strategie, kunnen we alleen maar bereiken wanneer daar degelijke stelsels voor de sociale zekerheid en voor gelijke kansen achter staan. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Verslag: Eva Joly (A7-0027/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik onderschrijf dit verslag, met inachtneming van de amendementen van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement. Wij hebben de plicht om onze ervaring op het gebied van goed bestuur over te dragen, zodat de ontwikkelingslanden hun eigen belastingstelsels kunnen opzetten. Alleen op die manier is het mogelijk om een rechtvaardiger, billijker en duurzamer belastingstelsel in het leven te roepen, belastingontduiking tegen te gaan en bijgevolg ook bij te dragen tot een beter internationaal belastingklimaat. Dit verslag is tevens belangrijk omdat het pleit voor de dringende afschaffing van belastingparadijzen, een essentiële maatregel op het gebied van transparantie die ervoor moet zorgen dat de broodnodige automatische uitwisseling van informatie op belastinggebied daadwerkelijk plaatsvindt. Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Hoewel belastingen een betrouwbare en duurzame bron van financiering kunnen zijn als er sprake is van een progressief belastingstelsel, een doeltreffende en efficiënte belastingadministratie en een transparant en verantwoord gebruik van overheidsinkomsten, slagen veel ontwikkelingslanden er niet in het minimum belastingniveau te bereiken dat nodig is om overheidsdiensten te financieren. De Europese Unie moet derhalve met deze landen samenwerken om goed bestuur in belastingaangelegenheden te bevorderen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd dat de invoering van een stabiel en doeltreffender maar ook eerlijker systeem voor belastingheffing mogelijk maakt ter bestrijding van de armoede in deze landen. Tevens wordt het creëren van een transparant, coöperatief en eerlijk internationaal belastingmilieu door dit verslag mogelijk gemaakt.
141
142
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ontwikkelingslanden hebben te maken met problemen met de invoering van belastingstelsels (de invoering, inning en administratie van belastingen). De bestrijding van belastingparadijzen is een van de prioriteiten die is vastgelegd in de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, aangezien de instellingen en politieke stelsels van ontwikkelingslanden hierdoor worden verzwakt. De hoeveelheid kapitaal die jaarlijks illegaal via off-shore centra en belastingparadijzen kan worden weggesluisd, wordt becijferd op 1 biljoen dollar en dit is ongeveer tien keer zo veel als het bedrag dat naar ontwikkelingslanden gaat ten behoeve van armoedebestrijding en economische ontwikkeling. Ik ben het eens met de voorstellen in het verslag dat donoren bij het toewijzen van financiële ondersteuning ook de inspanningen van ontwikkelingslanden moeten steunen om hun bestuur op het gebied van belasting te verbeteren en te waarborgen dat hulp op transparante en verantwoordelijke wijze wordt gebruikt. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk . – (IT) Dit verslag legt in overeenstemming met het standpunt van de Commissie de nadruk op de versterking van de synergieën tussen het belasting- en het ontwikkelingsbeleid. Hiertoe heeft de Commissie namelijk twee studies gepubliceerd en een jaar geleden is in de plenaire vergadering een resolutie over hetzelfde onderwerp aangenomen. Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik voorstander ben van de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDO’s) en het beheer van het belastingstelsel, de toezegging om de belastingstelsels van ontwikkelingslanden te ondersteunen en de internationale dialoog en samenwerking op fiscaal gebied. We dienen echter wel te wijzen op de aandachtspunten die er nog zijn met betrekking tot de douaneontvangsten, de huidige tekortkomingen van de OESO en de uitholling van de belastingontvangsten. Het lijkt mij nuttig dat de Europese Unie zich inzet om inefficiënties tegen te gaan, zoals de bestrijding van belastingparadijzen, manipulatie van handelsprijzen, de zogenaamde “vloek van natuurlijke hulpbronnen”, verbreding van de belastingbasis en betere coördinatie tussen donoren. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De toenemende globalisering van de markten en de stijgende mobiliteit van de belastingbetalers hebben ervoor gezorgd dat belastingheffing heden ten dage een lastige zaak is. En het is nog moeilijker en ingewikkelder om de situatie in de ontwikkelingslanden bij te sturen, onder meer vanwege interne factoren zoals het bestaan van een grote informele sector, het overwicht van de landbouw en het beperkte gebruik van nieuwe technologieën. Ik verwelkom het initiatief van de Commissie om met deze landen samen te werken met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden via een verslag dat de voornaamste problemen en oplossingen aanwijst en ten doel heeft synergieën tussen het belasting- en ontwikkelingsbeleid te verbeteren om ze doeltreffender te maken. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Doelmatige, progressieve en rechtvaardige belastingstelsels zijn van essentiële betekenis voor de vooruitgang van de ontwikkelingslanden, aangezien zij bijdragen tot de financiering van de beschikbaarstelling van collectieve voorzieningen, de duurzaamheid van de instellingen van deze landen, een verminderde afhankelijkheid van buitenlandse hulp en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen. In dit verband ben ik van mening dat de Europese Unie haar aandacht moet richten op enerzijds maatregelen ter bestrijding van belastingparadijzen en belastingontduiking (die het politieke en economische bestuur in de ontwikkelingslanden ondermijnen door economische criminaliteit aantrekkelijker te maken en de ongelijke
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verdeling van belastinginkomsten te vergroten) en anderzijds de totstandbrenging van een proces van samenwerking en dialoog met de belastingautoriteiten van deze landen. Het is tevens belangrijk om de belastingbasis in deze landen te verbreden. Er zij op gewezen dat de belastingstelsels in ontwikkelingslanden gebaseerd zijn op indirecte belastingheffingen (waarbij het leeuwendeel van de inkomsten afkomstig is van de belastingheffing op goederen en diensten), wat leidt tot beperkte belastinginkomsten en inefficiëntie. Daarom moeten de inspanningen gericht zijn op de ontwikkeling van directe belastingheffingen. Niet minder belangrijk is de oproep tot meer samenhang tussen het ontwikkelings- en het handelsbeleid van de Europese Unie. Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De ontwikkelingslanden hebben hun douane-inkomsten zien dalen als gevolg van de liberalisering van de handel. Deze inkomstenverliezen kunnen worden gecompenseerd door goed bestuur en een eerlijkere en doeltreffendere belastingheffing. Het zou daarom goed zijn in deze landen betere technische en juridische ondersteuning te ontwikkelen voor de invoering van een rechtvaardig, progressief en transparant belastingstelsel, waarin onder meer voor multinationals en winningsindustrieën geen discretionaire belastingvrijstellingen en -voorkeuren bestaan. Een andere manier om deze landen verder te helpen is een einde te maken aan belastingparadijzen die schadelijk zijn voor hun ontwikkeling. Het spreekt voor zich dat een eerlijker belastingstelsel en meer rechtszekerheid gunstig zijn voor particuliere buitenlandse investeringen en derhalve op termijn voor economische groei. Al deze bepalingen moeten echter niet leiden tot een verlaging van de overheidssteun voor ontwikkelingshulp. Wij moeten op dit punt dan ook waakzaam blijven, daar de lidstaten altijd geneigd zijn het deel van hun bbp voor ontwikkelingshulp te verlagen. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het benadrukt dat belastingconcurrentie en -fraude in de zuidelijke landen moeten worden aangepakt. Het verslag stelt bovendien dat de automatische uitwisseling van informatie op fiscaal gebied als algemene regel zou moeten worden ingevoerd; benadrukt het belang van financiële rapportage ‘per land’ voor multinationals; roept op tot de bestrijding van belastingparadijzen op een wijze die verder gaat dan het ontoereikende optreden van de OESO; en benadrukt de noodzaak meer samenhang aan te brengen in het beleid van de Europese Unie ten behoeve van ontwikkeling. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Aan dit verslag ligt een document van de Commissie ten grondslag waarin de link tussen de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en goed bestuur in belastingaangelegenheden wordt erkend. Doel van dit verslag is synergieën tussen het belasting- en ontwikkelingsbeleid te verbeteren om ze doeltreffender te maken en te dien einde problemen aan te wijzen waar ontwikkelingslanden mee te maken hebben bij de inzet van ontvangsten door middel van belastingheffing. Het verslag stelt ook een aantal manieren voor die ervoor moeten zorgen dat de Europese Unie beter gebruik kan maken van de bestaande middelen en instrumenten. Tevens wordt het belang onderstreept van de ondersteuning van effectieve en duurzame belangstelsels, met name door de bestrijding van fraude en belastingontduiking, teneinde bij te dragen tot een transparant en eerlijk internationaal belastingmilieu, in het bijzonder door steun te verlenen voor maatregelen tegen belastingparadijzen. Immers, goed economisch bestuur is essentieel om deze landen in staat te stellen een punt te zetten achter hun afhankelijkheid van buitenlandse hulp en bij te dragen aan de ontwikkeling van de openbare en particuliere sector en de economische groei.
143
144
NL
Handelingen van het Europees Parlement
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over belastingheffing en ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Om de doelstellingen van de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 2000 te kunnen halen, moeten deze landen goed bestuur in belastingaangelegenheden bevorderen door alle buitenlandse hulp optimaal te benutten. In 2009 publiceerde de Europese Commissie, die er belang bij heeft om met deze landen samen te werken, een document over “Belastingen en ontwikkeling – samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden” teneinde synergieën tussen het belasting- en ontwikkelingsbeleid te verbeteren om ze eerlijker, transparanter en doeltreffender te maken. In februari 2010 heeft het Parlement een resolutie over hetzelfde onderwerp aangenomen. De Europese Unie is van oordeel dat eerlijkere en coherentere belastingstelsels zullen bijdragen tot armoedevermindering en compensatie van het verlies van bepaalde inkomsten. Daarom onderschrijf ik dit verslag, waarin wordt gepleit voor afschaffing van belastingparadijzen – regelrechte “massavernietigingswapens” voor ontwikkelingslanden –, bestrijding van economische criminaliteit, maatregelen om belastingontduiking en oneerlijke mededinging tegen te gaan en ontwikkeling door goed bestuur. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In het verslag worden een aantal kwesties genoemd die relevant en bijzonder actueel zijn, namelijk: “de bestrijding van belastingparadijzen en corruptie als topprioriteit op de agenda te plaatsen”; “de problemen waarop ontwikkelingslanden stuiten bij het vergaren van binnenlandse inkomsten ..., daar er, om investeringen aan te trekken, veelvuldig vrijstellingen worden verleend aan grote binnen- en buitenlandse ondernemingen”; “belasting op financiële transacties” op internationaal niveau, met “een eerste stap op EU-niveau”; “landen met een laag inkomen moeten over de capaciteit beschikken om doeltreffend te onderhandelen met multinationale ondernemingen ... om controle op het kapitaalverkeer uit te kunnen oefenen” en hun volledige soevereiniteit te behouden. De tekst is echter niet vrij van contradicties. Zo wijst hij wel de problemen aan die zullen voortvloeien uit de economische partnerschapsovereenkomsten, vooral met betrekking tot de verlaging van de belastinginkomsten, maar worden die overeenkomsten niet duidelijk verworpen. Er wordt bovendien ook geen kritisch standpunt ingenomen ten aanzien van de verantwoordelijkheden van de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelsorganisatie met betrekking tot de bevordering van beleidsmaatregelen die de vernietiging van productie-infrastructuur en overheidsdiensten in de hand werken, werkloosheid scheppen en de interne markten van landen ondermijnen, waardoor de belastinginkomsten, de begroting, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van deze landen nog meer in het gedrang komen. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik ontken niet dat samenwerking in belastingaangelegenheden belangrijk kan zijn, maar we mogen niet voorbijgaan aan het feit dat het belastingbeleid een essentieel instrument is van het economisch en sociaal beleid en wordt vastgesteld onder invloed van duidelijke politieke criteria en waardeoordelen. Daarom is het niet aan de Europese Unie om zogenaamd “goed bestuur in belastingaangelegenheden” te exporteren. De soevereiniteit, de keuzes en de opties van de ontwikkelingslanden moeten ten volle worden geëerbiedigd, met de nodige inachtneming van hun specifieke situatie en omstandigheden. En ondertussen houden de zogeheten “economische partnerschapsovereenkomsten” die wij nillens willens aan de ontwikkelingslanden hebben opgelegd een ernstige beperking
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in van hun belastingstelsels vanwege de aanzienlijke verlaging van de belastinginkomsten en andere belangrijke nadelen. Bovendien heeft het voortbestaan van de belastingparadijzen tot gevolg dat de ontwikkelingslanden jaar na jaar met een enorm inkomstenverlies kampen. Daarom moet de Europese Unie haar beleid wijzigen en deze contradicties uit de wereld helpen. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk . – (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat hierin positieve aspecten worden bepaald, zoals een duidelijk begrip van belastingen, die van wezenlijk belang zijn als basis voor een verantwoordelijk en flexibel democratisch stelsel. Een ander aspect is het feit dat de EU voorstander is van het beginsel van eigen verantwoordelijkheid voor ontwikkelingsstrategieën, en erkent dat de ontwikkelingslanden in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn om hun ontvangstensystemen te verbeteren volgens hun eigen economische en politieke omstandigheden en opties. De Commissie stelt voor de instrumenten van de EU in te zetten voor het bieden van meer steun bij het opzetten van de belastingstelsels in de ontwikkelingslanden en de tenuitvoerlegging van de beginselen van goed bestuur op belastinggebied, d.w.z. door meer aandacht te doen uitgaan naar een effectieve integratie van de beginselen van goed bestuur op belastinggebied in de programmering, tenuitvoerlegging en controle van landen- en regionale strategiedocumenten. De Commissie is voorstander van een norm voor financiële rapportage per land voor multinationals, als instrument om internationale belastingontduiking op het spoor te komen. Tevens moet worden benadrukt dat de Commissie een mededeling zal publiceren over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven, waarin zal worden gehandeld over het opzetten van een systeem voor verplichte aangifte van informatie inzake goed bestuur in de jaarlijkse verslaggeving. De Commissie wil het proces van internationale dialoog en samenwerking op belastinggebied versnellen, met name door een grotere deelname van ontwikkelingslanden aan relevante internationale fora. De Commissie dringt ook aan op het afsluiten en uitvoeren van overeenkomsten inzake de uitwisseling van fiscale gegevens, onder meer door multilaterale mechanismen, en noemt daarbij als voorbeeld de EU-richtlijn betreffende belastingheffing op ontvangsten uit spaargelden, die gebaseerd is op de automatische uitwisseling van informatie. Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk . – (PL) Een goed belastingstelsel vormt de basis voor duurzame economische groei en monetaire stabiliteit. In ontwikkelingslanden, waar dergelijke stelsels niet bestaan of slecht functioneren, doen zich ernstige economische en politieke problemen voor. Internationale wettelijke normen die het juist functioneren van de belastingstelsels ondersteunen, zouden positieve invloed kunnen uitoefenen op de economische situatie in die landen. We mogen echter niet vergeten, dat we anderen nooit een belastingbeleid mogen opleggen. Ieder land moet zelf beslissen over zijn belastingstelsels, rekening houdend met de actuele sociale, politieke en economische omstandigheden. Goed belastingbeleid moeten we daarom steunen en niet opdringen. Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Het is ons doel om de belastingstelsels duurzamer, rechtvaardiger en transparanter te maken. We willen op die manier ook de opbouw van democratische systemen ondersteunen. De mondialisering maakt het moeilijker om belastingen te heffen op internationaal mobiel kapitaal. Daarom moeten we ontwikkelingslanden helpen om de nodige politieke armslag te verkrijgen om de speculatie te verhinderen, en de financiële stabiliteit te garanderen. Ik sta achter gezamenlijke
145
146
NL
Handelingen van het Europees Parlement
initiatieven om belastingparadijzen aan te pakken, en achter alle pogingen om de internationale dialoog tussen de landen te versterken. Wanneer deze landen op een verantwoorde manier omgaan met hun belastingstelsel, moet dat op de lange termijn gunstige gevolgen hebben voor hun ontwikkeling. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat zich concentreert op de noodzaak het vermogen tot goed bestuur op belastinggebied ten bate van de ontwikkeling op te voeren en waarin het Parlement uitdrukking geeft aan het besef dat er een regelgevend kader nodig is ter ondersteuning van de internationale samenwerking op belastinggebied, transparantie, ontwikkeling van de publieke en de particuliere sector en economische groei; benadrukt dat de verhouding tussen belastingopbrengsten en BBP in ontwikkelingslanden tussen 10 en 20 procent ligt, terwijl dat in de ontwikkelde landen tussen 25 en 40 procent is; betreurt dat de donoren tot nu toe zeer weinig hebben gedaan op het gebied van steun op belastinggebied; in dit verband het voorstel van de Commissie verwelkomt om meer steun te bieden om ontwikkelingslanden te helpen bij belastinghervormingen en het versterken van de belastingautoriteiten door middel van het EOF voor ACS-landen, het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking en het Europees Nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, alsmede steun voor nationale toezichthoudende instanties, parlementen en niet-statelijke actoren; erop wijst dat meer nadruk gelegd moet worden op inspanningen op het gebied van capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden om hen te helpen effectiever gebruik te maken van de uitwisseling van informatie en op doeltreffende wijze belastingontduiking tegen te gaan met behulp van hun eigen binnenlandse wetgeving. Clemente Mastella (PPE), schriftelijk . – (IT) De Commissie verricht prima werk bij het promoten van beginselen en criteria voor de ontwikkeling van goed bestuur in belastingaangelegenheden in het kader van samenwerking met ontwikkelingslanden. Van essentieel belang zijn de criteria transparantie, uitwisseling van informatie en eerlijke belastingconcurrentie. De Commissie wil dit proces ten uitvoer brengen door de synergieën tussen het belasting- en ontwikkelingsbeleid te versterken, teneinde de problemen aan te wijzen waar ontwikkelingslanden mee te maken hebben bij de inzet van ontvangsten door middel van belastingheffing. Anderzijds zijn er echter nog verschillende problemen die de Commissie negeert maar waarop wel snel gereageerd dient te worden. Wij achten een efficiënte bestrijding van belastingparadijzen noodzakelijk om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken zonder verdere acties op enigerlei wijze in de weg te staan, vooral door aandacht aan belastingverdragen te schenken. Om dit te realiseren is het wenselijk dat de meeste internationale organisaties een specifiek mandaat wordt verleend om belastingparadijzen te bestrijden. Ten slotte is het noodzakelijk de belastingbasis te verbreden via aanpassing van de belastinghervorming aan de ontwikkeling van de directe belastingen om de problemen bij de belastinginning als gevolg van het regressieve btw-systeem op te lossen. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het is noodzakelijk offshorebedrijven en andere vormen van belastingontduiking te bestrijden. De hedge funds hebben van een meerderheid van dit Parlement vrijwel volledige bewegingsvrijheid gekregen. Wat is in zo’n geval de betekenis van deze louter verklarende beperkingen in deze tekst? De economische partnerschapsovereenkomsten die met behulp van walgelijke onderdrukkingstechnieken tot stand zijn gekomen, zijn verwoestend voor de ACS-landen die niet de mogelijkheid krijgen zich op lange termijn te herstellen. Daarover wordt in dit
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verslag met geen woord gesproken. Het is nog erger; de tekst beveelt aan elke vorm van nationalisatie of renationalisering te voorkomen. Ik stem tegen dit verslag. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is een feit dat slecht bestuur in belastingaangelegenheden nadelig is voor een goede economische prestatie van de lidstaten. De Commissie erkent thans dat er een verband bestaat tussen de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en goed bestuur in belastingaangelegenheden. Daarom is het noodzakelijk dat belastingontduiking wordt bestreden en dat concrete stappen worden gezet om dergelijke maatregelen te harmoniseren in de gehele Europese Unie, aangezien bekend is dat het ene land al doeltreffender is dan het andere bij de bestrijding van fraude en belastingontduiking. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) We moeten ontwikkelingslanden helpen hun beleid uit te werken en mechanismen in te stellen om belastingontduiking te voorkomen; dit vereist meer transparantie. We moeten ook onze ervaring op het gebied van economisch bestuur overdragen op individuele landen om hen te helpen hun eigen belastingstelsels op te zetten. Het terugdringen van de corruptie in ontwikkelingslanden en het verhogen van hun inkomsten zal leiden tot stabiliteit en evenwicht. Dat zal de spanning wegnemen en de hoeveelheid financiële steun van de EU aan ontwikkelingslanden minimaliseren. Dit is een belangrijk verslag dat op het juiste moment komt en daarom heb ik voorgestemd. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Ik ben van mening dat het van het grootste belang is dat we een efficiënt belastingstelsel voor de ontwikkelingslanden uitwerken. In dit verslag staan hierover allerlei heel bruikbare ideeën. De EU wil deze landen ondersteunen bij het toepassen van de nieuwe belastingstelsels, en daarbij moeten we er met name op letten dat de economische partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en de ontwikkelingslanden dit streefdoel bevestigen, en niet doorkruisen. Ook het investeringsbeleid van de EU moet leiden tot een gunstig economisch klimaat voor investeerders uit binnen- en buitenland. Al deze maatregelen moeten ertoe leiden dat de leefomstandigheden van de hele bevolking aanzienlijk beter worden, die op dit moment helemaal niet profiteert van de inkomsten uit de verkoop van grondstoffen, en daarom vaak gedwongen is om te emigreren. Dit verslag gaat op veel aspecten heel uitvoerig in, en daarom heb ik er voor gestemd. Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) We moeten concrete maatregelen nemen om sterker de nadruk te leggen op een verantwoord belastingbeleid, bijvoorbeeld door de transparantie, de uitwisseling van informatie en een eerlijke belastingconcurrentie te bevorderen. We moeten beter profiteren van de synergieën tussen het belastingbeleid en het ontwikkelingsbeleid. In dit verslag proberen we dat, en daarom heb ik er voor gestemd. Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk . – (LT) Gezien het feit dat ontwikkelingslanden aanzienlijke inkomsten uit handelsheffingen hebben verloren, is het zeer belangrijk om effectieve samenwerking in op het gebied van zowel belastingen als ontwikkeling te waarborgen. Voor elk land is het belangrijk om een efficiënt en effectief belastingstelsel in te voeren, evenals een beleid om dit stelsel door te voeren, aangezien het de ruggengraat van hun overheidsfinanciën vormt en een manier biedt om investeringen aan te trekken. Daarom moeten we ontwikkelingslanden op dit gebied enkele discretionaire bevoegdheden bieden. Samenwerking moet worden gebaseerd op wederzijdse bijstand, zonder dat dit voor een van beide partijen leidt tot extra obstakels of last. Ik ben het met het voorstel eens dat we de kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van de mobilisering van de financiële
147
148
NL
Handelingen van het Europees Parlement
middelen van ontwikkelingslanden moeten helpen waarborgen. De hulp die aan ontwikkelingslanden wordt toegekend, moet gericht en effectief zijn, en mag alleen worden geboden als deze van wezenlijk belang is. Bovendien moeten landen zelf niet het recht krijgen om de bepalen of dit vereist is. Ik denk niet dat het raadzaam is om de EU met nog een extra last op te zadelen door ontwikkelingslanden te compenseren voor het teruglopen van douane-inkomsten. Naar mijn mening moeten we een belasting op financiële transacties invoeren, waardoor speculatie zou worden beperkt en de markt effectiever zou functioneren. Bovendien moeten we ons tot het uiterste inspannen om ervoor te zorgen dat deze belasting niet alleen in de EU, maar ook wereldwijd wordt toegepast. Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk . – (IT) Beste collega’s, ik heb gestemd voor het verslag van collega Joly over belastingen en ontwikkeling – samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingzaken, omdat het mijns inziens in overeenstemming met de Europa 2020-strategie van essentieel belang is dat een wereldwijde governance gerealiseerd wordt om een internationale dialoog en samenwerking op belastinggebied te ondersteunen. Ik ben het eens met het verslag waarin wordt gesteld dat de synergieën tussen het belasting- en ontwikkelingsbeleid versterkt moeten worden door middel van uitwisseling van gegevens op fiscaal gebied en multilaterale mechanismen naar het voorbeeld van de EU-richtlijn inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden teneinde belastingfraude en -ontwijking te bestrijden. Door samenwerking met ontwikkelingslanden op fiscaal gebied kan voorkomen worden dat deze landen belastingparadijzen voor multinationals worden en er een concurrentiedistorsie ontstaat die een negatieve invloed op de ontwikkeling van economische processen heeft gezien de wereldwijde onderlinge verbondenheid van het economisch systeem. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over belastingen en ontwikkeling – samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden gestemd, omdat ik met de rapporteur van oordeel ben dat dit initiatief belangrijk is voor de ontwikkeling van een doelmatig belastingstelsel in de ontwikkelingslanden. Immers, het belastingstelsel moet de ruggengraat worden van de overheidsfinanciën van deze landen. Het nieuwe investeringsbeleid van de Europese Unie in de ontwikkelingslanden moet bijdragen tot een klimaat dat gunstiger is voor particuliere investeringen uit binnen- en buitenland en het moet de voorwaarden helpen scheppen voor doelmatiger internationale hulp. Teneinde de groei aan te wakkeren moet het investeringsbeleid van de Europese Unie gericht zijn op de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf, onder meer door de verstrekking van microkredieten, doelmatigheid van overheidsdiensten, privaatpublieke samenwerkingsverbanden en overdracht van kennis. Het werkdocument over “Belastingen en ontwikkeling – samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden” dat de Europese Commissie in april 2009 heeft gepubliceerd, bevat aanwijzingen en methoden die ten doel hebben synergieën tussen het belasting- en ontwikkelingsbeleid te verbeteren om ze doeltreffender te maken. Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het benadrukt dat de bestrijding van loonverschillen tussen mannen en vrouwen een prioriteit is en pleit voor toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen. Bovendien roept het de Commissie, de Raad en de lidstaten op om op het gebied van gendergelijkheid de voorkeur te geven aan bindende voorstellen boven niet-bindende strategieën en bijzondere aandacht te besteden aan kwetsbare groepen vrouwen:
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gehandicapte vrouwen, oudere vrouwen, vrouwelijke migranten, lesbische, biseksuele en transseksuele vrouwen, vrouwen die behoren tot een etnische minderheid, vrouwen met weinig of geen opleiding, met personen ten laste en alleenstaande moeders. Het verslag erkent ook dat vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten, met name door gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus. Tevens veroordeelt het alle geweld tegen vrouwen. Helaas is dit verslag op 8 maart 2011 noodzakelijk. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het Parlement heeft vandaag het belang benadrukt van het aanpakken van het verlies aan belastinginkomsten in ontwikkelingslanden, in het bijzonder door harder op te treden tegen belastingparadijzen. Om hiervoor geloofwaardig te zijn, moet de EU uiteraard eerst haar eigen belastingparadijzen de kop indrukken en verder gaan dan het OESO-raamwerk. Het verslag roept ook op tot aanneming van een internationaal verdrag op het gebied van belastingzaken, met inbegrip van sancties voor zowel niet-coöperatieve jurisdicties als voor financiële instellingen die met belastingparadijzen werken. Leden van het EP hebben ook onderstreept dat er meer transparantie nodig is van multinationale ondernemingen over hun naleving van de belastingwetgeving in ontwikkelingslanden, in het bijzonder als het gaat om de winningsindustrieën, door verslaglegging per land te waarborgen. Belastinghulp van de EU zou de ontwikkeling van progressieve belastingstelsels in ontwikkelingslanden moeten stimuleren, in het bijzonder door een billijk deel van de winst van ondernemingen veilig te stellen. Goed fiscaal bestuur is cruciaal voor ontwikkeling en de EU moet de ontwikkelingslanden hierbij steunen, vooral tegen de achtergrond van de afname van de handelsbelastingen die het gevolg is van de wereldwijde liberalisering van de handel. Ik ben blij met de steun van de EP-leden voor dit verslag, dat hiervoor duidelijke voorstellen formuleert. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk . – (IT) Ik heb voor de tekst van dit verslag gestemd omdat ik het eens ben met de zienswijze dat een grotere synergie tussen het belasting- en ontwikkelingsbeleid de ontwikkelingslanden kan helpen. Volgens de laatste verslagen van de Commissie over belastingen en ontwikkeling kan belastingheffing, mits goed opgezet, een financieringsbron voor het ontwikkelingsbeleid vormen. Veel ontwikkelingslanden slagen er niet in om zelfs maar het minimumniveau aan belastinginkomsten te bereiken dat nodig is om fundamentele publieke diensten te financieren. Samenwerking om het eigen belastingsysteem te versterken en bestrijding van belastingparadijzen, die tot illegale kapitaaluitstroom leiden, moeten deze processen ondersteunen en de invoering van voorschriften voor een financiële rapportage per land kunnen bevorderen ten behoeve van de strijd tegen armoede. Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk . − (PL) Basisvoorwaarde voor het effectief functioneren van een staat is een goed belastingbeleid. Ontwikkelingslanden die willen participeren in de wereldeconomie moeten hun belastingstelsels integreren en hervormen. In democratische landen spelen belastingen een economische, politieke en maatschappelijke rol. Zij vormen niet alleen het hoofdinkomen van de staat, maar maken ook het bereiken van de allerhoogste maatschappelijke doelstellingen mogelijk. Basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs, maatschappelijk werk of oudedagsvoorzieningen worden ermee gefinancierd.
149
150
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Belastingopbrengsten kunnen in ontwikkelingslanden op duurzame wijze de ontwikkeling financieren en het welzijn van de burgers verbeteren. Desondanks volstaan zij op dit moment vaak niet eens om de kosten te dekken van elementaire overheidsdiensten en armoedebestrijding. Belastbaar kapitaal is door de globalisering steeds mobieler en handelsbarrières verdwijnen, waardoor de belastingopbrengsten lager worden. Dit is niet alleen voor de armste landen een uitdaging. Ondanks de evidente voordelen, zorgt de toenemende liberalisering van het handelsverkeer voor een afname van de inkomsten uit douanerechten. Het is van het grootste belang om buitenlandse belastingen te vervangen door binnenlandse heffingen. Terwijl in rijke landen de inkomstenbelasting een van de belangrijkste vormen van belastingheffing is, speelt deze in ontwikkelingslanden een marginale rol. Een meerderheid van de bevolking is – informeel – werkzaam in de landbouw en heeft onregelmatige inkomsten. Effectieve heffing van inkomstenbelasting is daarom bijzonder moeilijk. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mijn steun verleend aan dit verslag, dat zich richt op het belang van belasting in relatie tot de verwezenlijking van het ontwikkelingsbeleid en manieren voorstelt waarop de EU effectiever gebruik kan maken van de bestaande fondsen en instrumenten om dit te bereiken. Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) De aanname van het verslag over belastingen en ontwikkeling – samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden is zeer belangrijk als het gaat om de doelmatigheid van de ontwikkelingshulp die de landen van de Europese Unie en de Europese Commissie aan de ontwikkelingslanden verstrekken. De waarborging van de naleving van de beginselen van goed bestuur op belastinggebied (transparantie, uitwisseling van informatie en eerlijke belastingconcurrentie) en de bestrijding van belastingparadijzen die de ontwikkeling van de ontwikkelingslanden afremmen, zijn absoluut noodzakelijk en deze zaken zullen dan ook een prioriteit van mijn mandaat zijn. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat ik van mening ben dat een hervorming en modernisering van de belastingstelsels van de ontwikkelingslanden de beste manier is om de strijd aan te binden met illegale kapitaalexport en belastingontduiking. Dit kapitaal belandt gewoonlijk in belastingparadijzen en heeft een rechtstreekse weerslag op de economie van de betrokken landen, zeer zeker in een tijd van economische crisis. Betere belastingstelsels zouden de groei van de ontwikkelingslanden positief kunnen beïnvloeden, een kader kunnen creëren voor goed economisch bestuur en transparantie en tevens meer vertrouwen onder de burgers kunnen wekken. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag van mevrouw Joly gestemd. Een gezonde democratie is alleen maar mogelijk op basis van een goed functionerend belastingstelsel. In dit verslag eisen we dat we de ontwikkelingslanden ondersteunen bij het opbouwen van dergelijke structuren, om de eigen verantwoordelijkheid van deze landen op de lange termijn te bevorderen. Alleen met ontwikkelingshulp kunnen we de millenniumdoelstellingen namelijk niet bereiken. In het verslag gaan we ook kort in op het probleem van de zogenaamde ‘aasgierfondsen’, die volgens mij volledig zouden moeten worden verboden, want de ontwikkelingshulp die de ene staat aan de andere geeft mag geen speelbal zijn voor mondiale financiële actoren.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verslag: Georgios Papastamkos (A7-0030/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik onderschrijf dit verslag en onderstreep met name het belang van de aanbevelingen uit het verslag-Papastamkos, waarin wordt gesteld dat niet-handelsgerelateerde belangen beter geïntegreerd moeten worden in de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Tevens wordt duidelijk gepleit voor consistentie tussen het landbouwbeleid en het externe handelsbeleid van de Europese Unie. In dit verband is het essentieel te waarborgen dat EU-producenten gelijke voorwaarden genieten op de wereldmarkt, waar oneerlijke mededinging in geen geval mag worden aangemoedigd. Als hierover niet wordt onderhandeld, zullen de Europese landbouwers blijven kampen met oneerlijke concurrentie en zullen zij verlies lijden en gediscrimineerd worden in vergelijking met hun concurrenten van buiten de Europese Unie. Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik steun de essentiële rol van de landbouw voor de werkgelegenheid en de instandhouding van het Europese agrovoedingsmodel, dat een strategische component van de Europese economie is. Gegeven het feit dat de Europese Unie ’s werelds grootste importeur van landbouwproducten is, moeten de productiemethoden die worden gebruikt in derde landen die naar de EU exporteren de Europese consument dezelfde garanties op het gebied van gezondheid, voedselveiligheid, duurzame ontwikkeling en sociale minimumnormen bieden als de productiemethoden die de Europese producenten gebruiken. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het landbouw- en voedselbeleid aan enkele basisdoelstellingen moet voldoen, zoals voedselzekerheid en -veiligheid. Richard Ashworth (ECR), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieve afvaardiging is een groot voorstander van het beginsel van vrije handel. Vrije handel zorgt voor welvaart en vrije handel levert een essentiële bijdrage aan het herstel van de Europese economieën. Wij zijn van mening dat dit verslag te veel nadruk legt op het beschermen van de landbouwmarkten van de EU tegen concurrentie van buitenaf en niet genoeg op het exporteren van productienormen. De landbouwers in de EU moeten voldoen aan strenge eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn, waarvoor ze deels worden gecompenseerd door middel van het subsidiestelsel. Producten die vanuit derde landen in de EU worden geïmporteerd, voldoen echter heel vaak niet aan diezelfde strenge normen. De grenzen van de EU sluiten voor landbouwproducten uit derde landen is niet de oplossing. De EU moet zich actief inzetten om haar strenge normen op het gebied van dierenwelzijn en milieu te exporteren naar de rest van de wereld, in het bijzonder door meer open internationale markten, in plaats van zich te richten op defensieve, protectionistische oplossingen. Daarom heeft de Britse conservatieve afvaardiging tegen dit verslag gestemd. Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Door de hele tekst heen verzoekt het Europees Parlement de Raad en de Europese Commissie uitdrukkelijk om bij internationale handelsbesprekingen meer rekening te houden met de landbouwbelangen, met name bij de onderhandelingen met Latijns-Amerika, een grote regio met veeteelt en graanproductie die nog altijd niet aan de Europese kwaliteitsnormen voldoet. Dit is voor mij een zeer belangrijke tekst waar ik dan ook voor heb gestemd. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk . – (LT) De landbouwsector van de EU heeft een duidelijke toegevoegde waarde voor de Europese economie en vervult een strategische rol in de inspanningen om het hoofd te bieden aan de uitdagingen op economisch, sociaal en milieugebied waarmee de EU wordt geconfronteerd. Daarom mogen het externe
151
152
NL
Handelingen van het Europees Parlement
handelsbeleid en overeenkomsten met buitenlandse importeurs geen belemmering vormen voor het vermogen van de EU om een krachtige en levendige sector te handhaven. De Commissie moet een duidelijk standpunt innemen in de Wereldhandelsorganisatie en in de onderhandelingen met andere partijen specifieke effectbeoordelingen uitvoeren met betrekking tot de import van bepaalden producten op de EU-markt. We moeten staan op naleving van het principe dat de productiemethoden van derde landen voor de uitvoer naar de EU dezelfde waarborgen moeten bieden aan de Europese consumenten waar het gaat om volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn, duurzame ontwikkeling en sociale minimumnormen als welke verplicht zijn voor EU-producenten. Alleen op deze manier kan ervoor worden gezorgd dat EU-producenten op voet van gelijkheid kunnen concurreren met derde landen en dat de belangen van onze boeren worden beschermd. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk . – (IT) Ik heb het verslag van collega Papastamkos met mijn stem gesteund. De internationale handel speelt een beslissende rol binnen de EU, in het bijzonder met betrekking tot de situatie waarin de Europese landbouwers benadeeld worden door invoer uit derde landen en doordat het beginsel van wederkerigheid niet wordt toegepast, hetgeen buitenlandse landbouwers een ongerechtvaardigd voordeel oplevert. Niet-Europese landbouwers hoeven vaak niet te voldoen aan strenge en dure regels, met name op sanitair en fytosanitair gebied, waar hun Europese collega’s zich wel aan moeten houden om op de Europese markt actief te kunnen zijn. Ik zal ervoor blijven strijden dat in Europa een sterke samenhang tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het externe handelsbeleid van de EU blijft bestaan, waardoor voor het Europese landbouwmodel gelijke mededingingsvoorwaarden voor de producenten van de lidstaten op de wereldmarkt gewaarborgd worden. Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Er bestaat een sterke samenhang tussen de landbouwproductie in de EU en de internationale handel. Dat blijkt mede uit het feit dat de EU de grootste importeur is van landbouwproducten en tegelijkertijd de grootste exporteur van verwerkte voedingsmiddelen. Ik ben er tegen die achtergrond van overtuigd dat zo soepel mogelijke handelsstromen bijdragen tot een grotere flexibiliteit bij de producenten en verlaging van de kosten van de goederenhandel. Dat is dan zowel positief voor de inkomsten van producenten, als voor de uitgaven van de consument. Ik kan het dan ook niet eens zijn met de constatering in de goedgekeurde resolutie dat de liberalisering van de handel het tot nu toe niet mogelijk heeft gemaakt een einde te maken aan de dreiging van honger in de wereld. Dat is ook helemaal niet de taak van de handel en kán ook helemaal niet zijn taak zijn. Mijn complimenten aan de Commissie voor het feit dat zij in het kader van de WTO-onderhandelingen over de landbouw alsook in het kader van dergelijke onderhandelingen op bilateraal en biregionaal niveau, consequent elementen aanbiedt die een uitvloeisel vormen van de reeds langlopende hervormingen en dat ze daarbij de GLB-parameters te allen tijde als uiterste limiet aanhoudt. Wat dat betreft is de goedgekeurde resolutie helaas behoorlijk eenzijdig; de handelwijze van de Commissie in de handelspolitieke onderhandelingen tot nog toe wordt daarin in twijfel getrokken. Mogelijke verdere flexibiliteit in de aankomende onderhandelingen zie ik als een grote kans. Ten aanzien van de kritiek op een aantal maatregelen als de verlaging van de douanerechten op ingevoerde bananen of de hervorming van het suikerregime, wil ik nog meegeven dat deze in de allereerste plaats een uitvloeisel waren van de conclusies van de geschillenbeslechting in het kader van de WTO. En vervolgens waren die dan weer van invloed op de aard van de daaropvolgende maatregelen door de EU.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik onderschrijf dat de consistentie tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het externe handelsbeleid moet worden aangescherpt om het Europese landbouwmodel in stand te houden en zodoende gelijke voorwaarden voor EU-producenten op de wereldmarkt te waarborgen. Het doeltreffend verenigen van handelsbelangen en niet-handelsgerelateerde belangen en de convergentie van de regelgeving zijn essentiële punten. Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk . – (IT) De landbouw vormt een strategische sector voor de Europese Unie. De landbouw is niet zozeer van belang ten aanzien van werkgelegenheid en bruto binnenlands product, wat het gevolg is van de karakteristieke kenmerken van onze gebieden en onze voedingstradities; zijn belang is meer gelegen in het feit dat wij zelf in veel onmisbare ingrediënten voor onze traditionele en andere landbouwproducten kunnen voorzien. Bovendien is de landbouwsector van essentieel belang voor de instandhouding en bescherming van het milieu en voor een duurzame ontwikkeling van onze gebieden. Uiteraard moeten handelsovereenkomsten gesloten worden, maar de Europese Unie dient hierbij meer aandacht te schenken aan de bescherming van traditionele en gecertificeerde kwaliteitsproducten, opdat deze op de internationale markt behouden kunnen blijven en fraude op de buitenlandse markten met producten die pretenderen uit onze gebieden afkomstig te zijn, wordt voorkomen. Het goedgekeurde verslag lijkt in hoofdlijnen in de gewenste richting te gaan. Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Europese landbouwsector mag tijdens handelsbesprekingen met derde landen niet langer worden misbruikt. Dat is het onderwerp van dit verslag dat wij zojuist hebben aangenomen en dat wijst op een aantal beginselen en oproept om niet-handelsgerelateerde aspecten beter mee te nemen bij onderhandelingen. Er wordt terecht aan EU-veehouders gevraagd de milieu- en de sanitaire normen op het gebied van productiehygiëne na te leven, ondanks het feit dat een aantal van hun concurrenten de Europese markt betreden met producten die niet altijd aan deze normen voldoen. Onze boeren hebben inderdaad te vaak te lijden onder oneerlijke concurrentie en derhalve onder concurrentieverstoring met bepaalde derde landen. De Commissie dient rekening te houden met de waarschuwingen van het Parlement en de boeren, met name met betrekking tot de onderhandelingen met de Mercosur die de Europese veeteelt en de groenten- en fruittelers in de ultraperifere gebieden in gevaar brengen. Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) Het verslag over de verhoudingen tussen de EU-landbouw en de internationale handel toont het catastrofale machtsverlies aan dat de Europese landbouw heeft geleden en probeert de Europese instellingen te waarschuwen die verantwoordelijk zijn voor dit verlies. Het is momenteel moeilijk om Europa te voeden; het GLB is door toedoen van de Commissie de oorzaak geworden van de vernieling van de landbouwsector. Alle beperkingen wegen iedere dag een beetje zwaarder op de schouders van de boeren. De macht van de Europese landbouwsector van weleer evenals zijn exportcapaciteit zijn drastisch verminderd op het moment dat Europa zich openstelde voor buitenlandse landbouwproducten, waarvan de productiemethoden niet aan de normen voldoen die de Europeanen wel aan zichzelf opleggen. De toekomst van de landbouw staat op het spel en deze kunnen we absoluut niet meer alleen aan de Unie en haar instellingen overlaten. De lidstaten moeten in staat zijn hun boeren te helpen in het belang van ons allemaal.
153
154
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over de EU-landbouw en internationale handel gestemd omdat wordt onderstreept hoe belangrijk het is om in de ontwikkelingsagenda van Doha ook niet-handelsgerelateerde belangen op te nemen, zoals sociale waarden, milieuoverwegingen, de gezondheid van mens en dier en dierenwelzijn, teneinde te voldoen aan de hoogste milieu- en sociale normen en te voorkomen dat de Europese landbouwers in het kader van de wereldwijde landbouwproductie aan concurrentiekracht inboeten. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Landbouw heeft sociale functies die de grenzen van de voedselproductie overschrijden, waaronder vestiging van de bevolking en ordening van het grondgebied, milieubescherming en instandhouding van culturele tradities. Ik ben van oordeel dat deze functies de volledige bescherming en steun van de lidstaten en de Europese instellingen verdienen. Ondanks het feit dat ik in principe voorstander ben van een grotere openheid van de markten ben ik van mening dat de eis van wederkerigheid in de landbouwsector bijzonder strikt moet worden nageleefd en dat de voedselvoorziening van de Europese consumenten gewaarborgd dient te zijn. De Europese Unie mag niet vergeten dat zij het evenwicht tussen de conflicterende waarden in stand moet houden en met name tijdens de huidige economische en financiële crisis rekening moet houden met de gevolgen van de handelsovereenkomsten die zij ondertekent voor het voortbestaan van de Europese boeren en hun bedrijven. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De landbouw is een van de sectoren die het ergst getroffen is door het vrij verkeer van personen en goederen. Ondanks de voortdurende aanpassingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) – dat wordt beschouwd als een symbool van de Europese integratie – blijft de situatie in de sector bijzonder hachelijk, aangezien hij moet voldoen aan strenge normen op het gebied van milieubescherming en productveiligheid en sterk te lijden heeft van de huidige financiële crisis. Het gaat om een sector die overlapt met andere terreinen zoals handel, milieu, industrie, vervoer, enzovoort. Dat maakt het des te moeilijker om te voorzien in een regelgevingskader waarin alle deelnemers zich kunnen vinden. Ofschoon reeds vooruitgang is geboekt, bijvoorbeeld met de SPS-overeenkomst (sanitaire en fytosanitaire maatregelen) en de TBT-overeenkomst (technische handelsbelemmeringen ), is er nog veel werk aan de winkel. Ik steun dit verslag omdat wordt erkend dat de agrifoodsector in de Europese Unie een essentiële rol speelt. Het gaat om een bijzonder gevoelige sector die een agressieve concurrentie niet zal kunnen weerstaan. Het is noodzakelijk om hiermee rekening te houden bij de ondertekening van nieuwe overeenkomsten. Ik hoop echter dat het nieuwe economische kader voor het GLB de coördinatie tussen de productiviteit en de internationale markt zal bevorderen. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag staat bol van de contradicties. Het wijst op de negatieve gevolgen van de liberalisering van de handel, maar het tekent geen protest aan tegen het verloop van de beleidsmaatregelen die aan de voornaamste landbouwproblemen van de EU-landen – en de ontwikkelingslanden – ten grondslag liggen. Het draagt geen suggesties aan om de huidige koers te wijzigen. Het uit terecht kritiek op de benadering van de Commissie, die de landbouwbelangen opoffert aan de belangen van de industrie en de dienstensector en concessies doet op landbouwgebied in ruil voor een betere markttoegang – op andere terreinen – in derde landen. Het bevat voorbeelden van rampzalige gevolgen van dit beleid, met de suikermarkt op kop. Het erkent dat een verdergaande liberalisering van de wereldhandel in landbouwproducten, gestimuleerd
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
door de WTO-overeenkomsten, het tot nu toe niet mogelijk heeft gemaakt een einde te maken aan de dreiging van honger in de wereld. Toch spreekt het verslag geen veroordeling uit en tekent het geen verzet aan tegen de toenemende liberalisering en deregulering van de wereldhandel die door de Europese Unie in de hand wordt gewerkt, in het kader van zowel de Wereldhandelsorganisatie als de ontelbare bilaterale overeenkomsten. Integendeel, het verdedigt deze aanpak. Wij oefenen al lange tijd kritiek uit op het falen van de neoliberale beleidsmaatregelen. Het verslag doet dat ook, maar dan op bijzonder omfloerste en bij momenten dubbelzinnige wijze, op een manier die dit desastreuze beleid alleen maar kracht bijzet. Wij vinden dat onaanvaardbaar. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is meermaals gebleken dat de liberalisering van de wereldhandel rampzalige gevolgen heeft voor de landbouwsector. Dit verslag vestigt de aandacht op een aantal gevallen en verdoezelt niet dat de landbouw is gebruikt als pasmunt om tijdens de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie andere belangen te behartigen, namelijk die van de grote groepen uit de dienstensector en de internationale handel en bepaalde speerpuntindustrieën. Daarom pleiten wij voor andere oplossingen, aangezien het verslag niet coherent is. Wij willen dat de internationale handel geënt is op complementariteit veeleer dan op concurrentie, met inachtneming van landen, producenten en producten. Wij willen een landbouw die de voedselsoevereiniteit en de voedselvoorziening van elk land waarborgt en een eind maakt aan de gevaarlijke anarchie van een productie die bestemd is voor een geliberaliseerde markt. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik wil collega Papastamkos feliciteren met het verslag en de uitstekende samenwerking die ik graag steun. Ik wil het grote belang van de internationale handel binnen de EU benadrukken en bij allen onder de aandacht brengen dat de Europese landbouwers door de invoer van producten uit derde landen benadeeld worden. Het beginsel van wederkerigheid wordt namelijk niet toegepast en het komt vaak voor dat ingevoerde landbouwproducten niet aan de regels voldoen waar Europese landbouwers zich wel aan moeten houden, met name op sanitair en fytosanitair gebied. Deze problematiek heeft niet alleen gevolgen voor de gezondheid van producten maar ook voor de kwaliteit ervan. Daarom moet er een samenhang zijn tussen het GLB en het externe handelsbeleid van de EU, die een garantie moet bieden voor het behoud van het Europees landbouwmodel en voor gelijke mededingingsvoorwaarden voor de producenten van de EU op de wereldmarkt. Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik steun de belangrijkste aanbevelingen in dit verslag. Een zeer belangrijk punt in het verslag is dat de Europese Commissie vaak concessies op handelsgebied doet om een betere markttoegang te verkrijgen in derde landen voor industrieproducten en diensten. Daarnaast wordt in het verslag verklaard dat de normen op het gebied van volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn, duurzame ontwikkeling en sociale minimumnormen die gelden voor EU-producenten, ook moeten worden toegepast op de productiemethoden die worden toegepast voor goederen die uit derde landen worden ingevoerd. Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Natuurlijk heb ik voor deze resolutie gestemd, want met mijn stem (met name voor bepaalde amendementen) wilde ik het belang onderstrepen dat ik aan een aantal beginselen hecht. Ik wilde namelijk benadrukken dat het bij de talloze handelsbesprekingen die momenteel met de verschillende EU-partners
155
156
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden gevoerd, van groot belang is dat er evenwichtige overeenkomsten worden gesloten op basis van het beginsel van wederkerigheid. In die zin moeten ingevoerde producten uit derde landen voldoen aan sanitaire en sociale normen, alsmede normen op het gebied van consumenten- en milieubescherming en dierenwelzijn die vergelijkbaar zijn met die in de EU. Bovendien worden er nog te vaak concessies gedaan op het gebied van landbouw om te zorgen voor een betere markttoegang voor industrieproducten en diensten in derde landen. Deze gang van zaken is niet langer aanvaardbaar en ik vond het dan ook belangrijk om met mijn stem nogmaals te bevestigen dat de Europese landbouw niet als een instrument mag worden gebruikt ten dienste van het handelsbeleid van de EU. Tot slot hecht ik zeer veel belang aan het punt betreffende de verdediging van de EU-regeling inzake het toestaan en op de markt brengen van genetische gemanipuleerde organismen (ggo’s). Nu de WTO deze regeling steeds vaker probeert aan te vallen, is het des te belangrijker dat de Europese Commissie haar krachtig verdedigt. Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Het lijdt geen twijfel dat er een relatie bestaat tussen het internationale handelsbeleid, het ontwikkelingsbeleid en het landbouwbeleid. De Europese landbouw heeft steeds meer moeite om zijn producten af te zetten op de wereldmarkt, omdat de prijzen daar lager zijn, net als de productiekosten. Dit is een trend op de lange termijn, en dat blijft een handicap zolang we geen programma’s vastleggen om de landbouw te ondersteunen. Daarom sta ik achter dit initiatiefverslag, dat onder andere compensatie voor de landbouwers voorziet wanneer het verder openstellen van de interne markt voor ingevoerde producten voor hen tot financiële nadelen zou leiden. De overeenkomsten die de EU heeft gesloten met derde landen zijn op zich geen probleem, maar bij elkaar opgeteld wordt het daardoor moeilijk om de strenge normen in de EU te handhaven. Daarom eisen we in dit initiatiefverslag onder andere dat er een grotere coherentie komt tussen het GLB en het externe handelsbeleid van de EU. In dat verband ben ik van mening dat we de Commissie moeten verzoeken om voor de handelsovereenkomsten een effectbeoordeling uit te voeren, en de resultaten voor het begin van de onderhandelingen te publiceren. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat, nu de EU zich buigt over de toekomst van haar gemeenschappelijk landbouwbeleid, consistentie tussen het landbouwbeleid en het beleid op het gebied van de buitenlandse handel van groot belang is. Coherentie tussen het GLB en het externe handelsbeleid van de EU waarborgt het behoud van het Europese landbouwmodel, en zorgt voor gelijke voorwaarden voor EU-producenten op de wereldmarkt. Continuïteit van de voedselvoorziening en veiligheid en kwaliteit van levensmiddelen tegen een betaalbare prijs voor EU-burgers zouden voor ons het belangrijkst moeten zijn. Er is een wereldwijde toename van de vraag naar voedsel tegen de achtergrond van hogere productiekosten, grote volatiliteit op de landbouwmarkten, minder land, minder water en afnemende energiebronnen. Een sterk GLB is tevens van fundamenteel belang voor het behoud, de ecologische duurzaamheid en de economische ontwikkeling van de plattelandsgebieden in de EU, die te maken hebben met braaklegging van landbouwgrond en ontvolking van het platteland. De Europese landbouwsector heeft een duidelijke toegevoegde waarde en speelt een belangrijke rol in de EU 2020-strategie, die tot doel heeft de sociaaleconomische en ecologische uitdagingen aan te gaan waarmee de EU zowel intern als in haar rol als belangrijke mondiale speler geconfronteerd wordt. Het EU-handelsbeleid zal een doorslaggevende rol spelen bij de vraag of de landbouw volledig en op positieve zal blijven bijdragen tot deze doelstellingen. Het handelsbeleid mag de dynamiek van de EU-landbouwsector niet ondermijnen. In tegendeel, het handelsbeleid en het landbouwbeleid kunnen en moeten elkaar juist ondersteunen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Peter Jahr (PPE), schriftelijk. − (DE) De mondiale landbouw en met name het Europees landbouwbeleid zijn van groot belang voor het voedselbeleid en het ontwikkelingsbeleid. Daarom is het belangrijk dat we de internationale handel in landbouwproducten bevorderen. Dat mag echter niet ten koste van het Europees landbouwbeleid gaan, het moet in nauwe coördinatie met dat beleid plaatsvinden. In dat verband is het van het grootste belang dat de strenge Europese normen ook gelden voor ingevoerde producten. Wanneer we die eis niet stellen, zou dat de strenge normen voor de kwaliteit en de zekerheid in de Europese landbouw in gevaar brengen, en dat zou nadelige gevolgen hebben voor de Europese producenten en consumenten. We willen een vrije handel in goederen, en zijn daar ook op aangewezen, maar dat kunnen we nooit bereiken wanneer er geen faire voorwaarden voor de mededinging gelden. Sandra Kalniete (PPE) , schriftelijk. – (LV) Europese boeren spelen een belangrijke rol in de voedselvoorziening voor meer dan 500 miljoen mensen in Europa en voor de zekerheid van de voedselvoorziening wereldwijd. Helaas is de houding ten opzichte van boeren niet altijd eerlijk geweest. Ik geef mijn volmondige steun aan eerlijke handelsovereenkomsten met andere landen of groepen landen, maar wanneer we dergelijke overeenkomsten sluiten, moeten we voorkomen dat we een ongunstige concurrentiepositie voor onze boeren creëren. De feitelijke verliezers van deze oneerlijke concurrentie zijn de burgers van de Europese Unie, voor wie we dagelijkse toegang tot hoogwaardig voedsel van hoge kwaliteit tegen redelijke prijzen moeten garanderen. Dit zien we maar al te vaak als geheel vanzelfsprekend, terwijl we er niet aan denken dat het onze boeren zijn die deze zekerheid bieden en deze boeren vaak een aanzienlijk lager inkomen hebben dan het gemiddelde inkomen in hun land. We hoeven ook niets bovennatuurlijks te doen. We moeten eenvoudigweg voorschrijven dat agrarische producten die in de Europese Unie worden ingevoerd aan dezelfde milieu-, sociale, dierenwelzijns- en veiligheidsnormen voldoen die Europese boeren verplicht zijn na te leven. Dat zou eerlijk zijn en zou zorgen voor dezelfde concurrentievoorwaarden voor boeren die hun producten in de Europese Unie willen verkopen. Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Het Europees Parlement verzoekt de Europese Commissie in dit verslag om de belangen van de Europese landbouw en van de consumenten met meer nadruk te vertegenwoordigen tijdens onderhandelingen over internationale handelsovereenkomsten. In de EU hebben we de hoogste kwaliteitsnormen en de strengste sociale normen voor landbouwproducten, en onze burgers eten de beste levensmiddelen. Die normen die gelden voor de Europese landbouw mogen we niet zomaar opzij schuiven door allerlei economische overeenkomsten te sluiten. Ik ben absoluut van mening dat we de invoer van landbouwproducten alleen maar mogen opvoeren wanneer gegarandeerd is dat de concurrentiepositie van de Europese landbouw daardoor niet wordt aangetast. Ook bij de onderhandelingen tijdens de Doha-ronde mogen we op het gebied van de landbouw niet nog meer concessies doen. Ik sta volledig achter deze duidelijke eisen in dit verslag. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, met de stemming van vandaag geven we een sterk signaal af naar de Commissie: de Europese Unie kan niet door blijven gaan met het doen van concessies om toegang te krijgen tot markten van derde landen ten kosten van de landbouwsector! Nu de Europese Unie zich buigt over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid, is het vinden van een mechanisme waarmee de consistentie tussen het GLB en het externe handelsbeleid kan worden gewaarborgd, van groot belang. De Europese landbouwsector garandeert namelijk
157
158
NL
Handelingen van het Europees Parlement
veel gemeenschappelijke voordelen, zoals onder andere voedselveiligheid en voedselkwaliteit. Derhalve gaat de bescherming van de belangen van de EU-landbouwers vóór alles en ben ik in dat opzicht blij dat er in het document enkele paragrafen zijn ingevoegd die de wederkerigheid garanderen voor de EU-producenten door middel van het verzoek om voor de exporteurs van vlees naar Europa dezelfde eisen toe te passen als voor de EU-producenten, om zo de veiligheid van de consument en een eerlijke handelsconcurrentie te garanderen. Op dit punt van de onderhandelingen over de overeenkomsten met Mercosur en Marokko, denk ik dat het essentieel is om de Commissie duidelijk te laten weten dat wij ons zorgen maken en dat de belangen van de Europese en Italiaanse landbouwers beschermd moeten worden. Constance Le Grip (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Papastamkos over de EU-landbouw en de internationale handel gestemd. Ik wil daarmee vooral aangeven dat ik me aansluit bij de stelling van het Parlement dat de handelsstrategie van de Europese Commissie een aantal gevaren inhoudt voor de landbouw in de Europese Unie. Er worden op dit moment tussen de Unie en een aantal van haar Partners (Mercosur, Canada, de Oekraïne, enzovoorts) onderhandelingen gevoerd over vrijhandelsovereenkomsten. Het is onze taak de Europese Commissie eraan te herinneren dat vrijhandelsovereenkomsten – en we moeten hier niet naïef, maar realistisch zijn – niet alleen het beginsel van vrijhandel, maar ook dat van wederkerigheid moeten respecteren, of het nu gaat om sociale normen, gezondheidsvoorschriften of regels ter bescherming van de consumenten, dieren of het milieu. Van belang is ook dat zulke overeenkomsten bepaalde Europese sectoren niet schaden. En dan denk ik in de eerste plaats aan de landbouw, die bij onderhandelingen maar al te vaak wordt ‘opgeofferd’ ten gunste van industriële producten of diensten. De Europese Unie moet daar rekening mee houden en consistentie betrachten tussen haar landbouwbeleid (dat momenteel herzien wordt) en haar handelsbeleid, om te verzekeren dat we een sterke landbouwsector behouden, en daarmee in een context van grote schommelingen op de markten een veilige voedselvoorziening voor onze burgers kunnen garanderen. Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag van de heer Papastamkos gestemd, omdat het een heel realistisch beeld schetst van de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en derde landen als het gaat om de landbouwsector. Ons handelstekort met de Mercosurlanden in deze sector is alarmerend. De kloof tussen onze uitvoer naar, en onze invoer uit deze vijf landen is in minder dan één decennium verdubbeld. De omvang van onze invoer bedraagt nu 19 miljard euro, terwijl die van onze uitvoer maar 1 miljard euro bedraagt. Het komt maar al te vaak voor dat de Europese Commissie onaanvaardbare concessies doet met betrekking tot landbouwproducten en zo het voortbestaan van Europese landbouwbedrijven in gevaar brengt, steeds met het argument dat we de markten van derde landen toegankelijker moeten maken voor onze industriële producten en diensten. Onze landbouwsector mag niet worden opgeofferd in naam van het EU-beleid voor de buitenlandse handel. Het is tenslotte de landbouwsector die een veilige voedselvoorziening aan de burgers garandeert, zeker op momenten met sterke marktschommelingen. Om verstoring van de mededinging te voorkomen moeten de Mercosurlanden dezelfde normen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
op het gebied van gezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en duurzame ontwikkeling toepassen als die welke opgelegd worden aan onze landbouwers (die daarbij óók nog eens te maken hebben met zwaardere sociale lasten). David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd, dat een zeer protectionistische boodschap afgeeft met betrekking tot de houding van het Parlement ten aanzien van handel. Letterlijk genomen zou dit verslag het voor de EU onmogelijk maken om vrijhandelsovereenkomsten met enige inhoud af te sluiten of zelfs maar de ontwikkelingsronde van Doha af te ronden. Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het verslag onderstreept dat de Europese Unie de plicht heeft de mondiale voedselvoorziening te helpen garanderen. Dat is lovenswaardig. Desalniettemin, en ondanks het feit dat in het verslag een aantal rampzalige gevolgen van de liberalisering van de markt voor de landbouw worden genoemd, liggen de voorgestelde oplossingen opnieuw in de lijn van de versterking van de vrijhandel en de opoffering van het landbouwbeleid aan de belangen van de Wereldhandelsorganisatie. Het verslag bevat een uitdrukkelijke dreiging aan het adres van Argentinië, dat in strijd met zijn WTO-verplichtingen de invoer van levensmiddelen beperkt die concurreren met binnenlandse producten. Tegelijkertijd wordt echter aangedrongen op meer beperkingen voor de invoer in de Europese Unie en wordt verzocht om de landbouwbelangen van de Europese Unie actief te promoten. Bovendien bevat het verslag geen nauwkeurige informatie met betrekking tot Brazilië. Daarom, en gelet op het feit dat voorrang wordt gegeven aan liberalisering en concurrentie op de landbouwmarkt, heb ik tegengestemd. Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Papastamkos gestemd, omdat het een sterke boodschap uitdraagt met betrekking tot het gewicht dat de Europese landbouw in internationale onderhandelingen dient te vertegenwoordigen. Bij onderhandelingen over internationale overeenkomsten wordt de landbouwsector vaak schade toegebracht, en dat op een moment waarop Europa zijn landbouwproductie moet opvoeren om de voedselvoorziening veilig te stellen. We willen daarom dat de Europese Commissie, alvorens onderhandelingen te beginnen, uitgebreide impactbeoordelingen van handelsovereenkomsten uitvoert, zodat we al in een vroeg stadium een idee kunnen krijgen van de gevolgen van zulke overeenkomsten voor de Europese landbouw. Verder moeten we erop aandringen dat producten die naar Europa worden ingevoerd voldoen aan de in de EU geldende eisen met betrekking gezondheid, milieu en dierenwelzijn. Om te verzekeren dat de Europese wetgeving op dit gebied wordt nageleefd dienen er door de lidstaten bij de grenzen controles te worden uitgevoerd. Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) In het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU moeten we rekening houden met de balans tussen interne productie en importen. We zullen onze inspanningen moet richten op een grotere harmonie tussen marktliberalisatie en bescherming van de interne economische sector. Voedselzekerheid in de lidstaten wordt bereikt door een stabiele landbouwsector in stand te houden, die, tegen een achtergrond van toegenomen marktvolatiliteit, niet in gevaar mag worden gebracht door het externe handelsbeleid. Kleine boeren leveren een belangrijke bijdrage tot de voedselzekerheid van de regio’s waar ze actief zijn. Naar mijn mening moeten handelsovereenkomsten met derde landen over de invoer van landbouwproducten compensatie voor boeren in geval van eventuele verliezen omvatten. Tegelijkertijd steun ik een landbouwbeleid dat voor een zo groot mogelijke toegang van EU-landbouwproducten tot de markten van derde landen zorgt. Het doel van het bevorderen van producten met een regionaal EU-label is om ze buiten de EU bekendheid te geven, waardoor de consumptie
159
160
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ervan zal stijgen. Volgens recente studies groeit de wereldbevolking veel sneller dan de mondiale graanproductie. De EU heeft veel regio’s die over de vereiste capaciteit beschikken om hun graanproductiepotentieel efficiënter te benutten en een doelmatige bijdrage te leveren aan het verkleinen van deze verschillen te leveren. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag heeft wel wat goede kanten: het heeft oog voor de positie van de burgers in overzeese gebiedsdelen en het pleit voor voedselveiligheid. Ik realiseer mij dat. Het verslag pleit er echter om ook voor “de landbouwbelangen van de EU actief te promoten” en dringt aan op vrijhandelszones en handelsovereenkomsten tussen de EU en Chiquita en Dole. Erger nog: het dreigt Argentinië met sancties omdat dit land beslissingen heeft genomen die ik mijn eigen land zou aanbevelen. Ik stem dus tegen dit verslag. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Landbouwproducten vormen een essentieel onderdeel van de wereldhandel en moeten dan ook als zodanig worden behandeld. Gelet hierop lijdt het geen twijfel dat de voortdurende stijging van de voedselprijzen ten gevolge van de toename van de grondstofprijzen de Europese Unie steeds meer zorgen baart. Anderzijds dient de landbouwsector ook te voorzien in de voedselbehoeften van een groeiend aantal mensen, ondanks het feit dat hij wordt geconfronteerd met steeds schaarsere natuurlijke rijkdommen en dure productiefactoren, en ook met milieuoverwegingen en regels voor de instandhouding van de natuurlijke rijkdommen, met name in de ontwikkelingslanden, wat concurrentieverstoring in de hand kan werken. Met het oog op de behoeften die in de toekomst zullen ontstaan, is het duidelijk dat de landbouw een strategische of zelfs cruciale sector zal worden voor de economische ontwikkeling van de Europese Unie en van de wereld in zijn geheel. Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) Aangezien landbouw niet uitsluitend een economische activiteit is en het landbouw- en voedselbeleid fundamentele doelstellingen moet dienen als voedselvoorziening en voedselzekerheid, is de belangrijkste uitdaging de effectieve coördinatie van commerciële en niet-commerciële overwegingen. De EU is de belangrijkste importeur van agrarische producten uit ontwikkelingslanden, en importeert meer dan de VS, Japan, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland samen. Als we deze landen een steeds grotere markttoegang bieden, kan dit niet alleen een schadelijk effect hebben voor Europese landbouwproducenten, maar ook voor de meest noodlijdende ontwikkelingslanden. Juist om die reden moet de EU bij handelsbesprekingen een evenwichtigere benadering toepassen bij de diverse sectoren, en zowel haar defensieve als offensieve agrarische belangen naar voren brengen. De landbouwsector van de EU vervult een vooraanstaande rol in de Europa 2020-strategie wat betreft diverse sociaaleconomische uitdagingen. Het handelsbeleid van de EU speelt een belangrijke en beslissende rol in het feit dat de landbouw ook in de toekomst positief kan bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen. Ik ben het ermee eens dat het handelsbeleid de dynamiek van de Europese landbouwsector niet mag ondermijnen, en daarom heb ik dit verslag gesteund. Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb niet gestemd voor dit verslag over landbouw en internationale handel omdat het draait om het essentiële element van het handelsbeleid van de Europese Unie: de vrijhandelsovereenkomsten. Het is waar dat het een aantal positieve punten bevat, zoals de uitzonderingspositie die wordt verleend aan de ultraperifere regio’s, die een speciale behandeling verdienen om hun soevereiniteit op voedselgebied veilig te kunnen stellen. Desondanks ondersteunt dit verslag de actieve bevordering van landbouwbelangen van de Europese Unie zonder rekening te
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
houden met de ongelijke verhoudingen met haar handelspartners, en zet het in op de vrijhandelszones zonder acht te slaan op de negatieve impact voor de bevolking. Bovendien wordt Argentinië in het verslag expliciet met sancties bedreigd omdat het protectionistische maatregelen genomen heeft. Om al deze redenen heb ik mij van stemming onthouden. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het is een feit dat de levensmiddelenprijzen de laatste tijd voortdurend stijgen, en er wordt gezegd dat de grilligheid van het weer, de stijgende brandstofprijzen en de speculatie met landbouwproducten ertoe zullen leiden dat de prijs van bepaalde landbouwproducten zullen exploderen. De winkelprijzen staan echter in geen reële verhouding tot wat de kleine landbouwers krijgen voor hun harde werk. Een Europese producent kan trouwens sowieso moeilijk op tegen de prijzen op de wereldmarkt, omdat onze normen op het gebied van bescherming van dier en milieu en onze sociale en kwaliteitsnormen zo streng zijn, en we kunnen of willen niet controleren of bij de productie van ingevoerde levensmiddelen ook de hand is gehouden aan die normen. We willen verhinderen dat het platteland leegloopt en de boeren hun bedrijf opgeven; dit heeft de autarkie van de lidstaten van de EU al ernstig aangetast. Daarom is het de hoogste tijd dat we de landbouwsubsidies eindelijk niet meer aan de landbouwconcerns geven, maar aan degenen die dat geld werkelijk nodig hebben om te overleven, en dat zijn de kleine landbouwers. Wanneer dat niet mogelijk is, vanwege het centralisme in de EU, dan moeten we het landbouwbeleid gewoon renationaliseren. In het verslag kiezen we niet duidelijk partij voor de kleine en middelgrote landbouwers, die voor hun geploeter vaak niet meer dan een paar zakcenten krijgen. Daarom heb ik me van stemming onthouden. Vital Moreira (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb tegen de resolutie van het Europees Parlement over landbouw en internationale handel gestemd, omdat ik van oordeel ben dat het handelsbeleid van de Unie daarin volledig ondergeschikt wordt gemaakt aan het landbouwbeleid, terwijl toch bekend is dat alleen het handelsbeleid kan waarborgen dat onze industrie, onze diensten en ook onze landbouw toegang krijgen tot externe markten. Deze toegang is cruciaal voor de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid in de Unie. Als wij in de toekomst blijven vasthouden aan de politieke koers die in deze resolutie wordt bepleit, zal het nagenoeg onmogelijk worden om handelsovereenkomsten te sluiten met landen en regio’s die over een aanzienlijke landbouwsector beschikken, zoals Brazilië of India. Het gemeenschappelijk handelsbeleid – dat in het belang is van de gehele Unie en alle lidstaten – mag niet volledig in het teken staan van de belangen van de landbouwsector, die overigens slechts betrekking heeft op een beperkt aantal lidstaten. Ik vind het tevens betreurenswaardig dat deze resolutie beschuldigingen aan het adres van Brazilië bevat die volkomen ongegrond zijn, zoals van Braziliaanse zijde trouwens reeds uitvoerig is aangetoond. Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, er is een nauwe samenhang tussen de toekomst van het GLB en het externe handelsbeleid van de Unie. Het zijn twee realiteiten die niet los van elkaar kunnen worden gezien en waaraan de Unie bijzondere aandacht moet schenken. We kunnen de handelsdiscussies niet scheiden van hun effect op de landbouwproductie van de lidstaten. Ik ben daarom voor een geliberaliseerde markt waarin ook rekening wordt gehouden met de eisen van de economische partners en handelspartners van de Europese Unie. Tegelijkertijd denk ik echter dat het goed is als het landbouwbeleid wordt opgenomen in de onderhandelingen over de overeenkomsten om de kwaliteit van de producten te
161
162
NL
Handelingen van het Europees Parlement
controleren die in of uit onze markten worden geïmporteerd en geëxporteerd en om de EU-producenten en onze voedselvoorraden te beschermen. Ik sta daarom achter het verslag-Papastamkos, alhoewel er een onbalans is ontstaan op een aantal vlakken van de handelsthematiek, vanwege de verdeling van de bevoegdheden tussen de Commissie internationale handel en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van dit Parlement. Zij zouden eigenlijk in synergie met elkaar moeten samenwerken om een onderhandelingsevenwicht te bereiken dat toepasbaar is op de verschillende handelsverdragen binnen de EU-landbouwsector. Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor de paragrafen 49, 53 en 54 gestemd, om de volgende redenen. Met betrekking tot paragraaf 49 is het absurd dat de onderhandelingen met Mercosur worden gevoerd op basis van een twaalf jaar oud mandaat. Met betrekking tot de paragrafen 53 en 54 wil ik u eraan herinneren dat Europese boeren moeten voldoen aan de hoogste normen op het gebied van kwaliteit, voedselveiligheid, milieubescherming en dierenwelzijn. Diezelfde normen moeten voor al onze handelspartners gelden, niet alleen ten behoeve van de Europese boeren, maar ook ten behoeve van de consumenten, die moeten worden beschermd. Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Vandaag heeft het Europees Parlement tijdens de plenaire vergadering in Straatsburg een resolutie aangenomen over de EU-landbouw en internationale handel. In de afgelopen jaren zijn veel verschijnselen waargenomen die duiden op een verslechterende conditie van de EU-landbouw, zo is onder andere een significante daling geregistreerd van het aandeel van de EU in de wereldwijde export van landbouwproducten en neemt ook het landbouwhandelstekort toe. De talrijke concessies die de EU heeft gedaan, zijn onbeantwoord gebleven. Gezien het bovenstaande is het noodzakelijk dat het EU-landbouwbeleid en het gemeenschappelijk handelsbeleid gezamenlijke en op elkaar afgestemde richtingen kiezen op het gebied van landbouw, handel en ontwikkeling. De aangenomen resolutie geeft een belangrijk signaal af ter verdediging van de levensmiddelensector in de EU. Het veroordeelt de te grote geneigdheid tot het sluiten van compromissen van de Europese Commissie en benadrukt dat de openstelling voor nieuwe markten geen negatieve invloed mag hebben op de boeren in de Europese Unie. Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk . – (LT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over EU-landbouw en internationale handel. De EU is de grootste importeur van landbouwproducten ter wereld, maar het aandeel van de EU in de wereldwijde uitvoer van landbouwproducten loopt terug als gevolg van de groei van andere belangrijke handelspartners voor landbouwproducten en de prijzen op de wereldmarkt, die laag zijn terwijl de Unie hoge productiekosten heeft. De EU is ‘s werelds grootste importeur van landbouwproducten uit ontwikkelingslanden en daarom is het noodzakelijk dat de belangen van EU-landbouwers worden beschermd en dat er een mechanisme wordt geboden om hen te compenseren voor hun verliezen. EU-landbouwers moeten worden beschermd tegen oneerlijke concurrentie en daarom moeten dezelfde normen die gelden in de landbouwsector van de EU, ook gelden voor producten die worden uitgevoerd uit derde landen. Deze voorwaarden moeten worden opgenomen in bilaterale handelsovereenkomsten. Bovendien moet er alomvattende steun zijn om in derde landen markttoegang te krijgen voor EU-producten. Ik denk dat het voorstel van de Commissie om Pakistan een tariefcontingent tegen nultarief te verlenen voor de uitvoer naar de EU van 100 000 ton ethanol per jaar voor een periode van drie jaar geen rechtstreekse en
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onmiddellijke steun zal bieden en nadelig zal zijn voor de hernieuwbare-energiesector van de EU. Aangezien de Oekraïense graanproductie bijzonder competitief is en Oekraïne nu al de belangrijkste begunstigde is van verlaagde tarieven, moet de Commissie voorzichtiger zijn bij het doen van concessies tijdens de onderhandelingen met Oekraïne. Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk . − (IT) Het verslag over de landbouw en de internationale handel concentreert zich op de handelsovereenkomsten voor landbouwproducten tussen de EU en derde landen. De Europese Commissie, die meerdere malen kritiek heeft ontvangen ten aanzien van het landbouwbeleid, wordt in dit verslag door het Europees Parlement veroordeeld vanwege het feit dat er te vaak conclusies worden getrokken die onhoudbaar zijn voor het Europese landbouwbeleid. Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik de politieke rol van het Parlement, dat niet door de Commissie wordt geraadpleegd wanneer handelsrelaties met derde landen worden besproken, als absoluut noodzakelijk beschouw. Ik ben het eens met het verzoek aan de Commissie om de overeenkomst met Mercosur op te schorten totdat een nieuwe overeenkomst is opgesteld met de betreffende landen, teneinde de veiligheid en kwaliteit van producten voor de Europese consumenten, alsmede ‘waar voor je geld’ op buitenlandse markten te waarborgen. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het duidelijk opkomt voor de belangen van de Europese landbouwers in het kader van de internationale handel. Ik ben van oordeel dat het externe handelsbeleid geen belemmering mag vormen voor het vermogen van de EU om een krachtige landbouwsector te handhaven en de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen tegen de achtergrond van de toegenomen volatiliteit van de markten. De Commissie offert de landbouwbelangen echter veel te vaak op in ruil voor een betere markttoegang in derde landen voor industrieproducten en diensten. Bovendien is het tevens belangrijk voor ogen te houden dat de Europese landbouwsector verplicht is aan de hoogste normen te voldoen waar het gaat om kwaliteit, producthygiëne, duurzame productiemethodes, bescherming tegen plantenziekten, gezondheid en welzijn van dieren, traceerbaarheid, controle op residuen van pesticiden, diergeneeskunde en additieven. Deze aspecten verhogen de productiekosten en moeten tijdens de multilaterale en de bilaterale onderhandelingen in aanmerking worden genomen. Over het algemeen ben ik van oordeel dat geen beslissingen mogen worden genomen om de Europese markt voor de invoer van landbouwproducenten verder open te stellen zonder eerst effectbeoordelingen te laten uitvoeren en te waarborgen dat de Europese landbouwers voor het geleden verlies gecompenseerd zullen worden. Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een symbool van de Europese integratie en is het resultaat van een van de meest geavanceerde supranationale besluitvormingsprocessen in de EU. De interne druk om het gemeenschappelijk landbouwbeleid marktgerichter te maken en meer nadruk te leggen op andere Europees beleid komt tot uiting in het externe handelsbeleid van de EU, dat gericht is op het openstellen van de landbouwmarkt in ruil voor een betere toegang voor Europese industrieproducten en diensten tot markten van derde landen. Daarbij spelen de instandhouding van het Europese landbouwmodel en een gelijk speelveld voor EU-producenten in de wereldmarkt een belangrijke rol. De multifunctionele rol van de Europese landbouwsector kan als katalysator voor een nieuw paradigma werken: voedselzekerheid, -veiligheid en -kwaliteit tegen een betaalbare prijs voor EU-burgers. De mondiale vraag naar voedsel stijgt tegen een achtergrond van hogere productiekosten, grote volatiliteit op de landbouwmarkten, minder land, minder water en afnemende energiebronnen. Een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid is ook van fundamenteel
163
164
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belang voor de instandhouding, de milieuduurzaamheid en de economische ontwikkeling van rurale gebieden in de EU, die worden bedreigd door het uit productie nemen van grond en ontvolking. Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk . − (IT) Vandaag is in de plenaire vergadering voor het verslag over landbouw en internationale handel gestemd. Het verslag van de heer Papastamkos onderstreept dat het externe handelsbeleid geen belemmering mag vormen voor het vermogen van de EU om de voedselveiligheid te waarborgen tegen de achtergrond van de toegenomen volatiliteit van de markten, of om een krachtige Europese landbouwsector te handhaven. Het verslag veroordeelt de aanpak van de Commissie om concessies op landbouwgebied te doen in ruil voor een betere markttoegang in derde landen voor industrieproducten en diensten. Het verslag handelt over diverse thema’s, waaronder de effectbeoordeling, de financiële compensatie, de WTO/Doha, maar met name de problematische bilaterale handelsovereenkomsten, zoals die met Marokko, Pakistan, Oekraïne en die met Mercosur in het bijzonder. Het wordt onaanvaardbaar geacht dat de Europese Commissie de onderhandelingen heeft hervat zonder de effectbeoordeling publiek te hebben gemaakt en zonder een echt politiek debat met de Raad en het Europees Parlement aan te gaan. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Gezien de impasse in de multilaterale handelsbesprekingen heeft de EU gestreefd naar het sluiten van bilaterale en interregionale handelsovereenkomsten, als aanvulling op het multilaterale raamwerk. Net als in het geval van Marokko, is er op dit moment een sterke concurrentie tussen de VS en de EU wat betreft de vraag wie het eerst belangrijke nieuwe markten kan betreden – en onder welke voorwaarden. Mijn collega José Bové heeft duidelijk vraagtekens gezet bij de aanpak van de bilaterale overeenkomsten in het geval van Marokko in zijn verslag in de Commissie internationale handel, wat kan leiden tot verwerping van de overeenkomst zoals die door de Commissie wordt voorgesteld. Wij hebben voorgestemd. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik denk dat het de positie van het landbouwbeleid versterkt, dat een hoeksteen vormt voor de Europese economische en sociale samenhang, en ook met het oog op de uitdagingen die de EU 2020-strategie met zich mee zal brengen. Tot nu toe is de Europese Unie de grootste importeur van landbouwproducten ter wereld, met name van producten uit ontwikkelingslanden. In de laatste tien jaar is de invoer in de EU bijna verdubbeld en hij beslaat nu 20 procent van de wereldwijde invoer. Ten overstaan van deze feiten is het noodzakelijk om een Europees handelsbeleid in te stellen dat krachtig is en waarmee artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt geïmplementeerd, dat bepaalt dat Europa moet samenwerken bij het ten uitvoer leggen van groeibeleid in de ontwikkelingslanden. De grootste prioriteit is nu ervoor te zorgen dat het Europese handelsbeleid en landbouwbeleid samen gaan werken in een globale context, wat de toegang tot de markten van ontwikkelingslanden zal vergemakkelijken, terwijl hierdoor tegelijkertijd de economische ontwikkeling in deze landen wordt bevorderd. Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik wil benadrukken hoe belangrijk dit verslag is, vooral in verband met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik denk dat er samenhang moet bestaan tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het handelsbeleid. Helaas is het een groot aantal keren gebeurd dat een handelsovereenkomst
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
met een derde land grote schade aan de Europese landbouwsector en de boeren heeft toegebracht. Ik hoop echter dat deze situatie zich in de toekomst niet meer zal voordoen. Ook wil ik erop wijzen dat onze boeren aan zeer hoge normen op het gebied van kwaliteit, milieubescherming en dierenwelzijn moeten voldoen. We moeten ervoor zorgen dat producenten uit derde landen die naar de EU exporteren aan diezelfde eisen voldoen om eerlijke concurrentie te waarborgen. Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) In de stemming van vandaag was er steun voor het verslag over landbouw en internationale handel, dat ook in grote mate gaat over de import van genetisch gemodificeerd voedsel en veevoer. In ben erg blij dat ook het punt werd gesteund waarin de Commissie wordt verzocht om op doeltreffende wijze de communautaire regelgeving inzake het goedkeuren en op de markt brengen van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) te beschermen tegen de eisen die in de WTO worden gesteld. In wezen betekent dit dat het gebruik van ggo’s strikt gereguleerd blijft en dat zal de voedselveiligheid en de situatie van onze boeren verbeteren. Er was ook steun voor een aantal punten met betrekking tot de invoer van verschillende groepen landbouwproducten alsmede kwaliteitseisen voor deze producten. Naast zaken met betrekking tot ggo’s werden ook algemene kwesties van voedselveiligheid besproken. Bijvoorbeeld Brazilië heeft tot nu toe niet altijd kunnen voldoen aan de communautaire producenten- en consumentennormen voor voedselveiligheid, de identificatie en traceerbaarheid van dieren, dierenwelzijn en de monitoring van ziekten. Een andere bron van zorg is het massale gebruik van pesticiden in Brazilië die in Europa zijn verboden en de import naar Europa van producten die daarvan het resultaat zijn. Dank u wel. Brian Simpson (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb, namens de leden van de Britse Labourpartij in het Europees Parlement (EPLP), het verslag over EU-landbouw en internationale handel niet gesteund. Hoewel in het verslag een aantal waardevolle punten worden aangestipt over het beschermen van de belangen van onze agrarische sector, bijvoorbeeld de noodzaak van het beschermen van geografische aanduidingen binnen bilaterale en multilaterale overeenkomsten, ben ik van mening dat het verslag delen bevat die te protectionistisch zijn en onrealistische voorwaarden stellen aan de huidige en toekomstige EU-onderhandelingen over handelsovereenkomsten. Daarnaast strookt de handhaving van protectionistische maatregelen binnen de EU als middel om de landbouwproducenten in de EU te beschermen tegen concurrentie van buitenaf niet met het standpunt van de EPLP over hervorming van het GLB. We hebben ons altijd sterk gemaakt voor het wegnemen van de handelsbarrières om een efficiëntere en meer concurrerende landbouwsector te bevorderen, om de consumenten meer waar voor hun geld te geven en om toegang tot de markt mogelijk te maken voor landen die op economisch gebied minder ontwikkeld zijn. Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de paragrafen 53 en 54 van dit verslag over de EU-landbouw en internationale handel gestemd, omdat ik geloof dat de afgevaardigden van het Europees Parlement de plicht hebben om Europese landbouwers en consumenten te beschermen tegen de massale invoer van landbouwproducten van lage kwaliteit (inzonderheid die uit bepaalde Latijns-Amerikaanse landen) en al de daaruit voortvloeiende gevaren. We mogen de kwaliteit van onze landbouwproducten niet opofferen op grond van uitsluitend economische overwegingen.
165
166
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat het verslag van onze collega Papastamkos is goedgekeurd. Dat verslag legt de criteria vast die onderhandelaars voor de Europese Unie zouden moeten volgen. Het wijst er ook op dat er bij de onderhandelingen meer rekening moet worden gehouden met niet-economische waarden. Zo kunnen we niet langer aanvaarden dat onze landbouwers, die aan zeer strikte milieuen gezondheidseisen moeten voldoen (vooral als het gaat om producthygiëne, duurzame productiemethodes en het welzijn van dieren), opgeofferd worden op het altaar van de internationale handel, en zo het slachtoffer worden van oneerlijke concurrentie en schaamteloze verstoringen van de mededinging door derde landen, die producten op de Europese markt brengen die niet voldoen aan de productievereisten die de Unie oplegt, en dat ongestraft kunnen (blijven) doen. Ik roep de Commissie en het Europees Parlement op om heel waakzaam te zijn, vooral als het gaat om de overeenkomsten met Mercosur, die voor de Europese veeteelt beslist een gevaar inhouden. Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het evenwicht tussen landbouw, ontwikkeling en gemeenschappelijk handelsbeleid is voor de Europese Unie van cruciaal belang. De Europese landbouwsector verdient bijzondere aandacht. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is het oudste gemeenschappelijk beleid en wij moeten ervoor zorgen dat het niet aan kracht inboet. Er zij onderstreept dat deze sector tal van functies vervult en in verband moet worden gebracht met andere sociale en politieke doelstellingen, waaronder de Europa 2020-strategie. De Europese landbouw staat echter niet los van de Europese externe betrekkingen, met name op het gebied van de internationale handel en de ontwikkelingssteun. Het belang van de internationale betrekkingen, met name op basis van overeenkomsten zoals die tussen de Europese Unie en Mercosur, komt tot uiting op politiek en economisch niveau en in de strategische partnerschappen. Het is dan ook essentieel te zorgen voor consistente normen, inzonderheid op landbouwgebied. Daarom heb ik tegen de paragrafen 53 en 54 van dit verslag gestemd. Bovendien stellen vrijhandelsovereenkomsten de sector voor nieuwe uitdagingen en andere realiteiten. In dit verband zij gewezen op de situatie van de ultraperifere regio’s. Hun zwakke economieën zijn voornamelijk gebaseerd op landbouwproducten die gelijken op die van hun Latijns-Amerikaanse partners. Ik ben afkomstig uit een van deze ultraperifere regio’s en wens hier als EP-lid te onderstrepen dat rekening dient te worden gehouden met de eigen kenmerken van deze regio’s en dat tijdens toekomstige onderhandelingen alles in het werk moet worden gesteld om te voorkomen dat hun ontwikkeling op de helling komt te staan. Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag over de EU-landbouw en internationale handel gestemd omdat er enige samenhang moet worden aangebracht tussen het landbouwbeleid, het handelsbeleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU. De landbouw in de EU heeft een essentiële rol op het gebied van de arbeidsvoorziening en de vitaliteit in plattelandsgebieden, en het Europese agrovoedingsmodel is een strategische component van de Europese economie. De mondiale vraag naar voedsel is gestegen als gevolg van de klimaatverandering, hogere productiekosten en een vermindering van de beschikbare landbouwgrond en van drinkwaterbronnen. Ik wil het belang van de handel in landbouwproducten voor de economische ontwikkeling en het uitbannen van armoede onderstrepen. Ik roep de EU op om maatregelen aan te nemen om de landen die het hardst door de voedselcrisis worden getroffen te steunen. Het aandeel van de EU in de mondiale landbouwexporten neemt af. In dit verband denk ik dat de associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur van zeer groot belang is. Daarom moet het Europees Parlement nauw bij de onderhandelingen worden betrokken. We willen dat landbouwproducten die in de EU worden ingevoerd de Europese consument dezelfde
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
garanties op het gebied van gezondheid, voedselveiligheid, duurzame ontwikkeling en sociale minimumnormen biedt als de producten van Europese producenten. Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik wilde mijn stem gebruiken om mijn standpunt (en rotsvaste overtuiging) opnieuw tot uitdrukking te brengen, en die luidt dat we ons landbouwmodel niet mogen opofferen op het altaar van uitsluitend economische overwegingen. Het is de bedoeling dat de handel tussen de tussen de EU en haar partners wordt geopend en geliberaliseerd, maar dat mag niet tot gevolg hebben dat we hier een herziening gaan doorvoeren van de eisen die wij ter bescherming van de consument aan de voedselkwaliteit en -veiligheid stellen. Daarom wil ik graag duidelijk maken dat we in onze landbouwovereenkomsten met derde landen moeten aandringen op wederkerigheid, zowel voor de handelsbepalingen zelf als voor de sociale normen en de gezondheidsvereisten. We mogen dus geen extra concessies doen zonder garanties. Ik geloof ook dat we altijd op onze hoede moeten blijven bij het zeker stellen van de belangen van onze landbouwers. Als Europa erin geslaagd is een nauwe band te scheppen tussen zijn landbouw en zijn grondgebied, en als het ons hier gelukt is een landbouwproductie van zeer goede kwaliteit voort te brengen, dan is dat allemaal dankzij de inspanningen van de landbouwers. Het is dus onze plicht om te verzekeren dat er in de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en haar partners sprake is van eerlijke mededinging. Daarom dring ik aan op de invoering van beschermende mechanismen voor de landbouwers in Europa, om ze te helpen het hoofd te bieden aan eventuele verstoringen van de mededinging. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag van de heer Papastamkos over de EU-landbouw en de internationale handel gestemd. Juist omdat ik uit Oostenrijk kom, ken ik de problemen van onze landbouwers maar al te goed, uit eerste hand. De Europese landbouw is een van de pijlers van de Unie, van onze gezamenlijke cultuur en van ons dagelijks leven. De rapporteur verzoekt de Commissie om de Europese landbouwbelangen offensief en actief te behartigen. De EU is de grootste importeur van landbouwproducten ter wereld. We moeten er absoluut voor zorgen dat de ingevoerde producten voldoen aan dezelfde strenge eisen die gelden voor producten uit de EU. Verslag: Martin Häusling (A7-0026/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik hecht mijn goedkeuring aan dit verslag omdat de Commissie er mijns inziens voor moet zorgen dat haar wetgevingsvoorstellen voor de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) passende en betrouwbare maatregelen en instrumenten omvatten die de landbouwers helpen om de vruchtwisselingsystemen te verbeteren. Het terugdringen van het proteïnetekort in de Europese Unie moet een essentieel onderdeel van de hervorming van het GLB zijn, ten bate van de Europese landbouwers en de interne markt. Dergelijke maatregelen zijn buitengewoon nuttig, aangezien thans op slechts 3 procent van het totale akkerbouwland eiwithoudende gewassen worden verbouwd en de Europese Unie veertig miljoen ton eiwithoudende gewassen invoert, een hoeveelheid die goed is voor 80 procent van de interne consumptie. Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De invoer van eiwithoudende gewassen vertegenwoordigt het equivalent van twintig miljoen hectaren akkerbouwgrond buiten de EU, of meer dan 10 procent van de akkerbouwgrond van de Europese Unie, maar deze gewassen zijn niet onderworpen aan dezelfde gezondheids- en milieuvoorschriften als Europese gewassen. De tekorten aan ingevoerde eiwithoudende gewassen brengen extra kosten mee voor de veeteelt- en de diervoedersector in de EU en brengen de economische
167
168
NL
Handelingen van het Europees Parlement
levensvatbaarheid van de interne vleesproductie in gevaar. Evenwichtsherstel tussen vraag en aanbod van granen, eiwithoudende gewassen en oliehoudende zaden in de EU zou grote economische voordelen kunnen opleveren voor de landbouwers en de levensmiddelenen diervoederindustrie en zou een gevarieerd aanbod van gezonde en hoogwaardige levensmiddelen ten goede komen. Bovendien moet worden opgemerkt dat, met betrekking tot de klimaatverandering, de productie van eiwithoudende gewassen kan bijdragen tot een aanzienlijke verlaging van de broeikasgasemissies dankzij de assimilatie en vastlegging van stikstof in de bodem, waardoor er ook minder synthetische stikstofhoudende meststoffen hoeven te worden gebruikt. Deze gewassen helpen ook om de bodemverzuring te verminderen, de bodemstructuur te verbeteren, het gebruik van herbiciden terug te dringen en meer biodiversiteit te bevorderen, wat goed is voor de bestuiving. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik voorstander ben van een beter evenwicht tussen de productie van dierlijk en plantwaardig eiwit en van het gebruik van inheemse eiwithoudende gewassen. Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) 70 procent van de eiwit- en oliehoudende gewassen die momenteel in de Europese Unie worden geconsumeerd wordt geïmporteerd, vooral uit Brazilië, Argentinië en de Verenigde Staten. Aangezien deze producenten niet aan dezelfde regels op het gebied van milieu, gezondheid en genetisch gemodificeerde organismen zijn onderworpen als hun Europese producenten, heeft de Europese Unie besloten haar beleid ten aanzien van eiwithoudende gewassen te herzien en de interne productie op dit gebied te vergroten. Voor de Europese consumenten betekent dat gezonder en gevarieerder voedsel. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze belangrijke resolutie gestemd. De afgelopen tien jaar is de productie van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie afgenomen, terwijl onze markt grotendeels afhankelijk is geworden van de invoer hiervan. Deze situatie is veroorzaakt door eerder gesloten internationale handelsovereenkomsten, in het kader waarvan de EU haar graanareaal mocht beschermen in ruil voor belastingvrije invoer van eiwithoudende gewassen en oliehoudende zaden in de EU. Hierdoor werden voorwaarden geschept om de benodigde productie goedkoop in te voeren en het concurrentievermogen van de landbouw, met name de veeteeltsector, te waarborgen. Binnen de EU zelf verloren landbouwers en verwerkingsbedrijven echter hun belangstelling voor deze sector. Het aantal onderzoeksprogramma's op het gebied van plantaardige eiwitten liep terug, de ontwikkeling van ziektebestendige en hoogrenderende variëteiten werd gestaakt en in heel Europa gaat praktische ervaring met de productie van eiwithoudende gewassen verloren. De huidige marktsituatie met voortdurend schommelende prijzen en een hoge prijs voor eiwithoudend voeder heeft mogelijk een negatieve invloed op de veeteeltsector in de EU, die grotendeels afhankelijk is van invoer. Daarom moet de Commissie per direct maatregelen overwegen die de productie en opslag van eiwithoudende gewassen in de EU bevorderen en steun bieden aan landbouwers die dergelijke gewassen verbouwen. Dit zou moeten worden weerspiegeld in de hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Op deze manier zou deze sector zich kunnen herstellen, zouden inkomsten van landbouwers worden gewaarborgd en zou een bijdrage worden geleverd aan duurzame landbouw in de EU. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) De afhankelijkheid van een aantal Europese sectoren van markten buiten de EU vormt een probleem dat niet alleen grondstoffen, maar ook voedsel betreft. In het bijzonder wordt in het verslag van de heer Häusling benadrukt dat Europa elk jaar meer dan 40 miljoen ton eiwithoudende gewassen invoert, hoofdzakelijk sojabonen en
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
maïsglutenvoer, die in totaal 80 procent van de EU-consumptie van eiwithoudende gewassen beslaan. Met het oog op deze stand van zaken kan ik de wensen van de heer Häusling alleen maar ondersteunen. Hij hoopt dat het toekomstige GLB zal inhouden dat Europa een landbouwbeleid zal aanmoedigen dat gericht is op de afbraak van deze afhankelijkheid van invoer, hetgeen een evident positief effect zal hebben op de kwaliteitscontrole en de duurzaamheid van de toevoerketen. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De laatste tien jaar is de teelt van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie fors achteruitgegaan. Daarom moeten we dringend maatregelen nemen om het risico van afhankelijkheid van de internationale markten en hun prijsvolatiliteit te bestrijden. Ik verleen dan ook mijn steun aan de genoemde hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de invoering van nieuwe bepalingen die niet alleen de landbouwers helpen om de vruchtwisselingsystemen te verbeteren, maar tevens bijdragen aan de totstandbrenging van wetenschappelijke dienstverlening en onderzoek ter ondersteuning van eiwithoudende zaadgewassen. Tevens zij gewezen op het belang van een gedecentraliseerde aanpak ten aanzien van onderzoeksprogramma’s, zodat rekening kan worden gehouden met de plaatselijke kennis van landbouwers en met duurzame landbouwsystemen. Daarom steun ik het voorstel dat de Commissie zou kunnen overwegen om weer een eenheid landbouwonderzoek in te stellen bij het directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Overeenkomstig de gegevens uit dit verslag is de productie van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie de laatste tien jaar met 30 procent gedaald. De rapporteur verklaart evenwel het volgende: “Op slechts 3 procent van het totale akkerbouwland van de Unie worden momenteel eiwithoudende gewassen verbouwd. Ondanks de overheidssteun is de productie van drooggeoogste peulvruchten weer ingezakt en besloeg zij in 2008 ruw geschat nog slechts een miljoen ha. Jaarlijks wordt meer dan veertig miljoen ton eiwithoudende gewassen ingevoerd; dat is 80 procent van de totale consumptie in de Europese Unie”. Deze cijfers zouden moeten volstaan om de aandacht van de politieke leiders te trekken en een wijziging van het beleid te rechtvaardigen. Op een moment dat de voedselprijzen hoger liggen dan ooit en de voedselzekerheid in gevaar brengen, mag de Europese Unie tijdens de huidige herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet voorbijgaan aan het probleem van de productie van eiwithoudende gewassen. Het is belangrijk dat zij hiervoor een oplossing tracht te vinden. Dat betekent dat resoluut moet worden gekozen voor het bevorderen van de productie van deze gewassen. Op die manier zal de invoer afnemen en zal de landbouw de bescherming van het milieu in de hand werken, aangezien eiwithoudende gewassen kunnen bijdragen tot een aanzienlijke verlaging van de broeikasgasemissies. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Uit recentelijk gepubliceerde gegevens van de Europese Commissie blijkt dat de productie van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie fors is gedaald, met bijna 30 procent. Dit bewijst dat er iets is misgegaan met het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Deze situatie verplicht de Europese Unie ertoe om ruim veertig miljoen ton eiwithoudende gewassen in te voeren en gaat terug op in het verleden gesloten overeenkomsten, waaronder de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) en het Blair House-akkoord, in het kader waarvan oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen belastingvrij mogen worden ingevoerd in de Europese Unie. De recente klimaatverandering heeft deze kwestie op de agenda geplaatst en tot een belangrijk element van de op handen zijnde hervorming van het
169
170
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gemeenschappelijk landbouwbeleid gemaakt. Aan de verbouwing van eiwithoudende gewassen, in combinatie met meer uitgebreide vruchtwisselingsystemen, zijn grote voordelen verbonden, niet alleen op milieugebied, maar ook met het oog op het beperken van de kosten, omdat deze gewassen de bodem verrijken via de vastlegging van stikstof. Ik stem voor dit verslag, dat ten doel heeft het proteïnetekort in de Europese Unie terug te dringen, en ik hoop dat deze aanbevelingen, waaronder het verlenen van steun aan landbouwers die opteren voor eiwithoudende gewassen en vruchtwisseling, in aanmerking zullen worden genomen bij de opstelling van het nieuwe GLB. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het proteïnetekort in Europa en het gebrek aan evenwicht tussen de plantaardige en dierlijke proteïneproductie vormen een steeds groter probleem dat gevolgen heeft voor de menselijke consumptiegewoonten, de voedselkwaliteit, de voedselzekerheid en de crisis in de veeteeltsector. De rapporteur komt met veelzeggende en verontrustende cijfers die ons ertoe verplichten om aandacht aan dit probleem te besteden en maatregelen te nemen om het oplossen. Het gebrek aan evenwicht is terug te voeren op het vigerende landbouw- en handelsbeleid, en om de huidige situatie te verhelpen moeten beide beleidsterreinen diepgaand worden gewijzigd, iets waar het verslag aan voorbijgaat. De aanpak van het huidige tekort en gebrek aan evenwicht dient gebaseerd te zijn op het verlenen van steun voor de toename en diversificatie van eiwithoudende gewassen en het toepassen van een beleid dat gericht is op een geleidelijke vervanging van de invoer. De rapporteur erkent deze noodzaak en komt met onzes inziens belangrijke en goede maatregelen, zoals het scheppen van marktvoorwaarden die gunstig zijn voor de lokale productie, afzet en consumptie en het opzetten van modellen voor korte leveringsketens voor producten die vrij zijn van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). Tegelijkertijd wordt echter de deur geopend naar oplossingen die ons zorgen baren en die wij onmogelijk kunnen accepteren, zoals het opheffen van de nultolerantie voor de aanwezigheid van GGO’s in ingevoerde diervoeders, waardoor de strikte naleving van het voorzorgsbeginsel op de helling komt te staan. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft ten doel een antwoord te bieden op het probleem van het proteïnetekort in Europa en op het gebrek aan evenwicht tussen de plantaardige en dierlijke proteïneproductie. Zoals bekend wordt dit probleem alleen maar erger, met alle gevolgen vandien voor de wijziging van de menselijke consumptiegewoonten, de voedselkwaliteit, de voedselzekerheid en de crisis in de veeteeltsector. Het gebrek aan evenwicht is terug te voeren op het vigerende landbouw- en handelsbeleid, en om de huidige situatie te verhelpen moeten beide beleidsterreinen diepgaand worden gewijzigd, iets waar het verslag helaas aan voorbijgaat. Wij zijn van oordeel dat de aanpak van het huidige tekort en gebrek aan evenwicht gebaseerd dient te zijn op het verlenen van steun voor de toename en diversificatie van eiwithoudende gewassen en het toepassen van een beleid dat gericht is op een geleidelijke vervanging van de invoer. Hoewel de rapporteur deze noodzaak erkent en met onzes inziens belangrijke en goede maatregelen komt, opent hij de deur naar oplossingen die ons zorgen baren en die wij onmogelijk kunnen accepteren, zoals het opheffen van de nultolerantie voor de aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen in ingevoerde diervoeders, waardoor de strikte naleving van het voorzorgsbeginsel op de helling komt te staan.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de invoer van eiwitten uit derde landen is een groot probleem, aangezien er voor geïmporteerde groenten geen gelijkwaardige kwaliteit wordt gewaarborgd. Deze eiwithoudende gewassen worden hoofdzakelijk in de veehouderij gebruikt, wat een risico vormt voor het prijssysteem, aangezien de volatiliteit van deze prijzen op de internationale markten exponentieel is gegroeid. Derhalve steun ik de heer Häusling in zijn mening om de afhankelijkheid van de EU van de invoer verder te terug te brengen. Martin Häusling (Verts/ALE), schriftelijk. − (DE) Met haar verslag “Over het proteïnetekort in de EU: welke oplossing voor een allang bestaand probleem?” heeft de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling enkele zeer goede oplossingen gepresenteerd om het eiwittekort in de EU aan te pakken, zoals bijvoorbeeld de herziening van het Blair House-akkoord met de VS, dat de belastingvrije invoer van eiwithoudende gewassen uit de Verenigde Staten toestaat. Andere oplossingen hebben betrekking op het gebruik van eiwithoudende gewassen in de vruchtwisselingssystemen of de bevordering van onderzoek en advies, alsmede op uitbreiding van de zaadontwikkeling en de infrastructuren voor de eiwitproductie. Jammer genoeg heeft een meerderheid van de leden van drie fracties, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, amendementen ingediend die in tegenspraak zijn met dit duidelijke standpunt van het Parlement. Zij eisen een versoepeling van de invoer van eiwithoudende gewassen, met name van soja, inclusief in de EU niet toegestane genetisch gemanipuleerde organismen (GGO’s). Helaas zijn deze amendementen tijdens een stemming in de plenaire vergadering van het Europees Parlement met een krappe meerderheid aangenomen. Ik ben er echter van overtuigd dat het verzoek om een verhoging van de invoer van genetisch gemodificeerde soja haaks staat op onze eigenlijke doelstelling, versterking van de zelfvoorziening in de EU. Dit standpunt strookt niet met de wensen van een duidelijke meerderheid van de mensen in Europa, die het gebruik van GGO’s in de landbouw afwijzen. Ik betreur dit stemgedrag en heb in mijn hoedanigheid van rapporteur besloten dit verslag terug te geven. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid adequate en betrouwbare nieuwe maatregelen en instrumenten moet behelzen waarmee boeren worden gesteund bij het verbeteren van vruchtwisselingsystemen om het huidige eiwittekort en prijsschommelingen aanzienlijk terug te dringen. Het eiwittekort in de EU neemt geleidelijk toe en de EU produceert slechts 30 procent van de eiwithoudende gewassen die worden gebruikt voor diervoeder. Eiwithoudende gewassen beslaan momenteel slechts 3 procent van de landbouwgrond in de EU, en daarom is de EU gedwongen om 70 procent van deze gewassen te importeren voor diervoeder. Het uitgebreide gebruik van eiwithoudende gewassen in vruchtwisselingen biedt grote voordelen op het gebied van milieu, landbouw en klimaatmatiging. Wat betreft klimaatverandering kunnen peulvruchten de broeikasemissies aanzienlijk beperken door de assimilatie en vastlegging van stikstof in de bodem, als gevolg waarvan het gebruik van stikstofhoudende mest kan worden beperkt. Door een hoger percentage eiwithoudende gewassen in het vruchtwisselingsysteem worden de vruchtbaarheid en de structuur van de bodem, de opslag van voedingsmiddelen en de gezondheid van de gewassen die dit oplevert verbeterd. Vaste gras-klavermengsels voor diervoeder en mengsels van granen en eiwitten bedekken de bodem beter en beperken op die manier het wegvloeien van voedingsmiddelen in het grondwater en rivieren en bieden betere omstandigheden voor bijen en andere bestuivende insecten. Uitgebreide
171
172
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vruchtwisseling beperkt de behoefte aan gewasbeschermende interventies en kan bijdragen tot het behoud van de verscheidenheid aan wilde en gecultiveerde soorten en rassen. Peter Jahr (PPE), schriftelijk. − (DE) De eiwitproductie in de Europese Unie is in de afgelopen jaren dramatisch gedaald. Dit heeft tot gevolg dat wij nu in verontrustende mate afhankelijk zijn van invoer. Daarom wil ik de rapporteur bedanken dat de Commissie thans wordt verzocht op de middellange en lange termijn maatregelen te nemen om dit probleem aan te pakken. Zolang de Europese Unie echter niet in staat is om in voldoende mate in haar eigen behoefte te voorzien, dienen we ook na te denken over wijzigingen met betrekking tot onze invoerbepalingen. Een technische oplossing voor het vaststellen van minieme sporen van genetisch gemodificeerde organismen in ingevoerde eiwitproducten zou ervoor kunnen zorgen dat er voldoende soja op de Europese markt is. Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Momenteel werkt het beleid voor eiwithoudende gewassen in Europa in het nadeel van boeren en producenten omdat zij gedwongen worden hiervoor prijzen te betalen die afhankelijk zijn van de grillen van de wereldmarkt. Het is ook ongunstig voor consumenten die vlees en melk kopen die afkomstig zijn van met deze gewassen gevoerde dieren. Oppervlakte- en klimaatomstandigheden maken het mogelijk om de teeltstructuur van eiwithoudende gewassen in de EU te veranderen. Met het oog op biodiversiteit en het tegengaan van klimaatsveranderingen is dit zelfs een gewenste ontwikkeling. Veevoeder dat uit derde landen wordt ingevoerd hoeft minder strenge controles te ondergaan dan Europees veevoeder. We kunnen daarom niet honderd procent zeker zijn van hun kwaliteit of van de herkomst van de grondstoffen waaruit het is samengesteld. Om deze situatie te veranderen zijn onmiddellijke maatregelen geboden, anders blijken onze garanties voor veilige en gezonde Europese voedingsmiddelen van de hoogste kwaliteit slechts loze woorden. Een volgende oplossing voor het proteïnetekort in de EU is de versoepeling van de voorschriften die het voederen van vleesbeendermeel aan dieren verbieden. Bij pluimvee en varkens is bij deze manier van voederen namelijk geen gevaar van ziekteoverdracht vastgesteld, terwijl het verbod in eerste instantie toch was ingesteld in verband met de ziekte BSE. De toepassing van vleesbeendermeel in de veehouderij verlaagt de productiekosten. Bij een dalend rendement van de vleesproductie is dit van groot belang. Hierdoor kan ook de import van eiwithoudend veevoeder uit Amerika verminderd worden. Sandra Kalniete (PPE), schriftelijk. – (LV) Uit vele onderzoeken blijkt dat het proteïnetekort in de Europese Unie in de afgelopen tien jaar aanzienlijk is gestegen. Om deze reden is de Europese Unie in toenemende mate afhankelijk geworden van geïmporteerde proteïne. Veel sectoren lopen het risico dat ze, ten gevolge van de prijsvolatiliteit op de internationale markt niet in staat zullen zijn om tegen redelijke prijzen eiwithoudende gewassen te verkrijgen. Helaas zijn bij het sluiten van overeenkomsten met andere landen enkele jaren geleden ongunstige concurrentievoorwaarden geschapen voor de teelt van eiwithoudende gewassen in de EU. Nu ervaren we de consequenties van deze ondoordachte besluiten en daarom is het belangrijk om te begrijpen wat er is gebeurd, zodat we kunnen bepalen welke richting we moeten uitgaan om het proteïnetekort op te lossen. We zijn momenteel actief bezig met een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). In dit verband richten we ons op steun voor actieve boeren, bescherming van het milieu en de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Met betrekking tot de hervorming van het GLB mogen we echter ook andere kwesties niet uit het oog verliezen. In deze resolutie wordt benadrukt dat een groter gebruik van eiwithoudende gewassen zorgt voor een aanmerkelijke verbetering van het agrarische milieu en bijdraagt aan de mitigatie van klimaatverandering. Ik vind deze
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
argumenten voldoende overtuigend, ook als oplossing voor proteïnetekorten in het kader van de hervorming van het GLB. Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) De EU is in de veehouderijsector sterk afhankelijk van de invoer van diervoeders omdat zij de benodigde diervoeders niet zelf produceert. 70 procent van de eiwithoudende gewassen die nodig zijn voor diervoeding wordt ingevoerd uit Brazilië, Argentinië en de VS. In het verslag over dit proteïnetekort wordt dit probleem duidelijk ter sprake gebracht en wordt gevraagd om strenge normen ten aanzien van diervoeders. Ingevoerde producten moeten tevens voldoen aan kwaliteits-, milieu- en sociale normen. Bovendien moeten grondstoffen die geschikt zijn voor de productie van diervoeders efficiënter worden gebruikt. Het is van belang dat onze grote afhankelijkheid van derde landen wordt verminderd omdat hierdoor prijsschommelingen ontstaan en de productieomstandigheden nauwelijks inzichtelijk zijn. Dit lukt uitsluitend indien we de productie van eiwithoudende gewassen in de EU weer zelf ter hand nemen, zoals in dit verslag wordt voorgesteld. Ik ben echter faliekant tegen het verbouwen van genetisch gemanipuleerde gewassen op Europese akkers. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, verklaren dat de eiwithoudende gewassen momenteel slechts 3 procent van het akkerland in de EU in beslag nemen en slechts voorzien in 30 procent van de vraag naar plantaardige eiwitten die als veevoer worden gebruikt, is een realiteit beschrijven die voor de meeste mensen lastig te begrijpen is. De afname in het aanbod van plantaardige eiwitten is paradoxaal nu de productie van plantaardige eiwitten een reeks positieve effecten blijkt te genereren die nodig zijn voor het landbouwecosysteem, gunstig zijn voor de kwaliteit van de dierlijke producten en belangrijk zijn voor het evenwicht van de marktprijzen. Het debat hierover, waar in de commissie al een begin mee is gemaakt, is fundamenteel voor het herdefiniëren van de rol die de teelt van plantaardige eiwitten zal spelen in de context van de toekomstige uitdagingen voor de Europese landbouw. Ik verwijs naar de strijd tegen de klimaatverandering en voor het correcte gebruik van natuurlijke hulpbronnen, waaraan in deze fase, waarin het kader van het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt opgesteld, de nodige aandacht wordt gegeven. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, dat ik als symbool beschouw van een nieuwe fase, die direct van start moet gaan, om het tekort aan plantaardige eiwitten terug te brengen. Ik beschouw het opstellen van een kaderprogramma voor gedecentraliseerd landbouwonderzoek van primair belang om de samenwerking te verbeteren, goede praktijken te delen en het verbeteringsproces van de teelt van aan lokale omstandigheden aangepaste eiwithoudende gewassen te versnellen en daarmee de toevoerketen in de verschillende lidstaten te innoveren. Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De teelt van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie is het afgelopen decennium achteruitgegaan. Momenteel wordt slechts 3 procent van het akkerbouwland van de EU gebruikt voor de productie van eiwithoudende gewassen en die productie levert slechts 30 procent van de eiwithoudende gewassen die in de EU als diervoeder worden geconsumeerd. Ik steun de opvatting van de rapporteur dat deze situatie moet veranderen, omdat dit goed zal zijn voor de menselijke gezondheid, het milieu en de biodiversiteit. De Europese Commissie moet een verslag opstellen over de mogelijkheden en opties om de eigen EU-productie van eiwithoudende gewassen op te voeren door middel van nieuwe beleidsinstrumenten. Ook de invoering van een mechanisme
173
174
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voor toezicht op de herkomst van in de Europese Unie geïmporteerde eiwithoudende gewassen is nuttig. David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, waarin aandacht wordt gevraagd voor het proteïnetekort in de EU en de noodzaak om dat tekort aan te vullen, maar ik ben tegen maatregelen die zouden betekenen dat de subsidies aan landbouwers worden verhoogd om de eiwitproductie van de EU te waarborgen. Ik ben van mening dat het stimuleren van de interne teelt van eiwithoudende gewassen dient te gebeuren in overeenstemming met een hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid dat ervoor zorgt dat de EU zich ontwikkelt in de richting van duurzame landbouw en meer marktgerichtheid en, heel belangrijk, minder handelsverstorende subsidies. Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) De sterke neergang in de teelt van proteïnerijke gewassen en de vervanging van de lokale productie door grootschalige goedkope invoer kunnen op de lange duur negatieve gevolgen krijgen, zeker als het gaat om de teloorgang van kennis en ervaring ten aanzien van de teeltwijzen. Ook dreigt hierdoor het onderzoek naar de teelt van deze gewassen onder de eigen lokale omstandigheden sterk achteruit te gaan. Verder is het van belang dat de veelzijdigheid van deze productie qua aanbod op peil wordt gehouden. Zoals reeds in een groot aantal verslagen en voorstellen dat hier in het Parlement de revue is gepasseerd is benadrukt, dient ook de kwaliteit van de productie op peil te worden gehouden. Met betrekking tot de eerder genoemde producten dienen er, als onlosmakelijk onderdeel van de controle op de lokaal toegepaste landbouwmethodes en –middelen, monsters te worden genomen om deze vervolgens te analyseren. Ook moet de kwaliteit van deze producten uiterst nauwkeurig en grondig worden gecontroleerd, onder gebruikmaking van moderne laboratoriummethodes en een eenduidige oorsprongsaanduiding van de ingevoerde producten. De meeste EU-landen hebben zo hun eigen typische gewassen in deze categorie. In de Tsjechische Republiek zijn dat erwten. Deze worden daar al sinds jaar en dag verbouwd, maar laten de laatste jaren een dalende trend zien. De Tsjechische Republiek staat door de bank genomen positief tegenover onderhavig verslag. Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) De productie van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie vertoont een steeds grotere afname, waardoor een alarmerende situatie ontstaat. Het eiwittekort veroorzaakt niet alleen een onbalans in de landbouwproductie, maar ook op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van landbouwtechnieken. De landbouwers hebben namelijk langzamerhand hun interesse voor eiwithoudende gewassen verloren, wat ertoe heeft geleid dat de praktische ervaring met deze gewassen op Europees niveau verloren is gegaan. Het is daarom noodzakelijk om de urgentie van de situatie, zoals aangegeven in het verslag, op te volgen en om een echt geïntegreerd Europees beleid te formuleren. Alleen met een meer evenwichtige toevoer en consumptie van eiwithoudende gewassen binnen de EU kunnen we het hoofd bieden aan nieuwe uitdagingen, zoals de klimaatverandering of het verlies aan agrarische biodiversiteit. Wij hopen daarom dat de Europese Commissie de mogelijkheden gaat onderzoeken om het huidige probleem van het eiwittekort op te lossen via een radicale hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waardoor we die nieuwe uitdagingen kunnen aangaan. Het zou een geschikte oplossing kunnen zijn om een extra beloning in te stellen voor een verplichte teeltrotatie van minimaal vier verschillende gewassen, waarvan ten minste één eiwithoudend gewas. Tenslotte zal er een eenheid voor landbouwonderzoek moeten worden ingesteld bij het directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling van de Commissie, om
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
consumenten en cateringbedrijven te motiveren om meer milieubewuste voedselkeuzes te maken. Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit initiatiefverslag over het proteïnetekort in de EU gestemd. Europa is voor eiwithoudende gewassen, die voornamelijk als veevoeder worden gebruikt, in zeer sterke mate afhankelijk van de invoer. Die afhankelijkheid maakt Europa erg gevoelig voor prijsschommelingen op de internationale markten. Om de daarmee samenhangende risico’s terug te dringen stellen we voor dat er bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid nieuwe maatregelen worden vastgelegd om landbouwers te helpen bij het verbeteren van gewasrotatiesystemen en te investeren in onderzoek naar zaden van eiwithoudende gewassen. Landbouwers zouden extra training in gewasrotatie en het verbouwen van gemengde gewassen moeten krijgen. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het verslag-Haüsling wás erg goed. Vergroting van de proteïne-onafhanklijkheid van de Unie, bevordering van kortere toevoerlijnen en steun aan landbouwers om ze te helpen de uitstoot van broeikasgassen te verminderen – dat zijn allemaal maatregelen die ik steun. De lobbies voor genetisch gemodificeerde gewassen (GGO’s) en hun vertegenwoordigers zijn er echter in geslaagd dit verslag om te buigen in een pleidooi voor het toelaten van besmet voedsel in Europa. In het verslag wordt ook gepleit voor een herintroductie van diermeel, met alle daaruit voortvloeiende risico’s. Het is hoog tijd om de productie van eiwithoudende gewassen naar andere gebieden te verplaatsen. Dit verslag, zoals het er nu uitziet, zal ons daartoe niet in staat stellen. Ik zal tegen dit verslag stemmen als het gebruik van GGO’s en diermeel door dit Parlement wordt goedgekeurd. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is essentieel om de productie van eiwithoudende gewassen – planten met een hoog eiwitgehalte – op te voeren teneinde de afhankelijkheid van ingevoerde soja te reduceren, de voedselzekerheid te waarborgen en het milieu te beschermen. Er zijn wetenschappelijke studies voorhanden waaruit blijkt dat eiwithoudende gewassen voordelen hebben voor het milieu, met name door het terugdringen van de broeikasgasemissie en het verbeteren van de biodiversiteit en de bodemkwaliteit. Het is bijzonder verontrustend dat eiwithoudende gewassen slechts 3 procent van de Europese landbouwproductie vertegenwoordigen. En het is onaanvaardbaar dat wij 80 procent van onze totale consumptie invoeren. Het is dan ook van groot belang dat er maatregelen worden genomen om deze situatie te verhelpen in het kader van de steunregeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013. Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Het verslag-Häusling over het proteïnetekort in de Europese Unie en de zoektocht naar oplossingen hebben enkele positieve elementen opgeleverd, zoals steun aan landbouwers die bijdraagt tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Toch heb ik tegen dit verslag gestemd, omdat in de tekst openlijk wordt gepleit voor genetisch gemodificeerde organismen en hierdoor de deuren volledig worden opgengezet voor de invoer van besmet voedsel en meel van dierlijke herkomst op Europees grondgebied. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) In het verslag wordt de Commissie verzocht om bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toereikende en betrouwbare maatregelen en instrumenten in het beleid op te nemen om boeren te steunen bij het verbeteren van de vruchtwisseling. Er wordt gevraagd om een wetgevingsvoorstel dat het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten uit slachtafval voor de productie van voeders
175
176
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voor eenmagige dieren (varkens en pluimvee) toestaat. Maar wat verandert er als deze toestemming wordt verleend? Het is onmogelijk om het verbod te controleren. Waarom zouden we tijd besteden aan een verslag dat onnodig en niet eenvoudig te begrijpen is, alleen maar om een ‘vinkje’ achter een rapporteur te kunnen zetten? Ik heb mij onthouden van stemming omdat ik niet stem voor onduidelijke, ‘in elkaar gedraaide’ initiatieven. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Eiwithoudende gewassen zijn een belangrijk onderdeel van de diervoederindustrie en vormen derhalve een cruciale economische factor. De teelt van eiwithoudende gewassen is echter een onderwerp dat weinig positieve belangstelling heeft gewekt in Europa. In de afgelopen tien jaar is de teelt van deze gewassen met wel 30 procent gedaald – de enige uitzondering wordt gevormd door soja; daarvoor bedraagt de daling slechts 12 procent. Slechts 3 procent van het akkerbouwland in de EU wordt gebruikt voor de productie van eiwithoudende gewassen. Dit levert, zoals blijkt uit studies, niet alleen aanzienlijke economische nadelen op, aangezien het leidt tot een aandeel van de invoer van 80 procent, maar ook nadelen op het gebied van de akkerbouw. Door het verbouwen van eiwithoudende gewassen komt namelijk stikstof in de grond, waardoor deze vruchtbaarder wordt. Ook de onderzoekssector lijdt onder de geringe vraag naar zaden van eiwithoudende gewassen. Hier is al een neerwaartse spiraal ingezet. Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat ik vrees dat het verbouwen van traditioneel zaad hierdoor wordt belemmerd. James Nicholson (ECR), schriftelijk. − (EN) De algemene insteek van dit verslag is dat we in plaats van het importeren van proteïne uit derde landen beter onze landbouwers kunnen stimuleren om hier in Europa eiwithoudende gewassen te produceren. Dit standpunt gaat voorbij aan het feit dat Europa als gevolg van natuurlijke beperkingen eenvoudigweg niet in staat is de hoeveelheden soja en maïs die nodig zijn om in de behoeften van onze landbouwers te voorzien tegen een haalbare prijs te produceren. Betaalbare importen van proteïne uit derde landen als de VS zijn cruciaal als we voor voedselzekerheid willen zorgen en voorwaarden willen scheppen waarbinnen boeren een fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen met landbouw. Bovendien wordt in het verslag gesteld dat we de mogelijkheid voor het gebruik van dierlijke eiwitten als bestanddeel van diervoeders moeten onderzoeken. Ik denk, na onze ervaringen met BSE, dat we niet voor die aanpak moeten kiezen, en ik denk ook dat dat niet nodig is als er een toereikende aanvoer van soja en maïs beschikbaar is voor de landbouwers. Om die redenen heb ik tegen het verslag gestemd. Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin een aantal belangrijke problemen met betrekking tot het functioneren van de Europese landbouw aan de orde worden gesteld. Ik vind echter dat we ons meer op oplossingen moeten richten. In dat verband moeten we meer openstaan voor het gebruik van de meest recente, geavanceerde wetenschappelijke oplossingen uit de biotechnologische sector. Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Dit verslag ondersteunt het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen en van beendermeel. In het algemeen zouden dierlijke proteïnen slechts in diervoeder mogen worden toegestaan indien alle wetenschappelijke bewijzen en controles die negatieve effecten voorkomen (men denke aan het BSE-schandaal) beschikbaar zijn. Ik heb derhalve tegen dit verslag gestemd. Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Het eiwittekort in de EU is een relevante en belangrijke kwestie. Aangezien dit probleem diepgeworteld is in de EU en de eiwittekorten voortdurend toenemen, moeten we alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat dit
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
probleem zo snel mogelijk wordt aangepakt en dat de productie van lokale eiwithoudende gewassen stijgt. Ik denk dat deze resolutie een belangrijke stap op weg naar de oplossing van dit probleem is. Een toename van de teelt van eiwithoudende gewassen matigt niet alleen het effect van de klimaatverandering, maar heeft ook een positief effect op het inkomen van boeren. Verder is de versterking van de veeteeltsector in de EU een belangrijke factor, aangezien dat dit de afhankelijkheid van de import van eiwithoudende gewassen binnen de sector zou verminderen en het concurrentievermogen zou doen toenemen. Ik ben van mening dat de Commissie onmiddellijk in actie moet komen om te zorgen dat zelfs gewassen met een geringe hoeveelheid genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) niet op de EU-markt mogen verschijnen. Zelfs een laag niveau van GGO’s in eiwithoudende gewassen voor voeding en diervoeder naar de EU wordt geïmporteerd mogen we niet toestaan. Ik ben het eens met de voorstellen dat onderzoek naar het kweken en leveren van zaden voor eiwithoudende gewassen moet worden gesteund, evenals met de voorstellen voor een kader voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen met het oog op de invoering van betere, gedecentraliseerde faciliteiten voor de productie van diervoeders. Ik vind dat vruchtwisseling in de EU actief moet worden gestimuleerd door middel van financiële steun aan boeren, waarmee het huidige eiwittekort en prijsschommelingen kunnen worden beperkt. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag-Häusling (A7-0026/2011) gestemd, omdat in de tekst wordt aangedrongen op het gebruik van in de Europese Unie geproduceerde eiwitten in diervoeding, een probleem dat gedurende lange tijd mede ten grondslag heeft gelegen aan het zwakke concurrentievermogen van de Europese landbouw. De laatste tien jaar heeft het tekort in de productie van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie verontrustende proporties aangenomen en deze trend blijft zich doorzetten. De productie van de belangrijkste drooggeoogste peulvruchten is met gemiddeld 30 procent gedaald, en die van sojabonen met 12 procent. Deze tendens leidt tot verdere toename van de nu al alarmerende afhankelijkheid van de Unie van ingevoerde eiwithoudende gewassen, die hoofdzakelijk worden gebruikt voor diervoeders; deze situatie levert met name risico’s op voor de Europese veeteelt, aangezien de prijsvolatiliteit op de internationale markten aanzienlijk is toegenomen. De Commissie moet dringend zorgen voor een onbelemmerde voorziening van de EU-markt met soja door een technische oplossing te vinden voor de aanwezigheid van geringe hoeveelheden genetisch gemodificeerde gewassen in voor diervoeding bestemde eiwithoudende gewassen en voor in de EU geïmporteerde diervoeders. Een tekort aan ingevoerde soja brengt extra kosten mee voor de veeteelt- en de diervoedersector in de Europese Unie en brengt de economische levensvatbaarheid van de interne vleesproductie in gevaar. Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Op slechts 3 procent van het totale akkerbouwland (uitgezonderd groenten en fruit) van de Unie worden momenteel eiwithoudende gewassen verbouwd. In 2008 werd ruwweg nog maar een miljoen hectare gebruikt voor de productie van drooggeoogste peulvruchten. Jaarlijks wordt meer dan veertig miljoen ton eiwithoudende gewassen – hoofdzakelijk sojabonen en maïsglutenvoer – ingevoerd; dat is 80 procent van de totale consumptie in de EU. Buiten de Unie wordt voor de productie van voor de EU bestemde eiwithoudende gewassen twintig miljoen hectare akkerbouwgrond gebruikt, 10 procent van de totale akkerbouwgrond van de EU. Wat betreft de toezeggingen van de EU dat zij actief zal bijdragen aan de wereldwijde voedselzekerheid en aan de strijd tegen de klimaatverandering, zou het landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid niet alleen moeten toewerken naar een beter evenwicht tussen de productie van dierlijk en plantwaardig eiwit om de broeikasgasemissie terug te
177
178
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dringen en het weglekken van nutriënten in waterlopen te voorkomen, maar er ook voor moeten zorgen dat consumenten, overheid en cateringdiensten worden aangezet tot evenwichtigere, milieuvriendelijkere en nieuwe keuzes op het gebied van levensmiddelen. De Commissie zou wetgevingsmaatregelen moeten nemen om verspilling in de hele levensmiddelenketen tegen te gaan, ook met betrekking tot slacht- en keukenafval, waarvan het gebruik en de verwijdering nog steeds niet behoorlijk geregeld zijn. Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. − (DE) Ik heb gisteren tegen het verslag over het proteïnetekort in de EU gestemd omdat ik van mening ben dat we dit probleem niet kunnen oplossen door de invoer in de EU van genetisch gemanipuleerde producten toe te staan. Wij moeten reeds 80 procent van onze behoefte aan eiwithoudende gewassen invoeren. De oorspronkelijke intentie van dit verslag – de aanzet geven tot maatregelen ter verhoging van de interne productie van eiwithoudende gewassen om de daling van de eiwitproductie in de EU tegen te gaan – is verdraaid. De genetische-manipulatielobby is er blijkbaar in geslaagd een positieve houding te creëren tegenover de invoer van producten die genetisch gemanipuleerd eiwit bevatten, hetgeen in het verslag wordt weerspiegeld door amendementen die helaas door een meerderheid in de plenaire vergadering zijn aangenomen. Zelfs de rapporteur was gedwongen tegen zijn verslag te stemmen. Als lid van de Sociaaldemocratische Partij van Oostenrijk pleit ik samen met mijn partijgenoten in het Europees Parlement voor een zerotolerancebeleid ten opzichte van genetisch gemanipuleerde organismen. Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Vandaag is in de plenaire vergadering het verslag over het proteïnetekort in de EU van de heer Martin Häusling goedgekeurd. De EU is in sterke mate afhankelijk van de invoer van eiwithoudende gewassen, die hoofdzakelijk worden gebruikt als diervoeder, wat vooral voor de Europese veeteeltsector grote risico’s met zich meebrengt. Het oorspronkelijke verslag is door een reeks compromisamendementen aanzienlijk verbeterd. In het aangenomen verslag wordt de Commissie verzocht om in haar beleid voor eiwithoudende gewassen te kiezen voor een middellange- en langetermijnvisie en om in de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid nieuwe bepalingen in te voeren die landbouwers helpen om de vruchtwisselsystemen te verbeteren teneinde het tekort aan plantaardige eiwitten en de prijsschommelingen te reduceren. Het verslag vraagt ook om onderzoek naar zaden en hun bijdrage aan het bestrijden van ziekten. Ook wordt de Commissie gevraagd om te zorgen voor een onbelemmerde voorziening van de EU-markt met soja door een technische oplossing te vinden voor de aanwezigheid van geringe hoeveelheden genetisch gemodificeerde organismen in diervoeders die in de EU worden ingevoerd. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De voornaamste punten van het verslag zijn het scheppen van een raamwerk voor de teelt en het gebruik van eiwithoudende gewassen in de EU ter vervanging van de import van eiwithoudende gewassen uit derde landen, het opgeven van het Blair House-akkoord en het verbeteren van de vruchtwisseling in het kader van de GLB-hervorming, het genereren van een nieuwe wetenschappelijke aanpak en het verbeteren van de scholing en faciliteiten voor landbouwers. Het resultaat van de stemming in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling was bevredigend, met uitzondering van de invoering van een aantal amendementen van de ALDE-Fractie en het feit dat de EPP-Fractie het verslag heeft ‘verontreinigd’ met amendementen voor het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bevorderen van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). De belanghebbende industrie had gelobbyd voor versoepeling van het beleid van nultolerantie in de EU, dat de invoer van ongeautoriseerd genetisch gemodificeerd voer in de EU niet toestaat. Helaas zijn we er in de plenaire zitting niet in geslaagd het verslag over het proteïnetekort te zuiveren van de aanval op de nultolerantie van GGO’s. De meerderheden in de plenaire vergadering lagen echter veel dichter bij ons standpunt dan die in de commissie. Daarom is het de moeite waard om ons sterk te maken voor het omkeren van de meerderheden in de plenaire vergadering met betrekking tot GGO-kwesties. De heer Häusling (van de Groenen) heeft zijn werk als rapporteur neergelegd. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, uit de laatste ramingen voor de sector eiwithoudende gewassen komt voor het afgelopen decennium een zorgwekkende dalende trend in de productie van eiwithoudende gewassen in de Europese Unie naar voren. De productie van leguminosen in Europa daalt jaarlijks met 30 procent en de productie van sojazaden met 12 procent, waardoor we 40 miljoen ton eiwithoudende gewassen moeten invoeren. Het verslag maakt duidelijk dat de Europese veeteeltsector, die kwetsbaar is voor prijsschommelingen, te sterk afhankelijk is van betaalbare, ingevoerde eiwithoudende producten. Die afhankelijkheid vormt een gevaar voor de economische levensvatbaarheid van de interne vleesproductie, die steeds meer ondermijnd wordt door de extra kosten die gemoeid zijn met het invoeren van diervoeders. Afgezien van het economische probleem kan de productie van eiwithoudende gewassen met betrekking tot de klimaatdoelstellingen bijdragen tot een aanzienlijke verlaging van de broekkasgasemissies. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) De productie van leguminosen is de afgelopen jaren gedaald, waardoor we sterk afhankelijk zijn van invoer uit derde landen, omdat ze gebruikt worden voor de voeding van zowel mensen als dieren. Deze gewassen verkleinen niet alleen het proteïnetekort in de Europese Unie, maar zodra het product geoogst is, vormt dat ook een uitstekende toevoeging voor de bodem, die daardoor minder chemische meststoffen nodig heeft. Goede landbouwkundige praktijken zouden in vruchtwisseling moeten voorzien, waardoor er minder bemest hoeft te worden en er meer soorten bewaard kunnen worden, zowel wilde als gekweekte rassen. Wij onderschrijven het verzoek om in het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid maatregelen te nemen om het proteïnetekort van de Unie aan te pakken en daarmee de invoer steeds verder terug te dringen. Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat in het verslag wordt gewezen op het belang van het verminderen van de afhankelijkheid van ingevoerde eiwithoudende gewassen, vooral omdat deze afhankelijkheid grote risico’s met zich meebrengt voor de veeteeltsector van de Europese Unie. Ik wil echter opmerken dat genetisch gemodificeerde organismen niet de enige oplossing zijn voor het verminderen van de afhankelijkheid van uit derde landen ingevoerde eiwithoudende gewassen. Er zijn substituten voor genetisch gemodificeerde soya beschikbaar die zouden kunnen helpen om te voorzien in de eiwitbehoeften, zoals voedererwten, tuinbonen en veldbonen, lupinen, linzen, zaailathyrus, lupinen, linzen, zaailathyrus, maar ook luzerne en klaver, die tegelijkertijd een aanzienlijke bijdrage zouden kunnen leveren tot de vermindering van broeikasgasemissies. Ook het potentieel om in de nieuwe lidstaten Roemenië en Bulgarije eiwithoudende gewassen te telen mag niet worden genegeerd.
179
180
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Het initiële verslag van de rapporteur was beter dan de tekst die nu is aangenomen. Daarom stemde ik tegen de eindtekst. De Commissie nu vragen te zorgen voor een onbelemmerde voorziening van de EU-markt met soja door een technische oplossing te vinden voor de aanwezigheid van geringe hoeveelheden genetisch gemodificeerde organismen in voor diervoeding bestemde eiwithoudende gewassen is zonder meer een belangrijke overwinning van de lobby van de intensieve landbouw. De Groenen pleiten voor een maximale ontwikkeling van een eigen EU-productie van eiwithoudende gewassen. Zo’n beleid is goed voor de inkomens van de landbouwers en levert een substantiële bijdrage aan de bestrijding van de klimaatverandering, de vrijwaring van de biodiversiteit en de vruchtbaarheid van de bodem. Cruciaal is de invoering van een toezichtsmechanisme op de herkomst van geïmporteerde eiwithoudende gewassen, waarbij de duurzaamheid van de toegepaste landbouwmethoden in het land van herkomst gecontroleerd wordt. Regelmatige controles ter plaatse zijn absoluut noodzakelijk De discussie over het opnieuw toestaan van verwerkte dierlijke eiwitten uit slachtafval voor de productie van voeders voor varkens en pluimvee mag alleen gevoerd worden in termen van (voedsel)veiligheid en volksgezondheid. Cruciaal zijn het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort en gedwongen kannibalisme, alsmede degelijke controles op de veevoedersector en een correcte toepassing van de bestaande EU-regelgeving. Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik wil mijn collega Haüsling graag bedanken voor dit belangrijke verslag, ook al ben ik teleurgesteld over de definitieve versie ervan. Daarom heb ik, net als de rapporteur, uiteindelijk tegen dit verslag gestemd. Om te beginnen vind ik het jammer dat het verslag is verpest door de kwestie nultolerantie. De oproep om de regels voor de niet-toegestane invoer van genetisch gemodificeerde organismen te versoepelen draagt niet bij tot het oplossen van het eiwittekort in de Europese Unie en had daarom niet in de discussie betrokken moeten worden. Verder is het zo dat we beslist iets moeten doen om de snelle afname van de productie van eiwithoudende gewassen in de Unie tegen te gaan, om zo onze afhankelijkheid van de invoer van plantaardige eiwitten, die hoe dan alarmerend hoog is, te verlagen. Ik wil verder graag duidelijk maken dat ik de Blair House-akkoorden afwijs. De marktgerichte doelstellingen van deze akkoorden hebben geleid tot extreme prijsschommelingen. Daar komt bij dat deze akkoorden volledig haaks staan op het Protocol van Kyoto en de daarin opgenomen doelstellingen met betrekking tot de opwarming van de aarde. Als we in de toekomst tot een rationeel en verantwoordelijk bodembeheer willen geraken, zullen we eiwithoudende gewassen in onze gewasrotatiecycli moeten integreren. Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb gestemd voor het aannemen van het verslag van de heer Häusling. Ik ben blij dat de rapporteur het probleem van het proteïnetekort in Europa aan de orde heeft gesteld en ons belangrijke informatie over dit onderwerp heeft verschaft. Het is duidelijk dat deze zaak snel ingrijpen vereist. Eiwit is een van de belangrijkste bestanddelen van ons dagelijkse dieet en eiwitgebrek kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen. Verder blijkt uit de onderzoeken die in het verslag zijn gepresenteerd dat de teelt van eiwithoudende gewassen en algemene toepassing van vruchtwisseling een verlaging van de productiekosten en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met zich mee kan brengen. Gezien de slechte eetgewoonten van de burgers van de lidstaten van de Europese Unie en het ontbreken van de nodige ervaring met de teelt van eiwithoudende gewassen onder
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
boeren, vind ik dat we ons vooral moeten concentreren op scholing. Ik denk hierbij vooral aan het verspreiden van kennis over de positieve invloed van eiwitten op de menselijke gezondheid (de schoolfruitregeling is een voorbeeld van een programma met een vergelijkbaar uitgangspunt dat op dit moment wordt uitgevoerd in de Europese Unie) en de uitwerking van een stimuleringsprogramma voor boeren die eiwithoudende gewassen telen. Verslag: Mariya Nedelcheva (A7-0029/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik hecht mijn goedkeuring aan het jaarverslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie voor 2010 en de bijbehorende aanbevelingen. De huidige crisis heeft desastreuze gevolgen voor vrouwen, ofschoon overwegend mannelijke beroepssectoren het ergst getroffen zijn. Er zij tevens onderstreept dat het verschil tussen de salarissen van mannen en vrouwen in de Europese Unie nog steeds ongeveer 18 procent bedraagt, hoewel meer vrouwen een universitaire opleiding hebben genoten dan mannen. Van alle noodzakelijke maatregelen die in het verslag worden genoemd, vraag ik uw aandacht voor de opstelling van plannen voor gendergelijkheid en de bestrijding van huiselijk geweld door een Europees Jaar voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen in te stellen. Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Vandaag vieren we de honderdste verjaardag van de Internationale Vrouwendag, een symbool van de strijd voor sociale gelijkheid en de bevrijding van discriminerend en onderdrukkend gedrag waaronder vrouwen hebben geleden en nog steeds lijden. In elk land ter wereld bekijkt men de vrouw anders; er wordt veel gesproken over de islamitische landen en de wijze waarop vrouwen daar beoordeeld en behandeld worden, wat nog verder wordt beïnvloedt door de godsdienst. Hoewel we in het westen gelukkig een visie hebben waarin mannen en vrouwen als gelijkwaardig worden beschouwd, schetsen de cijfers een verontrustende toestand. In Europa bestaat er nog steeds veel ongelijkheid ten nadele van meisjes en vrouwen op het gebied van werkgelegenheid, privéleven, gezondheid, recht op toegang tot onderwijs en beroepsopleiding en het recht om functies in niet-traditionele sectoren en met een hoge mate van verantwoordelijkheid te bekleden. Maar daar blijft het niet bij: vrouwen worden niet alleen geconfronteerd met vele vormen van discriminatie, maar zijn ook het slachtoffer van allerlei soorten geweld, zowel lichamelijk als geestelijk. Daarom moeten vrouwen worden beschermd en in een positie worden gebracht waarin ze een leven kunnen leiden dat kwalitatief gelijkwaardig is aan dat van mannen. Gendergelijkheid is niet alleen een kwestie van maatschappelijke rechtvaardigheid, maar ook een van de noodzakelijke voorwaarden om te komen tot duurzame groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en sociale samenhang, zoals is vastgelegd in de Europa 2020-strategie. Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Vrouwen uit de arbeidersklasse, jonge vrouwen, migrantenvrouwen en vluchtelingen hebben helemaal geen boodschap aan de spektakels, vrome wensen en leugens waarmee de plutocratie hen overstelpt om hen gevangen te houden in het kapitalistisch uitbuitingsstelsel en als goedkope arbeidkrachten te kunnen gebruiken voor de verhoging van de winst van het kapitaal. Het leven zelf laat hun zien dat de bewering van de plutocratie dat het EU-beleid, in een kader van kapitalistische barbaarsheid, gelijkheid van mannen en vrouwen zou bevorderen bedrieglijk en provocerend is. Het volksvijandig beleid van de EU, de bourgeoisregeringen,
181
182
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het IMF en de andere imperialistische organen vormt een frontale aanval op de verworvenheden van de vrouwen. De levensomstandigheden van vrouwen, en van meer in het algemeen de arbeiders- en volksgezinnen, gaan steeds verder achteruit tengevolge van de massale werkloosheid, de drastische loonsverlaging, de vermindering van de sociale bijstand, de soepele vormen van werkgelegenheid, de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, de soepele arbeidsverhoudingen en de commercialisering van de sociale dienstverlening op het gebied van volksgezondheid en onderwijs. De EU 2020-strategie, het economisch bestuur en de begrotingsdiscipline van het IMF en de ECB hebben alleen maar nieuwe volksvijandige en arbeidersvijandige maatregelen voor vrouwen in petto. Daarom moet dit beleid omver worden geworpen. Wij roepen de vrouwen op hun strijd te intensiveren, zich te scharen achter de klassenstrijd van de arbeidersvakbonden en zich te verenigen rondom de doelen van volksheerschappij en volkseconomie. Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben het met een aantal punten van deze resolutie eens, en die heb ik bij de stemming dan ook gesteund. De stelling dat landen waar mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt een gelijke behandeling ontvangen een voorspoediger sociale en economische ontwikkeling doormaken lijkt me bijvoorbeeld volkomen gerechtvaardigd. Ik geloof dat het bevorderen van gelijkheid tussen mannen en vrouwen een logische vereiste is, zowel vanuit een sociaal als vanuit een economisch perspectief. Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Gelijkheid tussen mannen en vrouwen vormt een van de grondbeginselen van het Gemeenschapsrecht. De doelstellingen van de Europese Unie zijn enerzijds het waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en anderzijds het bestrijden van discriminatie op grond van geslacht. Ondanks alle inspanningen die zijn gedaan om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te garanderen, bestaan er op dit gebied nog steeds ongelijkheden in de Europese Unie. Het werkgelegenheidspercentage van vrouwen (58,6 procent) is nog steeds lager dan dat van mannen (70,7 procent), ofschoon het merendeel van de studenten en universitair opgeleiden vrouw is. Slechts een op de tien leden van de raden van bestuur van Europese ondernemingen is vrouw en slechts 3 procent van de uitvoerend directeurs is vrouw. Het verschil tussen de salarissen van mannen en vrouwen in de Europese Unie bedraagt nog steeds gemiddeld 18 procent. Om doelstellingen als duurzame groei, werkgelegenheid, concurrentiekracht en sociale samenhang te kunnen verwezenlijken, moet de Europese Unie zich blijven inzetten om de bestaande ongelijkheden tussen mannen en vrouwen te bestrijden. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het jaarlijkse verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen vormt een gelegenheid om eens goed te kijken met welke uitdagingen we nu, bij deze economische en sociale crisis, worden geconfronteerd. Dit verslag – dat wordt aangenomen op de Internationale Vrouwendag – moet gezien worden als één geheel met het verslag van mevrouw Plumb over armoede bij vrouwen in de Europese Unie. Vrouwen blijken inderdaad te behoren tot de kwetsbare categorieën en hebben dan ook zwaar te lijden gehad onder deze crisis. Vrouwen werken vaker part-time dan mannen, omdat ze vaker dan mannen onzekere banen in de tertiaire sector hebben; hun carrière wordt vaker onderbroken en ze zullen daarom voor hetzelfde werk minder loon en een lager pensioen ontvangen. Daarom moeten vrouwen steeds onze volle aandacht krijgen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het meest gevoelige punt in dit verslag heeft betrekking op quota voor vrouwen in de directies van grote entiteiten, hetzij in de publieke, hetzij in de particuliere sector. Quota vormen natuurlijk geen oplossing voor alle problemen, en in een ideale maatschappij zouden ze niet nodig zijn. Om een mentaliteitsverandering teweeg te brengen zijn quota echter beslist noodzakelijk. Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) In haar jaarverslag voor 2010 heeft de Europese Commissie gewezen op de uitdagingen die Europa na de recente economische en financiële crisis te wachten staan op het gebied van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Een belangrijk gevolg dat de crisis voor vrouwen heeft gehad, betreft hun werkgelegenheid: ze zijn later door de crisis getroffen dan mannen, omdat ze vaker actief waren in sectoren die de gevolgen van de crisis langer hebben weerstaan (gezondheidszorg, onderwijs enz.), maar nu dreigen ook die sectoren getroffen te worden, wat zou leiden tot een langdurige ongunstige arbeidssituatie voor vrouwen in vergelijking met mannen. Ook daarom ben ik van mening dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het gebied van werkgelegenheid niet langer een na te streven doel moet zijn, maar werkelijkheid moet worden. De lidstaten en de Commissie moeten er op toezien dat het beleid voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen niet alleen wordt gehandhaafd, maar vooral dat de daarvoor uitgetrokken begrotingsmiddelen niet gekort worden. Omdat ik tot slot geloof dat de bevordering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen tot stand komt via onderwijs en opleiding van de burgers en met name van jongeren, wil ik de Commissie wijzen op de kans om de bewustwordingscampagnes hieromtrent tijdig te vernieuwen. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, gelijkheid tussen vrouwen en mannen is een van de fundamentele peilers voor de ontwikkeling van een efficiënte sociale en markteconomie, zoals Europa zichzelf altijd graag betitelt. Ik ben er dus van overtuigd dat we er met alle mogelijke middelen voor moeten zorgen dat vrouwen dezelfde behandeling krijgen en dezelfde beroepmogelijkheden worden geboden als mannen. De door mevrouw Nedelcheva voorgestelde strategie kan ik echter niet met mijn stem ondersteunen, omdat ik van mening ben dat het centraal stellen van de problemen van een bevolkingsgroep, in plaats van het systematisch analyseren van alle mogelijkheden, geen gepaste methodologische aanpak is om tot een oplossing te komen. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd en ik ben verheugd dat het Europees Parlement de aandacht heeft gevestigd op problemen met betrekking tot gendergelijkheid. We moeten inzien dat we nog altijd veel werk moeten verzetten om de positie van vrouwen op het gebied van gendergelijkheid te verbeteren, op de arbeidsmarkt en in de politiek. Vrouwenrechten moeten op alle terreinen van het EU-beleid worden geïntegreerd, en goede ideeën en initiatieven moeten niet alleen op papier blijven bestaan, maar worden geïmplementeerd in alle EU-lidstaten. In het verslag van het Europees Parlement over gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Europese Unie hebben we daarom vastgesteld dat het cruciaal is om de loonkloof tussen de geslachten te dichten, om geweld tegen vrouwen en vrouwenhandel een halt toe te roepen, om zwangerschapsverlof te garanderen en om zodanige omstandigheden te creëren dat de diensten van crèches en kinderdagverblijven kunnen worden benut en armoede onder vrouwen wordt teruggedrongen. Wat betreft gendergelijkheid in het bedrijfsleven moet de aandacht worden gevestigd op het feit dat slechts 3 procent van de bedrijven wordt geleid door een vrouw, aangezien vrouwen worden geconfronteerd met discriminatie en obstakels die hen ervan weerhouden om carrière te maken en een leidende functie na te streven. Een steeds groter aantal Parlementsleden is het eens met de invoering van het
183
184
NL
Handelingen van het Europees Parlement
quotasysteem, want als bedrijven zelf nalaten om veranderingen door te voeren die de gendergelijkheid in het bedrijfsleven verbeteren, komen er plannen om quota’s te verankeren in de wetgeving. Ik hoop dat we in de toekomst oplossingen en maatregelen kunnen bedenken die de gendergelijkheid en de gelijke kansen voor vrouwen in het gezin en in de samenleving versterken. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ofschoon ik akkoord ga met een aantal punten, heb ik tegen dit verslag gestemd omdat het bepaalde elementen bevat die mijns inziens geschrapt moeten worden. De huidige crisis heeft de arbeidsomstandigheden en de toegang tot de arbeidsmarkt voor vrouwen bemoeilijkt. Daarom ben ik het met de Europese Commissie eens dat gendergelijkheid in alle beleidsterreinen moet worden geïntegreerd, en zeker ook in de onderwijsprogramma’s van Europese kinderen. Ook de bestrijding van geweld tegen vrouwen moet worden voortgezet met behulp van sensibilisatiecampagnes en het bewustmaken van kinderen in scholen. Ik ga evenwel niet akkoord met de toepassing van quota in de particuliere sector, de lijsten van kwetsbare vrouwen en het waarborgen van een minimuminkomen, aangezien die zaken volgens mij onuitvoerbaar zijn. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 8 maart, Internationale Vrouwendag, feliciteer ik mevrouw Nedelcheva met haar verslag over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Ik ben het met haar eens dat vooral vrouwen zwaar getroffen zijn door de economische en financiële crisis die wij thans doormaken. Alles wijst erop, onder meer op het gebied van werkgelegenheid, gezondheid, onderwijs en sociale hulpverlening, dat vrouwen de gevolgen van de crisis langer en sterker zullen voelen dan mannen. Met betrekking tot inkomen, arbeidsomstandigheden, voorwaarden voor indiensttreding en toegang tot arbeid lijkt de situatie van vrouwen sneller te verslechteren dan die van mannen. Daarom is het belangrijk om nieuwe kansen te creëren en de synergie tussen gendergelijkheid en werkgelegenheid te versterken om herstel en duurzame groei te stimuleren. Gelet op het feit dat 2010 het Europees Jaar voor de bestrijding van de armoede en de sociale uitsluiting was, verwelkom ik de verwijzing naar armoedebestrijding, met bijzondere inachtneming van de meest kwetsbare vrouwen. Ik betreur het dat de linkervleugel in dit Parlement ook hier de controversiële abortuskwestie te berde heeft gebracht, zonder zich te bekommeren om het bereik van de communautaire bevoegdheden. Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag over gelijkheid tussen mannen en vrouwen, waarmee het Europees Parlement opnieuw oproept tot de instelling van een Europees Jaar voor het bestrijden van het geweld tegen vrouwen, dat naar schatting 20 tot 25 procent van alle vrouwen op enig moment in hun leven treft, en vraagt om een richtlijn betreffende geweld tegen vrouwen. De economische crisis heeft ernstige gevolgen voor vrouwen, die een grotere kans op armoede hebben dan mannen. Gemiddeld genomen verdienen zij in de EU 18 procent minder dan mannen voor hetzelfde werk, een getal dat in sommige lidstaten meer dan 25 procent bedraagt. Daarnaast hebben ze vaker onzeker werk en/of een deeltijdbaan. Bovendien hebben vrouwen minder kans om nieuw werk te vinden als ze hun baan verliezen. Als gevolg daarvan hebben ze later in hun leven een lager pensioen. Het aanpakken van de genderstereotypen is nodig, maar niet voldoende. Om zulke achterstanden tegen te gaan zijn duidelijk serieuze investeringen in zorgfaciliteiten nodig. De doelstellingen van de Raad van Barcelona met betrekking tot kinderopvang zijn echter nog niet gehaald, wat gezinnen met lagere inkomens het hardst treft. We moeten op alle niveaus van politieke vertegenwoordiging in Europa meer vrouwen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kansen geven. Gendergelijkheid is niet alleen een kwestie van rechtvaardigheid, maar ook een voorwaarde voor sociale en economische ontwikkeling. Karima Delli (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Ik ben heel tevreden met de stemming over dit verslag over gelijkheid van mannen en vrouwen. Als het gaat om beloning (om maar eens een voorbeeld te noemen), dan blijkt, niettegenstaande alle wetgevingsinitiatieven op Europees niveau, dat vrouwen voor hetzelfde werk gemiddeld nog steeds 18 procent minder verdienen dan mannen. Ik wil er ook graag op wijzen dat we in dit Parlement een lange strijd hebben moeten voeren om te bereiken dat iets elementairs als een grondrecht op de toegang tot voorbehoedsmiddelen zelfs maar genoemd mocht worden. Dat we een dergelijk achterhoedegevecht moeten blijven voeren doet de reputatie van Europees rechts geen goed. De definitieve versie van dit verslag is gelukkig goed. Het stelt voor de salariskloof tegen 2020 tot 5 procent terug te brengen en het roept – belangrijker nog – de lidstaten op om al het nodige te ondernemen om het principe van gelijk loon voor gelijk werk in praktijk te brengen. Het verslag dringt aan op het vastleggen van bindende doelstellingen om gelijkheid in leidinggevende functies in ondernemingen, overheidsdiensten en politieke organen te garanderen. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Vandaag, 8 maart 2011, de honderdste verjaardag van Internationale Vrouwendag, heeft het Parlement met een grote meerderheid dit verslag over gelijkheid van mannen en vrouwen in de Unie in 2010 goedgekeurd. Dat waren we ook aan onszelf verplicht. Hoewel gendergelijkheid in het Verdrag en het Handvest van de grondrechten is vastgelegd, moeten we toch vaststellen dat deze doelstelling nog niet is verwezenlijkt. Of het nu gaat om werk (veel meer vrouwen dan mannen hebben onzekere banen) of beloning (vrouwen verdienen gemiddeld 18 procent minder dan mannen voor hetzelfde werk met dezelfde verantwoordelijkheden), stuiten vrouwen nog steeds op het zogenaamde ‘glazen plafond’. En als ze kinderen krijgen, worden ze nog verder achtergesteld. De lijst met klachten is lang. Het verslag waarover we vandaag gestemd hebben bevat als respons op deze situatie een aantal gerichte maatregelen, waaronder de invoering van bindende doelstellingen voor lidstaten (met sancties bij niet-nakoming) en quota (een noodzakelijk kwaad) om onze aspiraties op het gebied van gelijkheid kracht bij te zetten. We hopen dat het ooit niet langer nodig zal zijn om elk jaar een speciale dag aan de helft van de wereldbevolking te wijden. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Zoals ik al eerder in dit Parlement heb gezegd, “moeten mannen en vrouwen eerlijk worden behandeld door hun dezelfde rechten te geven maar rekening te houden met hun respectieve behoeften. In het geval van vrouwen is dit met name relevant op gebieden zoals hulp bij zwangerschap en het vinden van een balans tussen werk en gezin”. Daarom verheugt het mij dat onder meer aandacht wordt besteed aan de bescherming van moederschapsrechten en de thuisverzorging van oudere mensen, aangezien die taken binnen het gezin vaak aan vrouwen worden overgelaten, zodat deze moeilijk een baan kunnen vinden. Ofschoon ik erken dat de rapporteur meermaals scherpzinnig uit de hoek komt, ben ik het niet met haar eens dat gendergelijkheid kan worden bereikt met behulp van quotasystemen. Quota kleineren vrouwen, omdat ze bepaalde functies uiteindelijk enkel en alleen zullen bekleden omdat ze vrouwen zijn en niet op grond van hun deskundigheid, vaardigheden of bekwaamheid. Daarom is het onaanvaardbaar om quota toe te passen in particuliere bedrijven. Als groot voorstander van het subsidiariteitsbeginsel ben ik tot slot van oordeel dat veel van de thema’s die in dit
185
186
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verslag worden geanalyseerd weliswaar belangrijk en relevant zijn, maar onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen. Ook dat is een van de redenen waarom ik heb tegengestemd. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft ten doel om het proces voor het scheppen van gelijke kansen tussen mannen en vrouwen in de Europese Unie te bespoedigen. Vandaag, tijdens de honderdste verjaardag van Internationale Vrouwendag, wil ik hulde brengen aan alle vrouwen die in de voorbije honderd jaar zijn opgekomen voor de erkenning van de rechten van vrouwen en voor gendergelijkheid. Ik wens tevens mijn solidariteit uit te spreken met alle vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld, en met name voor alle vrouwen die onlangs in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben gevochten voor de zelfbeschikking van hun volkeren. De Europese Unie heeft steeds een voortrekkersrol gespeeld in de bescherming van de rechten van vrouwen. Daarom verwelkom ik de aanneming van dit verslag, dat ten doel heeft om een einde te maken aan diverse nog bestaande ongelijkheden, zoals loonverschillen, toegang tot onderwijs en werkgelegenheid, moeilijkheden om het persoonlijke leven te verzoenen met het beroepsleven en afwezigheid op besluitvormingsniveaus. Daarom hoop ik dat de Europese Unie de daad bij het woord zal voegen en vrouwen in de gelegenheid zal stellen te bewijzen wat ze in hun mars hebben. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is bijzonder betekenisvol dat het debat en de stemming over dit verslag, dat onze aandacht vestigt op de nog steeds bestaande ongelijkheden en discriminatie, plaatsvinden op de honderdste verjaardag van Internationale Vrouwendag. Tijdens de laatste honderd jaar is er veel strijd geleverd. Er zijn ook veel overwinningen behaald, maar niet genoeg om korte metten te maken met de bestaande ongelijkheden, de discriminatie waarmee vrouwen nog steeds kampen bij de toegang tot banen met rechten, de loonverschillen, die ook tot uiting komen in de pensioenen, de moeilijkheid om promotie te maken en het gebrek aan beroepsontplooiing, en de obstakels die de toegang tot managementfuncties en besluitvormingsniveaus in de economische, sociale en politieke sfeer in de weg staan, een situatie die nog erger wordt in tijden van economische en sociale crisis. Vrouwen worden nog steeds gediscrimineerd omdat zij moeder zijn en werken, wat in de eenentwintigste eeuw ronduit schandalig is. Daarom is het belangrijk om te blijven aandringen op het uitbannen van alle ongelijkheden en discriminatie. Om die doelstelling te bereiken moet het neoliberale beleid overboord worden gezet en moet resoluut geopteerd worden voor alternatieve beleidslijnen die mensenrechten en gelijkheid tot de kern van de besluitvorming en het beleid van de Europese Unie maken. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Op deze dag, die verbonden is met de strijd van vrouwen voor erkenning en de uitoefening van hun rechten, treft ons de toename van de werkloosheid en het aantal onzekere banen, in combinatie met lage lonen en discriminatie op het gebied van lonen en moederschap, waarmee werkende vrouwen nog steeds te kampen hebben. Deze situatie neemt bijzonder schokkende en onaanvaardbare vormen aan bij de jongere generaties, zoals nu in Portugal het geval is. Het gevolg hiervan is toenemende armoede onder vrouwen. Met name de situatie van gehandicapte, gepensioneerde en migrantenvrouwen en van slecht betaalde werkende vrouwen en vrouwen in plattelandsgebieden die alleen wonen, met hun kinderen, is schrijnend.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een meerderheid van de ruim 85 miljoen mensen die in de Europese Unie in armoede leven is vrouw. Het armoedecijfer onder vrouwen bedraagt meer dan 18 procent. Daarom is het essentieel om te voorkomen dat onder het voorwendsel van de crisis maatregelen worden genomen die het recht van vrouwen op gelijke kansen en de noodzakelijke economische en sociale samenhang bedreigen. Het is tijd om voorrang te geven aan vrouwen en hun rechten, aan gelijkheid en aan economische en sociale samenhang, zodat we een betere samenleving tot stand kunnen brengen, de mensenrechten ten volle kunnen eerbiedigen en de maatschappelijke vooruitgang waaraan vrouwen hebben meegeholpen kunnen consolideren. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Gelijke kansen en een verbod op discriminatie betekenen niet dat je de verschillen – en de complementariteit – van mannen en vrouwen (hun aard, hun aspiraties en de manier waarop ze tegen het leven aankijken) mag negeren of proberen af te schaffen. Hierop wijzen is niet hetzelfde als stereotypen in stand houden. Als we uw filosofie om geen onderscheid te maken tussen de geslachten consequent doorvoeren, komen we uit op absurditeiten. Zoals het ‘recht’ (tussen aanhalingstekens) om ’s nachts te werken – of daartoe gedwongen te worden. Dat is sociaal gezien een stap terug. Maar dat is uw goed recht. Een andere absurditeit is het Franse besluit om mannen voor hun pensioen vrije semesters toe te kennen, een recht dat tot nog toe aan vrouwen was voorbehouden om zo althans enigszins te compenseren voor de carrièremoeilijkheden die vrouwen kunnen ondervinden vanwege de tijd die ze besteden aan het krijgen en grootbrengen van kinderen. Dat is absurd, omdat dit een bedreiging vormt van het voordeel dat vrouwen hier wordt toegekend. Net zo absurd is het besluit van het Europees Hof van Justitie dat statistische verschillen tussen mannen en vrouwen niet mogen worden betrokken bij de berekening van verzekeringspremies, terwijl statistische gegevens nu juist de basis vormen van risicobeoordelingen. Dames, dit betekent het einde van een klein financieel voordeel dat u hebt verdient omdat u voorzichtiger rijdt en langer leeft. Waar ligt de grens van de talibanisering van gendergelijkheid? Louis Grech (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ga vóór dit verslag stemmen, vooral omdat het op vastberaden en concrete wijze het fundamentele gelijkheidsbeginsel tussen vrouwen en mannen bevordert. Het is teleurstellend dat sommige nationale wetgevers, ondanks talrijke inspanningen en studies op dit gebied, nog altijd de verwoestende gevolgen van discriminatie negeren en daarmee de genderongelijkheid vergroten en de verwezenlijking van de doelstellingen in de Lissabonstrategie in gevaar brengen. Met het oog op de nog altijd aanwezige kloof tussen mannen en vrouwen met betrekking tot de arbeidsparticipatie, arbeidstijden en toegang tot leidinggevende functies, verzoek ik de lidstaten om een betere uitvoering van antidiscriminatie- en anti-intimidatiepraktijken. Het is noodzakelijk om de belanghebbenden aan de basis bij het proces te betrekken door middel van voorlichtingscampagnes en het gebruik van ngo’s en meer formele instrumenten, zoals de opname van speciale bepalingen in collectieve arbeidsovereenkomsten en nationale wetgeving inzake gendergelijkheid . Ik ben het eens met de verschillende oproepen in het verslag, zoals die om de integratiemaatregelen ten gunste van vrouwen te verbeteren en te waarborgen dat zij leidinggevende functies kunnen bekleden, om werkgelegenheid en een eerlijke inkomensverdeling te waarborgen, om meer hoogwaardige banen te scheppen en om de
187
188
NL
Handelingen van het Europees Parlement
sociale bescherming te verbeteren. Ik kan mijn steun echter niet geven aan paragrafen die verwijzen naar de bevordering van abortus. Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ben heel blij dat dit verslag op de honderdste verjaardag van Internationale Vrouwendag is aangenomen. Want ook al is het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen in de EU-Verdragen vastgelegd, we zien toch dat vrouwen 17,8 minder verdienen dan mannen. Deze ongelijkheid doet zich op alle maatschappelijke gebieden voor: bij slechts 3 procent van grote ondernemingen, bijvoorbeeld, staat een vrouw aan het hoofd van het hoogste besluitvormingsorgaan, vrouwen zijn vaker werkloos en hebben vaker onzekere banen. In 2008 bleek dat 17 procent van de vrouwen in de 27 landen van de Unie in armoede leefde, wat beslist alarmerend is. Er moeten dus meer maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld als het gaat om een betere verdeling van de verantwoordelijkheden in het huishouden of de bescherming van vrouwen tegen huiselijk geweld. Alle cijfers tonen aan dat het nu tijd is voor bindende maatregelen. Daarom heb ik besloten om vóór de invoering van quota te stemmen, al was ik aanvankelijk principieel tegen dat idee. Zo ben ik ook voor een beleid van positieve discriminatie in de politieke en economische sfeer. We moeten erkennen dat we gelijkheid alleen kunnen verwezenlijken als we een beleid voeren dat gebaseerd is op de wil om dingen werkelijk te veranderen. Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Internationale Vrouwendag vormt elk jaar een goede gelegenheid om een balans op te maken van de rechten van vrouwen en gendergelijkheid in de Europese Unie. Er is zeker vooruitgang geboekt, maar het is duidelijk dat gendergelijkheid nog niet is verwezenlijkt, niet in de werkelijkheid en al evenmin in ons denken. Gelijkheid is echter een voorwaarde voor het behalen van de EU-doelstellingen op het gebied van groei, werkgelegenheid en sociale cohesie. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. In het verslag wordt gepleit voor het vinden van oplossingen voor de problemen die de crisis voor vrouwen heeft veroorzaakt. Het belang van onderwijs wordt benadrukt en de Europese Unie wordt opgeroepen om armoede bij vrouwen en alle vormen van geweld tegen vrouwen te bestrijden. Een ander cruciaal punt van dit verslag vinden we onder punt 66, waarin wordt bevestigd dat vrouwen gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus moeten hebben. Laten we niet vergeten dat abortus in elf landen van de Unie nog steeds niet volledig is gelegaliseerd. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de huidige economische, financiële en sociale crisis rampzalige gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, de leefomstandigheden en onze samenleving in het algemeen. Vrouwen hebben ernstig te lijden gehad onder de crisis, vooral wat betreft hun arbeidsomstandigheden, hun toegang tot werk, hun plaats in de samenleving als geheel en gendergelijkheid. Of ze nu zitting hebben in de directie van beursgenoteerde bedrijven of actief zijn in de wereld van de politiek, vrouwen moeten in staat zijn om functies te bekleden die overeenkomen met hun talenten. Vrouwen worden soms de toegang tot verantwoordelijke posities ontzegd, wat leidt tot een scheve verhouding tussen hun opleidingsniveau en hun status. Aangezien 2010 het Europees Jaar van de strijd tegen de armoede is, moet speciale aandacht worden besteed aan de meest kwetsbare groepen vrouwen. Er moeten specifieke maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat vrouwen die kwetsbaar zijn vanwege een handicap of hun status als immigrant niet in precaire situaties terechtkomen, en om hun integratie in de samenleving te stimuleren. Onder het bevorderen van gelijkheid valt ook het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Alle vormen van fysiek, seksueel of psychologisch geweld, in welke mate dan ook, moeten
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden bestreden en veroordeeld. Aangezien we de honderste Internationale Dag van de vrouw vieren, wil ik mijn groeten overbrengen aan alle vrouwen. Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen het verzoek om gemakkelijke toegang tot abortus in paragraaf 66 van de oorspronkelijke tekst gestemd. Ik erken het recht van het individu op zeggenschap over zijn/haar eigen lichaam, maar ik onderstreep dat het besluit om een abortus te ondergaan ook het besluit inhoudt om het leven van een ander mens te beëindigen. Bovendien moet een dergelijk besluit altijd door beide ouders worden genomen (behalve in het geval van een ernstige ziekte of verkrachting). Het verzoek om gemakkelijke toegang tot abortus is daarom misleidend en zendt naar de samenleving het signaal uit dat abortus als contraceptie kan dienen zonder dat men zich daarbij rekenschap hoeft te geven van morele of ethische waarden. In de huidige Europese samenleving, waarin mensen beter zijn voorgelicht en gemakkelijker dan ooit tevoren toegang tot de gezondheidszorg hebben, moeten we verantwoordelijk gedrag steunen, wat ook het nemen van verantwoordelijkheid voor je eigen gedrag inhoudt. Het verzoek om gemakkelijke toegang tot abortus staat haaks op het nemen van die verantwoordelijkheid. Abortus wordt te vaak gebruikt als een gemakkelijke uitweg uit een moeilijke situatie. De EU moet dergelijke gedrag niet steunen, maar de lidstaten subsidiariteit verlenen. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, waarin wordt vastgesteld dat er in de armoedebestrijding behoefte bestaat aan versterking van de genderdimensie. Aangezien 2010 het Europees Jaar voor de bestrijding van de armoede is, moet er speciale aandacht uitgaan naar de kwetsbaarste groepen vrouwen. Er moeten specifieke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat vrouwen die op grond van een handicap of hun status als immigrant of minderheid kwetsbaar zijn, nog langer in precaire situaties terechtkomen, en om hun integratie in de maatschappij te vereenvoudigen. Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Als lid van het Europees Parlement, maar ook als arts, sluit ik me volledig aan bij de conclusies van het verslag. Het asociale regeringsbeleid van het leeuwendeel van de lidstaten zal vroeg of laat zijn weerslag krijgen op de gezondheid van talloze sociaal zwakkere bevolkingsgroepen, met name op vrouwen. Ik heb voor bovengenoemd verslag gestemd vanwege mijn zorgen ten aanzien van de gezonde ontwikkeling van de huidige en toekomstige Europese bevolking, die evenredig samenhangt met de kwaliteit van de gezondheid van vrouwen en een volwaardige, gelijkwaardige positie voor vrouwen in de samenleving. Als het lot van Europa en de levensvatbaarheid en de ontwikkeling van de EU ons echt aan het hart gaan, dan maken we werk van de gelijkheid van mannen en vrouwen. En als we deze kwestie onderschatten, dan lappen we de rechten van 50 procent van de EU-bevolking aan onze laars, met het risico dat talloze vrouwelijke burgers uiteindelijk vervreemd raken van de EU, ondanks het feit dat de strategie Europa 2020 wel degelijk ook een oplossing voor dit probleem omvat. De EU, dat zijn de mannen en de vrouwen die erin leven. Zij vormen het potentieel van de EU en van haar creatieve ontwikkeling. Uit statistisch onderzoek in de EU blijkt dat bijna een op de zes burgers het slachtoffer is van armoede en sociale uitsluiting. Het is daarom aan ons, leden van het Europees Parlement, om een appel te doen op de Europese Commissie en de lidstaten, maar ook om doeltreffend vaart te zetten achter de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de goedgekeurde concrete maatregelen ter bestrijding van de armoede. We moeten strijden tegen de asociale bezuinigingsmaatregelen en mogen de situatie op sociaal gebied er niet nog verder op achteruit laten gaan, zeker niet als het vrouwenkwesties aangaat.
189
190
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) De financiële crisis die we nu doormaken heeft een verwoestende uitwerking op de werkloosheidsgraad en op de levensomstandigheden van onze medeburgers in het algemeen en van vrouwen in het bijzonder. Denk alleen al aan hun arbeidsomstandigheden, hun toegang tot werkgelegenheid of aan hun positie in onze samenleving. In haar verslag over 2010 heeft de Commissie terecht gewezen op de uitdagingen die ons te wachten staan op het gebied van gelijkheid tussen mannen en vrouwen, waarbij wordt benadrukt dat deze crisis moet worden opgevat als een kans om de specifieke genderrollen in onze samenlevingen te herbekijken; dit gaat met name gepaard met een strategie om deze volledig in al het beleid te integreren. Dit gelijkheidsideaal moet worden bereikt door middel van concrete en duurzame maatregelen, met name op het gebied van onderwijs. We moeten ook nadruk leggen op het belang van het bevorderen van de participatie van vrouwen in traditioneel aan mannen voorbehouden besluitvormingsorganen. De bevordering van gelijkheid moet eveneens gepaard gaan met de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Opgemerkt dient te worden dat alle vormen van fysiek, psychisch en seksueel geweld moeten worden bestreden en veroordeeld, ongeacht de ernst ervan. De bestrijding van gendergerelateerd geweld moet samengaan met het opstarten van sensibilisatiecampagnes en met het bewustmaken van kinderen en jongeren van de gevaren van dergelijke vormen van geweld. Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat in het verslag wordt benadrukt dat de bestrijding van loonverschillen tussen mannen en vrouwen een prioriteit is en wordt gepleit voor de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen. Ik heb ook vóór gestemd omdat de Commissie, de Raad en de lidstaten worden opgeroepen om op het gebied van gendergelijkheid de voorkeur te geven aan bindende voorstellen boven niet-bindende strategieën en om bijzondere aandacht te besteden aan kwetsbare groepen vrouwen: gehandicapte vrouwen, oudere vrouwen, vrouwelijke migranten, lesbische, biseksuele en transseksuele vrouwen, vrouwen die behoren tot een etnische minderheid, vrouwen met weinig of geen opleiding, vrouwen met personen ten laste en alleenstaande moeders. Het verslag erkent ook dat vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten, met name door gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus. Tevens wordt in het verslag alle geweld tegen vrouwen veroordeeld. Helaas is dit verslag op 8 maart 2011 noodzakelijk. Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) Het jaarverslag over de gelijkheid tussen vrouwen en mannen spitst zich dit jaar toe op de gevolgen die de economische crisis heeft gehad voor vrouwen, waarbij deze worden onderstreept wanneer ze betrekking hebben op reeds bestaande kritieke gebieden. Mevrouw Nedelcheva heeft er in haar benadering voor gekozen om een voorstel in te dienen en niet louter eisen te stellen of een slachtofferrol aan te nemen. Het startpunt voor gerichte actie is de analyse van de economische gegevens over de arbeidsmarkt voor vrouwen, die allemaal negatief zijn. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat de grotere sociaaleconomische zwakte van vrouwen een negatief effect heeft op de economie in het algemeen en leidt tot kwantificeerbare verliezen voor het systeem. Hieruit volgt een traject van te ondernemen acties die, hoewel ze bedoeld zijn om ongelijkheden te verkleinen, zich op het grote publiek richten omdat ze systeemmaatregelen bevatten.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het deel van het verslag over het bevorderen van de seksuele rechten van vrouwen kan ik niet delen, met name het deel waarin wordt herbevestigd dat abortus ‘gemakkelijk’ moet worden gemaakt – vooral in het licht van het in de plenaire vergadering verworpen mondelinge amendement van de heer Silvestris, waarmee hij in de tekst een verwijzing naar de bescherming van het ongeboren kind wilde opnemen. Dat is een gevoelig onderwerp dat niet mag worden aangesneden met slogans die voor een twijfelachtige interpretatie vatbaar zijn. Ik aanvaard niet dat de vrijheid van vrouwen en sociale vooruitgang moeten worden bereikt door middel van abortus. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het verslag-Nedelcheva maakt pijnlijk duidelijk hoe het gesteld is met de vooruitgang die we in de EU boeken bij het verwezenlijken van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het is treurig dat we tot 8 maart hebben moeten wachten om eraan herinnerd te worden dat 50 procent van de Europese burgers vrouw is en dat het recht van vrouwen op gelijke behandeling overal in de Unie met voeten wordt getreden. Ik vind dit verslag goed omdat erin wordt gesteld dat we bindende maatregelen moeten uitvaardigen om gelijke rechten af te dwingen. Wel vind ik het jammer dat in het verslag gunstig wordt gesproken over de Europa 2020-strategie en pensionering op 64-jarige leeftijd en dat het gezin de “hoeksteen van de samenleving” wordt genoemd. De hoekstenen van onze samenleving zijn het burgerschap en de wet. Ik verzet me tegen deze werkwijze: het lijkt wel alsof men ons antisociale en cultureel regressieve pillen wil laten slikken die bedekt zijn met een laagje weinig uithalende goede bedoelingen. Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Heden, dinsdag 8 maart, heb ik gestemd voor het verslag-Nedelcheva over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Europese Unie. In het verslag wordt gewezen op de verontrusting die het gevolg is van de geringe vooruitgang die de lidstaten bereikt hebben om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te verwezenlijken. Om die reden worden de lidstaten in het verslag opgeroepen om mechanismen in te stellen om deze ongelijkheid te bestrijden. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een fundamenteel beginsel van de Europese Unie. Helaas blijkt dat er ook nu nog talloze ongelijkheden tussen mannen en vrouwen bestaan. Daar komt bij dat de financiële, economische en sociale crisis die we nu doormaken vrouwen hard raakt, of het nu gaat om arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, toegang tot banen, hun plaats in de maatschappij of beloning. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het gebied van werk moet werkelijkheid worden. Op gelijkheid gerichte beleidsmaatregelen moeten worden gehandhaafd, en de begroting voor deze maatregelen mag niet omlaag. Gendergelijkheid moet in elk beleid worden geïntegreerd in de vorm van specifieke en duurzame maatregelen, vooral op het gebied van (beroeps)onderwijs en opleiding. Vrouwen moeten ook een belangrijke rol spelen op de plaatsen waar de besluiten worden genomen, of dat nu in de directie van ondernemingen is of in de politiek. Tot slot moet ik de gesel van fysiek, psychologisch en seksueel geweld tegen vrouwen noemen. We moeten deze onzalige delicten bestrijden met alle energie waarover we beschikken, ongeacht de ernst van het vergrijp. Elisabeth Morin-Chartier (PPE), schriftelijk. – (FR) Vandaag, op de honderdste verjaardag van Internationale Vrouwendag, vraag ik me bij het stemmen over dit verslag over gelijkheid
191
192
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van mannen en vrouwen af wat voor maatschappij afziet van het gebruik van 50 procent van haar intelligentie en 50 procent van haar energie. En toch is dat de wereld waarin we leven. Maar zo willen we het niet langer. Ik zou graag zien dat er een algemene campagne voor gelijkheid wordt aangekondigd. Als we zien hoeveel er in de opleiding van vrouwen wordt geïnvesteerd, begrijpen we dat de discrepanties in de werksfeer blijven groeien. Dat is onaanvaardbaar, en daarom steun ik het verslag waarover we nu stemmen: de rapporteur beschrijft alle problemen waarmee vrouwen worden geconfronteerd. De strijd die we hier moeten strijden is er niet een tussen rechts en links – het is een strijd waarin iedereen, mannen en vrouwen, met elkaar moet samenwerken. Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor de paragrafen over de rechten van vrouwen met betrekking tot reproductieve gezondheid en de vrijheid van abortus gestemd. Als afgevaardigde uit een land waar zwangerschapsonderbreking meer dan 25 jaar lang verboden is geweest, ben ik me volledig bewust van het belang van dit recht en van de ernstige gevolgen die het in twijfel trekken van dit recht kan hebben. Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Wat vrouwen werkelijk nodig hebben, is echte keuzevrijheid in hun leven: ze moeten de zekerheid hebben dat aan hun beslissingen niet minder waarde wordt gehecht. Een belangrijke stap zou erin bestaan om opsplitisng van de gezinsbelasting in alle lidstaten in te voeren, opdat het stichten van een gezin niet tot armoede leidt. Het invoeren van vrouwenquota is echter een verkeerde stap. We moeten beginnen op gebieden waar vrouwen werkelijk nadelen ondervinden: we moeten kijken naar de positie van de onderbetaalde verpleegkundigen, naar deeltijdbanen en naar de benarde situatie van de vele vrouwen die met veel pijn en moeite proberen gezin en werk te combineren. Dit verslag gaat op geen van deze onderwerpen in, en daarom heb ik tegen gestemd. Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) In het jaarverslag over de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in de Europese Unie over 2010 wordt benadrukt dat Europa zich moet inzetten om gendergelijkheid te garanderen in een periode van economische crisis, die de inspanningen die tot op heden voor de rechten van vrouwen zijn gedaan teniet dreigt te doen. Werkloosheid en recessie dreigen de werkgelegenheidskloof tussen mannen en vrouwen te vergroten; in het verslag van mevrouw Nedelcheva worden de punten afgebakend waaraan gewerkt moet worden om discriminatie te vermijden: economische en financiële rechtvaardigheid voor alle burgers, dus ook met betrekking tot salaris, inkomens en pensioenen, verhoging van de vrouwenquota voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen, en waarborging van persoonlijke rechten. Ik ben echter van mening we daarbij het subsidiariteitsbeginsel in acht moeten nemen en oog moeten hebben voor enkele typische nationale kenmerken die naar mijn mening verdedigd en beschermd moeten worden. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ofschoon de situatie van algemene crisis die wij op dit moment doormaken het merendeel van de Europeanen treft, hebben vrouwen in deze omstandigheden het meest te verduren. In dit verband valt te vrezen dat de grote, maar trage en pijnlijke overwinningen die vrouwen in de Europese Unie hebben behaald een aanzienlijke deuk zullen krijgen. Daarvan zullen zijzelf uiteraard het rechtstreekse slachtoffer zijn, op volkomen onrechtvaardige wijze, maar ook onze samenlevingen, die gezonder zijn en over sterkere ontwikkelingsperspectieven beschikken wanneer zij garanties bieden voor gendergelijkheid. Daarom is het belangrijk te blijven
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
investeren in het gendergelijkheidsbeleid, met name door gelijke kansen voor mannen en vrouwen te creëren op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het inkomensniveau, de toegang tot de arbeidsmarkt en de plaats van mannen en vrouwen in de maatschappij in het algemeen. Met betrekking tot het gendergelijkheidsbeleid moet actie worden ondernomen vanuit twee invalshoeken die elkaar aanvullen: van buiten naar binnen toe moeten de voorwaarden worden geschapen die nodig zijn om gendergelijkheid tot stand te brengen, en van binnen naar buiten toe moeten de voorwaarden worden gecreëerd die nodig zijn om vrouwen te laten emanciperen uit wat hen inferieur maakt. Gelet hierop, en ondanks het feit dat ik akkoord ga met tal van punten die in het verslag worden genoemd, heb ik mij van stemming onthouden, omdat ik niet kan instemmen met een vrije algemene toegang tot abortus en ook niet met de veronderstelling dat abortus een anticonceptiemethode zou zijn, wat uiteraard niet het geval is. Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat daarin duidelijk wordt erkend dat er een verband bestaat tussen de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en bestuur in belastingaangelegenheden. Tevens wordt erkend dat belastingheffing op basis van een progressief belastingstelsel essentieel is voor democratie, dat off-shorecentra en belastingparadijzen illegale kapitaalvlucht beogen en dat dit, in combinatie met belastingvrijstelling om kapitaal en inkomsten aan te trekken, lasten overhevelt naar werknemers en gezinnen met lage inkomens vanwege de vermindering van de kwaliteit en de kwantiteit van de overheidsdiensten in arme landen en hun vermogen om armoede te bestrijden. De Europese Unie zou de ontwikkelingslanden een voortreffelijke dienst bewijzen door de gerechtelijke macht en de organen voor corruptiebestrijding in deze landen te steunen bij de opbouw van progressieve belastingstelsels. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het verslag-Nedelcheva van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid is aangenomen met 366 tegen 200 stemmen bij 32 onthoudingen. Het ontwerpverslag en het eindresultaat waren vanuit ons standpunt bekeken in orde. Positief omdat de volgende voorstellen zijn aangenomen: verkleining van de genderkloof op het gebied van beloning met 0,5 procent uiterlijk in 2020; het naar behoren ten uitvoer leggen door de lidstaten van het beginsel van gelijke beloning voor gelijk werk (paragraaf 27), het opleggen van sancties aan lidstaten die de wetgeving niet naleven (paragraaf 27, oorspronkelijk een amendement van De Groenen/Vrije Europese Alliantie op het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid), dwingende doelstellingen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen (paragraaf 53), quota om gelijkheid in de directies van ondernemingen te bewerkstellingen, met Spanje en Frankrijk als voorbeeld (paragraaf 53), dwingende doelstellingen om een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in leidinggevende functies in ondernemingen, overheidsinstellingen en politieke organen te waarborgen (paragraaf 56), recht op gezondheidszorg en reproductieve rechten, gemakkelijke toegang tot contraceptie en toegang tot abortus (paragraaf 67). Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Hoewel de opstellers van dit verslag uitgaan van beweringen die we kunnen delen, slaan ze de plank mis daar waar ze bijzondere categorieën burgers wil erkennen, in dit geval Romavrouwen, die worden geacht bijzonder benadeeld te worden door discriminatie. Wij willen niet dat legitieme eisen van vrouwen voor aandacht en erkenning op het gebied van werkgelegenheid en gelijke participatie op de arbeidsmarkt, gelijk loon en gelijke toegang tot hooggeplaatste functies worden verdraaid tot rassendiscriminatie.
193
194
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Wij aanvaarden niet dat de lidstaten in de Europese strategie voor de integratie van de Roma bijzondere aandacht moeten schenken aan vrouwen, in de eerste plaats omdat een verwijzing naar de Roma niets te zoeken heeft in een instrument dat betrekking heeft op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, en in de tweede plaats omdat we van mening zijn dat als we van slachtoffers van discriminatie moeten spreken, dat dan de burgers zijn die leiden onder de vaak illegale aanwezigheid van Roma. Mede gelet op het verzoek om abortus te vergemakkelijken en vrouwenquota op te leggen, stemmen wij derhalve tegen dit verslag. Birgit Schnieber-Jastram (PPE), schriftelijk. − (DE) Ten aanzien van punt 66: naar mijn mening gaat de formulering “gemakkelijke toegang” te ver. Anderzijds moet echter de mogelijkheid van een abortus worden opengelaten. Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb vandaag tijdens de stemming over het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie in 2010 vele wezenlijke bepalingen gesteund. Ik wil echter in het bijzonder de aandacht vestigen op het vraagstuk van de pariteit in het bedrijfsleven. Dit is een belangrijke stap in de richting van gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het niveau van het management van ondernemingen. Het is niet onze bedoeling dat gender het enige criterium is bij de aanstelling van mensen in managementfuncties. We hechten er echter aan dat ambitieuze vrouwen met dezelfde kwalificaties als hun mannelijke tegenkandidaten worden gekozen in functies die tot nu toe meestal werden ingenomen door mannen. Dit kan er namelijk toe leiden, zo blijkt uit onderzoek, dat bedrijven beter en meer evenwichtig geleid worden, met betere financiële resultaten tot gevolg. Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb gestemd voor het aannemen van de ontwerpresolutie die is voorgesteld in het verslag van mevrouw Nedelcheva, omdat ik vind dat gendergelijkheid prioriteit heeft. Ik ben het eens met de conclusies van de rapporteur, die vindt dat de maatregelen in de strijd tegen dit probleem op Europees niveau geïntensiveerd moeten worden, bijvoorbeeld in de vorm van geschikte strategieën en financiële instrumenten. Met name de voorstellen op het gebied van onderwijs en communicatie acht ik bijzonder waardevol, evenals het streven om de verschillen in beloning en in de toegang tot leidinggevende functies op te heffen. Op dit gebied ligt het belangrijkste initiatief echter nog steeds bij de lidstaten. Het Europees Parlement moet als vertegenwoordiger van de EU-burgers druk uitoefenen op zowel de regeringen als de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie om consistente en effectieve maatregelen te nemen, in dialoog met organisaties die zich bezighouden met de strijd voor gendergelijkheid. Het thema gendergelijkheid wordt in Polen in steeds bredere kring besproken. Ondanks de invoering van pariteit op de kieslijsten is er echter nog veel te doen, onder andere op sociaal gebied. Ik denk dat een stimulans vanuit de EU bijzonder waardevol zal zijn voor mijn land. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, waarmee wordt beoogd de genderongelijkheid in de lidstaten aan te pakken. Het is teleurstellend om te moeten vaststellen dat mijn Britse collega’s van de Conservatieven dit verslag op het 100-jarig jubileum van Internationale Vrouwendag niet wensen te steunen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Dit verslag over “de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2010” is van bijzonder belang, omdat we vandaag de honderdste verjaardag van Internationale Vrouwendag vieren. Het is duidelijk dat er in Europa nog veel ongelijkheid is tussen mannen en vrouwen. Het is tijd dat we oproepen tot bindende doelstellingen om te verzekeren dat mannen en vrouwen in belangrijke posities – in de politiek én in het bedrijfsleven – gelijkelijk vertegenwoordigd zijn. Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Tijdens de stemming van vandaag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie in 2010 heb ik tegen gestemd. En dat nog wel op Internationale Vrouwendag. Veel van mijn collega’s van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) hebben ook tegen het initiatiefverslag gestemd – allemaal om hun eigen redenen. Ik zou kort mijn redenen willen toelichten. Het meest problematisch voor mij zijn de paragrafen die voor de lidstaten bindende doelstellingen inzake quota voor vrouwen bepleiten. Afgezien van het feit dat dit een inbreuk is op het zelfbeschikkingsrecht van de lidstaten door de EU, ben ik ook tegen het idee van quota voor vrouwen op zich. Alsof vrouwen niet, net als mannen, op hun eigen merites zouden kunnen worden beoordeeld. De tekst bevat ook formuleringen met betrekking tot een minimuminkomen, wat natuurlijk een kwestie is die door de sociale partners moet worden geregeld, en niet door politici, noch op nationaal noch op internationaal niveau. Alles bij elkaar genomen deden de hierboven vermelde elementen mij ervoor kiezen om tegen het verslag te stemmen, dat niettemin door het Europees Parlement is aangenomen. Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag over de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in de Europese Unie in 2010 gestemd. Hoewel 59 procent van de afgestudeerden in de EU uit vrouwen bestaat, komt dit cijfer niet tot uiting in het politieke en economische leven. In het Europees Parlement is slechts 35 procent van de afgevaardigden vrouw, in de nationale parlementen is dat nog minder, 15 procent, en niet meer dan 3 procent van de raden van bestuur van de grootste Europese ondernemingen wordt voorgezeten door een vrouw. Deze cijfers over de vertegenwoordiging van vrouwen zijn belangrijk omdat ze vrouwen aanmoedigen om een politieke loopbaan na te streven en te solliciteren naar functies met politieke, bestuurlijke of financiële verantwoordelijkheid. De salariskloof in de EU bedraagt 17 procent en er is onvoldoende kinderopvang beschikbaar voor kinderen van jonger dan 3 jaar. Dat betekent dat jonge moeders vaker tijdelijke arbeidscontracten en een grotere kans op werkloosheid hebben. Ik vraag om het aannemen van maatregelen op nationaal en EU-niveau om de ondernemersgeest van vrouwen te bevorderen en de toegang tot private en overheidsfinanciering te vergemakkelijken. We verzoeken de Commissie de lidstaten aan te sporen het beeld van de vrouw in de media in het algemeen en in advertenties en reclames in het bijzonder te bevorderen en respect te hebben voor de waardigheid en de uiteenlopende rollen en identiteiten van vrouwen. Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat wederom een poging wordt ondernomen om abortus via de achterdeur mogelijk te maken. Voor het overige is het niet meer dan een aaneenschakeling van gemeenplaatsen. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag van mevrouw Nedelcheva over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie gestemd. De gelijkheid en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen is een grondbeginsel van de EU. Uit de permanente publieke discussie over het aantal vrouwen in het bedrijfsleven, de nog steeds bestaande grote verschillen in salaris en de vele nadelen die vrouwen op hun werk ondervinden, blijkt echter duidelijk dat er nog veel werk moet worden verzet voordat
195
196
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mannen en vrouwen gelijk zijn. De lidstaten worden opgeroepen om de crisis te beschouwen als een kans om hun beleid te bekijken vanuit een ander gezichtspunt en om hun inspanningen op dit belangrijke gebied te intensiveren. Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. – (EN) De ECR-Fractie erkent dat het basisprincipe van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen is vastgelegd in de Europese Verdragen en iets is wat elke EU-lidstaat eerbiedigt en ondersteunt. Wij konden echter om een paar specifieke redenen niet vóór dit verslag stemmen. Ten eerste zijn we principieel tegen de invoering van doelstellingen en quota op EU-niveau voor vrouwen in bepaalde beroepen. Wij vinden dat een taak van de lidstaten zelf. Ten tweede staan we huiverig tegenover de opname van gewetenskwesties in politieke verslagen en vinden we dat wetgeving over zaken zoals abortus en contraceptie moet worden opgesteld door de lidstaten. Ten derde moeten zaken met betrekking tot arbeid, zoals pensioenen, pensioenleeftijd en beloning, op nationaal niveau worden vastgesteld. Hoewel we volledig vóór het dichten van de genderkloof op het gebied van beloning zijn, is het niet de taak van de EU om doelstellingen voor te schrijven. Verslag: Rovana Plumb (A7-0031/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik hecht mijn goedkeuring aan dit verslag omdat het ingaat op een ernstige situatie, namelijk dat 17 procent van alle Europese vrouwen in armoede leeft, vooral moeders en oudere vrouwen. Ook wordt benadrukt dat in zestien lidstaten de kans op extreme armoede onder vrouwen aanzienlijk groter is dan onder mannen en dat de bijdrage van vrouwen aan de economie doorgaans ondergewaardeerd en onderbetaald wordt. Er zij aan herinnerd dat uitbanning van armoede een van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie is en dat deze doelstelling slechts kan worden verwezenlijkt via sociale beleidsacties en beleidsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid, het combineren van gezinsleven en werk en de garantie dat alle vrouwen over de nodige middelen beschikken om in waardigheid te kunnen leven. Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Vrouwen worden van oudsher al meer blootgesteld aan armoede, vooral groepen vrouwen met specifieke behoeften, zoals alleenstaande moeders, gehandicapte vrouwen en oudere vrouwen, die vaak lonen en pensioenen krijgen die maar net boven het bestaansminimum liggen. We hoeven niet te herhalen dat om het risico op armoede te voorkomen en te verkleinen, gegarandeerd moet worden dat vrouwen en mannen op gelijke basis kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Helaas hebben vrouwen ten opzichte van mannen vier keer meer kans om in deeltijd of met een tijdelijk contract te werken en vaak werken ze in de zwarte economie, zonder arbeidscontract. Maar de aspecten die verband houden met de vervrouwelijking van armoede hebben niet alleen te maken met werk, maar ook met het gebrek aan kinderopvang en ouderenzorg. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van specifieke programma’s om de actieve inclusie of herintegratie van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen, evenals specifieke kansen voor levenslang leren die erop gericht zijn de nodige vaardigheden en kwalificaties bij te brengen. Tegelijkertijd moeten vrouwen uit achtergestelde milieus gelijke toegang krijgen tot volksgezondheidsstelsels en gynecologische en verloskundige zorg, fatsoenlijke huisvesting, justitie, sport en cultuur. Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie biedt een analyse van vrouwen en armoede waarin ik mij kan vinden. Het is duidelijk dat de werkloosheid van dit moment is veroorzaakt door de recente economische crisis, maar er spelen ook een aantal andere
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
factoren mee, zoals stereotypen, verschillende beloning voor mannen en vrouwen, een slecht evenwicht tussen gezin en werk, een stijgende levensverwachting, enzovoorts. Net als onze rapporteur ben ook ik blij dat er een Europees instrument voor microfinanciering is opgezet. Het is de bedoeling dit type financiering gemakkelijker toegankelijk te maken voor vrouwen die moeilijkheden ondervinden bij het betreden van de arbeidsmarkt, zelfstandig willen worden dan wel een eigen bedrijf willen opzetten. Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) In historisch opzicht zijn het vrouwen die het meeste risico lopen om in armoede te vervallen, in het bijzonder alleenstaande moeders en vrouwen van 65 jaar en ouder. Geschat wordt dat 36 procent van de vrouwen in armoede leeft, tegenover 11 procent van de mannen. In de EU is het risico het grootst voor oudere vrouwen – 22 procent van hen leeft in armoede, vergeleken met 16 procent van de mannen – vanwege problemen die zij tegenkomen bij de toegang tot sociale zekerheid en het pensioenstelsel. Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik ben het met de rapporteur eens dat de armoede onder vrouwen verborgen is, omdat vrouwen twee derde van de ‘inactieve’ bevolking uitmaken. Ik verwelkom wat het verslag zegt over het feit dat we moeten waarborgen dat vrouwen die voor kinderen, patiënten, ouderen of mensen met een handicap zorgen niet lijden vanwege het feit dat ze voor anderen zorgen, omdat deze zorg van cruciaal belang is voor gezinnen en de gemeenschap. Voor deze vrouwen moeten, naarmate ze ouder worden, toereikende sociale voorzieningen beschikbaar zijn. Ik steun het idee dat de EU 2020-strategie gelijke vertegenwoordiging in en deelname aan de arbeidsmarkt moet verbeteren en ik geef mijn volledige steun aan hervormingen van het werkgelegenheids- en sociaal beleid om economische en sociale gelijkheid voor vrouwen te waarborgen. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gesteund. Armoede in de EU blijft een enorm probleem, en de bestrijding van armoede is een van de vijf meetbare doelstellingen die de Commissie heeft voorgesteld in de Europa 2020-strategie. De geïntegreerde richtsnoeren van de Europa 2020-strategie (het bevorderen van sociale inclusie en het bestrijden van armoede) zijn gericht op de bescherming van mensen tegen het risico op armoede, en dit geldt vooral voor vrouwen, eenoudergezinnen en ouderen, die een groter risico lopen op armoede dan de bevolking in het algemeen. Het sociale zekerheids- en werkgelegenheidsbeleid spelen een zeer belangrijke rol bij het terugdringen van de armoede. De lidstaten en de Europese Commissie moeten het eens worden over effectievere maatregelen om het recht van de meest kwetsbare groepen in de samenleving op goed onderwijs te waarborgen door middel van beroepstrainingen en universitaire studies, waarmee ze beter zouden integreren op de actieve arbeidsmarkt en het risico op armoede een halt zou worden toegeroepen. Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor deze tekst gestemd. In dit verslag worden verschillende maatregelen voorgesteld om armoede onder vrouwen in de Europese Unie te bestrijden. Ik steun veel van deze maatregelen, zoals het bevorderen van de invoering van flexibele werktijden voor vrouwen en het verkleinen van de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen die hetzelfde werk doen. Vrouwen bevinden zich in een moeilijke situatie. Ze moeten voor het huis, de kinderen en hun man zorgen, terwijl ze daarnaast ook werken. Vrouwen zijn vaak het slachtoffer van discriminatie op het werk of van geweld, grote problemen die in de hele EU nog veel voorkomen. De werkelijkheid is echt afschuwelijk, vooral in rurale gebieden en voor Romavrouwen. In deze omstandigheden
197
198
NL
Handelingen van het Europees Parlement
moeten de structuurfondsen worden gebruikt om programma’s op te zetten voor het vergroten van de kansen van vrouwen in de arbeidsmarkt, die gepaard moeten gaan met toegang tot microfinanciering en de bevordering en ontwikkeling van ondernemersvaardigheden onder vrouwen. Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Ondanks de inspanningen die zijn geleverd in het kader van de strijd voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen, lopen vrouwen nog steeds een groter risico om in armoede te vervallen (17 procent) dan mannen (15 procent). Dit verschil is groter onder ouderen (22 procent vrouwen, in vergelijking met 17 procent mannen). Het feit dat vrouwen meer risico lopen om arm te worden is ten dele terug te voeren op de loonverschillen tussen mannen en vrouwen. Dit verschil in beloning bedraagt in de Europese Unie nog steeds ongeveer 18 procent en heeft gevolgen voor het inkomen dat vrouwen in de loop van hun leven genieten, voor hun sociale bescherming en voor hun pensioen. In dit verslag, dat mijn steun heeft gekregen, worden de lidstaten verzocht om de genderdimensie op te nemen in hun economische herstelplannen, middels bevordering en stimulering van werk voor vrouwen, gerichte inschakeling in het arbeidsproces, flexibilisering van de werktijd, gelijke beloning en herziening van belasting- en pensioenstelsels. Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) De recente economische en financiële crisis heeft geleid tot een reeks negatieve gevolgen die rechtstreeks van invloed zijn geweest op de levens- en arbeidsomstandigheden van de burgers en van vrouwen in het bijzonder. De situatie van vrouwen komt duidelijk naar voren uit de statistieken: circa 17 procent van de Europese vrouwen leeft in armoede. 2010 is uitgeroepen tot het ‘Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting’, en ik denk dat de activiteiten die zijn ondernomen ook rekening hadden moeten houden met het grotere risico op sociale uitsluiting dat vrouwen in vergelijking met mannen lopen. Bovendien denk ik dat het bevorderen van de combinatie van werk en privéleven, zodat vrouwen desgewenst hun eigen carrière na kunnen streven of voltijds kunnen werken, een van de essentiële onderdelen is om vrouwenarmoede en de risico’s waar vrouwen aan worden blootgesteld tegen te gaan. De structuurfondsen, en met name het Europees Sociaal Fonds, zijn cruciale instrumenten om de lidstaten te helpen armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. Ik vestig daarom de aandacht van de Commissie op de mogelijkheid om specifieke programma’s te medefinancieren, hetzij programma’s ter bevordering van de actieve integratie of de herintegratie van vrouwen op de arbeidsmarkt, hetzij programma’s voor het volgen van opleidingen om specifieke beroepskwalificaties te behalen. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik ben niet van plan voor dit verslag te stemmen, niet vanwege de doelstellingen ervan, maar vanwege de door de collega aanhaalde methode. Armoede is een structurele plaag voor het Europa van 2011. Sommige categorieën zijn ongetwijfeld zwaarder dan andere geconfronteerd met de wereldwijde economische crisis, maar ik ben er daarom nog niet van overtuigd dat een op gender of apparte groepen gebaseerde aanpak de ideale oplossing biedt. Integendeel, een probleem van dergelijke omvang moet worden aangepakt door positieve spiralen in gang te zetten waar alle belanghebbende partijen van profiteren en niet alleen een beperkt groepje!
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat we de armoede bij vrouwen, die zich heeft verdiept als gevolg van de recessie, moeten overwinnen. De economische- en financiële crisis heeft weliswaar onder beide geslachten een aanzienlijk effect op het werkloosheidsniveau gehad, maar vrouwen zijn het hardst geraakt door de crisis. Tijdens de recessie zijn de salarissen in sectoren waarin overwegend vrouwen werken drastisch gedaald of zijn vrouwen hun baan zelfs kwijtgeraakt. Verder ontvangen vrouwen op hun oude dag vanwege hun lagere inkomen een lager pensioen en zien ze zich als gevolg daarvan vaak geconfronteerd met armoede. Armoede bij vrouwen, die zich vooral tijdens de recessie heeft verspreid, vooral armoede onder alleenstaande moeders, heeft direct invloed op armoede onder kinderen, want nu leven ongeveer twintig miljoen kinderen in Europa in armoede. Als er geen specifieke maatregelen worden aangenomen om bij te dragen aan de terugdringing van armoede bij vrouwen, kan ook de armoede bij kinderen onmogelijk worden teruggedrongen. Ik wil graag benadrukken dat we rekening moeten houden met de genderdimensie, zowel in Europese- als nationale wetgeving. De EU-lidstaten moeten speciale programma’s ontwikkelen voor de inclusie van vrouwen en ze helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Verder moet zwangerschapsverlof worden gewaarborgd voor alle vrouwen. Helaas staan zowel het moederschap als huishoudelijk werk en het zorgen voor kinderen en ouderen of gehandicapten in zeer laag aanzien. Ik hoop dat de lidstaten in de toekomst adequate maatregelen zullen treffen om armoede bij vrouwen te overwinnen en de bijdrage van vrouwen aan de ontwikkeling van het gezin, de samenleving en de economie op waarde te schatten. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat in dit Huis is aangenomen op de dag dat we de honderdste verjaardag van Vrouwendag vieren. Volgens recente gegevens leeft vandaag de dag nog steeds 17 procent van de Europese vrouwen in armoede, en alsof dat nog niet genoeg is, worden ze benadeeld op de arbeidsmarkt en in de sociale bescherming. Tegelijkertijd wordt de bijdrage van vrouwen aan de ontwikkeling van het gezin, de samenleving en de economie regelmatig onderschat en onderbetaald. Volgens het jaarverslag van de Commissie lopen vrouwen meer risico op armoede en derhalve op sociale uitsluiting, met name oudere vrouwen. Die categorie liep in 2008 een armoederisico van 22 procent, tegenover 16 procent voor oudere mannen en 35 procent voor alleenstaande ouders en andere categorieën vrouwen, zoals gehandicapte vrouwen of vrouwen die tot etnische minderheden behoren. Ik deel met name de aansporing van de rapporteur, mevrouw Nedelcheva, om werk en privéleven te combineren of om aanvullende maatregelen te nemen ter ondersteuning van alleenstaande moeders. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb mijn steun gegeven aan de resolutie die is aangenomen om armoede bij vrouwen tegen te gaan aan de hand van maatregelen op het vlak van tewerkstelling en sociale bescherming. Desalniettemin bevat de tekst een aantal herhalingen en teken ik verzet aan tegen de verwijzing naar gezamenlijke belastingaanslagen en subsidies voor de verzorging van ten laste komende personen, aangezien dit indruist tegen het standpunt van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten). Andrea Češková (ECR), schriftelijk. – (EN) De ECR-Fractie erkent dat een aantal punten in dit verslag noodzakelijk is om vrouwen zover te krijgen dat ze zich op de arbeidsmarkt begeven, zoals bijvoorbeeld flexibel werken en kinderopvangen zwangerschapsverlofregelingen, en we zijn blij met de oproep om de genderkloof op het gebied van beloning te dichten. De ECR-Fractie is echter van mening dat dit beleid op
199
200
NL
Handelingen van het Europees Parlement
nationaal niveau en niet op EU-niveau moet worden vastgesteld. De ECR-Fractie is tegen een onnodig, bureaucratisch vrouwenhandvest en tegen elke stap in de richting van harmonisatie van de socialezekerheidsstelsels in de EU. We hebben daarom besloten om ons in de laatste stemronde van stemming te onthouden, maar we hebben gestemd vóór specifieke, voor ons belangrijke paragrafen, zoals bijvoorbeeld de paragrafen 34, 58, 60, 65 en 69. Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de autoriteiten meer aandacht moeten besteden aan kwetsbare sociale groepen, waaronder vrouwen. De economische en financiële crisis heeft de hele bevolking getroffen, maar enkele van de ernstigste gevolgen worden gevoeld door oudere vrouwen, vrouwen in rurale gebieden en alleenstaande moeders. De Europese Unie en de lidstaten moeten daarmee rekening houden en bijdragen tot het verbeteren van de sociale omstandigheden van deze kwetsbare groepen. In dat verband is de doelstelling om onredelijke beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen elk jaar met 1 procent te verminderen gerechtvaardigd en moet deze doelstelling door middel van een reeks instrumenten op nationaal en EU-niveau worden verwezenlijkt. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het uitbannen van de armoede vormt een van de vijf voornaamste doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Daarom moest een analyse op van de armoede onder vrouwen in de Europese Unie worden gemaakt. Dit verslag gaat in op de oorzaken en gevolgen van armoede bij vrouwen en benadruk dat gelijkheid van man en vrouw een van de allereerste voorwaarden voor duurzame groei, werkgelegenheid, concurrentie en sociale samenhang is. Op dit moment leeft 17 procent van alle Europese vrouwen in armoede. Dit cijfer is de laatste tijd enorm toegenomen in vergelijking met de armoede bij mannen. Daarom wordt in het verslag gesproken van een vervrouwelijking van de armoede. De Europese Unie en de lidstaten moeten dan ook dringend met maatregelen komen om de strijd aan te binden met de armoede in het algemeen en de armoede bij vrouwen in het bijzonder, uiteraard onder eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel. Er moeten inspanningen worden verricht om maatregelen op het vlak van tewerkstelling en sociale bescherming te nemen die de gelijkheid van man en vrouw waarborgen en om de combinatie van gezinsleven en werk te bevorderen. Tevens moet een dialoog worden geopend met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld om een samenleving tot stand brengen waar steeds meer gelijkheid heerst. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Gelet op de noodzaak om de burgers en de lidstaten bewust te maken van het probleem van armoedebestrijding hebben het Europees Parlement en de Raad in 2008 een besluit aangenomen om 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. In tijden van crisis, oorlog en genocide worden vrouwen en kinderen het ergst getroffen. Daarom verdienen zij bijzondere aandacht van de samenleving in het algemeen en van de instellingen in het bijzonder. De Europese instellingen en de lidstaten hebben de plicht alles in het werk te stellen om de levensomstandigheden van vrouwen te verbeteren en de bedrijfswereld bewust te maken van de bestaande ongelijkheden, zodat vrouwen betere kansen krijgen, aangezien zij een essentieel onderdeel van de arbeidsmarkt vormen. Ik verwelkom de aanneming van dit verslag, waaruit blijkt dat bestrijding van armoede en sociale uitsluiting nog steeds een politieke prioriteit van de Europese Unie is, en ik hoop dat de structuurfondsen, en met name het Europees Sociaal Fonds, versterkt zullen worden met het oog op de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Op deze historische datum, die gerelateerd is aan de strijd van vrouwen voor hun rechten, kunnen we niet voorbijgaan aan de sociale problemen van vrouwen, en met name van werkende vrouwen: toename van de werkloosheid en het aantal onzekere banen, ongelijke beloning en discriminatie op grond van moederschap. Het inkomensverlies neemt toe en vrouwen worden steeds armer. De situatie van gehandicapte vrouwen, vrouwelijke migranten, werkloze en gepensioneerde vrouwen en slecht betaalde werkende vrouwen is bijzonder schrijnend. In sommige landen, zoals Portugal, Griekenland en Ierland, hebben de bezuinigingsmaatregelen gevolgen voor het leven van vrouwen als arbeidskrachten, burgers en moeders in de vorm van loonverlagingen, bevriezing van de toegang tot universitaire opleidingen en blokkering van de collectieve arbeidsovereenkomsten, bezuinigingen op het vlak van gezondheidszorg, onderwijs, sociale zekerheid en diverse vormen van sociale hulpverlening. Mooie woorden en intentieverklaringen over deze belangrijke dag volstaan niet. Het komt erop aan om de inhoud van het beleid dat aan de huidige situatie ten grondslag ligt daadwerkelijk te wijzigen. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik vind het altijd een goed idee om te debatteren en van gedachten te wisselen over en gemeenschappelijke oplossingen te vinden voor de problemen van de vrouwelijke helft van de wereld. Het verslag van de collega van de S&D-Fractie, mevrouw Plumb, is echter één constante verwijzing naar de Romagemeenschap. Ik vind dit verslag daarom niet gepast: aangezien het zich uitsluitend bezighoudt met Romavrouwen, is het zeker niet in het voordeel van de Europese werkende vrouwen. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat we de armoede bij vrouwen, die zich heeft verdiept tijdens de financiële- en economische crisis, moeten overwinnen. Bijna 17 procent van de Europese vrouwen wordt ingedeeld in de categorie arm; als we de indicatoren bekijken in verband met de arbeidsmarkt en sociale bescherming, hebben de structurele oorzaken van armoede een onevenredig groot effect op vrouwen. Tijdens de recessie zijn de salarissen in sectoren waarin overwegend vrouwen werken drastisch gedaald of zijn vrouwen hun baan zelfs kwijtgeraakt. Verder ontvangen vrouwen op hun oude dag vanwege hun lagere inkomen een lager pensioen en zien ze zich als gevolg daarvan vaak geconfronteerd met armoede. Armoede bij vrouwen, die zich vooral tijdens de recessie heeft verspreid, vooral armoede onder alleenstaande moeders, heeft direct invloed op armoede onder kinderen, want nu leven ongeveer twintig miljoen kinderen in Europa in armoede. Aangezien de bijdrage van vrouwen aan de ontwikkeling van het gezin, de samenleving en de economie regelmatig wordt ondergewaardeerd en onderbetaald, is het cruciaal om maatregelen te treffen om armoede bij vrouwen terug te dringen. Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ondanks alomtegenwoordige maatregelen en voorlichtingscampagnes zijn vrouwen nog steeds armer en worden ze vaker gediscrimineerd dan mannen. Dit komt zelfs voor in onze democratische Europese Unie, die de mensenrechten eerbiedigt. Vrouwen in dezelfde functies verdienen minder dan mannen en worden vaker seksueel lastiggevallen. Zij houden zich vaker bezig met de opvoeding van de kinderen en hebben als gevolg daarvan geen eigen bron van inkomsten of geld waarmee ze aan hun eigen ontwikkeling kunnen werken of waarmee ze zichzelf na een zware dag kunnen belonen. De personen die de toekomstige generaties grootbrengen en de jonge mensen onderwijzen die ons in de toekomst zullen regeren en genezen, bruggen zullen bouwen en voor ons zullen zorgen in ziekenhuizen, ontvangen geen waardige
201
202
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beloning. Aanpassing van de wetgeving is het belangrijkst. Wetgeving moet zorgen voor vrije toegang tot crèches en kleuterscholen, voor ontwikkelingsmogelijkheden voor jonge moeders en voor een ontslagverbod voor vrouwen die net bevallen zijn of terugkeren na hun zwangerschapsverlof. Vrouwen op het platteland bevinden zich in de moeilijkste situatie. Zij wonen in gebieden waar de inkomens veel lager zijn dan het EU-gemiddelde en zelfs lager dan het gemiddelde in het betreffende land. Zij hebben geen toegang tot culturele diensten en goederen. Zij doen zwaar werk en hebben vaak geen mogelijkheid om vakantie te nemen. Het schrikbeeld van de demografische crisis zou ons moeten aanzetten tot het nemen van maatregelen ter verbetering van de situatie van vrouwen op ons continent. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Op zo'n belangrijke dag, die ons eraan herinnert hoe belangrijk de rol van vrouwen in de moderne samenleving is, is het steunen van dit verslag niet meer dan een morele plicht tegenover de duizenden vrouwen die in armoede leven. Armoedegrens, onzekere arbeidsomstandigheden, ontoereikende salariëring, seksuele discriminatie op de werkplek: helaas zijn het terugkerende begrippen die we niet alleen vandaag niet, maar het liefst nooit meer zouden willen horen en met vrouwen in verband zouden willen brengen. Helaas ziet de werkelijkheid er anders uit en spreken de cijfers duidelijk taal. In alle vakgebieden, in om het even welke economische sector, blijf je trends tegenkomen dat vrouwen worden gemarginaliseerd door lage lonen, sociale uitsluiting en uitgesproken problemen om toegang tot een normaal sociaal leven te krijgen. Oudere vrouwen, vrouwen met gehandicapte kinderen, gehandicapte vrouwen, vrouwen die geen werk kunnen vinden: naar hen gaat mijn steun en de steun van de collega’s die voor dit verslag hebben gestemd om te vermijden dat de uitdrukking ‘vervrouwelijking van de armoede’ in de media en in de Europese statistieken blijft opduiken. Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik vind het verslag van mevrouw Plumb over armoede bij vrouwen een enorme stap vooruit in de richting van verbetering van de situatie van vrouwen in de moderne wereld. Daarom heb ik voor het verslag gestemd. Niet alleen vervrouwelijking van de armoede, het verzoenen van gezinsen beroepsleven, armoedebestrijding onder oudere vrouwen en de invloed van geweld op hun situatie worden in het verslag aangekaart, maar het bevat ook – volgens mij bijzonder belangrijke – maatregelen om armoede te bestrijden, namelijk financieringsgaranties, werkgelegenheidsbeleid en sociale bescherming. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Hoewel armoede onder vrouwen een reeds lang bestaand probleem is, wordt de kwestie pas sinds relatief korte tijd systematisch aangepakt. De huidige economische, financiële en sociale crisis waar de Europese Unie net als de rest van de wereld mee kampt, heeft een reeks specifieke nadelige gevolgen die rechtstreeks van invloed zijn op de leef- en werkomstandigheden van vrouwen en hun plek in de maatschappij in het algemeen. In dit verband is de noodzaak van een genderspecifieke aanpak van armoede boven aan de agenda van het Europees Parlement komen te staan, in de vorm van het verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie. Op mondiaal niveau zijn vrouwen in vergelijking met mannen arm. Dat is ook in alle EU-lidstaten het geval, hoewel er per land specifieke verschillen aan te wijzen zijn. Bijna 17 procent van de Europese vrouwen valt in de groep die in armoede leeft. Als je de indicatoren met betrekking tot de arbeidsmarkt en sociale zekerheid bekijkt, hebben de structurele oorzaken van armoede een onevenredig effect op vrouwen. Tegelijkertijd kun je zeggen dat de bijdrage
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van vrouwen aan de ontwikkeling van het gezin, de samenleving en de economie regelmatig wordt onderschat en onderbetaald. Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) De huidige financiële crisis heeft specifieke negatieve gevolgen die rechtstreeks van invloed zijn op de levens- en arbeidsomstandigheden van vrouwen en op hun positie in de samenleving. Vandaag de dag blijkt bijna 17 procent van de Europese vrouwen in armoede te leven. Voor welke politieke strategie dan ook is er een allesomvattende analyse nodig die alle genderaspecten in ogenschouw neemt: we zijn van mening dat de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt van fundamenteel belang is om armoede en sociale uitsluiting onder vrouwen aan te pakken. Het bevorderen van de combinatie van werk en privéleven, zodat vrouwen desgewenst hun eigen carrière na kunnen streven of voltijds kunnen werken, is een van de cruciale onderdelen om vrouwenarmoede en de risico’s waar vrouwen aan worden blootgesteld tegen te gaan. Wij vragen om extra maatregelen om werkende moeders te ondersteunen, hetzij door het gemakkelijker te maken om flexibele werkvormen en -tijden toe te passen, zodat ze zich aan hun belangrijke gezinstaken kunnen wijden, hetzij door aangepaste kinderopvang en zorg voor ouderen en andere afhankelijke gezinsleden te bieden. We zijn ervan overtuigd dat de Europa 2020-strategie genderintegratie moet verwezenlijken om gelijke vertegenwoordiging en deelname aan de arbeidsmarkt te verbeteren. Hierbij moeten de segregatiepatronen worden doorbroken en moet tegelijk de aanwezigheid van vrouwen in hooggeplaatste functies worden gegarandeerd. Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Op de dag waarop we de honderdste verjaardag van Internationale Vrouwendag vieren, stemmen we over twee verslagen over problemen die ertoe leiden dat vrouwen nog te vaak worden gemarginaliseerd en uitgesloten van de samenleving. Vrouwen lopen traditioneel meer risico om in de armoede te belanderen, vooral alleenstaande moeders en vrouwen boven de 65. Tussen de vijf meetbare doelstellingen die de Europese Commissie heeft voorgesteld voor de Europa 2020-strategie, staat ook armoedebestrijding, wat dit verslag uiterst actueel maakt, vooral vanuit genderpolitiek oogpunt, in het licht van de economische en financiële crisis die Europa teistert. De reële kwetsbaarheid van de individuele vrouw stelt haar meer bloot aan het risico op armoede en sociale uitsluiting en dus op eenzaamheid. Daarom is het de plicht van de instelling die wij vertegenwoordigen om op te treden en de specifieke programma’s en strategieën die in het verslag van mevrouw Plumb worden genoemd ten uitvoer te leggen. Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Alle indicatoren wijzen erop dat vrouwen over het geheel genomen gemiddeld armer zijn dan mannen. In tijden van economische recessie worden mensen die het risico lopen in armoede te vervallen kwetsbaarder en het merendeel van deze mensen is vrouw. Het verslag erkent dat de bezuinigingen die overal in de Europese Unie worden toegepast vooral nadelig zullen uitvallen voor vrouwen, met name voor vrouwen die op zich reeds met tal van problemen worden geconfronteerd. Het pensioen van veel Europese vrouwen boven de 65 is erbarmelijk.
203
204
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Armoede bij vrouwen is niet alleen het resultaat van de recente economische crisis, maar is tevens het gevolg van andere factoren, die terug te voeren zijn op discriminerende genderstereotypen, ongelijke beloning van mannen en vrouwen en obstakels voor de combinatie van gezinsleven en werk, wat met name voor moeilijkheden zorgt in eenoudergezinnen. Deze situatie leidt tot een “vervrouwelijking van de armoede” en moet dringend worden bestreden. Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik het niet acceptabel vind dat 17 procent van de vrouwen in Europa onder de armoedegrens leeft. De Europese Unie wordt nu geteisterd door een economische crisis zonder weerga en dat heeft de toestand alleen maar verergerd. Het is daarom tijd dat we de ernst van dit probleem onderkennen en een pakket maatregelen samenstellen om deze gesel te bestrijden. De Europese Unie en de lidstaten moeten armoede en sociale uitsluiting van vrouwen in Europa een halt toeroepen door te verzekeren dat vrouwen toegang krijgen tot goed onderwijs en goede banen, door ze te helpen een evenwicht te vinden tussen gezin en werk en door steun te bieden bij het bestrijden van huiselijk geweld, iets waar vrouwen helaas maar al te vaak het slachtoffer van zijn. Daarom steun ik dit initiatiefverslag, dat een van de tekortkomingen van onze moderne democratieën blootlegt: de discriminatie van vrouwen. Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) Armoede en gelijke kansen vormen in een economisch model twee tegenoverstelde variabelen. Acties om ook vrouwen volledig te activeren leiden tot een daling van de algehele armoede. In Europa leeft meer dan 17 procent van de vrouwelijke bevolking in armoede. De economische en financiële crisis is al van invloed geweest op deze al dramatische cijfers en zal dat waarschijnlijk nog wel even zijn. Armoedebestrijding wordt niet altijd als een onderdeel van het genderbeleid gezien, waardoor het aan slagkracht inboet. Het werk van de bevoegde commissies onderstreept hoe belangrijk het is om rekening te houden met dergelijke verbanden, en op basis daarvan worden mogelijke acties geanalyseerd. Die worden heel opportuun ondergebracht bij de EU 2020-strategie, waarin het terugdringen van armoede een van de vijf meetbare doelstellngen is. Uitgaande van de drie dimensies van armoede – de gender-, de generatie- en de geografische dimensie – blijkt hoe buitengewoon concreet en vooral innovatief het verslag van mevrouw Plumb is in het voorzien van een traject dat voorafgaat aan de goedkeuring van besparingsmaatregelen om de gevolgen van de crisis het hoofd te bieden. De in het verslag afgebakende zeven terreinen die van belang zijn om de noodzakelijke systematische aanpak te vergemakkelijken, zijn in dat opzicht goed omkaderd. De positieve inslag van het voorstel kan de Commissie, de Raad en de lidstaten niet onberoerd laten en ik verwacht van hen dan ook een goed gecoördineerd antwoord. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Armoede bij vrouwen is een bijzonder ernstig probleem dat door de Europese Unie moet worden verholpen. De crisis die we op dit moment doormaken draagt beslist niet bij aan de oplossing van dit probleem, maar we moeten een extra inspanning doen om een eind te maken aan de huidige situatie. Gelet op het feit dat het uitbannen van de armoede een van de hoofddoelstellingen van de Europa 2020-strategie is, moet alles in het werk worden gesteld om deze doelstelling te verwezenlijken, met name voor vrouwen, en dan vooral minder begunstigde en oudere vrouwen. Daarom zijn er maatregelen op het vlak van tewerkstelling en sociale bescherming nodig die oplossingen aandragen om vrouwen in de gelegenheid te stellen werk en
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gezinsleven te combineren. Tevens moet een dialoog met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld worden geopend teneinde een meer rechtvaardige samenleving zonder ongelijkheden tot stand te brengen. Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Vandaag, 8 maart 2011, op de Internationale dag van de vrouw, heb ik voor dit verslag gestemd, omdat het voorkomen en terugdringen van de armoede waarin vrouwen leven een essentiële component is van het grondbeginsel van sociale solidariteit waaraan de Europese Unie zich heeft gebonden. Armoede onder vrouwen is niet alleen het gevolg van de recente economische crisis, maar ook van een hele reeks factoren als stereotype denkbeelden, de bestaande salarisverschillen tussen man en vrouw, de belemmeringen die zijn ontstaan door het gebrek aan mogelijkheden om gezins- en beroepsleven te combineren, de hogere levensverwachting van vrouwen, en in het algemeen de verschillende vormen van discriminatie op grond van geslacht, die vooral vrouwen terffen. In het verslag wordt er bij de lidstaten van de Europese Unie op aangedrongen om mechanismen voor het bestrijden van armoede onder vrouwen in te stellen, en daarom heb ik voor deze tekst gestemd. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Armoede onder vrouwen is iets van alle tijden, maar deze economische, financiële en sociale crisis heeft de toestand veel ernstiger gemaakt, zodat we nu een vervrouwelijking van de armoede zien ontstaan. Armoede is een van die gebieden waar nog steeds ongelijkheid heerst tussen mannen en vrouwen. Participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is één manier om uitsluiting en armoede te bestrijden. We moeten gelijkheid echter ook op andere manieren bevorderen, door aan te dringen op gelijke beloning, gelijke toegang tot verantwoordelijke posities en gelijke rechten op pensioen en sociale zekerheid. Geweld tegen vrouwen, waaronder inbegrepen mensensmokkel en seksuele uitbuiting, is een heel ernstig probleem. We moeten die praktijken met alle middelen die ons ter beschikking staan bestrijden. Dit soort geweld is maar al te vaak de oorzaak van armoede bij vrouwen, naast gezondheidsproblemen en het verlies van werk. We moeten ons op nationaal en Europees niveau blijven inzetten voor het verwezenlijken van gendergelijkheid en het bestrijden van sociale uitsluiting, door gerichte en duurzame maatregelen die worden ondersteund door voldoende financiële middelen. Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Het armoedeprobleem in Europa is een hardnekkig negatief fenomeen dat veel Europeanen treft, en met name vrouwen. Steeds meer vrouwen komen in de financiële problemen en volgens de laatste onderzoeken leeft tot wel 17 procent van de vrouwen onder de armoedegrens. De positie van vrouwen in Europa blijft onbevredigend en de situatie is verslechterd als gevolg van de economische crisis en de herstructurering van de publieke sector, waarin vóór de crisis de meeste vrouwen werkzaam waren. In het kader van de Europa 2020-strategie, waarin als doel is gesteld om de armoede met 25 procent te verlagen, zou naar mijn mening intensiever moeten worden gezocht naar specifieke oplossingen voor de armoede onder vrouwen. Ik wil graag de onschatbare bijdrage van vrouwen aan de gezonde ontwikkeling van het gezin en de opvoeding van kinderen benadrukken, die niet negatief mag worden beïnvloed door discriminatie van vrouwen, want dergelijke ongewenste verschijnselen hebben ook een sterk effect op de samenleving op zich.
205
206
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik sta dus achter initiatieven om de ongegronde verschillen te verminderen en de positie van de vrouw in de samenleving te verbeteren, niet alleen juridisch gezien, maar ook in het dagelijkse leven. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb het verslag grondig bestudeerd. Ik wil de belangrijkste punten in de strijd tegen armoede onder vrouwen onderstrepen: armoede bij vrouwen tegengaan aan de hand van maatregelen op het vlak van tewerkstelling en sociale bescherming, het belang van maatschappelijke dialoog en van het maatschappelijk middenveld in de strijd tegen armoede onder vrouwen, en het belang van financiële middelen in de strijd tegen armoede. Het is uitermate belangrijk dat het Parlement deze belangrijke resoluties op 8 maart heeft goedgekeurd, want dat biedt een straaltje hoop dat de ongerechtigheid te overwinnen is! Ik heb vóór gestemd. Elisabeth Morin-Chartier (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik steun dit verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie, omdat het laat zien in welke mate vrouwen door armoede getroffen worden. Ik roep Europa op om praktische maatregelen te nemen om de salariskloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen. Hoe lang zullen we nog aanvaarden dat vrouwen minder betaald krijgen dan mannen? Waarom moet een vrouw vijf jaar werken om te verdienen wat een man in vier jaar verdient? En – belangrijker nog – waarom zouden vrouwen armer moeten zijn omdat ze hun kinderen hebben grootgebracht? Dat is niet de maatschappij die ik aan mijn kinderen en kleinkinderen wil nalaten. Er zijn te veel met werk samenhangende onzekerheden voor vrouwen, zeker als ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Europa moet ervoor zorgen dat het vrouwen niet nog verder in de armoede dringt, en dat kan door een oprecht beleid voor gelijke beloning te bevorderen. Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben vooral getroffen door de armoede onder alleenstaande oudere vrouwen. Ze hebben hun hele leven gewerkt en bijgedragen aan de opvoeding van hun kinderen. Als ze hebben gewerkt krijgen ze een ontoereikend pensioen, en als ze alleen maar aanspraak kunnen maken op een overheidspensioen is het nog erger. Pensioenstelsels zijn niet ruimhartig voor hen geweest. Misschien hebben ze hun loopbaan onderbroken om kinderen groot te brengen en heeft deeltijdwerk hun inkomen over hun hele beroepsleven gedrukt. Ze moesten misschien zorgen voor zieke, oude of gehandicapte familieleden en de sociale zekerheid was niet aangepast aan hun behoeften. Het is zeker geen benijdenswaardige situatie. Met de hulp van het Europees Sociaal Fonds moeten steun- en bijstandsprogramma’s worden opgezet. Lokale overheden zouden deze problematiek naar zich toe moeten trekken – rechtstreeks of via ngo’s – en met de regio’s samenwerken om hun aandeel in de structuurfondsen beter te sturen. Het bestrijden van armoede bij vrouwen mag niet stoppen in de kantoren van de bureaus voor statistiek, maar moet doordringen tot het administratieve niveau dat het dichtst bij de vrouwen die het nodig hebben staat. In Europa zijn er nog steeds te veel vrouwen die minder betaald worden dan mannen, die op zoek zijn naar werk en naar diensten die hen kunnen helpen bij het grootbrengen van hun kinderen, te veel vrouwen die slachtoffer zijn van geweld, te veel migrantenmeisjes die genitale verminking ondergaan en veel, veel te veel alleenstaande, oudere en vergeten vrouwen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Armoede bij vrouwen is een tragisch probleem, met name in ontwikkelingslanden. Desalniettemin mag de indirecte benadering die in dit verslag wordt ondersteund niet worden gebruikt om het migratiebeleid van de lidstaten te versoepelen. Ik heb derhalve tegen dit verslag gestemd. Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) De Unie heeft behoefte aan een duidelijk standpunt en aan uitvoerbare plannen om de economische crisis aan te pakken. In dit geval gaat het erom vrouwen te beschermen tegen het risico van armoede en zo te vermijden dat ze structureel een sociaal zwakkere categorie blijven ten opzichte van mannen en dus minder goed in staat zijn om in te spelen op de werkgelegenheidscrisis. Om de doelstelling van de Europa 2020-strategie inzake armoedebestrijding te halen, moeten vrouwen over meer middelen kunnen beschikken, moet er een beter arbeidsbeleid en meer steun van het Europees Sociaal Fonds komen en moeten werk en privéleven gecombineerd kunnen worden, zonder dat vrouwen hun rol als moeder hoeven op te geven. Zoals ik al heb gezegd met betrekking tot andere verslagen waarover vandaag is gestemd, ben ik echter van mening dat het bij het uitvoeren van deze aanbevelingen opportuun is om het subsidiariteitsbeginsel in acht te nemen en oog te hebben voor enkele typische nationale kenmerken die verdedigd en bewaard moeten worden. Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie gestemd. De bezuinigingsmaatregelen die deze tijd van economische crisis worden toegepast hebben negatieve gevolgen voor de vrouwen. Daardoor worden vrouwen in een nadelige positie gebracht op de arbeidsmarkt. In Griekenland loopt tien procent van de werkende vrouwen het risico in armoede te vervallen. Dit percentage is veel hoger dan dat voor mannen. In Europa is 36 procent van de vrouwen arm, tegen 11 procent van de mannen. Het hoofddoel is om de loonkloof tussen mannen en vrouwen en de daarmee gepaard gaande ongelijkheden te verminderen en maatregelen te nemen om alleenstaande werkende moeders te helpen door middel van flexible werktijden. De lidstaten moeten voor zover mogelijk nieuwe banen scheppen voor moeders en hun de toegang tot onderwijs van hoog niveau vergemakkelijken opdat zij de voor hoogwaardige banen noodzakelijke vaardigheden en kwalificaties kunnen verwerven. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Er is genoeg onderzoek gedaan en we beschikken over voldoende nauwkeurige gegevens om in algemene termen te stellen dat vrouwen het meest en het ergst getroffen worden door armoede in alle samenlevingen, in zowel de rijkste, waarvan er tot dusver geen enkele in is geslaagd om de armoede in haar gelederen uit te bannen, als de armste, waar armoede zich verspreidt als een besmettelijke ziekte die levensverwachting en levenshoop rooft. Toch moet worden gestreefd naar een dieper en concreter begrip van deze realiteit in de verschillende lidstaten van de Europese Unie om een meer passende en doeltreffende aanpak te kunnen ontwikkelen die bijdraagt tot de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstelling van het voorkomen en terugdringen van armoede bij vrouwen. Armoede bij vrouwen verdient bijzondere aandacht, aangezien er concrete algemene indicatoren voorhanden zijn die wijzen op de grote invloed van vrouwen op het maatschappelijk leven van een gemeenschap. Ten aanzien van hun essentiële en duurzame rol binnen het gezin is gebleken dat hoe meer wordt geïnvesteerd in de opleiding en de maatschappelijke positie van vrouwen, hoe beter de sociaaleconomische ontwikkeling van hun gemeenschap verloopt. Bestrijding van armoede bij vrouwen is een morele verplichting, maar ook een maatschappelijke investering. Daarom heb ik voor dit verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie gestemd.
207
208
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (EN) De Europese Unie maakt momenteel een ernstige economische, financiële en sociale crisis door die iedereen, mannen en vrouwen, treft. Maar deze crisis heeft met name een negatieve uitwerking op de tewerkstelling en het privéleven van vrouwen, aangezien zij vaker een onzekere baan hebben, eerder worden ontslagen en minder goed sociaal verzekerd zijn. De bezuinigingen die overal in de EU worden toegepast vallen vooral nadelig uit voor vrouwen, die een hoofdrol in de publieke sector spelen, enerzijds als werknemers en anderzijds als doelgroep van dienstverlening. De preventie en bestrijding van armoede onder vrouwen vormt een belangrijk onderdeel van het grondbeginsel van maatschappelijke solidariteit waartoe de Europese Unie zich verbonden heeft overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin sprake is van gelijkheid van vrouwen en mannen, sociale rechtvaardigheid en bescherming, en bestrijding van sociale uitsluiting en discriminatie. De Commissie en de lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op het vlak van werkgelegenheid in overeenstemming met de EU 2020-strategie weg te werken. Ik dring ten zeerste aan op het vaststellen van de doelstelling om het salarisverschil tussen mannen en vrouwen jaarlijks met 1 procent te verminderen, zodat deze tegen 2020 10 procent kleiner is. Voorts wil ik beklemtonen dat er positieve actie nodig is om meer vrouwen op hoge posten in politiek, economie en bedrijfsleven te krijgen. Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Alle indicatoren wijzen erop dat vrouwen over het geheel genomen gemiddeld armer zijn dan mannen. In tijden van economische recessie worden mensen die het risico lopen in armoede te vervallen kwetsbaarder en het merendeel van deze mensen is vrouw. Het verslag erkent dat de bezuinigingen die overal in de Europese Unie worden toegepast vooral nadelig zullen uitvallen voor vrouwen, met name voor vrouwen die op zich reeds met tal van problemen worden geconfronteerd. Het pensioen van veel Europese vrouwen boven de 65 is erbarmelijk. Armoede bij vrouwen is niet alleen het resultaat van de recente economische crisis, maar is tevens het gevolg van andere factoren, die terug te voeren zijn op discriminerende genderstereotypen, ongelijke beloning van mannen en vrouwen en obstakels voor de combinatie van gezinsleven en werk, wat met name voor moeilijkheden zorgt in eenoudergezinnen. Deze situatie leidt tot een “vervrouwelijking van de armoede” en moet dringend worden bestreden. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het verslag-Plumb van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid is met een meerderheid van stemmen aangenomen. We hebben onze steun gegeven aan veel paragrafen waarover de S&D-Fractie, de PPE-Fractie en de ALDE-Fractie om een aparte stemming hadden verzocht. Deze paragrafen waren voornamelijk herhalingen. Het eindresultaat is positief omdat de volgende punten zijn goedgekeurd: de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op het vlak van werkgelegenheid in overeenstemming met de EU 2020-strategie wegwerken (paragraaf 38); volledige doorbetaling tijdens het zwangerschapsverlof, zoals goedgekeurd in het verslag-Estrela van 20 oktober 2010 (paragraaf 39); meer vrouwen op hoge posten in politiek, economie en bedrijfsleven. Ook moet hoogwaardige openbare dienstverlening (paragraaf 43) afgestemd zijn op mensen met een volledige baan. Maar het resultaat is tevens negatief, omdat de genderdimensie in de economische herstelplannen (paragraaf 15) niet is aangenomen. Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor het verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie gestemd. Ten opzichte van mannen is het aantal vrouwen dat in armoede leeft in de laatste tien jaar onevenredig toegenomen. In de Europese Unie
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
leven meer dan 84 miljoen burgers in armoede en meer dan de helft van hen is vrouw. Dit is zowel het gevolg van de financiële crisis als van de bestaande beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen, problemen bij de afstemming tussen gezins- en beroepsleven, de langere gemiddelde levensverwachting van vrouwen en allerlei vormen van discriminatie op grond van geslacht, waarvan vooral vrouwen het slachtoffer zijn. Ik roep op tot het nemen van doortastende maatregelen op Europees niveau en in alle lidstaten om discriminatie op het gebied van beloning en toegang tot de aantrekkelijkste banen op de arbeidsmarkt te bestrijden. Ik onderstreep dat de wettelijke instrumenten die zijn gericht op nivellering van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen moeten worden versterkt. De grote verschillen die op dit gebied nog steeds bestaan – mannen verdienen gemiddeld 20 tot 25 procent meer dan vrouwen – leiden tot grote armoede onder alleenstaande en gepensioneerde vrouwen en weduwen. In het kader van de EU 2020-strategie is de vaststelling van EU-programma’s op het gebied van een leven lang leren en beroepsopleidingen voor vrouwen onmisbaar om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verhogen. Deze programma’s moeten zich in hoge mate richten op beroepen van de toekomst, moeten breken met het stereotype dat bepaalde opleidingen voornamelijk door vrouwen of mannen worden gevolgd en moeten traditionele rolmodellen in onderwijsprogramma’s elimineren. Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. − (PL) Vervrouwelijking van armoede is een verschijnsel dat we in Europa en daarbuiten steeds vaker tegenkomen. Dit komt onder andere door leeftijd, gezinstaken, etnische herkomst of geweld tegen vrouwen. Het hoge percentage vrouwen dat een laagbetaalde baan heeft of in deeltijd werkt, zorgt ervoor dat vrouwen vaker dan mannen op de grens van armoede leven. Het onderzoek naar dit verschijnsel moet op Europees niveau worden geïntensiveerd, omdat dit de ontwikkeling van nauwkeurige en effectieve maatregelen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting van vrouwen mogelijk maakt. De beste manier om vrouwen te helpen om uit de armoede te ontsnappen is een speciaal op dat doel gerichte aanpassing van het werkgelegenheidsbeleid (flexibele aanstellingsmethoden, beroepskeuzeadvisering, scholing ter verhoging van beroepskwalificaties, en maatregelen die gericht zijn op vrouwen in plattelandsgebieden). Ook onderwijs speelt een bijzonder belangrijke rol bij de bestrijding van dit probleem. We moeten hiervoor het financiële potentieel van de EU gebruiken, de nadruk leggen op het opnemen van genderaspecten in de plannen om uit de financiële crisis te komen en de EU 2020-strategie effectief ten uitvoer leggen. In de EU-maatregelen op dit gebied moet sociale solidariteit tot uitdrukking komen. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin wordt erkend dat vrouwen in heel Europa meer armoede lijden en dat we ter bestrijding daarvan moeten samenwerken. Het is wederom teleurstellend dat de Britse Conservatieven op het 100-jarige jubileum van Internationale Vrouwendag tegen het verslag hebben gestemd. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Bestrijding van armoede is een van de door de Commissie voorgestelde doelstellingen van de EU 2020-strategie. Armoede bij vrouwen is voor een belangrijk deel te wijten aan discriminatie. Door de recente financiële crisis is de positie van vrouwen in de maatschappij in het gedrang gekomen. Vrouwen worden sterker gediscrimineerd en komen steeds dichter in de buurt van armoede. Met haar verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie probeert de rapporteur, mevrouw Plumb,
209
210
NL
Handelingen van het Europees Parlement
doeltreffende oplossingen te vinden voor de verbetering van de positie van vrouwen in de maatschappij, en daarom heb ik vóór gestemd. Derek Vaughan (S&D) schriftelijk. – (EN) Vrouwen in de EU verdienen gemiddeld 17,5 procent minder dan mannen en dit percentage is al vijftien jaar constant – het is tijd voor actie om dit loonverschil te verkleinen. Voor een eerlijke behandeling van vrouwen moet gelijke beloning voor gelijke arbeid in alle lidstaten naar behoren worden ingevoerd. Het is van vitaal belang dat we bekijken wat de gevolgen van de loonverschillen tussen mannen en vrouwen voor het pensioen van vrouwen zijn; in veel gevallen vloeit het recht van een vrouw op pensioen voort uit haar huwelijkse staat. Gelijke pensioenen voor vrouwen moeten gewaarborgd zijn, en daarom heb ik het voorstel voor gelijke rechten voor vrouwen met betrekking tot pensioenen en sociale zekerheid gesteund. Ongeveer 17 procent van alle vrouwen in de EU leeft onder de armoedegrens, en het is van essentieel belang dat het arbeidsmarkt- en sociaal beleid wordt aangepast zodat een minimuminkomen en sociale rechtvaardigheid voor vrouwen gegarandeerd is. Ik ben het eens met de verzoeken om via het Europees Sociaal Fonds meer financiële middelen beschikbaar te stellen om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de armoede en sociale uitsluiting – het is van essentieel belang dat vrouwen volledig in de arbeidsmarkt integreren. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag over armoede bij vrouwen in de Europese Unie gestemd. Volgens het jaarverslag 2010 van de Commissie over gelijkheid tussen mannen en vrouwen is armoede een van de domeinen met opvallende seksespecifieke verschillen. De economische, financiële en sociale crisis heeft geleid tot de “vervrouwelijking van de armoede”. Door de opeenvolgende bezuinigingen op de begrotingen en de herstructurering van de openbare sector zijn met name banen waarin hoofdzakelijk vrouwen werkzaam zijn op de tocht komen te staan. Bovendien hebben de anticrisismaatregelen die door regeringen worden genomen in de eerste plaats betrekking op economische sectoren die door mannen worden gedomineerd. De door de rapporteur gewenste analyse van het fenomeen van de “vervrouwelijking van de armoede” is derhalve dringend noodzakelijk om adequate tegenmaatregelen te kunnen nemen. Verslagen: Mariya Nedelcheva (A7-0029/2011) en Rovana Plumb (A7-0031/2011) Sebastian Valentin Boduescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De twee resoluties die de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid heeft ingediend en waarover op de honderdste Internationale Vrouwendag wordt gedebatteerd, tonen aan dat het Europees Parlement gelijke behandeling van mannen en vrouwen bevordert en ondersteunt. De Voorzitter van de wetgevende vergadering heeft opgemerkt dat de nationale parlementen te weinig vrouwelijke leden hebben. Wat het Europees Parlement betreft is deze situatie gelukkig aan het veranderen. Ik kan bevestigen dat dit ook het geldt voor Roemenië, dat procentueel meer vrouwen in het Europees Parlement heeft dan in het nationale parlement. Behalve dat iets aan deze situatie moet worden gedaan – en het gaat hier om het topje van de ijsberg – moeten de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen worden weggewerkt, moeten meer vrouwen in leidinggevende functies worden benoemd en moet de arbeidsparticipatie van vrouwen worden verhoogd – omdat zij vaker geen werk hebben – met behulp van dynamisch en realistisch beleid. Uit analyses blijkt dat we het niet alleen over gelijke behandeling van mannen en vrouwen hebben, maar dat dit beleid een groot effect op de economie kan hebben en het bbp met wel 30 procent kan laten stijgen. In de EU bedraagt het beloningsverschil gemiddeld 18 procent. Ik verwelkom de oproep aan de lidstaten om wetgeving inzake gelijke beloning voor gelijk werk ten uitvoer te leggen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
11. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen (De vergadering wordt om 14.25 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) VOORZITTER: SILVANA KOCH-MEHRIN Ondervoorzitter 12. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 13. Voorbereiding van de eurozonetop van 11 maart 2011 (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de voorzitter van de Commissie over de voorbereiding van de eurozonetop van 11 maart 2011 (2011/2615/RSP)). José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, wij bevinden ons momenteel in een tijd waarin de geschiedenis een vlucht lijkt te nemen. Voor onze deur, aan de andere kant van de Middellandse Zee, is een wind van vrijheid opgestoken. Dit onderwerp is dermate belangrijk en urgent dat ik u allereerst wil vertellen dat het College zojuist de bijdrage van de Commissie heeft goedgekeurd om de landen ten zuiden van de Middellandse Zee te helpen in hun overgangsproces en om onze betrekkingen met onze mediterrane buren nieuw leven in te blazen. Ik zal deze bijdrage samen met barones Ashton presenteren tijdens de buitengewone Europese Raad van aanstaande vrijdag. De mannen en vrouwen aan de zuidkust van het Middellandse Zeegebied, met name de jonge mensen, geven momenteel blijk van hun wantrouwen jegens autoritaire regimes en hun hang naar politieke vrijheid en sociale rechtvaardigheid. Hoewel wij ons ervan bewust zijn hoe extreem ingewikkeld de situatie is en welke uitdagingen de daaruit voortvloeiende moeilijkheden met zich meebrengen, kan de Europese Unie zich geen ambiguïteit veroorloven. Onze plaats is naast de mensen die politieke vrijheid en respect voor de menselijke waardigheid eisen. Ambiguïteit van de Europese Unie mag niet worden toegestaan. Voor een regime dat op zijn eigen bevolking schiet, is geen plaats binnen de familie van naties. Wij bieden deze volkeren een 'partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart' aan op basis van drie pijlers: democratische transformatie, betrokkenheid bij het maatschappelijk middenveld en solidaire ontwikkeling. Wij zijn ons bewust van de uitdagingen die ons wachten. Nee zeggen tegen dictatuur is niet automatisch een garantie voor de rechtsstaat en democratie. De weg naar democratische overgang is nooit gemakkelijk. Hij kan bochtig zijn en is altijd veeleisend. Toch moet Europa aan de kant blijven staan van degenen die hopen op politieke vrijheid en sociale rechtvaardigheid. Geachte leden, ik wil het nu gaan hebben over de andere vergadering die aanstaande vrijdag 11 maart zal worden gehouden, de informele top van lidstaten in de eurozone. De crisis heeft duidelijk gemaakt hoe zeer onze economieën met elkaar verweven zijn. Er is een aantal structurele zwakheden aan het licht gebracht. Dat is een van de redenen waarom wij onze economische governance moeten versterken.
211
212
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Commissie pleit al heel lang voor een betere coördinatie van het nationale economische beleid en voor versterking van de governance in Europa. Wij stellen voor om de economische pijler van onze economische en monetaire Unie verder uit te bouwen. Dit punt hebben we ook al benadrukt in ons verslag over tien jaar euro, EMU@10. De waarheid is echter dat bepaalde regeringen zeer onwillig stonden tegenover een dergelijke ontwikkeling. Tegenwoordig geeft iedereen toe dat er behoefte is aan goede Europese economische governance, wat constant bevestigd wordt door de markten. Om die reden hebben de lidstaten, bij het afsluiten van de werkzaamheden van de taskforce onder leiding van de voorzitter van de Europese Raad, een brede consensus bereikt over de voorstellen van de Commissie over het tot stand brengen van een sterkere economische governance – voorstellen die momenteel besproken worden in dit Parlement en in de Raad. Bovendien zijn we het eens geworden over de invoering van het Europees semester, dat een bijdrage zal leveren aan de versterking van de economische governance, doordat in de beginfase niet alleen rekening zal worden gehouden met het begrotingsbeleid, maar ook met het economisch beleid en de structurele hervormingen voor elk van de lidstaten. Het is binnen deze context van versterkte economische governance dat onlangs het idee van een 'concurrentiepact' is ontstaan, waarin wij de lidstaten in de eurozone vragen om nog meer inspanningen te leveren, grotendeels met betrekking tot zaken die onder hun nationale bevoegdheden vallen, om nog concurrerender te worden. Het is waar dat als de economieën binnen de Europese Unie inderdaad al zo met elkaar vervlochten zijn, die binnen de eurozone dat nog meer zijn. De verschillen in concurrentievermogen vormen een groot probleem voor de landen die dezelfde munt delen. Hun concurrentievermogen en de convergentie van hun economieën zijn essentiële factoren om de levensvatbaarheid van een sterke en stabiele eurozone te garanderen, wat de gehele Europese Unie ten goede zal komen. Dit gezegd zijnde moeten we toegeven dat dit idee tot enige ongerustheid heeft geleid: de angst voor een Europa van twee snelheden (de eurozone en de overige landen), het gevaar om bepaalde aspecten van het economisch herstel uit het oog te verliezen die net zo belangrijk zijn als concurrentiekracht, en misschien ook het in twijfel trekken van de communautaire aanpak. Dit zijn allemaal gegronde vragen en we moeten er ondubbelzinnige antwoorden op geven. Dit is een kwestie van wederzijds vertrouwen en geloofwaardigheid. Geachte leden, ik was ook een beetje verbaasd dat ik er op de laatste Europese Raad, op 4 februari, aan moest herinneren dat elk specifiek initiatief voor concurrentiekracht en voor de eurozone uiteraard overeenkomstig het Verdrag moet zijn. De Europese Raad heeft in zijn conclusies als volgt besloten: "Voortbouwend op het nieuwe kader voor economische governance zullen de staatshoofden en regeringsleiders verdere stappen zetten om een nieuwe vorm van coördinatie van het economisch beleid in de eurozone, ter verbetering van het concurrentievermogen, tot stand te brengen, en aldus tot een grotere mate van convergentie te komen, zonder de interne markt te ondermijnen." Verder was ik heel blij dat in deze conclusies expliciet verwezen werd naar de noodzaak om deze extra voorschotten 'in overeenstemming … met het Verdrag'’ te maken. We zouden kunnen denken dat dit vanzelfsprekend is, maar het is beter het nog een keer te zeggen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Europese Raad heeft de voorzitter van de Europese Raad daarom het mandaat gegeven om, in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Europese Commissie, overleg te plegen met de lidstaten in de eurozone om vast te stellen welke concrete middelen er nodig zijn om hiermee verder te gaan. Uit dit overleg kwam duidelijk naar voren dat de lidstaten over het algemeen bereid zijn om de communautaire aanpak te volgen. (EN) Ik wil heel duidelijk zijn over de beginselen die in de visie van de Commissie moeten worden gerespecteerd met het oog op een dergelijk concurrentiepact, dat misschien beter 'convergentie- en concurrentiepact' kan worden genoemd, omdat het om maatregelen gaat die erop gericht zijn om de verschillen in de eurozone en in de hele Europese Unie te verkleinen. Het eerste beginsel is dat dit pact moet worden uitgevoerd onder de voorwaarden die in het Verdrag zijn neergelegd en binnen het bestaande systeem voor economisch bestuur. Op deze manier kunnen we een werkelijk communautaire aanpak waarborgen. Want de geschiedenis, en vooral de ervaring met het Stabiliteits- en groeipact, heeft laten zien dat we alleen met de communautaire methode resultaten kunnen boeken die op Europees niveau democratisch gelegitimeerd zijn en die bindend en controleerbaar zijn. Het pact moet uiteraard ook de rol van de Commissie respecteren. Dat is essentieel voor een objectieve en onafhankelijke monitoring van de inspanningen van de lidstaten, voor de integriteit van de interne markt en van het hele acquis communautaire, maar ook voor een duidelijk verband tussen de initiatieven die voor de eurozone worden genomen en de initiatieven voor de Europese Unie als geheel. Ik wil ook nadrukkelijk wijzen op de rol van het Europees Parlement bij het bewaken van het convergentie- en concurrentiepact, want de Commissie zal het Europees Parlement uiteraard volledig informeren. Het pact moet ook openstaan voor andere lidstaten die mogelijk willen meedoen en die geen deel uitmaken van de eurozone. Ik denk dat het belangrijk is om elke vorm van stratificatie in onze Unie te voorkomen; een dergelijke stratificatie zou ingaan tegen het solidariteitsbeginsel, dat de kern van ons gemeenschappelijk project vormt. Om dit pact – dat nationale maatregelen omvat – te rechtvaardigen, moet het waarde toevoegen aan de reeds ingediende voorstellen voor economisch bestuur. Ik wil u eraan herinneren dat de lidstaten krachtens artikel 121 van het Verdrag hun economisch beleid moeten coördineren. Het pact mag ook geen negatieve effecten op de integriteit van de interne markt hebben en moet zelfs bijdragen aan een versterking daarvan. Bovendien moet het pact de sociale dialoog respecteren en moeten de maatregelen om het concurrentievermogen te vergroten worden gekoppeld aan onze centrale doelen, groei en werkgelegenheid, precies zoals we hebben verklaard in de Europa 2020-agenda. Concurrentievermogen is essentieel voor onze economieën. Concurrentievermogen is een noodzakelijke voorwaarde voor het verankeren van werkgelegenheidsgroei. Daarom is het belangrijk dat dit pact echt meerwaarde heeft en ons niet afleidt van de essentiële doelen van groei en werkgelegenheid. Het gaat om groei en werkgelegenheid. Daarom leg ik zo de nadruk op groei, op inclusieve en duurzame groei, die de kern van de Europa 2020-agenda vormt.
213
214
NL
Handelingen van het Europees Parlement
En dat is ook de reden waarom ik zo op de sociale dimensie hamer, aangezien de vereiste inspanningen eerlijk moeten worden verdeeld. De Commissie blijft werken aan een voorstel voor de belasting van financiële activiteiten. En omdat ook begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen essentieel zijn voor het vergroten van het concurrentievermogen, zijn investeringen in sectoren die van belang zijn voor de toekomst, zoals onderzoek en innovatie, even hard nodig. We moeten in gedachten houden dat dit pact maar één onderdeel is van ons totale antwoord om de stabiliteit van de eurozone te waarborgen. Op alle andere onderdelen van ons antwoord moet vooruitgang worden geboekt, dat wil zeggen bij het versterken van de daadwerkelijke financieringscapaciteit van de bestaande Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het verbreden van het toepassingsgebied daarvan, bij het voorbereiden van de instelling van een permanent mechanisme in 2013 en bij het in de komende maanden uitvoeren van strengere stresstests voor de banken. Dit zal allemaal bijdragen tot meer transparantie, meer vertrouwen en meer geloofwaardigheid. Het convergentie- en concurrentiepact kan derhalve een belangrijke bijdrage leveren als we het opvatten als een van de maatregelen die worden genomen in het kader van alle inspanningen om de stabiliteit van de eurozone te waarborgen en waarvan we hopen dat ze vanaf maart van kracht zullen worden. Het pact kan een belangrijke extra inspanning op weg naar eerlijke en duurzame groei in Europa worden als het consistent is met het communautaire bestuurssysteem. Als dat het geval is, als deze maatregel wordt uitgevoerd op basis van een communautaire aanpak, zoals de Commissie en het Parlement willen, dan denk ik dat het pact meerwaarde heeft en kan helpen om de economische pijler van de economische en monetaire unie te versterken. Dat is wat dit Parlement en de Commissie willen. De Commissie zal er alles aan doen om dat te bereiken. Ik dank u voor uw aandacht. Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso, dames en heren, welke lering hebben we getrokken uit de financiële crisis? De les die we hebben geleerd van de Tweede Wereldoorlog is dat onze naties samen moeten werken en moeten stoppen om elkaar te verscheuren. Van de val van de Berlijnse Muur hebben we lessen geleerd over autoritaire en communistische regimes en we zijn erin geslaagd om ons continent weer te verenigen rondom de waarden van vrijheid, democratie en de sociale markteconomie. Van de terroristische aanval van 11 september hebben we geleerd dat er een nieuw evenwicht gevonden moest worden tussen veiligheid en vrijheid. De lering die we uit deze financiële crisis moeten trekken is dat onze lidstaten moeten stoppen om samenwerking op fiscaal, sociaal en begrotingsgebied als een taboe te beschouwen. Ik weet precies hoe ver we zijn gekomen. De totstandkoming, dit jaar, van samenwerking tussen de 27 met betrekking tot hun begrotingsprioriteiten is op zich een ommezwaai in de mentaliteit. De regelgeving waarvan we onszelf hebben voorzien om de financiële markten meer ethisch besef bij te brengen, zijn ook een goed voorbeeld, maar zijn niet toereikend. Mijn fractie zou graag zien dat er voor de zomer een akkoord tussen het Parlement en de Raad wordt bereikt over een versterkte economische governance. Mijn fractie verzoekt ook om nieuwe inspanningen om de sociale en fiscale aspecten op elkaar af te stemmen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dat is het idee achter het concurrentiepact, waarvan de eerste versie al is herzien om deze meer in overeenstemming te brengen met de waarden van de Gemeenschap. We moeten echter nog een stap verder gaan en ervoor zorgen dat zowel het Europees Parlement als de Commissie alle prerogatieven gebruikt die zij in dat opzicht hebben, en hiervoor rekenen wij op de voorzitter van de Commissie. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) verwelkomt en steunt deze voorstellen, net zoals de nationale leiders van de partij dat hebben gedaan in Helsinki. Dames en heren, hoe kunnen wij onze medeburgers uitleggen dat de meeste van onze lidstaten, nu we ons midden in een precaire financiële situatie bevinden halverwege juli elk jaar, door zouden moeten gaan met uitgeven alsof er niets aan de hand is? Hoe is het mogelijk dat de enorme schuldenlast van onze staten beter te accepteren en te verdragen is dan die van huishoudens of bedrijven? Ik heb dit van dichtbij gezien in het bedrijfsleven. De crisis heeft geleid tot banenverlies en gezinsdrama’s; het minste dat wij kunnen doen is om hier lering uit te trekken en eerlijk te zeggen hoe de zaken ervoor staan. De eerste les is dat wij niet langer lichtvaardig moeten omgaan met de aan de lidstaten opgelegde verplichtingen betreffende de inachtneming van de begrotingsgrenzen, ongeacht de grootte van het land. De tweede les houdt in dat de Europese solidariteit alleen kan werken als onze sociale en fiscale regelingen ten minste vergelijkbaar zijn. Ze hoeven niet noodzakelijkerwijs identiek te zijn, maar in elk geval vergelijkbaar. Op dit moment is dat nog lang niet het geval. De derde les is dat Europa zich moet uitrusten met een Europees stabiliteitsmechanisme om onze sociale markteconomie te beschermen. De vierde en laatste les is dat Europa zich zelfs in een storm staande houdt en dat de Europese integratie sterker wordt. Onze Amerikaanse en Japanse partners hebben schuldquotes die veel hoger zijn dan die van ons, zonder dat ze, het moet gezegd, tot grote ongerustheid leiden. Dat zal echter niet eeuwig duren. Wat ons betreft is het nu tijd om onze economie en ons concurrentievermogen te consolideren. De tijd is gekomen om te werken aan het scheppen van banen voor de toekomst. De tijd is gekomen om te zeggen waar het op staat. Die kans moeten we niet voorbij laten gaan! Martin Schulz, namens de S&D-Fractie . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, beste collega's – voor zover u nog aanwezig bent –, we hebben het wekenlang over een document van Angela Merkel en Nicolas Sarkozy gehad dat zogenaamd helemaal niet bestaat. Toch werd er tijdens de Europese Raad een persconferentie over dit non-existente document gehouden. Nu blijkt dat het document wel bestond en dat er ook interessante dingen in stonden. Maar intussen is het document zoekgeraakt, zodat de inhoud ervan nooit aan het licht zal komen. Uiteindelijk heeft het document echter wel een resultaat, namelijk de uitbreiding van het vangnet. Een op een gekunstelde persconferentie gepresenteerd non-existent document, dat zoek is geraakt, leidt dus tot een uitbreiding van het vangnet. Het resultaat mag dan goed zijn, de omstandigheden zijn kafkaiaans. Op die manier kunnen we de euro echt niet redden. Ik vond uw toespraak goed, mijnheer de voorzitter van de Commissie, omdat u heeft laten zien dat de voorstellen sociaal onevenwichtig zijn. Soms ben ik toch lichtelijk verbaasd: de Bondsrepubliek Duitsland eist in de persoon van de bondskanselier, net als mijnheer
215
216
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Sarkozy – de koning van de peilingen in Frankrijk –, maatregelen die de Bondsrepubliek in die vorm zelf nog niet heeft genomen. De Griekse overheid moet bezuinigen, alle overheden, waar dan ook, moeten bezuinigen. Ziet u dat ook zo, mijnheer Rehn? Wat heeft de Bondrepubliek Duitsland tijdens haar ergste crisis ondernomen? Ze kwam met de schrootpremie op de proppen, dat wil zeggen een door de staat gefinancierde premie ter stabilisering van de automobielindustrie. Ook de subsidies voor uitkeringen bij werktijdverkorting, waarmee werd beoogd de werkloosheid in Duitsland te beteugelen, waren een interventionistische overheidsmaatregel. Waarom mogen andere staten onder hun specifieke omstandigheden dan niet vergelijkbare maatregelen treffen? Griekenland kreeg dezer dagen van het ratingbureau Moody's een rating die nog lager is dan die van Wit-Rusland en Egypte. Dan vraag je je toch af of daar de meibloempjes aan het bloeien zijn. Nog lager dan die van Vietnam. En dat gebeurt dan altijd precies drie dagen voor een Europese Raad. Maar men gaat af op het oordeel van die mensen. Weet u wat ze bij Moody's zeggen? Ze zeggen: we verlagen de rating van Griekenland, omdat het land met al die bezuinigingen niet meer aantrekkelijk is voor investeringen, zodat ook geen economische groei meer kan worden bereikt. Dus discussiëren we hier over een haircut. Als u me aankijkt ziet u dat ik weet waar ik het over heb als ik u zeg dat een haircut niet alle problemen oplost. Integendeel, want wat is het resultaat van een haircut? Men beoogt de kredietwaardigheid van een land op te vijzelen door de potentiële kredietgevers te zeggen dat ze alle afschrijvingen verliezen. Waar draait dat uiteindelijk op uit? Op een vangnet. Daarom is het zinvol om het vangnet nu uit te breiden en om er alles aan te doen om de euro te stabiliseren. Daarom is het pact op zich een goed idee. Maar inhoudelijk gezien is het niet evenwichtig. Als het pact volgens uw suggesties wordt bijgesteld, mijnheer de voorzitter van de Commissie, en als er voor een economisch en sociaal evenwicht wordt gezorgd, zoals u zojuist heeft voorgesteld, dan is het pact een stap in de goede richting. Daarom ben ik zeer ingenomen met uw goede voorstel. Ik wil ook niet meer uitweiden over het institutionele vraagstuk. Institutioneel gezien was de hele opzet van meet af aan verkeerd. Als de opzet nu dusdanig wordt gewijzigd dat alle operationele besluiten door het verantwoordelijke orgaan, dat wil zeggen door de Commissie, worden genomen, waarbij door de betrokkenheid van het Europees Parlement ook voor de nodige legitimering is gezorgd, dan is dat in orde. Kortom, na een slechte start en allerlei omwegen wordt het vangnet uitgebreid, wat prima is. De Duitse liberalen zijn inmiddels ook overtuigd, dat is eveneens prima. Mevrouw de Voorzitter, uw eigen partij zal het pact in Duitsland vast en zeker ook ondersteunen, dan hebben we daar ook vooruitgang geboekt. Als we het pact dan ook nog zo noemen zoals hier is voorgesteld, namelijk 'Pact voor de euro', dan bereiken we uiteindelijk wellicht een behoorlijk resultaat. Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen denk ik dat we nu wel kunnen zeggen dat we, na jaren waarin het idee van een economische unie niet geaccepteerd werd, eindelijk open staan voor het idee van een economische unie naast een monetaire unie, wat toch een stap vooruit is. Natuurlijk gaat dat niet op voor de heer Farage, maar voor de rest betekent dit voor iedereen een stap vooruit. Niettemin, mevrouw de Voorzitter, vind ik dat de verkeerde term wordt gebruikt. Wat betekent 'pact' precies? Een pact is een overeenkomst tussen staten. Een overeenkomst tussen staten is niet wat we nodig hebben. Wat we nodig hebben is een Gemeenschapshandeling, een initiatief op het niveau van de Europese Unie, en geen pact
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tussen de lidstaten, dat vanwege de aard ervan een intergouvernementeel pact is. Daarom is dit niet de juiste term, aangezien het woord misleidend is. Ten tweede, de benadering. Op intergouvernementeel niveau hebben we niets nodig. De intergouvernementele benadering heeft nooit gewerkt binnen de Europese Unie. De strategie van Lissabon was intergouvernementeel en die is mislukt. Toen Duitsland en Frankrijk zich niet hielden aan de regels van het stabiliteitspact in 2003–2004, was dat het bewijs van het feit dat de intergouvernementele aanpak niet de juiste was. We moeten de communautaire benadering gebruiken. Ten derde, mijnheer Barroso, denk ik dat wat er op tafel ligt niet voldoende is of eerder gericht is op zeer specifieke maatregelen. Het concurrentiepact van mevrouw Merkel en de heer Sarkozy omvat zes specifieke maatregelen. Zo is het wat betreft de pensioenen met name op de pensioengerechtigde leeftijd gericht. Het pensioenstelsel is echter veel gecompliceerder dan dat. Het draait niet alleen om de pensioengerechtigde leeftijd, maar ook om het aantal jaren pensioenbijdragen, de brugpensioenregelingen, en het al dan niet bestaan van een tweede pijler. Daarom is wat wij nodig hebben niet zes specifieke maatregelen in een intergouvernementeel pact, dat nooit van de grond zal komen of zal werken. Wat wij nodig hebben is wijdverbreide economische governance (pensioenstelsels, arbeidsmarkt, loonbeleid, belastingbeleid) in de Europese Unie, waartoe wordt besloten door de Commissie en die door middel van een convergentiecode – dat is het woord dat u hebt gebruikt – aan de lidstaten wordt aangereikt opdat zij de regels van de convergentiecode kunnen toepassen. Dat is wat wij zo spoedig mogelijk moeten doen. Mijn verzoek is heel eenvoudig. Ik heb het document van 25 februari gezien dat u hebt opgesteld met de voorzitter van de Raad. Ik denk dat het nu aan de Commissie is om haar eigen initiatief voor te bereiden. Dat moet nu worden gedaan. U hebt de komende weken nog genoeg tijd om deze Gemeenschapshandelingen voor economische governance en convergentie voor te bereiden en ze voor te leggen aan de Raad en aan het Europees Parlement. Het is vervolgens onze taak om een besluit te nemen en u in dat opzicht te steunen. Ik denk echter dat we op dit moment reactief bezig zijn. In dit document van de 25e – hier heb ik het – lees ik (EN) "monitoring door de staatshoofden en regeringsleiders", "de concrete verplichtingen die de staatshoofden en regeringsleiders zijn aangegaan". (FR) Zo gaat het niet werken. De staten en de premiers gaan zichzelf niet controleren! Dat heeft in het verleden nooit gewerkt en het zal in de toekomst ook nooit werken! Tot slot, en dit is mijn laatste punt, denk ik ook dat het tijd is, mijnheer Barroso, om zo spoedig mogelijk met een initiatief te komen voor een crisismechanisme voor banken, niet op nationaal niveau, zoals is aangegeven, maar op Europees niveau. U hebt het recht om dat te doen, aangezien u in feite de hoeder bent van de concurrentieregels binnen de Europese Unie, en u bent in de positie om een dergelijk initiatief voor te stellen. Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, over de gênante totstandkoming van het concurrentiepact hoef ik nu niets meer te zeggen. Het was enigszins bizar te moeten horen dat het document niet bestaat, maar dat het wel algemeen werd verspreid in de wandelgangen van de Raad in Brussel. Ik heb in Brussel al gezegd dat de manier waarop de werkelijkheid in de gebouwen van de
217
218
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Raad ontkend werd, aan de nadagen van een socialistisch of communistisch regime herinnert. Volgens mij hebben we in Europa niet zozeer te maken met een valutacrisis, maar zijn we sinds maanden getuige van een crisis met betrekking tot het vermogen van onze nationale regeringen om verantwoordelijkheid te nemen in tijden van crisis en gemeenschappelijk maatregelen te treffen om de crisis te overwinnen. Als we het crisismechanisme nu bestendigen – door welke omstandigheden dan ook – doen we daarmee een stap vooruit. Maar als we naar Griekenland kijken, zien we ook dat het naïef zou zijn om te geloven dat we de crisis nu al te boven zijn. In Griekenland wordt ook duidelijk dat een eenzijdig maatregelenpakket, dat uitsluitend uit bezuinigingen en besparingen bestaat, niet werkt. Het land moet ook nog kunnen investeren. Als een land als Griekenland zo sterk bezuinigt, moet duidelijk zijn waar zijn ontvangsten vandaan komen. Het is ergerlijk dat Duitsland in de aanloop naar de bijeenkomst van de Europese Raad van deze week en ook in mededelingen betreffende de Raadszitting van over 14 dagen te kennen heeft gegeven niet te zullen onderhandelen over de voorwaarden voor Griekenland en de nodige wijzigingen. Zo vervalt men in oude fouten: de genoemde eenzijdigheid en het vasthouden aan één methode. Als we een economische Unie nastreven zoals mijnheer Verhofstadt die heeft beschreven, moeten we niet alleen besluiten nemen over bepaalde consolidatiemaatregelen, maar moeten we ook bereid zijn tot echte solidariteit. Wat dit betreft mag Griekenland meer van ons verwachten. Ik ben het helemaal eens met Martin Schulz en de vorige spreker, en namens alle fractiegenoten die zich sinds maanden over dit vraagstuk buigen zeg ik uitdrukkelijk dat de communautaire methode niet zomaar iets is. We moeten in Brussel voor een echt transparante besluitvorming zorgen, zodat de burgers ons van Griekenland tot Denemarken, in Duitsland en in Spanje vertrouwen. Ook bij het concurrentiepact krijgt men de indruk dat er een closed shop wordt opgezet waar een paar regeringsleiders hun onderonsjes houden. Mocht het zover komen, dan trekken we het kortste eind in het debat over het vertrouwen in de Europese Unie. Dit is namelijk waar het in de crisis meer en meer om draait. Ik hoop dat het verstand zal zegevieren en dat de Raad dit keer doordachter te werk zal gaan. Tot slot nog één opmerking, omdat u het over duurzame groei had, mijnheer Barroso. Ik begrijp niet dat een EU-commissaris voor energie vandaag de dag kan beweren dat een ambitieus klimaatbeschermingsbeleid betekent dat wij voor een deïndustrialisering van Europa zijn. De Duitse minister van Milieuzaken was 14 dagen geleden in Brussel en heeft bij die gelegenheid een studie gepresenteerd waarin wordt voorspeld dat in de Europese Unie zes miljoen banen zullen ontstaan als we de klimaatdoelstelling tot 30 procent verhogen. Dan heeft u ook uw duurzame groei, mijnheer Barroso, dus zorgt u er alstublieft voor dat mijnheer Oettinger zijn mond houdt. Vicky Ford, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in een crisis moet je soms snel handelen – en het is duidelijk dat de eurozone zich nog steeds in een crisis bevindt – maar moet je ook verstandig handelen. Het Verenigd Koninkrijk heeft het marktvertrouwen hersteld door middel van hervormingen om de bestedingen te beheersen en de nationale schuld terug te dringen. Dit zijn nu kernvoorstellen van het concurrentiepact. De procedures van het Parlement staan het niet toe om snel besluiten te nemen, maar enkele afgevaardigden hebben suggesties gedaan die de Europese Raad misschien nuttig
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vindt. Wat betreft de Ierse rente verdienen degenen van ons die een ander land geld hebben geleend een rente die het risico weerspiegelt, maar we willen ook ons geld terug. Ik heb voorgesteld om een prikkel in te voeren, een bonus voor vroegtijdige terugbetaling. Wanneer het pakket voor het economisch bestuur is ingevoerd, zullen de lidstaten transparanter over hun eigen begroting moeten zijn. Ik stel voor om hetzelfde te bereiken voor de belastingbetalers die bijdragen aan de begroting van de EU. Ik hoop dat onze nationale regeringen ondanks de crisis in staat zijn om naar de suggesties die uit dit Huis komen te luisteren en om constructief samen te werken. Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso, ik heb met vreugde kennisgenomen van het feit dat u aandacht besteedt aan het sociale aspect en dat u zich inzet voor een sociaal verantwoord beleid. Dat is nu ook nodig. Ik hoef hier niet te herhalen wat mijn collega's reeds hebben gezegd, want ik ben het volledig met hen eens. Ik sta heel sceptisch tegenover dit pact, dat Merkel en Sarkozy hebben voorgesteld. Waarom? Omdat niet echt duidelijk is waarom ze het hebben voorgesteld. Het feit dat het pact niet geldig is, is een heel andere kwestie. Het zijn immers sluwe strategen. Zij beweren dat het een en ander nu eenmaal zo is uitgepakt, maar ik geloof er niks van. Ik geloof eerder dat ze precies menen wat er in het document staat. Op dit punt zou ik nog eens willen terugkomen, dit is toch een ernstige kwestie. Zij zijn van mening dat loonindexatie het juiste antwoord is, maar ik ben in dezen zeer sceptisch. Een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd betekent welbeschouwd een pensioenverlaging. Het terugdringen van de staatsschuld zal buitengewoon moeilijk worden, is ook voor landen als Duitsland heel moeilijk. Ik kan me voorstellen dat Ierland of Griekenland daarbij enorme moeilijkheden zullen ondervinden. Ik vraag me af wat met de voorgestelde oplossing wordt beoogd. Op dit punt verwacht ik transparantie. U zult op de steun van het Parlement kunnen rekenen als u tot meer transparantie bijdraagt en ervoor helpt zorgen dat geen spelletjes achter de rug van het Parlement om worden gespeeld. Als men namelijk van plan is de sociale zekerheid te beknotten, dan moet men dat ook zeggen en niet via allerlei omwegen proberen een doel te bereiken waar u helemaal niet achter staat, mijnheer Barroso, en waar wij in geen geval achter staan. Wij zijn bereid om met u over een coördinerende Europese economische governance te spreken, een economische governance die die naam waardig is, dat wil zeggen dat zij een democratisch karakter heeft en ertoe bijdraagt een duurzaam en sociaal Europa tot stand te brengen. Wij zijn tevens bereid om over Verdragswijzigingen te spreken, bijvoorbeeld over een clausule inzake sociale vooruitgang. Wij verwachten echter dat we in een vroeger stadium worden geïnformeerd en bij de beleidsvorming worden betrokken. Dan kan het Parlement dit proces ook begeleiden. Zonder informatie gaat dat niet! Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb genoten van de visie van de heer Barroso op de wereld, maar zijn toespraak was misschien ironischer dan hij zelf had bedoeld. Hij sprak over de gebeurtenissen in Egypte en elders, waarbij hij zei dat het prachtig is dat mensen in opstand komen om democratie te eisen. Ik wil hem eraan herinneren dat democratie een methode is waarbij je stemt voor de personen die jou regeren en je deze personen, wanneer het je niet bevalt wat ze doen, kunt wegsturen en iemand anders de
219
220
NL
Handelingen van het Europees Parlement
baan kunt geven. Zijn toespraak was ironisch omdat zijn volgende zin was: "en daarom moet Europa, ten overstaan van de eurocrisis, de communautaire methode versterken". Voor het publiek dat hier naar kijkt – en dat gebeurt in toenemende mate – betekent de communautaire methode dat niet-gekozen bureaucraten in het geheim wetgeving voorstellen – mensen zoals u, mijnheer Barroso. Ik weet dat het Europees Parlement voor u heeft gestemd, maar u was de enige kandidaat waarop we konden stemmen. Dat is geen democratie! Dus de heer Barroso zegt enerzijds dat democratie goed is, maar aan de andere kant mogen we dat in Europa niet hebben. Daar deed de heer Verhofstadt, die uit België komt en die vindt alle natiestaten moeten worden afgeschaft – zijn eigen land wordt dat binnenkort misschien wel – nog een schepje bovenop. Hij zegt dat we een economische unie willen. Niemand heeft voor een economisch unie gestemd. Aan niemand is gevraagd of hij of zij een economische unie wil. De heer Verhofstadt kan voor een economische unie stemmen, maar de volken van Europa hebben niet voor een economische unie gestemd. Wat moet er vrijdag tijdens de top in Portugal worden besproken? Na de financiële reddingsoperaties in Griekenland en Ierland is het vrij duidelijk dat de markt een signaal uitzendt: 'Kom maar, nummer drie, uw tijd is voorbij'. De rente op Portugese staatsobligaties heeft maandag een hoogte van 7,6 procent bereikt. De heer Barroso weet dat zelf. Ierland moest gered worden toen de rente voor dat land naar 7 procent steeg. In april zal er ook een grootschalige herfinanciering van Portugese schuld plaatsvinden – weer twintig miljard euro aan vernieuwde schulden. Laten we niet vergeten dat in de afgelopen maanden 80 procent van de Portugese schuld is aangekocht door de Europese Centrale Bank. We kunnen als Europese Unie niet blijven doorgaan met het opkopen van onze eigen schuld. Als we dat doen, zal de volgende schuldencrisis niet in een land plaatsvinden, maar in de Europese Centrale Bank zelf. (Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Martin Schulz (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik neem aan dat u het niet weet, maar ik wil u iets vragen, mijnheer Farage, omdat u België constant een non-existente natie noemt – iets dergelijks heeft u tegen mijnheer Van Rompuy gezegd en in deze context nu ook weer tegen de heer Verhofstadt. Maar weet u wel onder welke omstandigheden de Belgische staat werd opgericht? Nigel Farage, (EFD). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat de heer Schulz mij deze vraag stelt. De moeilijkheid is dat wanneer je een kunstmatige staat vormt, waarbinnen verschillende taalgemeenschappen leven – wat in België duidelijk het geval is –, je die gedurende een bepaalde periode wel bij elkaar kunt houden, maar of het nu België is of Joegoslavië, of de Europese Unie, als er heel verschillende talen worden gesproken, zal die staat uiteenvallen. De reden dat u zich zo druk maakt om België, en dat de heer Van Rompuy zich daar vreselijk druk om maakte, terwijl de heer Verhofstadt nooit van België heeft gehouden – dat is toch zo, mijnheer Schulz? – is dat België de Europese Unie in het klein is. Martin Schulz (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb maar 30 seconden nodig. Ik stel vast dat de vertegenwoordiger van een partij die zich "United Kingdom Independence
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Party" noemt, niet weet dat het Koninkrijk België op voorstel van het Verenigd Koninkrijk in het leven is geroepen. Proinsias De Rossa (S&D). – (EN) ("Blauwe kaart"-vraag aan de heer Farage krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement) Mevrouw de Voorzitter, ik hoop dat de heer Farage zich niet beledigd zal voelen door een vraag van een staatsburger van de Ierse Republiek. Mag ik hem vragen wat de gemeenschappelijke basis van het Verenigd Koninkrijk is? Voor zover ik weet bestaat het Verenigd Koninkrijk uit Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland. Is dat geen unie van naties? En een heel trotse, mag ik wel zeggen? Nigel Farage (EFD). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dat is een goede vraag. Mijnheer Schulz, u hebt volkomen gelijk dat België een Britse uitvinding is, en een Britse mislukking. Sommige dingen gaan goed en sommige dingen gaan verkeerd, net als in uw land, Duitsland. De Duitse geschiedenis is niet helemaal brandschoon, dat zult u met me eens zijn. U hebt helemaal gelijk. Het bijeenhouden van het Verenigd Koninkrijk is met ongelooflijk veel problemen gepaard gegaan. Ierland is zijn eigen weg gegaan, in 1921 als ik het goed heb, toen Ierland onafhankelijk werd. U hebt gelijk. Het is heel moeilijk om verschillende culturen bij elkaar te houden. Ik denk dat de unie van Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland op dit moment werkt omdat er steun voor is. Als die er niet zou zijn, zou de bevolking om referenda vragen en zouden die naties eruit kunnen stappen. Maar mijn punt is dat in de Europese Unie niemand die kans krijgt. Corien Wortmann-Kool (PPE). - Voorzitter, de Raad wil meer ambitie om de concurrentiekracht te versterken en de convergentie te vergroten. Dat kunnen we natuurlijk alleen maar toejuichen. Ik wil mij aansluiten bij de hulde aan voorzitter Barroso voor de wijze waarop hij de handschoen heeft opgepakt en hier uitleg komt geven over het concurrentiepact, een wijze die zelfs Martin Schulz vandaag mild stemt. Dat mag wel vermeld worden. U heeft die samen met voorzitter Van Rompuy opgepakt. Maar het is wel een beetje ingewikkeld aan het worden, want er ligt ook net bij het Parlement een heel wetgevingspakket. Wij zijn voor het eerst medewetgever als het gaat om het economisch bestuur. Daarom is het zo belangrijk een en ander goed met elkaar te verbinden, want er is sprake van overlapping. In dit Parlement, collega's, hebben we 2.000 amendementen ingediend en als we hiernaar kijken, dan vinden we bijna alle onderwerpen die in het concurrentiepact staan, terug in die amendementen. Want ook dit Parlement wil meer ambitie en daar ligt dan ook tegelijkertijd mijn zorg. Hoe gaan we het concurrentiepact verbinden met het wetgevingspakket en de EU 2020-strategie? En, voorzitter Barroso, gaat u uw initiatiefrecht actief gebruiken om ook de verbinding tussen het concurrentiepact en het wetgevingspakket te leggen? Als u dat niet doet, dan zal dit Parlement zelf die handschoen oppakken in zijn rol van medewetgever. Elisa Ferreira (S&D). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik kom uit een acht eeuwen oud land, dat binnen deze geglobaliseerde wereld toch graag een sterk Europa ziet, een Europa dat ook een gelijkwaardige gesprekspartner voor China, India en de Verenigde Staten is. De crisis die we doormaken is geen crisis binnen de eurozone, maar, zoals iemand al zei, een crisis van de eurozone zelf en het is een crisis van de eurozone omdat één munt alleen kan functioneren wanneer er werkelijk convergentie is. We moeten serieus blijven werken aan convergentie tussen de verschillende terreinen waarop dit speelt, met het oog op groei, rendement en werk. Tot nu toe hebben we gewerkt aan nominale convergentiecriteria, wat iets totaal anders is.
221
222
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarom moet Europa snel afmaken waaraan het is begonnen. Hiervoor, en vooral voor het hanteren van één munt, is een solide basis nodig in de vorm van een stabiliteitsfonds: een fonds dat ervoor kan zorgen dat landen die in de problemen zijn met acceptabele, in plaats van prohibitieve, rentetarieven aan deze convergentie kunnen werken. Ook moeten ze de strategische investeringen die deze convergentie mogelijk maken, kunnen blijven doen , zodat ze met de hiermee gepaard gaande groei kunnen terugbetalen wat ze tijdens de crisis hebben geleend. Mevrouw de Voorzitter, we hebben een actieve Commissie nodig, die bijdraagt aan de opbouw van dit stabiliteitsfonds, maar ook aant de euro-obligaties, en die de boodschap van het Parlement van vandaag over de nieuwe bron van eigen middelen oppakt. Dit zal een afdoende impuls moeten zijn voor een begroting die duidelijk onvoldoende is. We hebben zojuist het verslag-Podimata aangenomen, waarin een lans wordt gebroken voor een heffing op financiële transacties. Om te overleven moet Europa nu van koers veranderen. Naast een sterk Parlement hebben we ook een Commissie nodig die niet alleen reageert, maar ook proactief handelt en die initiatieven neemt waar we zozeer naar uitkijken, zodat dit experiment niet verloren gaat en zijn vruchten afwerpt. Sylvie Goulard (ALDE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso, commissaris, er is veel gezegd waar ik het mee eens ben. Ik zou graag drie woorden willen gebruiken. Het eerste is 'respect': het was niet dit Parlement dat het Europees Parlement tot medewetgever heeft gemaakt op het gebied van economische governance. Het waren de regeringen die hiertoe hebben besloten in het Verdrag van Lissabon. Als rapporteurs vinden wij het niet goed om over belangrijke discussies over het governancepakket op de hoogte te worden gebracht via Google of de Engelstalige pers. Het eerste dat ik u zou willen vragen, mijnheer Barroso, en dat vraag ik ook aan de hier aanwezige collega’s van de heer Van Rompuy, is om ons te respecteren en erop toe te zien dat dit Parlement zijn werk kan doen. Het tweede woord is 'democratie'. We hebben sinds de achttiende eeuw nog nooit eerder meegemaakt dat in een democratisch systeem de scheiding der machten genegeerd wordt zoals de Europese Raad dat momenteel doet. In de scheiding der machten zijn er degenen die beslissen en degenen die controleren. De Raad is, met uw medewerking, mijnheer Barroso, bezig om zich het recht toe te eigenen om te beslissen én te controleren, met andere woorden, om dus eigenlijk niets te doen. Het derde woord is 'doeltreffendheid': als wij water bij de wijn blijven doen wat betreft de inhoud van onze voorstellen, komen we uit bij de kleinste gemene deler en we weten wat dat is. Dat is de Lissabon-strategie! Dat zijn de tien jaar die ons nergens hebben gebracht. Wij blijven ons werk doen. Dit Parlement vraagt om respect en zal de democratie en de doeltreffendheid verdedigen. Miguel Portas (GUE/NGL). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, twee weken geleden heeft de internationale pers commentaar gegeven op uw uitlatingen over de mogelijkheid dat Portugal in aanmerking komt voor het Fonds voor Financiële Stabiliteit. De pers heeft deze als stimulans geïnterpreteerd. Aangezien voorzitter Barroso binnen de Europese Commissie nu juist de persoon is die de Portugese realiteit het beste kent, zou ik graag drie vragen stellen, waar ik graag drie eerlijke antwoorden op zou krijgen. Mijn eerste vraag is: wat baat het Portugal als het in de huidige situatie een beroep doet op het Fonds voor Financiële Stabiliteit en het IMF?
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijn tweede vraag is: welke veranderingen acht u onmisbaar voor dit fonds, zodat de beschamende situatie met Ierland zich niet opnieuw voordoet? En daarmee bedoel ik: een lening tegen prohibitief hoge rente, verlaging van lonen en het handhaven van fiscale dumping van grote ondernemingen. En de derde en laatste vraag: het gehele monetaire beleid blijft schade toebrengen aan de meest kwetsbare landen, omdat ze de groei hypothekeren. De recente beslissingen van de Europese Centrale Bank op dit vlak spreken voor zich. Hoe kunnen we het vertrouwen herwinnen? Jean-Paul Gauzès (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben het volledig eens met wat mevrouw Goulard zojuist heeft gezegd over deze basisvoorwaarden, die erop neerkomen dat, hoewel wij ons terdege bewust zijn van de behoefte aan doeltreffendheid en snelheid in het besluitvormingsproces, het van essentieel belang is dat het Parlement erbij betrokken wordt. Dat is de enige manier waarop onze medeburgers, van wie wij de gekozen vertegenwoordigers zijn, kunnen begrijpen wat er gaande is, en om dit aan hen uit te leggen. Ik wil het over iets heel specifieks hebben. Elke dag worden we getroffen door de financiële markten. Deze financiële markten, die overal en nergens voor staan, worden meestal bevolkt door jonge mensen die van een game boy zijn overgestapt naar een computer zonder daar verder lang over na te denken, en die toch degenen zijn die onze landen angst inboezemen. Als wij deze markten onder controle willen blijven houden, moeten we ze niet uitbannen. Ik behoor niet tot een fractie die ernaar streeft om de markten af te schaffen. Maar wat willen de markten? Ze proberen risico’s te mijden en het spel op de markten bestaat eruit om het risico door te spelen naar iemand anders. Dat houdt in dat marktdeelnemers nooit tevreden zijn zolang er risico’s bestaan. Ik denk dat als wij invloed willen uitoefenen op deze financiële markten, Europa een aantal duidelijke grenzen moet trekken, niet elke dag van richting moet veranderen en niet moet overlopen van ideeën die vervolgens toch nooit het daglicht zullen zien. Als we dit financiële aspect onder controle willen krijgen, en dat is cruciaal voor de economische stabiliteit van onze landen, moeten wij in staat zijn – en het is aan u, mijnheer Barroso, om de impuls daartoe te geven – om duidelijke doelen te stellen en duidelijke maatregelen te treffen en blijk te geven van grote vastberadenheid wat betreft goede economische coördinatie. Proinsias De Rossa (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het welbewust afzien van economisch bestuur en van regulering van de banken op nationaal en EU-niveau heeft ons in deze crisis doen belanden, een crisis die voor iedereen zichtbaar is, in de werkloosheidscijfers, in het gebrek aan groei, in de verliezen van de pensioenfondsen, enzovoort. De heer Barroso en de heer Rehn hoeven mij er niet van te overtuigen dat economisch bestuur noodzakelijk is, of dat het een sterk bestuur moet zijn en dat alle lidstaten, met name de lidstaten van de eurozone, daaraan mee moeten doen. Het is de bevolking van Europa die we ervan moeten overtuigen dat dit nodig is, en de manier waarop we dat gaan doen is door ervoor te zorgen dat het legitiem is. En we zorgen ervoor dat het legitiem is door voorstellen die niet op de Verdragen en op de communautaire methode zijn gebaseerd, af te wijzen. Het economisch bestuur zal niet aanvaardbaar zijn als het wordt gezien als uitsluitend in het belang van een, twee, drie, vier of vijf economisch sterke landen. Dat is de realiteit. En
223
224
NL
Handelingen van het Europees Parlement
daarom is het buitengewoon belangrijk voor de toekomst van deze Unie dat wat tijdens de informele Raad van 11 maart zal worden besloten, en wat eind maart zal worden besloten, kan worden gesteund door het algemene publiek in Europa. De Ierse regering die onlangs is gekozen heeft een stevig mandaat. Ik citeer uit het programma waarover nu net overeenstemming is bereikt: "We moeten een stap terug doen van de rand van de afgrond van nationale insolvabiliteit (…). Het steunprogramma van de EU en het IMF heeft – tot op heden – het vertrouwen in de Ierse economie niet hersteld (…). Dit weerspiegelt de onzekerheid over de betaalbaarheid van het reddingspakket". Ik wil een conclusie trekken over dit punt. Het is een belangrijk punt. Het mislukken van het programma zal bijdragen aan de financiële instabiliteit van de hele eurozone. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Sharon Bowles (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, elke week staan de kranten vol met nieuws over een nieuw of gewijzigd voorstel van een land, de Europese Raad of de voorzitter van de Commissie. Ik prijs de president van de Europese Centrale Bank omdat hij acht slaat op de discussies en de verslagen van het Parlement en ons standpunt en onze vastberadenheid erkent. Het concurrentiepact en de ontwikkeling daarvan is hier een voorbeeld van. We hebben al een veelheid aan goede ideeën in onze amendementen op het pakket inzake het economisch bestuur opgenomen, waardoor het niet moeilijk zal worden om in het kader van de medebeslissing aan de slag te gaan met het samenbrengen van de standpunten van het Parlement en de Raad. Maar wat we niet moeten doen, is de krenten uit de pap van de interne markt halen. En we mogen het ook niet verkeerd doen. De interne markt is geen fort met daarbinnen een gelijk speelveld. De interne markt gaat over het externe concurrentievermogen dat we kunnen genereren en hangt dus nauw samen met de herstelkant van het economisch bestuur. Ook hebben we een mechanisme voor financiële stabiliteit nodig dat verder kan worden ontwikkeld op basis van resultaten en prioriteiten. Tegen de Duitse bevolking, die in een kramp schiet als de 'transferunie' ter sprake komt, zeg ik: 'Kijk eens wat de eisen van uw eigen regering allemaal met zich meebrengen: herkapitalisatie van banken en de aankoop van staatsobligaties in de secundaire markt'. De Duitse banken zullen tien jaar nodig hebben om de waardevermindering van hun activa als gevolg van de crisis volledig te verdisconteren in hun balansen, en die omvatten ook staatsobligaties. De Duitse banken zullen niet aan de nieuwe internationale regels voor bankkapitaal voldoen, dus de overdrachten aan Duitse banken zouden ook op de agenda moeten staan. Daarom hebt u dat mechanisme nodig, zoals de hele eurozone. Tot slot moet op het gebied van de rentetarieven evenwicht worden gevonden tussen houdbaarheid en ‘'moral hazard'’. (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Diogo Feio (PPE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, moeilijke momenten vragen om moedige politieke beslissingen. Juist daarom oefenen we onze functies uit en daarom complimenteer ik voorzitter Barroso ook met de ideeën die hij voor ons heeft ontvouwd. Het Europees Parlement heeft al in diverse verslagen heldere standpunten ingenomen, zowel over de eurokwestie en de noodzakelijke stabiliteit, als over het probleem ten aanzien van de groei. We kunnen niet slechts naar één kant van de balans kijken.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Om tot een oplossing van de crisis te komen is bijvoorbeeld vereist dat het permanent fonds zodanig werkt dat rekening wordt gehouden met de specifieke situaties van de lidstaten, die nu een stijgende rente op de staatsschuld betalen. Noodzakelijk zijn ook beleidsmaatregelen die concurrentievermogen garanderen, alsmede betere kredietvoorwaarden en een fiscaal beleid dat aantrekkelijk is voor investeerders. Eigenlijk alles om welvaart te creëren. Maar daarom hebben we ook meer Europese instellingen nodig. De standpunten van het Europees Parlement zijn op heldere wijze uiteengezet en niet via de media. Dit is niet het moment voor ideologische beslissingen, we moeten nu aan onze burgers denken. Zij vragen om gezond verstand en snelle besluitvorming van ons. Jacek Saryusz-Wolski (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wat we nu zien is geen crisis van de eurozone, maar een crisis in de overheidsfinanciën van enkele lidstaten die toevallig in de eurozone liggen – het had ook om Hongarije kunnen gaan. Waarom moet er dan een vergadering van alleen de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone plaatsvinden – zeventien lidstaten – zonder dat de overige lidstaten worden uitgenodigd? Waarom moeten er ongerechtvaardigde scheidslijnen worden gecreëerd, die we zes jaar geleden hebben afgeschaft door middel van uitbreiding, en waarom moet er een unie van twee snelheden worden gecreëerd? De Europese Commissie, onder leiding van u, mijnheer Barroso, is de hoedster van het Verdrag. Wat is de rechtsgrondslag in het Verdrag voor deze uitsluiting? Waarom worden lidstaten die mee kunnen en mee willen besluiten uitgesloten? Waarom worden de artikelen 5 en 121 niet gebruikt om het begrotingsbeleid en het sociale beleid te verdiepen? Waarom wordt de op het Verdrag gebaseerde intensievere samenwerking niet binnen het kader van dat Verdrag toegepast, met een centrale rol voor de Europese Commissie? De interne markt omvat 27 lidstaten, en dat geldt ook voor de uitdaging om het concurrentievermogen te versterken. De voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Europese Commissie moeten leiders van een Unie van 27 lidstaten zijn, en niet een secretariaat van een selecte groep lidstaten. Roberto Gualtieri (S&D). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, gisteravond heeft de Commissie constitutionele zaken in grote meerderheid haar goedkeuring gehecht aan het advies van het Parlement tot wijziging van het Verdrag voor het instellen van een stabiliteitsmechanisme. De tekst stelt voor om een van de amendementen van het Verdrag van Lissabon aan te passen, teneinde een procedure vast te stellen die weliswaar het intergouvernementele karakter van het fonds veilig stelt, maar de opname van het mechanisme in het Verdrag rechtvaardigt en tevens enkele duidelijke voorstellen bevat over de werking van het mechanisme, om ervoor te zorgen dat het overeenstemt met de taken die het Verdrag oplegt aan de Europese instellingen en met de noodzaak van een echt economisch bestuur, dat simpelweg niet zou werken als het intergouvernementeel zou zijn. Om terug te komen op een metafoor die u zelf tijdens het vorige debat heeft gebruikt, mijnheer Barroso, stelt het Europees Parlement voor deze intergouvernementele wagon op het spoor te zetten in een trein van de EU en de Commissie de rol te geven die zij dient te spelen om deze trein te kunnen besturen. Wat vindt de Europese Commissie van de voorstellen van het Parlement? Is zij bereid deze te verdedigen tijdens het overleg de komende dagen?
225
226
NL
Handelingen van het Europees Parlement
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Pat the Cope Gallagher (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn land, Ierland, is een kleine, open economie met een hoge concentratie aan directe buitenlandse investeringen. Het tarief van 12,5 procent van de vennootschapsbelasting is van essentieel belang om het herstel van onze economie te ondersteunen en om banen in stand te houden en te creëren. Als gevolg van dit lage tarief zijn acht van ’s werelds belangrijkste technologiebedrijven in mijn land gevestigd. Elke beweging in de richting van convergentie of harmonisering van het tarief van de vennootschapsbelasting in de Europese Unie zal het vermogen van Ierland om directe buitenlandse investeringen aan te trekken en daarmee ons vermogen om weer groei te bewerkstelligen en economisch te herstellen, substantieel aantasten. Het is belangrijk om eraan te herinneren dat Ierland, zoals ook andere kleinere landen, geografisch en historisch een perifeer land in Europa is, en een laag belastingtarief is een instrument, een instrument om de economische beperkingen van een perifeer land te compenseren. Ik wil de voorzitter een vraag stellen. Kan hij bevestigen dat het vaststellen van de hoogte van belastingen krachtens het Verdrag van Lissabon een zaak van elke individuele lidstaat is? Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, vandaag, bij de viering van Internationale Vrouwendag, zijn er door iedereen mooie woorden gesproken over vrouwenrechten. Echter, nu we het hebben over economische en financiële zaken, ligt het accent voornamelijk op de financiële belangen van het zogenaamde economisch bestuur waarbij de criteria voor het stabiliteits- en concurrentiepact aangescherpt blijven worden zonder dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van elk land, de grote economische verschillen, sociale ongelijkheden, werkloosheid en armoede. Door een dergelijk concurrentiepact nement de bestaande sociale problemen alleen maar toe. Tevens zult u zien dat arbeiders, vrouwen en jongeren in opstand komen, zoals al in Portugal is gepland voor de komende weekenden, met in het bijzonder de demonstratie die wordt georganiseerd door de CGTP (Algemeen Verbond van Portugese Arbeiders) in Lissabon op 19 maart. Hiermee hopen we de veranderingen tegen te gaan. Jaroslav Paška (EFD). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik mijn collega, vicevoorzitter Verheugen, in herinnering willen brengen dat de EU tot stand is gekomen op basis van een overeenkomst tussen onafhankelijke soevereine staten die vrijwillig besloten sommige van hun bevoegdheden over te dragen aan een nieuwe instelling – de Europese Unie – die zij samen in het leven riepen voor het gemeenschappelijke gecoördineerde beheer van bepaalde bevoegdheden van de soevereine staten. Als de Europese landen besluiten tot het opzetten van een gemeenschappelijk economisch bestuur in het kader van de communautaire regelgeving, dient dat dus ook uit vrije wil te gebeuren, en niet krachtens een richtlijn uit Brussel. Als we spreken van een pact en dus van een overeenkomst tussen soevereine staten over verdere samenwerking in het kader van de EU, dan is alles in orde. Als de een of andere vorm van nauwere samenwerking op het gebied van economisch beheer wordt beoogd, dan ligt het voor de hand dat de aanzet daarvoor wordt gegeven door de landen in de eurozone, die zich immers hebben verplicht tot het gebruik van de gemeenschappelijke munt.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Laten we echter geen illusies koesteren, dames en heren. De economische regels en fiscale wetten lopen in deze landen uiteen, zodat dit een zeer ingewikkeld proces belooft te worden … (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Franz Obermayr (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dank u wel, met name voor het feit dat u zo vriendelijk was de sprekerslijst van tevoren bekend te maken. De voorstellen voor een belastingunie voorzien naast een uniforme pensioengerechtigde leeftijd in een harmonisatie van de belastingtarieven en het loonbeleid. Dat betekent een verdere stap in de richting van een economisch bestuur en een ernstige aantasting van de belastingsoevereiniteit van de lidstaten. Om het nog erger te maken heeft het Europees Parlement hierover ook nog eens niets te vertellen en kan een beroep worden gedaan op artikel 136 van het Verdrag van Lissabon, zodat Merkel en Sarkozy hun voorstellen er ondanks het verzet in andere landen van de eurozone waarschijnlijk door zullen krijgen. Nu over de versterking van het vangnet: speculanten kunnen de eurolanden die in de problemen zijn geraakt nog steeds onder druk zetten, zonder dat zij zelf enig risico lopen. In geval van nood wordt immers het vangnet gespannen. Winsten worden geprivatiseerd, terwijl verliezen voor rekening van de samenleving en de gehele eurozone komen. Mijnheer Barroso, u zei dat groei rechtvaardiger moet worden verdeeld. Nu vraag ik u: hoe staat het met de financiële aansprakelijkheid? Als gevolg van het vangnet worden de lasten toch nog ongelijker verdeeld, zullen sociale problemen ontstaan en wordt de welvaart van de nettobetalers moedwillig op het spel gezet. José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie . − (PT) Mevrouw de Voorzitter, er waren enkele specifieke vragen over Portugal die ik zal beantwoorden. Of Portugal nu wel of niet om steun moet vragen uit de EFSF (Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit) is een beslissing van de Portugese autoriteiten. Het is een soevereine beslissing van Portugal, juist omdat het hier gaat om een soevereine schuld. Wat ik u uiteraard kan zeggen is dat het inschakelen van de hulp van de EFSF en het Internationaal Monetair Fonds werd gezien als een laatste redmiddel, ultima ratio. Het moge duidelijk zijn dat een land het inschakelen van deze hulp zeker zal proberen te voorkomen, aangezien er vele kosten mee gemoeid zijn en ook de reputatie kostbaar is. Een land moet het daarom zeker zien te voorkomen als het mogelijk is. Ik zou echter willen herhalen dat het een beslissing van de nationale autoriteiten is om zich wel of niet tot dit hulpfonds te wenden, of tenminste om activering van dit fonds te verzoeken. In de tweede plaats is niet aan de orde wat ik graag in dit fonds wil zien, het is geen kwestie van graag willen, het gaat om beleid. Wij werken in de Commissie nauw samen met de lidstaten, in het bijzonder met de eurolanden, opdat de EFSF meer kan lenen en zo ook meer activiteiten ontplooid kunnen worden met ruimte voor meer flexibiliteit. Uit marktoogpunt liggen enkele van deze kwesties zeer gevoelig, dus het lijkt me niet verstandig om te praten over plannen die nog niet definitief zijn, maar binnen de eurozone wordt eraan gewerkt. Verder heeft de Commissie, zoals u weet, duidelijk haar voorstel uiteengezet ter versterking van de EFSF en ter uitbreiding van haar activiteiten, met name in de jaarlijkse groeianalyse. Op de vraag of dit beleid veranderd zou moeten worden of kan veranderen, kan ik u nu vertellen dat dit niet mogelijk is als we kijken naar de meest kwetsbare landen. Het zou absoluut onverantwoordelijk zijn voor landen met een staatsschuld of particuliere schuld van deze omvang om op dit moment hun inspanningen omtrent de begrotingsconsolidatie
227
228
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en structurele hervormingen te doen verminderen. Wanneer een land zo´n hoge schuld heeft moet de markt het vertrouwen terugkrijgen, anders wordt de economische situatie onhoudbaar. Als we daarom de landen willen helpen die op dit moment het kwetsbaarst zijn, dan moeten we hun niet iets voorspiegelen dat simpelweg niet haalbaar is. Integendeel, we moeten elke juiste stap toejuichen die zij maken in de richting van begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen. Alleen op deze manier is het vertrouwen van de markt te krijgen. Het gaat duidelijk niet om de inspanning van het land alleen, dat de gezamenlijke inspanning van de eurozone nodig heeft. Dat is wat nu tot stand komt, waarbij elk betrokken land uiteraard op zijn eigen manier bijdraagt. Ik kan u zeggen dat de Commissie alles heeft gedaan wat binnen haar vermogen lag met betrekking tot haar voorstel meer ambitie te tonen. Zoals de geachte afgevaardigden weten komt de Commissie met voorstellen, maar uiteindelijk hebben de lidstaten, die voornamelijk uit de eurozone komen, het laatste woord. Vooral als het gaat om strikt nationale bevoegdheden, zoals zaken waar het Verdrag niet in voorziet, zoals de EFSF. (FR) In elk geval wil ik tegen het hele Parlement zeggen dat heel veel van de kritiek die ik hier vandaag gehoord heb – hoewel de meerderheid de door de Commissie voorgestelde algemene aanpak heeft gesteund – gericht was op, als ik het goed begrepen heb, bepaalde regeringen of bepaalde lidstaten. Het is daarom niet aan mij om namens hen te spreken. Wat ik wil zeggen is dat de Commissie een pakket met voorstellen voor economische governance heeft gepresenteerd. We hebben de ambities van onze regeringen zover mogelijk opgestuwd. Zelfs voor het governancepakket dat door mijn collega, de heer Rehn, en mijzelf is gepresenteerd, waren de lidstaten niet bereid om zelfs het laagste ambitieniveau te accepteren. Zo staat het er voor, we hebben wetgevingsvoorstellen ingediend. Nu is er een nieuw idee ontstaan, namelijk het concurrentiepact, dat wij proberen – en op dit punt wil ik heel open zijn en mijn respect betonen aan het Parlement – zo veel mogelijk in te passen in de communautaire benadering. Ik heb u op volledig transparante wijze op de hoogte gehouden van de inspanningen die de Commissie levert om ervoor te zorgen dat dit idee aangaande de impact van concurrentievermogen nuttig is en meerwaarde biedt, zowel voor de groei als voor de werkgelegenheid – wat, ik heb het al gezegd, een prioriteit voor de Commissie blijft – en om het governancesysteem te versterken. Uiteraard hoef ik er echt niet op gewezen te worden dat de Commissie de hoedster van het Verdrag is. Dat hebben we keer op keer laten zien, ongeacht of het ging om de interne markt, concurrentie of gelijke behandeling. Ik kan u er wederom van verzekeren dat de Commissie niet zal aarzelen om alle middelen die zij tot haar beschikking heeft aan te wenden als we de indruk krijgen dat beginselen of regels van het Verdrag in gevaar komen door beslissingen van de Europese Raad, of van welke andere instelling dan ook. Daarom is voor het werk dat wij doen een lange adem nodig en is het, natuurlijk, serieus werk dat wij doen met verantwoordelijkheidsbesef. Dit is duidelijk een uitermate moeilijke tijd voor ons, zoals u weet, een tijd waarin veel regeringen ’s ochtends als eerste kijken naar de spreads van hun overheidsschulden. Daarom is dat wat wij zeggen van belang. De hoop die wij geven doet er toe. De Commissie is het aan zichzelf verplicht om ambitieus te zijn en tegelijkertijd haar verantwoordelijkheid te nemen door voorstellen in te dienen, wetende dat er in ieder geval een kans bestaat dat deze voorstellen ook daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht, dat het niet alleen een
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
publiciteitsstunt is die gevolgd wordt door teleurstelling. Dat is wat ik wil voorkomen en dat is wat de Commissie moet voorkomen. We moeten teleurstelling, of verdeeldheid, vermijden, ongeacht of dat nu in de eurozone is of in de rest van de Europese Unie. Daarom kan ik u ervan verzekeren dat de Commissie hoge ambities blijft houden. De Commissie is momenteel bezig om alle regeringen duidelijk te maken dat het Parlement betrokken moet worden bij dit concurrentiepact. De Commissie is momenteel bezig om regeringen duidelijk te maken dat zij een centrale rol moet blijven spelen in dit concurrentiepact, niet vanwege institutionele loyaliteit, niet vanwege institutionele eigenwaan, maar omdat ik, overbodig te zeggen, denk dat de Commissie en de communautaire methode een garantie zijn om een tweedeling tussen de eurozone en de rest van Europa te voorkomen. Zij zijn de garantie als wij aanvallen op de integriteit van de interne markt willen voorkomen, of als wij willen voorkomen dat andere mechanismen zoals het stabiliteits- en groeipact in twijfel worden getrokken. Zij zijn de garantie, uiteraard, dat wij Europees blijven binnen het kader van de Europese Unie met Europese solidariteit. Daarom ben ik zeer eerlijk en open geweest. De Commissie doet haar werk op uitermate transparante en natuurlijk constructieve wijze, door te proberen een idee te redden dat, als het goed gepresenteerd en uitgevoerd wordt in een communautaire opzet, meerwaarde kan bieden voor onze inspanningen op het gebied van governance, in tegenstelling tot wat sommigen van u hebben benadrukt. Het is namelijk zo dat de inspanningen die onze regeringen hebben opgevoerd, inspanningen om economische politieke coördinatie tot stand te brengen, altijd deel hebben uitgemaakt van de algemene aanpak van de Commissie en van de meeste leden van dit Parlement. Hier ligt een kans voor ons. Als de staatshoofden en regeringsleiders nu bereid zijn tot betrokkenheid bij deze coördinatie van het economisch beleid, en zelfs bij zaken waarvan tot nu toe werd gedacht dat ze uitsluitend onder de nationale bevoegdheid vielen, dan vind ik dat dit verwelkomd moet worden voor zover het iets bijdraagt aan de groei en de werkgelegenheid, en voor zover de systemen van communautaire governance worden gerespecteerd. Dat is waar het om gaat. Ik denk dat het debat in dat opzicht heel nuttig is geweest. Verder denk ik dat de boodschap van dit Parlement is aangekomen bij de Europese Raad. Voorzitter Buzek heeft dit de laatste keer dat hij bij de Europese Raad aanwezig was, ter sprake gebracht. Ik denk dat zowel de Commissie als het Parlement op essentiële punten volhardend zullen zijn als het gaat om het verdedigen van de communautaire benadering, omdat zij ervan overtuigd zijn dat dit voor Europa de enige manier is om de doelstellingen te bereiken die we hebben gesteld voor de eurozone, voor stabiliteit, maar ook voor groei en werkgelegenheid in de hele Unie. VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU Ondervoorzitter De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De plot die we weer voor onze ogen ontvouwd zien worden, begint pijnlijk te worden, want dit is al de zoveelste keer en het geeft goed de essentie van deze Europese Unie weer: over wie de regels opstelt en op grond van welke belangen. Zoals gebruikelijk ontbreekt het ook in dit plot niet aan hoofd- en
229
230
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bijrollen en louter figuranten. Het zogenaamde "concurrentiepact", dat door Duitsland en Frankrijk was opgesteld waarmee ze zich op een verwerpelijke manier plaatsten boven alle andere landen uit de eurozone, en waarvan de makers in het begin het bestaan ontkenden, wordt nu door Commissievoorzitter Barroso voorgedragen en verdedigd in het Europees Parlement. Dit nadat hij weken eerder kritiek had geuit op de Duitse bondskanselier Merkel vanwege haar gebrek aan erkenning van de "rol van de Commissie". Nu is uiteindelijk duidelijk was de rol van de Commissie en haar voorzitter is. Eerdergenoemd pact, waarover Barroso ons nu zegt dat we ons moeten blijven richten op de werkgelegenheid en groei, is een ware kruistocht tegen het recht op arbeid en sociale bescherming door de aanval op de lonen, door de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, door de pogingen collectieve onderhandelingen stop te zetten en door de sociale rechten te beperken. Bovendien is het een poging om, net als in koloniale tijden, landen zoals Portugal een ware economische afhankelijkheid op te leggen. 14. Voortgangsverslag 2010 inzake Turkije (debat) De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het voortgangsverslag 2010 inzake Turkije. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ten eerste wil ik u zeggen dat het mij bijzonder veel deugd doet dat u zoveel interesse hebt getoond voor de kwestie van uitbreiding. Ondanks het feit dat zowel de lidstaten als de kandidaat-lidstaten voor aanmerkelijke uitdagingen staan, ben ik van mening dat het uitbreidingsproces op basis van wat nu al tot stand is gebracht, onafgebroken en op systematische wijze voortgang moet maken. Om dat te bereiken moeten beide partijen zich blijven inzetten. Gelet op de activiteiten van het Europees Parlement is het duidelijk dat dit het forum is waar alle deelnemers zich bewust zijn van de betekenis van de betrekkingen die we met Turkije onderhouden. Deze betrekkingen hebben een lange geschiedenis en worden dankzij de status van het land van kandidaat-lidstaat nog nauwer. Tegelijkertijd is Turkije tevens een belangrijke regionale speler en vervult het een cruciale rol op een aantal belangrijke gebieden, zoals energiezekerheid en regionale veiligheid, en ten aanzien van de bevordering van de dialoog tussen culturen. En de dramatische internationale gebeurtenissen die in onze onmiddellijke buurlanden plaatsvinden geven nog beter aan hoe belangrijk de rol is die Turkije op de genoemde gebieden vervult. De toetredingsonderhandelingen met het land schrijden voort in overeenstemming met de betreffende conclusies van de Europese Raad en de Raad en het onderhandelingskader. Ondanks het feit dat de vergevorderde onderhandelingen ook steeds complexer worden, is het Hongaarse voorzitterschap vastbesloten om ten aanzien van zoveel mogelijk hoofdstukken vooruitgang te boeken. Ook nu is het werk aan de gang, dat nu in eerste instantie gericht is op hoofdstuk acht, dat wil zeggen op het mededingingsbeleid. Ik vertrouw erop dat onze Turkse partners hun inspanningen zullen voortzetten en dat we binnenkort resultaten kunnen zien. De Raad was in zijn in december van het vorig jaar aangenomen conclusies ingenomen met de permanente inzet van Turkije voor het onderhandelingsproces en met zijn politieke hervormingsprogramma. Het door Turkije in 2010 aangenomen pakket van grondwetswijzigingen is een nieuwe belangrijke stap in de goede richting, aangezien dit pakket zich op het gebied van justitie, grondrechten en openbaar bestuur bezighoudt met talrijke prioriteiten van het toetredingspartnerschap. Nu is de belangrijkste taak ervoor te zorgen dat de hervormingen in overeenstemming met
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Europese normen en via een zo uitgebreid mogelijke raadpleging met deelneming van alle politieke partijen en maatschappelijke organisaties ten uitvoer worden gelegd. Het is duidelijk dat voortzetting van het werk aan de politieke criteria nog altijd van cruciaal belang is. Op een aantal gebieden zullen aanzienlijke inspanningen moeten worden geleverd, zoals dat ook door de conclusies van de Raad van 14 december 2010, de ontwerpresolutie van het Europees Parlement en het voortgangsverslag van de Commissie uit 2010 wordt benadrukt. Staat u mij toe om op enkele van die gebieden te wijzen. Turkije moet de eerbiediging van grondrechten en vrijheden verder verbeteren, vooral de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid, zowel in de wetgevingssfeer als in de praktijk. Er moeten ook verdere inspanningen worden geleverd voor de volledige naleving van de criteria van Kopenhagen, onder andere met betrekking tot eigendomsrechten, vakbondsrechten, de rechten van minderheden, vrouwen- en kinderrechten, de bestrijding van discriminatie, gendergelijkheid, en de strijd tegen foltering en mishandeling. Ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting zijn gebieden die reden geven tot bezorgdheid beperking van de persvrijheid, het ontbreken van een passend beschermingsniveau voor de rechten van journalisten, alsmede het frequente en uitgebreide verbod van websites, waar uw ontwerpresolutie eveneens op wijst. Staat u mij toe hier op dit punt te refereren aan de ontwikkelingen van de afgelopen dagen. Op 3 maart heeft de Turkse politie journalisten gearresteerd. We moeten deze zaak met bijzondere aandacht volgen en de Turkse autoriteiten voortdurend wijzen op het belang van permanente handhaving van de vrijheden. Wat de godsdienstvrijheid betreft moet Turkije de uitoefening daarvan zowel in de rechtsregels als in de praktijk waarborgen. En om godsdienstig pluralisme overeenkomstig Europese normen te garanderen is een overkoepelende juridische oplossing nodig. Evenzo maakt het voorzitterschap zich zorgen over het grote aantal nieuwsberichten over foltering en mishandeling, in het bijzonder over mishandelingen buiten officiële detentieplaatsen. Teneinde schendingen van de mensenrechten tegen te gaan moet worden toegezien op de strikte uitvoering van de wet op de taken en bevoegdheden van de politie, als gewijzigd in 2007. Zoals ook benadrukt door de ontwerpresolutie van het Europees Parlement zijn ratificering van het optionele protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering, en de bestrijding van straffeloosheid in dit opzicht essentieel. Wat de Turks-Koerdische relaties en de kwestie van de zuidoostelijke gebieden betreft hopen we dat de realisatie en voortzetting van de democratische opening spoedig de verwachte resultaten zal opleveren, en uiteindelijk tot de economische, sociale en culturele ontwikkeling van de regio kan leiden. Staat u mij toe er eveneens aan te herinneren dat de Raad de terreurdaden die op het grondgebied van Turkije worden gepleegd krachtig veroordeelt. Er moet tevens op gewezen worden dat de Koerdische Arbeiderspartij nog altijd op de EU-lijst van terreurorganisaties staat. Ten aanzien van de betrekkingen tussen de EU en Turkije constateer ik tot mijn grote spijt dat Turkije ondanks talrijke herinneringen nog altijd weigert te voldoen aan zijn verplichtingen met betrekking tot de volledige en niet-discriminerende uitvoering van het aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst. Omdat dit een kernpunt is houdt de Raad zijn maatregelen van 2006 aan, die echter onmiskenbaar van invloed zijn op het tempo van de toetredingsonderhandelingen, zoals we allemaal weten.
231
232
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Raad blijft de behaalde resultaten nauwgezet volgen en controleren. Evenzo is er geen vooruitgang op het gebied van normalisering van de betrekkingen tussen Cyprus en Turkije. De Raad verwacht actieve steun van Turkije voor de lopende onderhandelingen over een rechtvaardige, alomvattende en levensvatbare regeling van de kwestie-Cyprus in het kader van de VN conform de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad en overeenkomstig de basisbeginselen die ten grondslag liggen aan de EU. Voor zo’n alomvattende regeling zijn de inzet en bijdrage van Turkije namelijk cruciaal. Ik zou tevens willen benadrukken dat Turkije zich onmiskenbaar moet inzetten voor goede betrekkingen met de buren en een vreedzame regeling van geschillen. Omdat Turkije een cruciaal land van herkomst en transitland voor illegale immigratie naar de EU is, zijn we ermee ingenomen dat de onderhandelingen over de overnameovereenkomst tussen de EU en Turkije zijn afgerond. De Raad kijkt ernaar uit dat de overeenkomst zo spoedig mogelijk wordt gesloten en vervolgens succesvol wordt uitgevoerd. Bij ons beste weten is dat in de meest recente Raad Justitie en Binnenlandse Zaken gebeurd, en we verwachten nu dat Turkije het verdrag zal ondertekenen. Totdat dit gebeurt benadrukt de Raad nogmaals de verplichting tot volledige en correcte uitvoering van de bestaande bilaterale overnameovereenkomsten. Met betrekking tot de douane-unie tussen de EU en Turkije zou ik willen opmerken dat het hoog tijd is dat Turkije de talrijke verplichtingen nakomt die het is aangegaan en waarmee het zich tot nu toe nog niet heeft beziggehouden. Deze omvatten technische en administratieve handelsbelemmeringen, administratievoorschriften, invoercertificaten, staatssteun, de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en andere discriminatoire praktijken en bepalingen. Dit zijn allemaal kwesties waarvoor dringend een oplossing moet worden gevonden. Turkije moet verder alle beperkingen opheffen die de handel en het verkeer tussen de EU-lidstaten en Turkije betreffen. Dank u voor uw geduld, en ik antwoord graag op uw vragen. Štefan Füle, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het Parlement bedanken, en in het bijzonder mevrouw Oomen-Ruijten voor haar verslag over Turkije. Dit debat en uw resolutie komen op een belangrijk moment voor de betrekkingen tussen de EU en Turkije, en in de ontwerpresolutie wordt een aantal punten onderstreept die voor de Commissie van groot belang zijn. De Commissie blijft gecommitteerd aan het toetredingsproces met Turkije. Het uitbreidingsproces stimuleert politieke en economische hervormingen in het land. De relatie tussen de EU en Turkije is sterk. Turkije heeft de Europese Unie nodig en de Europese Unie heeft Turkije nodig – dat evenwicht is niet veranderd. De Europese Unie is en blijft een belangrijke speler voor Turkije. De relatie is gebaseerd op een diepe economische integratie: 40 procent van de buitenlandse handel van Turkije gaat naar de EU en 80 procent van de directe buitenlandse investeringen in Turkije komen uit de EU. De EU draagt effectief bij aan de modernisering van Turkije door de overdracht van technologie, de deelname van Turkije in onderwijs- en onderzoeksprogramma’s van de EU en onze financiële pretoetredingssteun. Tegelijkertijd is het tempo in de toetredingsonderhandelingen gedaald. Bovendien vereisen de onderhandelingshoofdstukken die Turkije mogelijk zou willen openen in de huidige omstandigheden hervormingen en aanpassingen. Tegen deze achtergrond verwelkom ik de vooruitgang die recentelijk is gemaakt, met name met betrekking tot het
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
concurrentiehoofdstuk. Ik heb er vertrouwen in dat we dit hoofdstuk spoedig zullen kunnen openen, mits Turkije aan de laatste resterende voorwaarden voldoet. Natuurlijk drukt de kwestie-Cyprus op de onderhandelingen. Positieve stappen in de tenuitvoerlegging van het aanvullend protocol bij de overeenkomst van Ankara of in de besprekingen over een akkoord zouden een positief effect op de toetredingsonderhandelingen hebben. Dan kom ik nu bij de hervormingen in Turkije. Ik verwelkom de hervorming van de grondwet van vorig jaar en de daaropvolgende wetswijzigingen als een stap in de goede richting. Het is belangrijk om goede wetgeving te hebben. Maar er kan alleen van succesvolle hervormingen worden gesproken als de nieuwe wetten objectief en onpartijdig worden toegepast. Turkije moet het proces van grondwettelijke hervorming voortzetten. Dat proces moet zo inclusief en transparant mogelijk zijn, met actieve deelname van verschillende politieke partijen, het maatschappelijk middenveld, ngo’s en het algemene publiek. De Commissie volgt de recente acties tegen journalisten met zorg. Een onafhankelijke en vrije pers is voor een democratie van het allergrootste belang. In haar voortgangsverslag 2010 heeft de Commissie al gewezen op het grote aantal rechtszaken tegen journalisten en de ongepaste druk op de media, die de uitoefening van dit grondrecht in de praktijk ondergraaft. Persvrijheid brengt met zich mee dat afwijkende en tegengestelde meningen moeten worden gehoord, en belangrijker nog, moeten worden getolereerd. Persvrijheid betekent het garanderen van een publieke ruimte die openstaat voor vrij debat, ook op internet. In de ontwerpresolutie van het Parlement wordt dit terecht onderstreept. Met betrekking tot de vrijheid van godsdienst verwelkomen we de initiatieven van religieuze niet-moslimgemeenschappen in Turkije. Om de problemen van niet-moslims en de alevieten op te lossen zijn echter verdere en systematische inspanningen nodig. Dan nu migratie. Twee weken geleden heeft de Raad de overnameovereenkomst tussen Turkije en de EU bekrachtigd. Deze overeenkomst is goed voor de EU-lidstaten, omdat Turkije een belangrijk transitland voor migratiestromen naar de EU is. De ontwikkeling van de overnameovereenkomst opent voor het eerst ook nieuwe en concrete vooruitzichten voor verdere samenwerking met Turkije op het gebied van visa- en migratiebeleid, met als doel om de mobiliteit en de contacten tussen onze burgers en bedrijven te verbeteren. Turkije en de Europese Unie hebben een gedeeld belang bij een nauwe samenwerking op dit gebied. Er zijn veel goede redenen om het voor Turkse burgers, zakenlieden en studenten gemakkelijker te maken om naar Europa te reizen: om hun de mogelijkheid te geven om meer vertrouwd te raken met de Europese normen, om de handel tussen Turkije en de EU te bevorderen, wat in het voordeel van zowel EU- als Turkse bedrijven is, en om onze samenwerking met Turkije een noodzakelijke impuls te geven. Mevrouw de Voorzitter, ik verzeker u dat het Europees Parlement naar behoren zal worden betrokken bij zowel de kwestie van de overnameovereenkomst als bij de dialoog over de visa, in overeenstemming met het Verdrag. De betrekkingen met Turkije moeten ook in een bredere context worden gezien. Het actieve buitenlands beleid van Turkije is in potentie een groot goed voor de EU, mits het wordt ontwikkeld in het kader van het toetredingsproces van Turkije. De Europese Unie is bereid om haar bestaande dialoog met Turkije over onderwerpen van het buitenlands beleid die van wederzijds belang zijn, te intensiveren.
233
234
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als we het over het Turkije van vandaag hebben, mogen we de belangrijke ontwikkelingen in de regio niet buiten beschouwing laten. De gebeurtenissen in Tunesië en Egypte hebben de Turkse stabiliteit, welvaart en democratie nog sterker voor het voetlicht gebracht. Burgers in deze landen kijken naar Turkije, zoals ze ook naar de Europese Unie kijken, als een voorbeeld om na te volgen. Ze zien Turkije waarden en normen bepleiten waarvoor ze nu zelf strijden en die geassocieerd worden met Europa. Laten we duidelijk zijn: Turkije mag dan een voorbeeld voor anderen zijn, er moet nog veel werk worden verzet. Veel van de uitdagingen die voor ons liggen worden in uw verslag beschreven. Dit is de gelegenheid voor Turkije om nog dichter bij de volledige toepassing van de politieke criteria van de Europese Unie te komen. De regering heeft een zeer belangrijke verantwoordelijkheid om die bevoorrechte positie in stand te houden en om te leiden door het goede voorbeeld te geven, ten bate van zijn eigen burgers, maar ook van de regio als geheel. Ria Oomen-Ruijten, namens de PPE-Fractie. – Voorzitter, commissaris, voorzitter van de Raad, collega's, dit debat en ook het verslag over Turkije komt drie maanden voor de parlementsverkiezingen in Turkije. Meer nog dan in andere jaren heb ik daarom mijn uiterste best gedaan om de toonzetting zeer objectief en constructief te laten zijn. De 22 compromisamendementen voor de stemming in de Commissie buitenlandse zaken zijn daarvan een bewijs. Op basis van de ontwikkelingen in het afgelopen jaar willen we als EP onze prioriteiten meegeven, prioriteiten voor het nieuwe Turkse parlement en ook voor de volgende regering. Dat zijn er naar mijn mening zes. Ten eerste: op regering en oppositie rust een zware verantwoordelijkheid om te streven naar compromis en consensus voor verdere hervormingen. De oppositie en ook de regering hebben aangegeven te willen komen tot een volledige hervorming van de grondwet en ik verwacht dat dit gebeurt. Ten tweede: de checks and balances zijn de basis van elk democratisch systeem. Er moeten verdere stappen worden gezet ter versterking van een onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak en ter versterking van de controlerende rol van het parlement en in het bijzonder van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Met name over de persvrijheid maak ik mij zorgen, maar daarop kom ik terug. Ten derde: de rechten van minderheden. Ik feliciteer Turkije met de symbolische stappen die zijn gezet en de dialoog die de regering ook nadrukkelijk heeft gezocht. Maar dialoog alleen is niet voldoende. De bevolking in het zuidoosten van het land, de alevieten, de christelijke minderheden, zij verwachten iets concreets. Ook de uitspraak over Mor Gabriel bewijst eens te meer dat er nog volop werk aan de winkel is en het zou de regering toch pijn moeten doen als die zaak wederom voor het Europees Hof moet worden beslecht. Daarom moet er iets gedaan worden aan de democratische opening. Ten vierde: de rechten van vrouwen. Er is in het afgelopen jaar heel veel gedaan, maar wetten alleen zijn onvoldoende. Ik heb opvanghuizen bezocht. Ik heb met Turkse vrouwenorganisaties gesproken. Het is duidelijk dat er inspanningen zijn gedaan zowel door de overheid als door het parlement, op nationaal en ook lokaal gebied, maar bij politie en justitie blijft het vaak liggen. Dat moet veranderen. Wetten zijn goed, maar de handhaving is ook belangrijk. Dan mag ik op de Internationale Dag van de vrouw toch nog eens een keer een lans breken voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in het parlement. Dat moet anders bij de komende verkiezingen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ten vijfde: het protocol van Ankara is mijns inziens cruciaal. Hier ligt de verantwoordelijkheid bij Turkije. De blokkade van onderhandelingshoofdstukken ligt met name daar, laat het mij nog eens een keer zeggen. Ten zesde: het buitenlands beleid. Wij zijn als Europeanen voor een actieve rol van Turkije in de regio. Maar tegelijkertijd zeg ik dat Turkije alleen een brugfunctie kan vervullen als de pijler van die brug ook stevig aan de Europese kant van de Bosporus verankerd blijft. Mevrouw Ashton zal tevens op dat punt zeer actief en nog actiever de coördinatie met Turkije moeten zoeken. Dit zijn overigens niet alleen mijn prioriteiten. Alles wat ik noem is aan de orde geweest in de Turkse samenleving. Het is aan de politiek om dit debat in consensus en compromis om te zetten. In het kort nog twee punten van bezorgdheid. De aankondiging van het opzeggen van het staakt-het-vuren door de PKK verontrust ons. De commissaris heeft erover gesproken. Persvrijheid: afgelopen vrijdag kreeg ik een open brief. En laat mij nog eens zeggen dat iedereen die de vrijheid van meningsuiting beperkt, ook de cultuur van een land aantast. Het is voor een land van cruciaal belang dat er vrij en tolerant gediscussieerd kan worden. Richard Howitt, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de aanhoudende consolidatie van de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten in Turkije, die tot het volledige lidmaatschap van de Europese Unie moet leiden, wordt nog belangrijker nu Arabische landen en andere landen in het Midden-Oosten vlak over de grens van de EU in een crisis zijn beland. We moeten verwelkomen dat het hervormingsproces in Turkije weer aan momentum heeft gewonnen en we moeten Turkije oproepen, zonder de controverses rond het referendum van afgelopen september te vergeten, om in de toekomst een platform voor fundamentele, door alle partijen gesteunde constitutionele hervormingen te worden. Ik steun in dit verband het werk van commissaris Füle en de ondubbelzinnige woorden die hij vanmiddag over de vrijheid van meningsuiting heeft gesproken, met name omdat ik, samen met andere Europese vertegenwoordigers, vorige maand nog geen toestemming kreeg om als waarnemer op te treden in de rechtszaken tegen de Unie van Koerdische gemeenschappen (KCK) bij de rechtbank van Diyarbakir. Maar ik vraag de commissaris ook om vooruitgang te boeken in de kwestie van de visa, vooral voor zakenlieden, en om Turkije aan zijn beloften met betrekking tot het ontwerp van de vakbondswet te houden. Onze fractie is van mening dat de toetredingsgesprekken worden bedreigd, en niet door een treinongeluk, maar door dood door wurging. Er is al acht maanden, de langste periode sinds het begin van de gesprekken, geen nieuw hoofdstuk geopend. Morgen zullen we stemmen voor het openen van de hoofdstukken over grondrechten, de rechterlijke macht en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, niet omdat we zacht op deze onderwerpen willen zijn, maar juist omdat we daar hard op willen zijn. Dat doen we niet omdat we iets zouden willen veranderen aan de druk op alle partijen om verzoening op het eiland Cyprus tot stand te brengen. Zoals er momentum nodig is in het hervormingsproces in Turkije, is er ook momentum nodig in de gesprekken over het lidmaatschap van de Europese Unie. Alexander Graf Lambsdorff, namens de ALDE-Fractie . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de commissaris heeft zojuist in alle duidelijkheid gezegd dat Turkije en de Europese Unie elkaar nodig hebben, dat we voor elkaar belangrijke buren en bondgenoten in de NAVO zijn en dat veel mensen met Turkse wortels woonachtig zijn in de Unie. We moeten elkaar
235
236
NL
Handelingen van het Europees Parlement
met respect bejegenen. Net als u ben ik sterk voorstander van een visumversoepeling voor zakenlieden en studenten. Ik ben er sterk voorstander van dat Turkije nauwer wordt betrokken bij de structuren van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Ik zou willen dat Cyprus zijn obstructieve houding in dit verband laat varen. Als we naar Noord-Afrika kijken, heeft Turkije een voorbeeldfunctie voor tal van andere landen in de regio. Dat zit eigenlijk allemaal wel goed. Als we echter naar het toetredingsproces kijken, constateren we dat een groot aantal hoofdstukken geblokkeerd is. Het is buitengewoon moeilijk om nieuwe hoofdstukken te openen. Er zijn nog maar drie hoofdstukken over en het hoofdstuk 'concurrentie' wordt binnenkort geopend. En dan, als ook de laatste hoofdstukken geopend zijn? Doen Turkije en de Europese Unie er dan het zwijgen toe? Dat kan toch niet! Daarom moeten we goed nadenken over hoe we het toetredingsproces willen voortzetten, of we al dan niet kunnen vasthouden aan de huidige procedure, waarbij het Parlement in een resolutie kanttekeningen plaatst bij het voortgangsverslag van de Commissie. In ons verslag voor 2010 uiten we kritiek, veel kritiek, maar het is opbouwende kritiek. We hameren op de grondrechten – natuurlijk een cruciaal punt voor de liberalen: persvrijheid, vrijheid van denken en van meningsuiting, vrijheid van vergadering, demonstratierechten voor studenten en vakbonden, vrijheid van godsdienst. Al jaren dringen we aan op verbeteringen op het gebied van godsdienstvrijheid, waar gewoon te weinig gebeurt. De arrestatie van Ahmet Şık en Nedim Şener, de belemmering van de activiteiten van politieke stichtingen in Turkije – dat alles baart ons grote zorgen. Het gaat hier om het eerste criterium van Kopenhagen. Dat is echt hét centrale, het politieke criterium. Als Turkije geen vooruitgang boekt wat betreft zijn democratische structuur, dan voorzie ik – geheel onafhankelijk van de blokkade in de Raad – op sommige gebieden nog ernstige problemen. Diplomatiek gesproken: we hebben Turkije nodig, we hebben elkaar nodig. Democratisch gesproken: er moet nog heel wat werk worden verzet, vooral in Turkije. Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil hier graag mevrouw Oomen-Ruijten bedanken voor haar werk, die zeer nauwkeurige documentatie heeft aangeleverd en in alle oprechtheid een verslag heeft opgesteld met het doel om duidelijke politieke boodschappen uit te dragen, in het bijzonder aan de vooravond van de parlementsverkiezingen in Turkije, en ik steun haar werk. Dit verslag legt – in tegenstelling tot u, minister, maar dat is begrijpelijk – de nadruk op de vrijheid van meningsuiting en van de media. Helaas is dat maar al te noodzakelijk, zoals uit de actualiteit blijkt, met de recente arrestaties van de journalisten Nedim Şener en Ahmet Şik in het kader van de onderzoeken Ergenekon en Sledgehammer. Ik heb een amendement over dit onderwerp ingediend en ik nodig u uit om dat werk te steunen, zodat het Parlement de grootst mogelijke waakzaamheid kan betrachten met betrekking tot het cruciale onderwerp van de persvrijheid, dat ook raakt aan het vraagstuk van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en het vraagstuk van de grondwetshervorming. Ik wil hier echter de volgende politieke vraag stellen: is het, nu we constateren dat het toetredingsproces vast zit en dat de beslissende hoofdstukken om vooruitgang te boeken met betrekking tot de vraagstukken van de fundamentele vrijheden, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de nieuwe grondwet geblokkeerd zijn, niet zo dat onze keuze en de keuze van de Raad om bij wijze van sanctie hoofdstukken af te sluiten, en de
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onmogelijkheid om hoofdstukken te openen en af te sluiten, volkomen contraproductief zijn? Het is echt inconsistent dat de Europese Unie zich de belangrijkste instrumenten om iets te bereiken in Turkije ontzegt, namelijk de onderhandelingen, in het bijzonder over de hoofdstukken 22, 23 en 24, en ik wil er bij de Raad voor pleiten om zich nog eens over deze situatie te buigen, omdat het er nu echt op lijkt dat het toetredingsproces wordt gegijzeld door middel van sancties, die per slot van rekening alleen maar doeltreffend kunnen zijn als het toetredingsproces juist door blijft gaan. Iedereen constateert echter dat dat niet meer het geval is. We bevinden ons dus in een uiterst verontrustende politieke situatie, op een moment dat alle landen ten zuiden van de Middellandse Zee Turkije beschouwen als een inspiratiebron voor hun eigen democratische overgang. Ik vraag niet om de kwestie van de toetreding van Turkije te beslechten. Ik vraag dat de beslissingen die we op alle niveaus nemen volkomen in lijn zijn met de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid, de ernst en de loyaliteit van ons onderhandelingsproces. Vandaag staat dat heel duidelijk ter discussie. Geoffrey Van Orden, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik erken dat er verschillende opvattingen over de toetreding van Turkije bestaan, zowel tussen als binnen de fracties in dit Parlement, inclusief mijn eigen fractie. Ik persoonlijk heb de Europese aspiraties van Turkije altijd sterk gesteund. Natuurlijk zijn er zorgen, maar ik zou , gelet op de turbulentie die we nu in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zien en tegen de achtergrond van een aanhoudende dreiging van islamitisch terrorisme, willen zeggen dat het nooit eerder zo belangrijk is geweest om aan Turkije een positief signaal af te geven dat het land welkom is in de club van Europese democratieën. Ik wil in het bijzonder onze Grieks-Cypriotische en Griekse vrienden vragen om hun unilaterale aanpak van de kwestie-Cyprus op te geven, om een meer neutraal standpunt in te nemen en om een alomvattende overeenkomst met de Turken te sluiten voordat het te laat is. We bekritiseren Turkije vanwege het aanvullend protocol – dat hebben we vanmiddag ook weer van de fungerend voorzitter van de Raad gehoord –, maar het niet uitvoeren van het besluit van de Raad van 26 april 2004 wordt niet genoemd. Turkije is een cruciaal lid van de Atlantische alliantie, een democratie met een centrale rol als brug tussen het Westen en het Oosten, en een land dat snel verandert, met groeicijfers die het tot een van ‘s werelds best presterende economieën maken. Laten we aan het werk gaan! Laten we Turkije in deze fase niet kwijtraken! Takis Hadjigeorgiou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik zal proberen om niet in te gaan op de argumenten van de heer Van Orden, ten eerste omdat ik dan mijn tijd zal verdoen en ten tweede omdat op Cyprus de dader en het slachtoffer op gelijke voet worden gesteld, en dat is niet voor het eerst. Wij zijn voor de toetreding van Turkije als het volk dat graag wil en indien aan alle criteria voor toetreding wordt voldaan. Om dit te kunnen realiseren moet Turkije met een echte politieke oplossing komen voor de Koerdische kwestie en honderden Koerdische burgemeesters en gemeenteraadsleden die in het land gevangen zitten vrijlaten, er moet gewerkt worden aan het instellen van de rechtstaat, de Armeense genocide dient te worden erkend en de problemen met Griekenland moeten worden opgelost, en dan vooral de kwestie rond de Egeïsche Zee. Voor wat betreft de kwestie-Cyprus moet het land ophouden zich te verschuilen achter wat er in 2004 heeft plaatsgevonden. We leven inmiddels in 2011. Turkije moet
237
238
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onmiddellijk de stad Famagusta terug geven aan zijn bewoners – het betreft een Europese stad met een Europese geschiedenis van enkele duizenden jaren, een stad die al bijna vier decennia lang is overgeleverd aan de tijd en aan het verval. Turkije dient onmiddellijk te beginnen met het terugtrekken van zijn bezettingsmacht uit Cyprus. Tot slot wil ik u herinneren aan de demonstraties van de Turks-Cyprioten, waarbij zij in eigen huis recht van spreken eisen. In plaats daarvan ging Eroglu over tot het berechten van de demonstranten. Turkije dient de wil van de Turks-Cyprioten te respecteren, de volkstelling in de bezette gebieden toe te staan, een einde te maken aan de kolonisatie en het mogelijk te maken dat de namen van dorpen en steden zoals die al duizenden jaren bestaan, weer op de kaart worden gezet. Nikolaos Salavrakos, namens de EFD-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Oomen-Ruijten feliciteren met de door haar gepresenteerde tekst. Het is een evenwichtig verhaal dat een nauwkeurig beeld geeft van de situatie in Turkije. Ik waardeer vooral het standpunt van de heer Füle. De boodschap die uit het verslag van mevrouw Oomen voortvloeit is dat Turkije aan al zijn verplichtingen tegenover de Europese Unie moet voldoen, wil het land zijn Europese koers voortzetten. Als Turkije geen Europese koers wil varen moet dit ook kenbaar worden gemaakt, want ik ben het niet eens met het feit dat dit onderwerp steeds maar weer ter tafel wordt gebracht en dat hierover slechts diplomatieke taal gebezigd wordt. Ondanks de zeer duidelijke boodschap van Europa aan het adres van Turkije handelt dit land op een tegenstrijdige manier. Het lijkt alsof er een probleem bestaat tussen de politieke leiding en de militaire gevestigde orde. Tegenover de buurlanden van Turkije is er sprake van goede voornemens, terwijl op hetzelfde moment de Egeïsche Zee dagelijks tot een soort "zeef" verwordt waar Turkse vliegtuigen en schepen gewoon doorheen gaan en de Griekse landsgrenzen en het luchtruim worden geschonden. Wij respecteren Turkije en het Turkse volk, maar we eisen dat Turkije nu eindelijk respect toont voor zijn buurlanden en de Europese idee, zoals verwoord in het Verdrag van Rome. Barry Madlener (NI). - Voorzitter, we spreken hier over Turkije, maar premier Erdoğan wil liever een Turks-Arabische Unie. Turkije is grote vrienden met dictator Ahmadinejad. Turkije wil geen seculier land meer zijn. Turkije bezet Noord-Cyprus en Turkije is niet langer de vriend van Israël, maar kiest voor de moslimbroeders van Hamas. Turkije richt zich steeds meer op de islamitische wereld. Collega's, wanneer stoppen wij met deze schijnvertoning? Europa wil Turkije niet en Europa wil de islam niet. Sarkozy heeft het al gezegd. Merkel heeft het al gezegd en de meerderheid van de Europese burgers wil Turkije ook niet als lid van de Europese Unie. Turkije laat zich al jaren vernederen in ruil voor geld uit de Europese Unie en de belofte van Europees lidmaatschap. Maar de islamitische achterlijke cultuur past niet bij Europa. En premier Erdoğan: bent u een echte man of een onderdanige lafaard? Hoe lang laat u het Turkse volk nog vernederen? Hou de eer aan uzelf en stop ermee. Ioannis Kasoulides (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, degenen die de toetreding van Turkije tot de Europese Unie steunen, of althans enkelen van hen in dit Parlement, voelen zich verplicht om ook amendementen tegen Cyprus te steunen. Turkije heeft bijna geen hoofdstukken meer om te openen en het toetredingsproces loopt het risico om stil te vallen. Veertien hoofdstukken zijn bevroren omdat Turkije koppig weigert het protocol van Ankara volledig ten uitvoer te leggen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een succesvolle uitkomst van de huidige onderhandelingen om een oplossing voor de bezetting van Cyprus te vinden zal automatisch tot het openen van veertien hoofdstukken leiden. Ban Ki-moon heeft er bij alle internationale actoren op aangedrongen om te zich te concentreren op het bereiken van een overeenkomst. Stemmen voor een amendement als dat van 26 april over rechtstreekse handel in een verdeeld Cyprus, dat in een verenigd Cyprus overigens onnodig zou zijn, bevordert onbuigzaamheid en het niet zoeken naar een oplossing en bestendigt de bevriezing van hoofdstukken. Inhakken op Cyprus brengt Turkije nergens. Raimon Obiols (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat morgen duidelijk zal worden dat onze fractie ernaar heeft gestreefd om in het Parlement de breedst mogelijke consensus te bereiken, omdat wij willen dat alle EU-instellingen een uniforme aanpak hanteren. Dit onderhandelingsproces heeft jarenlang een nuttige bijdrage geleverd aan het bevorderen van politieke en economische hervormingen in Turkije. Soms waren er tegenstrijdigheden en tegenslagen, maar over het geheel genomen is het een nuttig proces geweest. Wanneer wij kijken naar de veranderingen die zich momenteel in het Middellandse Zeegebied voordoen, lijkt voor de onderhandelingen met Turkije het moment van de waarheid aangebroken. De laatste keer dat Commissaris Füle de vergadering van de Commissie buitenlandse zaken bijwoonde, riep hij op tot een "nieuw realisme" waarmee kortetermijnvisies worden voorkomen. Dat "nieuwe realisme" is precies wat wij in het onderhandelingsproces met Turkije nodig hebben: uiterste behoedzaamheid, maar ook de nodige commitment en ernst om te voorkomen dat de onderhandelingen aan momentum en geloofwaardigheid verliezen en te veel zaken als vanzelfsprekend worden beschouwd, en duidelijk te zeggen dat overeenkomsten en verbintenissen gerespecteerd moeten worden en dat daarvoor een vastberaden opstelling van beide partijen nodig is. Hopelijk kunnen wij in het volgende verslag lezen dat bij dit onderhandelingsproces opnieuw een stap vooruit is gezet. Graham Watson (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de bevolking van islamitische landen doet op dit moment iets wat nogal sterk lijkt op wat het Turkse volk deed toen dat in 1950 het dictatorschap van één partij verdreef. Zoals Egypte nog zal ontdekken, en zoals Turkije heeft ontdekt, is het veel moeilijker om de diepere geledingen van de staat omver te werpen, en daarom zijn de zaak-Ergenekon en soortgelijke onderzoeken zo belangrijk. De liberalen in dit Huis wensen de heer Erdoğan en zijn regering alle succes bij het tot stand brengen van een echte democratie en het verankeren van Turkije in onze Europese club van democratische naties. De douane-unie is een groot succes en het lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie kan een even groot succes worden. We betreuren het dat het toetredingsproces tot stilstand is gekomen, en hoewel Turkije een deel van de schuld draagt, brengt de kwade trouw van bepaalde lidstaten – zoals WikiLeaks heeft onthuld – de Europese Unie in verlegenheid. Wanneer hij het over Turkije heeft, spreekt de heer Sarkozy net zo min voor Europa als wanneer hij het over zijn Unie voor het Middellandse Zeegebied heeft. Zijn bezoek aan Ankara was opruiend, en het is jammer dat de Duitse christendemocraten het advies van Max Fischer om in de spiegel te kijken niet ter harte hebben genomen, omdat de AKP van nu het evenbeeld is van de Duitse
239
240
NL
Handelingen van het Europees Parlement
CDU in 1950 – niet christendemocratisch, maar islamitisch democratisch. Dat is ongetwijfeld de reden dat de commissaris zegt dat hij de Turkse frustraties begrijpt en deelt. Dit verslag is eerlijk – te eerlijk voor sommigen. Turkije heeft nog een weg te gaan, maar we hebben veel te verliezen als we islamitische democratieën als Turkije en Indonesië niet verwelkomen en met ze samenwerken. Paweł Robert Kowal (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren met het interessante en evenwichtige verslag, maar over bepaalde kwesties heb ik nog mijn twijfels. Ik heb bijvoorbeeld twijfels of we de nadruk moeten leggen op een sterker engagement van Turkije in de Zuidelijke Kaukasus. Dit is een regio die een bijzonder delicaat en overdacht beleid vraagt. Benadrukt moet echter worden dat de wijziging van onze houding tegenover de inspanningen van Turkije van cruciaal belang is. Alles wat voortvloeit uit de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomst, wat een goed voorteken voor de uitbreiding van de samenwerking tussen Turkije en de Europese Unie is, moeten we bekijken met de hoop dat dit een kans voor de toekomst is, en dat de deur naar Europa zal openstaan, ook voor Turkije. Vandaag moet dit hier in het Parlement heel duidelijk worden gesteld, vooral omdat we verwachten dat de consultaties en medewerking van Turkije bij de gebeurtenissen in Noord-Afrika een belangrijke aspect zullen vormen van de goede samenwerking. Het belangrijkste doel dat we vandaag moeten bereiken, is de waarde tonen van Turkije als partner van de Europese Unie in het energiebeleid en als politieke partner van de Unie in de toekomst. Charalampos Angourakis (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, de mondiale crisis wordt steeds nijpender; dit heeft een nieuwe impuls gegeven aan de concurrentiestrijd van de imperialistische centra die controle uitoefenen op de markten, op de energiebronnen en op de aanvoerwegen hiervan. De ontwikkelingen in Libië, maar ook de recente ontdekkingen van koolwaterstoffen in de Middellandse Zee en de hierdoor reeds ontstane geschillen zijn hiervoor het bewijs. Tegelijkertijd intensiveren de interventies van de NAVO en van de Europese Unie zich in deze regio. Aan de andere kant probeert Turkije zijn strategische positie te versterken in een gebied waar de twijfel toeneemt en verzet escaleert. Deze doelstelling werd met de recente hervorming van de grondwet nog eens extra ondersteund, hetgeen door de Europese Unie en de Verenigde Staten zo bijzonder hartelijk werd toegejuicht. Maar tegelijkertijd gaat Turkije door met de bezetting van het noorden van Cyprus, met schendingen in de Egeïsche Zee en het met voeten treden van basale mensenrechten en democratische vrijheden. Turkse werknemers weten dat zij niets positiefs van de Europese Unie hoeven te verwachten, aangezien ook in de Europese Unie basale verworvenheden van arbeiders en van het volk gewoon weer worden afgenomen, maar ook omdat de Europese Unie een serie reactionaire regimes in die regio heeft gesteund en hier ook nu nog mee doorgaat. Lorenzo Fontana (EFD). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, als de kwestie van Turkije alleen een economische kwestie zou zijn, dan zouden er waarschijnlijk geen problemen zijn. Er zijn echter wel degelijk ernstige problemen, omdat de kwestie-Turkije duidelijk niet alleen economisch is. Wij willen met name de aandacht vestigen op het thema religieuze verdraagzaamheid, waar het in Turkije helaas aan ontbreekt. Niet alleen omdat wij zouden kunnen wijzen op de moord op een aantal priesters, waaronder Italiaanse priesters, zoals monseigneur Luigi
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Padovese en Don Andrea Santoro, maar ook vanwege het feit dat de Turkse delegatieleden kort geleden tijdens een vergadering van de Raad van Europa tegen een motie ter veroordeling van het mondiale geweld tegen christenen hebben gestemd. Wij vinden dit verbazingwekkend en we vragen ons af op welke wijze wij een land kunnen laten toetreden dat godsdienstvrijheid niet als een van zijn fundamentele waarden beschouwt. Wij vragen ons tevens af hoe het mogelijk is dat de Turkse vicepremier, de heer Babacan, heeft kunnen zeggen dat de Europese Unie een "christelijke club" is. Wat had hij dan verwacht te vinden? Is hij bovendien niet van mening dat het probleem niet zozeer de "Europese club van christenen" is, maar juist het gebrek aan religieuze rechten in Turkije? Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, een Turks gezegde luidt: iemands ware karakter blijkt uit zijn daden, woorden betekenen niet veel. Maar juist de voorstanders van de toetreding van Turkije hebben zich door mooie holle frasen in de luren laten leggen. Het voortgangsverslag 2010 is in werkelijkheid een soort gebrekenlijst waaruit valt op te maken dat Turkije van alles is, maar beslist niet klaar voor Europa. De grondrechten bestaan veelal alleen op papier, de vrijheid van meningsuiting is aanzienlijk ingeperkt, en de recente aanhouding van journalisten is hiervoor nog eens een bevestiging. Ook is er niets veranderd aan de discriminatie van etnische en religieuze minderheden zoals Koerden en christenen. Premier Erdoğan heeft de Europese landen schijnheilig beticht van islamofobie, terwijl moslims hun religie hier vrij kunnen belijden, in tegenstelling tot christenen in Turkije. De onteigening van het klooster Mor Gabriel is hiervoor eens te meer een bewijs. Ondanks alle loze beloften wordt het islamiseringsproces door de regering-Erdoğan voortgezet. Dat weten we inmiddels. Hoe de Turken in werkelijkheid tegenover de EU staan blijkt uit een recente opiniepeiling, volgens welke de meerderheid weliswaar voor toetreding tot de EU is, maar ook sprake is van groot wantrouwen jegens de Europeanen. We moeten zo snel mogelijk een eind maken aan de toetredingsonderhandelingen. Elmar Brok (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw de voorzitter van de Raad, met uw historische vergelijkingen zit u er helemaal naast, mijnheer Watson. De Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) kan niet worden vergeleken met de partij die in Duitsland na Hitler een democratische regering en de rechtsstaat heeft opgebouwd. Die vergelijking is des te erger daar dit in Duitsland in de jaren vijftig in samenwerking en in een coalitie met de liberalen is gebeurd. Ik ben een voorstander van nauwe betrekkingen tussen Turkije en de Europese Unie. Turkije is voor ons van strategisch belang, maar niet tegen elke prijs. Ten eerste kunnen we niet terugkomen van de toetredingsvoorwaarden, waartoe ook vrijheid van meningsuiting, een onafhankelijke rechterlijke macht, minderhedenrechten en godsdienstvrijheid behoren. Dat staat in alle duidelijkheid in de verslagen van de Commissie en het verslag van mevrouw Oomen-Ruijten. Ten tweede mag de opnamecapaciteit van de EU niet in gevaar komen. We moeten andere methoden zien te vinden. Ten derde moet Turkije erop toezien dat dit proces niet wordt belemmerd, dat het bijvoorbeeld eindelijk eens zijn toezeggingen in verband met het protocol van Ankara nakomt. Turkije heeft de mogelijkheid om duidelijk te maken dat zijn integratie in de Europese Unie mogelijk is. Maar als mijnheer Erdoğan in een toespraak in Duitsland stelt dat Turken die de Duitse nationaliteit hebben, in eerste instantie loyaal aan Turkije moeten zijn, hebben we te maken met een serieus probleem met de integratie. Dit is een uiting van een bepaalde denktrant, die door zo'n toespraak ook wordt bevorderd.
241
242
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarom ben ik van mening dat Turkije momenteel nog niet klaar is voor Europa, maar dat Turkije moet worden uitgenodigd om in het kader van de 'Berlijn Plus'-overeenkomst en bij andere vraagstukken constructief met ons samen te werken, om zo de betrekkingen aan te halen. Het geval van Mor Gabriel speelt hierbij eveneens een rol. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Graham Watson (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, beste mijnheer Brok, in Zuid-Spanje wonen ongeveer twee miljoen Duitsers en Britten. Wat zouden deze mensen zeggen als de Spaanse regering zou eisen dat hun kinderen Spaans moeten leren voordat ze Duits of Engels leren? Natuurlijk zouden ze ertegen zijn. Je kunt in Duitsland niet zeggen 'Jullie moeten eerst Duits leren'. Natuurlijk moeten ze beide talen leren, maar Duitsland is nog ver van een echt integratiebeleid verwijderd. Elmar Brok (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Watson, diegenen die in Duitsland wonen en weer naar hun land van herkomst willen terugkeren, spreken natuurlijk hun landstaal als eerste taal. Maar diegenen die de Duitse nationaliteit aannemen en permanent in Duitsland willen blijven wonen, moeten wel eerst Duits leren om op school een kans te hebben op een goede opleiding, een succesvolle loopbaan en integratie. De taalkwestie is wat dit betreft cruciaal. We moeten een onderscheid maken tussen mensen die de winter als gast in het buitenland doorbrengen en mensen die beogen hier permanent te verblijven. Als het om integratie gaat is dit een belangrijk onderscheid. U kunt vakantiegangers op Mallorca niet vergelijken met diegenen die permanent in een land willen wonen en de nationaliteit van dat land aannemen. Maria Eleni Koppa (S&D). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de Turkse procedure voor toetreding tot de Europese Unie is nog steeds van strategisch belang, zowel voor Europa als voor Turkije zelf. Deze procedure is een graadmeter voor de betrouwbaarheid van Europa, maar zegt ook iets over de bereidheid van Turkije om over te gaan tot de nodige democratische hervormingen. De uitgesproken bereidheid van de regering om over te gaan tot de democratische wijzigingen wordt echter weersproken door de feiten. De laatste dagen zien wij met bezorgdheid hoe de ene journalist na de andere wordt gearresteerd. De journalist Nedim Şener, bekend om zijn kritiek op de houding van de politie bij de moord op de Armeense journalist Hrant Dink, werd op 20 februari samen met zes van zijn collega’s gearresteerd. Ze werden allemaal gevangengezet op verdenking lid te zijn van een terroristische organisatie, waarmee het aantal journalisten in hechtenis inmiddels ver boven de honderd komt. Uiteindelijk lijkt het erop dat in dergelijke gevallen de kritiek op de regering-Erdogan de werkelijke reden voor vervolging is, en niet het plegen van misdrijven. De Europese Unie heeft de pogingen van de regering om de staat binnen de staat uit te roeien gesteund. Maar dit kan nu niet als alibi worden gebruikt om persoonlijke vrijheden en vooral de vrijheid van meningsuiting in te perken. Ik zou de commissaris, de heer Füle, willen verzoeken ons te vertellen wat de Commissie als reactie hierop gaat doen. Andrew Duff (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik betreur het ten zeerste dat het toetredingsproces van Turkije is stilgevallen. Turkije boekt niet de vooruitgang die we willen zien, het probleem-Cyprus blijft hardnekkig onopgelost, Frankrijk en Duitsland verzetten zich onverbiddelijk tegen het Turkse lidmaatschap en in dit Parlement bestaat duidelijk een enorm vooroordeel tegen Turkije.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We staan voor een gigantische strategische crisis. Europa raakt Turkije kwijt en Turkije raakt Europa kwijt. We moeten 2011 gebruiken om een geheel nieuw partnerschap op te bouwen, op basis van een radicale herwaardering van waar de echte belangen van beide partijen liggen. Evžen Tošenovský (ECR). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, het verslag over de voortgang van Turkije gedurende het jaar 2010 is echt een van de meest gecompliceerde die we hier behandelen. Ondanks al deze complexiteit mogen we ons niet laten beïnvloeden door vooroordelen uit het verleden. De recente gebeurtenissen in Turkije zijn naar de maatstaf van de Europese democratische beginselen absoluut onaanvaardbaar. Reden temeer dus om de gesprekken met de Turkse vertegenwoordigers te intensiveren. In de complexe regio van het Midden-Oosten is Turkije voor Europa van groot geopolitiek belang. Uiteraard mag die positie niet worden misbruikt. Indien we echter een open en principiële dialoog voeren met de Turkse vertegenwoordigers, kan dit juist een manier zijn om het begrip voor de democratische regels te vergroten. De economische ontwikkeling van Turkije in de afgelopen jaren is werkelijk bewonderenswaardig en de Turkse industrie wordt op velerlei vlak hoe langer hoe meer een belangrijke partner voor Europese bedrijven. Het is dan ook van belang dat deze economische betrekkingen gepaard gaan met dienovereenkomstige politieke betrekkingen met de Europese Unie met een ferme blik vooruit. Indien Turkije werkelijk geïnteresseerd is in toetreding tot de Europese Unie, dan dient het stappen te nemen zoals wij in het verleden reeds hebben mogen zien. Om velerlei redenen ben ik groot voorstander van verdere toenadering tussen Turkije en de Europese Unie. Philip Claeys (NI). - Voorzitter, we moeten af van die term voortgangsverslag wanneer we het over de onderhandelingen met Turkije hebben. Het is een eufemisme, want er wordt in Turkije geen enkele fundamentele vooruitgang geboekt om te voldoen aan de voorwaarden om toe te treden tot de EU. Het dossier Cyprus zit volledig vast omdat de Turken blijven weigeren hun verplichtingen na te komen en blijven vasthouden aan de illegale militaire bezetting van het noorden van het eiland. Ook op het vlak van democratische rechten is er geen vooruitgang. Mensen worden omwille van het uiten van meningen vervolgd, websites worden geblokkeerd, christenen en andere niet-moslims worden op alle mogelijke manieren tegengewerkt. Wanneer daar parlementaire vragen over worden gesteld, antwoordt de Commissie keer op keer dat ze met bezorgdheid de situatie in Turkije op de voet blijft volgen, maar er wordt geen enkele concrete actie ondernomen en de onderhandelingen blijven eindeloos voortkabbelen. Het is een publiek geheim dat heel wat voorstanders van de Turkse toetreding binnen de Commissie, binnen de lidstaten en binnen het Parlement in privégesprekken toegeven dat het hele idee een ramp is. Laten we dus ophouden met onszelf te bedriegen, de publieke opinie in Europa te bedriegen en de Turken te bedriegen, en laat ons dus eindelijk die onderhandelingen met Turkije stopzetten. Elisabeth Jeggle (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega's, wat het actuele voortgangsverslag inzake Turkije betreft ben ik voor een eerlijke en dus een kritische beoordeling van de toetredingsonderhandelingen. Sinds het begin van de onderhandelingen zijn tal van beloften gedaan, maar is er erg weinig concrete vooruitgang geboekt. Juist gezien het sterke islamitische karakter van het land moeten alle christelijke en andere niet-mohammedaanse geloofsgemeenschappen gelijke rechten hebben, dat wil zeggen de vrijheid om de eigen godsdienst uit te oefenen zonder hierbij te worden gediscrimineerd.
243
244
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dat is voor mij een essentieel aspect. Turkije moet zich ertoe verbinden godsdienst en staat strikt te scheiden en niet-islamitische religies te accepteren. Het geval van het klooster Mor Gabriel is typisch voor de bestaande problemen. Ik wil bij deze gelegenheid een beroep doen op de lidstaten van de Europese Unie om in alle onderhandelingen met Turkije consequent aan te dringen op de eerbiediging van de universele mensenrechten en inzonderheid de godsdienstvrijheid. Wolfgang Kreissl-Dörfler (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, ja, we onderhandelen met Turkije over de toetreding tot de EU en over niets anders. Ik ben ook vóór die toetreding. Ja, ik verwelkom de hervormingen die de Turkse regering in het afgelopen jaar is begonnen. Maar Turkije moet ook eindelijk zijn verplichtingen nakomen en het protocol van Ankara ten uitvoer leggen, opdat de onderhandelingen kunnen worden voortgezet. En Turkije mag de verantwoordelijkheid voor de stilstand in het toetredingsproces niet telkens weer eenzijdig bij de EU of Cyprus leggen, zoals u dat zo graag pleegt te doen, mijnheer Erdoğan. Er moet eindelijk een eind worden gemaakt aan de arrestaties van kritische journalisten. Ahmet Şık, Nedim Şener en anderen moeten worden beschermd tegen de willekeur van het justitiële apparaat. Ook dat zijn voorwaarden voor het openen van hoofdstuk 23. Hierover dient u zich duidelijk uit te laten, mijnheer Erdoğan, in plaats van tegen de integratie van uw landgenoten te polemiseren en uw pan-Turkse wereldbeschouwing uit te dragen, zoals u dat in Düsseldorf heeft gedaan. Dat verwachten wij van u. Ongetwijfeld moet ook de EU het hare bijdragen tot de onderhandelingen en de bereidheid tonen een nieuw lid op te nemen. Beide zijden moeten hun huiswerk doen. Maar het is duidelijk dat de bal nu op uw speelhelft ligt, u bent aan zet. Metin Kazak (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben me ervan bewust dat dit verslag heel controversieel is en dat het sluiten van compromis met dit Huis soms buitengewoon moeilijk kan zijn, maar toch moeten we proberen om onze debatten evenwichtig te houden en op de feiten te baseren. Laten we in de eerste plaats niet vergeten dat de overeenkomst van Ankara voorziet in de vier vrijheden van verkeer en in een douane-unie tussen Turkije en de EU. Ook moeten diverse arresten van het Europees Hof van Justitie en de bestaande visumregelingen met andere kandidaat-lidstaten tot de conclusie leiden dat de liberalisering van de visumregeling voor Turkse burgers, in het bijzonder zakenmensen en studenten, in dit verslag duidelijk moet worden gesteund. In de tweede plaats moeten we oproepen tot het creëren van een nieuw momentum in de vastgelopen kwestie-Cyprus. De tenuitvoerlegging van het besluit van de Raad van 26 april 2004 zou Turkije sterk aanmoedigen om de associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije uit te voeren. Dat zou niet alleen economische en politieke voordelen voor beide partijen opleveren, maar zou daarnaast alle bewoners van het eiland de gelegenheid bieden om vrij handel te drijven en een eind maken aan de huidige EU-praktijk om met twee maten te meten. Het is tijd om te laten zien dat het Europees Parlement het verschil kan maken. Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, de Turkse toetreding tot Europa zou een van de grootste historische fouten ooit zijn. Er komt dan een land bij met 80 miljoen mensen en dat land gaat aanspraak maken op de Europese begroting, de Europese besluitvorming en de buitenlandse politiek. En hoe die koers nu is, zien we aan de betrekkingen van Turkije met Hamas, Hezbollah en Iran.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ook op het gebied van de integratie zou het misgaan. Dat zien we nu al. Premier Erdoğan heeft onlangs Turkse migranten in Duitsland opgeroepen eerst en vooral Turks te leren. Het lijkt mij logisch dat je, wanneer je in dat land leeft, eerst Duits leert. De agenda van Erdoğan is die van een islamitische partij en ook op dat punt verschuift de balans als ze zouden toetreden. Er komen miljoenen mensen bij die de joods-christelijke fundamenten van Europa helaas niet kennen en ook willen veranderen. Daarom, laat het voortgangsverslag 2010 het laatste verslag zijn. Stoppen met die zinloze onderhandelingen! Een geprivilegieerd partnerschap, dat combineert het beste van twee werelden. Emine Bozkurt (S&D). - Voorzitter, vooruitgang en wederzijds vertrouwen ontstaan bij het nakomen van afgesproken verplichtingen, zowel door Turkije als door de Europese Unie. Het openen van nieuwe hoofdstukken leidt er juist toe dat er weer een nieuwe dynamiek ontstaat in de door ons gewenste vooruitgang wat betreft mensenrechten en justitie. Persvrijheid is een grote zorg. Bescherming van deze vrijheid, die in zwaar weer verkeert, is een groot goed. In een democratie heeft de pers een belangrijke rol bij het controleren van de macht. Uiteraard ligt er een grote verantwoordelijkheid bij Turkije zelf om EU-wetgeving te implementeren, maar ook bij Europa, zoals het nakomen van afspraken in de associatieovereenkomst over het vrije verkeer van personen en de conclusies van de Raad van april 2004 met betrekking tot Cyprus. Ten slotte wil ik op deze honderdste Internationale dag van de vrouw stilstaan bij de rechten van vrouwen in Turkije. Er is wettelijk gezien al veel verbeterd, maar ik roep de Turkse regering op om alles op alles te zetten om ook zorg te dragen voor een goede implementatie hiervan en - met het oog op de komende verkiezingen - gehoor te geven aan de oproep van het EP voor quota om meer vrouwen in vertegenwoordigende functies te krijgen. Konrad Szymański (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat het duidelijk is dat Turkije enorme potentiële voordelen te bieden heeft voor ons beleid voor deze regio, zowel wat de Kaukasus als het Midden-Oosten betreft. Dit nieuwe en bijzonder actieve Turkse beleid voor deze regio doet natuurlijk de vraag rijzen of dit een Turks beleid is onder Europese vlag, of eerder een Europees beleid met Turkse hulp. Hoe dan ook is dit een waardevol vooruitzicht. Ik heb de indruk dat deze samenwerking zo snel mogelijk moet worden gesteund op een veel pragmatischere basis, en dat de langgerekte discussie over het lidmaatschap voor volledig onnodige frustraties aan beide zijden zorgt. Om allerlei redenen duren deze onderhandelingen al heel lang en zijn de vooruitzichten op afronding momenteel niet erg goed. Ik wil vandaag mijn dank uitspreken voor het verslag dat door mevrouw Oomen-Ruijten is voorgesteld. Zoals gewoonlijk is het een heel evenwichtig document. Ik ben bijzonder dankbaar dat de kwesties in verband met de religieuze vrijheid van christenen in Turkije zo goed zijn behandeld. Deze kwestie blijft een probleem, onder andere wat betreft de rechtspersoonlijkheid van de christelijke gemeenschap, de restitutie van eigendom en de mogelijkheid om geestelijken op te leiden. We mogen dit niet uit het oog verliezen. Jarosław Leszek Wałęsa (PPE) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik mevrouw Oomen-Ruijten bedanken, die weerom een erg veelzijdig voortgangsverslag inzake Turkije heeft opgesteld. Elk jaar neemt de Europese Commissie een zogenaamd uitbreidingspakket aan en op basis van dit pakket stellen we een verslag op, waarin wordt beoordeeld welke
245
246
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voortgang elk van de kandidaat-lidstaten gedurende de voorbije twaalf maanden heeft gemaakt op zijn weg naar toetreding tot de Europese Unie. Volgens de beoordeling van de Commissie vervult Turkije de politieke criteria naar behoren. De recente grondwettelijke amendementen hebben het mogelijk gemaakt om op vele gebieden verbeteringen door te voeren, onder andere op het gebied van rechtspraak en grondrechten. Het pakket amendementen op de grondwet dat vorig jaar in een referendum is goedgekeurd, is een stap in de goede richting, maar de uitwerking en goedkeuring van deze hervormingen is niet voorafgegaan door een raadplegingsproces met de politieke partijen en het maatschappelijk middenveld. We mogen verheugd zijn over het feit dat deze hervorming de grondslag vormt voor de benoeming van een ombudsman en het oprichten van een nationale instelling voor de mensenrechten. Het is nu van cruciaal belang dat deze nieuwe voorstellen op doorzichtige wijze en volgens democratische procedures in overeenstemming met de Europese standaarden ten uitvoer zullen worden gelegd. Spijtig genoeg werpen de betrekkingen van Turkije met zijn buurlanden nog steeds een schaduw op het onderhandelingsproces. Ik denk dat als Turkije zijn goede wil toont, een positief klimaat schept voor de onderhandelingen inzake Cyprus en deze onderhandelingen steunt, en als het land ook een concrete bijdrage levert aan een alomvattende oplossing voor dit probleem, dit het imago van Turkije op het Europese en internationale toneel zal verbeteren. Dank u. Kyriakos Mavronikolas (S&D) – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik zal specifiek ingaan op de kwestie-Cyprus, zoals die in de ontwerpresolutie van mevrouw Oomen-Ruijten wordt gepresenteerd. Nu, een jaar later, zet de kolonisering zich voort en is de bezettingsmacht nog altijd aanwezig op Cyprus. Maar dat niet alleen: we zien nu al bijna een maand lang demonstraties van Turks-Cyprioten tegen de aanwezigheid van Turkse legereenheden op het eiland en tegen de in de bezette gebieden heersende economische situatie, die het gevolg is van de aanwezigheid van de Turkse bezettingsmacht. En hoe reageerde de Turkse premier? Hij stelde dat hij zich op Cyprus bevond voor de strategische belangen van Turkije, niet voor de belangen van de Turks-Cyprioten. De normen en waarden van de Europese Unie staan niet toe dat Cyprus wordt opgeofferd op het altaar van de Turkse toetredingskoers en ook is het natuurlijk zo, zoals een socialistische collega hier in het Parlement opmerkte – en als ik dit zeg lopen de rillingen over mijn rug –, dat het niet Cyprus was dat Turkije binnenviel. Turkije is Cyprus binnengevallen. Laten we dat niet vergeten. (Applaus) James Elles (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou me wel willen aansluiten bij de sprekers die de rapporteur hebben gefeliciteerd met een alomvattend en evenwichtig verslag, maar ik sluit me aan bij de sprekers die hebben gezegd dat er nauwelijks vooruitgang is geboekt: dit is meer een situatieverslag. Om te onderstrepen dat dit verslag een catalogus is van belangrijkste kwesties waarin bijzonder weinig vooruitgang is geboekt, merkt ze in paragraaf 40 heel scrupuleus op dat de Turkse strijdkrachten zich uit Cyprus moeten terugtrekken, betreurt ze in paragraaf 47, zoals andere sprekers ook hebben gedaan, dat Turkije het aanvullend protocol niet ten uitvoer heeft gelegd en verwijst ze, zoals verder nog niemand heeft gedaan, naar de Turkse blokkade van de strategische samenwerking tussen de NAVO en de EU naast de Berlijn Plus-regeling.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik denk dat het heel belangrijk is dat de Unie voet bij stuk houdt met betrekking tot elk van deze punten en geen nieuwe hoofdstukken opent totdat we zien dat Turkije een bereidwillige partner in deze discussie is. Uiteindelijk vraag je je af, als je naar dit hele proces kijkt, of aan beide zijden wel het leiderschap bestaat om dit tot een goed einde te brengen, of dat dit misschien een idee uit de twintigste eeuw was dat in de eenentwintigste eeuw niet meer logisch is. Georgios Koumoutsakos (PPE) – (EL) Mevrouw de Voorzitter, minister, commissaris, Turkije is een groot land en van groot strategisch belang. Maar is het land klaar voor Europa? Nog niet. Is Europa klaar voor Turkije? Nog niet. Heeft Turkije de ambitie tot toetreding opgegeven? Nog niet. Commissaris, dit zijn drie vragen en drie antwoorden die op een realistische manier het kritieke punt weergeven waar de Turkse toetredingskoers zich momenteel bevindt. Ook is het een korte weergave van de ingewikkelde relatie tussen Turkije en Europa. Om historische, politieke en culturele redenen beweegt deze relatie zich van oudsher steeds heen en weer tussen vertrouwen en achterdocht, tussen aantrekken en afstoten. Politiek gezien komt deze werkelijkheid tot uiting in de langdurige en pijnlijke Turkse toetredingskoers. Ondanks de belangrijke vooruitgang die Turkije boekt blijft het land nog altijd problematisch voor wat betreft mensenrechtenkwesties. Over de allerkleinste verplichtingen tegenover de Europese Unie moet steeds worden onderhandeld. Het weigert om de relaties met een lidstaat, de Republiek Cyprus, te normaliseren, het houdt de oorlogsdreiging in stand met een andere lidstaat, Griekenland, en het Verdrag inzake het recht van de zee wordt erkend noch toegepast. De laatste tijd heeft de arrogantie van het Turkse leiderschap zelfs de woede van de Turks-Cyprioten gewekt. Van haar kant blijft Europa maar onduidelijke signalen afgeven over de toetreding, dit helpt de situatie ook niet echt. Een duidelijker standpunt is dus geboden. Alleen het volledig schikken van Turkije naar de verplichtingen die het land op zich heeft genomen, kan, en moet zelfs, leiden tot de toetreding – dat zou niet meer dan rechtvaardig zijn. Maar als we rechtvaardig willen zijn moeten we ook streng zijn voor Turkije. Tot slot zou ik mevrouw Oomen-Ruijten willen feliciteren met haar verslag, waar ik voor stem, en ik roep alle collega’s op hetzelfde te doen. Michael Cashman (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is met trots dat ik de vooruitgang die Turkije in het toetredingsproces heeft geboekt, verwelkom. Ik ben al lange tijd voorstander van de toetreding van Turkije tot de EU. Dat is in het belang van de EU en dat is in het belang van Turkije. We kunnen een kleingeestig, populistisch standpunt innemen of we kunnen leiderschap en visie tonen. Dat leiderschap en die visie houden in dat Turkije in de EU moet worden opgenomen, waar het thuishoort. Er hebben zich enkele positieve ontwikkelingen voorgedaan, maar dat neemt niet weg dat er meer moet gebeuren. Ik zal enkele constructieve suggesties doen. Er moet meer gebeuren om discriminatie te bestrijden en gelijkheid op basis van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid te bevorderen. Dit moet wettelijk worden gegarandeerd. Daarom vraag ik de Turkse autoriteiten om de verwijzing naar seksuele identiteit weer op te nemen in het wetsontwerp inzake de bestrijding van discriminatie en ongelijkheid.
247
248
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De tijd raakt op. Ik zou heel lang over dit onderwerp kunnen doorgaan. Het is de moeite waard om eraan te herinneren dat Turkije een modern, seculier land is en dat vrouwen in Turkije al stemrecht hadden lang voordat ze dat in sommige EU-landen kregen – dat mogen we best in gedachten houden als we terugkijken op honderd jaar feminisme. Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, de omvorming van Turkije tot een werkelijk pluralistische democratie op basis van de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden lijkt een blijvend probleem. Turkije heeft ten opzichte van vorig jaar geen wezenlijke vooruitgang geboekt met het doorvoeren van hervormingen en het naleven van de criteria van Kopenhagen, aan elk waarvan zal moeten worden voldaan om toe te kunnen treden tot de EU. Er is nog altijd sprake van tekortkomingen, met name op justitieel gebied – waar het recht op een eerlijk en snel proces nog steeds niet is gewaarborgd –, op het gebied van de rechten van minderheden en de rechten van vrouwen, en tevens ten aanzien van de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de bestrijding van corruptie. Met name het gebrek aan vrijheid van godsdienst springt in het oog. Turkije moet zijn buitenlands beleid beter afstemmen op dat van de EU, warmee het land zou aantonen dat het waarden en belangen met de EU deelt. Een concreet voorbeeld daarvan zou kunnen zijn de ondersteuning van de pogingen die de EU onderneemt om Iran te beletten in het bezit te komen van kernwapens, en de ondertekening van het statuut van het Internationaal Strafhof, iets wat Turkije duidelijk blijft uitstellen. Verder verwacht ik dat Turkije veel actiever bijdraagt tot een oplossing voor de kwestie-Cyprus, en wel – zoals we in het Slowaaks zeggen – door zijn troepen terug te trekken uit het bezette gebied. Franz Obermayr (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank dat u mij de mogelijkheid geeft om een vraag te stellen, maar daarvoor is het helaas een beetje laat. Mijnheer Cashman heeft, zoals u gezien heeft, de zaal al verlaten. Ik had een paar belangrijke vragen aan mijnheer Cashman en zou willen verzoeken dat een lid dat van de mogelijkheid gebruikt maakt om volgens de 'blauwe kaart'-procedure een vraag te stellen, meteen het woord krijgt. Anders kan het gebeuren dat het lid aan wie de vraag is gericht, de zaal verlaat, zoals zojuist het geval was. Maar ik heb wellicht nog de mogelijkheid om volgens de "catch the eye"-procedure het woord te voeren, waarvoor bij voorbaat mijn dank. Eleni Theocharous (PPE) – (EL) Mevrouw de Voorzitter, minister, commissaris, zoals mevrouw Oomen-Ruijten terecht in haar verslag opmerkt kan Turkije niet toetreden tot de Europese Unie als de kwestie-Cyprus niet wordt opgelost, als de bezetting niet worden opgeheven, als het leger zich niet uit Cyprus terugtrekt. Dit obstakel in de toetredingsprocedure wordt door Turkije zelf in stand gehouden. Daarom moet iedereen die Turkije wil helpen nu ook eindelijk eens luisteren naar de stem van de Turks-Cyprioten die op dit moment protesteren, niet voor directe handel of de vertaling ervan, zoals ons vandaag ter ore is gekomen via het besluit van 26 april, maar om Cyprus te bevrijden van de bezetting, om zichzelf te bevrijden en om gered te worden. Commissaris, ik denk niet dat een tegen Cyprus gerichte procedure van destructie kan leiden tot de toetreding van Turkije, en laat iedereen die Turkije wil helpen zich in ieder geval niet tegen Cyprus keren. Dit is een basale factor die wij allen moeten respecteren, want als de kwestie-Cyprus niet op een rechtvaardige manier wordt opgelost zal dat ook voor de Europese Unie zelf een ramp zijn. Mario Mauro (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik moet toegeven dat het uitstekende werk van mevrouw Oomen-Ruijten tot een debat heeft geleid dat nog
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
steeds wordt gekenmerkt door een flinke dosis hypocrisie, wanneer wij het hebben over Turkije. Het lukt ons maar niet deze hypocrisie te laten varen, maar misschien zouden we er beter mee om kunnen gaan als we ons zouden richten op enkele algemene achtergrondfactoren. Allereerst moeten we erkennen dat het ons niet is gelukt, of beter gezegd, dat we nooit hebben geprobeerd een ware strategie ten uitvoer te leggen ten aanzien van de landen aan de zuidkant van het Middellandse Zeegebied. Het Turkije-vraagstuk is hier nauw mee verbonden. Toen wij enkele dagen geleden een missie uitvoerden in Tunesië, heeft de enige islamitische partij, al-Nahda, ons eerlijk gezegd dat zij geïnspireerd is door de AKP van Recep Tayyip Erdogan. Men kijkt dus op een bepaalde manier naar Turkije om contact te krijgen met Europa. De vraag is echter of Europa daartoe bereid is. We moeten ons afvragen wat zin heeft ten aanzien van Turkije: heeft het zin om tot in onze diepste vezel oprecht te zijn en ons snel richting een geprivilegieerd partnerschap te bewegen dat betrekking heeft op het hele Middellandse Zeegebied? Of is het beter om de zaken eindeloos op de lange baan te blijven schuiven totdat wellicht de Turken zelf, met hun enorme gevoel van trots, nee tegen ons zeggen, wat de situatie in het Middellandse Zeegebied alleen maar complexer zou maken? Ik denk dat wij degenen zijn die moeten beslissen. We moeten niet afwachten totdat anderen een besluit nemen. Wij hebben specifieke verantwoordelijkheden, laten we die ook op ons nemen. Laten we de moed hebben om 'ja' of 'nee' te zeggen. Dan zullen we zien dat deze situatie zich op positieve wijze ontwikkelt. Andrey Kovatchev (PPE). – (BG) Mevrouw de Voorzitter, ik complimenteer mevrouw Oomen-Ruijten voor het goede werk dat zij heeft verricht. Wij beschouwen Turkije als een belangrijke Euro-Atlantische partner. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we, ondanks onze tegenstrijdigheden, er allemaal van overtuigd zijn dat er een hervormd, democratisch, seculier en Europees Turkije moet komen. Ik voel me persoonlijk uiterst ongemakkelijk bij het risico dat het binnenlandse en buitenlandse beleid van Turkije een islamitische inslag heeft. We zien dat een deel van het politieke bestuur duidelijk niet de wens koestert om zich te houden aan de strikte scheiding tussen geloof en politiek, zoals door Atatürk is bepaald. Europa moet Turkije helpen de interne verdeeldheid binnen de Turkse maatschappij te overwinnen, wat onder meer de verbetering van de situatie van minderheden en betrekkingen met zijn buurlanden inhoudt. We kunnen uiteraard niet alleen met beschuldigende vinger naar Turkije wijzen. Zijn buurlanden moeten ook een stap in deze richting zetten. Ik verwacht als partners aan alle gemeenschappelijke vraagstukken van algemeen belang te werken, met name samenwerking binnen de NAVO en de energie-infrastructuur. Tot slot hoop ik en verwacht ik dat Turkije zo snel mogelijk de overnameovereenkomst met de Europese Unie ondertekent, zonder vertraging en zonder aanvullende voorwaarden op te leggen. Monika Flašíková Beňová (S&D). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, de eventuele toetreding van Turkije tot de EU zou economische, politieke en culturele gevolgen hebben van een omvang waarmee de EU bij geen enkele eerdere uitbreiding geconfronteerd is geweest.
249
250
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ondanks de verschillen met de Europese cultuur, traditie en waarden, is Turkije echter geen fundamentalistisch land en zijn de inwoners vrij in hun godsdienstbeleving. Turkije kan niet worden ontzegd te proberen aan de criteria voor toetreding tot de EU te voldoen, ook al is het natuurlijk wenselijk dat het land intensievere maatregelen neemt om te helpen een einde te maken aan de geschillen tussen Turkse Cyprioten en Grieken. Een oplossing voor de kwestie-Cyprus zou ook meer stabiliteit, welvaart en veiligheid kunnen brengen in het oostelijke Middellandse Zeegebied, en zou het proces van toetreding van Turkije tot de EU in zekere mate kunnen bespoedigen. Ter afsluiting nog het volgende. Er wordt van ons verwacht, dames en heren, evenals van onze collega's van de Commissie en de Raad, dat we eerlijk zijn, en als we beweren dat Turkije geleidelijk voldoet aan de criteria, dan moeten we niet op voorhand praten over een partnerschap met voorkeursbehandeling. Het zou beter zijn Turkije onomwonden te zeggen dat het, ook al beantwoordt het aan alle criteria, niet volledig lid van de EU zal worden. Volgens mij zijn we dan eerlijk. VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI Ondervoorzitter Jelko Kacin (ALDE). – (SL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Győri, commissaris, de dramatische en diepgaande politieke veranderingen die we hebben gezien herinneren ons eraan dat we ons, terwijl er een democratiseringsproces gaande is in de Arabische wereld, steeds meer bewust worden van de kwetsbaarheid van de energievoorziening en onze energieafhankelijkheid. Turkije is ons meest waardevolle, duidelijke en overtuigende voorbeeld van een functionerende democratie in de Arabische wereld en uiteraard ook een voorbeeld van een bloeiende economie. Maar de Europese Unie en Turkije worden nog steeds gegijzeld door de onopgeloste kwestie Cyprus. Enkele belangrijke hoofdstukken blijven geblokkeerd voor Turkije. Vandaag moeten we er de aandacht op vestigen dat het energiehoofdstuk zo snel mogelijk moet worden geopend en moeten we een duidelijke boodschap aan onze Cypriotische vrienden in Nicosia sturen dat het openen van dit hoofdstuk zowel ons als Cyprus en Turkije ten goede zou komen. Het blokkeren van dit hoofdstuk is schadelijk voor Cyprus, Turkije en de hele Europese Unie, voor de stabiliteit in de regio en de stabiliteit op de wereldmarkten. Bovendien zouden wij, als we dit hoofdstuk dit jaar openden, met ons optreden laten zien dat wij in de Europese Unie op onze taak zijn berekend, dat wij in staat zijn de zware opgaven en valkuilen van het verleden en de toekomst te herkennen en doeltreffend daarin op te treden. Als wij er niet in slagen om dit hoofdstuk te deblokkeren, zullen wij louter machteloze en ineffectieve toeschouwers blijven. Charles Tannock (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het tempo van Turkije op weg naar toetreding tot de EU blijft haperen. Een reden daarvoor is natuurlijk het niet naleven van de aanvullende protocollen bij de overeenkomst van Ankara en de niet-erkenning en nog altijd niet opgegeven bezetting van Cyprus. De weigering van de Turkse autoriteiten om Turkse havens en luchthavens open te stellen voor handel uit de Republiek Cyprus is onaanvaardbaar, maar ik wil tevens wijzen op het feit dat Turkije ook een constructievere houding tegenover zijn buurland Armenië zou kunnen innemen, bijvoorbeeld door de gedeelde grens met Armenië weer te openen en
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de doelbewuste massamoord op Armeniërs in 1915 te erkennen. Bovendien kan de nauwelijks verhulde politieke steun aan Iran de inspanningen van de EU om de islamistische theocratie in Teheran te beletten een atoombom te produceren mogelijk doorkruisen, en dat is bijzonder betreurenswaardig. Ik maak me ook zorgen om de toenemende vijandigheid jegens Israël, onze bondgenoot, zoals bleek uit de episode met de vloot naar Gaza en de officiële bevindingen die Turkije daarover heeft gepubliceerd. Turkije houdt nog steeds zonder duidelijk reden een Grieks-orthodox klooster in Halki gesloten en onthoudt zijn eeuwenoude gemeenschap van Syrische christenen volledige rechten. Het lijdt voor mij geen enkele twijfel dat Turkije zijn inspanningen nu moet verdubbelen als het verdere vooruitgang in de richting van de EU en de EU-waarden wil boeken. Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, van alle problemen waar de toetredingskoers van Turkije op stuit en die ook uit het verslag van mevrouw Oomen-Ruijten blijken (ik wil haar hierbij graag bedanken), zoals de Koerdische kwestie, de Armeense kwestie, de persvrijheid en de noodzaak van het respecteren van de rechten van vrouwen, is de kwestie Cyprus wel het meest tastbaar. Het kan niet zo zijn dat een land dat kandidaat is voor toetreding grondgebied van de Europese Unie bezet houdt. Als Turkije de toetredingskoers wenst voort te zetten, moet het Turkse leger uit Cyprus worden teruggetrokken en een eind worden gemaakt aan de bezetting van Turks-Cyprioten en Grieks-Cyprioten. Jaroslav Paška (EFD). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, laat ik vooropstellen dat ik waardering heb voor de inspanningen van de Turkse regering om de politieke structuur van het land meer in overeenstemming te brengen met het Europese waardenstelsel. Anderzijds kan ik onmogelijk voorbijgaan aan de aanhoudende problemen op het gebied van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van minderheden en vrouwen, en de onderdrukking van de vrijheid van godsdienst. Het grootste probleem lijkt evenwel te zijn dat Turkije nog altijd 50 procent van het grondgebied bezet van een van onze lidstaten: Cyprus. De EU is daarom indirect betrokken bij een militair conflict met Turkije. Dat conflict heeft talrijke inwoners van Cyprus gedwongen hun huis te verlaten en biedt tot nu toe geen uitzicht op een oplossing voor deze onrechtmatige situatie. Daarom denk ik dat de dialoog tussen Brussel en Istanbul meer open zou moeten zijn, opdat onze Turkse vrienden kunnen inzien dat de weg naar de EU leidt via criteria die niet kunnen worden omzeild. Als onze Turkse vrienden de indruk hebben dat zij niet kunnen voldoen aan de strenge criteria van de EU, dan zou het beter zijn dat eerlijk te erkennen en een redelijk alternatief voor te stellen voor onze co-existentie. Andrew Henry William Brons (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in het verslag wordt een aantal understatements gebruikt. Ik citeer: "Er moeten belangrijke inspanningen worden verricht op het gebied van de grondrechten". De schrijver Orhan Pamuk is alleen aan vervolging wegens een afwijkende visie op de Turkse geschiedenis ontsnapt omdat hij internationaal bekend is. De wet bestaat nog. Kan de EU soms tolereren dat afwijkende academische opinies in een lidstaat worden onderdrukt? Later wordt in het verslag gezegd dat er geen vooruitgang is geboekt bij het normaliseren van de betrekkingen met Cyprus. In gewone taal betekent dit dat Turkije nog steeds gewapenderhand het noordelijke deel van dat land bezet houdt, waarbij eigendommen
251
252
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van Grieks-Cyprioten worden onteigend en hun heiligdommen en begraafplaatsen worden geschonden en geplunderd. Totdat Turkije zijn strijdkrachten onvoorwaardelijk terugtrekt, eigendommen teruggeeft en de schade vergoedt, zouden er helemaal geen betrekkingen met Turkije moeten worden onderhouden, laat staan dat er zou kunnen worden onderhandeld over een EU-lidmaatschap. Štefan Füle, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is een heel goed en nuttig debat geweest, waarin een aantal verschillende opvattingen en visies naar voren zijn gekomen. Maar als Turkije, zoals velen van u hebben onderstreept, aan alle relevante toetredingsvoorwaarden voldoet en we gecommitteerd en serieus blijven, zullen we de meeste frustraties waarnaar sommigen van u hebben verwezen kunnen voorkomen en verdere stappen kunnen zetten. Ik ben het ook eens met degenen die heel duidelijk zeggen dat beweging op het gebied van het aanvullende protocol bij de overeenkomst van Ankara en vooruitgang in de alomvattende besprekingen over een overeenkomst over Cyprus momentum voor de toetredingsonderhandelingen zouden creëren. Ook ben ik het eens met de afgevaardigden die hebben gezegd dat spelregels niet tijdens het spel mogen worden veranderd. Maar laat ik hier heel duidelijk over zijn. Voor mij is dit geen spel; voor mij is dit een serieus proces. Ik geloof sterk dat de meeste burgers van de Europese Unie en Turkije aan het eind van dit proces duidelijk de voordelen zullen inzien van een nieuw en modern Turkije dat lid van de EU is. Mijn tweede opmerking is dat het verslag van dit jaar heel evenwichtig is. Bij mij leeft sterk het gevoel – de rapporteur heeft dat in hoge mate in het verslag weten te verwerken, en in het debat van vandaag is dat ook naar voren gekomen – dat er naar het grotere plaatje moet worden gekeken en dat dit Huis niet alleen een opsomming van incidenten en problemen moet worden gepresenteerd. Mijn derde punt is dat ik de opvatting deel van degenen die volkomen duidelijk hebben gemaakt dat de sleutel tot een aantal hoofdstukken in de handen van onze Turkse partners ligt. Ik ben een van degenen die graag zouden zien dat hoofdstukken als hoofdstuk 15, over energie, en met name hoofdstuk 23, over de rechterlijke macht en grondrechten, zouden worden geopend. Dat is heel belangrijk, met name het openen van hoofdstuk 23. Ik denk dat het zowel in het belang van Turkije als van de Europese Unie is om samen resultaten in deze belangrijke dossiers te boeken. Er is gezegd dat veertien hoofdstukken zijn bevroren vanwege het aanvullend protocol. Ik wil een persoonlijke opmerking maken. Ik denk dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de hoofdstukken die unilateraal zijn bevroren en de hoofdstukken die zijn bevroren op basis van de aanbeveling van de Commissie, vanwege het zich niet committeren aan de douane-unie door Turkije, en vervolgens na een consensusbesluit van de lidstaten. De hoofdstukken 23 en 15 behoren tot de hoofdstukken die unilateraal zijn bevroren. Als laatste punt wil ik iets zeggen over een kwestie waar we dezer dagen veel aan denken, en dat is de mediavrijheid in Turkije. Afgelopen donderdag heb ik een duidelijke verklaring uitgegeven om er absoluut zeker van te zijn dat er een signaal zou worden afgegeven aan onze Turkse collega’s dat de vrijheid van meningsuiting in het Turkse recht niet voldoende
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
is gegarandeerd overeenkomstig het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens, en om volkomen duidelijk te maken dat Turkije dringend zijn wettelijk kader moet aanpassen om de uitoefening van de persvrijheid te verbeteren, in de praktijk, en wel substantieel. Ik heb deze kwestie afgelopen vrijdag in grotendeels dezelfde bewoordingen aan de orde gesteld bij de heer Davutoğlu, de Turkse minister van Buitenlandse Zaken. Maar ik wil ook het volgende opmerken. Ik denk dat het belangrijk is om niet bang te zijn om kritische opmerkingen te maken wanneer we problemen zien. Maar het is ook belangrijk om Turkije te helpen bij het zodanig hervormen van zijn wetgeving dat die in overeenstemming is met het Verdrag dat ik zojuist heb genoemd. Ik denk erover na hoe we zowel de Raad van Europa als de OESO bij dit proces kunnen betrekken, en ik zal dit Huis over de resultaten van deze raadplegingen informeren, evenals over de manier waarop dit proces naar mijn oordeel moet worden voortgezet. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, dank u wel voor dit uitstekende debat. We hebben heel wat voor- en tegenargumenten gehoord ten aanzien van zowel de Turkse voorbereiding als het hele toetredingsproces. Ook dit toont aan hoe complex de situatie is en wat een moeilijke taak mevrouw Oomen-Ruijten heeft gehad. Naar mijn mening heeft ze uitstekend werk verricht door een verslag op te stellen dat heel goed aangeeft hoe moeilijk het is om de situatie en de voorbereiding van Turkije te beoordelen. Er zijn evenwel punten waarover overeenstemming bestaat, en ik geloof dat dat ook in dit debat naar voren is gekomen. Ik denk dat niet alleen hier tussen de partijen overeenstemming bestaat, maar ook van de kant van zowel de Commissie als de Raad. Het eerste punt is dat we een Europees Turkije nodig hebben, en het is in ons belang te assisteren bij dat proces. Er is hier sprake van een strategische partner. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het voor ons is bevriend te zijn met een staat die over een klein grondgebied in Europa beschikt. Het staat evenmin buiten kijf dat er sprake is van een proces dat gebaseerd is op voorwaarden, en dat Turkije alle verplichtingen moet nakomen die het is aangegaan, en dat het om de volgende stap bij de onderhandelingen te kunnen nemen moet voldoen aan de benchmarks en verwachtingen die we hebben geformuleerd. En evenmin staat ter discussie dat Turkije een goede relatie met de buren moet nastreven. Dat is een zaak die bij toetredingsonderhandelingen nooit in twijfel mag worden getrokken. We hebben gezien dat er onenigheid bestaat over de vraag hoeveel vooruitgang er is geboekt en hoeveel taken Turkije heeft uitgevoerd. Naar mijn mening mogen we de resultaten die via grondwettelijke hervormingen zijn behaald niet in twijfel trekken, noch het feit dat we bijvoorbeeld ook ten aanzien van minderhedenkwesties zoal niet volledige, dan toch gedeeltelijke vooruitgang ervaren. Niemand heeft in twijfel getrokken dat er een flinke hoeveelheid werk verzet moet worden. Het volstaat om opnieuw de kwestie van persvrijheid, de situatie van vrouwen of het functioneren van de rechterlijke macht te vermelden. Als we bezien hoe de toetredingsonderhandelingen nieuw leven kan worden ingeblazen, moeten we de speelruimte onderzoeken. Zoals commissaris Füle al vermeldde staan er inderdaad nog 13 hoofdstukken open en hebben we er maar één kunnen afsluiten, terwijl er 16 zijn bevroren, waarbij we momenteel niet verder komen. De facto kunnen we aan 3 hoofdstukken werken, namelijk die over mededinging, overheidsopdrachten, en sociaal beleid en werkgelegenheid. Daarvan is de voorbereiding van het hoofdstuk over mededinging het verst gevorderd en ook onder het Belgische voorzitterschap is veel gebeurd
253
254
NL
Handelingen van het Europees Parlement
om te zorgen dat we het kunnen openen, terwijl de Commissie met onze maximale ondersteuning heel hard aan het werk is om dit hoofdstuk tenminste onder het Hongaarse voorzitterschap te openen. Daartoe moet weer aan heel veel voorwaarden van Turkse kant worden voldaan. Ik vertrouw erop dat daarbij vooruitgang zal worden geboekt, en ik zou werkelijk niet graag zien dat ons onvermogen om een hoofdstuk te openen zich nog maanden zou voortslepen. Menigeen heeft erop aangedrongen of aangegeven dat er voortgang zou moeten worden gemaakt op het gebied van visa. Laat ik eerlijk tegen u zijn. Het Hongaarse voorzitterschap zou de Commissie aanmoedigen om een dialoog op gang te brengen, maar we weten allemaal dat de situatie tijdens de bijeenkomst van de Raad in dit opzicht niet duidelijk was, en dat een aantal lidstaten zijn twijfels heeft geuit. Net als het Hongaarse voorzitterschap ben ik van mening dat het in ons belang zou zijn een dialoog op gang te brengen. De godsdienstvrijheid en de vervolging van christenen zijn meermaals ter sprake gekomen. De Raad is verweten zich niet met deze kwestie bezig te willen houden. Hoewel het de bevoegdheid van Lady Ashton als hoofd van de Raad Buitenlandse Zaken is, wil ik u vertellen dat de Raad Buitenlandse Zaken de kwestie in januari aan de orde heeft gesteld. Er is toen geen overeenstemming bereikt, maar de Raad Buitenlandse Zaken van februari heeft wel degelijk een resolutie aangenomen waarin de vervolging van alle religieuze minderheden en met name van het christendom wordt veroordeeld. De Raad heeft zich dus wel degelijk met die kwestie beziggehouden. Staat u mij tot slot toe onszelf een vraag te stellen, want we hebben het gehad over de vraag wat Turkije heeft gedaan, of het genoeg heeft gedaan en of het op de juiste wijze te werk gaat om te kunnen toetreden. Maar laten we niet vergeten wat er allemaal van onszelf afhangt. En als we eerlijk zijn zien we dat Europa niet echt in een fase van insluiting verkeert. We kijken naar wat er in Noord-Afrika gebeurt, maar als je kijkt naar wat er binnen de Europese Unie of nog dichter bij huis gebeurt, zie je dat Turkije een van de vijf kandidaat-lidstaten is, maar er zijn nog vier andere. In hoeverre kunnen we deze processen bevorderen? In hoeverre zijn we bereid om de toetredingsonderhandelingen met Kroatië af te sluiten? In hoeverre zijn we bereid om Roemenië en Bulgarije toe te laten tot het Schengengebied? In hoeverre zijn we bereid om de situatie van de zwaar beproefde gemeenschap van Europa, de Roma, te verbeteren? Insluiting staat op de agenda in de meest verschillende verbanden. Europa is nu enigszins in zichzelf gekeerd. Laat mij dat met vrij grote oprechtheid zeggen. Er heerst een zekere uitbreidingsmoeheid. We moeten ons bezighouden met onze eigen publieke opinies, met de vraag in hoeverre we open staan voor deze problemen. Naar mijn mening zouden we misschien wat meer op de lange termijn moeten denken. Als we eraan denken wat het belang van de Europese Unie op de lange termijn is, namelijk dat haar aantrekkingskracht behouden blijft voor zowel EU-burgers als onze onmiddellijke buurlanden, of het nu Turkije betreft of alle staten van Noord-Afrika, denk ik dat we de meer inclusieve Europese Unie in onszelf terug moeten halen, uiteraard met dien verstande dat dat in geen geval zonder voorwaarden mogelijk is, en dat ten aanzien van het werk dat van elk kandidaat-lid verwacht mag worden, niet te veel concessies mogen worden gedaan. Ik denk dat het een heel ernstig moment voor de Europese Unie zou zijn als Turkije zijn interesse ervoor verloor. Ria Oomen-Ruijten (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik nogmaals zeggen dat ik – wij allen – het verslag zeer zorgvuldig hebben opgesteld. Ik heb het volgende voorstel van orde: ik wil mijn collega's graag vragen om niet met nieuwe
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
amendementen te komen, want als we hierover een ongepolariseerd debat willen voeren, als we willen dat de hele plenaire vergadering zich... (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) De Voorzitter. – Tot besluit van het debat is er een ontwerpresolutie (1) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement. Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag 9 maart 2011 plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Ik ben ingenomen met de vorderingen die Turkije tot nu toe heeft gemaakt, maar wil benadrukken dat er nog flinke stappen moeten worden gezet. Er moeten gerichte maatregelen worden genomen op, onder andere, het gebied van de persvrijheid, de status van vrouwen in de Turkse samenleving, de dialoog tussen de politieke partijen en, in het bijzonder, de erkenning van Cyprus, een lidstaat van de Europese Unie. Dit conflict werpt een donkere schaduw op de Turkse toetredingsonderhandelingen met de EU. Turkije moet dan ook de nodige inzet aan de dag leggen om te laten zien dat het dit conflict daadwerkelijk wil oplossen. Desondanks ben ik van mening dat de Turkse toetredingsonderhandelingen moeten doorgaan om hervormingen in dit land te stimuleren, in de wetenschap dat Turkije een voorbeeld vormt voor de Arabische landen. Turkije kan helpen om stabiliteit te scheppen in de onrustige regio’s aan zijn oost- en zuidgrens. Ook is het vermeldenswaardig hoe belangrijk Turkije voor de Europese Unie is als belangrijke speler in de energiesector. De integratie van Turkije in de EU kan beide partijen tot voordeel strekken, op de korte en middellange termijn en, boven alles, op de lange termijn. Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (RO) Het doet mij deugd te zien dat Turkije flink is gevorderd op zijn weg naar toetreding tot de Europese Unie. Naar mijn idee heeft het land laten zien dat het vastbesloten is te voldoen aan alle criteria om een volwaardig lid van de EU te kunnen worden, en het is onze taak om Turkije te ondersteunen. Talrijke collega’s hebben vandaag de discussie over de grondrechten aangesneden. Ik zou echter de vraag willen stellen waarom de Raad in dit verslag niet wordt verzocht de onderhandelingen over het hoofdstuk justitie en grondrechten te openen. Dit hoofdstuk wordt namelijk geblokkeerd door de Raad, en dat terwijl dit juist het belangrijkste is als het gaat om de Turkse naleving van de democratische normen van de EU. Waarde collega’s, we moeten het amendement waarin de Raad wordt verzocht dit hoofdstuk te openen morgen aannemen. Doen wij dit niet, dan geeft het Europees Parlement negatieve signalen af richting Turkije, en dat zal onze geloofwaardigheid geen goed doen. Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) Slechts twee jaren scheiden ons nog van een belangrijk jubileum. Dit jaar is het namelijk 48 jaar geleden dat Turkije kandidaat-lidstaat werd van de Europese Unie. Sinds die tijd is er enorm veel gebeurd. De economische ontwikkeling van het land heeft daar, tezamen met de opening van de markten van de EU-lidstaten, ongetwijfeld veel aan bijgedragen. Het land zit echter nog met een (1)
Zie notulen.
255
256
NL
Handelingen van het Europees Parlement
groot aantal problematische factoren die wortelen in de oprichting van de moderne Turkse staat. In het verdrag van 1924 staat duidelijk geschreven dat de burgers die de islam aanhangen Turken zijn en de burgers met een andere geloofsovertuiging Grieks-katholieken. Andere etnische groepen kent dit verdrag niet. Datgene dat in 1924 progressief was, te weten dat er überhaupt nog een andere geloofsovertuiging kon bestaan dan de islamitische, heeft in de huidige context een geheel andere connotatie. De erkenning van andere etnische groeperingen is voorwaar geen eenvoudige zaak in Turkije, of het nu om de Koerden gaat, de Tsjerkessen of andere volkeren. Die leven uiteraard al sinds jaar en dag in Turkije, maar hebben nog een lange weg te gaan ten aanzien van de erkenning van hun etnische rechten in de dagelijkse praktijk. De onopgeloste situatie ten aanzien van de bezetting van Cyprus, de passiviteit ten aanzien van de VN-resolutie inzake Famagusta en het feit dat "huiswerk" uit eerdere verslagen niet gemaakt is, zijn momenteel de meest cruciale probleempunten in de toetredingsonderhandelingen. De terugdringing van de rol van het leger is positief; maar dan alleen wanneer er seculiere krachten aan de macht zijn, want anders zou de stabiliteit van de hele regio wel eens in het gedrang kunnen komen. Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik waardeer de inspanningen die mijn collega, Ria Oomen-Ruijten, zich heeft getroost voor dit verslag, maar dat neemt niet weg dat ik het met de inhoud niet geheel eens ben. Ten eerste vind ik dat de toetredingsonderhandelingen voor de hoofdstukken waarvoor de technische voorbereidingen reeds zijn voltooid, moeten worden gestart. De reden hiervan is eenvoudig: dit biedt ons de mogelijkheid een dialoog aan te gaan die Turkije zal dwingen het acquis communautaire te omarmen. Turkije verdient weliswaar erkenning voor de vooruitgang die het land heeft geboekt ten aanzien van de technische criteria voor het openen van de onderhandelingen over mededinging, maar we moeten de autoriteiten in Ankara ook vertellen dat op dit vlak extra inspanningen nodig zijn. Daarnaast verwacht ik dat met het openen van de onderhandelingen over het hoofdstuk justitie en grondrechten de ideale omstandigheden zullen ontstaan om Turkije ertoe aan te zetten op dit gebied tot verdere hervormingen over te gaan, wat, in mijn optiek, ons gezamenlijk doel is. Tot slot vind ik dat we de Raad moeten verzoeken de dialoog met Turkije over het buitenlands beleid te intensiveren omdat dit land, met name gezien de recente gebeurtenissen in Noord-Afrika, kan fungeren als een bondgenoot die een positieve invloed uitoefent op de democratisering en ontwikkeling van de regio. Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Elk jaar nemen we deel aan het debat over Turkijes lidmaatschap van de Europese Unie. De problemen die opduiken zijn meestal dezelfde. Turkije boekt een zekere vooruitgang in zijn aanpassing aan de Europese vereisten, maar deze vooruitgang is nooit voldoende om eenduidig en bij benadering een toetredingsdatum vast te leggen of te stellen of Turkije nu al dan niet tot de Europese Unie zal toetreden. De reeds doorgevoerde wijzigingen zijn positief, maar toch ontbreekt er aan de Europese zijde een duidelijk standpunt over de toetreding van Turkije en dit is voor de Turkse autoriteiten en burgers een bron van frustratie. We kunnen natuurlijk niet eisen dat de lidstaten allemaal dezelfde mening over deze kwestie hebben, maar door onze besluiteloosheid zorgen we ervoor dat de Europese Unie weinig geloofwaardig overkomt. Steeds minder Turkse burgers staan achter de toetreding tot de Europese Unie. Dit land kan nieuwe partners gaan zoeken en zich van het Westen afkeren, wat voor Europa onvoordelig zou zijn. Turkije is onze strategische partner in economische kwesties, regionale kwesties en energiekwesties, en het is ook een belangrijke militaire macht en speler in het Midden-Oosten. Bepaalde problematische kwesties komen steeds terug, denk maar aan mensenrechten en burgerlijke vrijheden, rechten van de vrouwen en van nationale
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
minderheden, de rechtsstaat, hervorming van de rechtspraak, corruptie, persvrijheid en vrije meningsuiting, en ondanks zijn inspanningen loopt Turkije op deze punten nog sterk achter op de Europese standaarden. Of het onderhandelingsproces kan worden versneld, hangt af van hoe snel en doeltreffend Turkije de gestelde voorwaarden zal vervullen en welke vorm van lidmaatschap de Unie aan het land voorstelt. Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE), schriftelijk. – (PL) De toetreding van Turkije tot de Europese Unie blijft ongetwijfeld een discussiepunt met vele voor- en tegenstanders. Er bestaat echter geen twijfel over het feit dat er in Turkije in het kader van het europeanisatieproces talrijke democratische hervormingen zijn doorgevoerd, waardoor er op 3 oktober 2005 een onderhandelingskader voor de Turkse toetreding is goedgekeurd. Het begin van de onderhandelingen is niet enkel een succes voor Turkije, maar ook voor Europa, want juist de Europese ambitie was voor Turkije de belangrijkste motivatie om hervormingen door te voeren. Als we kijken naar de grote vooruitgang die Turkije tot nu toe heeft geboekt, mogen we niet vergeten dat er vele problemen bestaan die de integratie van Turkije in de Europese Unie bemoeilijken. Hieronder rekenen we in de eerste plaats de grondwetshervorming, de persvrijheid, de rechten van de vrouwen en de bescherming van nationale minderheden. Een modern, democratisch land moet gestoeld zijn op het beginsel van de scheiding der machten en het evenwicht tussen de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht, de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, met name de vrijheid van meningsuiting, en een wettelijk kader dat de rechten van de vrouw en gendergelijkheid waarborgt. Ik ben verheugd dat zowel de Turkse regering als de oppositie zich bereid hebben verklaard om Turkije om te vormen tot een volwaardige pluralistische democratie, en ik hoop dat alle politieke partijen en het maatschappelijke middenveld nauw bij het gehele constitutionele proces worden betrokken. Zbigniew Ziobro (ECR), schriftelijk. – (PL) Turkije speelt een strategische rol als stabiliserende kracht in de regio van de Kaukasus en het Midden-Oosten. Het land is ook een onmisbaar element in het plan voor diversificatie van de energievoorziening voor Europa. Het beleid dat door Ankara wordt gevoerd, kan een voorbeeld zijn voor de Arabische staten in de regio. Daarom moet de Europese Unie ook actief verder bouwen aan de positieve betrekkingen met Turkije, onder andere door sterkere financiering van gemeenschappelijke, strategische investeringen in de energiesector, zoals de Nabucco-gaspijpleiding, en steun voor de ontwikkeling van handelsbetrekkingen. Brussel moet laten zien dat het de vooruitgang onderkent die Ankara in de voorbije jaren heeft geboekt op weg naar integratie in de Europese Unie. Toch moeten we druk op Turkije blijven uitoefenen in veel kwesties die moeten worden opgelost vooraleer er sprake kan zijn van verdere vooruitgang in de onderhandelingen. Het volstaat om te verwijzen naar de kwestie van de verzoening en vereniging van Cyprus, de erkenning door Ankara van haar aansprakelijkheid voor de volkerenmoord van de Armeniërs en de verdere ontwikkeling van het democratische systeem. 15. Europees integratieproces van Montenegro (debat) De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het Europees integratieproces van Montenegro. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, u stemt morgen over de resolutie over het Europees integratieproces van Montenegro. Ik vind de inzet van het Europees Parlement om de open houding van de
257
258
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Europese Unie te behouden zeer lovenswaardig. Tegelijkertijd is er een belangrijke rol voor u weggelegd wanneer het erom gaat de steun van het publiek van de lidstaten voor uitbreiding, voor op voorwaardelijkheid gebaseerde uitbreiding, te winnen. De resolutie die morgen zal worden aangenomen behelst tevens de concretisering van deze verantwoordelijkheid. Laat me u vertellen dat er ook van de kant van de Raad een maximaal commitment bestaat. Overeenkomstig de door de Europese Raad goedgekeurde nieuwe consensus over uitbreiding heeft de Raad in zijn conclusies van 14 december 2010 bekrachtigd dat de EU met klem haar steun betuigt voor voortzetting van het uitbreidingsproces in de landen van de Westelijke Balkan op basis van de aangenomen principes en conclusies. Ook het Hongaarse voorzitterschap van de Europese Raad hecht zeer sterk aan deze doelstelling. Ik wil u bedanken voor het goede werk dat u heeft verricht om te zorgen dat met deze resolutie wordt bijgedragen aan consolidatie van de door Montenegro behaalde resultaten, waaraan tijdens het hele toetredingsproces grote behoefte is. We hebben het Europese perspectief van Montenegro al verscheidene malen bekrachtigd. Het stabiele klimaat en de pro-Europese houding van het land, die door alle politieke partijen en ook door de meerderheid van de burgers worden ondersteund, en de grote mate van consensus tussen de verschillende etnische groepen zijn allemaal kenmerken die Montenegro tot een stabiliserende factor op de Westelijke Balkan maken. Laten we niet vergeten dat Montenegro in twaalf maanden visumversoepeling en de sluiting van de stabiliteits- en associatieovereenkomst heeft bereikt, en de status van kandidaat-lidstaat heeft verworven. Dat zijn belangrijke resultaten, die bevestigen dat een Europees perspectief bij de voorbereidingen van een land als stuwende kracht fungeert. De EU moet de inzet en resultaten van de landen die willen toetreden dus erkennen. Dankzij de vooruitgang kunnen volgende stappen in het Europees programma van het land worden gezet, nieuwe verplichtingen worden aangegaan en nieuwe verwachtingen worden geformuleerd. Daartoe wordt tegenwoordig dagelijks vergaderd door delegaties van de Europese instellingen en de lidstaten, op verschillend niveau en op verschillende terreinen. We zijn derhalve ingenomen met de huidige stappen van Montenegro en vooral met het recentelijk aangenomen actieplan van de regering, dat door haar naar aanleiding van de aanbevelingen in het advies van de Commissie is opgesteld, en we zijn tevens ingenomen met de toegepaste methode, namelijk dat de regering voorafgaand aan de ontwikkeling van het actieplan een brede raadpleging heeft gehouden met het maatschappelijk middenveld. Staat u mij toe een korte opsomming te geven van de gebieden - "key priorities", zoals wij ze noemen - waarop vooruitgang nodig is. Die staan ook in het advies van de Commissie uit november 2010. Dat zijn onder andere consolidatie van de rechtsstaat, voortzetting van de bestuurlijke hervorming en versterking van de bestuurlijke capaciteit, de aanneming van een verkiezingswet uit hoofde van de grondwet, en meer persvrijheid. Dat is niet alleen in juridisch opzicht belangrijk, maar het is tegelijk ook een testcase voor de politieke rijpheid van de autoriteiten. Verder is het buitengewoon belangrijk dat de rechtspositie van ontheemden gegarandeerd wordt en dat hun rechten worden gerespecteerd, en voorts dat de georganiseerde misdaad en corruptie worden bestreden. Ook op dat gebied verwachten we een belangrijke stap voorwaarts van Montenegro.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Voor elke volgende stap in het stabilisatie- en associatieproces, en met name voor het starten van de toetredingsonderhandelingen, is het heel belangrijk dat Montenegro op deze gebieden vooruitgang boekt en verdere inspanningen levert. Het is van essentieel belang dat het de verplichtingen die het is aangegaan nakomt en concrete resultaten kan tonen. Dames en heren, Montenegro speelt een belangrijke rol bij de regionale samenwerking. Het werkt nauw samen met zijn buren en we zijn zeer ingenomen met de constructieve rol die het vervult bij het stabiliseren van de regio en bij de bevordering van de goede betrekkingen met de buren, in het bijzonder als fungerend voorzitter van het Samenwerkingsproces voor Zuidoost-Europa. Montenegro is daarnaast gastheer voor de nieuwe werkgroep voor cultuur en maatschappij van de Regionale Samenwerkingsraad, het Parlementair forum van Cetinje. Integratie is ondenkbaar zonder regionale samenwerking, en Montenegro is in dat opzicht voorbeeldig. De door het Parlement aan te nemen resolutie is een heuse inventaris van de resultaten. Ze is een correcte beschrijving van de gegeven situatie en een nuttig richtsnoer voor de taken van de kandidaat-lidstaat. Ik feliciteer de rapporteur en degenen die actief deel hebben genomen aan de totstandkoming van het document. Tot slot zou ik Montenegro en de autoriteiten van Montenegro willen aansporen om de hervormingsinspanningen voort te zetten en ernaar te streven aan de verwachtingen van hun eigen burgers te voldoen. Štefan Füle, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is me een eer om het Europees Parlement te mogen toespreken over het Europese integratieproces van Montenegro. Ik wil graag, in aansluiting op de woorden van het voorzitterschap, de rapporteur voor Montenegro, de heer Charles Tannock, gelukwensen met zijn verslag en mijn dank uitspreken aan alle geachte afgevaardigden die eraan hebben bijgedragen. Het Parlement vervult een sleutelrol in het uitbreidingsbeleid. Ik denk dat we met de gezamenlijke inspanningen van alle Europese instellingen meer kunnen bereiken. Montenegro heeft over het geheel genomen opmerkelijke vooruitgang geboekt ten aanzien van het voldoen aan de criteria voor het lidmaatschap van de Europese Unie. Er is sprake van een toenemende politieke consensus. Het land heeft belangrijke vooruitgang geboekt ten aanzien van de realisering van het rechtskader en het institutionele kader. Ook heeft het regionale samenwerking hoog in het vaandel staan. We zien duidelijke bewijzen van structurele economische hervormingen en vooruitgang op de meeste terreinen van het acquis. Het besluit van de Europese Raad om Montenegro de status van kandidaat-lidstaat te geven is een erkenning van deze inspanningen en een krachtig signaal, dat de geloofwaardigheid van het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie bevestigt. Het land is in een beslissend stadium beland. De status van kandidaat-lidstaat is een grote verantwoordelijkheid voor Montenegro. Alleen met tastbare resultaten kan Montenegro de volgende fase van het Europese integratieproces ingaan. Ik reken erop dat het Europees Parlement met zijn resolutie Montenegro het terechte signaal zal geven dat het het behaalde resultaat erkent, maar dat het ook zeker verwacht dat het hervormingsproces vastbesloten wordt voortgezet en dat alle belangrijke kwesties die Montenegro moet oplossen om lid te kunnen worden van de Europese Unie, grondig worden aangepakt. Ik heb vorige week de nieuwe premier van Montenegro, dr. Igor Lukšić, ontmoet. Het is bemoedigend dat hij graag het hervormingsproces wil doorzetten en dat hij zeer vastberaden
259
260
NL
Handelingen van het Europees Parlement
is om te voldoen aan de hoofdprioriteiten die in het advies van de Commissie worden genoemd. Op 17 februari, na overleg met het maatschappelijk middenveld en gesprekken met de Commissiediensten, heeft de regering een actieplan goedgekeurd om de prioriteiten aan te pakken. Het is nu essentieel dat er werk wordt gemaakt van de uitvoering ervan en dat er een solide resultaat wordt neergezet. De hoofdprioriteiten die in het advies worden genoemd vormen een aanzienlijke, maar haalbare uitdaging, waarvoor de betrokkenheid en inzet van alle partijen in Montenegro nodig is. Bij de eerdere toetreding van landen is gebleken dat het belangrijk is om de hoofdpunten van de politieke criteria, en tevens hoofdstuk 23, vroeg in het toetredingsproces aan te pakken. Wanneer Montenegro op dit gebied al vroeg degelijke resultaten boekt, met name op het gebied van de politisering van het openbaar bestuur, een versterkte onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en een doelmatige bestrijding van de corruptie en de georganiseerde misdaad, zullen de onderhandelingen en de integratie in de Europese Unie later soepeler verlopen. Montenegro moet zijn kiesstelsel verbeteren volgens de aanbevelingen van de OVSE en het ODIHR en de Europese Commissie voor democratie middels het recht. Het parlement moet worden versterkt. Dat is een hoofdprioriteit voor zowel de Commissie als het Europees Parlement. Het is essentieel dat er adequaat wordt voldaan aan de Europese normen op het gebied van de mensenrechten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting en de betrekkingen met het maatschappelijk middenveld. Er moet ook worden gewerkt aan een verbetering van het antidiscriminatiebeleid, met name gendergelijkheid, en de bescherming van kwetsbare groepen. Er zijn duurzame oplossingen voor ontheemden nodig. Andere tekortkomingen die in het advies en uw ontwerpresolutie worden genoemd moeten eveneens worden aangepakt. Montenegro moet zijn bestuurlijke capaciteit versterken en zijn voorbereidingen op diverse terreinen van het EU-acquis een krachtige impuls geven. De toekomst van Montenegro ligt ontegenzeglijk in de Europese Unie en we moeten verantwoordelijk te werk gaan. De geloofwaardigheid van ons uitbreidingsbeleid is erop gebaseerd dat de kandidaat-lidstaten de conditionaliteit jegens de Europese Unie respecteren en dat de Europese Unie haar verplichtingen jegens de kandidaat-lidstaten respecteert. Het is in ons aller belang om ervoor te zorgen dat de toetredingsvorderingen van Montenegro op solide verrichtingen en concrete resultaten rusten. De prestaties van Montenegro dit jaar zullen worden geëvalueerd in het uitbreidingspakket van oktober 2011. Alleen wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat Montenegro in voldoende mate heeft voldaan aan de toetredingscriteria, in het bijzonder de zeven hoofdprioriteiten die in het advies worden genoemd, kan zij aanbevelen om openingsonderhandelingen te beginnen. Charles Tannock, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb Montenegro in de afgelopen anderhalf jaar tweemaal bezocht samen met mijn collega Anna Ibrisagic van de PPE als schaduwrapporteur, om zelf te kunnen beoordelen in hoeverre het land vorderde op weg naar, eerst, de status van kandidaat-lidstaat en nu mogelijk het EU-lidmaatschap. Ik was bijzonder onder de indruk van de toewijding en betrokkenheid van de gehele Montenegrijnse regering. Hoe klein deze regering ook is, het is er zeker een die zeer hard werkt. Ik wil met name hulde brengen aan ex-premier Milo Đjukanović en zijn recente opvolger Igor Lukšić, die zich allebei pragmatisch en tegelijkertijd vastberaden hebben opgesteld bij hun inspanningen om hun land te doen toetreden tot de EU en de NAVO.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het is nu aan Montenegro om te voldoen aan de verwachtingen van de EU. De Montenegrijnse regering moet met name werk maken van de zeven hoofdprioriteiten die commissaris Füle in het advies van de Commissie heeft genoemd. Ik wijs met name op het probleem van de corruptie en de georganiseerde misdaad, waar de vooruitgang aan de hand van duidelijke, welomschreven criteria kan worden gemeten. Het verheugt mij dat de regering vorige maand een zeer goed geformuleerd plan van aanpak heeft goedgekeurd om met deze prioriteiten en eisen aan de slag te gaan. Naar mijn mening is Montenegro nu klaar om als officiële kandidaat-lidstaat de onderhandelingen over het EU-lidmaatschap te beginnen. Het is merkwaardig dat de Commissie erop aandringt om een aanzienlijke periode te laten verstrijken tussen de toekenning van de status van officiële kandidaat-lidstaat en de opening van de onderhandelingen. Ik zie voor deze vertraging geen rechtvaardiging of duidelijke grond in de Verdragen. Nog belangrijker is dat het niet bepaald een positief signaal is voor Podgorica of voor landen elders in de regio, zoals Macedonië, die hard werken om de status van kandidaat-lidstaat te verkrijgen. Ik hoop maar dat dit gedwongen wachten, dat nu onvermijdelijk is en dat frustrerend is voor Montenegro, er niet toe zal leiden dat de inzet van het land om het lidmaatschap van de Europese Unie te verwerven afneemt. Montenegro moet uitsluitend worden beoordeeld op basis van verdiensten, feiten en prestaties. De stand van zaken aldaar moet los worden gezien van de vooruitgang in naburige landen op de Westelijke Balkan. Montenegro is een klein, maar prachtig land met een opmerkelijke stabiliteit en economische groei sinds de vreedzame afscheiding van Servië. Het heeft weinig of geen interne etnische of religieuze problemen, in tegenstelling tot sommige van zijn grotere buurlanden. Het heeft een klein grensgeschil met Kroatië, dat het vreedzaam voor het Internationale Gerechtshof zal oplossen. Het heeft onlangs, na onderhandelingen, uitleveringsverdragen bekrachtigd met zowel Servië als Kroatië in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Het land heeft de euro ingevoerd: het heeft, geloof het of niet, de euro als betaalmiddel zonder deel uit te maken van de eurozone. De economie is helaas niet erg gediversifieerd en moet het voornamelijk hebben van het toerisme en één aluminiumsmelterij. Het land moet meer werkgelegenheid creëren op het gebied van de hydro-elektrische energie voor de export. Een andere oplossing kan de financiële dienstverlening zijn. Persoonlijk blijf ik optimistisch over deze in essentie positieve ontwikkeling die zich hier op de Westelijke Balkan voordoet. Anna Ibrisagic, namens de PPE-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, als schaduwrapporteur van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) voor Montenegro wil ik om te beginnen de heer Tannock bedanken voor de goede samenwerking en een uitstekend en evenwichtig verslag. Ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om mijn collega’s op te roepen om morgen hun steun te geven aan het verslag dat we nu behandelen. Ik wil met name benadrukken dat ik zeer ben ingenomen met het besluit van de Europese Raad in december 2010 om aan Montenegro de status van kandidaat-lidstaat te verlenen met het vooruitzicht op lidmaatschap van de EU. Tezelfdertijd is het belangrijk dat het daar niet bij blijft, maar dat we snel koers zetten naar het doel, namelijk volwaardig lidmaatschap van de EU voor Montenegro. Al sinds zijn zelfstandigheid heeft Montenegro continu blijk
261
262
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gegeven van grote politieke en economische stabiliteit. Montenegro wordt vaak beschreven als een succesverhaal – en dat hoorden we vandaag ook van de Raad. Net als de heer Tannock vind ook ik het betreurenswaardig dat de status van kandidaat-lidstaat en het recht om de onderhandelingen te beginnen zijn losgekoppeld. Daarom ben ik van mening dat de Commissie zo snel mogelijk lidmaatschapsonderhandelingen moet opstarten en een datum moet vastleggen waarop die onderhandelingen met Montenegro van start gaan. Het spreekt voor zich dat het hervormingsproces, bijvoorbeeld op het gebied van justitie en de strijd tegen belangenconflicten in het openbaar bestuur, moet worden voortgezet en dat moet worden voldaan aan de door de Commissie aanbevolen prioriteiten, maar ik wil de regering van Montenegro niettemin loven voor de positieve hervormingen die ze tot dusver met succes heeft doorgevoerd. Vandaag is de ambassadeur van Montenegro hier in de plenaire vergadering te gast, en ik zie vol hoop uit naar de dag waarop we niet alleen de ambassadeur maar heel Montenegro in de EU en de afgevaardigden van Montenegro in dit Parlement welkom zullen kunnen heten. Göran Färm, namens de S&D-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Tannock ook uit naam van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement bedanken voor de constructieve samenwerking. Het is verheugend dat Montenegro nu de weg kan inslaan die naar het lidmaatschap van de EU leidt. Ik ben het ermee eens dat de Commissie nu zo snel mogelijk de onderhandelingen moet opstarten, natuurlijk op voorwaarde dat Montenegro zich verder in de richting van de doelstellingen van de EU blijft ontwikkelen. Dat Montenegro nu de status van kandidaat-lidstaat heeft gekregen, is een krachtig signaal waaruit het engagement van de EU blijkt voor de toekomst van het hele voormalige Joegoslavië in de EU. Net als Kroatië kan Montenegro de andere landen die uit Joegoslavië zijn ontstaan, de weg wijzen naar EU-lidmaatschap. Het is overduidelijk dat toenadering tot de EU een belangrijke factor is voor zowel welvaart als stabiliteit in de regio. Montenegro is een klein en vreedzaam land dat zich sterk inzet voor regionale samenwerking. Het heeft goede betrekkingen met zijn buurlanden en beschikt daardoor over goede kaarten om de aanstaande lidmaatschapsonderhandelingen tot een goed einde te brengen. Er zijn echter gebieden die krachtdadige hervormingen vereisen. De justitiële en administratieve capaciteit om een volwaardige rechtsstaat te vormen is al versterkt, maar hier moeten nog meer stappen worden gezet. Er heerst grootschalige corruptie, de georganiseerde misdaad tiert en het rechtsstelsel moet verder aanzienlijk worden versterkt om aan de vereisten van de EU te voldoen. Ik heb een aantal amendementen ingediend om erop te wijzen dat Montenegro ook de positie van de vrouw moet versterken, de vrijheid van de media moet veiligstellen, grondrechten moet garanderen voor werknemers en voor minderheden en, last but not least, het maatschappelijk middenveld moet ontwikkelen. We mogen niet vergeten dat ook dat essentiële onderwerpen zijn in de aanstaande lidmaatschapsonderhandelingen. Ik hoop Montenegro zo snel mogelijk als lidstaat van de EU te verwelkomen. Ivo Vajgl, namens de ALDE-Fractie. – (SL) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de heer Tannock willen feliciteren met zijn verslag en met zijn coöperatieve houding bij het opstellen ervan. Als we door de resolutie over Montenegro aan te nemen in beginsel de inzet in de richting
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van voortzetting van het uitbreidingsproces van de Europese Unie willen hernieuwen, en alle staten van ons werelddeel in staat willen stellen om zich onder de bescherming van het lidmaatschap van de Unie te ontwikkelen, dan moeten wij er in de eerste plaats voor zorgen dat de volgende stappen worden gezet, om te beginnen voor Montenegro en vervolgens ook voor Servië, Macedonië, Bosnië en Herzegovina en Albanië, niet te vergeten Turkije uiteraard. Voor Montenegro zou dit betekenen dat de toekenning van de kandidaat-status en het besluit om de onderhandelingen in beginsel te beginnen, moet worden gevolgd door het daadwerkelijk openen van de onderhandelingen. Intussen staat de regering van Montenegro nog veel meer werk te wachten wat betreft de harmonisering van het rechtsstelsel en de versterking van de administratieve capaciteit. De strijd tegen corruptie, in al haar verscheiden gedaanten, moet worden voortgezet en resulteren in de veroordeling van degenen die zich met corrupte praktijken hebben ingelaten. Ervoor zorgen dat er gelijkheid en respect voor vrouwen is, is geen taak die alleen vandaag onder de aandacht moet worden gebracht. Vrijheid van meningsuiting, onafhankelijke media en de bescherming van minderheden zijn allemaal waarden die alle kandidaten voor het lidmaatschap van de Europese Unie onvoorwaardelijk moeten respecteren. De jonge Montenegrijnse democratie moet in haar samenleving een passende en prominente plaats bieden voor ngo’s. Commissaris, ik zou een speciale wens onder uw aandacht willen brengen die ik tijdens mijn verblijf in Montenegro heb gehoord toen ik met politici daar heb gesproken. Het is belangrijk dat de betrekkingen tussen Montenegro en Servië zich geleidelijk aan ontwikkelen zonder dat Servië probeert zich via etnische Servische partijen in de ontwikkeling van zijn buurland te mengen. Die denkrichting heeft in de geschiedenis van Zuidoost-Europa reeds grote schade aangericht. Ulrike Lunacek, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil graag onze collega Charles Tannock bedanken voor zijn zeer goede en evenwichtige verslag, en ik ben blij dat we eensgezind betreuren dat Montenegro weliswaar de status van kandidaat-lidstaat heeft gekregen, maar nog geen onderhandelingen mag beginnen. Net als eerdere sprekers zou ook ik graag willen dat Montenegro verder kan gaan met de onderhandelingen en ik hoop dat de vertraging niet te lang zal duren. Het verheugt mij ook om van het Hongaarse voorzitterschap te horen dat het uitbreidingsproces van harte wordt gesteund. Daarom hoop ik dat er in elk geval nog dit jaar na de voortgangsrapportage vooruitgang wordt geboekt. Montenegro heeft in het verleden en in de laatste jaren veel bereikt, maar er zijn nog diverse gebieden die aanleiding geven tot bezorgdheid. Ik noem er drie: de bestrijding van corruptie, het tegengaan van discriminatie en milieuvraagstukken. Wat betreft de bestrijding van de corruptie en de georganiseerde misdaad ben ik blij dat we in dit verslag aan de autoriteiten vragen om geen druk uit te oefenen op ngo's en maatschappelijke organisaties die onderzoek doen naar corruptie en georganiseerde misdaad. Zij moeten in alle vrijheid hun werk doen en de staat helpen om de corruptie en de georganiseerde misdaad te elimineren. Het tweede aspect is het tegengaan van discriminatie. Er zijn nog steeds tal van groeperingen ten aanzien waarvan dit, ondanks goede wetgeving, niet werkt: Roma, Ashkali en Egyptenaren, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen; en op de Internationale Vrouwendag moeten we ook gendergelijkheid noemen.
263
264
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tot slot de milieuvraagstukken. Montenegro noemt zichzelf in zijn grondwet een milieuvriendelijke staat en dat is geweldig. Het probleem is echter dat de prachtige kust en bergen van Montenegro vernietigd dreigen te worden als er geen goede, transparante vooruitgang wordt geboekt naar aanleiding van milieuevaluaties. Daarom hoop ik dat dit land een stap voorwaarts zal zetten, het maatschappelijk middenveld een rol zal geven en op milieuterrein met transparante processen zal werken, en dan denk ik met name aan waterkrachtcentrales. György Schöpflin (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het in zoverre met de meeste sprekers eens dat Montenegro ondanks een slechte uitgangspositie aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt met betrekking tot zijn integratie in de EU. Net als de andere voormalige Joegoslavische republieken heeft het land te kampen gehad met de ondergang van het communisme, het uiteenvallen van de staat, de oorlog die volgde en vervolgens de opbouw van een nieuw systeem op de ruïnes van het oude. Dit is geen gemakkelijke taak en er zijn enkele negatieve aspecten van het vorige systeem die in nieuwe gedaanten voortleven. Wat echter belangrijk is, is de opkomst van een jongere elite die zich wil inzetten voor een Europese toekomst, waarbij de mislukte verbintenis met Servië zeker een stuwende rol heeft gespeeld. De problemen zijn natuurlijk nog niet voorbij. Er zijn er al enkele genoemd. Het zijn de gebruikelijke problemen waarmee voormalige communistische landen te maken hebben of hebben gehad: corruptie, criminaliteit, misstanden in de rechtspraak, weinig efficiënte openbare diensten, en dergelijke. Het leiderschap zal er hard aan moeten trekken om deze en vergelijkbare onvolkomenheden in de politieke, economische, juridische en bestuurlijke stelsels te herstellen en het moet voorbereid zijn op actief en passief verzet van degenen die van het bestaande systeem profiteren. Elk voormalig communistisch land heeft met overeenkomstige problemen te maken gehad. De vastbeslotenheid van de elites en het grote publiek om deel uit te maken van een Europese toekomst is waarschijnlijk de belangrijkste bepalende factor voor de uiteindelijke toetreding van Montenegro tot de EU. Monika Flašíková Beňová (S&D). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, vooruitgang in de Europese integratie is een van de factoren die fundamenteel bijdragen tot de verdere ontwikkeling van Montenegro. Economisch gezien heeft het land een zekere mate van macro-economische stabiliteit bereikt, en het heeft ook vorderingen gemaakt met de naleving van de politieke criteria van de Top van Kopenhagen of de bijeenkomst van de Raad in Kopenhagen. We moeten echter meer druk uitoefenen, met name op het gebied van de versterking van de rechtsstaat – waaronder ook de hervorming van het gerechtelijk apparaat. Verder is het essentieel dat het land de doorlopende inspanningen voor de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad voortzet. En het is wenselijk dat er vooruitgang wordt geboekt met de hervorming van het overheidsbestuur en het kiesstelsel, evenals met de versterking van de rol van het parlement. We zullen de nadruk moeten leggen op de invoering van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media. Tevens zou het een goede zaak zijn samen te werken met het maatschappelijk middenveld en te proberen discriminatie tegen te gaan en de sociale en economische integratie van minderheidsgroeperingen in de samenleving te bevorderen, waaronder de Roma. Regionale samenwerking en goed nabuurschap zijn ongetwijfeld eveneens onontbeerlijk voor een geslaagde integratie in de EU.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijnheer de commissaris, dames en heren, Montenegro heeft zich aanzienlijk ingespannen om te voldoen aan de criteria voor een succesvolle integratie in de Europese Unie en het is dan ook tijd te overwegen het land de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen. Ik denk dat dit haalbaar is. Eduard Kukan (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur, de heer Tannock, bedanken voor en feliciteren met zijn uitstekende verslag en zeer goede voorbereiding van de resolutie. Montenegro heeft goede vooruitgang geboekt in het integratieproces. Het land speelt ook een constructieve rol in het behoud van de regionale stabiliteit. Het is op de goede weg, zoals vorig jaar al werd bevestigd toen de Commissie en de Raad Montenegro de status van kandidaat-lidstaat verleenden. Ik hoop dat dit ervoor zal zorgen dat er snel aan de resterende criteria voor het openen van toetredingsonderhandelingen wordt voldaan, zodat die onderhandelingen kunnen beginnen. Tot het zover is, moet de regering van Montenegro zich erop richten om vooruitgang te boeken op enkele cruciale gebieden, die duidelijk zijn aangegeven. Recapitulerend zijn dat: de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad, verkiezingswetgeving, een versterking van de controlerende rol van het parlement tegenover de regering, een grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld via een dialoog met de overheid, hervorming van de rechtspraak, waarbij de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en het openbaar ministerie steeds meer wordt versterkt, en de aanpak van corruptie, die overheidsinstellingen, de economische en sociale ontwikkeling en het functioneren van het openbaar bestuur ondermijnt. Tot slot verheugt het mij om te zien dat Montenegro gestaag vooruitgang boekt in het integratieproces. Daarom hoop ik dat de Raad besluit om spoedig onderhandelingen met het land te gaan voeren. Zoran Thaler (S&D). – (SL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Győri, commissaris Füle, ik zou de rapporteur, Charles Tannock, willen feliciteren met wat hij heeft gepresteerd in de vorm van de resolutie over Montenegro, waarover wij morgen stemmen. Montenegro is een belangrijk baken van hoop voor het uitbreidingsproces van de Europese Unie in de Westelijke Balkan. Montenegro is een staat en maatschappij zonder objectieve problemen die het ervan zouden kunnen weerhouden te doen wat nodig is om het lidmaatschap van de Europese Unie te verkrijgen. Zijn buren Bosnië en Herzegovina en Macedonië zijn echter niet zo fortuinlijk geweest. De zeven hoofdprioriteiten van de Europese Commissie zijn duidelijk en ik zou willen voorstellen dat de regering van premier Igor Lukšić er op een vastberaden manier werk van maakt en op deze manier de onderhandelingen over het volledige lidmaatschap van Montenegro opent. Hierbij zou de regering moeten vertrouwen op het maatschappelijk middenveld van Montenegro, de vrijdenkende intellectuelen en de non-gouvernementele organisaties. De critici zijn niet de vijanden van Montenegro, de onafhankelijke media zijn niet de vijand, maar een waardevol goed voor Montenegro. Uiteraard blijft het van essentieel belang om de corruptie en de georganiseerde misdaad te bestrijden. In de woorden van een Montenegrijns volkswijsje: "Montenegro mag dan klein zijn, het is eerbiedwaardig en eerlijk." Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de stabiliteit op de Westelijke Balkan zal nog verder worden bestendigd nu de Europese Commissie Montenegro heeft aanbevolen
265
266
NL
Handelingen van het Europees Parlement
als kandidaat-land. Tezelfdertijd wil ik benadrukken hoe belangrijk het is dat er tot op de letter wordt voldaan aan de criteria van Kopenhagen, die essentieel zijn voor het Europese integratieproces. Hoewel er enorme vorderingen zijn gemaakt, moeten de Montenegrijnse autoriteiten nog steeds hervormingen doorvoeren op belangrijke gebieden. Zo voel ik mij geroepen het verslag van de Commissie over de toename van corruptie en onwetmatige belastingtransacties te noemen. Met het oog daarop is het van het hoogste belang dat er een speciale structuur wordt opgezet om deze problemen te bestrijden. Anderzijds ontberen de rechten van minderheden, en ik denk hierbij met name aan de rechten van de Roma, nog steeds de noodzakelijke wettelijke grondslag. Een verwijzing naar de status van minderheden in de grondwet, tezamen met hun rechten, zal een positief signaal zijn voor de Europese integratie. Ik ben ingenomen met de promotie van Montenegro als een land dat zich sterk maakt voor het milieu. Milieubescherming is een van de hoofddoelstellingen van de EU. Op dit punt vraag ik de aandacht voor het negatieve effect van ongebreideld, slecht beheerd toerisme. Langere toekomstige toetredingsonderhandelingen zouden hiervan het gevolg kunnen zijn. Tot slot wil ik opmerken dat het Montenegrijnse uitzicht op integratie in de EU Europa helpt zijn verleden in de Balkanregio een plaats te geven. Csaba Sándor Tabajdi (S&D). (HU) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Győri, commissaris, ik ben verheugd dat het Hongaarse voorzitterschap de uitbreiding van de Westelijke Balkan als een van zijn prioriteiten beschouwt, en ik vertrouw erop dat het er wezenlijk aan zal bijdragen dat Montenegro niet louter kandidaat-lidstaat blijft, maar dat er eindelijk een begin wordt gemaakt met de toetredingsonderhandelingen. Mijn collega’s hebben het er al over gehad hoe belangrijk de bestrijding van corruptie bij de toetreding van een land van de Westelijke Balkan is, maar er zijn nog twee andere kernpunten. Het ene betreft de vraag hoe het staat met de nabuurschapsverhoudingen. Op dat gebied heeft Montenegro heel goed gepresteerd door overeenkomsten met Kroatië en Servië te ondertekenen. Het andere betreft minderheidskwesties. Montenegro heeft een voorbeeldige minderhedenwet, die in veel opzichten voortbouwt op de ervaringen die zijn opgedaan met het model voor minderhedenbestuur in mijn eigen land, Hongarije, maar ik betreur het dat de verkiezingswet op dit moment uitgerekend vanwege de onopgeloste vertegenwoordiging van minderheden is gestrand. Ik hoop dat onze Montenegrijnse vrienden ook dit probleem zullen oplossen. Jan Kozłowski (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik Montenegro feliciteren dat het in december 2010 de status van kandidaat voor toetreding tot de Europese Unie heeft verworven. De politieke dialoog van dit land met de Europese instellingen is reeds ver gevorderd, hoewel de dialoog nog niet erg lang wordt gevoerd. De tenuitvoerlegging van het hervormingsproces van Bologna en de verbeteringen in de werking van de arbeidsmarkt getuigen bijvoorbeeld van het grote engagement van Montenegro en de sterke politieke wil om veranderingen door te voeren. Zoals echter uit de mededeling van de Commissie betreffende het verzoek van Montenegro blijkt, toont de aanhoudende hoge werkloosheid aan dat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet op elkaar zijn afgestemd, en dat het onderwijssysteem zijn zwakke kanten heeft. Montenegro moet daarom zijn uiterste best doen om alle maatschappelijke groepen, ook die groepen die met sociale uitsluiting zijn bedreigd, de mogelijkheid te geven om
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kwalitatief hoogstaand algemeen onderwijs te volgen en om de burgers de nodige bekwaamheden mee te geven om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Janusz Władysław Zemke (S&D). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, dit debat heeft aangetoond dat Montenegro steeds beter voorbereid is om toe te treden tot de structuren van de Europese Unie. Dit is natuurlijk van groot belang voor Montenegro zelf, maar ik wil ook wijzen op het feit dat het proces nog twee andere dimensies heeft. Ten eerste is er de Europese dimensie, die aantoont dat de beginselen en waarden die de werking van de Europese Unie regelen nog steeds aantrekkelijk zijn voor de rest van Europa. De tweede dimensie houdt verband met de Balkan, want dit proces wijst de andere Balkanstaten de weg die ze kunnen, en ook zouden moeten kiezen. Dit is een moeilijke, maar haalbare weg. Ik heb nog een klein vraagje: Kan commissaris Füle het verdere tijdschema voor de toetreding van Montenegro tot de Europese Unie aangeven? Dank u. László Tőkés (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, als burger van Roemenië die sterk gelooft in de voordelen van een welvarende multi-etnische samenleving die gebaseerd is op de vreedzame co-existentie en verzoening tussen volken ben ik blij met de inspanningen van Montenegro om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen, voor wat betreft de stabiliteit van de instellingen die de democratie garanderen, en aan te sluiten bij de Europese en internationale normen. Montenegro is een parlementaire democratie met een constitutioneel en wetgevend kader voor de rechtsstaat, de mensenrechten en eerbied voor en de bescherming van minderheden. De tenuitvoerlegging van de wetgeving vertoont echter hiaten. Er is nog steeds sprake van ernstige corruptie, de georganiseerde misdaad blijft een serieus probleem en de efficiëntie van de rechterlijke macht geeft aanleiding tot bezorgdheid. Ik moedig Montenegro aan om zijn constructieve betrokkenheid bij regionale samenwerking en de versterking van de bilaterale betrekkingen met zijn buurlanden voort te zetten. Katarína Neveďalová (S&D). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, het bezoek van commissaris Füle vorige week aan Montenegro toont aan dat de regering van dit land zich daadwerkelijk inzet voor integratie in de EU en dat een dergelijke benadering de meeste perspectieven biedt voor ieder land dat EU-lid wil worden. De sociale en politieke veranderingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden in Montenegro, zijn niet alleen voor de EU een positief signaal, maar ook voor de buren van het land. Daarnaast is de Montenegrijnse regering lof toegezwaaid door de VN voor het brede scala van problemen dat zij heeft weten aan te pakken. Volgens het verslag inzake het VN-ontwikkelingsprogramma is Montenegro in staat in 2015 de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te hebben verwezenlijkt, te weten de uitbanning van armoede, basisonderwijs voor iedereen en verlaging van de kindersterfte. De premier van Montenegro, Igor Lukšič, stelde tijdens zijn recente bezoek aan Brussel dat zijn land het lidmaatschap van de EU en van de NAVO als prioriteit heeft aangemerkt. Persoonlijk denk ik daarom dat de inspanningen van Montenegro van buitengewoon belang zijn en ik sta volledig achter de ondersteuning en hulp die de EU momenteel verleent aan het land. Mijns inziens zal de toetreding van Montenegro tot de EU in de nabije toekomst een feit zijn.
267
268
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Raffaele Baldassarre (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, hoewel er tot op heden in het proces van de Europese integratie uitstekende resultaten zijn behaald, zitten er toch nog enkele hiaten in sectoren die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van een democratisch stelsel en voor het welslagen van de rechtsstaat. Ondanks de vooruitgang die is geboekt door middel van de wetswijzigingen op het gebied van strafvervolging en andere primaire wetten, is er ten aanzien van andere onderwerpen nog steeds sprake van een aanzienlijke achterstand. Ik doel hier met name op de noodzaak om de verantwoordelijkheid, doeltreffendheid en transparantie van de rechterlijke macht te waarborgen. Ook bij de openbaar aanklagers moet de transparantie worden gewaarborgd, evenals het feit dat ze onafhankelijk moeten zijn van politieke bemoeienis. Hiervoor zijn ingrijpende wijzigingen van het systeem voor de benoeming van rechters en openbaar aanklagers vereist en moet een einde worden gemaakt aan de praktijk dat rechters en openbaar aanklagers alleen door het Parlement en de regering worden benoemd. Tenslotte, (…) voor een betere toegang tot justitie en kosteloze rechtsbijstand. Corina Creţu (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de Montenegrijnse status van kandidaat-land is een resultaat van het opendeurbeleid waarmee de Europese Unie zich afficheert, en waar Oost-Europa, en ook de Westelijke Balkan, zoals in dit geval, wel bij varen. Montenegro staat aan het begin van een reis die zeker niet zonder obstakels zal zijn, maar het heeft toetreding in het vizier, een routekaart tot zijn beschikking en kan bovendien profiteren van de ervaringen van de landen in de regio die nog niet zo lang geleden eenzelfde weg hebben afgelegd. Het is van belang dat het volgende landenverslag positief is, zodat de toetredingsonderhandelingen daadwerkelijk van start kunnen gaan. Mijns inziens is de Europese Unie erin geslaagd een doorslaggevende bijdrage te leveren aan het verzoeningsproces in voormalig Joegoslavië. Als alle landen die zijn voortgekomen uit de uiteengevallen Joegoslavische federatie eenmaal zijn aangesloten bij de Europese Unie, zal dat ook de resterende wonden helen van een gewelddadig verleden, dat de gehele Europese gemeenschap nog altijd bezighoudt. Ik wens Montenegro veel succes toe bij zijn inspanningen om het land te moderniseren zodat het kan voldoen aan de toetredingseisen. Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de verwachting was eigenlijk dat toeristen en zakenlieden meer gebruik zouden maken van de visumversoepeling voor Servië, Montenegro en Macedonië. In plaats daarvan is er eerder sprake van een grotere toestroom van economische vluchtelingen. In dit verband is het ongetwijfeld belangrijk voorlichtingscampagnes in de betrokken landen te houden om duidelijk te maken dat een bezoekersvisum niet gelijk gesteld kan worden met asiel of een baan in de EU. Dat de EU druk heeft moeten uitoefenen opdat zogenaamde reisbureaus, die zich hadden gespecialiseerd op een permanent vertrek naar de EU, werden gesloten, laat zien dat het aan het nodige bewustzijn van het probleem ontbreekt. Het valt nog te bezien in hoeverre de geplande systemen voor vroegtijdige waarschuwing voor een massale toestroom zullen functioneren in verband met de Roma-problematiek. Het lijkt er tenslotte op dat velen niet voor een toekomst in hun herkomstland op de Balkan, zoals Montenegro, kiezen, maar de nieuwe vrijheid om te reizen benutten om de EU op onrechtmatige wijze binnen te komen. Er bestaat evenwel geen recht op toegang tot de Europese socialezekerheidsstelsels.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In ieder geval is het belangrijk dat Montenegro zich verdere inspanningen getroost om aan de EU-normen op het gebied van justitie, corruptiebestrijding en bescherming van minderheden te voldoen, teneinde in aanmerking te komen voor een Europees perspectief. Štefan Füle, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, onze discussie is in die zin productief gebleken dat we nog eens hebben bevestigd welke stappen Montenegro moet zetten om verdere vooruitgang te boeken in zijn streven om lid te worden van de Europese Unie. In de ontwerpresolutie die we vandaag hebben besproken en in het advies van de Commissie van november vorig jaar wordt erkend dat Montenegro veel heeft bereikt, maar er moet nog aanzienlijk meer gebeuren. Het land bevindt zich nu in een beslissende fase. Er zijn tastbare resultaten nodig als Montenegro de volgende fase van integratie in Europa wil ingaan. Nu het land de status van kandidaat-lidstaat heeft verworven, moet het de vaart erin houden; hervormingen moeten vastberaden worden voortgezet. De doelen zijn genoegzaam bekend: Montenegro moet voldoen aan de gestelde prioriteiten en kan, als het daarmee klaar is, het onderhandelingsproces ingaan. Hoe snel Montenegro het lidmaatschap van de Europese Unie verwerft, is afhankelijk van de resultaten die het zelf boekt. Dat verklaart ook waarom ik aarzel om al met een tijdschema te komen, zoals velen van u mij hebben gevraagd. Ik ben er echter van overtuigd dat Montenegro met onze steun, maar vooral met de vastberadenheid van zijn eigen burgers, het lidmaatschap van de Europese Unie daadwerkelijk dichterbij kan brengen. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil u ten eerste bedanken voor deze buitengewoon vruchtbare gedachtewisseling. Het is bemoedigend te zien dat het Europees Parlement de inspanningen van Montenegro in de richting van Europese integratie nog altijd van ganser harte steunt. Ik wil u geruststellen dat de bedenkingen en taken die door u tijdens de gedachtewisseling zijn verwoord voorkomen op de agenda van de dialoog tussen de Europese instellingen over het Europese perspectief van Montenegro, en we doen ons best om die op de juiste wijze aan te pakken. Er zijn een aantal opmerkingen gemaakt en vragen te berde gebracht met betrekking tot de vraag wat er gebeurt tussen de toekenning van de status van kandidaat-lidstaat en de start van de onderhandelingen, dus waarom we niet nu meteen, onverwijld een begin maken met de onderhandelingen. Het zal u wellicht bekend zijn, de commissaris heeft het er ook al over gehad en ik heb er zelf ook aan gerefereerd, dat nu Montenegro de status van kandidaat-lidstaat heeft verworven, de Commissie voorwaarden heeft vastgelegd die het moet nakomen. Dat zijn er zeven, waaronder de rechtsstaat, de bestrijding van de georganiseerde misdaad, de bestrijding van corruptie, enz., en de Commissie zal de vooruitgang op die gebieden evalueren, welke evaluatie vervolgens in de loop van het najaar aan de Raad zal worden voorgelegd, waarna kan worden besloten of we een fase hebben bereikt waarin met de onderhandelingen kan worden begonnen. Ik dank u nogmaals voor het debat en ik denk dat ook dat bewijst dat het Europees Parlement bereid is een positief signaal aan de Westelijke Balkan af te geven. Een boodschap die bewijst dat het uitbreidingsproces loopt, nog steeds bestaat en geloofwaardig moet zijn. Dit betekent dat de vooruitgang die wordt geboekt met iedere staat in de regio gebaseerd is op een persoonlijke benadering en in verhouding staat tot de geleverde prestaties. Dat betekent in het geval van Montenegro wat hier ter sprake is gekomen, in het geval van Servië dat de antwoorden op de ontvangen vragenlijst geformuleerd zijn en nu door de Raad zullen
269
270
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden geëvalueerd, en in het geval van Kroatië dat het zijn huiswerk moet afmaken en zich op alle mogelijke manieren moet voorbereiden om te zorgen dat de onderhandelingen nog tijdens het Hongaarse voorzitterschap kunnen worden afgesloten. Zo blijft het proces geloofwaardig en krijgen we onze onmiddellijke buurlanden, deze ware Europese landen, op de juiste weg, zodat zij uiteindelijk bij de juiste mate van voorbereiding tot de EU kunnen toetreden. De Voorzitter. – Tot besluit van het debat is er een ontwerpresolutie (2) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement. Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag 9 maart 2011 plaats. 16. EU-strategie voor de integratie van de Roma (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A7-0043/2011) van Lívia Járóka, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over de EU-strategie voor de integratie van de Roma (2010/2276(INI)). Lívia Járóka, rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag al mijn collega's in het Europees Parlement en ook alle maatschappelijke organisaties bedanken voor hun steun en waardevolle inbreng bij het opstellen van dit gewichtige verslag. Als ik even een persoonlijke opmerking mag maken: ik wil hier mijn dank uitspreken aan mijn collega's op kantoor, mijn politieke adviseur in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, die al jaren deze strategie steunt, en mijn kabinetschef van de afgelopen jaren, die samen met mij hiervoor heeft gestreden. Ik ben ook dank verschuldigd aan mijn gezin, dat mij in de gelegenheid heeft gesteld om een vooraanstaande rol in deze strijd te vervullen, een strijd die ten slotte vruchtbaar is geweest. We hebben overeenstemming bereikt in zes politieke fracties, 27 lidstaten en vijf zeer belangrijke parlementaire commissies. Ik denk dat we op deze manier een boodschap uit kunnen laten gaan naar de Commissie, de Raad en de lidstaten waarmee rekening moet worden gehouden, en daarmee hebben we een belangrijke stap gezet in de richting van een EU-breed beleid om de armoede en sociale uitsluiting van de grootste etnische minderheid van ons continent terug te dringen. Een aanzienlijk deel van de Europese Roma leeft in zulke erbarmelijke omstandigheden – bijna volledig van de economie afgesneden, en daardoor ook van hun fundamentele mensenrechten beroofd – dat het stimuleren van de sociale integratie niet in de vorm van rectificaties van de algemene beleidsvoering gezien kan worden, maar als overbrugging van één van de diepste kloven bij de verwezenlijking van grondwettelijke en mensenrechten in Europa moet worden beschouwd. De beleidsvoering op EU-niveau om armoede en sociaal isolement onder de Europese Roma terug te dringen moet daarom in de eerste plaats de nadruk leggen op de verwezenlijking en bevordering van de fundamentele rechten op werk, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs.
(2)
Zie notulen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik zal in het kort de belangrijkste uitgangspunten en aanbevelingen van mijn verslag noemen. Het moet vooral om een interne EU-strategie gaan en het algemene toezicht op de prioritaire gebieden en doelstellingen moet daarom binnen de communautaire structuur worden uitgeoefend. De strategie mag de EU op geen enkele wijze verdelen en mag niet tot verdeeldheid tussen de lidstaten leiden. Het oprichten van een nieuw orgaan voor de coördinatie van en het toezicht op de strategie is juist overbodig en leidt tot nodeloze uitgaven. De toezichthoudende, coördinerende en controlerende taak moet door de Commissie worden vervuld en in dit verband valt te overwegen de Task Force voor de Roma als permanent orgaan te handhaven. De Commissie moet jaarlijks verslag uitbrengen over de voortgang van de strategie, de resultaten evalueren en verbeteringsvoorstellen aan de Raad voorleggen. In dit verband zou naar het voorbeeld van het scorebord voor de interne markt een Europees scorebord voor de strategie voor de Roma kunnen worden ontwikkeld. De aanwijzing van een administratief orgaan of overheidsambtenaar als nationaal contactpunt zou grote praktische voordelen met zich meebrengen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie en dit contactpunt kan dienen als bron van advies en reflectie voor het toezicht op de strategie door de Commissie. In de strategie moet ook rekening worden gehouden met de territoriale dimensie van isolement, aangezien sociale benadeling niet gelijkmatig over alle lidstaten is gespreid, maar armoede en sociaal isolement geconcentreerd zijn in onderontwikkelde microregio's die in veel van de nieuwe lidstaten voornamelijk door Roma bevolkt zijn. Gemeenschappelijke, vergelijkbare en betrouwbare indicatoren zijn van essentieel belang voor een realistische analyse van de vooruitgang van de strategie en om te voldoen aan de eis van doeltreffende controle. Ik beveel dan ook aan om de indicatoren van Laken en hun aanvullende componenten goed te keuren om de sociale en territoriale uitsluiting te meten en de vooruitgang te evalueren. Een kaart van crisisgebieden voor geheel Europa is noodzakelijk, waarop aan de hand van distinctieve kenmerken de microregio's zijn aangegeven. Een deel van het cohesiebudget moet in het komende meerjarig financieel kader opzij worden gezet in een prestatiereserve voor de strategie. Dit kan zorgen voor essentiële middelen en doorslaggevende stimulansen voor de tenuitvoerlegging van de strategie door middelen op concurrerende basis toe te wijzen aan de hand van het criterium hoe het voorgestelde project of de voorgestelde interventie de doelstellingen van de strategie ondersteunt en uitvoert. Op deze manier kunnen we aan de ene kant afwijken van de algemeen gevolgde praktijk van grote contribuanten die hun opbrengsten uit de niet gebruikte fondsen maximaliseren en kan er aan de andere kant een rechtstreekse koppeling tot stand worden gebracht tussen de toewijzing van middelen en het behalen van resultaten. Dit zijn de uitgangspunten en prioriteiten die volgens mij hoog moeten worden gehouden in de Europese Roma-strategie en ik kijk uit naar uw opmerkingen over mijn verslag. (Applaus)
271
272
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zoltán Balog, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, het Hongaarse voorzitterschap hecht grote betekenis aan de kwestie van integratie van de Roma, en is het Europees Parlement dankbaar voor de actieve steun die het terzake heeft verleend. Laten we niet vergeten wat er op het spel staat. We hebben het over de levenskans van miljoenen EU-medeburgers, die het recht hebben op dezelfde mogelijkheden als ieder ander, en onze samenlevingen kunnen het zich niet veroorloven om het potentieel dat zij hebben links te laten liggen. Staat u mij daarom toe u te feliciteren met de uitstekende ontwerpresolutie die u op het punt staat aan te nemen en die ik krachtig ondersteun. Wij delen uw streven om beloften door daden te laten volgen. Op 8 april wordt overal ter wereld de Internationale Dag van de Roma gevierd. Het Hongaarse voorzitterschap organiseert die dag in Boedapest de vijfde bijeenkomst van het geïntegreerde Europees platform voor integratie van de Roma, die zeker ook door velen van u zal worden bijgewoond. Als een van de belangrijkste onderdelen van dit evenement zal de Commissie haar strategische mededeling hierover bekendmaken en verzoeken we mevrouw Járóka om daar de voornaamste aspecten van de resolutie te presenteren. Het Hongaarse voorzitterschap zal vervolgens ontwerpconclusies van de Raad opstellen, die door de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken naar we hopen tijdens zijn vergadering van 19 mei zullen worden aangenomen. Deze conclusies zullen zich uitsluitend met de kwestie van integratie van de Roma bezighouden, en we zullen streven naar versterking van de samenwerking tussen de EU en haar lidstaten op het gebied van economische en sociale integratie van de Roma. Daarnaast zijn we van plan om ook in andere Raadsformaties gedachtewisselingen te organiseren over de ideeën van de Commissie, en eind mei zal de Raad Algemene Zaken er als voorbereiding op de vergadering van de Europese Raad in juni een oriënterend debat over houden. Om vooruitgang te kunnen boeken moeten we van alle stereotypen, generalisaties en vooroordelen af. We moeten ons realiseren dat de levensomstandigheden van de Roma overal heel erg verschillen. Verder moeten we de historische oorzaken van hun sociale uitsluiting voor ogen houden. Niet alle burgers kunnen in dezelfde mate profiteren van de voordelen van de politieke machtswisseling en de transitie naar een markteconomie die in Midden- en Oost-Europa hebben plaatsgevonden. Heel veel Roma zijn juist in de afgelopen twintig jaar in de marge van de samenleving terechtgekomen. Vandaag de dag is het bijzonder belangrijk dat we uit racistische motieven gepleegde agressieve daden met kracht veroordelen, ongeacht wie ze begaat. In een moeilijke economische situatie worden kwetsbare personen nog kwetsbaarder, en zoeken ze de oorzaak van hun ellende vaak in elkaar. We delen echter gemeenschappelijke waarden en middelen om hen te beschermen, aangezien het al meer dan tien jaar geleden is dat de Raad zijn richtlijnen inzake een verbod op discriminatie op grond van ras heeft aangenomen. Ik ben er in het bijzonder mee ingenomen dat er speciale nadruk is gelegd op desegregatie. Segregatie creëert een vicieuze cirkel en brengt scheidslijnen tot stand in samenlevingen. Ik ben ook heel blij dat deze resolutie zich eveneens uitstrekt tot gendergelijkheid. Laat ik u herinneren aan een eerdere resolutie die u in 2006 heeft aangenomen betreffende de situatie van Roma-vrouwen. Alle vrouwen moeten hun capaciteiten kunnen benutten. We hebben ook meer Roma-vrouwen nodig bij de besluitvorming. Dames en heren, de
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
rapporteur voor dit onderwerp, mevrouw Lívia Járóka, kan ons allemaal ook in dat opzicht inspireren - vooral de vrouwen, maar ook de mannen. Ik wil mevrouw Járóka en u allen nogmaals bedanken voor uw deelname aan dit cruciale proces, en ik zou u er nogmaals aan willen herinneren dat het Hongaarse voorzitterschap vastbesloten is om op dit gebied zinvolle resultaten te behalen. Ik verzoek u vriendelijk om ons daarbij te helpen. Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals u weet is de Europese Unie gebaseerd op rechten en waarden, en daarbij horen ook de bescherming van minderheden, vrij verkeer en het verbod van discriminatie, en al deze beginselen zijn volledig van toepassing op de Roma. De sociale en economische integratie van de Roma is volgens mij een morele verplichting, maar is tevens – zoals het verslag van het Parlement terecht aangaf – van economisch belang voor onze Europese samenlevingen. Het is voor de EU een prioriteit, die de inzet en gezamenlijke inspanningen behoeft van nationale en plaatselijke autoriteiten, het maatschappelijk middenveld en de instellingen van de EU. Ik wil mevrouw Lívia Járóka graag feliciteren met het fantastische werk dat zij heeft verzet. Ze heeft geprobeerd het hele Parlement erin te betrekken en een voorstel verkregen dat de zinvolle input van Parlementsleden uit alle fracties weerspiegelt, en ik vind dat een hele prestatie. Mevrouw Járóka, dit zal ons helpen de integratie van de Roma hoog op de politieke agenda te houden. Het zal ons helpen de benodigde stappen te zetten om de situatie van de Roma en hun sociale en economische integratie in de samenleving te verbeteren. Graag zou ik u op de hoogte willen brengen van de huidige stand van zaken. Zoals u misschien nog weet, heeft de Commissie op 7 april 2010 een mededeling aangenomen over de sociale en economische integratie van de Roma in Europa, en dat was het allereerste beleidsdocument dat specifiek aan de Roma was gewijd. Deze mededeling bevatte een concrete lijst maatregelen om de lidstaten te helpen hun beleid inzake de integratie van de Roma doeltreffender te maken en de voornaamste toekomstige uitdagingen te definiëren: discriminatie, armoede, lage onderwijsniveaus, barrières op de arbeidsmarkt, huisvesting, segregatie, enzovoort. Vervolgens kwam de beoordeling door de interne taskforce voor de Roma van de Commissie, die op 7 september 2010 werd opgericht, waaruit zeer duidelijk bleek dat er geen aanwijzingen zijn dat er krachtige en evenredige maatregelen in de lidstaten zijn getroffen om de sociale en economische problemen van een groot deel van de Romabevolking in de EU aan te pakken. Dit is een situatie die niet aanvaardbaar en ook niet houdbaar is, en daarom werkt de Commissie aan een EU-kader voor nationale strategieën voor de integratie van de Roma, dat zij begin april zal presenteren. Dit Parlement heeft om een EU-strategie verzocht, en de Commissie gaat in op dit verzoek. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er een effectieve planning en tenuitvoerlegging van het beleid moeten komen, en dat we een strategische aanpak moeten hebben. Ik denk dat we het er ook over eens zijn dat de primaire verantwoordelijkheid voor Romagemeenschappen ligt bij de lidstaten waarin deze Romagemeenschappen zich verplaatsen. Dat is dan ook de reden waarom de Commissie dit EU-kader opstelt in combinatie met nationale strategieën voor de integratie van de Roma, want we hebben beide nodig: we moeten weten welke kant we gezamenlijk opgaan en we moeten weten welke kant elke afzonderlijke lidstaat opgaat, zodat we het beleid specifiek op de problemen van de Roma in die lidstaat kunnen afstemmen.
273
274
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het EU-kader dat in april gepresenteerd zal worden, zal voortbouwen op uw verslag, mevrouw Járóka, op de werkzaamheden van de taskforce voor de Roma van de Commissie en natuurlijk op de vele verschillende bijdragen vanuit de lidstaten en het maatschappelijk middenveld. Om een doorbraak te verwezenlijken is er behoefte aan concrete maatregelen, aan duidelijke beloften en aan een beter gebruik van de diverse wettelijke en financiële instrumenten die beschikbaar zijn. Ik zal mijn toespraak niet te lang maken, want mijn collega de heer Andor is verantwoordelijk voor dit dossier, maar de Europa 2020-strategie leidt naar een nieuwe weg voor standvastige economische en sociale maatregelen voor mensen die gemarginaliseerd worden, en we weten dat armoede een zeer groot probleem is in de grootste minderheidsgroepering van Europa. Hier is zowel op nationaal als op EU-niveau een vastberaden optreden voor nodig. De Commissie vindt het ook erg belangrijk lering te trekken uit het verleden en ervoor te zorgen dat de inspanningen van alle belanghebbenden, op alle niveaus, vanaf dat van de EU tot aan het plaatselijke niveau, zeer goed gecoördineerd worden. Voor deze coördinerende werkzaamheden hebben we immers het Europees platform voor de integratie van de Roma, en dat is een uniek mechanisme om de belanghebbenden erin te betrekken. Ik geloof dat het belangrijk is de rol van dit platform in de toekomst te versterken. Ik was ook zeer geïnteresseerd in het voorstel van het Parlement een nationaal contactpunt in te stellen, en wij zullen dit meenemen bij het opstellen van het EU-kader. Ik verzeker u ook dat de Commissie hierbij speciale aandacht zal besteden aan de noodzaak de ontwikkelingen, het proces en de voortgang in de praktijk te volgen, en wat dat betreft doe ik een beroep op het Parlement. Dit moet niet alleen maar een zeer goed verslag van het Parlement en vervolgens een interessant kader vanuit de Europese Unie zijn. Het moet een werk in uitvoering zijn, dat gemeten en bijgehouden wordt, zodat we kunnen zien welke kant we in de toekomst opgaan, en wat dat betreft zullen we steeds nauw blijven samenwerken met de lidstaten en met dit Parlement, evenals met alle belanghebbenden. (Applaus) László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken bedanken voor haar uitstekende werk aan de EU-strategie voor de integratie van de Roma, en de rapporteur, mevrouw Lívia Járóka feliciteren met de overweldigende steun die dit verslag van het Parlement heeft gekregen. Het verslag is zowel nuttig als bemoedigend. Nuttig, omdat het bijdraagt aan het lopende debat over de manier waarop de integratie van de Roma in de economie en de samenleving kan worden bevorderd. Bemoedigend, omdat het laat zien dat de Commissie en het Parlement dezelfde richting zijn ingeslagen en dat onze standpunten over de te volgen koers grotendeels samenvallen. Ten eerste erkent de Commissie dat de kwestie van de Roma een van de belangrijkste strategische uitdagingen is waarmee Europa wordt geconfronteerd, en tegelijkertijd biedt deze kwestie een van de meest hoopgevende kansen voor ons werelddeel. Als we het over kansen hebben, dan bedoelen we ook economische kansen. Er is feitelijk sprake van een sociale en economische noodzaak die in dit geval gekoppeld is aan een morele verplichting. Ten tweede toont het verslag van het Parlement overtuigend aan dat de sociaaleconomische situatie van de Roma een holistische aanpak vereist. Het verslag adviseert concentratie op een aantal prioriteitsgebieden, zoals onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting en
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gezondheidszorg. Deze gebieden zijn inderdaad van cruciaal belang voor een succesvolle integratie van de Roma. Ten derde juich ik het feit toe dat het verslag duidelijk op het belang wijst EU-financiering op de meest gepaste wijze in te zetten. Het is essentieel het beleid met adequate financiële middelen te onderbouwen. Hoewel we op dit gebied voortgang hebben geboekt, moet er nog meer gebeuren. Ten vierde ben ik het met het Parlement eens dat we een krachtig mechanisme moeten opzetten om de nationale strategieën voor de integratie van de Roma te volgen. Tot slot: ik heb terdege nota genomen van het voorstel in het verslag om de aandacht te richten op de territoriale dimensie van armoede, en met name in onderontwikkelde microregio's. De Commissie zal dit interessante voorstel zorgvuldig in beschouwing nemen. Het is duidelijk dat diverse lidstaten onvoldoende vooruitgang zullen kunnen boeken om de streefdoelen van Europa 2020 te halen als zij geen concrete stappen zetten om de integratie van de Roma te verbeteren. Het is dan ook hoog tijd om zowel op nationaal als op EU-niveau vastberaden op te treden. Hoewel het de lidstaten zijn die primair verantwoordelijk zijn voor het opstellen en ten uitvoer leggen van strategieën voor de integratie van de Roma, kan de EU hen daarin wel ondersteunen. We moeten ervoor zorgen dat de inspanningen op alle niveaus deel uitmaken van een samenhangend en consistent beleidskader. Ik heb er vertrouwen in dat het EU-kader voor nationale strategieën voor de integratie van de Roma – dat zoals de vicevoorzitter al zei, in april door de Commissie zal worden gepresenteerd – de EU-instellingen en alle belanghebbenden de mogelijkheid zal bieden de handen ineen te slaan en een concreet verschil te maken voor het leven van de Romabevolking in Europa. Kinga Göncz, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, laat mij met een verhaal beginnen. Een Hongaarse rechtbank heeft József B. en zijn echtgenote in 2009 wegens het in gevaar brengen van minderjarigen tot 10 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Hun misdaad was dat hun twee kinderen niet naar school gingen. Toen de kinderen dat nog wel deden waren ze vaak naar huis gestuurd, omdat ze met modderige schoenen en in vuile kleren op school waren gekomen. In de zigeunerkolonie waar ze wonen zijn geen verharde wegen, zodat de kinderen telkens wanneer ze door het weiland liepen met modderige voeten op school aankwamen. Ze hielden de vernedering uitgefoeterd en naar huis gestuurd te worden zo lang mogelijk vol, en begonnen vervolgens steeds meer te spijbelen, als gevolg waarvan hun ouders tot gevangenisstraf werden veroordeeld. De kinderen van József B. en zijn vrouw spijbelden niet omdat ze niet wilden leren. Het waren veeleer hun omstandigheden die hen ervan weerhielden te leren. Zonder de juiste kleding en schoenen, water en stroom in huis, en leermiddelen hadden ze geen kans om de basisschool af te maken. De ontsluiting van in hoge mate kansarme gemeenschappen is een complex proces, dat slechts stap voor stap volgens de lokale behoeften en op de lange termijn kan worden gerealiseerd. Europa kan daarbij helpen door op basis van feitelijke gegevens doelstellingen te bepalen, de benodigde instrumenten te verschaffen, het afleggen van verantwoording te eisen voor de uitvoering van de doelstellingen, en toe te zien op veranderingen in de situatie van de Roma. Het betekent ook de ontwikkeling van minder bureaucratische, snellere en
275
276
NL
Handelingen van het Europees Parlement
transparantere methodes dan tot dusver, waarmee gemeenschappen op de lange termijn worden ondersteund totdat die werkelijk voor zichzelf kunnen zorgen. Er kan niet mee worden volstaan een school voor de kinderen van József B. en zijn vrouw te bouwen. Ze hebben ook werk nodig om in hun onderhoud te voorzien, en de ouders moeten hun kinderen kunnen voeden, kleden en laten onderwijzen. Er is menswaardige huisvesting nodig, waar een kind zich kan voorbereiden op de lessen van de volgende dag, en waar verlichting en verwarming aanwezig zijn. Er zijn begaanbare wegen nodig om school en werk te kunnen bereiken. En er is ook behoefte aan empathische woorden die de vernederingen doen vergeten. De Europese Roma-strategie brengt geen onmiddellijke verandering teweeg, maar biedt wel een kans op verandering. De werkelijke vraag is of we regels en voorwaarden kunnen creëren die hulp bieden aan degenen die niet om financiële middelen kunnen wedijveren en nauwelijks in staat zijn om voor hun belangen op te komen. Non-discriminatie moet worden gegarandeerd, niet alleen op de arbeidsmarkt, maar op alle gebieden van het maatschappelijk leven. Segregatie in steden en op scholen moet worden uitgebannen, er moeten echte kansen worden gecreëerd en de Roma-gemeenschappen moeten worden betrokken op Europees niveau, het niveau van de lidstaten en lokaal niveau. En in ieder geval is er politiek engagement nodig van de kant van iedereen die ook op Europees niveau kan bijdragen tot een verbetering van de huidige situatie. Er kan niet mee worden volstaan een kader te verschaffen voor de Roma-strategieën van de lidstaten; er is een ware Europese Roma-strategie nodig, met betrokkenheid op Europees niveau, uiteraard zonder af te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Ik doe een beroep op de Commissie en de Raad om de inhoud van de resolutie van het Parlement in zijn geheel in hun documenten op te nemen en regelmatig verslag aan het Parlement uit te brengen over de resultaten. Andrey Kovatchev, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. – (BG) Mevrouw de Voorzitter, ik complimenteer mevrouw Járóka met haar uitstekende samenwerking. De integratie van de bijna 12 miljoen Roma in de Europese Unie kan niet worden volbracht zonder dat er vanuit zowel de Roma als de meerderheid van de betreffende lidstaten de wens hiertoe bestaat. De verantwoordelijkheid voor de integratie van de Roma-bevolking ligt zowel bij de lidstaten als de Europese Unie. Europese middelen moeten worden gebruikt om de technische infrastructuur te verbeteren, nieuwe huizen te bouwen of bestaande te restaureren, beter onderwijs te bieden en de toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren. Er bestaat geen algemene oplossing die overal op dezelfde manier kan worden toegepast. Wellicht zijn er zelfs binnen één afzonderlijk lidstaat, in de verschillende regio’s, verschillende benaderingen vereist. Ik vind dat de begunstigden van Europese fondsen betrokken moeten worden bij de bouw van hun eigen huis of de inrichting van hun eigen omgeving, zodat ze een gevoel van betrokkenheid ervaren gelet op de solidariteit die hun ten deel is gevallen, en dat maakt hen uiteraard tot goede huiseigenaren. De politieke gevestigde orde en het bedrijfsleven moeten de Roma herontdekken en betere toegang tot de arbeidsmarkt voor hen veiligstellen, zodat ze kunnen bijdragen aan de economische ontwikkeling en welvaart van de Europese Unie. Ik hoop van ganser harte dat dit verslag naar behoren wordt uitgevoerd en dat het de sociale en economische integratie van de Roma op ons continent zal helpen bevorderen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Hannu Takkula, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. − (FI) Mevrouw de Voorzitter, het is vrij lastig om in één minuut alles op een rijtje te zetten, maar hierbij geef ik enkele ideeën van de Commissie cultuur en onderwijs over de kwestie van de Roma, waarvoor mevrouw Járóka uitstekend werk heeft verricht. Toen ik zelf rapporteur voor deze commissie was, waren we het er volledig over eens dat dit een mensenrechtenkwestie is. We hebben 10 à 12 miljoen Roma in de Europese Unie, waar zij volledig deel van uitmaken. Ze moeten ook volledige rechten hebben: mensenrechten in de ware betekenis van het woord. Dat houdt onder andere in dat ze deel kunnen nemen aan de besluitvorming van gemeenschappen en het Europese besluitvormingsproces. Wanneer we naar de toekomst kijken, dan weten we dat onderwijs een cruciale rol speelt. Onderwijs is ook de juiste manier om de Romaminderheid in de samenleving te integreren en hen te stimuleren actief te zijn. Hun omstandigheden, bijvoorbeeld waar het gaat om huisvesting en infrastructuur, moeten snel worden verbeterd. Bovenal is het heel belangrijk om te benadrukken dat wij, de andere Europeanen, een andere houding moeten aannemen. Er moet een eind komen aan segregatie en discriminatie. We moeten echte kansen creëren en begrijpen dat elk kind en jonge Rom een uniek individu is, een unieke burger van de Europese Unie, net als wij allemaal. VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter Marian-Jean Marinescu, namens de PPE-Fractie. – (RO) Mevrouw de Voorzitter, we wisselen vandaag met elkaar van gedachten over een Europese strategie voor de Roma-minderheid, waarmee een belangrijke stap moet worden gezet naar de integratie van de grootste etnische minderheid in de Europese Unie. De Europese Unie moet de realiteit van het Roma-probleem onder ogen zien. Dit probleem vloeit voort uit de algehele economische situatie van de Roma, maar in het bijzonder uit aspecten van hun eigen leefwijze: een nomadisch bestaan, een laag opleidingsniveau en, ten gevolge daarvan, een gebrek aan beroepskwalificaties. Onderwijs biedt mogelijkheden om een diploma, een beroep en een baan te krijgen, en dat is absoluut essentieel voor de sociale integratie van de Roma. De verantwoordelijkheid voor de integratie van de Roma berust niet geheel bij de autoriteiten. De Roma-gemeenschap moet begrijpen dat zij zich de noodzakelijke inspanningen moet getroosten en dat zij echt moet willen integreren in de maatschappij, ongeacht haar land van herkomst of huidige land van verblijf. De strategie moet prioriteit geven aan de verhoging van het maatschappelijk opleidingsniveau van de Roma, de aanpassing van de Roma-cultuur en –tradities aan de moderne samenleving en het promoten van beroepsopleidingen en herscholing. Mijns inziens moeten deze gebieden, naast onderwijs, speerpunten zijn. De lidstaten van herkomst moeten de grootste bijdrage leveren aan het integratieproces, maar ook een aanpak op Europees niveau is van het hoogste belang. De toekomstige strategie die de Commissie zal ontwikkelen moet kaderprogramma’s omvatten die aansluiten op het nomadische bestaan van een deel van de Roma-gemeenschap. Deze kaderprogramma’s moeten in alle lidstaten op soortgelijke wijze worden ontwikkeld en uitgevoerd.
277
278
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Hannes Swoboda, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie heeft verschillende malen Roma-gemeenschappen in Europa bezocht en is daarbij getuige geworden van vreselijke toestanden. U kunt zich niet voorstellen wat voor omstandigheden in sommige hoofdsteden van Europa heersen. Het is een vicieuze cirkel, die maar moeilijk kan worden doorbroken. Gelukkig hebben de beide commissarissen het met name over de armoede gehad. De strijd voor de Roma is volgens mij vooral ook een strijd tegen de armoede, maar dit geldt niet alleen voor de Roma en we moeten ook oppassen dat niet nieuwe tegenstellingen ontstaan, aangezien armen die niet tot de Roma behoren, kritiek uiten op het feit dat Roma nu plotseling veel geld of aandacht krijgen. Het moet dus een gemeenschappelijke strijd zijn die natuurlijk ook tegen elke vorm van discriminatie is gericht. Het lokale niveau is ook van groot belang. Vaak zien we dat op het niveau van de gemeenten en wijken veel wordt ondernomen, maar helaas niet altijd met de nodige ondersteuning door de nationale regering. Daarom moeten we een manier vinden om Europese middelen ook op lokaal niveau te kunnen inzetten. Om deze reden hebben wij – ik kom er straks nog op terug – een alternatieve resolutie opgesteld, met name op initiatief van collega Enciu, die hierover nog het woord zal voeren, om dit probleem bijzonder onder de aandacht te brengen. Het zou mij verheugen als de Commissie tot een goede strategie inzake de Roma zou komen. De beide commissarissen hebben terecht opgemerkt dat het om een waarnemend, begeleidend proces gaat – om work in progress, zoals zei het hebben geformuleerd. We moeten onderzoeken wat er werkelijk met de middelen gebeurt, want we hebben te lang werkeloos toegekeken hoewel er heel weinig gebeurde – ik zeg niet dat er niets is gebeurd, maar het was te weinig – en de middelen ook niet optimaal werden gebruikt. Wij wensen het Hongaarse voorzitterschap veel succes. Wij zullen u in deze kwestie volledig ondersteunen, zodat we hier een nieuwe strategie kunnen ontwikkelen en zodat u achteraf kunt zeggen dat dit een van de resultaten van uw voorzitterschap is. Wat dit betreft kunt u op onze volledige steun rekenen. Tot slot wil ik collega Járóka danken voor haar uitstekende verslag. En omdat wij onze steun willen verlenen aan haar verslag, trekken wij onze alternatieve ontwerpresolutie in. We wilden daarmee alleen op de problemen wijzen waarmee lokale instanties en gemeenten zich geconfronteerd zien. In plaats daarvan willen wij ten behoeve van een duidelijk signaal van het Europees Parlement onze gemeenschappelijk steun geven aan haar verslag. (Applaus) Renate Weber, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, eindelijk is het moment aangebroken waarop we over dit verslag moeten stemmen. Naar mijn mening is dit niet per definitie een moment om te vieren. Ik zie het liever als een moment waarop we verstandig moeten zijn en moeten kijken naar wat we tot nu toe hebben bereikt en wat we in de toekomst willen bereiken. Maar omdat ik besef wat een enorme hoeveelheid werk in dit verslag is gestoken, zou ik graag niet alleen de rapporteur en de andere betrokken leden willen feliciteren en bedanken, maar ook de leden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en onze beleidsadviseurs. Toen we pas begonnen deze kwestie te bespreken, hoopten we allemaal dat de Unie feitelijk naar een EU-strategie voor de integratie van de Roma toe zou werken. In plaats daarvan krijgen we een kader, en zullen de lidstaten beslissen of zij wel of niet hun eigen strategieën
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
willen opstellen. Gezien de ervaring in het verleden vrees ik – en staat u mij toe hier pessimistisch over te zijn – dat dit wel eens een proces zou kunnen zijn dat erg veel op geld, op financiering is gebaseerd. Naar mijn mening 'ontdekten' de mensen in de ontwikkelde landen de Roma niet zozeer omdat ze de slechte omstandigheden inzagen waaronder Roma in hun land van herkomst leefden, maar omdat ze last hadden van de aanwezigheid van Roma in hun straten en aan de rand van hun steden. Het gaat hier echter niet alleen om financiering. Het gaat vooral om de fundamentele mensenrechten van deze bevolkingsgroep. De commissaris sprak over een werk in uitvoering. Ik hoop dat we niet alleen werk gaan zien, maar ook uitvoering, wat echte vooruitgang. Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, helaas kunnen we inderdaad iedere dag in de pers berichten lezen over discriminatie of racistische opmerkingen ten opzichte van Roma. Daarom werd er met zoveel ongeduld op deze mededeling van de Commissie gewacht, door de Roma zelf natuurlijk en door allen die hen steunen en door iedereen die hecht aan de fundamentele waarden van de Europese Unie. De Commissie zal daarom een kader moeten ontwikkelen voor de nationale actieplannen, een Europese strategie. Haar verantwoordelijkheid zal verder reiken dan het uitwerken van dit Europees kader voor de nationale actieplannen, omdat de lidstaten slechts voortgang zullen maken op dit vlak als zij hier nadrukkelijk toe worden aangespoord door de Europese Commissie. Dat vereist, en dat wordt heel goed verwoord in het verslag, een uiterst nauwkeurige evaluatie van de resultaten, met gebruikmaking van benchmarks en indicatoren. Dat vereist ook de deelname van alle betrokken partijen en in de eerste plaats de Roma-gemeenschappen. Ik denk dat het heel belangrijk is om aan te sluiten bij het programma van de Raad van Europa met betrekking tot de opleiding van Roma-bemiddelaars. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van de integratieprojecten op regionaal niveau. Bovendien moet de Europese Commissie haar betrokkenheid tonen door middel van eigen, door haar zelf geleide projecten, proefprojecten, zoals dat wordt voorgesteld in het verslag, die bijvoorbeeld kunnen worden uitgevoerd in de microregio's waarover we hebben gesproken, zodat voorbeeldprojecten, opvallende projecten, alle betrokkenen kunnen overtuigen om mee te gaan in dit integratieproces. Bovendien denk ik dat de Europese Commissie ook gebruik zal moeten maken van haar recht om tekortkomingen te constateren, wanneer aan de waarden, de Europese wetgeving en de nationale actieplannen niet de juiste invulling wordt gegeven, daarbij de gelijke toegang tot alle rechten, non-discriminatie en vrij verkeer als uitgangspunt in gedachten houdend. Cornelia Ernst, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte dames en heren, om het nog eens samen te vatten: wij zijn voor één enkele, bindende strategie in plaats van 27 aparte en verschillende strategieën in de lidstaten. Alleen als we zo'n gezamenlijke strategie ontwikkelen, kunnen en zullen de in de EU wonende Roma en Sinti ook als gelijkwaardige EU-burgers worden behandeld. Waar gaat het om? Het gaat erom de vrijheid van verkeer voor iedereen strikt te waarborgen. Het gaat erom bijzondere scholen voor Roma onmiddellijk af te schaffen en – laat ik het maar eens zo uitdrukken – een eind te maken aan het apartheidsbeleid jegens Roma in
279
280
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Europa. Het gaat om gelijke toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en sociale voorzieningen. En dit niet als gunst, maar als recht. Als GUE/NGL-Fractie zijn om principiële redenen gekant tegen een beleid waarin Roma en Sinti een bijzondere status wordt toegekend, omdat een fundamenteel op integratie gericht beleid nodig is dat tegelijkertijd een eind maakt aan de achterstelling van Roma en Sinti met betrekking tot werk, vestiging of het gebruik van EU-middelen. Ik moet hier echter bij zeggen dat dit alles op niets zal uitlopen als we niet in heel Europa racisme en de stigmatisering van Roma en Sinti bestrijden. Dit moeten we als centrale Europese taak zien en we moeten discriminatie consequent aanpakken. Laten we dus geen dubbelhartig beleid in de lidstaten en de EU accepteren en laten we met één stem spreken. Mario Borghezio, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben het niet eens met het feit dat in het verslag wordt gesteld dat de Commissie de lidstaten moet opleggen wat hun Romabeleid moet zijn. Dit is in strijd met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien maatregelen op dit vlak op lokaal, regionaal en nationaal niveau moeten worden ontwikkeld en ten uitvoer gelegd, daar ze gevolgen hebben voor de regio’s en hun autochtone bevolkingen. Insluiting, geen discriminatie: ik ben het hier volledig mee eens, maar ik heb nog steeds niet van commissaris Reding gehoord wanneer er in haar land, het Groothertogdom Luxemburg, eindelijk Romakampen zullen worden toegestaan. Voor zover ik weet, zijn die niet toegestaan. Ik vind dit verslag nogal onevenwichtig, aangezien vele malen om steun voor Roma wordt gevraagd, of zij nu mannen, vrouwen, kinderen of ouderen zijn (…), maar nergens om maatregelen wordt gevraagd om bijvoorbeeld zware sancties op te leggen aan Roma die antisociaal gedrag vertonen. Wie anders dan bepaalde Romaouders belemmeren Romakinderen om naar school te gaan? Naar mijn mening zijn dit thema’s waarbij we niet moeten proberen politiek correct te zijn, maar de moed dienen te hebben om klare taal te spreken. Met 'goeddoenerij' komen we er niet. Alleen met harde maatregelen kunnen we de plaag van afpersing, uitbuiting van kinderen en de handel in organen tegengaan. Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, welk onderwerp ook wordt besproken, iedereen heeft het over de Roma. Dat is volgens mij te wijten aan die mijnheer Sarkozy, omdat hij net deed alsof hij hen uitzette. Ik ging er al vanuit dat ze ook in het debat over de belasting op financiële transacties zouden voorkomen. Telkens wanneer een Roma-paardenhandelaar een paar euro's extra per been probeerde te rekenen, zouden er een belastinginner met bolhoedje en een zondaar tevoorschijn komen, en zou een van de benen van het arme dier worden opgeëist als eerbetoon aan voorzitter Barroso. Toen de tijd aanbrak voor het debat over de EU-strategie voor de Atlantische Oceaan, dacht ik echt dat er zou worden voorgesteld een stuk van die oceaan te reserveren voor de varende tak van die edele volksstam. Ze zouden vishaken kunnen verkopen aan passerende schepen en kunnen beloven scheepsrompen te coaten met een hoeveelheid teermacadam die ze toevallig over hadden. Ik denk dat we op zoek moeten gaan naar een speciaal lid van de Romagemeenschap, het liefst een met handicaps en een afwijkende seksuele geaardheid. Die zouden we dan voorzitter van de Commissie kunnen maken. Als eerste zou hij dan deze tent verkopen, en niemand zou daarover durven te klagen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Edit Bauer (PPE). - (HU) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste wil ik mevrouw Járóka feliciteren. Haar jarenlange werkzaamheden hebben vandaag een belangrijke mijlpaal bereikt. Na een langdurige strijd is het nu duidelijk geworden dat het probleem van de Roma een Europees probleem is, en dat blijft het ook als, zoals mijn collega, de heer Borghezio, heeft aangegeven, oplossingen in de lidstaten moeten worden gezocht. Maar één Europese ruimte vraagt inderdaad ook om één strategie. De Roma-strategie kan niet alleen vanuit een cultureel oogpunt worden benaderd. Dit is niet alleen een zaak voor een minderheid en kan niet alleen met instrumenten uit het sociaal beleid worden opgelost. Daarom is het belangrijk dat de strategie alomvattende, doelmatige maatregelen inhoudt en gerichte doelstellingen formuleert. Onder de sleutelsectoren van de strategie moet de nadruk worden gelegd op onderwijs en de toegang tot onderwijs. De scholingsgraad is namelijk van fundamenteel belang voor inzetbaarheid. In een aantal lidstaten leven talrijke Roma-groepen gevangen in armoede, terwijl er voor hen nooit genoeg arbeidsplaatsen vrijkomen, want zonder opleiding zijn ze praktisch oninzetbaar. Speciale aandacht dient uit te gaan naar de opleiding van Roma-meisjes, die wellicht vaker in de gelederen van vroegtijdige schoolverlaters terechtkomen, ook als gevolg van de praktijk dat meisjes in veel grotere mate voor huishoudelijke werkzaamheden worden ingezet. Monika Flašíková Beňová (S&D). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, ook dit is een buitengewoon gevoelige kwestie waarvoor naar mijn mening een oplossing moet worden geboden door het Europees Parlement, door de Commissie en door de Raad, omdat de integratie van de Roma nu niet meer uitsluitend mogelijk is op lidstaatniveau. De Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten is al heel lang betrokken bij deze kwestie. Alleen al in de achterliggende acht maanden heeft onze werkgroep een bezoek gebracht aan alle lidstaten waar de situatie van de Roma vaak uitgesproken ingewikkeld is. Zo bezochten we niet alleen kampen waar Roma onder buitengewoon armoedige omstandigheden moeten leven, maar waren we ook getuige van enkele positieve situaties, bijvoorbeeld de zeer goede samenwerking van de plaatselijke instanties met de Roma die in die kampen leven, en de welgemeende inspanningen van plaatselijke politici om verbetering te brengen in de situatie voor de Roma. Ons probleem is dat we tegelijkertijd te maken hebben met zeer sterke vooroordelen binnen onze samenlevingen – en ik doel nu op die lidstaten waar de problemen met de Roma mogelijk erger zijn dan in andere lidstaten. Die vooroordelen leven onder de meerderheid van de bevolking, zodat volgens mij ieder actieplan dat u, commissaris, aan ons voorlegt, ook zal moeten voorzien in een manier om die enorme vooringenomenheid onder het grootste deel van de bevolking weg te nemen, om die meerderheid uit te leggen dat hulp aan de Roma en de integratie van de Roma in de samenleving niet alleen de Roma maar de hele samenleving ten goede komt, en daarmee ook de meerderheid. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik juich het verslag van mevrouw Járóka ten zeerste toe, want het stelt ons in de gelegenheid een aantal specifieke punten te noemen. De strategie voor de integratie van de Roma moet worden gestuurd door een aanpak van insiders, een aanpak die door Roma voor Roma is opgesteld. Dat betekent dat er aan Roma bevoegdheden moeten worden gegeven, dat ze moeten worden opgenomen in het besluitvormingsproces, en dat ze op belangrijke posten op plaatselijk, nationaal en EU-niveau moeten gaan werken en bemiddelen. De onwettige praktijken die ongestraft in EU-lidstaten voortduren moeten stoppen: geweld tegen Roma, schendingen van hun recht
281
282
NL
Handelingen van het Europees Parlement
op vrij verkeer, toenemende activiteiten van extremistische politieke partijen en politici, systematische segregatie van Romakinderen in het onderwijs, wijdverspreide segregatie bij huisvesting van Roma, mensenhandel, weigering van toegang tot gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, en gedwongen sterilisatie van Romavrouwen. Er zijn dus veel redenen die dit verslag rechtvaardigen en nog veel meer redenen die deze strategie rechtvaardigen. Daarom juich ik het verslag en de strategie ten zeerste toe, en zoals u zegt, mevrouw de commissaris, laten we eraan blijven werken. Franz Obermayr (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, terwijl de meerderheid van de samenleving in de EU in rap tempo vergrijst, groeit de Roma-gemeenschap snel. In Hongarije vormen de Roma thans 6 tot 8 procent van de bevolking, maar tegen 2050 zal het aandeel van de Roma in de beroepsbevolking hoger zijn dan 50 procent. Des te erger is het natuurlijk dat het leven van de Roma in de EU nog steeds gekenmerkt is door werkloosheid, een opleidingsniveau ver onder het gemiddelde, georganiseerde criminaliteit, prostitutie en het ontstaan van een parallelle samenleving. Het onderhavige verslag wijst weliswaar op een aantal problemen, maar blijft eenzijdig. Integratie moet van twee kanten komen. De Roma moeten ook een bijdrage leveren, hun kinderen naar school sturen en participeren op de arbeidsmarkt. En natuurlijk is de situatie van vrouwen in de vaak door archaïsche structuren gekenmerkte Roma-gemeenschappen bijzonder schrijnend. De problemen van ongeschooldheid en de daaruit voortvloeiende uitsluiting van de arbeidsmarkt – die nog zullen toenemen als we nu niets ondernemen – zullen de integratieproblemen tegen de achtergrond van de demografische ontwikkeling alleen nog maar vergroten. Marco Scurria (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, vol trots en tevredenheid bespreken wij vanavond deze strategie. Tevredenheid omdat mevrouw Járóka uitstekend werk heeft verricht, waarvoor ik haar wil bedanken, en trots omdat het om een initiatief gaat dat wij in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) zeer hebben gewild. Het is een uitstekend verslag omdat het uiteraard iedere vorm van discriminatie en racisme ten aanzien van Roma veroordeelt, maar wij zijn er ook zeer content mee omdat het ware integratie bevordert, via een bewonderenswaardige culturele aanpak. Wij vinden het een goed verslag omdat het niet alleen een aantal rechten uiteenzet, maar ook op bepaalde behoeftes wijst. Wij hebben hier ook over gesproken in ons advies als Commissie cultuur en onderwijs. Ik denk hierbij in het bijzonder aan het deel dat betrekking heeft op scholing van Romakinderen, waarin wij erop wijzen dat scholing een recht is, maar tevens een plicht, waar ook de gezinnen van de kinderen bij moeten worden betrokken. Wij willen er tevens op wijzen dat de toekomstige strategie voor de Romaminderheid zich zou moeten richten op onderwijs als belangrijkste instrument om sociale insluiting te bevorderen. Naast het bevorderen van de Romacultuur is het van belang dat men erkent dat Roma zich moeten inspannen om over de gebruiken en culturele waarden van de volkeren waarmee zij leven te leren, teneinde een daadwerkelijke integratie te bevorderen. Misschien is het enige wat ontbreekt in dit verslag een verwijzing naar Richtlijn 2004/38/EG betreffende het vrije verkeer van burgers van de Unie. Wij wachten al geruime tijd op
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bericht van de Commissie over hoe dit in de praktijk moet worden gebracht. We moeten nu weten wat van de lidstaten moet kunnen worden verwacht. Voorts wil ik de rapporteur nogmaals bedanken voor alles wat zij heeft gedaan. Ioan Enciu (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn waardering uitspreken voor het uitstekende werk van mevrouw Járóka, en ik feliciteer haar dan ook oprecht met haar verslag. Ik wil er evenwel op wijzen dat het tot nu toe mislukken van het integratiebeleid voor de Roma niet te wijten is aan een gebrek aan strategieën en gepubliceerde plannen, en zelfs niet aan geldgebrek. Daadwerkelijke integratie kan alleen worden bereikt als de Roma-gemeenschap, de Roma zelf, daarbij worden betrokken. Daarmee doel ik op diegenen onder de Roma die, samen met de lokale autoriteiten, de mogelijkheden en, in het bijzonder, de motivatie hebben om de programma’s ten uitvoer te leggen. Want wie begrijpt de diepgewortelde problemen van deze gemeenschap nu beter dan de gemeenschap zelf? En, natuurlijk, het plaatselijk bestuur dat zich dagelijks met deze problemen bezighoudt. De tenuitvoerlegging van de toekomstige strategie moet gebaseerd zijn op een gestructureerde dialoog en samenwerking tussen de Roma-gemeenschappen, de lokale autoriteiten en de non-gouvernementele sector. De Roma moeten de rol van toeschouwer verruilen voor die van speler en betrokken zijn bij de realisatie van de voor hen bedoelde maatregelen. Het is tijd om woorden om te zetten in daden. Lambert van Nistelrooij (PPE). - Voorzitter, commissaris, mevrouw Járóka, heel veel waardering voor uw verslag. U heeft er erg hard aan gewerkt en ons ook meegenomen voor een aantal bezoeken naar uw eigen gebied in Hongarije waar u vandaan komt. Later is ook de Commissie regionaal beleid naar Roemenië gegaan om de praktijk te zien. Dan zie je echt hoe het gaat. Je krijgt een hartelijke ontvangst en mensen maken muziek, maar tegelijkertijd is er de andere kant: de achterstand en het gebrek aan integratie. Om die reden heb ik als rapporteur begin vorig jaar die verandering behandeld in het Regionaal Fonds. Nu is het mogelijk om 4% van de regionale fondsen te besteden aan huisvesting voor kwetsbare groepen, in dit geval de Roma. We moeten dan vaststellen dat de besteding achterblijft en dat de programma's niet in de eerste plaats ten goede komen aan de huisvesting van de Roma. Dat is toch heel gek. Europa biedt de mogelijkheden en aan de andere kant wordt hiervan geen gebruik gemaakt. Dat geldt ook voor het Sociaal Fonds. Dat debat moeten we zeker met elkaar voeren. Tijdens de aanstaande vergadering van de Commissie regionaal beleid komt minister Udrea van Roemenië bij ons om daarover door te praten. Het kader dat de Commissie zal bieden, biedt de mogelijkheid om meer te sturen wanneer landen nalaten om regio's en gemeenten te ondersteunen. Ik heb daar inderdaad heel veel verwachtingen van. Het moet soms maar met dwang als gewone argumenten niet werken. Uw proefprojecten zouden een heel goede opzet kunnen zijn. Corina Creţu (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, ook ik sluit mij aan bij degenen die de inspanningen van de auteurs van het verslag waarover wij vandaag debatteren, waarderen. Dit neemt echter niet weg dat we realistisch moeten zijn en moeten beseffen hoeveel documenten we al hebben over de situatie van de Roma, en dat we er niet altijd in slagen deze documenten te vertalen in concrete resultaten in het veld. Officieel kent geen enkele van de lidstaten juridische obstakels of discriminerend beleid, hetzij impliciet, hetzij expliciet, waarvan de Roma nadeel ondervinden. Feit blijft echter
283
284
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat er wel degelijk sprake is van vormen van discriminatie, en daar wordt in dit Parlement ook op gezinspeeld wanneer wij verwijzen naar de waarden die de Europese Unie heeft vastgesteld en waarmee zij zich vereenzelvigt. We moeten ook erkennen dat er culturele verschillen zijn die soms onoverkomelijk lijken. Mijns inziens is onderwijs, vóór al het andere beleid dat sociale integratie nastreeft, het krachtigste instrument dat we voorhanden hebben om de situatie van de Roma-gemeenschap te verbeteren. Tegelijkertijd moeten we rekening houden met de kenmerkende eigenschappen van deze etnische groep, die, in een flink aantal gevallen, ten grondslag liggen aan hun problemen. Zo heeft Roemenië mechanismen ingevoerd waarbij Roma een voorkeursbehandeling krijgen; zo worden er in het voortgezet onderwijs en aan universiteiten speciale plaatsen voor hen gereserveerd. Jammer genoeg blijven veel van deze plaatsen, die met overheidsgeld zijn gefinancierd, onbezet. In het verslag worden belangrijke en noodzakelijke maatregelen voor het voetlicht gebracht. Ik hoop dat ze door de regeringen van alle lidstaten ten uitvoer zullen worden gelegd. Ook de medewerking van de Roma-gemeenschap is echter vereist. De Roma moeten hun verantwoordelijkheid nemen en hun situatie ten goede keren. Sari Essayah (PPE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, om te beginnen wil ik vooral de rapporteur, mevrouw Járóka, en de schaduwrapporteurs bedanken voor het uitstekende verslag, waarin krachtige richtsnoeren van het Parlement staan voor het opbouwen van een gemeenschappelijke Romastrategie voor de Europese Unie. De Commissie moet op basis daarvan een strategie opstellen die de eigen maatregelen van de lidstaten aanvult en ondersteunt, omdat de lidstaten als eerste verantwoordelijk zijn en blijven voor hun eigen burgers. Een toekomstige strategie moet gebaseerd zijn op een alomvattende en concrete aanpak en op samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en vooral de Romaorganisaties. Mijn eigen land, Finland, is bereid zijn eigen nationale Romastrategie voor algemeen gebruik aan te bieden. Het is ook van essentieel belang dat de Roma kunnen deelnemen aan het opstellen van maatregelen ter verbetering van hun positie en daar ook echt invloed op uit kunnen oefenen. Ze mogen niet het onderwerp worden van beleid dat van bovenaf wordt gestuurd. Een kortetermijnproject om de sociaaleconomische positie van de Roma te verbeteren zal niet voor structurele maatschappelijke veranderingen zorgen en daarom moet de uitvoering van het Romabeleid gekoppeld worden aan nationale ontwikkelingen op de verschillende terreinen van het dagelijks leven. Ook moet er een nauwe samenhang worden aangebracht tussen de financieringsmechanismen van de Europese Unie en procedures van wederzijdse beoordeling. Ik wil de Commissie tot slot nog het idee meegeven dat er voor de monitoring van het Romabeleid een eigen permanent monitoringsysteem nodig is. We moeten voor de lidstaten een monitoringsysteem met een permanente structuur ontwikkelen voor de tenuitvoerlegging van zaken die met de Roma te maken hebben. Kinga Gál (PPE). - (HU) Mevrouw de Voorzitter, minister, commissarissen Reding en Andor, staat u mij ten eerste toe mevrouw Járóka te feliciteren met haar uitstekende verslag en al het werk dat zij hier sinds 2004 consequent heeft gedaan voor de bescherming van Europese Roma-gemeenschappen. Ik zou het debat van vandaag vanuit het perspectief van kinderen willen aangrijpen, want vandaag de dag moeten alle kinderen in Europa ook in de praktijk toegang krijgen tot
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kansen en opwaartse mobiliteit, of het nu kinderen uit een meerderheidsgemeenschap dan wel uit een minderheidsgemeenschap betreft. Dat betekent dat alle kinderen de kans moeten krijgen op lichamelijke en geestelijke ontwikkeling, wat zowel dagelijkse warme maaltijden als het recht op onderwijs betekent. Al deze dingen, die vandaag de dag natuurlijk als rechten van kinderen, dus ook van Roma-kinderen, zouden moeten bestaan, zouden aan de andere kant als plichten en verantwoordelijkheden van de staat, en ik zeg nadrukkelijk, van ouders moeten bestaan. Vandaag de dag bedraagt het aantal in hoge mate kansarme kinderen dat in extreme armoede leeft op EU-niveau 19 procent, en veel van die kinderen zijn Roma. Een Roma-strategie op EU-niveau moet daarom op basis van het verslag-Járóka bijvoorbeeld door middel van crisiskaarten de solidariteit van lidstaten en de samenleving versterken en lokale initiatieven aanmoedigen. Het is immers in ons aller belang dat we bewijzen dat een mentaliteitsverandering ten aanzien van onze omgeving mogelijk is. Ik ben ermee ingenomen dat het Hongaarse voorzitterschap de vorming van deze Roma-strategie als een van zijn voornaamste prioriteiten behandelt en daarbij nauw samenwerkt met mevrouw Járóka. Csaba Sógor (PPE). - (HU) Mevrouw de Voorzitter, het probleem van de sociale uitsluiting en de economische en sociale situatie van de Roma is sinds de toetreding van de landen van Midden- en Oost-Europa aanleiding geweest voor discussies in Europa. Maar dat wil niet zeggen dat dit fenomeen voor die tijd nog niet bekend was. Zelf woon ik ook in een lidstaat, Roemenië, waar de overigens bonte Roma-gemeenschap al tientallen jaren samenleeft met Roemenen en Hongaren. Ofschoon deze relaties nooit zonder wrijvingen zijn geweest, zijn de spanningen in de laatste twee decennia, sinds de val van het communisme, toegenomen. In de voormalige communistische landen waren de grootste verliezers van de overgang naar de markteconomie eigenlijk de Roma, aangezien de activiteiten waarvan hun gemeenschappen voor die tijd rondkwamen verdwenen of werden teruggedrongen. De verantwoordelijkheid is gemeenschappelijk; we zijn allemaal verantwoordelijk, maar de Roma-gemeenschappen zijn eveneens verantwoordelijk voor hun eigen lot, zoals Europa verantwoordelijk is voor het feit dat het tot dusver geen nota heeft genomen van het probleem. De belangrijkste boodschap van het verslag van mevrouw Járóka is dat dit, ik herhaal, Europese probleem bij lange na niet alleen opgelost kan worden door een verbod op en volledige opheffing van discriminatie. Csaba Sándor Tabajdi (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag de zeer oprechte betrokkenheid van het Hongaarse voorzitterschap en de commissarissen Andor en Reding toejuichen. De grondbeginselen van de bescherming van de rechten van nationale minderheden in Europa moeten echter verduidelijkt worden, mevrouw Reding. In de eerste plaats is de situatie van om het even welke nationale minderheid geen uitsluitend nationale aangelegenheid, maar een Europese aangelegenheid. In de tweede plaats zou de integratie van nationale minderheden doeltreffend kunnen geschieden op basis van onderlinge gedeelde, maar asymmetrische, verantwoordelijkheid van de meerderheid en de minderheid. De meerderheid heeft meer verantwoordelijkheid, maar de minderheid heeft ook verantwoordelijkheid. De integratie van nationale minderheden zou zonder gedwongen assimilatie moeten plaatsvinden. Tot slot is het verbod op discriminatie niet toereikend. Alleen een voorkeursbehandeling voor positieve maatregelen zou kunnen bijdragen aan de daadwerkelijke integratie van nationale minderheden.
285
286
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Iosif Matula (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de sociale en economische integratie van de Roma stelt de meeste EU-lidstaten voor problemen. We hebben het hier om een grote, maar gediversifieerde bevolkingsgroep, die als één geheel moet worden benaderd. Het lot van deze gemeenschap heeft al in diverse verkiezingscampagnes een rol van betekenis gespeeld. Willen wij daadwerkelijk bijdragen aan het welzijn van de Roma, dan is het bovenal van belang dat de middelen uit de structuurfondsen goed worden benut. De bouw van nieuwe en de renovatie van bestaande woningen, het vergroten van de toegankelijkheid van nutsvoorzieningen en van onderwijs, medische zorg en werkgelegenheid, zijn haalbare oplossingen die kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van onze doelstelling. Tegelijkertijd moeten we de specifieke kwaliteiten van de Roma-gemeenschap – hun gebruiken, cultuur en traditionele ambachten – benutten. Met de introductie van een Europees jaar van de integratie van de Roma kunnen we het bewustzijn omtrent de problemen van deze gemeenschap vergroten. Amateur- en topsport kunnen zeker ook een bijdrage leveren aan de integratie van de Roma. Rovana Plumb (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, met ongeveer 1,5 miljoen mensen van deze minderheidsgroepering heeft Roemenië de grootste Romagemeenschap van Europa. De sociale integratie van de Roma loopt achter, en wordt door velen, zowel binnen de overheid als in de samenleving, als een utopie beschouwd. Het is feitelijk aan de Roemeense regering de integratie van deze minderheidsgroepering volledig aan te pakken, en daarom moeten we een Europese strategie hebben om de nationale inspanningen die bedoeld zijn om de Roma sociaaleconomische integratie, onderwijs, opleidingsmogelijkheden en arbeidsbemiddeling te bieden, vooral voor vrouwen, in een kader te plaatsen. Het is cruciaal deze inspanningen te ondersteunen om hen te helpen zich zodanig toe te rusten dat ze een vaste baan kunnen vinden en zodoende sociale uitsluiting en armoede kunnen voorkomen. Ik ben een groot voorstander van het idee de Commissie jaarlijks een follow-up van de voortgang van de EU-strategie voor de integratie van de Roma te laten presenteren. Ik wil mevrouw Járóka en ook mevrouw Kinga Göncz graag feliciteren, en ik juich de inzet van de Raad en de Commissie toe. Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, met de discussie van vandaag over het uitwerken van een Europese strategie voor de Roma wordt eindelijk onderkend dat dit een probleem is dat op EU-niveau, en niet op nationaal niveau moet worden aangepakt. Met het oog op de betere uitvoering van deze strategie ondersteun ik de instelling van een Europees agentschap voor de Roma. Dat zal ons in staat stellen voortvarend een einde te maken aan discriminatie op etnische gronden en alle gevolgen die dit met zich meebrengt. Als er een systeem in het leven wordt geroepen om de uitvoering van de strategie te controleren, moet dat systeem in alle lidstaten worden ingevoerd en niet alleen in de lidstaten met een omvangrijke Roma-gemeenschap. Er bestaat een risico dat de EU-middelen die worden beheerd door non-gouvernementele organisaties geen concrete resultaten opleveren. Overheidsinstanties moeten daarom fungeren als begunstigde organisaties voor de projecten. Ik ondersteun de suggestie die in het verslag wordt gedaan over het uitwerken van een kaart van crisisgebieden, waarop wordt aangegeven welke microregio’s van de EU het zwaarst door armoede, sociale uitsluiting en discriminatie worden getroffen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben dankbaar voor deze discussie in het Parlement. Ik geloof dat de Commissie er in de aanloop naar de presentatie van het Europese kader veel profijt van zal hebben, en het zal voor mij persoonlijk van veel betekenis zijn wanneer we het toekomstige cohesiebeleid ontwikkelen, met name de toekomst van het Europees Sociaal Fonds. Uit deze discussie heb ik begrepen dat we verder moeten gaan met vereenvoudiging. We moeten verdergaan met het creëren van meer ruimte in het ESF voor sociale integratie. We moeten een territoriale aanpak ontwikkelen die aansluit op de specifieke omstandigheden in de regio's waar de meeste Roma wonen, en we moeten meer doen om werkgelegenheid te scheppen voor ongeschoolde of laagopgeleide mensen. Ik wil twee zaken echter heel kort verduidelijken. Ten eerste: armoede speelt een grote rol, maar we moeten niet denken dat de situatie van de Roma als groepering gelijk is aan die van arme mensen in het algemeen, want de armoede en werkloosheid liggen bij de Roma veel hoger dan in de reguliere samenleving. Daarom geloof ik dat Europa 2020 een goed kader biedt en zal bijdragen aan de ontwikkeling van gepaste strategieën, beleidsvormen en financiële ondersteuning. Tot slot komen we bij de vraag waarom de Commissie aan een Europees kader werkt en niet aan een Europese strategie als zodanig. Ik heb geen tijd om hier diep op in te gaan, maar dat komt gewoonweg door de diversiteit van de werkelijkheid in de praktijk. Er is een gemeenschappelijk Europees probleem, maar hoe dat zich in verschillende lidstaten manifesteert en hoe het in nationale strategieën moet worden vertaald, verschilt van Roemenië tot Frankrijk of van Slowakije tot Portugal, en daar moeten we ons van bewust zijn. Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ter aanvulling op de woorden van mijn collega wil ik zeggen dat de discussie vandaag zeer waardevol was, evenals de meeste punten in uw verslag. Dat zal in aanmerking worden genomen bij de verdere uitwerking van de werkzaamheden waar de Commissie op dit moment mee bezig is. Het EU-kader voor nationale strategieën voor de Roma zal als eerste worden voorgelegd aan het Europees platform voor integratie van de Roma, want – zoals veel leden van Parlement hebben gezegd – we moeten de Romabevolking in onze werkzaamheden betrekken en hen hun verantwoordelijkheid laten nemen. Het is ook zeer belangrijk – en hierbij doe ik een beroep op het voorzitterschap – dat er een follow-up komt van de voortgang van de werkzaamheden die we de komende maanden gaan uitvoeren, zodat we kunnen zien hoe alle projecten in de praktijk ten uitvoer worden gelegd. Ik ben het eens met de leden die zeiden dat de regionale fondsen helaas niet zo goed worden ingezet als zou kunnen, en ik ben het ook eens met degenen die zeggen dat juist de plaatselijke autoriteiten soms het beste een oplossing kunnen vinden. We moeten hen vooruit helpen. Sommige leden hebben in twijfel getrokken of de richtlijn vrij verkeer wel wordt toegepast. De analyse van de omzetting door alle lidstaten is voltooid. In 2010 hebben we 21 lidstaten bezocht, en er staan zes bezoeken in de planning. Een aanzienlijk aantal lidstaten heeft zijn regelgeving aangepast of is bezig zijn regelgeving aan te passen, zodat de richtlijn vrij verkeer veel beter zal worden toegepast dan voorheen. Zoltán Balog, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, de timing van het debat van vandaag had werkelijk niet beter gekund. Dit
287
288
NL
Handelingen van het Europees Parlement
is de best mogelijke timing, aangezien de Commissie in april haar mededeling zal publiceren en we die mededeling vervolgens in het werk van de Raad willen opnemen. Dit betekent dat we na de debatten in de bevoegde Raadsformaties ook de steun van de Europese Raad zullen vragen voor aanneming van de conclusies. Er moeten in de Roma-kwestie dus ook op het hoogste niveau - dat van staatshoofden en regeringsleiders - verplichtingen worden aangegaan van de kant van de Europese Unie. Ik zou nog enkele opmerkingen willen maken in verband met de discussie over de vraag of we te maken hebben met een etnische kwestie of veeleer met een soort sociale of economische uitdaging. Ik wil en kan het debat niet beslechten. Mijns inziens hebben we met beide te maken, en is het belangrijk dat we beide benaderingen aanhouden. Zoals commissaris Andor heeft gezegd is er in zoverre sprake van een sociale en economische kwestie dat extreme armoede nog altijd op heel veel plaatsen in de lidstaten van de Europese Unie een algemeen probleem is. Daarnaast komt bij extreme armoede een bepaald soort etnische discriminatie voor, en daarom moeten we bij het bieden van kansen speciale aandacht aan de Roma besteden. Als we geen kansen bieden eisen we vergeefs toegang tot de weinige of geheel ontbrekende kansen op basis van de mensenrechten, want dan is er niets waartoe toegang kan worden verleend. Maar als we kansen geven moeten we er bij het creëren daarvan op letten dat ook de Roma er toegang toe krijgen en dat ze niet worden verdrongen. Mijns inziens zijn we allemaal toe aan een nieuwe benadering. Het zou goed zijn als we de kansen in dit probleem konden ontdekken en we de Roma-kwestie in plaats van probleem als gelegenheid zouden opvatten. Stelt u zich eens voor wat voor pool van werknemers, wat voor schat aan werknemers en potentieel er in deze groep personen, in deze menigte schuilt met betrekking tot het binnenlandse arbeidsaanbod. Zoals bij herhaling te kennen is gegeven, is de beste investering een verbetering van het onderwijs. Onderwijs is werkelijk investeren in de toekomst, en dit is een kernpunt wanneer we het hebben over mensen die inactief zijn, niet alleen omdat ze geen werk en leermogelijkheid hebben, maar ze zijn inactief in de diepere zin van het woord, omdat ze de hoop hebben opgegeven. Ze denken dat ze toch geen kans hebben en verwachten daarom ook niets meer van het leven. Misschien hebben ze een punt bereikt waarbij ze hooguit steun van de staat verwachten. Het is heel belangrijk dat deze mensen de kans krijgen om van voorwerp van deze maatregelen in onderwerp te veranderen, en er zelf als partner aan deel te nemen. Er is vandaag weinig gesproken over goede praktijken. Ik vind het belangrijk dat we aantekening houden van goede praktijken en ik vind het minstens even belangrijk dat we hetzelfde doen met slechte praktijken, aangezien we vaak meer kunnen opsteken van de fouten van slechte praktijken dan van goede praktijken. Verder ben ik van mening dat een onderzoek van de middelen, een onderzoek naar het gebruik van de middelen, en dan bedoel ik de middelen van de Europese Unie, het bestaan van zowel goede als slechte praktijken kan aangeven. En tot slot is het in werkelijkheid misschien wel het belangrijkst dat we de meerderheid overtuigen; dat we de niet-Roma meerderheid in Europa ervan overtuigen dat integratie niet uitsluitend een soort humanitair dictaat is, maar ook haar eigen fundamentele belang. Europa is immers van ons allemaal, en de meerderheid kan zich pas goed voelen als ook de minderheid zich goed voelt. Dank u wel voor dit debat en ik vertrouw erop dat we op uw steun kunnen blijven rekenen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Lívia Járóka, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het kort houden. Ik wil u bedanken voor al uw waardevolle opmerkingen. Ze versterken het standpunt van mij en van mijn zeer goede schaduwrapporteur dat politieke leuzen nooit werkelijkheid zullen worden zonder een juiste rechtsgrondslag, financiële ondersteuning en stimulansen, evenals een EU-mechanisme ter coördinatie van de activiteiten van de belanghebbenden, van plaatselijke overheden tot aan de Raad, en ter versterking van de voordelen van bestuur op meerdere niveaus. Dit zal de gehele situatie in een nieuw licht plaatsen. Ik ben ervan overtuigd dat er, op basis van de taken, doelstellingen, beginselen en instrumenten die door alle verdragen en het Handvest van de grondrechten zijn vastgesteld, en bovendien op basis van de gezamenlijke vaardigheden evenals de ondersteunende, coördinerende en aanvullende activiteiten van de Unie, een heel sterke strategie voor de integratie van de Roma kan ontstaan. Tot slot wil ik de hoop uitspreken die bij mij gedurende de afgelopen zes jaar is ontstaan dat de komende mededeling van de Commissie deze punten zal kunnen bekrachtigen en een zeer goede basis zal verschaffen waarop het Hongaarse voorzitterschap zijn belofte deze Europese strategie voor de Roma te introduceren kan waarmaken. Ik ben hier erg dankbaar voor. Ik besef dat deze Europese strategie het probleem niet zal oplossen; ik weet dat heel veel zal afhangen van ons, de Roma. Woorden en beloften betekenen niets zonder optreden buiten Brussel en in de Romagemeenschappen. De regeringen en de Roma moeten datgene doen waarvoor ze hebben getekend: vastberaden optreden om tastbare resultaten te leveren. Wij begrijpen onze verantwoordelijkheid hierin en staan volledig achter ons gemeenschappelijke partnerschap. Dit proces gaat voor ons als Roma, en volgens mij voor de gehele Europese Unie, om veel meer dan wederzijds vertrouwen. Het gaat ook om het opbouwen van een samenleving met waarden die we allemaal kunnen delen, en waar we allemaal profijt van kunnen hebben, zodat we de problemen die we hier de afgelopen zes jaar hebben besproken echt te lijf kunnen gaan. Ik dank u heel hartelijk voor al uw steun, en ik wil mij graag aansluiten bij de woorden van dank van Renate Weber en de andere schaduwrapporteurs aan het secretariaat van de Commissie burgerlijke vrijheden en alle adviseurs die hier samen met ons erg hard voor hebben gestreden. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Het spijt me dat ik zo streng moest zijn met de spreektijd, maar zoals u ziet beginnen we pas heel erg laat nu met het volgende agendapunt, het vragenuur. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) De gebeurtenissen van het afgelopen jaar met betrekking tot de uitwijzing van Roma van het ene land naar het andere en de discriminatie van deze etnische groep en haar geïsoleerde positie in de maatschappij hebben de Europese Unie ertoe gezet om concrete stappen te ondernemen, zoals de strategie van de Europese Unie inzake de insluiting van de Roma, die door het Europees Parlement in gang is gezet. De maatschappelijke insluiting van deze etnische groep is niet louter een verplichting wat betreft de mensenrechten, maar ook economisch gezien noodzakelijk; het is niet alleen een moreel gebod, maar ook in het puur financiële belang van alle lidstaten. Bovendien is, gezien de omvang van de uitsluiting, de algehele insluiting van de Roma in wezen een kwestie van mensenrechten. Ik zou willen onderstrepen dat wij in het Europees Parlement door een gemeenschappelijke strategie over de insluiting van de Roma voor heel Europa aan te nemen, laten zien dat de Europese Unie de integratieproblemen van de
289
290
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Roma niet gewoon voor rekening van de lidstaten zelf laat. Zoals we uit recente gebeurtenissen hebben kunnen opmaken, zijn deze problemen onmogelijk puur op nationaal niveau op te lossen en daarom moeten de Europese Unie en de lidstaten nauw samenwerken. Het is ook heel belangrijk dat de Europese Commissie en de lidstaten de bestaande EU-strategieën en -maatregelen mobiliseren en hun activiteiten op elkaar afstemmen, en een gemeenschappelijke basis vinden om ervoor te zorgen dat de Roma in sociaal en economisch opzicht in de maatschappij worden opgenomen. De strategie zal pas actief ten uitvoer worden gebracht wanneer er een gemeenschappelijke aanpak van de problemen rond de Europese integratie van Roma is gevonden. Verder moeten we de vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschap zo veel mogelijk bij het ontwikkelen van het EU-beleid aangaande Roma-kwesties betrekken. Robert Dušek (S&D), schriftelijk. – (CS) Het verslag over de EU-strategie voor de integratie van de Roma noemt de problematiek van de Romagemeenschap en de problemen waarmee deze te kampen heeft bij de naam. De armoede in Midden- en Zuidoost-Europa is de afgelopen twintig jaar sterk van gedaante veranderd. Bovendien zijn de traditionele gemeenschappen als gevolg van politieke en economische veranderingen uit elkaar gevallen. Hierdoor zijn de Roma niet langer mobiel en verworden tot een van de meest uitgesloten en ook laagst opgeleide bevolkingsgroepen. De Romabevolking heeft bovendien nog een ander typisch kenmerk, en wel haar demografische dynamiek. Terwijl de rest van de bevolking vergrijst, is het geboortecijfer onder de Roma hoog en stijgt daardoor hun aandeel in de totale bevolking. Indien we er niet in slagen de werkgelegenheid onder de Roma te verhogen en hen meer te integreren in de meerderheidssamenleving, zullen de kosten om de situatie op een aanvaardbaar niveau in de hand te houden, zonder meer stijgen. Denkt u daarbij aan de kosten van de sociale dienstverlening en uitkeringen, nodeloze onderwijskosten, extra beveiligingskosten, de administratieve kosten van het toezicht op de sociale uitgaven alsook hogere medische kosten. De integratie van de Roma is dan ook niet alleen een dure en vanuit het oogpunt van de bescherming van de mensenrechten morele plicht, maar vooral ook een economische noodzaak. Het leeuwendeel van de tot nog toe uitgevoerde maatregelen om vooruitgang te boeken in deze kwestie, is echter niet juridisch afdwingbaar. Indien we echt spijkers met koppen willen slaan, dan dient de EU-strategie voor de integratie van de Roma verder te gaan dan het zogeheten soft law en dient het onderdeel te worden van de bij primair recht bepaalde instrumenten.. Katarína Neveďalová (S&D), schriftelijk. – (SK) Ik denk dat we inmiddels allemaal wel weten dat de kwestie van de Roma niet alleen een probleem is voor sommige lidstaten of potentiële kandidaat-lidstaten, maar een pan-Europees probleem dat om een onmiddellijke oplossing vraagt. De belangrijkste sta-in-de-weg voor de integratie van Roma met de meerderheid van de samenleving wordt gevormd door hun armoede en lage opleidingsniveau. Onderwijs is essentieel om hun levensstandaard te verhogen en om werk te maken van de aldoor nagestreefde maatschappelijke organisaties. Het scheppen van banen is buitengewoon moeilijk en als lid van talrijke jongerenorganisaties weet ik hoe het momenteel voor jonge mensen gesteld is met de arbeidsmarkt. Die situatie is vele malen slechter voor de Roma-bevolking, met als gevolg de marginalisatie van de Roma en meer criminaliteit, waardoor de situatie alleen maar verslechtert. Nog niet zo lang geleden deporteerde Frankrijk de Bulgaarse en Roemeense Roma. Die acties waren aanleiding voor nader onderzoek omdat het vermoeden bestond dat daarmee niet alleen de mensenrechten maar ook de EU-regels werden geschonden. Ik ben het daarom
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
volledig eens met de stelling van de Commissie dat het nodig is bij te dragen tot een betere samenwerking tussen de belanghebbende partijen op nationaal, internationaal en vooral Europees niveau. Algirdas Saudargas (PPE), schriftelijk. – (LT) Ondanks het feit dat de Roma-gemeenschap de grootste etnische minderheid in de lidstaten van de Europese Unie is, wordt zij er nog steeds gediscrimineerd en gesegregeerd. Ik ben het eens met een aantal van mijn collega-Parlementsleden die hebben gezegd dat het heel belangrijk is om op Europees niveau een strategie over de insluiting van de Roma te ontwikkelen. In elke lidstaat hebben we uitstekende voorbeelden van hoe we de uitsluiting van de Roma op verschillende manieren moeten verminderen: onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, gezondheidszorg of zelfs deelname van de Roma aan de politiek en het maatschappelijk leven. Dergelijke initiatieven zijn echter niet zichtbaar genoeg. Volgens mij zou de Europese Unie daarom een geschikt podium zijn om de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren, om goede praktijken en ervaringen uit te wisselen of om geld te verschaffen. Hoewel het EU-niveau zeer belangrijk is, geloof ik dat de effectiefste resultaten kunnen worden bereikt door op lokaal of regionaal niveau maatregelen te treffen. Slechts in concrete plaatsen of gemeenten krijgen we een beter inzicht in die probleemgebieden, behoeften en de maatschappelijke omgeving en daardoor zullen de projecten die worden uitgevoerd dichter bij degenen staan voor wie ze bedoeld zijn. Monika Smolková (S&D), schriftelijk. – (SK) Ik volg de Roma-kwestie op de voet omdat ik in Oost-Slowakije woon, waar een Roma-meerderheid leeft. Ik steun de ontwerpresolutie betreffende de strategie voor de integratie van de Roma. Vandaag, 8 maart, vieren we honderd jaar behartiging van de rechten van de vrouw. Vandaag debatteren we tevens over de discriminatie van vrouwen en in ons debat over deze strategie moeten we dan ook stilstaan bij de discriminatie van vrouwen uit minderheidsgroeperingen in het bijzonder. De Roma behoren tot de meest achtergestelde bevolkingsgroepen in heel Europa. Ik heb de uitspraak van mevrouw Járóka gelezen dat armoede een bedreiging vormt voor de nieuwe generatie jongeren, niet vanwege hun Roma-wortels maar vanwege de werkloosheid van hun ouders. Daaraan zou ik willen toevoegen dat die bedreiging ook voortkomt uit de sociale uitsluiting. De werkloosheid zal voortduren, met name onder de Roma-bevolking, maar wij weten hoe de Roma onmiddellijk deel te laten hebben aan culturele activiteiten en het maatschappelijk leven. Het probleem van gendergelijkheid speelt sterker in minderheidsgroeperingen. Ten aanzien van de integratie van de Roma moeten we daarom niet vergeten in dialoog te treden met Roma-vrouwen, die een grotere emotionele invloed hebben op hun kinderen en op de toekomstige generatie. László Tőkés (PPE), schriftelijk. – (HU) Allereerst wil ik mijn oprechte waardering uitspreken voor het feit dat het Hongaarse voorzitterschap de kwestie van Roma-integratie bij zijn prioriteiten heeft opgenomen. Een welsprekend bewijs van het engagement van de Hongaarse regering op dit gebied is de omstandigheid dat we in de gelederen van de Hongaarse delegatie van de Europese Volkspartij rapporteur Lívia Járóka mogen begroeten, de enige Roma-afgevaardigde in het Europees Parlement, en dat Zoltán Balog, die de zaak presenteert, zich als hoofd van het onlangs opgerichte staatssecretariaat voor inclusie bezighoudt met de ondersteuning van meervoudig achtergestelde zigeuners. Op grond van deze feiten kunnen we met recht vaststellen dat het Hongaarse voorzitterschap bij de oplossing van de zigeunerkwestie Europa het goede voorbeeld geeft. Wat betreft de strategie
291
292
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ten aanzien van de Roma vind ik het van belang te benadrukken dat de integratie van de twaalf miljoen Roma die op het grondgebied van de Europese Unie leven een gemeenschappelijke Europese zaak is, waarbij de afzonderlijke lidstaten en de Europese instellingen stuk voor stuk bij moeten dragen aan de oplossing. De Hongaarse premier Viktor Orbán heeft er treffend op gewezen dat als we de problemen van de zigeuners, die in diepe armoede en sociale en etnische uitsluiting leven, niet via 'nomadisering', dat wil zeggen emigratie, willen 'exporteren' naar de ontwikkelde EU-landen, we met eensgezind optreden en vereende krachten een oplossing moeten vinden voor hun onhoudbare situatie. Ik wens het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese Raad en niet in de laatste plaats het Hongaarse voorzitterschap veel succes om in juni van dit jaar de in onze tijd zeer belangrijke strategie ten aanzien van de integratie van de Roma verder uit te werken en definitief af te ronden. 17. Vragenuur (vragen aan de Commissie) De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B7-0019/2011). Omdat we zo laat zijn wil ik snel met het vragenuur beginnen, maar ik wil eerst een paar dingen zeggen over hoe ik het zal leiden. Ik zou het op prijs stellen als iedereen even goed luistert, ook, als ik het u beleefd mag vragen, de commissarissen die zullen antwoorden. De aanvullende vragen mogen alleen gesteld worden door de auteur van de vraag, omdat we anders tijd tekort komen om genoeg vragen te kunnen behandelen. Ik zou de commissarissen die reageren of hun eerste antwoord geven vriendelijk willen verzoeken het kort te houden. We stellen prijs op een heel aardig antwoord dat ingaat op onze vraag, zodat er iets van een dialoog kan ontstaan tussen u en de vragensteller. Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie. Jörg Leichtfried (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik moet toegeven dat ik uw redenering met betrekking tot het tijdschema weliswaar kan volgen, maar ik zou u willen verzoeken rekening te houden met het feit dat degenen die hier vragen willen stellen eigenlijk niet verantwoordelijk zijn voor de grote vertraging. Mijn probleem is dat ik in een kwestie die nu in het kader van vraag nr. 2 wordt behandeld, een vraag aan de Raad heb gesteld, namelijk een identieke vraag aan de Raad, maar dat het vragenuur aan de Raad nu compleet is geschrapt. Dat is natuurlijk nogal onaangenaam, en ik zou u willen verzoeken om uw verder zeer consequente en begrijpelijke handelwijze op dit ene punt eventueel te heroverwegen. De Voorzitter. – Gezien de omstandigheden heb ik geen alternatief. Het spijt me zeer voor iedereen die een vraag zou willen stellen, maar het beste wat ik kan doen is zoveel mogelijk vragen aan de orde laten komen en de vragenstellers hun moment gunnen. Ik doe dit ook liever niet, en ik denk dat u wel weet dat we werken aan een nieuwe, meer realistische vorm van het vragenuur die meer recht doet aan onze nieuwe situatie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Hoe eerder hoe beter zou ik zeggen, maar laten we nu snel beginnen. Eerste deel
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 15 van Vilija Blinkeviciute (H-000075/11): Betreft: Kaderrichtlijn inzake het minimuminkomen in de Europese Unie Afgelopen jaar heeft het Europees Parlement een verslag aangenomen over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa. Hierin wordt gepreciseerd dat er een kaderrichtlijn zou moeten komen inzake het garanderen van een minimuminkomen in de Europese Unie. Is de Commissie, aangezien reeds meer dan 85 miljoen mensen in Europa onder de armoedegrens leven, niet van oordeel dat een kaderrichtlijn moet worden vastgesteld inzake een regeling ter garantie van een toereikend minimuminkomen in heel Europa? László Andor, lid van de Commissie . − (EN) er is vaak gezegd dat samenlevingen moeten worden beoordeeld naar de manier waarop ze met hun zwakste leden omgaan. Het is duidelijk dat we, als we mensen in nood niet voldoende steun geven, hen waarschijnlijk nog meer zullen uitsluiten, en het zodoende moeilijker maken hen in de samenleving te integreren en hen op de arbeidsmarkt te brengen. De Commissie is van mening dat minimuminkomensregelingen, afgezien van het feit dat ze werken als automatische stabilisatoren, een belangrijke rol kunnen spelen in het beschermen van de meest kwetsbaren tegen de ergste effecten van de crisis door vangnetten te bieden. De aanbeveling van de Commissie over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en de conclusies van de vergadering van de EPSCO-Raad van 17 december 2008 over de gemeenschappelijke beginselen voor actieve inclusie om armoede doeltreffender te bestrijden, benadrukken zowel het belang van toegang tot een passend inkomen en hoogwaardige diensten als inclusieve arbeidsmarkten. De aanbeveling roept de lidstaten met name op om "het basisrecht [te erkennen] van iedere persoon op inkomen en prestaties die toereikend zijn om een menswaardig bestaan te leiden als onderdeel van een omvattende en consistente actie ter bestrijding van sociale exclusie". De in de aanbeveling geschetste aanpak heeft bewezen een stap in de goede richting te zijn, vooral tijdens de economische crisis. Maar er moet meer gebeuren om hervormingen op het gebied van actieve inclusie volledig door te voeren. Zoals de Commissie aangaf in haar mededeling over het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting, zal zij in 2012 rapporteren over de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke beginselen betreffende actieve inclusie, die onder andere gericht zijn op de doeltreffendheid van minimuminkomensregelingen. Op grond van die beoordeling zal zij maatregelen voorstellen, waaronder manieren waarop financiële instrumenten van de EU actieve inclusie zouden kunnen ondersteunen. Vilija Blinkevičiūtė (S&D). – (LT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dank u voor uw antwoord, maar u hebt geen antwoord gegeven op mijn vraag. Mijn vraag was als volgt geformuleerd: is de Europese Commissie van plan om het initiatief te nemen tot een kaderrichtlijn inzake het garanderen van een voldoende minimuminkomen, omdat we anders zeker geen einde kunnen maken aan de armoede. Zelfs het afgelopen jaar, tijdens het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, is de armoede in de afzonderlijke lidstaten toegenomen. Nog een ander punt, commissaris, daar een echt
293
294
NL
Handelingen van het Europees Parlement
groot aantal ouderen momenteel in armoede vervalt, wat zou u ervan vinden dat de Commissie het initiatief neemt tot uniforme criteria wat betreft een minimumpensioen op het niveau van de Europese Unie? László Andor, lid van de Commissie . − (EN) De Commissie heeft een minimuminkomen en tevens een minimumloon bepleit, maar we hebben het hier over bevoegdheden en verantwoordelijkheden die bij de lidstaten liggen, en het subsidiariteitsbeginsel speelt hier een zeer belangrijke rol. Ik vind ook dat we in deze crisisperiode speciale aandacht moeten schenken aan de leden van kwetsbare groepen in de samenleving, met name aan hen die geen inkomen hebben omdat ze zonder werk zitten, maar we moeten de lidstaten aanmoedigen verschillende middelen in te zetten – en dit is slechts een van de opties – om te voorkomen dat mensen in armoede vervallen. De ruimte voor wetgevingsinitiatieven is hier uitermate beperkt, ook al is, op bepaalde momenten, de politieke behoefte hieraan aanzienlijk. Armoede bij ouderen is een zeer complex onderwerp, waaraan we moeten werken op het gebied van werkgelegenheid, sociale dienstverlening en sociale bescherming, en dit brengt mij bij de campagne van volgend jaar over actief ouder worden, die vergezeld zal gaan van beleid op het gebied van gezondheidszorg en de instandhouding van de gezondheid, en levenslang leren, omdat wij denken dat we de grootste vooruitgang op het gebied van de levensomstandigheden en de sociale insluiting van ouderen kunnen boeken door hun participatie op de arbeidsmarkt te vergroten. Daar kunnen we dan aanvullend beleid op afstemmen. De Voorzitter. – Vraag nr. 16 van Silvana Koch-Mehrin (H-000084/11): Betreft: Energiebesparende lampen Is de Commissie bekend met de studie van het Duitse Ministerie voor Milieu, volgens welke energiebesparende lampen vergiftigingsgevaren kunnen veroorzaken vanwege het zich daarin bevindende kwik, gevaren die optreden wanneer deze lampen in de huiselijke omgeving breken? Welke conclusies trekt de Commissie uit deze studie? Is de Commissie bereid zich nogmaals te bezinnen op haar besluit om de verkoop van conventionele gloeilampen te verbieden? Is de Commissie bereid om het verbod op traditionele gloeilampen in te trekken, tenminste voor lampen die in particuliere huishoudens worden gebruikt? Günther Oettinger, lid van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Koch-Mehrin, dames en heren afgevaardigden, de Commissie is op de hoogte van het rapport van het Umweltbundesamt, dat natuurlijk ook nog eens aan een diepgaand onderzoek is onderworpen. De achtergrond is als volgt: krachtens het besluit van de Raad van 2007 en ingevolge latere besluiten van het Europees Parlement en de Raad Energie – dat wil zeggen na een brede beraadslaging in het Parlement en in de lidstaten – heeft de Commissie in 2009 een voorstel ingediend voor een ecodesignrichtlijn. Deze voorziet in een stapsgewijze overschakeling van traditionele gloeilampen op gloeilampen die energie-efficiënter zijn en daarom minder stroom gebruiken. We gaan ervan uit dat op de Europese markt voor verlichting, voor gloeilampen, uiteindelijk wel 40 miljard kilowattuur kan worden bespaard, wat overeenkomt met stroomkosten van vijf tot maximaal tien miljard euro. We hebben met de richtlijn ook een aantal veiligheidsmaatregelen
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
geïntroduceerd – men denke aan kwik en grenswaarden. De grenswaarden zijn vorig jaar september nog eens duidelijk verlaagd om de potentiële gevaren voor de samenleving nog verder te beperken. De bevindingen van de studie van het Umweltbundesamt waren voor ons aanleiding om het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s nog eens om advies te vragen. Na bestudering van de beschikbare wetenschappelijke literatuur is dit comité tot de conclusie gekomen dat zeer waarschijnlijk geen gezondheidsrisico uitgaat van gebroken compacte fluorescentielampen. Hierbij moet nog wel een slag om de arm worden gehouden, want de studie is gebaseerd op onderzoek met volwassenen. Natuurlijk is duidelijk dat naar kinderen specifiek moet worden gekeken, zodat we ook in samenwerking met het Umweltbundesamt zo snel mogelijk resultaten met betrekking tot kinderen zullen verkrijgen. We volgen de situatie nauwlettend. Ik sta in contact met het Umweltbundesamt zodat we de resultaten van verdere metingen door het Umweltbundesamt gezamenlijk zo snel mogelijk kunnen evalueren. In onze algemene beoordeling komen we, ook met het oog op de nodige zekerheid bij de betrokkenen, tot de slotsom dat niet moet worden afgezien van de stapsgewijze tenuitvoerlegging van deze richtlijn, maar we zullen het Parlement ook graag aanvullend informeren indien nieuwe gegevens aanleiding geven om deze beoordeling te herzien. Dit is de stand van zaken tot dusver. Silvana Koch-Mehrin (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Oettinger, het is weliswaar fijn dat u de kwestie nog eens heeft voorgelegd aan het wetenschappelijk comité. Daar ben ik blij om. Maar toch blijft het de vraag hoe de burgers van Europa aan hun verstand kan worden gebracht dat zij op grond van EU-wetgeving hun kinderen thuis moeten blootstellen aan een gezondheidsrisico? U heeft zelf kinderen, u weet hoe het is: er gaat vaker iets kapot. Collega Leichtfried uit Oostenrijk en ik maken ons grote zorgen. Hoe kunnen duidelijk maken dat het hier om een gevaar gaat? Het lijkt erop dat we niet van vroegere fouten leren. U bent echter niet verantwoordelijk voor het oorspronkelijke besluit, dus u zou zonder uw gezicht te verliezen de bereidheid kunnen tonen om lessen uit het verleden te leren. U zou kunnen zeggen dat we dit verbod ten minste voor particuliere huishoudens intrekken. Kunt u dat niet alsnog in overweging nemen? Günther Oettinger, lid van de Commissie . − (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou willen antwoorden dat er op de markt ook na de omschakeling, en juist daarna, lampen zullen zijn waarbij elk potentieel risico is uitgesloten. Uw vraag heeft immers betrekking op CFL-lampen, zogenaamde compact fluorescent lamps, dat wil zeggen compacte fluorescentielampen, en daarom dient te worden overwogen om onze pr inzake de ecodesignrichtlijn te intensiveren en de burgers over LED-lampen en de nieuwe generatie gloeilampen met halogeentechniek te informeren. Zo zouden zowel de milieu- en energiebesparingsdoelstellingen van de richtlijn kunnen worden bereikt alsook alle risico's kunnen worden uitgesloten. Hier wil ik graag nog eens zorgvuldig naar kijken. De Voorzitter. – Vraag nr. 17 van Claude Moraes (H-000079/11): Betreft: Maatregelen betreffende rechten van slachtoffers Verbetering van de steun aan slachtoffers van misdaad is een belangrijk deel van het programma van Stockholm. Met name steun aan slachtoffers van grensoverschrijdende misdaad in Europa baart EU-burgers oprechte zorgen. Er zijn in de praktijk maar weinig
295
296
NL
Handelingen van het Europees Parlement
procedures ter ondersteuning van slachtoffers en gezinnen die verwikkeld zijn in de nasleep van misdaad en ernstig lichamelijk letsel in het buitenland. Ik sta momenteel een kiezer bij wiens zoon tijdens een vakantie op Kreta het slachtoffer is geworden van geweldpleging. Er is op dit gebied werkelijk behoefte aan optreden van de EU, opdat zij haar beloften omtrent een Europa van de burgers nakomt. Commissaris Reding heeft een pakket van maatregelen toegezegd in verband met de bescherming van slachtoffers van misdrijven. Wanneer denkt de Commissie, dit alles in overweging nemend, dit pakket maatregelen voor slachtoffers van misdrijven voor te stellen? Kan zij nadere informatie geven over de inhoud van dit wetsvoorstel? Kan zij bijzonderheden verstrekken over de niet-wetgevende maatregelen die in het pakker zullen worden opgenomen? Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie . − (EN) Mevrouw de Voorzitter, volgens de cijfers zijn jaarlijks meer dan 30 miljoen mensen in Europa slachtoffer van een misdrijf. Het is van belang ervoor te zorgen dat de slachtoffers hun rechten kunnen doen gelden en de steun en bescherming ontvangen die ze nodig hebben. Dit is een strategische prioriteit voor de Commissie. Laat mij deze gelegenheid aangrijpen om te wijzen op de moed van mevrouw Hughes, die zich inzet voor een betere rechtspositie voor slachtoffers van misdrijven in Europa. Ik vind dat haar vastberadenheid als inspiratiebron zou moeten dienen voor ons allen bij het verbeteren van de rechtspositie van slachtoffers en het versterken van het vertrouwen van de burgers in onze rechtsstelsels. We hebben dit krachtiger wederzijdse vertrouwen nodig om ervoor te zorgen dat de behoeften van slachtoffers worden erkend en beschermd, niet alleen in het eigen land, maar ook elders. We moeten ook zorgen dat slachtoffers niet worden vergeten in onze justitiële en juridische stelsels. Daarom zal de Commissie in mei een breed pakket met betrekking tot slachtoffers voorstellen. Hierin zal het gaan over de kwaliteit van de behandeling die slachtoffers ontvangen na een misdrijf en tijdens de strafrechtelijke procedure. Het zal waarborgen omvatten opdat de behandeling van slachtoffers in alle EU-lidstaten voldoet aan dezelfde minimumnormen, ongeacht hun nationaliteit of land van herkomst. Met ons voorstel beogen we een verandering in de houding jegens slachtoffers te bevorderen, zodat er meer wordt gedaan ten behoeve van hun herstel en het risico wordt geminimaliseerd dat ze gedurende de gerechtelijke procedure opnieuw slachtoffer worden. Waar zal het pakket concreet uit bestaan? Om te beginnen uit een horizontale richtlijn over de status van slachtoffers in strafrechtelijke procedures, waarmee bijvoorbeeld de volgende afdwingbare rechten worden vastgesteld: eenvoudig toegankelijke slachtofferhulpdiensten in alle lidstaten; het recht op een tolk bij verhoren; een minimalisering van het contact tussen dader en slachtoffer tijdens het proces, waarbij nieuwe rechtbanken moeten worden ingericht met aparte wachtruimtes; en het recht in alle lidstaten te verzoeken om een beoordeling van de aanklager. Ten tweede zal ik ook een verordening voorstellen betreffende de wederzijdse erkenning van civielrechtelijke beschermingsmaatregelen om ervoor te zorgen dat slachtoffers die gevaar lopen, en die in een lidstaat beschermd worden door een getroffen maatregel tegen een potentiële dader, baat blijven hebben van een dergelijke maatregel wanneer zij reizen of verhuizen naar een andere lidstaat. Dat instrument zal worden aangevuld door een vergelijkbaar instrument voor de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beschermingsmaatregelen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We zijn ook van plan een breed scala aan niet-wetgevende maatregelen te introduceren om te waarborgen dat de nieuwe wetgeving doeltreffend is, en we zullen een routekaart voorstellen met betrekking tot de verbetering van de rechtspositie van slachtoffers om te waarborgen dat hun rechten de komende jaren hoog op de politieke agenda blijven. Claude Moraes (S&D). - (EN) Zoals u weet hebben we vorige week een bezoek gebracht aan uw bureau met Maggie Hughes, een van de vele duizenden dappere slachtoffers van een misdrijf. Ik moet zeggen dat wij, na uw medewerkers te hebben gesproken, zeer optimistisch zijn dat dit een pakket maatregelen zou kunnen zijn dat zorgt voor hernieuwd vertrouwen bij en meerwaarde voor burgers die hulp nodig hebben wanneer zij slachtoffer van een misdrijf zijn geworden. Wat Maggie Hughes en vele andere slachtoffers ons hebben verteld is dat de door u voorgestelde maatregelen hun bevallen, maar dat zij een concentratie van hulp zouden willen zien. Als er bijvoorbeeld een organisatie voor slachtofferhulp is, zou deze eenvoudig toegankelijk moeten zijn en er zouden mensen moeten zijn die bijstand verlenen in het ziekenhuis, in de politiecel en met de rechtbanken. Dit is waar onze burgers om vragen en wat ze, tot nu toe, nog niet hebben gekregen. Dit is dus eigenlijk een pleidooi aan u om hiervan het fantastische voorstel te maken dat het in potentie is. Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie . − (EN) Ik ben het daar volkomen mee eens. Ik heb ook het gevoel dat slachtoffers enigszins afwezig zijn geweest. Wat procedurerechten betreft zijn we sterk gericht geweest op mensen die problemen hebben omdat ze mogelijk een misdrijf hebben gepleegd: we hebben ons erom bekommerd dat hun rechten zijn gegarandeerd, zoals het ook behoort te zijn in een rechtsmaatschappij. Heel vaak worden slachtoffers wanneer zij naar de rechtbank komen echter opnieuw in de slachtofferrol gedrukt en doet niemand daar wat aan. Dit is heel onrechtvaardig en komt neer op een ontzegging van rechten. Dit is ook waarom ik hoop dat dit slachtofferpakket niet alleen zal leiden tot andere wetten, maar ook tot een andere mentaliteit, zodat – zoals de geachte afgevaardigde terecht bepleitte – de mensen overal in onze rechtbanken, onze politiebureaus en onze ziekenhuizen speciale aandacht hebben voor slachtoffers en weten dat zij niet als ieder ander behandeld moeten worden. Het is van het grootste belang dat dit ook grensoverschrijdend gebeurt, met betrekking tot mensen afkomstig uit andere lidstaten. Ik vertrouw erop dat het Parlement de Commissie helpt de best mogelijke wetgeving tot stand te brengen, en daarmee bovendien – wat de medebeslissingsaspecten van het pakket betreft – vaart te maken zodat het een en ander aan de Raad kan worden voorgelegd. Tweede deel De Voorzitter. – Vraag nr. 18 van Marian Harkin (H-000063/11): Betreft: Voorstellen van de Commissie over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting Kan de Commissie aangeven hoe het staat met haar voorstellen aangaande een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting?
297
298
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Algirdas Šemeta, lid van de Commissie. − (EN) De gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) vormt een belangrijk initiatief in het kader van de inspanningen die worden geleverd om de obstakels voor de voltooiing van de interne markt op te heffen, en is in de jaarlijkse groeianalyse als een groeiversterkend initiatief aangemerkt waaraan voorrang moet worden gegeven. Het zal enkele grote fiscale obstakels wegnemen die het concurrentievermogen van bedrijven hinderen. Nu is het zo dat het ontbreken van gemeenschappelijke regels voor de vennootschapsbelasting en de verschillen tussen de nationale belastingstelsels vaak leiden tot 'overbelasting' en dubbele belasting. Bovendien gaan bedrijven gebukt onder zware administratieve lasten en hoge nalevingskosten. Deze situatie heeft een ontmoedigend effect op investeringen in de EU en staat bijgevolg op gespannen voet met de prioriteiten van de Europa 2020-strategie. Er is belangrijke vooruitgang geboekt in de technische voorbereiding van het CCCTB-voorstel. Het wordt nu tijd om één samenstel van voorschriften van toepassing te laten zijn op bedrijven, zodat zij eenvoudiger en goedkoper zaken kunnen doen op de gemeenschappelijke markt. De CCCTB moet 16 maart 2011 door het college van commissarissen worden goedgekeurd. Ik ben ervan overtuigd dat het definitieve voorstel in belangrijke mate zal bijdragen aan een beter zakenmilieu en meer groei en werkgelegenheid in de EU. Marian Harkin (ALDE). - (EN) Dank u wel, commissaris, voor uw antwoord. Ik heb nog drie korte vragen waarvan ik hoop dat u er antwoord op kunt geven. Ziet u de CCCTB als een vrijwillige regeling? Ten tweede: voorziet u omstandigheden waarin nationale rechtbanken hun bevoegdheid in belastingzaken kunnen verliezen indien hun beslissingen gevolgen zouden hebben voor de belastingopbrengsten in andere lidstaten? En ten slotte verwacht ik dat er in dit stadium een of andere formule is bedacht voor de verdeling van de in de verschillende lidstaten te betalen belastingen. Heeft de Commissie een effectbeoordeling gemaakt met betrekking tot de winnaars en verliezers, en daarmee bedoel ik winnaars en verliezers in financiële zin, bij toepassing van de formule die u inmiddels bedacht heeft? Algirdas Šemeta, lid van de Commissie . − (EN) Ik kan heel kort zijn over de vraag over de vrijwillige dan wel verplichte aard van de CCCTB. Het antwoord is ja, het gaat om een vrijwillige regeling: het voorstel voorziet in een optie voor bedrijven om op vrijwillige basis de CCCTB-voorschriften van toepassing te laten zijn. Wat de rol van nationale rechtbanken betreft is het zo dat het CCCTB-voorstel ook regels voor geschillenbeslechting bevat en dat de rol van nationale rechtbanken niet door het voorstel wordt ondermijnd. Het voorstel voorziet in een verdelingsformule met gelijke delen voor omzet, arbeid en activa, waarbij de arbeidsfactor weer is verdeeld over twee componenten: loonkosten en aantal werknemers. Ja, we hebben een effectbeoordeling gemaakt en deze zal samen met het voorstel worden gepubliceerd. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het voorstel goed zal zijn voor het Europese bedrijfsleven, inclusief dat van Ierland.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Collega’s, ik realiseer me dat sommige leden pas na het begin van het vragenuur binnengekomen zijn en dus niet weten dat we in hoge tijdnood zitten. We willen zoveel mogelijk vragen behandelen. Daarom heb ik aan het begin gezegd dat alleen de vragenstellers aanvullende vragen mogen stellen. Voor nu wil ik zeggen dat ik ernaar streef – en of dat lukt, hangt mede af van de lengte van de antwoorden van de Commissie – om de volgende vragen te behandelen vóór 20.45 uur: die van mevrouw Jensen, de heer Papanikolaou, de heer Posselt en mevrouw Ţicău. Dat is het plan. Vraag nr. 19 van Anne E. Jensen (H-000086/11): Betreft: Btw-vrijstelling voor landbouwproducten in Roemenië Deense bedrijven die in de landbouw in Roemenië hebben geïnvesteerd, is meegedeeld dat zij in de toekomst geen btw in rekening hoeven te brengen over goederen die zij verkopen aan tussenhandelaren. Over goederen die zij verkopen aan eindgebruikers (bijvoorbeeld broodproducenten of andere boeren) moeten zij echter nog wel btw in rekening brengen. Het voorstel voor btw-vrijstelling bij verkoop aan de tussenhandel zou door de Roemeense regering bij DG TAXUD zijn ingediend. Heeft de Commissie goedgekeurd dat voor de verkoop van landbouwproducten aan tussenhandelaren een btw-vrijstelling geldt? Zo ja, waarom? Is de Commissie van mening dat een dergelijke regeling zal leiden tot veranderingen in de handelspatronen met betrekking tot de handel in landbouwproducten in Roemenië? Is de Commissie van mening dat het tot concurrentievervalsing op de interne markt kan leiden als boeren financieel worden gestimuleerd om hun producten aan bepaalde afnemers te verkopen? Kan de Commissie garanderen dat er voor alle landbouwproducenten in Roemenië gemeenschappelijke btw-regels gelden? Algirdas Šemeta, lid van de Commissie . − (EN) Vanwege de btw-fraude met betrekking tot bepaalde landbouwproducten staat de Commissie met Roemenië in contact om de meest geschikte manier vast te stellen om dit probleem aan te pakken. Een van de mogelijke oplossingen om de zogenaamde carrouselfraude in deze sector aan te pakken is toepassing van de verleggingsregeling. Bij die regeling, die geen vorm van vrijstelling is, blijven ingekochte producten onderhevig aan belasting, maar is de partij die verantwoordelijk is voor de betaling van de btw aan de belastingdienst niet langer de leverancier, maar juist de ontvangende btw-plichtige. Het feit dat de ontvanger de belasting moet betalen in plaats van de leverancier is de enige wijziging van de standaardregeling, waarbij de btw-plichtige die goederen levert aan een andere btw-plichtige de btw ontvangt en aan de staat betaalt, terwijl de ontvangende btw-plichtige dit bedrag weer kan aftrekken via zijn btw-aangifte. Zowel bij de standaard- als de verleggingsregeling geldt dat wanneer de ontvanger eindgebruiker is, deze de btw niet kan aftrekken en dus geheel draagt. Btw blijft zo neutraal voor btw-plichtigen en er is dus geen sprake van concurrentievervalsing. Omdat de ontvanger tegelijk hetzelfde bedrag kan betalen en aftrekken op zijn btw-aangifte, heeft deze aanpassing het voordeel dat er geen daadwerkelijke btw-betalingen aan de belastingdienst gedaan hoeven te worden. Zo worden vormen van fraude voorkomen die zijn gebaseerd op niet-betaling van btw door de
299
300
NL
Handelingen van het Europees Parlement
leverancier in combinatie met btw-aftrek door de klant, die daartoe over een geldige factuur beschikt. Een nadeel van dit systeem is dat er andere frauderisico's ontstaan, doordat alle btw pas aan het eind van de toeleveringsketen wordt geïnd. Een dergelijk systeem kan daarom, naar opvatting van de Commissie, beter worden beperkt tot landbouwproducten, die immers normaal gesproken worden verkocht aan intermediairs – btw-plichtigen – en niet zijn bedoeld voor levering aan eindgebruikers. In ieder geval is het zo dat, aangezien deze regeling afwijkt van de normale, in de btw-richtlijn vastgestelde voorschriften, Roemenië van de Raad toestemming zou moeten krijgen voor afwijking van die richtlijn; de Commissie onderzoekt de zaak nog. Anne E. Jensen (ALDE). - (DA) Hartelijk dank, commissaris. Ik ben er niet zeker van dat ik alle details heb begrepen, maar die kan ik later natuurlijk nog bestuderen. Echter, dit nieuwe systeem, dat naar ik begrijp opgezet wordt om fraude te voorkomen, kan leiden tot een bijzonder probleem voor producenten uit een ander land die in Roemenië geïnvesteerd hebben en die ook met btw belaste uitgaven in een ander land hebben, waarvan de btw niet afgetrokken kan worden van in Roemenië ontvangen btw, omdat ze geen btw ontvangen. Hoe denkt Commissie dit probleem op te lossen voor producenten die uit een ander EU-land afkomstig zijn en die ondernemingen in zowel Roemenië als in andere EU-landen hebben, zodat het niet onmogelijk wordt gemaakt dat zij hun input-btw aftrekken van hun ontvangen btw? Dank u. Algirdas Šemeta, lid van de Commissie . − (EN) Ik wil graag nog opmerken dat de verleggingsregeling niet nieuw is en wordt toegepast in meerdere lidstaten. Zij wordt in sommige lidstaten bijvoorbeeld ook gebruikt bij de verhandeling van emissierechten. Het klopt dat onder de verleggingsregeling de btw pas aan het eind van de toeleveringsketen wordt geïnd in plaats van door de hele keten heen. Wanneer we verzoeken van de lidstaten om een verleggingsregeling te mogen toepassen bekijken, kijken we uiteraard naar alle details en nemen we ook de mogelijkheid van verstoring van de interne markt in acht. Daarom worden voorstellen van de Commissie niet automatisch gegenereerd, maar komen ze tot stand middels onderzoek, op basis waarvan we een voorstel aan de Raad voorleggen. Wat Roemenië betreft zijn we al meer dan een half jaar – of zelfs langer – bezig met het vinden van een oplossing voor hoe de btw-fraude in de landbouw in dit land aan te pakken. Gay Mitchell (PPE). - (EN) Ik ben hier al sinds de aanvang van het vragenuur, dat om 19.30 uur zou beginnen. Mijn land krijgt morgen een nieuwe regering en er zijn daar een heleboel mensen die belangstelling hebben voor de vraag die ik aan commissaris Rehn heb gesteld. Ik verzoek u mijn vraag toe te staan, ook al moeten we hier dan een paar minuten langer blijven, en de commissaris de gelegenheid te bieden daarop te antwoorden. De Voorzitter. – Er zijn al leden die de zaal hebben verlaten omdat ik gezegd heb dat ik hun vraag, of aanvullende vragen, niet kon behandelen. Het is een zware middag geweest. Het zal ook een zware avond worden. Ik heb aangegeven welke vragen ik vóór 20.45 uur wil behandelen. We zullen zien wat we kunnen doen, maar ik doe echt mijn best om eerlijk te zijn tegenover alle betrokkenen, en inderdaad ook tegenover de commissarissen die nog in de wachtkamer zitten.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag 22 van Georgios Papanikolaou (H-000061/11): Betreft: Verklaring van de secretaris-generaal van de OESO over de eventuele herstructurering van de schuld van lidstaten van de eurozone en het standpunt van de Commissie Op donderdag 28 januari 2011 verklaarde Angel Gurría, secretaris-generaal van de OESO, tijdens het Economisch Wereldforum in Davos dat, mocht een land een herstructurering van de schuld nodig hebben, dat land Griekenland is. Er zij op gewezen dat voor het eerst een secretaris-generaal van een invloedrijke internationale organisatie die nauw samenwerkt met de Unie op het gebied van een reeks politieke, economische en sociale vraagstukken in het openbaar een standpunt inneemt met betrekking tot de herstructurering van de schuld van een lid van de eurozone. Wat is het standpunt van de Commissie in dezen, met name in het licht van de verklaring van de secretaris-generaal van de OESO? Olli Rehn, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, samen met de ECB en het IMF heeft de Commissie onlangs de derde herziening van het economische beoordelingsprogramma voor Griekenland afgerond. Onze gezamenlijke totaalbeoordeling is tweeledig en ik zal er een korte schets van geven. Ten eerste is het programma dichter bij zijn doelstellingen gekomen; en ten tweede moeten we nog enkele grote problemen overwinnen om houdbare overheidsfinanciën te waarborgen, het concurrentievermogen te herstellen en een levensvatbare bankensector te creëren. Op sommige terreinen is vertraging opgetreden, maar de fiscale en andere hervormingen die nodig zijn om de doelstellingen van het programma voor de middellange termijn te realiseren, worden momenteel doorgevoerd. Er moeten echter nog omvangrijke hervormingen worden uitgedacht en ingevoerd om de kritische massa te verkrijgen die nodig is om voor houdbare overheidsfinanciën en economisch herstel te zorgen. De bepaald niet eenvoudige consolidatie-inspanningen zullen worden ondersteund door een moedig privatiseringsprogramma, zoals premier Papandreou heeft aangegeven. De regering heeft toegezegd haar privatiseringsprogramma substantieel op te waarderen, zodat in 2015 de privatisering vijftig miljard euro zal hebben opgeleverd. Daarmee kan de schuldquote de komende vijf jaar met meer dan 20 procent van het bbp worden teruggebracht. Tevens geldt dat, wanneer het privatiseringsprogramma vastberaden wordt uitgevoerd, de economie efficiënter gaat functioneren en investeringen en de export een impuls krijgen. Om al deze redenen is het essentieel dat de regering zich vierkant achter dit proces van privatisering schaart en de privileges en gevestigde belangen vastbesloten aanpakt. Dat is de enige manier om de ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken en de mogelijkheden te benutten om het marktsentiment jegens Griekenland een flinke duw in de goede richting te geven. Daarom moedigt de Commissie Griekenland aan zijn privatiseringsprogramma resoluut uit te voeren. Dit sluit aan bij een opmerking van de secretaris-generaal van de OESO: dit jaar, 2011, vormt het beslissende jaar voor Griekenland als het gaat om het herstel van de geloofwaardigheid van zijn economisch beleid. Dat herstel is onontbeerlijk, wil het land volgend jaar weer toegang tot de markten krijgen.
301
302
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Hiertoe moeten de autoriteiten het fiscale doel voor dit jaar halen of zelfs overtreffen en een robuuste begrotingsstrategie voor de middellange termijn formuleren. Verder moet Griekenland de komende weken en maanden een beslissende doorbraak op het gebied van structurele hervormingen bereiken. Standvastige uitvoering van het programma moet leiden tot versterking van de geloofwaardigheid en tot een groter vertrouwen bij zowel burgers als investeerders. Ter afsluiting: de zorgen over een herstructurering van de schuld kunnen en zullen worden aangepakt door een combinatie van deze beleidsmaatregelen – dat wil zeggen realiseren van de fiscale doelen en uitvoering van het privatiseringsprogramma – en de maatregelen van de EU om de looptijd van de leningen te verlengen en het prijsbeleid in het licht van de houdbaarheid van de schuld te herzien. Georgios Papanikolaou (PPE) – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, vorig jaar heeft u het memorandum met Griekenland medeondertekend op basis waarvan werd voorzien in de afbetaling van de desbetreffende lening in drie en een half jaar. Vandaag stelt u in uw verklaring voor dat dit wordt verlengd naar zeven jaar, hetgeen duidelijk betekent dat er ergens een verkeerde berekening is gemaakt. Tegelijkertijd wordt de kredietwaardigheid van Griekenland door ratingbureau Moody’s op onrechtvaardige en onaanvaardbare wijze gedegradeerd tot het niveau van Angola. Uiteindelijk vragen wij ons allemaal af wat er precies nodig is om Griekenland op het rechte pad te brengen: een simpele verlenging? Het omlaag brengen van de rente, iets waar u eveneens aan refereerde? Het opnieuw onderhandelen over de voorwaarden van het memorandum? De euro-obligatie? De Europese groeiobligatie? Alle genoemde mogelijkheden bij elkaar? Of soms nog iets anders? Misschien nog meer bezuinigingsmaatregelen in Griekenland? Heeft u enig idee, commissaris? Olli Rehn, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het belangrijkste en noodzakelijkste is dat de doelen van de begrotingsconsolidatie gehandhaafd blijven en dat structurele hervormingen standvastig worden doorgevoerd, in lijn met het memorandum. Bovendien is het, zoals ik in mijn vorige antwoord zei, voor Griekenland van wezenlijk belang om een begin te maken met een zeer ambitieus privatiseringsprogramma dat zal helpen de schuldenlast te verminderen. Tevens is het erg belangrijk, in het kader van de alomvattende strategie die deze maand nog in de Europese Unie moet worden vastgesteld, dat de lidstaten naar het vraagstuk van de houdbaarheid van de schuld kijken. Ik kan de lidstaten slechts aansporen de looptijd van de leningen aan Griekenland te verlengen en het prijsbeleid voor deze leningen te herzien. Jim Higgins (PPE). - (EN) Dit is gewoon een farce en het betreft een punt van orde. Ons was verteld dat het vragenuur zou duren van 19.30 tot 20.30 uur. U, of iemand anders, heeft besloten dat het vorige debat mocht uitlopen ten koste van het vragenuur. Het vragenuur is een van de weinige mogelijkheden die wij hebben om een commissaris vragen te stellen. Wij hebben een crisis in Ierland; mijn collega's Gay Mitchell, Pat the Cope Gallagher en ik hebben vragen ingediend. Wie heeft dat besluit genomen? Ik wil nu weten – en dat is een legitieme vraag – wie heeft besloten dat een sessie van twintig minuten, die nog maar acht minuten aan de gang is, wordt teruggebracht naar een sessie van acht of negen minuten. Wie heeft dat besloten, mevrouw de Voorzitter? De Voorzitter. – Mijnheer Higgins, ik wilde net iets gaan zeggen voordat ik de commissaris het woord gaf voor wat de laatste vraag zal zijn, omdat ik net zo boos ben als u, geloof me.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik vind het niet prettig om hier onder deze omstandigheden te zitten, omdat ik een heleboel leden moet teleurstellen en een aantal commissarissen moet laten wachten. De mensen waarop u uw pijlen moet richten zijn de fractieleiders, en ik zeg dit nog eens luid en duidelijk: het zijn de fractieleiders die de agenda vaststellen en ons bijna elke plenaire-vergaderingweek confronteren met de situatie dat we niet genoeg tijd hebben om het vragenuur voor de Commissie, of inderdaad voor de Raad voor zover dat heeft plaatsgevonden, fatsoenlijk af te handelen. Dit is onbevredigend; ik heb hier al eerder mijn standpunt over kenbaar gemaakt. Ik zou elk lid dat zich hier zorgen over maakt willen verzoeken contact op te nemen met zijn of haar fractieleider en te zeggen wat hij of zij ervan vindt, omdat ik vastzit aan de agenda zoals die er ligt als ik hier ga zitten, en daar ben ik niet blij mee. Gay Mitchell (PPE). - (EN) Maar wie heeft bepaald dat commissaris Šemeta drie vragen zou krijgen en commissaris Rehn slechts één? De vraag van de heer Higgins was nummer twee voor commissaris Rehn en mijn vraag nummer drie. Hoe kan het dat de ene commissaris meerdere vragen krijgt en de andere maar één? Dat begrijp ik niet. De Voorzitter. – We hebben er twee gedaan en ik geef de heer Šemeta nu de vraag die eigenlijk gericht was aan commissaris De Gucht. Daarom. Ik moet me aan een bepaalde volgorde houden, het spijt me. Het is jammer voor u drieën, maar omdat commissaris Rehn uiterst sympathiek is, weet ik zeker dat hij na het verlaten van de zaal met u zal willen praten. Dat is alles wat ik te bieden heb, en ik weet dat dit onbevredigend is. Pat the Cope Gallagher (ALDE). – (EN) Ik heb de drie vragen, 23 van Higgins, 24 van Mitchell en 25 van Gallagher, gelezen. Ik vermoed dat de commissaris deze drie vragen bij de beantwoording samen zou hebben genomen. Kunnen we niet langer doorgaan en het volgende debat wat opschuiven? Valt dat onder uw bevoegdheid? Het vragenuur is immers altijd de klos. Als we dus iets langer doorgaan, zullen de commissarissen wellicht zo goed zijn om ons na negen uur nog wat meer van hun tijd te geven. De Voorzitter. – Mijnheer Gallagher, ik kan niet sjoemelen met het begin van het volgende agendapunt. Ik heb mijnheer Posselt en mevrouw Ţicău al gezegd dat ik hun vragen in behandeling zou nemen en de vraag van u drieën zou de laatste geweest zijn als we sneller waren geweest, maar dat zijn we niet. Zelfs de vraag van de heer Posselt levert al genoeg problemen op nu. Dat is de realiteit. Het spijt me echt en ik ben hier, zoals ik al zei, ook boos over, maar dit is de situatie waar we in gemanoeuvreerd zijn. U hebt gezien wat er de hele dag al met de agenda gebeurt, en dit stemt niet tot tevredenheid. Dus als u het mij toestaat wil ik nu, zoals ik zei, overgaan naar de vraag voor commissaris De Gucht, die zal worden beantwoord door de heer Šemeta, en tot mijn grote spijt zeg ik erbij dat dit voor vanavond de laatste is. Vraag nr. 31 van Bernd Posselt (H-000068/11): Betreft: Buitenlandse handel en oostelijk partnerschap Hoe beoordeelt de Commissie de ontwikkeling van de handel tussen de EU en de landen van het oostelijk partnerschap? Welke rol spelen de Zwarte Zeestrategie en de staten van de zuidelijke Kaukasus hierin? Algirdas Šemeta, lid van de Commissie. – (EN) De wereldwijde financiële en economische crisis heeft een nadelige uitwerking gehad op de bilaterale handel tussen de EU en de landen van het oostelijk partnerschap. Tussen 2008 en 2010 nam de handel tussen de EU en zes landen van het oostelijk partnerschap met 20 procent af.
303
304
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Er moet op gewezen worden dat het oostelijk partnerschap van start ging op het moment dat de financiële crisis op zijn hevigst was. Tijdens de top van 7 mei 2009 werd het startsein voor het partnerschap gegeven. In deze beginperiode werden werkstructuren gecreëerd en de multilaterale platforms hielden enkele van hun eerste bijeenkomsten. Het oostelijk partnerschap was gewoonweg te jong om de negatieve effecten van de financiële en economische crisis te verzachten. De Zwarte Zeesynergie speelt een verwaarloosbare rol in de handel met de EU omdat het hierbij om een regionaal samenwerkingskader en niet om een handelsovereenkomst gaat. De staten van de zuidelijke Kaukasus hebben afzonderlijk of als groep geen specifieke rol gespeeld in de ontwikkeling van de handel tussen de EU en de landen van het oostelijk partnerschap. Op dit moment worden er voorbereidingen getroffen voor toekomstige onderhandelingen met Georgië en Armenië over een bilaterale, vergaande en alomvattende vrijhandelszone, en de handelsbepalingen van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Azerbeidzjan worden verbeterd. Bernd Posselt (PPE). - (DE) Hartelijk dank, commissaris, voor uw zeer nauwkeurige antwoord. Een korte vraag: bestaan er volgens u mogelijkheden voor het versterken van de handel met de landen van de zuidelijke Kaukasus, onder andere door het verminderen van onderlinge spanningen tussen de landen, vooral met het oog op het externe energiebeleid? Algirdas Šemeta, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals ik in mijn antwoord heb gezegd, werken we aan een vergaande en alomvattende vrijhandelszone en we hebben deze landen belangrijke aanbevelingen gedaan over wat zij moeten doen om de onderhandelingen over zulke overeenkomsten op gang te brengen. Zulke overeenkomsten zouden uiteraard een aanzienlijke vooruitgang betekenen. Als deze landen hun huiswerk maken – en sommige doen in ieder geval hun best – worden de perspectieven voor intensivering van de handel veel beter. Brian Crowley (ALDE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb gewacht met interrumperen tot we klaar waren met de vragen, omdat ik wist dat u krap in de tijd zat. Maar net als mijn collega's wil ik graag genoteerd zien dat dit een verdere aantasting betekent van een belangrijk instrument voor Parlementsleden – vooral voor de gewone parlementariërs. Volgens mij is het verkeerd dat u gedwongen werd om ons de mond te snoeren, maar ik geloof niet dat het enkel en alleen de schuld is van de fractieleiders; de Voorzitter moet namelijk de planning van de dag bewaken. Degene die vóór u de voorzittershamer hanteerde, heeft de zaken kennelijk enigszins uit de hand laten lopen, waardoor u in een lastig parket terechtkwam. Misschien kunnen we tot overeenstemming komen en misschien kunt u met het Bureau en de ondervoorzitters afspreken dat aan dit onderdeel, het vragenuur, niet kan worden getornd. Als we een debat moeten onderbreken en na het vragenuur moeten voortzetten, dan zij dat zo. Ik zal dat voorleggen aan mijn eigen fractieleider en hopelijk zullen anderen hetzelfde doen. U wil ik vragen dit punt met het Bureau te bespreken. De Voorzitter. – Ik zal het ter sprake brengen bij de fractieleiders omdat het probleem bij hen ligt, sorry dat ik het zeg: het probleem ligt bij de Conferentie van voorzitters, wanneer ze de agenda vaststellen. Het is een kwestie van een te volle agenda voordat we met het
08-03-2011
08-03-2011
Handelingen van het Europees Parlement
NL
vragenuur beginnen. U hebt gelijk. Er moet een soort lijn getrokken worden om ervoor te zorgen dat deze tijd, die door de leden wordt gebruikt om de Commissie of de Raad ter verantwoording te roepen, wordt gerespecteerd. Ik ben het met u eens en dit is het eerste wat ik morgenochtend ga doen als ik achter mijn pc zit, dat verzeker ik u. Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Eerder zei u dat de vraag die ik commissaris De Gucht heb gesteld later aan de orde zou komen. Helaas begrijp ik nu dat de commissaris al vertrokken is, terwijl ik hier in het Parlement ben gebleven in afwachting van zijn antwoord. Naar mijn mening is het reglement niet in acht genomen, en ik begrijp niet wat er is gebeurd. De Voorzitter. – Mevrouw Ţicău, ik wilde uw vraag behandelen, maar ik zei ook dat we noodgedwongen een kwartier voor het hele uur moesten stoppen, en we bereikten dat punt voordat we aan uw vraag toekwamen. Dat is het simpele antwoord. Het spijt me. Ik heb het al gezegd, ik ben niet er niet blij mee dat we in deze positie gemanoeuvreerd zijn, maar ik kon vanavond echt niet meer doen om een groter aantal vragen beantwoord te krijgen. Ik heb geen aanvullende vragen toegestaan in een poging meer voor u gedaan te krijgen, maar helaas kon ik niet meer aan uw vraag toekomen. Vragen die bij gebrek aan tijd niet aan bod gekomen zijn, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage). Het vragenuur is gesloten. (De vergadering wordt om 20.50 uur onderbroken en om 21.05 uur hervat) VOORZITTER: ISABELLE DURANT Ondervoorzitter 18. Een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A7-0022/2011) van Bernd Lange, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering (2010/2095(INI)). Bernd Lange, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, beste collega’s, dit verslag brengt het standpunt van het Europees Parlement zeer duidelijk tot uitdrukking. Ik wil hier allereerst mijn dank uitspreken aan de schaduwrapporteurs die hieraan hebben meegewerkt en aan de auteurs van de adviezen van de betrokken commissies. Commissaris, we hebben het samen voor elkaar gebracht om een duidelijke boodschap te formuleren, namelijk dat er goede redenen zijn om het industriebeleid meer centraal te stellen in de politieke arena. Ten eerste zorgt het industriebeleid ervoor dat we in Europa duurzame en goede banen kunnen behouden, en ten tweede dat we in Europa investeringen veilig kunnen stellen. Onze concurrenten op de wereld, zoals de Verenigde Staten, China, Brazilië en India, zitten juist op het gebied van het industriebeleid niet stil. Ten derde worden we geconfronteerd met uitdagingen op het vlak van de duurzaamheid, zowel met betrekking tot het klimaat, alsook wat de economische en sociale grondvesten van onze samenleving aangaat. Daarom is het des te belangrijker dat we het industriebeleid in het centrum van de politieke arena plaatsen.
305
306
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dit betekent enerzijds, commissaris, dat we ervan uitgaan de integratie van het industriebeleid zo te kunnen omvormen dat zij centraal zal staan bij de wetsontwerpen van de Europese Unie. We willen dat niet eerst het milieu-, het handels- of het concurrentiebeleid wordt ontworpen en dat dit beleid pas daarna, in een tweede stap, aan de belangen van de Europese industrie wordt aangepast. We moeten het juist omgekeerd aanpakken: de andere beleidsterreinen definiëren vanuit het strategisch belang van een duurzaam industriebeleid. Ten tweede, commissaris, moet het beleid sterker worden gecoördineerd met het individuele industriebeleid van de lidstaten. Daarom zou ik u willen verzoeken – dat hebben we in het verslag ook onder woorden gebracht – om artikel 173, lid 2 van het Verdrag van Lissabon als grondslag te nemen voor een sterkere coördinatie van het industriebeleid met dat van de lidstaten, zodat we werkelijk allemaal dezelfde koers varen. We moeten ons uiteraard concentreren op een aantal specifieke onderwerpen. Op horizontaal vlak met name het innovatiebeleid, en wel in de gehele waardeketen. We moeten bereiken dat we de gehele economische keten stimuleren, van het onderzoek naar fundamentele technologie tot aan de commerciële toepassing, om de beste oplossingen voor onze samenleving op de markt brengen. We moeten ons ook meer bezighouden met hulpbronnen. Het is niet voldoende om telkens weer te zeggen dat hulpbronnen belangrijk zijn. We moeten degelijke wetgeving ontwikkelen om te zorgen voor een duidelijk sterkere productiviteit van hulpbronnen. In de industrie bedragen de arbeidskosten twintig procent en de kosten van de gebruikte hulpbronnen veertig procent. Dat is het uitgangspunt voor ons handelen, ook met betrekking tot de grondstoffen. Mobiele telefoons, waarover we allemaal beschikken, bevatten zeldzame aardelementen en aardmetalen die nog bijna niet gerecycled worden – bij mobiele telefoons ligt het recyclingpercentage rond de anderhalf procent. Dat biedt een uitgangspunt om werkgelegenheid te scheppen en het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken. In dit verband nog een afsluitende opmerking: innovatie en productiviteit van hulpbronnen komen niet vanzelf, maar zijn ook afhankelijk van collega’s die hieraan een bijdrage leveren. Daarom is kwalificatie en deelneming van de werknemers een wezenlijk bestanddeel van een verstandig industriebeleid. Wanneer we dit tot stand brengen, heb ik er vertrouwen in dat de industrie van Europa voor toekomstbestendige banen kan zorgen. Antonio Tajani, Vicevoorzitter van de Commissie . − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik graag de heer Lange, de rapporteur, bedanken voor zijn inspanningen. Ik weet dat het niet gemakkelijk is om in een Parlement als dit, met zo vele parlementaire fracties, tot een synthese te komen waarmee het debat over het industriebeleid op een positieve manier kan worden afgerond. Ik wil u daarom bedanken voor uw werk, omdat wij, de Commissie, het Parlement en de Raad, als wij daadwerkelijk de reële economie centraal willen stellen in ons beleid, ten behoeve van de sociale economie en de markt, samen moeten werken. Ik deel uw roep om meer cohesie vanuit de lidstaten, maar er is een bemoedigend signaal van de Raad, die het standpunt van de Commissie heeft gesteund. Bovendien hebben we in de landen waar we het document over het industriebeleid hebben kunnen presenteren bereidwilligheid gezien om, weliswaar in verschillende mate, deel te nemen aan gemeenschappelijke maatregelen, onder het ‘bestuur’ van een industriebeleid. Daar de EU
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de verschillende lidstaten geen beslissingen op wil leggen, is dit juist een poging het beleid te coördineren. Dit lijkt mij een stap die in de richting gaat van uw verzoek, maar tevens een die aangeeft dat Europa behoefte heeft aan een eigen industrie, om de meest urgente problemen om uit de crisis te komen aan te pakken. We mogen er niet vanuit gaan dat we uit de huidige problemen kunnen komen, die nog erger zijn geworden door de crisis in het Middellandse Zeegebied, zonder degelijke maatregelen ter bevordering van het industriebeleid en het ondernemersbeleid, aangezien dat de enige twee terreinen zijn waarop wij kunnen ontwikkelen en arbeidsplaatsen kunnen creëren. Het door u opgestelde verslag legt terecht de nadruk op de economische, sociale en milieuproblemen, met andere woorden op de houdbaarheid van ons industriebeleid. Het plaatst duurzaamheid op hetzelfde niveau als concurrentievermogen, aangezien deze twee terreinen nauw met elkaar zijn verbonden. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat deze twee aspecten in de huidige wereld niet zonder elkaar kunnen. Om dit te bereiken hebben we een moderne en concurrerende industrie nodig, die zich losmaakt van de oude manier van industriële beleidsvorming. Wat bedoel ik met een moderne industrie? Het betekent beschikken over een industrie die op efficiënte wijze omgaat met grondstoffen, energie en de uitstoot van broeikasgassen, met andere woorden een economie die groen wil zijn en daarvoor eerst groener moet worden, maar tevens een verantwoordelijke industrie, die problemen te lijf gaat via een voordurende, vruchtbare dialoog met de sociale partners. Daarnaast denk ik dat er een sterk signaal moeten worden gegeven dat het industriemodel van 2010 geen industriemodel kan zijn dat zich baseert op overheidssteun. Om in een tijdperk van mondiale uitdagingen concurrerend te zijn, kan de Europese industrie het zich niet veroorloven zich niet te richten op innovatie en onderzoek. Om die reden heeft de Europese Commissie, nog voordat zij het document over het industriebeleid presenteerde, een document gepresenteerd over innovatiebeleid, wat mijns inziens van essentieel belang is voor de ontwikkeling van een echt industriebeleid en tevens helpt om vast te stellen welke wegen moeten worden bewandeld op het vlak van onderzoek naar en de ontwikkeling van grondstoffen. Het is niet zomaar dat een van de innovatiepartnerschappen waar de Commissie op wees betrekking heeft op grondstoffen, over het zoeken naar manieren om grondstoffen te recyclen en te vervangen. Het is dan ook duidelijk dat innovatie, grondstoffen en industriebeleid, ook omdat we het in het volgende debat zullen hebben over zeldzame aardmetalen, deel uitmaken van één enkele strategie, waar, naar mijn mening, de herziening van de Small business act ook deel van uitmaakt. Met de tenuitvoerlegging van deze beleidsen wetgevingsmaatregelen toont de Commissie aan dat de bereidheid er is om politieke maatregelen te nemen voor de industrie en het bedrijfsleven. Voor wat het bestuur en het industriebeleid betreft, ben ik van mening, zoals ik al eerder aangaf, dat het proces goed op weg is, zowel binnen de Commissie als in de lidstaten. Binnen de Commissie heeft voorzitter Barroso van de Europese Commissie mij, zoals u weet, aan het begin van zijn mandaat tot voorzitter benoemd van de groep van commissarissen voor het industriebeleid. Ik heb de groep al twee maal bijeengeroepen, een maal voorafgaand aan de goedkeuring van de mededeling, om de beleidsprioriteiten te bespreken, en een maal om de praktische
307
308
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tenuitvoerlegging van de mededeling te bespreken, met name met betrekking tot de concurrentievermogentest en de normalisatiestrategie. Ik beschouw de groep van commissarissen als een bijzonder instrument, bedoeld om politieke richting te geven en om ervoor te zorgen dat de verschillende initiatieven samenhang vertonen op het vlak van industriebeleid. Wat de lidstaten betreft, heb ik de indruk dat hun reactie positief is geweest. Zoals ik zei, hebben wij op 10 december, onder Hongaars voorzitterschap, de eerste samenwerkingsmaatregelen genomen inzake toegang tot kredieten voor kleine en middelgrote ondernemingen. Vergelijkbare maatregelen zullen volgen, in nauwe samenwerking met de lidstaten. We zullen u de nodige informatie blijven verschaffen voor een voortdurende samenwerking tussen het Parlement en de Commissie. Mevrouw de Voorzitter, alvorens af te sluiten wil ik graag wijzen op de noodzaak om ondernemerschap onder vrouwen te steunen. Het is geen toeval dat het vandaag 8 maart is en ik heb altijd gezegd dat we meer vrouwelijke ondernemers nodig hebben, maar wanneer die vrouwen besluiten ondernemers te worden, moeten wij hen ook goede adviezen kunnen geven. Dat is precies wat wij besloten hebben te doen, door tijdens de herziening van de Small business act een ad-hocmaatregel te nemen. Het netwerk van ambassadrices van vrouwelijke ondernemers dat wij eerder hebben gelanceerd zal blijven bestaan, maar wij willen een stap verder gaan dan alleen bewustmaking. Wij zouden graag zien dat vrouwelijke ondernemers goede raad kunnen krijgen van deskundigen. Daarom zullen wij op zeer korte termijn een raadpleging houden ter ondersteuning van bepaalde initiatieven om nieuwe vrouwelijke ondernemers die dat willen een mentor te bieden. Deze mensen kunnen de vrouwen concreet advies geven bij het starten en runnen van hun onderneming. Het doel is om dit initiatief in ten minste 10 lidstaten ten uitvoer te leggen en het vervolgens uit te breiden naar alle 27 lidstaten. De Voorzitter. – Commissaris, dank u voor deze korte beschouwing over vrouwen in het bedrijfsleven. Het zal neem ik aan wel niet helemaal toeval zijn omdat het vandaag, 8 maart, Internationale Vrouwendag is, maar we juichen uw initiatieven in dit verband hoe dan ook toe. Francesco De Angelis, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, industriebeleid is van essentieel belang voor groei en werkgelegenheid in onze regio’s en landen. In deze tijden van ernstige economische crisis zijn wij dan ook verheugd over het initiatief van de Commissie van een gemeenschappelijke aanpak voor heel Europa voor de middellange en de lange termijn. Wij steunen het uitstekende werk van de heer Lange volledig om ten minste drie redenen. Allereerst omdat het verslag het thema industriële ontwikkeling niet benadert op een manier waarbij industriële en ondernemersbelangen worden opgedeeld in marktsectoren, maar deze juist samenbrengt overeenkomstig gemeenschappelijke doelstellingen. In de tweede plaats omdat het verslag het belang onderstreept van regionale structuren, door middel van doeltreffender steun voor clusters, innovatienetwerken, kennisoverdracht, onderzoek en het verbeteren van de vaardigheden en de ontwikkeling van infrastructuren. Ten slotte, in de derde plaats, omdat het verslag de rol en de functie van kleine en middelgrote ondernemingen benadrukt, die Europa nodig hebben om uit een crisis te komen, een crisis die hun toekomst ernstig op het spel zou kunnen zetten.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Gianluca Susta, rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de economische en financiële crisis heeft velen weer doen realiseren hoe belangrijk de industrie is. Ondanks uw inspanningen, mijnheer de vicevoorzitter, is de Commissie zich hier nog niet altijd bewust van. Een groot aantal maatregelen, waarvan de documenten over de Europa 2020-strategie en enkele recent goedgekeurde of nog in de overlegfase zijnde vrijhandelsakkoorden niet de laatste zullen zijn, is nog te zeer gericht op de diensteneconomie, op de versterking en ontwikkeling van diensten, met name financiële, bancaire en verzekeringsdiensten. De reële economie, zoals u heeft gezegd, geeft ons echter tegenovergestelde signalen. De productie en de export nemen toe en we zien een ommekeer in de verplaatsingstrend. We moeten deze signalen aanmoedigen, aangezien geen enkele grote economie in de wereld kan ontsnappen aan het centrale belang van de industrie. We moeten de interne markt dan ook tot stand brengen en zorgen voor een versnelde tenuitvoerlegging van krachtige initiatieven ter bevordering van innovatie en onderzoek, technologieoverdracht, traceerbaarheid van producten, bescherming van intellectueel eigendom en de bevordering van Europese producten, evenals doeltreffende regels tegen dumping en een echte wederkerigheid in bilaterale onderhandelingen. Dit verslag is een stap in die richting en ik wil de heer Lange en allen die eraan hebben gewerkt dan ook bedanken. Françoise Grossetête, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, is er nog een echte ambitie gezien de de-industrialisering van de Europese Unie? Het is bekend dat een economie niet kan gedijen zonder een sterke industrie en dat een industrie niet zonder fabrieken kan. We zijn hier allen bijeen om de industriële werkgelegenheid van Europa te verdedigen. De industrie heeft geen toekomst zonder vertrouwen in wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Nu Europa alles in het werk zou moeten stellen om de Ariane en de Airbus van 2050 te ontwerpen, moet de Commissie zich daarom realiseren dat de huidige regelgeving, gezien de crisis, niet meer is afgestemd op de huidige economie. Vrijhandel en vrije en eerlijke mededinging zijn tot dogma's verheven. We kunnen niet als enige regio in de wereld eenzijdig de beginselen van vrijhandel toepassen zonder precies te weten wat onze grote concurrenten doen. Daarom betreur ik het feit, commissaris, dat er een zekere nervositeit bestaat met betrekking tot de kwesties die verbonden zijn met de versterking van de antidumpingmaatregelen van de Europese Unie en de toepassing van het algemeen beginsel van wederkerigheid in de handel met derde landen. De ergste situatie is die van een te open Europese markt tegenover te gesloten concurrerende markten. Bovendien zou ik in het kader van de strijd tegen de klimaatverandering willen, commissaris, dat we de mogelijkheid hadden om instrumenten in te stellen ter aanvulling van de handel in broeikasgasemissierechten, zoals het mechanisme voor internalisering van koolstofkosten aan de grenzen. Op die manier zouden we een evenwicht kunnen herstellen om verplaatsing naar derde landen minder interessant te maken voor onze ondernemingen. We moeten de steun aan onze kleine en middelgrote ondernemingen versterken en hun lasten verlichten. We moeten de Europese octrooien versterken, evenals de strijd tegen namaak door middel van 'made in'-herkomstaanduiding. Bovendien, als Europa geen toegang heeft tot grondstoffen, dan zullen we niet meer kunnen spreken van een innovatief industriebeleid.
309
310
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Onze zorg heeft betrekking op onderwijs, opleiding en onderzoek, alsmede op een cultuur van innovatie en wetenschap, die we weer naar waarde moeten schatten in de Europese Unie. (Applaus) Patrizia Toia, namens de S&D-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ook ik constateer zoals alle collega’s die het woord gevoerd hebben, dat er eindelijk wordt gesproken over een gemeenschappelijk industriebeleid – en ik hoop dat de woorden snel in daden worden omgezet en duidelijke keuzes worden gemaakt. Ik ben blij met het verslag-Lange, voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht en met de mededeling van vicevoorzitter Tajani. Deze beslissing is in verschillende opzichten van belang. Ten eerste is het herstel van de Europese economie en werkgelegenheid zoals gezegd mede, en misschien vooral, afhankelijk van het herstel en de ondersteuning van de gehele verwerkende industrie, zowel de meer ontwikkelde sectoren als de traditionele, want hier kunnen nog steeds grenzen verlegd worden, iets wat tot voor kort niet zo evident was. Ten tweede houdt een herstel van de industriesectoren in Europa ook in dat ons concurrentievermogen niet alleen in financiële en tertiaire sectoren een rol speelt, maar ook hier en het is nog niet te laat om de uitdaging aan te gaan de Europese industriesectoren in een concurrerende positie ten opzichte van de rest van de wereld te brengen. Ten derde richt het nieuwe industriebeleid zich zoals gezegd op factoren, meer dan op sectoren; het richt zich op factoren en instrumenten die nieuwe ondernemingen echt kunnen stimuleren, nieuwe veerkracht geven en moderniseringsmogelijkheden bieden. Het is naar mijn mening van belang deze nieuwe factoren waarop we moeten inspelen, nogmaals te benadrukken: krediet – we zoeken nieuwe initiatieven op het gebied van krediet naast die welke reeds door de commissaris zijn aangekondigd – grondstoffen, energiekosten, innovatie, onderzoek, de noodzaak om in Europa de capaciteit voor technologieoverdracht van onderzoek en innovatie binnen ondernemingen te versterken, in nieuwe producten en organisatievormen voor de productie. We moeten goed gebruik maken van het zeer bijzondere industriële geheel in Europa, waar sommige landen nog eens uitspringen, een geheel van kleine en middelgrote ondernemingen, ondernemingen van hoge kwaliteit, producten met een hoge kwaliteit, en industrieën met een uniek karakter. Ik denk dat we de tradities en de wortels van de verwerkende industrie opnieuw moeten ontdekken, om die te kunnen vernieuwen en te veranderen. Tenslotte is er nog de belangrijke kwestie van locaties. Het Europees beleid is succesvol als het een gebied vindt dat de kansen die het beleid biedt, kan aangrijpen. We bedanken de heer Lange en hopen op een uitstekende samenwerking met de Commissie om op korte termijn concrete resultaten te kunnen boeken. Jorgo Chatzimarkakis, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Commissaris, hartelijk dank voor het feit dat u zich duidelijk heeft uitgesproken voor het Europees industriebeleid. Ik kijk het Parlementslid Lange aan en zeg: wat een ophef over een initiatiefverslag. Er zijn in totaal vijfhonderd amendementen en vijftig compromisvoorstellen ingediend om de industrie van Europa weer tot de sterkste van de wereld te maken. En dat gaat werkelijk alleen met een geïntegreerd en duurzaam beleid. Juist daarom moeten we zorgen dat
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onderzoek en innovatie centraal in onze strategie staan. Daarom is er een regelgevend kader nodig dat tegelijkertijd innovatie en duurzaamheid bevordert. Dat was per slot van rekening de grote uitdaging van uw verslag: het juiste evenwicht vinden tussen ecologische doelstellingen en economisch concurrentievermogen, en tegelijkertijd protectionisme vermijden. Hierbij kijk ik naar mevrouw Grossetête, omdat de Fransen altijd pogen een beetje protectionisme in te brengen. We willen tegelijkertijd kleine en middelgrote bedrijven ondersteunen, ons sterk maken voor een Europees patent, kennisdiefstal voorkomen, vooral door China, en we willen minder voorschriften voor de Europese industrie die door bureaucratie ontstaan, en zullen ons dus op de vermindering van de bureaucratie concentreren. Beste mijnheer Lange, dit hebben we in het verslag behoorlijk goed voor elkaar gekregen, ook dankzij uw geweldige werk! Maar dit verslag kan slechts een eerste stap zijn. We moeten nu het begrip industriebeleid – waarover in veel lidstaten niet graag wordt gesproken, met name in Duitsland was dit het geval – koppelen met het Euro Plus-pact dat in de komende weken in het kader van de veiligstelling van de eurozone door de staats- en regeringshoofden zal worden behandeld. Wanneer we dit niet voor elkaar krijgen, dan hebben we een probleem. We moeten dus de kwesties cohesie, industrie, handel, onderzoek, innovatie, maar ook sociale zaken, bescherming van het klimaat en milieu coördineren. Dat dit niet gebeurt, laat het actuele E10-voorbeeld uit Duitsland zien. Het gaat hier om het bijmengen van bio-ethanol in benzine. Wij, als EU, hebben een belangrijke strategie in het leven geroepen, de 20-20-20-doelstellingen vastgelegd, en hebben de lidstaten opgedragen: voer dat maar even uit! De lidstaten, met name Duitsland, hebben hier aan het besluitvormingsproces deelgenomen en alle besluiten ondersteund. Als het echter om de tenuitvoerlegging in eigen land gaat, worden plotseling fiscale prikkels geschrapt zodat de consument het niet meer pikt. Als we de consument er niet van kunnen overtuigen, zoals dit nu in Duitsland met E10 het geval is, dan is er geen klimaatbeschermingsbeleid in combinatie met industriebeleid mogelijk. We moeten de consument meekrijgen, dat is de oplossing voor het probleem. Daarom wens ik het project industriebeleid alle succes. Reinhard Bütikofer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de omvang van het verslag van collega Lange is door het enthousiasme van de vele collega’s die aan het debat hebben deelgenomen enorm groot geworden. Nu staat er bijna alles in, en gedeeltelijk staan er ook tegenstrijdige dingen in. Toch geloof ik dat dit verslag een belangrijke vooruitgang is, omdat het in het verleden vaak zo was dat men of Fransman of ten minste duidelijk links moest zijn om een industriebeleid te verdedigen. Voor alle anderen was dit grotendeels taboe. Nu verkeren we in de nieuwe positie dat er een algemene consensus over bestaat dat we in Europa een industriebeleid moeten voeren en dat dit beleid gemeenschappelijk moet worden gevoerd. Dat vind ik een wezenlijke vooruitgang en ik ben de heer Tajani zeer dankbaar dat hij dit zo duidelijk naar voren heeft gebracht. We kunnen niet zo doorgaan als in het verleden, en hier moet ik mevrouw Grossetête volledig gelijk geven. We kunnen niet langer doen alsof het industriebeleid bestaat uit het min of meer toevallige resultaat van ons vrijhandelsbeleid. We moeten het roer omgooien, maar niet op basis van de illusie van staatscontrole en niet met het idee dat de staat een regelgevende rol moet innemen en direct moet ingrijpen in de handel. De staat moet een verstandig kader ontwerpen dat innovatie bevordert, en hier met name de innovatie op
311
312
NL
Handelingen van het Europees Parlement
milieugebied. Dit kader moet ervoor zorgen dat we hier vooruitgang kunnen boeken door middel van concurrentie. We willen echter geen sterke staatscontrole of protectionisme. Een sterke Europese industrie zal in de toekomst alleen mogelijk zijn, indien we ernst maken met het centraal stellen van ecologische innovatie. En daarom wil ik tot slot tegen de heer Tajani zeggen dat ik erg dankbaar ben dat hij heeft verklaard dat duurzaamheid en concurrentievermogen geen tegenstellingen zijn, maar naast elkaar moeten staan en gecoördineerd moeten worden. Evžen Tošenovský, namens de ECR-Fractie. – (CS) Mevrouw de Voorzitter, het is gezien de huidige situatie erg belangrijk voor Europa dat er een debat wordt gevoerd over de industrie. De verdere economische stabiliteit van Europa is afhankelijk van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven. Ik denk dat iedereen daar wel van doordrongen is. Tegelijkertijd echter wordt voortdurend gepoogd bepaalde verbindende doelstellingen vast te leggen, zoals extreme milieubeschermingseisen en bindende belastingverplichtingen die zouden moeten zorgen voor financiële stabiliteit. Uiteraard dient met een kritisch oog gekeken te worden naar de invloed van de industrie op het milieu. Maar de industrie indirect belasten met in sommige gevallen ronduit overdreven regelgeving is uit den boze. Het zou zover kunnen komen dat de industrie in Europa als gevolg van politieke besluiten een veel grotere last te dragen krijgt dan elders in de geglobaliseerde wereld. De nadruk op het belang van de ondersteuning van wetenschap en onderzoek en innovatie vormt wat mij betreft het belangrijkste element van het verslag. Europa is haar voortrekkersrol op het vlak van innovatie echt allang kwijt en dus is ondersteuning van innoverende projecten van fundamenteel belang. Ik ben het er volledig mee eens dat de procedures in verband met de financiële ondersteuning voor innoverende projecten herzien moeten worden. Daarbij moeten we streven naar zo eenvoudig mogelijke administratieve handelingen, waarbij bovendien de algehele benadering van het geheel omgewerkt dient te worden. Er dient rekening te worden gehouden met de commercialisering van onderzoek en de financiering uit de Europese fondsen. Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, het is tijd om op te komen voor de industrie binnen de Europese Unie en binnen elk land afzonderlijk. Dit houdt in dat de rollen anders ingevuld moeten worden dan tot nu toe het geval is geweest, waarin de Europese Commissie zelfs niet de geringste belangstelling heeft getoond voor een balans tussen de behoefte aan een bloeiende industrie, met name de verwerkende industrie, en de internationale handel. Industriële productie is van fundamenteel belang voor duurzame groei en werkgelegenheid in Europa. Hiervoor is een ander EU- en extern handelsbeleid vereist dat opkomt voor onze industrieën, inclusief de industrieën die banen garanderen in landen en regio's waar al een zeer hoge werkloosheid heerst. Daarom is het essentieel dat kleine en middelgrote ondernemingen evenals onderzoek en ontwikkeling alle aandacht krijgen, dat er wordt gekeken naar regionale ontwikkeling, de specifieke kenmerken van elk land en elke industriële sector, en dat de kwalificatiegraad en opleiding van de werknemers verbetert. Echter, het verslag waarover we debatteren kent vele tegenstrijdige standpunten. Enerzijds wordt opgekomen voor de industrie en de kleine en middelgrote ondernemingen, terwijl anderzijds voorstellen worden geopperd voor de liberalisering van de internationale handel, vrije mededinging, verdieping van de interne markt, en publiek-private samenwerkingen. Deze voorstellen verdedigen echter onze industrieën niet naar behoren, zoals de Europese
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
werkelijkheid al heeft aangetoond. We hebben daarom enkele voorstellen ingediend om deze schadelijkste aspecten uit de weg te ruimen. We hopen dat de voorstellen morgen zullen worden aangenomen. Wij willen industrieën die efficiënt zijn en minder afhankelijk van het gebruik van koolstof, waarbij werknemers rechten hebben, met gegarandeerde gelijke rechten voor vrouwen als het gaat om toegang tot werk, promotie, salaris, en meer functies voor vrouwen in het management en bestuurlijke organen. Om dit alles te kunnen garanderen is een EU-kader van essentieel belang. De Europese Commissie heeft dan een belangrijke rol te vervullen op het gebied van industriebeleid, buitenlandse handel, financieel beleid, onderzoek, wetenschap en innovatie ter stimulering van de kleine en middelgrote ondernemingen. Dit geldt ook voor inspanningen op het gebied van training en herscholing van werknemers en waardigheid voor hen die werken. Niki Tzavela, namens de EFD-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen zou ook ik de heer Lange willen feliciteren met zijn gedetailleerde verslag over het industriebeleid. Mijnheer de commissaris, de financiële crisis heeft ons laten zien dat landen met een industriële basis niet alleen overleven, maar zelfs tot bloei komen. Kijk maar naar Duitsland, China of Spanje. In de financiële crisis houdt Spanje stand omdat het land een industriële basis heeft. Mijn vaderland Griekenland had ook een industriële basis, maar om verschillende redenen hebben wij die doen laten verdwijnen. Ik zou vooral willen ingaan op een zeer actueel onderwerp waar de Griekse industrie deze week mee te maken heeft. We hoorden de heer Trichet verklaren dat volgende maand mogelijk de basisrentevoet van de Europese Centrale Bank zou worden verhoogd. Dat veroorzaakte een explosie van de driemaandse Euribor-interbankrente, waaraan duizenden bedrijfsleningen in Griekenland zijn verbonden. Euribor registreerde in een dag de grootste verhoging sinds september 2008, en veroorzaakte daarmee enorme problemen bij Griekse bedrijven die sowieso al door de economische malaise die wij nu doormaken worden geplaagd. Maar dezelfde dag verklaarde de voor Europa verantwoordelijke directeur van het Internationaal Monetair Fonds dat het monetaire beleid van de Europese Unie stand zal houden en niet hoeft te worden aangescherpt. We zeggen niet dat de heer Trichet niet moet overgaan tot het verhogen van de basisrentevoet. Maar er zou ook sprake kunnen zijn van een meer gelijkmatige overgang, zodat we niet deze explosie voor leningen hebben zoals die zich nu aandient. Mijnheer de Commissaris, denkt u te kunnen interveniëren? Béla Kovács (NI). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, met genoegen heb ik ervaren dat in het verslag over het industriebeleid op diverse plaatsen wordt verwezen naar het doorslaggevende belang van de kleine- en middelgrote ondernemingen voor de Europese industrie, de Europese werknemers en het heden en de toekomst van ons allen. Van nu af aan zou in elk document en bij elk onderwerp de stimulering van het functioneren van kleine- en middelgrote ondernemingen als prioriteit moeten worden behandeld. Deze kleine bedrijven leveren de meerderheid van de banen en zijn het gemakkelijkst in staat zich te vernieuwen en de belangrijkste rol op zich te nemen op het gebied van innovatie en het tegengaan van de achteruitgang van de Europese economie. Niet onbelangrijk is dat zij het leeuwendeel van de belastingen opbrengen voor onze begrotingen, waarmee zij dus ook grotendeels het bureaucratische apparaat onderhouden. In ruil daarvoor heeft de bureaucratie samen met de bankocratie een juridische, institutionele- en economische omgeving gecreëerd die probeert het functioneren van kleine- en middelgrote
313
314
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ondernemingen onmogelijk te maken. Deze kortzichtige praktijk waarmee het winstbejag van multinationals wordt gediend, kan niet langer worden voortgezet. Het verslag stelt terecht vast dat speculatie op de financiële markt moet worden verhinderd, maar inmiddels moeten we meer doen dan dat. We moeten de banken die met hun kredietbeleid de kapitaalvoorziening aan kleine- en middelgrote ondernemingen dwarsbomen, concrete sancties opleggen. In het verslag komt een vage verwijzing voor dat in de nieuwe lidstaten de industrie op zijn retour is en dat de EU instrumenten moet vinden om de oneerlijke praktijken van de grote bedrijven een halt toe te roepen. We moeten er rond voor uitkomen dat de multinationals in de oude lidstaten met de hulp van het bureaucratische apparaat in de Europese Unie de afgelopen jaren een groot gedeelte van de verwerkende industrie in de nieuwe lidstaten hebben opgekocht en te gronde hebben gericht, en deze bedrijven vervolgens tot een faillissement hebben gedwongen en hun markten hebben overgenomen. Het resultaat daarvan is dat miljoenen mensen nu zonder baan en toekomstperspectief zitten en dat er in het Oosten gemakkelijk winst wordt gegenereerd met aanzienlijke belastinginkomsten in het Westen. Zo is ook met de hulp van de bureaucratie helaas veel technologie die zich in Europa had vergaard naar China overgebracht. Pilar del Castillo Vera (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ook ik wil om te beginnen collega Lange danken voor zijn inspanningen om zo veel meningen en visies bijeen te brengen, een situatie die in het Parlement vrij gebruikelijk is. Ook wil ik de schaduwrapporteurs van de verschillende fracties bedanken. Dit verslag probeert feitelijk antwoord te geven op een vraag die al heel lang voorligt: heeft de Europese industrie een toekomst in een geglobaliseerde wereld? Ik denk dat het antwoord 'ja' is. Verschillende landen van de Europese Unie en specifieke Europese bedrijfstakken laten dat ook zien. Het heeft allemaal te maken met een samenstel van factoren. Sommige hebben betrekking op de arbeidsmarkt – wij hebben flexibele arbeidsmarkten nodig – andere op de productiviteit en weer andere op de belastingpolitiek en belastingprikkels. Van die factoren wil ik er drie uitlichten die veel met de Europese Unie zelf te maken hebben. Op de eerste plaats moet de cultuur van innovatie en ondernemerschap worden bevorderd. Ondernemen en innoveren zijn sleutelfactoren voor de toekomst van elke Europese bedrijfstak. Speciale aandacht moet worden besteed aan jonge ondernemers. Op de tweede plaats moet de interne markt worden versterkt en concurrerend gemaakt en ervoor worden gezorgd dat binnen de interne markt sprake is van vrije mededinging. Daarom moeten de subsidies die nog steeds aan de transport- en energiesector en aan overheidsbedrijven worden verstrekt, worden verlaagd, zodat op de interne markt daadwerkelijk sprake is van vrije mededinging. Op de derde plaats moeten de mededingingsvoorwaarden worden nageleefd die internationaal zijn afgesproken: wanneer het gaat om milieubeleid en de herkomst van producten is het van essentieel belang dat sprake is van een gelijk speelveld. Wij willen geen protectionisme binnen de Europese Unie en evenmin willen wij dat derde landen en derde regio's onze industrieproducten aan protectionistische maatregelen onderwerpen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Marita Ulvskog (S&D). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, verschillende Parlementsleden die aan dit debat deelnemen hebben in hun inleiding het woord “eindelijk” gebruikt. Dat zegt waarschijnlijk iets over de status van het industriebeleid gedurende zeer lange tijd in het maatschappelijke debat en in de politiek. Maar nu is het industriebeleid hoe dan ook terug – ik denk dat dit ook blijkt uit dit verslag. De dienstensector blijft belangrijk, maar het wordt ook duidelijk dat die dienstensector voor zijn ontwikkeling in grote mate afhankelijk is van een sterke industriële productie en een sterke industriesector. Die twee dingen gaan hand in hand. Het industriebeleid is met andere woorden essentieel voor één van de belangrijkste politieke kwesties: werk voor iedereen, volledige werkgelegenheid. Als dat al was waar het bij modern industriebeleid om ging, zou er in de voorbije 25 jaar echter niets zijn gebeurd. Modern industriebeleid is zoveel meer. Vandaag gaat het er ook om bij te dragen tot de grote omschakeling: de radicale overstap naar milieu- en klimaatduurzaamheid. Het industriebeleid mag geen hinderpaal zijn voor die omschakeling, maar moet ertoe bijdragen. Dat is vandaag een element van het concurrentievermogen van de industrie – zoveel is duidelijk als je ziet welke investeringen worden gedaan in een aantal van de landen waar we mee concurreren. De toegang tot grondstoffen maakt er ook deel van uit. Die toegang is niet alleen een voorwaarde voor de industrie maar tezelfdertijd ook een deel van de omschakeling. Het gaat in de eerste plaats om energie-efficiëntie, maar het gaat ook om efficiënt gebruik van hulpbronnen en om hergebruik, bijvoorbeeld in de vorm van wat we ‘urban mining’ noemen. Een andere cruciale kwestie voor een moderne en duurzame industrie zijn terugkerende opleidingsprogramma’s. We zullen en mogen niet concurreren op basis van lage lonen en slechte arbeidsvoorwaarden, maar op basis van opgeleide en bekwame mensen die in de industrie werken en willen werken. Vladko Todorov Panayotov (ALDE). – (BG) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Tajani, dames en heren, Europa kan en moet vandaag een nieuwe koers uitzetten door een nieuw geïntegreerd industriebeleid op te stellen. Het is van essentieel belang dat alle factoren in de Europese Unie die van invloed zijn op de industrie hierbij worden betrokken. Ik noem er een paar. In de eerste plaats duurzame leveringen op lange termijn van belangrijke grondstoffen om de high-techsectoren van Europa te ontwikkelen. In dit opzicht roep ik op tot meer samenwerking met derde landen die een overvloed aan grondstoffen hebben. Ten tweede, een economie op basis van innovatie en het vrije verkeer van kennis. Ik dring erop aan om de belangrijkste schakel tussen het onderwijs, de beroepsopleiding en het beroepsleven te versterken. Europa brengt de meeste gepromoveerden in de wereld voort, maar slaagt er niet om hun vaardigheden en kennis om te zetten in daadwerkelijke praktische marktoplossingen. We moeten Europese innovatiecentra opzetten, waar de wisselwerking tussen kennis en de behoeften van de markt actief in de gaten wordt gehouden. Ten derde is de omschakeling naar een koolstofarme economie een belangrijke stap. Het high-techkarakter van Europa stelt ons in staat om in de toekomst het potentieel en de voordelen van de ‘groene’ economie volledig te benutten. Al deze elementen maken een nieuwe vorm van samenwerking tussen de lidstaten en de Europese instellingen noodzakelijk.
315
316
NL
Handelingen van het Europees Parlement
James Elles (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Lange complimenteren met een uitstekend inhoudelijk verslag, dat ons laat nadenken over de trends voor het industriebeleid. We komen net uit de grootste recessie in zestig jaar en we moeten onze bedrijven stimuleren de concurrentie aan te gaan op de wereldmarkten door kleine ondernemingen te steunen, ondernemingszin te stimuleren en iedereen die banen wil scheppen, bij te staan. De koppeling tussen innovatievaardigheden en duurzaamheid is dus evident. Het is niet strikt noodzakelijk om daarvoor fondsen te gebruiken – we kunnen ook de interne markt versterken, handel bevorderen en een ondersteunend kader voor innovatie creëren. Tot slot mis ik in dit verslag de digitale agenda. Iedereen in Europa, elk bedrijf moet het recht hebben op de beste IT- en mobiele faciliteiten en supersnel breedbandinternet. Commissaris, wist u dat Zuid-Korea zich vorige week tot doel heeft gesteld om eind volgend jaar alle huizen te hebben voorzien van een internetverbinding die tweehonderd maal sneller is dan in een gemiddeld huishouden in de VS? Zoals een hoge IT-functionaris zei: om het concurrentievermogen van Europa te versterken, kun je veel beter in IT dan in fysieke infrastructuur investeren. Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik heb slechts drie korte opmerkingen. Mijn eerste opmerking is dat Europa de pioniersgeest dient te bevorderen, technologische prioriteiten dient te stellen en in een aantal sectoren het primaat dient te hebben. Zo kan zij dan niet alleen comparatieve, maar ook absolute voordelen bewerkstelligen, want voor producten van een gemiddelde kwaliteit kan ook slechts een gemiddelde prijs worden gevraagd. Ten tweede wil ik nog zeggen dat het belangrijk is dat er wordt gezorgd voor bemiddeling over en weer tussen grote en kleine systemen, omdat de resultaten achterblijven als uitsluitend wordt ingezet op grote systemen. Een goed voorbeeld daarvan is het falen van General Motors dat de Amerikaanse belastingbetaler 57,6 miljard dollar gekost heeft. En dan mijn derde punt: het industriebeleid dient niet uitsluitend te worden gegrondvest op zogeheten politieke en economische elites, maar juist op de grote stroom kleine innovaties van onderaf. Anders gezegd: grote technologische doorbraken zijn altijd gebaseerd op een groot aantal kleine innovaties die worden gegenereerd door mensen op de werkvloer. Claudio Morganti (EFD). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, vicevoorzitter Tajani, dames en heren, de titel van dit verslag bevat reeds het sleutelwoord, namelijk industriebeleid. De laatste jaren, zo niet decennia, is er in Europa sprake geweest van een toenemende politieke desinteresse op dit gebied, een extreem laissez-faire-beleid richting de markten waarbij men ervan uitging dat alles wel vanzelf geregeld zou worden. Politieke interventie betekent dat er regels moeten worden vastgesteld om de aanwezigheid van onze ondernemingen op de markt te ondersteunen en ik heb met genoegen geconstateerd dat in het verslag speciaal aandacht wordt besteed aan kleine en middelgrote ondernemingen en de verwerkende industrie, die in het verleden te vaak werden genegeerd. De voorgestelde instrumenten gaan de goede richting op: administratieve vereenvoudiging en eenvoudiger toegang tot kredietfaciliteiten. Ik wil ook de aandacht vestigen op het gedeelte met betrekking tot een eerlijke concurrentie met derde landen, omdat in het verleden teveel werd toegestaan op dit gebied en belangrijke sectoren, zoals de Toscaanse textielindustrie – en ik weet dat goed want ik kom uit Prato – in fatale problemen zijn gekomen door oneerlijke concurrentie, die absoluut bij de bron bestreden en voorkomen hadden moeten worden.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Herbert Reul (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijn hartelijke dank gaat uit naar mijnheer Lange en de schaduwrapporteurs voor hun werk. Ze zijn erin geslaagd de ontdekking die we tijdens de crisis hebben gedaan, namelijk dat de industrie duidelijk belangrijker is dan vele mensen dachten, omgevormd tot een verslag dat ervoor zorgt dat het industriebeleid hoger op de agenda van het Europees Parlement komt te staan. Dat dit debat in de avond plaatsvindt, kan een nadeel zijn. Dit onderwerp is zo belangrijk dat we het ook op andere tijden aan de orde moeten stellen. Zoals enkele leden al hebben gezegd, draait het in het industriebeleid niet om overheidsinterventies, maar om de totstandbrenging van het juiste kader. De staat moet geen besluiten nemen over de inhoudelijke kant van het industriebeleid, of een onderscheid maken tussen goede of slechte industrie. Hij moet in plaats hiervan ervoor zorgen dat de industrie de mogelijkheid heeft om zich binnen een kader te ontwikkelen. We moeten ons op de gebieden concentreren, waar we wat betreft innovatie en onderzoek werkelijk in staat zijn om serieuze hulp te bieden. De heer Tajani heeft ons nuttige informatie gegeven waaruit valt af te lezen dat de kwestie van het concurrentievermogen voor vele beleidsgebieden uiterst belangrijk is. In de toekomst zou het zeer nuttig zijn om van dit criterium gebruik te maken om erover na te denken of hetgeen we in de politiek besluiten altijd, vaak of net vaak genoeg van nut is voor de Europese industrie of haar juist schade toebrengt. Ik zou wensen dat dit niet alleen een verslag en het onderwerp van weer een debat is, maar dat dit ook zijn weerslag vindt in ons handelen en dat we dit onderwerp serieus nemen, omdat industrie belangrijk is. (Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Paul Rübig (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb een vraag aan collega Reul. Vanmorgen hebben we het honderdjarig jubileum van de internationale dag van de vrouw gevierd – en in dit verband wil ik u de vraag stellen: welke kansen hebben vrouwen volgens u in het industriebeleid van de toekomst? Welke kansen hebben vrouwen in de industrie – ik ben van mening dat we vrouwen dringend nodig hebben – en over welke vaardigheden en kwalificaties moeten vrouwen beschikken om aan de slag te komen in de industrie? Herbert Reul (PPE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof dat er uitstekende mogelijkheden voor vrouwen bestaan in de industrie, indien nodig zal ik mij hier . Teresa Riera Madurell (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, de crisis heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk de industrie als motor van de economie is. Wij zijn blij, mijnheer de commissaris, dat de Commissie dat ook zo ziet en voor de Unie het industriebeleid nieuw leven heeft ingeblazen. Onze rapporteur, die ik feliciteer met dit uitstekende verslag, heeft al uitgelegd wat wij verstaan onder de overgang naar een industriebeleid dat zowel uit milieu- als sociaal oogpunt intelligent en duurzaam is en voorziet in een efficiënt gebruikt van hulpbronnen. Uit zijn verslag wil ik één term lichten die betrekking heeft op een aspect dat ik van cruciaal belang acht: menselijk kapitaal. Ervan uitgaande dat elke baan een 'groene' baan moet zijn, is het van essentieel belang dat de Europese arbeiders over passende kennis en vaardigheden beschikken, niet alleen voor
317
318
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het vergroten van de concurrentiekracht van onze industrie, maar ook om te voorkomen dat mensen aan de kant blijven staan. Wij beschikken over een goede basis: de Europese jongeren waren nooit eerder zo goed voorbereid als nu. Maar het ontbreekt aan ingenieurs, aan jonge ondernemers en aan vernieuwend beleid voor het beheer van het menselijk kapitaal. Om dat te verhelpen moeten wij synergieën bevorderen tussen universiteiten met een krachtige ondernemerscultuur en bedrijven die daadwerkelijk op kennis zijn gebaseerd. Wat opleiding betreft, moeten de kennis en vaardigheden van werknemers worden aangepast aan de eisen van de nieuwe economie en wel op een manier die voor werkgevers en werknemers financieel haalbaar is. Ook moet de industrie meer nadruk leggen op organisatorische innovatie, in die zin dat de risico's en verantwoordelijkheden binnen een bedrijf op een meer flexibele en dynamische wijze worden verdeeld. Alleen dan kan een bedrijf de bekwaamheden en kennis van zijn werknemers op effectieve wijze gebruiken. Tot besluit wil ik nog een paar woorden zeggen als lid van een fractie die zich heeft verzet tegen toepassing van het instrument van de nauwere samenwerking voor het invoeren van een EU-octrooi. Wij verzetten ons daartegen omdat wij denken dat het negatieve gevolgen zal hebben voor de interne markt, de territoriale cohesie en de rechtszekerheid. Het Europees Hof van Justitie steunt ons hierin. In zijn vandaag gepubliceerde uitspraak concludeert het Hof dat de overeenkomst waarbij een Europese octrooirechtbank wordt gecreëerd, in strijd is met de bepalingen van het Verdrag. Riikka Manner (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, allereerst wil ik de rapporteur complimenteren met dit uitstekende en zeer belangrijke verslag. Het gaat er enerzijds vooral om hoe we met het Europees industriebeleid het mededingingsvermogen kunnen vergroten en anderzijds hoe we een antwoord kunnen vinden op de structurele verandering die in bepaalde regio’s is ontstaan door het verdwijnen van banen in de basisindustrie. Industriebeleid maakt naar mijn mening deel uit van de verandering. We moeten deze verandering onder ogen zien en ons eraan aanpassen. We moeten in het industriebeleid vooruit kijken en een duurzaam beleid creëren dat gebaseerd is op de sterke kanten van Europa en onze regionale hulpbronnen. Een voorbeeld daarvan is de bio-energiesector, die naar mijn mening in Europa grote mogelijkheden heeft. Met regionale structuren kunnen we een duurzaam beleid in Europa steunen en daarom moeten we meer nadruk leggen op het belang van innovatieve clusters en brede samenwerking tussen verschillende actoren, onderwijsinstellingen en ondernemingen. Wanneer wij over een Europees industriebeleid spreken, dan is het natuurlijk heel belangrijk om daarbij rekening te houden met de kleine en middelgrote ondernemingen. We moeten de bureaucratie voor de kleine en middelgrote ondernemingen verkleinen, zoals hier al vaak is gezegd, en er alles aan doen om de mogelijkheden voor ondernemerschap in kleine en middelgrote ondernemingen te vergroten, zowel nu als in de toekomst. Jacky Hénin (GUE/NGL). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het verslag benadrukt eindelijk de essentiële rol van de industrie voor de toekomst van de Unie en bevestigt de noodzaak van een Europees industriebeleid. Impliciet wordt het fiasco van de strategie van Lissabon erkend door terecht te eisen dat 3 procent van het bruto binnenlands
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
product van de Unie wordt besteed aan onderzoek en ontwikkeling, en vooral door voor te stellen dat de private sector flink moet bijdragen. Helaas komt het verslag niet los van een visie op mededinging die is gebaseerd op de dodelijke verlaging van arbeidskosten, terwijl we een mededinging moeten ontwikkelen die is gestoeld op opleiding en besparingen op kapitaal, energie en grondstoffen. Het verslag stipt ook het onvermogen van de financiële markten aan om spaargeld om te zetten in welvaart producerende investeringen. Om dit probleem op te lossen is een sociaal toezicht op kredieten nodig, of zelfs een vordering van kredieten ten dienste van de werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling en de totstandbrenging van welvaart. Er zijn Europese en nationale publieke financiële centra nodig om de financiering van de industrie te waarborgen. Ons Parlement kan geen genoegen nemen met maatregelen die de situatie voor de grote industriële concerns verbeteren. Onze centrale doelstelling moet zijn dat de industriële werkgelegenheid in de Unie zowel kwantitatief als kwalitatief verbetert. Amalia Sartori (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, Europa moet zich nu meer dan ooit op zijn industrie bezinnen en tevens enige recent gemaakte keuzes heroverwegen. Dit vlaggenschipinitiatief van de Europa 2020-strategie blijkt dus nuttig en op het juiste moment te komen en ik bedank de Commissie en in het bijzonder commissaris Tajani hiervoor. Ik bedank tevens de heer Lange voor het werk dat hij heeft verricht en collega Grossetête, die namens de PPE in belangrijke mate heeft bijgedragen aan een versterking van de door de commissaris naar voren gebrachte posities. Ik heb hieraan willen bijdragen door middel van amendementen ter verduidelijking van de rol van kleine en middelgrote ondernemingen, die door ieder als de sterke schakel van de Europese basisindustrie beschouwd worden. Deze zijn beter tegen crises bestand en kunnen ook beter tegen concurrerende kosten innoveren. De rol van de duizenden kleine en middelgrote ondernemers in Europa moet mijns inziens ondersteund worden en er moeten oplossingen gevonden worden voor de problemen en beperkingen die zij zelf meer dan eens hebben aangekaart: ik noem hier een betere toegang tot krediet, de mogelijkheid van een transparantere en minder dure deelname aan openbare aanbestedingen, maar vooral een algemene administratieve vereenvoudiging, die door iedereen wordt gezien als de ware revolutie waar dit continent momenteel behoefte aan heeft. Ik ben verheugd dat de Commissie het belang van een efficiënt en verantwoord gebruik van grondstoffen heeft benadrukt en dat binnenkort over zeldzame aardmetalen gedebatteerd zal worden. Belangrijk is ook de aandacht die aan de bescherming van de intellectuele eigendom is besteed. Ik zie eindelijk een uitgezette route die ons er hopelijk binnenkort toe zal brengen regels en garanties vast te stellen die in de gehele Europese Unie van kracht zullen zijn. Dit betekent dat we vooral jongeren weer hoop kunnen geven en antwoorden die de Europeanen zelf vaak al suggereren. Catherine Trautmann (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank de heer Lange voor zijn uitstekende werk. Morgen zal zijn coöperatieve methode met succes bekroond worden en, commissaris, dat is een kans voor de Commissie die ons een nogal teleurstellende mededeling heeft voorgelegd.
319
320
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik kom uit een grote regio die zwaar is getroffen door de crisis en die daarvoor al was geraakt door industriële herstructurering, en daarom heb ik geluisterd naar de boodschap van de vakbonden die doorlopend een beroep op ons doen. We hebben behoefte aan een industriebeleid waarvan alle onderdelen hetzelfde doel nastreven, namelijk het tot stand brengen van een strategie die gebaseerd is op duurzame groei met werkgelegenheid als kernpunt, gestoeld op de optimalisering van kennis en die aantoont dat sociale innovatie en technologische innovatie verenigbaar zijn. Dat is de sleutel tot Europees concurrentievermogen en niet het gebruik van arbeidskracht als sluitpost, zoals de Commissie in het Europees semester heeft voorgesteld. Het beste wat de Commissie kan doen is om de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers snel in het werkprogramma op te nemen en een begin te maken met fiscale harmonisering, te beginnen met de vennootschapsbelasting. Bovendien moet dit beleid vorm krijgen op nationaal en Europees niveau, maar ook op lokaal niveau in het kader van een doeltreffend cohesiebeleid. Wij kiezen voor een gereguleerde financiële markt, wij delen de wil om de interne markt te consolideren, maar niet ten koste van een onrechtvaardige arbeidsmarkt en sociale dumping. Mevrouw de Voorzitter, we debatteren vandaag over een ambitieus industriebeleid en we hebben vanmorgen gestemd over een belasting op financiële transacties en euro-obligaties. Dames en heren, we moeten deze middelen inzetten voor de financiering van het industriebeleid. Maria Da Graça Carvalho (PPE). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, om te beginnen zou ik graag de rapporteur, de heer Lange, en de schaduwrapporteurs, in het bijzonder mevrouw Grossetête, willen bedanken voor het goede werk dat geleverd is. De concurrentiepositie van Europa op de mondiale markten is momenteel tanende. Europa moet daarom een manier vinden om het industrieel draagvlak te verstevigen om nieuwe uitdagingen aan te kunnen gaan. Het doel van dit verslag is dan ook om voorstellen in te dienen om de Europese industrie te laten opleven. Een geïntegreerd en duurzaam industriebeleid dient gebaseerd te zijn op wetenschappelijk onderzoek, innovatie, een toename van een efficiënt gebruik van hulpbronnen, een grondstoffenstrategie, versterking van de kleine- en middelgrote ondernemingen, en het ontwikkelen van regionale netwerken. Het is met name van belang dat energie-efficiëntie en de introductie van ICT in de industriesectoren de basis vormen voor deze nieuwe industriële revolutie, evenals een toename van de concurrentiepositie, economische groei en werkgelegenheid. Wat ik met name toejuich is de nadruk in het verslag op de traditionele Europese industrie, die fundamenteel is voor onze economie. Maatregelen als de introductie van nieuwe technologieën en meer wetenschappelijk onderzoek en innovatie in sectoren als de verwerkende industrie zijn van cruciaal belang. Alleen op deze manier kan de Europese industrie weer de mondiale leider zijn, hetgeen nodig is voor de werkgelegenheid en de economische groei van Europa. Judith A. Merkies (S&D). - Voorzitter, allereerst wil ik mijn collega Bernd Lange bedanken voor zijn uitstekende verslag en voor de geweldige samenwerking. Het industriebeleid is terug van weggeweest, en niet alleen terug, maar ook niet alléen. Samen met twee andere vlaggenschepen, twee andere strategieën, staat deze strategie in het hart van de Europese agenda voor banen en voor een gezonde economie. En vooral, niet alleen maar nu, maar in de toekomst, een leefbare toekomst.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het industriebeleid moet samen worden genomen met alle andere strategieën inzake de innovatie-Unie, de grondstoffen en het efficiënte gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Deze drie vormen de kern. Een holistische aanpak moet het zijn waarbij verschillende beleidsterreinen intensief samenwerken. Zijn het eigenlijk wel verschillende beleidsterreinen? En waar de industrie - zoals ook u, commissaris, al heeft gezegd - niet de vijand maar de medestander is van duurzaamheid. Het industriebeleid kan niet zonder een integrale markt. De interne markt is nog te verknipt en moet worden gecompleteerd. De hele industrie, maar vooral kleine innovatieve bedrijven hebben daar baat bij. Producenten mogen meedenken, maar moeten dan ook verantwoordelijkheid dragen, en dat betekent eindverantwoordelijkheid voor het product. Het doel daarvan is het stimuleren van de schone productie en duurzamere producten, want ik geloof dat dat uiteindelijk de toekomst is van Europa. Daarmee creëren we die cradle-to-cradle-industrie. Daarmee creëren we intelligent omgaan met grondstoffen en ook een gezonde economie. Het industriebeleid is te lang verwaarloosd en overgelaten aan de markt. Het wordt tijd dat we weer een voorbeeld zijn voor anderen en voor onszelf. Jean-Pierre Audy (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik dank u voor uw aandacht voor de industriële onderwerpen en ik juich het enorme werk toe dat mijn collega, mevrouw Grossetête, voor onze fractie heeft verricht. De industrie is verantwoordelijk voor zestig miljoen banen, plus twee extra banen in aanverwante diensten per industriële baan, wat in totaal neerkomt op 180 miljoen banen. Dat is drie kwart van onze uitvoer, namelijk 5,5 miljoen ondernemingen Wat moeten we doen? We moeten handelen en beschermen. Zelfbescherming is geen protectionisme. We moeten daarom een industriebeleid hebben. Sommigen zeggen: de landbouw in Zuid-Amerika, de industrie in China en de diensten in Europa. Maar dames en heren, als we geen auto's, vliegtuigen, boten, treinen, satellieten, geneesmiddelen en kerncentrales meer maken, dan zijn we geruïneerd! En de diensten zullen we alleen hebben omdat we een industriebeleid hebben. Daarom wil ik drie voorstellen doen. Het eerste heeft betrekking op industriële normen. Telkens als we industriële normen vaststellen, moeten we effectbeoordelingen hebben, zodat we producten krijgen die voldoen aan die normen op het Europees grondgebied. Het tweede voorstel betreft onderwijs en onderzoek. We moeten de beste technische opleidingsinstituten ter wereld hebben en deze ook steunen. We moeten de wetenschap en de burgers nader tot elkaar brengen. Op het gebied van onderzoek gaan we het zevende kaderprogramma herzien. We hebben dertig miljard euro te besteden voor 2011, 2012 en 2013. Laten we een deel van deze begroting met voorrang ter beschikking van de industrie stellen. Het derde voorstel betreft de financiering. We zouden een Europees industrieel investeringsfonds kunnen instellen en ik doe u een voorstel. We moeten 37 miljard euro reserveren voor de pensioenen van de medewerkers van de Europese Unie. Laten we dat geld in een pensioenfonds storten om te sparen voor de lange termijn. Ik deel het standpunt over het monetair beleid. Laten we voorzichtig zijn over het einde van de crisis. Laten we ervoor zorgen dat de rentetarieven niet te hoog zijn, wat zou zorgen voor een sterke euro en onze industriële uitvoer zou belemmeren. Lambert van Nistelrooij (PPE). - Voorzitter, commissaris, de maakindustrie blijft belangrijk, ook in de kenniseconomie van nu en van straks. Het blijft essentieel om
321
322
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hoogwaardige productie in Europa te behouden en deze is tegelijkertijd de kurk waarop kennis en kunde van velen in onze landen drijven en onze concurrentiekracht ontwikkeld blijft. Dit verslag zet de industrie terecht hoog op de Europese agenda en dat is belangrijk voor zowel de grotere industrie als het midden- en kleinbedrijf. We hebben in Europa topkennis op vele terreinen. Ik denk aan de energiesector, de ruimtevaart of de automobielindustrie, die draait als een fluit op dit moment. Dan denk ik aan de toelevering van de automobielindustrie, die voor Europa essentieel is. En wat is de EU 2020-strategie slim en schoon! Toch heb ik nog één punt: de globalisering. We hebben terecht een Fonds voor aanpassing aan de globalisering en we hebben binnenkort het Europees octrooi. Toch heeft commissaris Tajani de gelijke concurrentieverhoudingen in de wereld op de agenda gezet. Het is prima dat Chinese bedrijven in Europa investeren, maar dan moeten wij daar over gelijkwaardige mogelijkheden beschikken. En als het inderdaad zo is dat er met grote overheidskassen achter de hand hier wordt geïnvesteerd, dan is er toch iets mis. Het is niet de bedoeling om terug te keren naar protectionisme - de heer Audy zei het net ook al - maar het gaat om de nodige transparantie in essentiële sectoren, zoals de ICT en andere belangrijke Europese sectoren. Geen Europees veto, dat zijn de aandeelhouders, dat zijn de toezichthouders, maar toch heel belangrijk om als Europa daar goed naar te kijken. Het misstaat niet om naar aanleiding van het uitstekende verslag van de heer Lange hierover een debat te beginnen. Het wordt vervolgd. Commissaris Tajani, ik nodig u graag daartoe uit. Kathleen Van Brempt (S&D). - Voorzitter, met het verslag-Lange, commissaris, zult u morgen naar alle waarschijnlijkheid een Parlement hebben dat redelijk verenigd het belang van het industriebeleid naar voren brengt. Dat moet u als commissaris een hart onder de riem zijn. Er is grote consensus in de verschillende fracties dat het industriebeleid in Europa een toekomst heeft en dat dit ondersteund moet worden. Tot daar de consensus, want als we gaan kijken naar welk industriebeleid en welke daar de elementen van moeten zijn in de toekomst, dan zullen we al van mening verschillen. Uzelf heeft verwezen naar het feit dat we een industrie nodig hebben die minder energie en minder materialen gebruikt. Ik ben het daarmee eens als het gaat over kortetermijndoelstellingen. Ten aanzien van de langetermijndoelstellingen moeten we nog een veel grotere sprong maken. En besturen, zoals u weet, commissaris, is vooruitzien. Tegen 2050 moeten we durven zeggen dat we een energiebevoorrading krijgen die volledig gebaseerd is op duurzame hernieuwbare energie en we moeten daar de industrie nú op beginnen voorbereiden. Ten tweede, het materiaalbeheer. We moeten er inderdaad voor zorgen dat deze gsm de komende jaren beter gerecycleerd wordt, maar in de toekomst moeten we ervoor zorgen dat we gsm's maken die volledig in een cradle-to-cradle-concept zitten, zodat alle essentiële onderdelen van die gsm terug in het systeem worden gebracht om nieuwe gsm's te maken. Het is dat soort algemeen beleid dat tegen 2050 ontwikkeld moet worden en waarvan ik verwacht dat de Commissie nú de beslissingen neemt om ervoor te zorgen dat de industrie een duidelijk kader heeft om naartoe te werken. Antonio Cancian (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik vind de tekst van het verslag van de heer Lange evenwichtig, en het heeft de verdienste dat enkele cruciale factoren, in het bijzonder de wederopleving van het Europese industriebeleid en de verschuiving van de focus van financiële activiteiten naar de reële economie, in het centrum van de analyse worden geplaatst. Het moet echter worden
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
opgemerkt dat de diensten die direct of indirect met bedrijven zijn verbonden een integraal onderdeel van hen zijn. Ik heb enige kritiek en wil enkele voorstellen doen. Commissaris Tajani, wat betreft paragraaf 89 over de nauwere samenwerking bij het Europese octrooi denk ik dat het gemeenschappelijke EU-octrooi noodzakelijk en onontbeerlijk is, vooral voor ons Italianen. De impasse die door de nauwere samenwerking is ontstaan kan naar mijn mening alleen worden doorbroken door verder te gaan met het Europese octrooi in alleen het Engels, omdat het gebruik van drie talen een ongehoord precedent zou scheppen. Mijn tweede opmerking gaat over het gebrek aan innovatieve financieringsvoorstellen. In de tekst wordt de noodzaak om snel tot de verwezenlijking van trans-Europese infrastructuren te komen – die cruciaal voor de ontwikkeling van het continent zijn – vaak vermeld, maar er wordt weinig gezegd over hoe die netwerken te financieren. Juist vandaag hebben we een initiatiefverslag aangenomen dat het systeem van projectobligaties in een publiek-privaat partnerschapsysteem grondig analyseert, die dus garanties zouden bieden voor de aandelen die bedrijven die zijn opgezet om zulke infrastructuren te verwezenlijken en te managen hebben uitgegeven; de heer Audy heeft net enkele voorbeelden gegeven. Er wordt niet verwezen naar de band tussen het industriebeleid van de Europese Unie en strategische projecten voor de Unie zoals Galileo, ITER en andere. Er moet een grotere samenhang tussen onderzoek en innovatie zijn. Commissaris Tajani, ik geloof dat de uitdaging die voor ons ligt van vitaal belang is om de sociale context in stand te houden. Het lichte herstel dat we hebben gezien kan het aantal mensen dat de afgelopen drie jaar werkloos is geworden dan ook niet absorberen. We moeten helaas tijdig en snel handelen. Henri Weber (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het uitstekende verslag van onze collega, de heer Lange, heeft in mijn ogen drie verdiensten. In de eerste plaats wordt er een geïntegreerde industriële strategie voor de Europese Unie in voorgesteld, met andere woorden een continentale en coöperatieve strategie, die op alle punten verschilt van het strikt nationale en niet coöperatieve beleid dat al vijftien jaar bestaat in Europa. In de tweede plaats wordt deze industriële strategie gefinancierd, en dat is een verschil met bijvoorbeeld de strategie van Lissabon van 2000. Als er geen financiering voor is, dan blijft het bij holle frasen. De voornaamste financieringsbron wordt gevormd door Europese projectobligaties, de zogenaamde euro-obligaties en euro-projectobligaties. Daar hebben we ons vanmorgen bij de stemming mee beziggehouden. In de derde plaats beschermt deze strategie onze industrieën. Dit verslag is bedoeld om Europa open te stellen, niet om Europa weg te geven. Het is bedoeld voor handel die is gebaseerd op wederkerigheid en evenwichtigheid. In meerdere artikelen wordt op die vraagstukken ingegaan. Dat is absoluut noodzakelijk, want op dit gebied komen wij over als naïef en zwak. Alajos Mészáros (PPE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, tijdens de crisis hebben we ons ervan kunnen vergewissen hoe belangrijk de rol is die de industrie in onze economie speelt. Helaas is ons beleid op dit vlak vaak nog gebaseerd op het idee dat de markten zichzelf moeten reguleren. In dit opzicht is de Europa 2020-strategie een baanbrekend initiatief waarin voor het eerst de noodzaak van een nieuwe benadering
323
324
NL
Handelingen van het Europees Parlement
erkent. De Europese industrie moet haar leidende positie behouden op de cruciale terreinen, en mag het niet laten gebeuren dat ze alleen achter de gebeurtenissen aan loopt. We moeten de nieuwe structuur van de financiële sector en de coördinatie van de fiscale macro-economie als prioriteit behandelen, want alleen met de hervorming daarvan kunnen we ervoor zorgen dat ons industriebeleid succesvol is. We hebben een nieuw, omvattend wetgevingskader nodig dat in staat is het financiële systeem terug te voeren naar productieve investeringen. Bij het industriebeleid moeten een wereldwijd concurrerende industriële basis en een kennisgeoriënteerde industrie centraal staan. Daarvoor hebben we echter wel de hele innovatieketen nodig. In dat geval moeten we niet alleen over technologische innovatie praten, maar ook over de innovatie van productontwerp en kwaliteit. Verder moeten de synergieën binnen de sector worden gestimuleerd, zoals de relatie tussen het energiebeleid en het industriebeleid. Energievoorziening is onontbeerlijk en hernieuwbare energiebronnen staan voor nieuwe, groeiende markten die dientengevolge nieuwe banen kunnen opleveren. De betrouwbare toegang tot grondstoffen is ook cruciaal, en dat stelt ons voor een steeds grotere uitdaging. Naast het zekerstellen van de bestaande hulpbronnen moeten we zorgen dat we onze inspanningen op het gebied van recycling kunnen verwezenlijken. We moeten tevens alles in het werk stellen om de kleine- en middelgrote ondernemingen te versterken, aangezien zij de cruciale spelers zijn in de Europese industriële productie. We moeten stimuleren dat zij in zo groot mogelijke getale deelnemen aan overheidsopdrachten, en we moeten hen toegang verschaffen tot gunstige bankleningen. Ioan Enciu (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Lange feliciteren met de voltooiing van dit belangrijke verslag. Het is van wezenlijk belang dat in deze tijden van economische krapte de Europese instellingen oproepen tot een solide samenhangend industriebeleid om banen in Europa te behouden en een vernieuwing van het concurrentievermogen te stimuleren. Vicevoorzitter Tajani heeft gezegd dat de industrie het hart van Europa vormt en onontbeerlijk is voor het vinden van oplossingen voor de uitdagingen waarmee onze samenleving vandaag en in de toekomst wordt geconfronteerd. Volgens de S&D-Fractie is de industrie essentieel voor de werkgelegenheid in Europa. Daarom moeten we ons nog meer inspannen om in Europa een sterke industriële basis te behouden. Ik vind het vooral belangrijk dat we de benodigde infrastructuur ontwikkelen waar die nog ontbreekt. Ten slotte ben ik blij dat in het eindverslag een grote rol wordt toebedeeld aan grondstoffen in de industriesector van de toekomst. Lara Comi (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega’s, ik feliciteer commissaris Tajani en ook de rapporteurs met het werk dat is verricht. Ik ben voor dit belangrijke verslag, dat de bijdrage van het Europees Parlement aan het debat over het Europese industriebeleid is. Het verslag heeft veel positieve elementen, die ik krachtig ondersteun. Ten eerste vind ik dat elke mogelijke inspanning moet worden geleverd om de sleutelrol van de Europese industrie op het wereldtoneel opnieuw te bevestigen en om, in het bijzonder, steun te verlenen aan kleine en middelgrote ondernemingen, die een essentiële steunpilaar van onze interne markt vormen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben het bovendien volkomen eens met wat het verslag zegt over de urgente noodzaak om Europese bepalingen inzake de oorsprongsaanduiding in te voeren, ter vergroting van het concurrentievermogen van ondernemingen en om burgers eindelijk in staat te stellen met kennis van zaken te kiezen voor producten die normaal gesproken worden geassocieerd met een reputatie van kwaliteit. Helaas weten we heel goed dat sommige staten al sinds 2005 tegen dit specifieke punt in de Raad zijn. We moeten echter proberen om deze impasse te doorbreken op basis van het krachtige positieve standpunt dat het Europees Parlement herhaaldelijk heeft ingenomen, en dat is belangrijk tijdens het wetgevende proces van verschillende EU-wetten. De stem van de Europese burgers mag niet wederom worden genegeerd, vooral wanneer die is gebaseerd op zulke solide funderingen: het gaat om het democratischer maken van ons beleid. Een ander belangrijk punt is absoluut het punt over jonge ondernemers – die u, commissaris, meerdere malen in uw rapport heeft genoemd – omdat ik vind dat zij werkelijk de toekomst van het industriebeleid zijn. Ik heb nog steeds enige twijfels over enkele aspecten, zoals de expliciete verwijzing naar nieuwe wetgeving op het gebied van efficiënt gebruik van grondstoffen, het op nationaal niveau oprichten van taskforces voor het houden van toezicht op de herstructureringsprocessen en met name over de nauwere samenwerking bij het Europese octrooi. Ivari Padar (S&D). − (ET) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur bedanken. Europa heeft een nieuwe benadering van het industriebeleid nodig en de financiering van programma's die daar betrekking op hebben. Naast de structurele hervormingen in de financiële vooruitzichten van de Europese Unie, moet de nadruk worden gelegd op innovatieve financieringsmaatregelen. Ik heb het niet alleen over euro-obligaties of projectobligaties, maar ook over een volledig nieuwe benadering van het industriebeleid, de wetenschap en de financiering van innovatie. We moeten zorgen voor innovatieve kleine ondernemingen en hen helpen te groeien. We moeten nieuwe manieren vinden om ondernemingen te helpen om risico’s te delen en verschillende instrumenten te combineren, onder andere op pan-Europees niveau. Estland heeft bijvoorbeeld ervaring met innoverende fondsen, die garant staan voor risico’s in plaats van dat zij subsidies en directe hulp geven. Binnen de innovatiecyclus hebben deze fondsen voor een aanzienlijke toename van de financiering voor ondernemingen gezorgd. Subsidies zijn belangrijk, maar belangrijker in de eerste onderzoeksfase is om nieuwe manieren te vinden om overheidsgeld doeltreffender te gebruiken. Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, het Europese industriebeleid moet een doeltreffend kader creëren voor het vergroten van het aandeel van de industriesector in het bbp van de EU. Ook moet het beleid de concurrentiepositie van de Unie verstevigen en werkgelegenheid scheppen in de gehele EU. De industriestrategie moet de strategische gebieden identificeren waarin we gaan investeren, evenals de voor deze gebieden benodigde grondstoffen. Ik roep de Commissie en de lidstaten op ervoor te zorgen dat deze prioriteiten ondersteuning vinden in de toekomstige financiële vooruitzichten, de jaarlijkse begrotingen en de sectorale beleidsvormen van de EU. Het energieverbruik is een indicator voor de industriële productie. We hebben een milieu-efficiënt industriebeleid nodig, dat overal in de EU op duurzame wijze productiecapaciteit oplevert en dat de energieafhankelijkheid van de Unie terugdringt. De concurrentiepositie van de Unie hangt goeddeels af van haar capaciteiten op het gebied van innovatie, onderzoek en ontwikkeling en van de verbinding tussen innovatie en het
325
326
NL
Handelingen van het Europees Parlement
productieproces. De overheidssubsidie voor onderzoek en ontwikkeling moet worden verhoogd om particuliere investeringen te stimuleren. Daarnaast zijn vereenvoudiging van de procedures en vermindering van de bureaucratische lasten voorwaarden voor een grotere betrokkenheid van de industriesector. Edit Herczog (S&D). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, de economische crisis heeft aangetoond dat de dienstverleningssectoren veel kwetsbaarder zijn dan het industriebeleid, en daarom moet Europa zich opnieuw concentreren op het industriebeleid. Daarom verwelkom ik zowel de houding van commissaris Tajani als het verslag van onze collega Bernd Lange over dit onderwerp zeer. Het was een genoegen om aan dit verslag te werken. Alle collega’s die eraan meewerkten, wilden er iets aan toevoegen. We voerden geen discussies over wat de moeilijkheden waren, maar over hoe we dit proces konden versnellen. We moeten begrijpen dat de Europese Unie een leidende rol moet spelen bij het formuleren van haar eigen doelstellingen en de lidstaten op sleeptouw moet nemen. De Europese Unie moet de lidstaten coördineren, leiden en ter verantwoording roepen bij hun prestaties op dit gebied. Het industriebeleid biedt Europa de mogelijkheid om een concurrentievoordeel te behalen in de verwerkende industrieën, biotechnologie, nanotechnologie, de chemische industrie of zelfs op gebieden die gekoppeld zijn aan de ruimte-industrie. We moeten begrijpen dat in het industriebeleid van de eenentwintigste eeuw de intensiteit van kennis toeneemt en de effectiviteit van materiaalgebruik verbetert. Aan de andere kant moeten we de verticale relaties versterken, van onderwijs via onderzoek tot aan marktmogelijkheden. We moeten relaties met leveranciers opbouwen, inclusief kleine- en middelgrote ondernemingen, en horizontale relaties. We kunnen ons inziens niet om de sociale dialoog heen. Alejo Vidal-Quadras (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag over industriebeleid, dat wij morgen in stemming brengen, bevat een punt dat niet op de steun van de Spaanse afgevaardigden zal kunnen rekenen voor zover daarin het instrument van de nauwere samenwerking wordt toegejuicht als een geschikt rechtsinstrument voor het invoeren van een gemeenschappelijk EU-octrooi. Niet alleen de Spaanse afgevaardigden maar ook afgevaardigden uit andere lidstaten zetten in dit geval vraagtekens bij de rechtmatigheid van nauwere samenwerking als een geschikt rechtsinstrument en veroordelen het niet in acht nemen van de unanimiteitsregel, die moet worden toegepast op alle kwesties die verband houden met de regeling van het taalgebruik. Maar de reden waarom ik het woord heb gevraagd, mevrouw de Voorzitter, is om het Parlement te wijzen op de vandaag gepubliceerde uitspraak van het Europees Hof van Justitie, waarin het Hof oordeelt dat de Europese octrooirechtbank zoals die nu wordt voorgesteld, in strijd is met de Verdragen. Dit heldere standpunt van het Hof vormt een aanzienlijk obstakel voor toepassing van het instrument van de nauwere samenwerking. Ik hoop dat andere afgevaardigden hierdoor worden aangemoedigd samen met ons te strijden voor de gelijkheid van alle lidstaten en de strikte toepassing van het primaire recht van de Unie. Giovanni Collino (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het verslag over het industriebeleid is grondig, het analyseert alle zwakheden van het systeem en wijst ons in de richting van respect voor de beginselen van de sociale markteconomie. Maar we moeten realistisch zijn en accepteren dat Europa tot nu toe geen eigen industriebeleid heeft gehad.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De productiviteit van de productiesector in Europa gaat dan ook door een moeilijke fase terwijl opkomende landen niet alleen groeien, maar ook veel investeren in onderzoek en technologie. Om ervoor te zorgen dat de industrie en de werkgelegenheid in Europa groeien moeten we buitengewone maatregelen toevoegen aan de huidige regels en zelfs zo ver gaan dat we de verdeling van bevoegdheden tussen de lidstaten en de Unie herzien. In een nieuwe culturele benadering van de industriële verhoudingen moeten ook het beleid en de systemen van herverdeling worden herzien, met het model van bedrijfswinstdeling als middelpunt van ons aandachtsveld. De Europese Unie kan het zich niet veroorloven de doelen te missen die de Europa 2020-strategie stelt, en om alle vastgestelde doelen te bereiken moet Europa de uitdaging van industriële groei overwinnen door de scholing en het onderzoek ter ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren. Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken voor dit zeer belangrijke verslag. Goed om te zien dat de industrie terug is op de Europese agenda. Wat wij nodig hebben, is volgens mij een evenwichtige Europese economie. Ik spreek hoofdzakelijk over landbouw- en voedselbeleid, maar ik heb aan dit debat deelgenomen omdat ik het erg belangrijk vind om het over industrie, landbouw en diensten te hebben. Binnen Europa moeten deze drie met elkaar in balans zijn en het zou erg dom zijn dat te ontkennen. Ik wil in het bijzonder de aandacht vestigen op paragraaf 112, waarin staat dat vrijhandel de hoeksteen vormt voor de economische groei van Europa. Er wordt echter ook gesproken over eerlijke wereldwijde concurrentie. En vooral worden we opgeroepen de beginselen van duurzame ontwikkeling, sociale en milieuoverwegingen en de desbetreffende normen op te nemen in bilaterale of multilaterale handelsovereenkomsten. Degenen onder ons die zich met landbouw bezighouden, zouden precies hetzelfde zeggen. Mijns inziens is dit dus op alle fronten een belangrijk verslag. Adam Gierek (S&D). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een van de bepalende factoren voor de industriële ontwikkeling in de Europese Unie is de tendens naar de zogenoemde groene economie. Dat is goed nieuws. Door hun blinde en arbitraire werking leiden de huidige EU-regelingen echter tot het tegenovergestelde resultaat en beperken zij de mogelijkheden om dit doel te bereiken. De Europese koperindustrie is hier een voorbeeld van. Het staat buiten kijf dat zowel het klimaat- en energiepakket als de richtlijn over benchmarks zorgen voor een daling van de koperproductie. Koper is een metaal dat eigenlijk onmisbaar is voor innovatieve en energie-efficiënte technologieën, vooral voor het transport van elektriciteit en de warmteoverdracht in warmtewisselaars. Commissaris, is het moment niet aangebroken om nu we nog tijd hebben, een aantal aspecten van deze regelingen te veranderen en deze destructieve maatregelen een halt toe te roepen? Mario Pirillo (S&D). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de diepe internationale economische crisis heeft voornamelijk de industrie getroffen. Het idee dat de markten zich het best zelf kunnen reguleren blijkt verkeerd. Het ontbrak Europa aan het vermogen om met een eenduidig antwoord te komen of een economische analyse te maken. Daarom moet Europa zichzelf voorzien van een solide, competitieve en gediversifieerde industriële basis.
327
328
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het nieuwe Europese industriebeleid moet naar de toekomst kunnen kijken door een mondiale aanpak van zijn eigen beleid te hebben, die is gericht op het weer centraal stellen van de industrie, met name de productiesector, die de drijvende kracht achter onze economie moet blijven en nieuwe, intelligente, duurzame en inclusieve manieren van groei teweeg moet blijven brengen. Ik onderschrijf het verslag van de heer Lange en feliciteer hem ermee. Zijn verslag neemt al deze factoren in beschouwing en levert interessante stof tot nadenken. Jaroslav Paška (EFD). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, de wereldeconomie maakt al geruime tijd belangrijke veranderingen door. Naast de traditionele industriële zones verrijzen er nieuwe industriële centra. De realiteit wordt in toenemende mate gekenmerkt door concurrentie, waardoor het steeds lastiger is te zorgen voor blijvende zinvolle werkgelegenheid voor onze burgers. In deze concurrentiestrijd met andere industriële centra kampen wij met twee ernstige nadelen. Het eerste betreft de enorme verschillen in wet- en regelgeving ten aanzien van het zakendoen, de beslechting van geschillen of de afdwinging van naleving van verplichtingen, en die verschillen staan een bredere openstelling van grensoverschrijdende handel middels de rechterlijke bevoegdheden van de lidstaten in de weg. Dit staat in verband met het tweede nadeel: de buitensporige bureaucratie. Die is niet alleen verantwoordelijk voor het verbruik van door de industrie gegenereerd geld zonder toegevoegde waarde te bieden, maar vormt bovendien een hindernis voor degenen die het werk verrichten waarvan die bureaucratie bestaat, in de vorm van allerhande uitspraken, reguleringen en richtlijnen. Mijnheer de commissaris, geen enkel land dat zich snel ontwikkelt heeft een dermate indrukwekkend administratief apparaat als Europa. Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, uit het feit dat zoveel afgevaardigden voor een avondvergadering aanwezig zijn blijkt, denk ik, wel hoe belangrijk het industriebeleid voor ons allemaal is, en, gezien de consensus, hoe goed het is om het industriebeleid en het ondernemingsbeleid – in feite de reële economie, waartoe ook de interne markt, innovatie, mededinging en het sociaal beleid behoren – centraal te stellen in ons politieke beleid om de crisis te beëindigen en groei en werkgelegenheid te bevorderen. Ik zeg dit omdat we niet moeten denken – en ik geloof dat ik daarover duidelijk ben geweest in mijn toespraak en in het verslag over het industriebeleid dat ik aan de Commissie heb aangeboden – dat ondernemingen en de industrie alleen maar economisch kapitaal vormen, want ze omvatten ook menselijk kapitaal, de regio, de lokale gemeenschap waarin zij actief zijn. Zoals ik ook al tijdens de hoorzitting voor het Europees Parlement voorafgaand aan mijn benoeming als commissaris voor Industrie zei, is dit mijn visie – een bredere visie – die voortkomt uit een concept dat deel uitmaakt van het Verdrag van Lissabon, namelijk de sociale markteconomie. Het uiteindelijke doel van al onze acties, zowel in termen van het economisch beleid als in termen van de reële economie, is sociaal beleid. Ons doel is niet om ondernemers of investeerders rijker te maken, maar de verrijking van investeerders is een instrument om te reageren op de burgers van de Europese Unie. We moeten nu de keuzen die we hebben gemaakt en nog steeds maken – en die zijn opgenomen in de Europa 2020-strategie – uitvoeren en verdedigen. We moeten onze uiterste best doen om de politieke keuzen die we hebben gemaakt in praktijk te brengen.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ontken niet dat er nog steeds gevaren bestaan. Er zijn nog altijd speculanten actief en ik acht het niet uitgesloten dat ze nog eens een gokje zullen wagen. Het moet duidelijk zijn dat we aan de kant van de reële economie staan. Speculatie, waardoor mensen via één enkele transactie rijk worden, is heel wat anders dan de activiteiten van een bedrijf dat welvaart creëert voor veel burgers. We moeten echter alert blijven, hard werken en ons industriebeleid ten uitvoer brengen. Derhalve bevat het document van de Commissie over het industriebeleid een reeks tests voor het concurrentievermogen die gebruikt zullen worden om te meten hoe de uitvoering van een serieus industriebeleid in de praktijk uitpakt, waardoor ons ondernemingsstelsel in staat is om de uitdagingen van het geglobaliseerde tijdperk aan te kunnen. Ik wil ook ingaan op de vraag van de heer Van Nistelrooij: ik ben van mening dat het spel op voet van gelijkheid en met gelijke regels moet worden gespeeld. Mevrouw de Voorzitter, wanneer Anderlecht tegen Luik speelt, moeten de regels uit en thuis gelijk zijn en dat beginsel moet ook van toepassing zijn op de industrie. Wanneer onze industrieën in Europa spelen, moeten ze met dezelfde regels te maken hebben als wanneer ze buiten de Europese Unie spelen. Ik geloof dat dit niet alleen een goede regel is ter bescherming van de markt, het concurrentievermogen en de groei, maar ook ter bescherming van de rechten van werknemers in de Europese Unie. Wanneer het echter om de bescherming van het Europese industriestelsel gaat, denk ik dat het goed is om het beginsel van oorsprongsaanduiding te steunen dat in het onderhavige document is opgenomen. Ik vind dat het Parlement wederom een sterk signaal afgeeft, dat aansluit bij het standpunt van de Europese Commissie. Er zijn ongetwijfeld nog veel andere dingen die moeten worden gedaan om de bureaucratische rompslomp voor de industrie en het bedrijfsleven te verlichten. Zoals in de herziene Small Business Act staat, moet het minder tijd kosten om een bedrijf te beginnen en moeten we de bureaucratie, die buitensporig kan zijn en de ondernemingslust de kop indrukt, terugdringen. We moeten jongeren helpen om ondernemer te worden en we moeten veel doen op opleidingsgebied. Ik geloof daarom in het belang van clusters, waarin scholen, universiteiten, kleine en middelgrote ondernemingen, grote ondernemingen, onderzoek en innovatie samenwerken om de concurrentiepositie van onze ondernemingen te verbeteren. We hebben al 2 000 clusters in Europa en ik vind dat dit proefproject moet worden uitgebouwd. Er is veel gedaan met betrekking tot kredietmogelijkheden, maar we kunnen nog meer doen. Het verheugt mij dat de directeur van de London Stock Exchange – het Verenigd Koninkrijk is een van de landen waar veel is gedaan om de financiële sector te helpen – zijn volledige medewerking verleent aan het kredietforum dat de Europese Commissie heeft georganiseerd om te laten zien dat de financiële wereld, of een deel daarvan, wil meewerken aan de groei en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen en ons industriestelsel. Dit signaal uit Londen – en het is niet het enige signaal dat uit het Verenigd Koninkrijk is gekomen – stemt mij hoopvol dat het tij zal worden gekeerd. Dat heeft Europa nodig in het belang van de reële economie. Wat grondstoffen betreft – een onderwerp dat al verschillende keren aan bod is gekomen – ben ik er absoluut van overtuigd dat we moeten doorgaan op de ingeslagen weg. De Europese Commissie heeft een mededeling gepubliceerd en er zal een debat komen,
329
330
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waardoor we nu aan een gedeelte van de grondstoffenkwestie werken. Zoals ik al in mijn eerste toespraak zei, ben ik er voorstander van om onderzoek te doen naar grondstoffenrecycling. We kunnen ook onderzoek doen naar vervangingsmogelijkheden voor zeldzame grondstoffen. In het kader van het innovatiebeleid wil de Europese Commissie daarom dat een van de innovatiepartnerschappen betrekking heeft op innovatie in de grondstoffensector. Ik herhaal dat ik denk dat recycling en vervanging de gebieden zijn waarop we ons moeten richten om de industrie te voorzien van specifieke oplossingen, waaronder internationale beleidsinitiatieven, zoals ik al bij diverse gelegenheden heb gezegd. Na de overeenkomst met de Afrikaanse Unie en het openen van een dialoog met de Russische Federatie over de grondstoffenkwestie ga ik begin juni naar Latijns-Amerika om de grondstoffenkwestie te bespreken met Brazilië, Argentinië en Chili. Europa moet de industrie en de kleine en middelgrote ondernemingen in dit opzicht een duidelijk antwoord geven. Daarom moeten we doorgaan met de uitvoering van de Small Business Act. Er moet veel gebeuren; we hebben alle lidstaten gevraagd om een gezant voor de kleine en middelgrote ondernemingen te benoemen, zoals ook de Europese Commissie heeft gedaan. De signalen die worden ontvangen zijn positief; sommige landen hebben al een gezant benoemd of hebben aangegeven dat ze dit willen gaan doen, en er is ook aandacht voor de bredere context, want we moeten de grootschalige industrie niet los zien van de kleine en middelgrote ondernemingen. De groei van de reële economie is gekoppeld aan de interne markt, het industriebeleid en het beleid gericht op de kleine en middelgrote ondernemingen. Aangezien de rol van de vakbonden diverse malen is genoemd, besluit ik met de opmerking dat voor het eerst een commissaris voor Industrie een ontmoeting heeft gehad met vertegenwoordigers van de industrie, de kleine en middelgrote ondernemingen en de vakbonden om het herstructureringsbeleid te bespreken. Er is een nieuw tijdperk van overleg ingegaan, waarin vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers samen rond de tafel zitten tijdens vergaderingen die de Europese Commissie heeft georganiseerd ter bevordering van de economische groei en het grotere goed van alle EU-burgers. De Voorzitter. – Commissaris, ik heb terdege kennisgenomen van uw toespeling op en verwijzing naar de Belgische voetbalcompetitie, maar ik hoop dat ik die niet als een soort voorspelling moet opvatten. Bernd Lange, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, hartelijk dank voor de interessante bijdragen. Commissaris, de vier centrale boodschappen die ons verbinden zijn duidelijk: we willen ten eerste dat het industriebeleid in het centrum van het EU-beleid wordt geplaatst. Ten tweede willen we duurzaamheid en mededingingsvermogen aan elkaar koppelen en verder ontwikkelen. Ten derde bestaat er geen dogma: noch de markt, noch de staat kan het alleen. Er zijn pragmatische en verstandige maatregelen nodig. En ten vierde zijn we vandaag niet aan het eind van het debat aanbeland, maar zijn we net begonnen met de discussie over de vernieuwing van het industriebeleid in de Europese Unie. Commissaris, we reiken u de hand, maar weten ook dat we u op uw woord moeten geloven. We verwachten concrete wetgevingsvoorstellen en concrete maatregelen om deze financieel te onderbouwen, met name op onderzoeksgebied.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Commissaris, als we hierin slagen, als onze handreiking en uw verklaring samen ergens toe leiden, dan gebeurt er misschien iets dergelijks als aan het eind van die prachtige film, "Casablanca", waar Humphrey Bogart tegen de commissaris zegt: "Ik geloof dat dit het begin is van een prachtige vriendschap". De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag 9 maart 2011 om 11.30 uur plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Adam Gierek (S&D), schriftelijk. – (PL) Internationalisering van de industrie en supranationale ondernemingen zijn slechts enkele van de vele aspecten van globalisering. In onze discussie over het EU-industriebeleid moeten we antwoord geven op de vraag wat voor industrie Europa nodig heeft. De industrie van multinationale ondernemingen en hun filialen die wordt gekenmerkt door grootschalige massaproductie? Of kleinschalige regionale of wellicht zelfs nationale industrie? De grote, supranationale ondernemingen, die niet zelden rijker zijn dan menig land, vergaren enorme winsten en genereren belastingen, waaronder btw, meestal in de plaats van herkomst. Naast werkgelegenheid resten slechts kosten voor de landen waar de productie plaatsvindt. Fiat is bijvoorbeeld een supranationale onderneming die statistische inkomsten genereert ter hoogte van 4 procent van het Poolse bbp. De winsten en het merendeel van de belastingen vloeien echter naar een andere begroting. Bovendien heeft dit concern onlangs de productie van het model Panda verplaatst om politieke en nationale redenen en zeker niet uit economische overwegingen. Hier is sprake van een belangenconflict. De sociale situatie in Polen verslechtert, terwijl die in Italië verbetert. De supranationale ondernemingen hebben op het grondgebied van Polen al een kaalslag op hun geweten, doordat zij na het verdwijnen van de Poolse Volksrepubliek industrieën hebben opgekocht tegen 10 procent van hun waarde. Door fouten van liberale doctrinairen, onder andere van Balcerowicz, zijn de Poolse grenzen opengegaan voor mondiale concurrentie van vermogende multinationals. Dit heeft in recordtijd geleid tot de vernietiging van onze industrie, sluiting van concurrerende bedrijven, liquidatie van wetenschappelijke infrastructuur en enorme werkloosheid. De oude EU-landen krijgen daar nu ook mee te maken. Wat we nodig hebben is een verstandig industriebeleid, geen economisch nationalisme. 19. Veiligstellen van de bevoorrading van Europa met zeldzame aardelementen (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van: – de mondelinge vraag (O-000036/2011) van Ioannis A. Tsoukalas, Paul Rübig, Daniel Caspary en Birgit Schnieber-Jastram, namens de PPE-Fractie, aan de Commissie: Veiligstellen van de bevoorrading van Europa met zeldzame aardelementen (B7-0017/2011), – de mondelinge vraag (O-000043/2011/rev.1) van Lena Ek, Vladko Todorov Panayotov, Fiona Hall, Marielle De Sarnez, Niccolò Rinaldi, Marietje Schaake en Michael Theurer, namens de ALDE-Fractie, aan de Commissie: Veiligstelling van de aanvoer van zeldzame aardelementen naar Europa (B7-0020/2011),
331
332
NL
Handelingen van het Europees Parlement
– de mondelinge vraag (O-000041/2011) van Konrad Szymański, namens de ECR-Fractie, aan de Commissie: Grondstoffenstrategie voor Europa (B7-0207/2011). Ioannis Tsoukalas, auteur – (EL) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, mijnheer de Commissaris. Zeldzame aardelementen zijn van kritiek belang voor honderden high-techtoepassingen, maar ook voor de ontwikkeling van groene technologieën. De Europese industrie is geheel afhankelijk van de import van zeldzame aardelementen uit China, dat 97 procent van de mondiale productie monopoliseert en 36 procent van de mondiale economische reserves bezit. In deze sector beschikt China over sterk wetenschappelijk onderzoek en heeft het land een duidelijk concurrentievoordeel bereikt voor wat betreft de productie van legeringen en eindproducten. Maar tegelijkertijd krijgt de Europese industrie geen toegang tot de grondstoffen en ook niet tot de technische knowhow voor wat betreft de verwerking hiervan. Hoewel zeldzame aardelementen niet zo zeldzaam zijn als de naam doet vermoeden, schatten deskundigen dat er voor het opzetten van een duurzame productielijn tien tot vijftien jaar nodig is. De Europese Unie ontwikkelt weliswaar een middellange termijn strategie voor grondstoffen, maar het probleem van de zeldzame aardelementen is veel nijpender. De toegenomen binnenlandse behoeften in China en de inzet om de gevolgen voor het milieu te beperken hebben nu al geleid tot bijzonder strenge beperkingen voor de export, terwijl op hetzelfde moment de mondiale vraag naar zeldzame aardelementen toeneemt. Voor de eerste zes maanden van 2011 heeft China zeer strenge exportquota ingesteld, een vermindering van 35 procent in vergelijking met vorig jaar, terwijl er voor de volgende zes maanden nog strengere beperkingen worden verwacht. Verwacht wordt dat het tekort binnen de komende zes maanden sterk zal toenemen, de prijzen van zeldzame aardelementen zullen omhoog gaan en productielijnen zullen hinder ondervinden. Deskundigen schatten dat in 2014 er een mondiaal tekort zal zijn van 40 000 ton zeldzame aardelementen. De vragen aan de Commissie zijn direct en urgent: - Wat voor directe maatregelen gaat de Commissie nemen om, samen met haar partners, alternatieve bronnen voor zeldzame aardelementen veilig te stellen? - Wat is de huidige status van onze onderhandelingen met China en met onze internationale partners in deze kwestie? Lena Ek, auteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, soms vraag ik me wel eens af of Europa bij elke uitdaging die met China van doen heeft, verstijft van angst en om handelssancties en overheidsingrijpen roept. Een geslaagde EU-grondstoffenstrategie moet gericht zijn op het bevorderen van de vrijhandel. Zij moet een duurzaam beheer en een efficiënte omgang met hulpbronnen, innovatie en toegang tot grondstoffen voor Europese bedrijven omvatten. Het mag echter niet zo zijn dat grondstoffen met het geld van de belastingbetaler worden opgeslagen. Europa wordt steeds afhankelijker van een klein aantal cruciale hulpbronnen en raakt achter in de wedloop om alternatieve bronnen te bemachtigen. Het is echter aan particuliere bedrijven, niet aan politici, om te bepalen of er voorraden moeten worden aangelegd. Als dat een efficiënt gebruik van hulpbronnen betekent, zullen ze dat doen. Wat we nodig hebben, is een alomvattende grondstoffenstrategie die alle aspecten van toegang tot zeldzame aardelementen bestrijkt. Dit omvat handel, onderzoek en innovatie, hergebruik en de ontwikkeling van vervoer en infrastructuur om de ontwikkeling van binnenlandse bronnen mogelijk te maken. We hebben een beter beheer van de grondstoffenvoorziening
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in Europa nodig en effectieve maatregelen om hergebruik en vermindering van afval te stimuleren. Europa heeft veel natuurlijke hulpbronnen en ligt tevens strategisch dicht bij de grondstoffenrijke Barentsz-regio. Met zijn delfstoffen, metalen en bossen kan Noord-Europa voor een belangrijk deel en op duurzame wijze in de grondstoffenbehoeften van de EU voorzien. Ook moeten we innovatie en onderzoek naar alternatieve oplossingen bevorderen en mogelijkheden bedenken om stoffen te exploiteren die Europese bedrijven te duur vinden. De EU-strategie dient gebaseerd te zijn op vrijhandel en ervoor te zorgen dat zowel ontwikkelde staten als ontwikkelingslanden kunnen profiteren van de duurzame aanvoer van grondstoffen. Verder moeten we gebruik maken van het 'hulp voor handel'-mechanisme. Europa moet maatregelen treffen die gericht zijn op innovatie en het slechten van handelsbarrières in derde landen. Het behoort geen zeldzame en cruciale grondstoffen op te slaan en de democratie in het buitenland te ondermijnen. Wij hebben suggesties van de Commissie nodig op het gebied van grondstoffen en zeldzame aardelementen. Daar is nog steeds het wachten op. Konrad Szymański, auteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, de toegang tot zeldzame aardelementen is bepalend voor de positie en het concurrentievermogen van de Europese industrie. We raken het technologisch meest geavanceerde deel van onze economie kwijt, wanneer we de beschikbaarheid van deze materialen niet veiligstellen. We mogen dus geen enkel onderdeel van ons beleid verwaarlozen. We moeten op vakkundige wijze onze eigen bronnen aanwenden, de bronnen die we eerder onnodig terzijde hebben geschoven. We moeten handelspolitieke instrumenten inzetten om schendingen van de vrije handel te voorkomen en mogen ons daarom niet beperken tot de kostbare en nog steeds zeer beperkte mogelijkheden die terugwinning van deze materialen uit gebruikte apparatuur ons te bieden heeft. In het kader van de mededeling over de grondstoffenstrategie zijn er in ieder geval een aantal vragen die we aan de Europese Commissie moeten stellen. Ten eerste, heeft de Commissie de invloed van het protectionistische grondstoffenbeleid van China op de Europese industrie onderzocht? Ten tweede, welke rol is er weggelegd voor recycling in vergelijking met de mogelijkheden die het handelsbeleid en de eigen grondstofvoorraden te bieden hebben? Wat is de verhouding tussen deze drie mogelijkheden? Ten derde, beschikt de Commissie over een beoordeling van de kosten van een hoger aandeel van recycling in de Europese grondstoffenstrategie? Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, zoals u weet, heeft de Commissie begin februari de vernieuwing van de EU-grondstoffenstrategie, die op drie pijlers rust, goedgekeurd. De eerste pijler betreft de levering van grondstoffen van buiten de Europese Unie via overeenkomsten met de Afrikaanse Unie. We hebben de grondstoffenkwestie op de agenda gezet van onze bijeenkomsten met de Russische Federatie. Bovendien ga ik, zoals ik eerder al zei, in juni naar Brazilië, Argentinië en Chili om ook met die Latijns-Amerikaanse landen diplomatiek overleg te voeren. Dan zal ik ook nog ingaan op de relatie met China. De tweede pijler betreft het waarborgen van een duurzamere grondstoffenvoorziening binnen de EU. Daarom hebben we in overleg met commissaris Potočnik de uitvoeringsbepalingen van Natura 2000 herzien. We willen ervoor zorgen dat ze op zo'n
333
334
NL
Handelingen van het Europees Parlement
manier worden uitgelegd dat ze de winningsactiviteiten niet schaden, maar dat tegelijkertijd de natuur wordt beschermd. De derde pijler betreft de recycling en het efficiënte gebruik van grondstoffen. Ik wil herhalen wat ik eerder al zei: in het kader van ons innovatiebeleid werken we aan een reeks innovatiepartnerschappen in diverse sectoren, waaronder de grondstoffensector. Een van de innovatiepartnerschappen zal in het bijzonder gericht zijn op activiteiten op het gebied van de recycling en vervanging van grondstoffen. In de nieuwe mededeling ligt de nadruk vooral op de situatie met betrekking tot de levering van zeldzame aardmetalen en andere essentiële grondstoffen. Het lijdt geen twijfel dat de vermindering van de exportquota voor zeldzame aardmetalen waartoe China heeft besloten het wereldwijde aanbod aanzienlijk beperkt. We evalueren de situatie om vast te stellen wat de meest geschikte multilaterale instrumenten zijn, waaronder de Wereldhandelsorganisatie en onze bilaterale betrekkingen met China. In 2009 zijn we bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een geschillenprocedure tegen China gestart over de toegang tot de negen belangrijkste grondstoffen. Het onderzoek van de zaak is in een vergevorderd stadium en de conclusies zullen uiteraard zeer belangrijk zijn voor onze gedachtewisselingen over het in gang zetten van een WTO-procedure over zeldzame aardmetalen. Op bilateraal niveau heeft de Commissie de kwestie diverse malen bij de Chinese regering aangekaart, zowel uit politiek als uit technisch oogpunt. Eind 2010 is er een werkgroep opgericht om de dialoog tussen de EU en China over kwesties die betrekking hebben op zeldzame aardmetalen en andere grondstoffen te vergemakkelijken. De EU zal, binnen de sfeer van strategische partnerschappen en dialogen over toekomstig beleid, een actieve grondstoffendiplomatie voeren met als doel om de toegang tot deze grondstoffen en in het bijzonder essentiële grondstoffen veilig te stellen. Een voorbeeld hiervan is, zoals ik al zei, het aangaan van een bilaterale dialoog in het kader van de gemeenschappelijke strategie EU-Afrika voor 2011-2013, waarin ook een gedeelte speciaal aan grondstoffen is gewijd. Ik heb u al verteld over onze betrekkingen met Rusland en Latijns-Amerika. Binnen de EU steunt de Commissie het opsporen van vindplaatsen van essentiële grondstoffen, en deze doelstelling wordt in het bijzonder gestimuleerd door het project ProMine 2009-2013, dat deel uitmaakt van het zevende kaderprogramma. Recycling biedt enorme technologische uitdagingen, vooral omdat de hoeveelheid grondstoffen in veel producten bijzonder klein is. Onze strategie is bedoeld om recycling te bevorderen door middel van maatregelen die erop zijn gericht om de toepassing en uitvoering van EU-wetgeving inzake afvalstoffenbeheer te verbeteren. Voorts zullen we onderzoek en innovatie in de recycling- en vervangingssector blijven stimuleren, zoals we al hebben gedaan via het zevende kaderprogramma voor de financiering van projecten ten behoeve van de vervanging van zeldzame aardmetalen. De Commissie onderzoekt in dit verband de mogelijkheid om een innovatiepartnerschap op het gebied van grondstoffen op te zetten en hoopt in de komende maanden met een specifiek voorstel te komen. Ook hebben we een samenwerkingsproject met de Verenigde Staten op touw gezet op het gebied van innovatie, en we onderzoeken eveneens de mogelijkheid om samen te werken met Japan.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Uiteraard zullen we het probleem van de essentiële grondstoffen nauwlettend in de gaten blijven houden om te bepalen welke maatregelen bij uitstek nodig zijn. We zijn van mening dat de leveringszekerheid van grondstoffen in wezen de verantwoordelijkheid van bedrijven is, maar we zijn bereid om in nauwe samenwerking met de lidstaten de kosten, potentiële voordelen en toegevoegde waarde van een opslagprogramma voor grondstoffen te bespreken. Dit is wat we doen, maar natuurlijk ben ik altijd bereid om te luisteren naar suggesties van het Parlement om ervoor te zorgen dat de Commissie actief blijft werken aan een kwestie die van cruciaal belang is voor het concurrentievermogen van ons Europese ondernemingsstelsel. Paul Rübig, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris Tajani, hartelijk dank voor uw initiatief. De grondstoffen vormen de basis voor een gezonde industrie in de toekomst en daarom is het belangrijk dat we ervoor zorgen dat we bilaterale overeenkomsten met China en allerlei andere landen op de wereld afsluiten, en niet alleen op het gebied van het handelsbeleid. Hierbij kunnen we ons bijvoorbeeld concentreren op een overeenkomst inzake bescherming van investeringen, omdat hier langdurige contracten kunnen worden afgesloten, die voor de return on investment bij nieuwe mijnen, die we dringend nodig hebben, ook een bescherming van de investeringen bieden. Dusdanig langdurige contracten zorgen voor een bescherming van de investeringen, zodat nieuwe mijnen, die met bestaande mijnen moeten concurreren, ook naar behoren kunnen worden ondersteund. We kunnen in het kader van de WTO-conferentie die volgt op de Doha-ronde ook onderzoeken hoe het staat met de Singapore Issues. We hebben in Singapore al een goed pakket maatregelen tot stand gebracht, dat we ook verder moeten ontwikkelen, misschien zelfs parallel aan de lopende Doha-onderhandelingen. We moeten onderzoeken of er niet sprake is van een inbreuk op het antidumpingrecht, wanneer men kijkt tegen welke prijs de Chinese industrie grondstoffen voor verdere verwerking krijgt, en welke prijstoeslag de Europese industrie moet betalen. Dit moet nog worden uitgezocht, maar daar zijn we al mee bezig. Het gaat niet alleen om zeldzame aardelementen, maar het gaat bijvoorbeeld ook om magnesiet, een belangrijke grondstof voor vuurvaste producten, zonder welke geen staal, glas, cement of ander basismateriaal kan worden geproduceerd. We moeten onze aandacht ook richten op de vervangingsproducten die in de toekomst denkbaar zijn, en misschien een passend programma voor onderzoek naar vervangingsproducten ontwikkelen. Bovendien ben ik zeer ingenomen met het voorstel van commissaris Hedegaard voor een koolstofheffing, waarbij voor producten die met een hoge uitstoot aan CO2 worden geproduceerd en over lange afstanden worden getransporteerd, een extra btw-heffing in rekening wordt gebracht. Marita Ulvskog, namens de S&D-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik denk dat uit dit debat blijkt hoe belangrijk het is dat de grondstoffenstrategie een langetermijn- en brede impact heeft. Aardelementen zijn immers zeldzaam op de markt maar niet in de bodem. Daar is een aantal redenen voor. Het is gewoon niet economisch interessant geweest om alle plaatsen te ontginnen waarvan we weten dat er zich aardelementen bevinden. Er zijn ook milieu- en arbeidsklimaatconflicten geweest.
335
336
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De EU zou ontzettend veel moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling. De EU zou moeten investeren in efficiënt gebruik van hulpbronnen en met name in recycling, zoals hier de hele avond is gezegd. Dat vereist natuurlijk van alles en nog wat, gaande van intelligente, eenvoudige en verstandige inzamelstrategieën tot ecologische ontwerpen waardoor het gemakkelijk is om de batterij uit toestellen te halen die moeten worden gerecycled. Het gaat er echter ook om dat we moeten afstappen van onze koloniale reflexen in onze samenwerking met andere landen in andere delen van de wereld. Daar zijn we tot dusver nog niet bijzonder goed in geslaagd. Niccolò Rinaldi, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, u heeft al enige informatie gegeven, maar ik zou graag nog een aantal nadere toelichtingen van u krijgen. In de eerste plaats de WTO. Wat doen we precies binnen de Wereldhandelsorganisatie met het initiatief waartoe al in 2009 is besloten, maar dat, voor zover ik weet, betrekking heeft op magnesium en bauxiet? Beschikken we in de WTO over een procedure voor zeldzame aardelementen? Is zo'n procedure mogelijk en initiëren wij deze alleen of kunnen we dat doen in samenwerking met de Verenigde Staten en Japan, wat mijns inziens wenselijk zou zijn? Ten tweede, u heeft gezegd dat we de bevoorrading vanuit andere ertslagen, met inbegrip van Europese ertslagen, moeten vergroten. Is er een rol weggelegd voor Groenland? Hoe wordt hier precies over gedacht? Ten derde, het herwinnen van zeldzame aardelementen via recycling. Gaan we de kant op van het zogeheten 'urban mining', ofwel het nuttig toepassen van stedelijk afval? Komt er een richtlijn, een verordening? Welke plannen zijn er in dit verband? Ten vierde, wat betreft studies en onderzoeken, de ontwikkeling van onderzoek: zullen hierover ook in het achtste kaderprogramma enkele specifieke bepalingen worden opgenomen? Zullen er wat het opslagsysteem aangaat bovendien ook gemeenschappelijke Europese normen voor opslag worden vastgesteld? Ten slotte, in hoeverre wordt dit onderwerp bilateraal besproken met China in het kader van de economische en commerciële dialoog op hoog niveau en in de lopende onderhandelingen over de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met dat land? Reinhard Bütikofer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de afhankelijkheid van China wat betreft de import van zeldzame aardelementen is op de korte en middellange termijn met zekerheid een probleem. Ik vind niet dat dit een strategische tekortkoming van Europa is. Europa hoeft niet afhankelijk te blijven. Om het kort te zeggen: de Chinezen bewijzen ons in zekere zin een dienst doordat ze ons erop wijzen dat we ons moeten bevrijden van onze huidige afhankelijkheid. Daarom mogen we ook niet de fout maken een antagonisme tussen Europa en China te creëren. Er bestaan ook mogelijkheden voor samenwerking met China. Maar we moeten, als we onze blik op Azië richten, ook naar Japan kijken. Met betrekking tot zeldzame aardelementen had Japan het afgelopen jaar grotere moeilijkheden dan Europa. Japan heeft echter sneller en krachtdadiger gereageerd. De Japanse regering heeft één miljard dollar uitgetrokken voor het onderzoek naar de vervanging en recycling van zeldzame aardelementen. Hoeveel hebben wij hiervoor uitgetrokken in het zevende kaderprogramma?
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vanzelfsprekend hebben wij het handelsbeleid nodig. We moeten ook eigen reserves beschikbaar maken, in zoverre deze aanwezig zijn. Maar de strategische filosofie van ons beleid inzake zeldzame aardelementen moet mijns inziens zijn: innovatie, efficiënt gebruik van grondstoffen, technologisch leiderschap. Er zijn bindende doelstellingen nodig voor een efficiënt gebruik van grondstoffen. Er zijn concrete, specifieke plannen nodig voor de recycling van zeldzame aardelementen. In de mededeling van de Commissie wordt de recycling van zeldzame aardelementen niet uitdrukkelijk genoemd. Dat is echter geen oplossing meer voor de toekomst, maar iets wat onmiddellijk moet worden opgelost. Onze bedrijven zijn hier allang mee begonnen – Rhodia, BASF, Osram en ettelijke andere ondernemingen. Verder is vervanging essentieel. Zelfs China begint met investeringen in de vervanging van zeldzame aardelementen, omdat duidelijk is dat het land, alleen al gezien de eigen behoefte, niet op dezelfde voet kan doorgaan met consumeren en verkwisten. We moeten hier spoed achter zetten en de kansen die de huidige situatie ons biedt, benutten en niet klagen dat we deze kans krijgen. Zbigniew Ziobro, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, zeldzame aardelementen zijn van doorslaggevende betekenis voor honderden technologische oplossingen en vormen een sleutelelement voor verdere technologische vooruitgang en vergroting van het innovatievermogen van de Europese Unie. Omdat zij algemeen worden toegepast stijgt de vraag, maar tegelijkertijd ontbreekt de mogelijkheid om de winning uit te breiden. Momenteel wordt wereldwijd jaarlijks 124 000 ton van deze metalen gedolven en de vraag zal tot 2012 met 50 procent stijgen. China heeft ongeveer 97 procent van de wereldproductie in handen. Dit is van cruciale betekenis, omdat dit land sinds 2006 de winning en de export beperkt. In augustus heeft China een exportreductie van meer dan 50 procent en het aanleggen van strategische reserves aangekondigd. Verder zijn veel van de bedrijven die zich bezighouden met de winning van zeldzame aardelementen in andere delen van de wereld, in Chinese handen. Onlangs is in Australië de overname van een mijn van zeldzame aardelementen door een Chinese mijnbouwonderneming geblokkeerd. Dit is een bijzonder ernstig probleem dat gerelateerd is aan het monopolie op de winning van deze grondstoffen. We moeten alles doen wat in onze macht ligt om te voorkomen dat deze cruciale economische sector die de ontwikkeling en de toekomst van Europa waarborgt, in gevaar komt. Helmut Scholz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, pas verleden herfst was het Europees Parlement er zeer mee ingenomen dat de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie in de verklaring van de top van Madrid uitdrukkelijk het soevereine recht van de staten hebben erkend om hun natuurlijke hulpbronnen te beheren en het gebruik ervan te regelen. Daarbij werd uitdrukkelijk ook op het belang van duurzaamheidscriteria gewezen. Aan deze top hebben de staten van Latijns-Amerika deelgenomen, maar dit recht geldt ook voor China en andere staten. De ontginning van zeldzame aardelementen heeft in China, zoals daarvoor in de Verenigde Staten en elders, ernstige schade veroorzaakt aan het milieu. Dit kan zo niet verder gaan. Er is een internationale overeenkomst nodig. China en andere mogelijke producenten hebben onze kennis en technologie voor milieuvriendelijke mijnbouw nodig en voor duidelijk meer veiligheid voor de mijnwerkers.
337
338
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Bovendien heeft China belang bij investeringen in hoogtechnologische producten voor het bewerken van zeldzame aardelementen, omdat het niet alleen leverancier van grondstoffen wil zijn. De Commissie dient daarom als bemiddelaarster op te treden. Een modern grondstoffenbeleid moet zijn gekenmerkt door partnerschap. Tegelijkertijd dient u met spoed de ontwikkeling van verbeterde recycling- en vervangingstechnologieën te stimuleren, omdat in de toekomst in nog grotere mate zal gelden dat de metalen uit deze aardelementen te zeldzaam zijn om ze simpelweg op te gebruiken. Daniel Caspary (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, u hebt hier vandaag een aantal aankondigingen gedaan over wat de Commissie in de komende maanden van plan is met betrekking tot de grondstoffenvoorziening. De Commissie heeft ook in 2007 een aankondiging gedaan en een strategie inzake grondstoffen voorgelegd. Ik heb er een probleem mee dat de aankondigingen die we de afgelopen dagen hebben gehoord vergelijkbaar zijn met de aankondigingen van toen. Maar ik heb de indruk, dat er sindsdien vrij weinig is gebeurd. Er is tenminste weinig gebeurd wat betreft de behartiging van onze belangen. Ik ben van mening dat veel andere staten op de wereld hun belangen zeer offensief behartigen – dit wordt de 'koloniale reflex' genoemd. Ik zie deze koloniale reflex ook, echter niet bij de staten van de Europese Unie, maar heel concreet bij China, wanneer ik bekijk hoe China met de grondstoffenkwestie omgaat of in het onderhavige geval met de kwestie van de zeldzame aardelementen, om zijn monopolie te behouden en andere landen te benadelen. Commissaris, ik stel me steeds vaker de vraag, wie er voor verantwoordelijk is dat er werkelijk iets gebeurt. Is het uw directoraat-generaal? Bent u het? Het directoraat-generaal Handel? Is het commissaris De Gucht? Zijn het de andere commissarissen? Wie heeft de hoofdverantwoordelijkheid? Wat zijn de concrete stappen? Wie kunnen we wanneer afrekenen op de vraag of de betreffende maatregelen ook daadwerkelijk door de Europese Unie zijn uitgevoerd? Ik zou u zeer dankbaar zijn, wanneer u op dit onderwerp zou ingaan, omdat we allemaal weten dat de Chinezen nog steeds actief bezig zijn met het opleggen van exportrestricties en accijnzen die het voor onze ondernemingen enorm moeilijk maken. Heeft de Commissie eindelijk de complete lijst van producten opgemaakt waarbij de Chinezen momenteel op grond van exportrestricties concurrentievoordelen hebben? Is de Commissie van plan hier eventueel een antidumpingprocedure in te leiden om concurrentienadelen voor onze ondernemingen uit de weg te ruimen? Ik zou u zeer dankbaar zijn wanneer u op deze vragen zou kunnen reageren. Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, zeldzame aardmetalen zijn onmisbaar voor de vervaardiging van monitoren, mobiele telefoons, hoogwaardige permanente magneten voor windturbines of elektrische voertuigen, katalysatoren voor auto’s, printplaten en glasvezel. Hieruit volgt dat ze ook onmisbaar zijn voor nieuwe schone energievormen. Hoewel deze aardmetalen over de hele wereld worden verhandeld, is de markt voor bepaalde grondstoffen en zeldzame aardmetalen niet bepaald transparant en zijn de verhandelde volumes klein. De Europese Unie is bijna volledig afhankelijk van ingevoerde zeldzame aardmetalen, aangezien 97 procent van de mondiale productie plaatsvindt in China. De vraag naar grondstoffen zal stijgen door de groei van de opkomende economieën en de snelle verspreiding van nieuwe technologieën. De processen voor het delven, verwerken en recyclen van zeldzame aardmetalen zijn zeer schadelijk voor het milieu als ze niet naar
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
behoren worden beheerd. De Europese Unie moet haar inspanningen richten op het stroomlijnen van de processen voor het gebruik en het recyclen van zeldzame aardmetalen, alsmede op onderzoek naar mogelijkheden om deze schaarse en schadelijke grondstoffen te vervangen door andere, minder schaarse en schadelijke materialen. Commissaris, wij willen dat de lijst van grondstoffen geregeld wordt bijgewerkt. Charles Goerens (ALDE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, de constateringen die naar voren komen in de mondelinge vragen die ten grondslag liggen aan het huidige debat geven eens te meer aan hoe beperkt de hulpbronnen zijn, en in het bijzonder hoe zeldzaam bepaalde onontbeerlijke mineralen zijn. Bovendien informeren ze ons over de kwetsbaarheid van de invoerende staten ten opzichte van de staten die een monopolie bezitten. De reactie van de Europese Unie moet tweeledig zijn. Enerzijds moeten wij ervoor zorgen dat wij niet in het nauw worden gedreven, door ons te verdedigen in alle forums (WHO, G20, Verenigde Naties), en anderzijds moeten we handelen in het kader van de strategie van Lissabon teneinde onze afhankelijkheid van zeldzame aardelementen te verminderen. Onze leuzen moeten zijn: doeltreffend hergebruik van reeds gebruikte materialen en bevordering van programma's voor onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot vervangende producten. Tot slot moet de Europese Unie, in het kader van onze partnerschappen met ontwikkelingslanden, bijdragen aan het voorkomen van plundering van zeldzame aardelementen die aan deze landen toebehoren. (Applaus) Teresa Riera Madurell (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de situatie is duidelijk: de Europese Unie moet de bevoorrading van zeldzame aardelementen veiligstellen, maar de concurrentiestrijd op deze markt wordt steeds harder. China controleert 95 procent van de wereldproductie, Omdat het zijn exportquota steeds verder verlaagt, staat deze kwestie nu bovenaan de agenda van de G20. Wij praten derhalve over een kwestie die voor de Europese economie als geheel van cruciaal belang is. Het spreekt vanzelf dat onze aanpak deels moet bestaan uit samenwerking met landen die voorraden hebben, maar wat daarnaast vooral belangrijk is, zijn onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Er is al gezegd dat investeren in O&O essentieel is voor het aangaan van de technologische uitdagingen die gepaard gaan met het ontwikkelen van efficiëntere winningstechnieken, het zoeken van alternatieve grondstoffen voor het verminderen van afhankelijkheid en hergebruik. Het laatste is van het allergrootste belang, omdat de zogeheten 'stadsmijnen' een belangrijke bron van grondstoffen voor de Europese Unie kunnen zijn. Daarom zijn wij blij met de verbintenissen die de commissaris met betrekking tot deze kwestie is aangegaan en zullen wij alles wat de Commissie in dit verband doet nauwgezet volgen. Seán Kelly (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben erg bezorgd over enkele zaken die hier onlangs in het Parlement de revue zijn gepasseerd – vanavond het tekort aan zeldzame aardelementen; gisteravond het eiwitgebrek van 80 procent; enkele weken geleden suikerbietfabrieken die werden gesloten met als gevolg dat er nu te weinig suiker
339
340
NL
Handelingen van het Europees Parlement
is. Volgens mij is het tijd dat de Europese Unie eens aan zichzelf gaat denken en vooral zijn industrie een steun in de rug geeft. Wat zeldzame aardelementen betreft ben ik uiteraard blij met de toezegging van de commissaris dat hij zal kijken naar innovatie in de vorm van vervanging, hergebruik, enz., maar vooral ook naar nieuwe technologieën. Enkele weken geleden heb ik in Brussel een studiedag bijgewoond waar gesproken werd over een nieuwe technologie waarmee zeldzame aardelementen uit de zeebodem kunnen worden gewonnen. Uiteindelijk zullen we zelfvoorzienend moeten worden. Het is goed dat de commissaris naar Brazilië gaat en met China praat, maar wat gaan we doen als de diplomatie faalt en zij ons niet geven wat we willen? Zonder een sterke economie zijn we politiek gezien irrelevant. Zigmantas Balčytis (S&D). – (LT) Mevrouw de Voorzitter, de grondstoffenkwestie is onlosmakelijk verbonden met de groei en economische vooruitgang van de Europese Unie. Wij kunnen de Commissie daarom feliciteren met de grondstoffenstrategie. Toch moet het potentiële tekort aan grondstoffen in de toekomst er niet toe leiden dat we ons alleen maar concentreren op het oplossen van de kwestie van de toegang tot grondstoffen. Ik ben het ermee eens dat dit een zeer goede gelegenheid kan zijn om de economie van de Europese Unie naar een model te wenden dat op een efficiënter gebruik van hulpbronnen is gebaseerd. Een vermindering van het gebruik van grondstoffen en veel grotere aandacht voor de efficiënte verwerking van grondstoffen zijn waarschijnlijk de snelste weg om de invoerbehoeften van de EU terug te dringen. Fatsoenlijke investeringen in nieuwe verwerkingstechnologieën en de ontwikkeling van vervangende grondstoffen zouden bevorderlijk zijn voor een aanzienlijke vermindering van de afhankelijkheid van ingevoerde lanthanide. Hierdoor zou een belangrijke rol voor Europa op dit gebied verzekerd kunnen worden en het zou een grote bijdrage leveren aan de tenuitvoerlegging van de doelen die in de Europa 2020-strategie zijn uiteengezet. João Ferreira (GUE/NGL). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, dit debat over de moeilijke toegankelijkheid van grondstoffen, zoals zeldzame aardelementen, is intrinsiek verweven met de huidige staat van ontwikkeling van de wereldeconomie en met de systeemcrisis waar we mee te maken hebben. Er werd gezegd dat het om een financiële crisis ging, maar in feite gaat het om een veel grotere, mondiale crisis. Het betreft een crisis die ook is geworteld in de confrontatie tussen economische groei, zoals het door het kapitalisme wordt begrepen, en een planeet Aarde die genereus is, maar eindig. De wortels van een systeem, het kapitalisme, waarbij alles ondergeschikt wordt gemaakt aan het maken van zoveel mogelijk winst, liggen ook in het onvermogen om de natuur en haar grenzen te kunnen bevatten, maar de natuur heeft wel degelijk haar grenzen. De stap richting een polycentrische wereld, uit economisch en politiek oogpunt, maakt de weg vrij voor meer concurrentie om middelen, hetgeen tot conflicten kan leiden. De wisselkoers- en handelsoorlogen waar we getuige van zijn geweest zijn zorgwekkende symptomen, maar staan niet op zichzelf. Meer en meer oorlogen vormen een bedreiging voor nu en de toekomst, en over al deze zaken hebben wij het ook wanneer we debatteren over het onderwerp van vandaag. Edit Herczog (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, toen mijn grootmoeder werd geboren, woonden er twee miljard mensen op onze planeet; toen ik werd geboren, waren dat er vijf miljard; en wanneer mijn kleindochter wordt geboren, zijn dat er negen miljard. Daarom moeten voor alle hulpbronnen, inclusief grondstoffen,
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
extensieve technologieën worden vervangen door intensieve technologieën. Om deze reden wil ik in herinnering brengen dat iemand honderd jaar geleden de Nobelprijs voor scheikunde ontving vanwege het scheiden en zuiveren van radium en polonium: Maria Skłodowska, beter bekend als Marie Curie. We hebben Marie Curies, wetenschappers en baanbrekende technologieën nodig. Daarom wil ik u vragen, commissaris, uw uiterste best te doen om ervoor te zorgen dat er in Europa altijd plaats zal blijven voor jonge scheikundetalenten. Judith A. Merkies (S&D). - Voorzitter, commissaris, collega's, we kunnen de grondstoffen gaan halen, maar we kunnen ze liever houden. Misschien kunnen we ze zelfs gaan maken. Ik begroet uw initiatief voor een nieuw partnerschap, ook voor vervanging, maar ik denk inderdaad dat andere collega's dit al zeiden en gelijk hebben: we moeten ze proberen te houden, te houden in Europa. Dat is heel erg belangrijk. We moeten de inzameling verhogen. We moeten op andere bedrijfsmodellen overschakelen om de schaarse aardmetalen gewoon zoveel mogelijk terug te krijgen voor recycling. Dat kunnen we doen via innovatie en daarvoor is meer efficiëntie nodig. Maar wat ik heel erg belangrijk vind: gaat u er ook aandacht aan besteden dat die zeldzame aardmetalen naar de meest nuttige toepassing gaan als ze nog zeldzamer worden? Besteedt u er aandacht aan dat bij een nóg hogere zeldzaamheid uiteindelijk die toepassingen overeind blijven die we allemaal het meeste nodig hebben, die het meest urgent zijn, bijvoorbeeld dat het niet in een speeltje van een of andere McDonalds terechtkomt, maar liever bij een windmolen? Gaat u daar ook aandacht aan besteden? Want dat lijkt me wel heel erg belangrijk. Adam Gierek (S&D). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, uit concurrentieoverwegingen zijn marktspelers gericht op investeringen met een snelle winst. Ze investeren dus in bedrijven waarvan de producten rechtstreeks bij de consument terechtkomen. Investeren in de exploratie van grondstoffen, met name van delfstoffen, is een langdurig en kostbaar proces waarbij de winst lang op zich laat wachten. Alleen grote investeerders, overwegend monopolisten, kunnen dit zich veroorloven en zij dicteren dan ook de voorwaarden, zoals gebeurd is in het geval van de zeldzame aardelementen. Nu blijkt dat Europa niet kan groeien vanwege een gebrek aan lanthaniden, met name samarium en neodymium. Die zijn nodig voor de productie van hoogenergetische permanente magneten die worden gebruikt bij de opwekking van windenergie en de aandrijving van elektrische voertuigen. Het wordt tijd dat de Europese Unie aandacht gaat besteden aan de veiligstelling van grondstoffen, net zoals zij heeft gedaan in het geval van energiezekerheid. Het gaat hierbij niet alleen om zeldzame aardelementen, maar ook om andere zeldzame grondstoffen en materialen die worden toegepast als katalysator, bijvoorbeeld renium en andere platina-achtigen, wolfraam, molybdeen, lithium, seleen enzovoorts. Dank u wel. Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie . – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil het Parlement bedanken, omdat het met dit debat kracht geeft aan de actie die de Europese Commissie – en vooral de Commissie-Barroso II – onderneemt om een oplossing te vinden voor de gevoelige kwestie van zeldzame aardelementen. Zoals de heer Scholz al benadrukt heeft, is de Commissie sinds de bijeenkomst in Madrid begonnen met het ontplooien van vastberaden initiatieven. Ze heeft dus niet alleen maatregelen aangekondigd, maar concrete stappen gezet. Met 'concrete stappen' bedoel ik dat er een lijst is opgesteld met veertien zeldzame grondstoffen ten aanzien waarvan
341
342
NL
Handelingen van het Europees Parlement
actie moet worden ondernomen – een lijst die naar ik vrees helaas zal moeten worden uitgebreid. Verder is de eerste overeenkomst met de Afrikaanse Unie, die heel wat maanden werk heeft gekost, uitgemond in een akkoord binnen het AU/EU-actieplan, waarin voorzien wordt in directe betrokkenheid van Afrika, in samenwerking met onze Unie en met de Commissie. Deze gezamenlijke inspanning betreft zowel wat we kunnen doen binnen de Unie om onze behoeften te analyseren, als een analyse van de reële mogelijkheden van winningsactiviteiten in Afrika, de eventuele oprichting van een geologische dienst en het plan om trans-Afrikaanse netwerkinfrastructuur te ontwikkelen ter ondersteuning van de mijnen van waaruit de winningsindustrie uitgebreid zal kunnen worden. De afspraak met de Russische Federatie dat overeenkomsten over grondstoffen op de agenda geplaatst zullen worden, is eveneens een concreet resultaat, niet alleen maar een aankondiging. Er hebben inmiddels twee bijeenkomsten plaatsgevonden. Evenzo is het Commissiedocument over grondstoffen niet slechts een aankondiging, maar een door de Commissie goedgekeurde tekst waarin een heldere en gedetailleerde strategie uiteen wordt gezet, zoals ik u al heb gezegd, die gebaseerd is op drie specifieke pijlers waarop wij willen voortbouwen. Dan is er nog het besluit om een innovatiepartnerschap in het leven te roepen, gekoppeld aan een actie die de participatie beoogt van de particuliere sector – en ik hoop ook het Parlement en de andere instellingen – in innovatie en onderzoek. Het doel ervan is robuuste maatregelen voor recycling en vervanging vast te stellen die concrete resultaten opleveren. Ook dit is niet slechts een aankondiging, maar een concrete maatregel van de Europese Commissie. Het is een verzoek dat door het college van commissarissen is goedgekeurd en dus deel uitmaakt van de innovatiestrategie van de Commissie. Wat de WTO betreft: natuurlijk zullen wij blijven werken aan diplomatieke oplossingen voor dit vraagstuk. De reis naar Latijns-Amerika is weer een andere concrete maatregel, en opnieuw niet slechts een aankondiging. Een bezoek over een zo gevoelig onderwerp vergt immers speciale voorbereiding, die vervolgens ook daadwerkelijk vruchten moet afwerpen. Uiteraard zal ik het Parlement op de hoogte brengen van wat er gedaan is. Met betrekking tot bepaalde gebieden in Europa waar onderzocht kan worden of de bodem grondstoffen bevat – ik denk aan Groenland, de Barentszzee en andere gebieden in Noord-Europa – moet worden nagegaan of winningsactiviteiten daar mogelijk zijn en of ze economisch haalbaar zijn. We zijn in elk geval bereid alle initiatieven te steunen die tot doel hebben eventuele onderzoeken uit te voeren. Volgende week zal in het gebouw van het Europees Parlement in Brussel een politiek debat plaatsvinden, dat echter ook technische aspecten omvat. Het debat zal gaan over de mogelijkheden die de Barentszzee biedt, en ik zal erbij aanwezig zijn om met een aantal Zweedse ministers en enkele deskundigen van gedachten te wisselen over de vraag of die mogelijkheden economisch haalbaar zijn, ook vanuit milieuoogpunt – een ander onderwerp waarvoor we moeten bekijken of het goed en nuttig is onderzoek te verrichten. Wat de WTO aangaat, ben ik verantwoordelijk voor het industriële gedeelte van het grondstoffenvraagstuk. Commissaris De Gucht gaat over het commerciële gedeelte. Hij heeft al in ondubbelzinnige bewoordingen gezegd dat hij van plan is de belangen van de EU te behartigen. Sterker nog, in paragraaf 5.2 van de Commissiemededeling over grondstoffen wordt ingegaan op mogelijke antidumping- en handelsmaatregelen. Ik zeg
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dit voor wie hierin geïnteresseerd is, ook voor de heer Caspary die de vraag meen ik gesteld heeft – als hij wil, zal ik hem het document morgenochtend toesturen. Wat de maatregelen in het kader van de WTO betreft, waarvoor commissaris De Gucht verantwoordelijk is – zoals ik al in mijn interventie gezegd heb – hebben wij echter samen met Mexico en de Verenigde Staten een procedure in gang gezet voor negen grondstoffen, waaronder zich geen zeldzame aardelementen bevinden. Het onderzoek bevindt zich al in de afrondingsfase en de conclusies ervan zullen dus ook bepalend zijn voor de vraag welke initiatieven de Commissie vervolgens moet ontplooien ten aanzien van zeldzame aardelementen. We beoordelen de situatie juist om te kunnen vaststellen welke instrumenten het meest geëigend zijn op dit gebied. Dan kom ik nu op de recycling van zeldzame aardelementen en de vraag die de heer Rinaldi in zijn interventie heeft gesteld. Ik kan u wat de recyclingmaatregelen betreft zeggen wat wij als Commissie van plan zijn. De huidige wetgeving bestrijkt 40 procent van het afval dat in de EU geproduceerd wordt. De Commissie heeft voorgesteld het voorstel van commissaris Potočnik, dat niet het mijne is, aanmerkelijk uit te breiden wat betreft de doelstellingen voor het recyclen van elektrisch en elektronisch afval dat zeldzame aardelementen bevat. Er zijn ook nog andere maatregelen gepland om de aanpak van producten te verbeteren en ervoor te zorgen dat ze aan het einde van hun levenscyclus gemakkelijker gerecycled kunnen worden. Er wordt momenteel al gewerkt aan wetgeving en commissaris Potočnik is voornemens zijn werkzaamheden in deze richting voort te zetten. Tot slot de maatregelen die in het kader van het industriebeleid worden genomen ten aanzien van zeldzame aardelementen en grondstoffen. Het is mijn intentie vooruitgang te blijven boeken en geen beloften te doen. Ik ben namelijk niet gewend beloften te doen – ik ben gewend de verplichtingen die ik aanga, vooral de verplichtingen die ik aanga ten overstaan van het Parlement, na te komen, zoals ik heb gedaan vanaf het moment dat de commissies waaraan ik mij heb voorgesteld mij hun vertrouwen gaven. Het is mijn intentie vooruitgang te blijven boeken en alle verplichtingen die ik op mij genomen heb, te vervullen zonder aankondigingen te doen, maar door te proberen concreet tegemoet te komen aan de behoeften van de ondernemingen en de burgers van Europa, ook op dit gevoelige gebied van industriële bevoorrading. De Voorzitter – Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. – (IT) Zeldzame aardelementen zijn cruciaal voor de Europese economie. Na de publicatie van de mededeling van de Commissie over het initiatief inzake grondstoffen, moeten we ons ervoor inspannen dat er snel een ambitieuze gemeenschappelijke strategie voor deze sector wordt vastgesteld. Het is van fundamenteel belang dat we voorkomen dat Europa volledig afhankelijk wordt van het huidige monopolie van China, dat op dit moment 97 procent produceert van deze metalen, die voor de high-techindustrie onontbeerlijk zijn. Het wordt dus noodzakelijk om niet alleen de winningsmogelijkheden binnen Europa opnieuw te bekijken, maar ook om deze kostbare elementen terug te winnen uit afval door effectiever te recyclen. In die zin is het dringend noodzakelijk dat de Europese Unie meer middelen investeert in technologisch onderzoek, dat met name gericht moet zijn op het eenvoudiger en voordeliger winnen van zeldzame aardelementen uit elektronisch afval. Men hoeft alleen maar te bedenken dat bijvoorbeeld
343
344
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tot 350 gram goud gewonnen zou kunnen worden uit één ton mobiele telefoons, als deze op de juiste wijze gerecycled worden. We zijn nog ver verwijderd van een gegarandeerde, duurzame aanvoer van deze elementen en daarvan zal ook geen sprake kunnen zijn zonder een nauwere samenwerking, via strategische partnerschappen en voortdurende betrekkingen, met landen die rijk aan hulpbronnen zijn. Tot slot hoop ik dat er tijdig maatregelen worden aangenomen om de stijgende prijzen van deze materialen, die voor het Europese bedrijfsleven van strategisch belang zijn, op te vangen. Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. – (PL) We zijn ons de laatste tijd steeds meer bewust geworden van de doorslaggevende betekenis die zeldzame aardelementen hebben voor technologische toepassingen en hun fundamentele betekenis voor de ontwikkeling van groene technologieën als windturbines en hybride voertuigen. Vermeld moet worden dat hun winning bijzonder gecompliceerd is. De EU-industrie is momenteel volkomen afhankelijk van de invoer van zeldzame aardelementen uit China dat nagenoeg een monopolie bezit en 97 procent van de wereldproductie in handen heeft. China bezit 36 procent van de economische reserves aan zeldzame aardelementen die in de wereld bekend zijn (en naar schatting 59 procent van de totale reserves), en is tegelijkertijd druk doende om door middel van bilaterale overeenkomsten de elders ter wereld bekende reserves voor zichzelf veilig te stellen. De EU-industrie heeft geen toegang tot grondstoffen van zeldzame aardelementen en mist de industriële en wetenschappelijke kennis om die grondstoffen te verwerken. Bovendien heeft China, juist nu de wereldvraag naar zeldzame aardelementen aan het stijgen is, al beduidende uitvoerbeperkingen afgekondigd – hetgeen een groep Japanse deskundigen tijdens hun bezoek aan het Europees Parlement in februari 2011 in een bijzonder interessante presentatie op heldere wijze uit de doeken heeft gedaan. Gezien de onbetwiste behoefte aan het gebruik van zeldzame aardelementen door de industrie in de EU-lidstaten en de noodzaak van verder onderzoek naar deze elementen, roep ik op tot een dialoog met de Volksrepubliek China over vergroting van de export van deze grondstoffen en bundeling van krachten in de zoektocht naar alternatieve winningsbronnen. 20. Mogelijkheid om gas uit alternatieve bronnen in Europa te gebruiken (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de mogelijkheid om gas uit alternatieve bronnen in Europa te gebruiken (2010/2978(RSP)). Günther Oettinger, lid van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte Parlementsleden, met dit punt op de agenda komt een onderwerp ter sprake waar we ons in de komende maanden zeker nog mee bezig zullen houden. Hoe ziet de markt voor gas er in de komende decennia uit? Het probleem luidt dus: welke rol speelt gas in de komende decennia bij de productie van warmte, bij de omzetting in stroom, voor de industrie, als aandrijving voor het vervoer – en daardoor ook in ons stappenplan voor koolstofarme energie in 2050, waarin gas een vooraanstaande plaats zal innemen. We moeten er ook over nadenken hoe de transportwegen moeten worden ontwikkeld, dus de pijpleidingen, de infrastructuur en de terminals. Verder gaat het over de investeringskosten en welke prognoses we kunnen afgeven voor de prijs van gas in de energiemix. Het is duidelijk dat de Europese gasmarkt een omvang van 520 miljard kubieke meter per jaar heeft. Een deel ervan zijn eigen voorraden, namelijk in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland, maar de gastoevoer voor onze markt komt voor meer dan zestig procent en binnenkort voor meer dan tachtig procent uit derde landen. Daarom
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kunnen eigen nieuwe vindplaatsen, zoals gas in gesteente, een nuttige aanvulling zijn op onze eigen vindplaatsen en onze afhankelijkheid van importen verminderen. De vraag naar tight gas en schaliegas uit de VS neemt inmiddels toe. Tien jaar geleden zou niemand hebben geloofd hoe snel en sterk de eigen productie van gas uit gesteente, dat door middel van waterdruk en chemische middelen wordt gewonnen, de markt zal veranderen. De VS waren een paar jaar geleden nog gasimporteur en zijn nu met toenemende eigen behoefte gasexporteur geworden. Hiermee wordt de gasmarkt, die tot nu toe een continentale markt was, voor het eerst een globale markt, waarbij gas uit de VS in terminals voor vloeibaar aardgas naar Europa wordt geleverd. Ik bekijk deze ontwikkeling op het ogenblik zonder dat ik enige conclusies wil trekken. Er valt veel voor te zeggen op grond van de noodzaak om een nog sterkere afhankelijkheid te vermijden, en op grond van de open markt en de wereldhandel, en eveneens op grond van de belangen van een aantal lidstaten. Aan de andere kant moet echter duidelijk zijn dat er milieuvoorschriften voor stromend en grondwater zijn, dat er milieuvoorschriften voor het winnen van grondstoffen uit de grond zijn en dat er rechtsvoorschriften inzake “koolwaterstoffenvoorraden” zijn die een niet-discriminerende toegang en de milieubescherming ten doel hebben. En we moeten de gezondheid van onze EU-burgers en de veiligheid op het werk waarborgen. We moeten en zullen aan al deze verplichtingen voldoen. Op het moment zien we allereerst in Polen en daarna in het Verenigd Koninkrijk en in Duitsland mogelijkheden voor exploratie en eventueel ook voor productie. Maar – hier denk ik aan Duitsland – het gaat om de nodige acceptatie. Men kan deze gaswinning niet realiseren zonder dat zij door de burgers in de regio en ter plaatse wordt aanvaard. De Commissie volgt dit proces, en is ook bereid om rapporten van deskundigen in opdracht te geven. Ik geloof dat het nog drie tot vijf jaar zal duren voordat we werkelijk zullen weten hoe hoog het aandeel aan eigen gas uit gesteente zal zijn op de Europese gasmarkt. We moeten deze ontwikkeling zonder vooroordelen begeleiden. Wel moet men beseffen dat deze vindplaatsen hooguit een aanvullende rol zullen spelen. Dat betekent dat de import van conventioneel gas uit derde landen als Noorwegen, Rusland, Algerije of over zee uit Katar en andere landen de komende decennia met zekerheid de hoofdrol zal spelen bij de dekking van de vraag op de Europese gasmarkt. Daarom zal de infrastructuur, zoals pijpleidingen en verder terminals voor vloeibaar gas, ook verder belangrijk blijven. Ik zie hier absoluut een mogelijkheid tot eigen gaswinning als aanvulling op de gasinvoer, maar hierdoor zullen importen ongetwijfeld niet overbodig worden. Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik ben blij dat het gelukt is om in het Europees Parlement een debat te initiëren over de mogelijkheden van exploitatie van onconventionele energiebronnen, zoals schaliegas, tight gas of methaan uit steenkool. Gelet op de recente conclusies van de Europese Energieraad over energie en de breed gevoerde maatschappelijke discussie, denk ik dat schaliegas op de lange termijn een van de mogelijkheden is om energiebronnen te diversifiëren. De Europese Unie hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden. Het volstaat om te zien hoe bijvoorbeeld de winning van schaliegas de energiemarkt in de Verenigde Staten al revolutionair heeft veranderd. Ik ga ervan uit dat dit in de toekomst nog grotere consequenties gaat hebben voor de wereldmarkt. De winning van schaliegas moet dan ook een prioriteit zijn voor Europa, niet in de laatste
345
346
NL
Handelingen van het Europees Parlement
plaats omdat volgens de tweede strategische toetsing van het energiebeleid de voorraden schaliegas viermaal groter zijn dan de conventionele gasvoorraad in de Europese Unie. Commissaris, de Europese Unie moet voorlopige analyses over de winning van schaliegas in Europa uitvoeren. Onder andere in Duitsland, Frankrijk¸ Roemenië, Bulgarije¸ Nederland, Zweden, Polen en Groot-Brittannië is al perspectief voor schaliegas geconstateerd. Ook moet indien mogelijk financiële steun worden verleend aan onderzoeksprogramma's voor de ontwikkeling van veilige en economisch haalbare technologieën om gas uit onconventionele energiebronnen te winnen. Ik neem de vrijheid om twee vragen te stellen. Ten eerste: neemt de Commissie maatregelen om een voorlopige analyse uit te voeren van de mogelijkheden om in Europa gas uit alternatieve bronnen te exploiteren en gaat zij een technisch en economisch haalbaarheidsonderzoek doen voor deze gaswinning in het kader van de vaststelling van de prioriteiten voor de energie-infrastructuur tussen nu en 2020? Ten tweede: voorziet de Commissie in het geplande meerjarige financiële kader 2014-2020 steun voor geologisch onderzoek dat is gericht op het inschatten van het potentieel van bestaande voorraden en de mogelijkheid van winning van schaliegas in Europa, zodat de technologische ontwikkeling op het gebied van de exploitatie wordt versneld? Zigmantas Balčytis, namens de S&D-Fractie. – (LT) Mevrouw de Voorzitter, wanneer de economieën en industrieën van de lidstaten zich herstellen, zal de vraag naar gas almaar groter worden. Intussen kan het snelle opraken van onze eigen aardgasbronnen de Unie nog afhankelijker maken van leveranciers uit derde landen en de concurrentiekracht van onze industrie verzwakken. Gas uit alternatieve bronnen kan een effectieve uitweg zijn, en daarmee wordt in wezen een nieuwe gasvoorzieningskaart van Europa getekend en het economisch gewin opnieuw verdeeld. We moeten echter onmiddellijk actie ondernemen en we zouden kunnen profiteren van de ervaringen die andere landen reeds hebben opgedaan. De laatste tijd wordt er veel gesproken over het potentieel van schaliegas en vandaag heeft u, commissaris, ook aangegeven dat dit is opgemerkt in de conclusies van de Europese Raad van 4 februari. Ik meen dat de Europese Unie echt dringend concrete plannen moet vaststellen en onderzoek moet gaan doen naar mogelijke lagen van dergelijke gassen en de toepassing ervan. Uiteraard moet en kan schaliegas niet, zoals u hebt opgemerkt, de enige manier zijn om onze energieafhankelijkheid te verminderen. Maar als de voorspellingen van geologen uit de Europese Unie worden bevestigd, dan kunnen er niet alleen in Polen en Duitsland gasvoorraden worden gevonden, maar mogelijk ook in andere landen. Dat zou in de toekomst leiden tot een vermindering van de invloed van derde landen op de economie van de Europese Unie en haar concurrentiekracht. Helaas lopen we op dit gebied minstens een decennium achter op de Verenigde Staten, waar de steeds groter wordende hoeveelheden schaliegas die worden gewonnen de gasmarkt volledig en ingrijpend hebben veranderd. Ik ben van mening dat de inspanningen op dit gebied moeten worden geïntensiveerd en dat er concrete maatregelen aangenomen moeten worden om deze hulpbronnen in de economie te gebruiken. Corinne Lepage, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik begrijp het enthousiasme over de aanwezigheid van schaliegas in de Europese bodem volledig en de wens voor onafhankelijkheid op het gebied van energie is zeer prijzenswaardig. Toch denk ik dat dit optimisme aanzienlijk genuanceerd moet worden, in de eerste plaats in de Verenigde Staten waar schaliegas al op grote schaal wordt gebruikt. Meerdere staten
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
neigen naar een moratorium en het panel van onafhankelijke deskundigen (IPE) is verzocht om een effectbeoordeling uit te voeren, die meer dan twee jaar zal duren, om de gevolgen van de exploitatie voor het milieu te onderzoeken. In de tweede plaats, nu we juist proberen om onze emissies van broeikasgas aanzienlijk te verminderen, lijkt het volstrekt niet consistent met het Europees beleid dat er geen effectbeoordeling plaatsvindt naar de gevolgen voor het klimaat in termen van broeikasgassen als gevolg van de ontginning van deze gasvindplaatsen, voordat er met diepgaand onderzoek wordt begonnen. In de derde plaats, commissaris, heeft u gezegd dat we de milieunormen in acht moeten nemen. Daar nemen we notitie van en daar zijn we verheugd over. Niettemin constateren we momenteel in landen waar vergunningen voor exploratie worden verleend, en ik denk met name aan mijn eigen land, dat het milieurecht volkomen is vergeten. Het wordt niet toegepast en we schenden de wet. De conventie van Aarhus wordt niet toegepast, de bevolking wordt niet ingelicht, er zijn geen raadplegingen van het publiek, er zijn geen effectbeoordelingen en er wordt gezwegen over het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen. Daarom is het volkomen onaanvaardbaar om op deze weg voort te gaan en de echte vraag, commissaris, is of de exploitatie van schaliegas in een zo dichtbevolkt gebied als Europa, dat heel anders is dan het Amerikaanse grondgebied, wel te verenigen is met onze wetten voor de bescherming van het milieu en de toegang tot informatie van de burgers. Ik ben benieuwd naar uw antwoorden. Michèle Rivasi, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik steun de interventie van mijn collega mevrouw Lepage volledig, omdat ik me de volgende vraag stel: is het een kans of een voorspelbare milieuramp? We hebben in ieder geval tien jaar achterstand ten opzichte van de Verenigde Staten voor wat de exploitatie betreft. Wat zien we? We zien vervuiling van het grondwater door chemische stoffen die zijn doorgedrongen in de hydrofracturering en ook vervuiling van de lucht. We zien nu dat er vluchtige organische stoffen en zelfs ozon voorkomen als gevolg van alle stoffen die in de lucht terechtkomen en dat de gevolgen de gezondheid omwonenden en vee raken, en natuurlijk de gebruikers van de ondergrondse waterbekkens, omdat ze dat water niet meer kunnen drinken. De New York Times onthulde vorige week dat de besmetting niet alleen het grondwater vervuilt met koolwaterstoffen en biociden, maar ook radioactieve deeltjes uitstraalt. Zoals mevrouw Lepage heeft aangegeven zijn er in Frankrijk acht vergunningen verleend zonder enige discussie, zonder enig overleg en zonder enige effectbeoordeling. En u heeft het over sociale aanvaardbaarheid? Er is sprake van echte opstand. Bij de meest recente betogingen in het departement Ardèche waren meer dan 20 000 mensen aanwezig, juist omdat zij om hun land geven. En u zegt: "het is een economische kans", maar wie profiteert van dat gas? Hebben we het over "voor wie is misdaad lonend"? Moeten we kiezen voor gas voor de behoeften van de industrie ten nadele van de watervoorraden in de ondergrondse bekkens? Het moratorium van New York is een duidelijke illustratie van het probleem. Daarom eisen wij zonder meer dat de vergunningen worden ingetrokken. Er kan geen sprake zijn van exploratie zolang we geen waarborgen hebben dat de kaderrichtlijnen betreffende de bescherming van het grondwater en de luchtkwaliteit, en de conventie van Aarhus worden nageleefd. We wachten daarom uw antwoorden af en we weigeren de
347
348
NL
Handelingen van het Europees Parlement
exploitatie van niet-conventioneel gas in Europa, in Frankrijk en in verschillende landen toe te staan zonder dergelijke waarborgen. Konrad Szymański, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de succesvolle manier waarop van onconventioneel gas een commercieel product is gemaakt heeft van de Verenigde Staten een exporteur van deze brandstof gemaakt, met een potentieel dat dat van Rusland overtreft. Ook de situatie op de markten is veranderd. Vaste langetermijncontracten en prijsmechanismen die op de olieprijzen zijn gebaseerd zijn door veel flexibelere overeenkomsten vervangen en de spotmarkt gaat nu een steeds belangrijkere rol spelen. Zowel de individuele consument als de industrie profiteert hiervan, omdat we allemaal een lagere rekening betalen. Europa kan het zich niet veroorloven om dit potentieel en zo’n kans te verknoeien, in het bijzonder aangezien de nadruk van de EU op het zoeken van alternatieven voor kolen betekent dat gas nu belangrijker wordt in de Europese economieën. Deze kans om gasbronnen te diversifiëren en het aandeel eigen hulpbronnen te laten toenemen, en ons daarmee minder afhankelijk te maken van de invoer, heeft zich nu voorgedaan in landen als Polen, Frankrijk en Duitsland. Het werk om gas uit onconventionele lagen te halen bevindt zich in al deze landen in een vergevorderd stadium. Laten we niet vergeten dat deze sector niet van ons verwacht dat wij met geld klaarstaan of speciale gunstige exploitatievoorwaarden geven. Het is een sector die momenteel reeds honderden miljoenen euro’s in Europa investeert en die slechts één ding nodig heeft: dat er geen hindernissen worden opgeworpen en dat men op gelijke wijze wordt behandeld. De Europese conservatieven en hervormers in dit Huis verwachten dat ook van de Europese Commissie. Laten we hopen dat wij, Europa, deze kans niet verknoeien. Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) Mevrouw de Voorzitter, in verhouding tot de traditionele gasbronnen vertegenwoordigt de winning uit niet-traditionele bronnen op dit moment niet meer dan ongeveer 5 procent van de totale gasproductie wereldwijd. In de niet-traditionele bronnen is de concentratie grondstoffen lager dan in de traditionele voorraden. Naast methaan in steenkool of gas dat is opgesloten in minder doorlatend gesteente of gashydraten, blijkt schaliegas als bron de meeste perspectieven te bieden. De beste ervaring met de winning van dit gas is opgedaan in Noord-Amerika, waar in 2007 uit niet-traditionele bronnen 42 procent van de totale productie werd gewonnen. Volgens de schatting van het Internationaal Energie Agentschap beschikt Europa mogelijk over 991 miljard kubieke meter aan niet-traditionele gasreserves. Die bevinden zich waarschijnlijk overwegend in Polen, Duitsland, Hongarije, Roemenië, Zweden en Groot-Brittannië. In 2007-2010 heeft Polen bijna zestig vergunningen afgegeven voor het opsporen en winnen van schaliegas. Onder de houders van die vergunningen bevinden zich grote, wereldwijd opererende energiebedrijven. Het moge daarom duidelijk zijn uit wat hier naar voren is gebracht, dat deze niet-traditionele gasbronnen zich ook aftekenen als een interessant alternatief voor de exploitatie van nieuwe technieken voor horizontale winning. Paul Rübig (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, wanneer we naar de prijsschommelingen van de afgelopen weken op de energiemarkt kijken, zijn het niet alleen politieke gevaren in veel landen op de wereld, maar ook de financiële wereld en vele andere factoren die ervoor zorgen dat een werkelijk zekere strategie voor de toekomst niet mogelijk is. Dat is de reden waarom we de totale 'energietaart' in zo veel mogelijk stukken verdelen, waarbij het gebruik van gas in de toekomst een essentiële rol zal spelen. Het efficiënt gebruik van gas moet hierbij natuurlijk centraal staan. Er is niet alleen meer
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
efficiëntie nodig bij de productie van gas, maar ook bij het gasverbruik. We dienen erop te letten dat de heffingen die verband houden met de uitstoot van CO2 uiteindelijk door de consument moeten worden betaald, en niet door de producerende industrie, omdat er anders sprake zou zijn van internationale concurrentievervalsing. Het moet voor ons om het even zijn of het CO2 dat door het gebruik van gas vrijkomt, nu binnen of buiten Europa ontstaat. Europa is de regio met de wereldwijd grootste koopkracht. Wanneer we producten met een hoog aandeel aan CO2 importeren of binnen Europa versturen, mag dit niet van invloed zijn op het concurrentievermogen. We moeten er ook over nadenken hoe belangrijk pijpleidingen voor de toekomst zijn. Een pijpleiding is als een bruiloft. Beide partners moeten zich voor lange tijd binden om een win-winsituatie te doen ontstaan. Reinhard Bütikofer (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Oettinger, ik ben verheugd dat u niet meedoet aan de overal heersende euforie inzake schaliegas, maar dat u voor een zakelijke omgang met deze kwestie heeft gepleit. Natuurlijk is de winning van dit gas veelbelovend, omdat de afhankelijkheid van gasimporten zou kunnen worden verminderd. Op het moment profiteren we hier ook al van. U heeft erop gewezen dat de prijzen dalen, omdat de VS gebruik maken van een groot aanbod aan onconventioneel gas. Maar men moet ook voor vertrouwen zorgen, als men, zoals u heeft gezegd, wil dat dit onderwerp zonder vooroordelen wordt onderzocht. De Commissie heeft een onderzoek naar het regelkader in het vooruitzicht gesteld. Uw woordvoerster heeft onlangs verbluffend genoeg al laten weten, dat er bij dit onderzoek zeker hiaten in de wetgeving zullen worden gevonden. De Commissie heeft echter in tegenstelling tot de VS andere zaken niet ondernomen. Het milieubeschermingsagentschap van de Verenigde Staten (EPA) is bezig met een groot onderzoek. Ik vraag me af waarom we niet ook zoiets in opdracht geven, of tenminste voordat we de volgende stappen nemen, afwachten met welke resultaten het onderzoek van het EPA komt. Op het moment moeten we voor een moratorium op de activiteiten inzake schaliegas zijn, totdat er oplossingen zijn gevonden voor de vragen die vele burgers zich ondertussen stellen, omdat ze tot het inzicht zijn gekomen dat men in de VS veel te snel aan de slag is gegaan. Omdat men daar op het moment met problemen kampt die groter zijn dan men aanvankelijk dacht en de VS momenteel problemen hebben die we onszelf zeker graag zouden willen besparen. Daarom pleit ik ervoor dat u als verantwoordelijk commissaris in de Commissie niet blijft vasthouden aan uw oorspronkelijke voornemen, maar net als de Amerikanen ambitieuze studies in opdracht geeft om het vertrouwen van de mensen te winnen. Zbigniew Ziobro (ECR). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, door lagen alternatief gas, in het bijzonder schaliegas, zijn de Verenigde Staten de afgelopen tien jaar volledig onafhankelijk kunnen worden op gasgebied. Dankzij deze lagen zijn de Verenigde Staten van een gasimporteur een gasexporteur geworden en het gebruik van deze lagen heeft ook geleid tot tastbare milieuvoordelen, doordat bijvoorbeeld de hoeveelheid kolen die wordt gedolven en de eruit voortvloeiende kolenschade wordt beperkt. Wetenschappers voorspellen nu dat er in de Europese Unie een vergelijkbaar scenario mogelijk is. De exploitatie van lagen onconventioneel gas in Europa is het beste alternatief, gezien de hoge verwachtingen van het Parlement ten aanzien van de terugdringing van de CO2-uitstoot en daarmee de terugdringing van de kolenwinning. Daar komt nog bij dat we de laatste tijd een flinke stijging van de prijs van gas uit conventionele bronnen zien.
349
350
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De situatie in het Midden-Oosten speelt ook zeker mee. Door de mogelijke exploitatie van gaslagen zal een echte verlaging van de kosten van het opwekken van energie mogelijk zijn, doordat het een alternatief is voor de steeds duurder wordende invoer. Door de winning van onconventioneel gas kunnen we ook de werkloosheid terugdringen, zoals we in de Verenigde Staten zien, waar de ervaring heeft geleerd dat dit soort winning zich uitbetaalt. Alleen al in de Amerikaanse staat Pennsylvania hebben rond de tweehonderdduizend mensen werk gevonden in de winning en verwerking van onconventioneel gas, en de economie daar verdient jaarlijks meer dan acht miljard dollar aan belastingen, orders die door gaswinningsbedrijven worden geplaatst en concessiegelden. Laten we daarom niet achterblijven en concrete maatregelen nemen om deze enorme kans en dit potentieel te benutten. Andrzej Grzyb (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het is toe te juichen dat we erin zijn geslaagd een discussie uit te lokken over een onderwerp dat de Europese Unie enigszins heeft laten liggen, namelijk het winnen van gas uit alternatieve lagen. Zoals de commissaris al heeft gezegd, zijn de geologische voorwaarden voor het voorkomen van dergelijk gas in vele landen in potentie aanwezig. De hoeveelheid in Polen wordt geschat op duizend à drieduizend miljard kubieke meter, met een jaarlijkse exploitatie van rond de veertien miljard kubieke meter. Europa kan zich niet veroorloven om deze kwestie te laten liggen, al was het alleen maar in het licht van wat er op de Amerikaanse markt is gebeurd. Gas als brandstof zal immers ook in de toekomst lange tijd nog een zeer belangrijke energiebron blijven, zoals bijvoorbeeld uit de Tweede strategische toetsing van het energiebeleid naar voren komt. Tegelijkertijd blijkt uit dit verslag dat Europa afhankelijk is van leveranties uit derde landen. Gezien bijvoorbeeld de huidige conflicten in Noord-Afrika, die hun weerslag op de brandstoffenmarkt hebben, moeten we daarom de vraag stellen of dergelijke alternatieve bronnen in Europa zelf kunnen worden gevonden. Het behoeft geen betoog dat de vraag zal opkomen welke gevolgen voor het milieu dergelijke ondernemingen zullen hebben. Ik denk dat we een grote som geld moeten bestemmen voor onderzoek naar milieuvriendelijke methoden om gas uit alternatieve bronnen, zoals schalievelden, te winnen. Het lijkt erop dat Europa ook op dit terrein een belangrijke positie zou kunnen innemen. Als we onze milieudoelen willen bereiken, moeten we enerzijds nieuwe gasbronnen verwerven en anderzijds de technologie en exploitatiemethode zo precies omschrijven dat verreikende milieuschade wordt voorkomen. Dank u zeer. Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, het is reeds alom bekend dat de mondiale koolwaterstofvoorraden bijna zijn uitgeput. Dit zal zich vertalen in hogere winningskosten, en dus buitensporige prijzen. Voor gas uit alternatieve bronnen kan een belangrijke rol weggelegd zijn op de Europese energiemarkt. Europa zou dit gas kunnen gebruiken om zijn energiebronnen te diversifiëren en zo minder afhankelijk te worden van derde landen. Een van de beschikbare mogelijkheden is de onconventionele exploitatie van de Europese gasvoorraden. Drie oliebedrijven hebben hiervoor al een vergunning in Roemenië. Gashydraten, ook wel ‘brandbaar ijs’ genoemd, zijn in overvloed aanwezig in de Zwarte Zee. Als zij lokaal worden geëxploiteerd zal de EU zich minder hoeven verlaten op de Russische pijpleidingen. De biogasmarkt is tevens een van de best ontwikkelde markten in Europa. Landen als Roemenië hebben de potentie om biogas te produceren, maar daarvoor moet eerst meer worden geïnvesteerd in technologie.
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Arturs Krišjānis Kariņš (PPE). – (LV) Mevrouw de Voorzitter, stelt u zich eens de hoeveelheden geld voor die de Europese Unie dagelijks verlaten voor geïmporteerd gas. Als we het konden zien, als dit geld in vrachtwagens werd vervoerd, dan zouden er files aan de Russische grens en richting Noord-Afrika en Noorwegen staan. Er heeft een stille revolutie plaatsgevonden in de wereld, naast de luide revolutie die we nu in Noord-Afrika zien, een die de winning van schaliegas betreft. Zoals veel sprekers reeds hebben gezegd, zijn de Verenigde Staten door deze nieuwe technologieën die de winning van schaliegas gemakkelijker maken de afgelopen tien jaar van een netto-importeur een gasexporterend land geworden. Dames en heren, als wij in Europa de kans hebben om deze nieuwe technologieën te benutten en het aardgas dat in Europa wordt gevonden te gebruiken om toegang tot dit schaliegas te verkrijgen, dan zouden wij onze gemeenschappelijke economie kunnen verbeteren door onze afhankelijkheid van de invoer te verminderen. Dank u voor uw aandacht. Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Raad heeft de lidstaten op 4 februari geadviseerd Europa's potentieel inzake schaliegas en olieschalie in kaart te brengen. Aan de exploitatie van onconventionele gasbronnen zijn aanzienlijke ecologische en maatschappelijke risico’s verbonden. Er mag geen exploitatie van schaliegas plaatsvinden zonder een effectbeoordeling die een beeld geeft van de risico’s en de maatregelen die moeten worden getroffen om de omwonende bevolking en eigenaren te beschermen, gezien de milieurisico’s. Commissaris, het energiezekerheidsbeleid van de Unie is gestoeld op de diversifiëring van voorzieningsbronnen en aanvoerroutes. Onze afhankelijkheid van Russisch gas kan ook worden teruggedrongen door het uitvoeren van projecten als de Nabucco-pijpleiding, een belangrijke prioriteit voor de Europese Unie, samen met andere, kleinere projecten, zoals de trans-Adriatische pijpleiding, de interconnector Turkije-Griekenland-Italië of de interconnector Azerbeidzjan-Georgië-Roemenië, waaruit het bijzondere belang van de Zwarte Zee voor de energiezekerheid van onze Unie spreekt. Bogusław Sonik (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik zou commissaris Oettinger willen bedanken voor zijn verklaring aan de Poolse pers, waarin hij heeft gezegd dat schaliegas een kans betekent voor de Europese Unie, en dat het gebruik van schaliegas in het belang van de Europese Unie is, omdat we niet afhankelijk willen zijn van de invoer. Wanneer ik vandaag echter naar de commissaris luister, dan zou ik hem willen aansporen om wat meer enthousiasme te tonen wanneer hij het over schaliegas heeft, wat een verborgen schat zou kunnen blijken te zijn. Ik begrijp al zijn aarzelingen met betrekking tot de bescherming van het milieu, die duidelijk op ervaringen uit het verleden zijn gebaseerd. Ik zou de Commissie echter willen aanmoedigen om actiever te zijn in het steunen van deze bodemexploratie, en om de tijd die u heeft genoemd – u zei dat de eerste resultaten over vijf jaar beschikbaar kunnen zijn – te gebruiken om al degenen die naar schaliegas zoeken te helpen verzekeren dat de gebruikte methoden niet schadelijk zijn voor de natuurlijke omgeving. Dit zou primair de taak van de Commissie moeten zijn. Ik zou de commissaris willen aansporen beter zijn best te doen, ten behoeve van het schaliegas dat in Europa te vinden is. João Ferreira (GUE/NGL). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, fossiele brandstoffen verschaffen vandaag de dag het overgrote deel van de primaire energiebehoeften in de wereld. Het gaat
351
352
NL
Handelingen van het Europees Parlement
om 80 procent van alle behoeften waarvan olie 34 procent beslaat, steenkool 26 procent en aardgas 21 procent. Zoals bekend worden deze voorraden vele malen sneller geëxploiteerd dan dat ze weer aangevuld kunnen worden, wat betekent dat de uitputting van de voorraden onverbiddelijk naderbij komt. De aardgassituatie is te vergelijken met die van olie, behalve dat het minder wijd is verbreid en dat het moeilijker is om te transporteren en op te slaan. We moeten onze energiebronnen daarom dringend diversifiëren. Er bestaan geen wonderbare oplossingen en het is noodzaak dat de nog aanwezige reserves aan fossiele brandstoffen zorgvuldig, verstandig en spaarzaam beheerd worden. Welke alternatieven er echter ook mogen worden gevonden voor energievoorziening, het is vrijwel zeker dat het wereldwijde energieverbruik zal moeten afnemen vergeleken met het huidige niveau, wat niet per se iets zeer kwalijks hoeft te zijn. Op dit scenario moeten we ons vanaf nu gaan voorbereiden. Alejo Vidal-Quadras (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, op het gebied van energie is de Unie erg afhankelijk van invoer. Er is veel gedaan om de constante risico's die met onze kwetsbaarheid gepaard gaan, te verminderen. Het meest recente en duidelijke voorbeeld daarvan is de goedkeuring van de verordening over de veiligstelling van de aardgasvoorziening. Geen enkele optie op onze agenda om onze afhankelijkheid van invoer van energie te beperken, mag aan onze aandacht ontsnappen. Daarom heb ik samen met andere collega's schriftelijke verklaring nr. 67 over de mogelijkheid gas uit alternatieve bronnen in Europa te winnen, ingediend. Graag wil ik met u drie feiten op een rijtje zetten. Ten eerste vormen hernieuwbare bronnen een groeiend bestanddeel van onze energiemix, waarbij gas als de belangrijkste reservebrandstof geldt. Ten tweede hebben de VS laten zien dat er op het gebied van deze onconventionele bronnen technologische kennis bestaat en dat de exploitatie ervan economisch haalbaar is, en ten derde beschikt de Unie over een groot potentieel aan onconventionele gasbronnen. Om onze afhankelijkheid op het vlak van energie te verkleinen, mogen we geen enkele kans onbenut laten. Edit Herczog (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het was goed de commissaris bij de opening van ACER in Ljubljana te zien. Ik denk dat dat goed nieuws voor onze collega's is. Schaliegas is mogelijk een deel van de oplossing. Voordat we het kunnen exploiteren, moeten wij politici er daarom alles aan doen het draagvlak onder de burgers te verstevigen en niet te ondermijnen. Er is één duidelijk verschil met de Verenigde Staten. Europa heeft een veel grotere bevolkingsdichtheid dan de VS. Daarom lijkt het mij verstandig de Commissie te vragen een effectbeoordeling te verrichten. Ons idee is onder de vlag van de Commissie industrie, onderzoek en energie een proefproject uit te voeren en wat geld opzij te zetten om dit project te financieren en de effectbeoordeling uit EU-fondsen te betalen. Als we deze technologie, die een deel van de oplossing zou kunnen zijn, willen uitbouwen, is draagvlak onder de burgers vereist. Seán Kelly (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst kan ik zeggen dat ik op dezelfde lijn zit als de commissaris en ik complimenteer hem met zijn evenwichtige presentatie. De veiligstelling van de energievoorziening moet absolute prioriteit hebben in het Europese energiebeleid. Uiteraard zouden we daarvoor idealiter uit hernieuwbare bronnen putten en we hebben beleid dat daarop is afgestemd, maar we moeten ook naar
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
andere bronnen kijken. We kunnen niet afhankelijk blijven van Rusland – u hebt gezien wat dat land enkele jaren geleden in Georgië heeft gedaan – en momenteel evenmin van Khadafi, gezien het effect dat dit op de prijzen heeft. We moeten onszelf helpen en als er alternatieven zijn – en die zijn er, in de vorm van schaliegas – moeten we die volledig benutten. Sommigen maken zich zorgen om het milieu, maar de Europese Unie heeft op dat gebied een ongeëvenaarde reputatie. Vraag maar een willekeurige landbouwer in Europa en hij zal vertellen hoe bezorgd we zijn om het milieu en welke maatregelen we treffen om onze leefomgeving te beschermen. Wat dit betreft kunnen we net zo zorgvuldig zijn. Hoe dan ook, we moeten elke mogelijkheid om gas van alternatieve leveranciers te krijgen, serieus bestuderen en – als ik dat met enige humor mag zeggen – dat kan ons geweldig gas opleveren. Günther Oettinger, lid van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, laten we een prognose doen over waar de gasmarkt heengaat? We hebben vandaag de mededeling van de Commissie inzake het Energie-efficiëntieplan 2011 gepresenteerd, dat betekent ten eerste dat de volgende kwesties centraal worden gesteld: energie besparen en efficiënter gebruiken en verkwisting van energie bestrijden. Ten tweede stijgt de eigen behoefte in de Europese Unie. Als voorbeeld noem ik de mobiliteit. Er zijn in Duitsland op 1 000 inwoners 520 op diesel rijdende voertuigen, in de nieuwe lidstaten minder dan 200. Deze cijfers zullen naar elkaar toe groeien, niet in richting van de Poolse cijfers, maar eerder in bovenwaartse richting. Ten derde slinken de eigen gasvoorraden, en wel in dit decennium zeer sterk in het Verenigd Koninkrijk en in het komende decennium in Nederland, wat voor een stijgende afhankelijkheid zorgt. Bovendien is gas natuurlijk iets waarop we onze hoop hebben gevestigd. Waarom? Het is weliswaar een fossiele brandstof, maar wel een die wat CO2-uitstoot betreft veel milieuvriendelijker is dan kolen of olie en flexibeler inzetbaar dan kernenergie en kolen. Daarom is gas onontbeerlijk om te waarborgen dat er in steeds sterkere mate stroom uit duurzame energiebronnen kan worden geproduceerd. De basisbelasting bedraagt ongeveer 8 000 uur per jaar, terwijl het bij windkracht afhankelijk van de ligging om tussen de 2 000 en 5 000 uur en bij zonne-energie om slechts tussen de 600 en 2 000 uur gaat. Dus is duidelijk dat we gas nodig hebben. Wie hernieuwbare energie wil, moet gas als logische partner hiervoor beschouwen, hoe moeilijk sommige mensen dit ook vinden. Ik ga dus eerder van een jaarlijkse behoefte in Europa van 600 miljard kubieke meter uit dan van 300 miljard. Hiermee komen we op een afhankelijkheid van tachtig procent. Daarom moeten we allereerst de routes diversifiëren en moderniseren, zodat ze voldoen aan de jongste technische vereisten, op zichzelf staande oplossingen opheffen, de opslagmogelijkheden vergroten en ook de landen van oorsprong diversifiëren. Dat betekent dat we naast gas uit Rusland, Noorwegen, Algerije, Katar en Libië, ook gas uit het gebied rond de Kaspische Zee moeten invoeren, dus via de ITGI, de TAP en Nabucco moet gas uit deze regio in de Europese gasmarkt worden geïntegreerd. En bij dit diversificatieproces hoort voor mij natuurlijk ook het in de lidstaten aanwezige gas uit gesteente. Bij dit proces staan we pas aan het begin. De vraag is echter of Europa hier regelgevend moet ingrijpen. Waarom? Wanneer men in Polen op lichtvaardige wijze vergunningen zou verlenen, dan zou het grondwater of de grond in Polen gevaar lopen, maar zou dit waarschijnlijk geen effecten hebben buiten de grenzen. We kunnen ons wel met de volgende vraag bezighouden, als we onze rol hier
353
354
NL
Handelingen van het Europees Parlement
niet overdrijven. Zijn we van mening dat de regering in Warschau niet in staat is om voor de gezondheid van haar burgers, voor schoon water en een schone grond te zorgen en het eigendomsrecht te beschermen? Ik ben van mening dat iedere Europese, democratisch gekozen regering, die door een parlement en de openbaarheid wordt gecontroleerd hiertoe in staat is. Als we subsidiariteit serieus willen nemen, moeten we de vraag stellen waarom een boorput in Polen vanuit Brussel en niet vanuit Warschau moet worden gecontroleerd, goedgekeurd of geweigerd. Ik heb een basisvertrouwen in de nationale regeringen en geen basiswantrouwen. Desondanks ben ik bereid om over gezamenlijke voorschriften te praten. Het moet duidelijk zijn dat we op het moment onderzoeken of het Europees regelgevingskader allesomvattend is en de milieuwetgeving, de wetgeving inzake de bescherming van de bodem, de bescherming van het grondwater, de wettelijke maatregelen ter bescherming van de werknemers en de omwonenden en het eigendomsrecht volstaan. Hierbij heb ik het vermoeden – ik weet het niet zeker – dat mijn woordvoerster het bij het juiste eind had: het Europees regelgevingskader kan worden verbeterd. Dat is echter overal van toepassing. Dat geldt voor het vrouwenquotum en ook in het onderhavige geval. Daarom moeten we een goed onderzoek doen naar verbeteringen. En het verzoek aan de lidstaten richten om een gemeenschappelijke, gecoördineerde lijst voorwaarden voor goedkeuring tot stand te brengen. Tot nu toe gebeurt dit alles zonder dat er hierover door ons iets is besloten. De VS zijn aan de ene kant wel en aan de andere kant ook weer niet vergelijkbaar met Europa, omdat er sprake is van een totaal andere bevolkingsdichtheid en de kwesties inzake wettelijke vereisten betreffende de gezondheid, de werknemers en het grondwater een andere rol spelen dan in het dichtbevolkte Midden-Europa, zoals in Polen, Duitsland of Frankrijk. We zullen een onderzoek door deskundigen in opdracht geven om op grond van typische aanvragen voor proefboringen binnen de EU te onderzoeken welke gevaren er bestaan, of het wettelijk kader van de Europese Unie hiervoor sterk genoeg is, of de wetgeving van de lidstaten voldoende is en of er, en zo ja waar, iets moet worden verbeterd op het niveau van de EU. Verder pleit ik ervoor om met dit onderwerp zakelijk om te gaan. Wanneer een afgevaardigde uit Frankrijk zegt dat de beschermingsverplichtingen daar niet in acht worden genomen, dan moet ik zeggen: wat Frankrijk betreft is mijn aandacht sterker gericht op maximale veiligheid voor kerncentrales dan op het onderwerp proefboringen inzake schaliegas – in ieder geval op het moment. Tot slot zou ik u buiten het protocol om willen danken dat u op dit late tijdstip gekomen en gebleven bent. Ik vind het jammer dat een aantal Parlementsleden – ik ben lang lid van een parlement geweest, zodat ik weet waarover ik spreek – na hun interventie de zaal heeft verlaten. Ik geloof niet dat er parallel nog ergens een belangrijke vergadering plaatsvindt. Ik vind het niet juist ten opzichte van u en mij om een standpunt naar voren te brengen en daarna weg te gaan. Dit gedrag is niet bevorderlijk voor het aanzien van het Parlement. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) András Gyürk (PPE), schriftelijk. – (HU) Gas dat niet met conventionele technologieën wordt gewonnen, kan in de toekomst een vooraanstaande rol vervullen op de energiemarkt van de EU. De benutting van alternatieve gasbronnen in de EU zou namelijk de toenemende gasimport van Europa en de afhankelijkheid van de Midden- en Oost-Europese landen op het vlak van gasvoorziening aanzienlijk verminderen. Verder is het een niet te verwaarlozen aspect dat de verspreiding van nieuwe gasbronnen binnen de Europese Unie op
08-03-2011
08-03-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kostenefficiënte wijze zou kunnen bijdragen aan de vermindering van broeikasgasemissies. In de Verenigde Staten heeft de nieuwe technologie de afgelopen jaren al een revolutie op de gasmarkt ontketend. Als gevolg van alternatieve gasbronnen die meer dan de helft van de huidige Amerikaanse gaswinning vormen, zijn de gasprijzen drastisch gedaald en hoeft het land ook niet langer afhankelijk te zijn van importbronnen. In Europa, de grootste gasmarkt van de wereld, staat de benutting van alternatieve gasbronnen voorlopig nog in de kinderschoenen. Ondanks de Amerikaanse successen hebben de resultaten van de Europese testinvesteringen de verwachtingen nog niet ingelost. Afgezien van de afwijkende geologische omstandigheden worden investeerders in Europa geconfronteerd met grotere risico’s op het gebied van wetgeving en milieubescherming. Om de Amerikaanse successen om te zetten naar de Europese Unie is het van belang dat Europa beschikt over een juiste strategie voor alternatieve gasbronnen. Er is een omvattend onderzoek op Europees niveau nodig om de mogelijkheden van alternatieve gasbronnen en de risico’s die daaraan verbonden zijn op een rijtje te zetten. Europa kan zich namelijk de luxe niet permitteren om afstand te doen van alternatieve gasproductie binnen de Europese Unie, uitgerekend in een tijd waarin de traditionele gasbronnen in de Noordzee langzaam opdrogen. Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. – (RO) In de toekomst zal de zekerstelling van de aardgasvoorziening niet alleen afhangen van de betrekkingen van de EU met gasproducerende derde landen, maar ook van de totstandbrenging van gasproductie in de EU zelf. Door te investeren in technologieën die het mogelijk maken om natuurgas te winnen uit alternatieve bronnen, kunnen we in de toekomst een essentiële bijdrage leveren aan de vermindering van onze afhankelijkheid van ingevoerd gas. De mogelijke aanwezigheid en winning van schaliegas in Europa mogen niet worden genegeerd en ik verwacht dan ook van de Commissie dat zij een technische en economische studie laat uitvoeren om te bepalen in hoeverre dit schaliegas kan worden gewonnen. Er zijn in Europa diverse financieringsbronnen beschikbaar die de lidstaten kunnen ondersteunen bij hun noodzakelijke investeringen in infrastructuur en productie, en in maatregelen gericht op de realisatie van energie-efficiëntie op regionaal en lokaal niveau. Ik denk hierbij in het bijzonder aan leningen en garanties van de Europese Investeringsbank of middelen die beschikbaar zijn via regionale fondsen, de structuurfondsen en het Cohesiefonds. Op basis van deze financieringsinstrumenten en binnen de begrotingsvooruitzichten voor 2014-2020 moet de Commissie ook komen met een financieringsoplossing voor de exploitatie van gas uit alternatieve bronnen, die een verreikend effect op de Europese gas- en energiemarkt zou kunnen hebben. 21. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen 22. Sluiting van de vergadering (De vergadering wordt om 00.15 uur gesloten)
355