Dimensie 3
JUNI • JULI
2002 1999 -21
Tweemaandelijks tijdschrift van DGIS
Afgiftekantoor Brussel X
STEDEN TEGEN ARMOEDE DGIS
Directie-Generaal Internationale Samenwerking MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN INTERNATIONALE SAMENWERKING
J
Dimensie 3
u
n
i
•
In dit nummer J
u
l
i
2
0
0
2
Forum van de Wereldalliantie van Steden tegen Armoede
p. 2
Getuigenissen van lokale verkozenen uit het Noorden en het Zuiden
p. 3
Een nieuw soort verbroedering
p. 4
Slotverklaring en conclusies
p. 5
Naar een duurzame urbanisatie © Photo News
p. 1
© DGIS – MDW
HOEI 2002
FINANCIERING VOOR ONTWIKKELING p. 6
“Consensus van Monterrey”
INTERNATIONAAL JAAR VAN DE BERGEN p. 8
De vaak vergeten volkeren
p. 12
© BTC – Castadot
PRESTIGIEUZE PRIJS Belgisch-Ecuadoraans project ontvangt Worldaware Business Award
p. 13
Heropbouw gezondheidssector in Mozambique
p. 14
Extra geld voor aids
p. 15
Africalia: rendez-vous met Afrikaanse cultuur
© S. Frederix
TRIBUNE
ZUIDKAAP p. 16
De Afrikaanse vertellers Foto omslag : © Gamma Liaison
D
van twee eigentijdse onderwerpen zijn de pijlers van dit nummer van Dimensie 3: de steden en de bergen met armoede als gemeenschappelijk kenmerk. Zo was Hoei (Huy) van 10 tot 12 april ll. de gaststad van het derde Forum van de Wereldalliantie van Steden tegen Armoede. Deze alliantie werd in 1997 opgericht door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) in het kader van het Internationaal Decennium voor de Uitroeiing van de Armoede. Hoofdthema van de bijeenkomst in Hoei was de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting van vrouwen in steden. Het Forum werd gesteund door UNDP, het Waalse Gewest en DGIS. E PROBLEMATIEK
E
tot dusver weinig ruchtbaarheid aan gegeven, maar 2002 is uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Bergen. Met de slogan ‘Wij zijn allemaal bergbewoners’ proberen de Verenigde Naties de aandacht van de wereldopinie te vestigen op de waardevolle maar ook zeer kwetsbare en vaak verwaarloosde toestand van de bergen en hun bevolking. Het artikel ‘De vaak vergeten volkeren’ brengt getuigenissen uit Peru, Nepal, Kenya en Lesotho waaruit blijkt dat je alle berglanden niet zomaar over één kam kan scheren. R IS
De redactie
HOEI 2002
FORUM VAN DE WERELDALLIANTIE VAN STEDEN TEGEN ARMOEDE BURGEMEESTERS EN MOEDERS STRIJDEN SAMEN TEGEN ARMOEDE De steden zijn vandaag uitgegroeid tot ontwikkelingsactoren die op een doeltreffende manier concrete problemen oplossen. Vrouwen vervullen eveneens die rol. In april kwamen meer dan 200 gemeentebesturen uit de hele wereld - waaronder heel wat uit Afrika - samen in Hoei om de acties van vrouwen tegen armoede te ondersteunen.
Voor het eerst in de geschiedenis wonen meer mensen in stedelijke gebieden dan in plattelandsgebieden
(*) Er zijn zeven Belgische steden aangesloten bij de Alliantie: Antwerpen, Bastenaken, Gent, Hoei, Luik, Mechelen en Moeskroen
Dimensie 3 / 2002-2
“De gemeenten staan bekend om hun buurtbeleid en hebben de reputatie van alle overheden het dichtst bij de bevolking te staan, met name bij de minstbedeelden”, aldus Iba N’Daye, burgemeester van de Malinese hoofdstad Bamako. Hij levert zware inspanningen om de bevolking toegang te bieden tot de vitale basisvoorzieningen. Nu één op de twee armen op wereldvlak in de stad woont, krijgen de gemeentebesturen in het Noorden en het Zuiden steeds meer autonomie om een lokaal beleid te ontwikkelen inzake gezondheidszorg, voeding, lager onderwijs en basiseducatie, drinkwatervoorziening en de verbetering van de huisvesting. De vrouwen in het Zuiden van hun kant organiseren zich steeds vaker in erkende of informele verenigingen om eveneens oplossingen te vinden voor de gewone dagelijkse problemen. Van 10 tot 12 april had in Hoei het derde Forum van de Wereldalliantie van Steden tegen Armoede (*) plaats, dit jaar met als thema “Vrouwen tegen armoede” (lees ook de slotverklaring en de conclusies). De steden wisselden ervaringen uit over wat ze concreet doen voor vrouwen en over de steun die ze bieden aan hun initiatieven met betrekking tot werkgelegenheid, onderwijs, sociale bescherming en sociale basisvoorzieningen. Het was de derde keer dat de Alliantie deze ontmoeting organiseerde, die ondersteund wordt door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP). De Wereldalliantie wil een soort beurs zijn waar vraag en aanbod inzake samenwerking tussen steden elkaar kunnen ontmoeten. “Er wordt gesproken over elektrificatie, beheer van huishoudelijk afval en wijkvernieuwing”, legt Alliantie-coördinator Mohand Cherifi uit. “Het is onze taak diegenen die vragen stellen en diegenen die hen een antwoord kunnen helpen te vinden, samen te brengen.” Afrikaanse vrouwen zijn heel actief en vindingrijk in het ontwikkelen van familiale en zelfs lokale strategieën voor armoedebestrijding. De overheid begint nu hun dynamisme te erkennen.
De lokale overheden nemen de rol over van de Staat. In Dakar hebben weduwen en gepensioneerde vrouwen zich gegroepeerd in een federatie die leningen krijgt van het stadsbestuur. In navolging van de Senegalese hoofdstad voeren ook andere steden in het Zuiden een op vrouwen gesteund beleid om te voorzien in de basisbehoeften. Vaak nemen ze daarbij de rol over van de nationale overheid, die niet tegemoetkomt aan die behoeften. Zo nam de Gabonese regering maatregelen om de bijdrage van de steden tot de economische groei te versterken en om de plaatselijke overheid meer autonomie te geven. Daarnaast engageren de Afrikaanse burgemeesters zich in de strijd tegen de aids-pandemie, via een Alliantie die opgericht werd door het UNDP.Zo werden in diverse WestAfrikaanse steden kredietlijnen geopend die speciaal bestemd zijn voor de kwetsbaarste groepen: vrouwen en jonge meisjes. De Alliantie benadrukt ook het belang van de Zuid-Zuidrelaties: “Het is gemakkelijker om een gevoel van wederzijdsheid te creëren tussen twee steden in het Zuiden, gewoon omdat ze dezelfde taal spreken”, aldus Mohand Cherifi. Moussa Demba Sow, de burgemeester van Kaedi (Mauritanië), bevestigt dat: “Op materieel vlak hebben de gemeentebesturen in het Zuiden ons niet veel te bieden. Toch kunnen we veel opsteken van hun ervaringen. De steden in het Zuiden kampen allemaal met dezelfde problemen en hebben bovendien hetzelfde ontwikkelingsniveau, waardoor ze gemakkelijker oplossingen kunnen uitwisselen om uit bepaalde probleemsituaties te geraken.” Deze aandacht voor vrouweninitiatieven - en vandaag ook voor initiatieven van steden voor armoedebestrijding wijst erop dat de ontwikkelingswereld een nieuwe kijk heeft op de realiteit op het terrein. Zoals UNDP-directeur Mark Malloch Brown opmerkt: “De steden kunnen de internationale organisaties helpen door hun realiteitszin en terreinervaring bij te brengen […], en hen te wijzen op de echte uitdagingen van ontwikkeling.” André Linard en Valérie Michaux – InfoSud
1
HOEI 2002
GETUIGENISSEN VAN LOKALE VERKOZENEN UIT HET NOORDEN EN HET ZUIDEN Na de oorlog moet Kigali, de hoofdstad van Rwanda, heropgebouwd worden, want de infrastructuur is zwaar aangetast. Net als de rest van het land trouwens, dat door de jarenlange oorlog volledig vernield is. Een getuigenis van Jeanne d’Arc Gakuba, die als viceburgemeester van Kigali belast is met het gender- en vrouwenbeleid, over het microkredietprogramma. De microkredieten zijn bestemd voor vrouwen en worden beheerd door de stad.
© DGIS – M. De Winter
De stad Kigali verstrekt kleine leningen aan vrouwen.
“De stad heeft het momenteel bijzonder moeilijk. Internationale samenwerking is dan ook primordiaal. Zonder medewerking van de stad is externe hulp echter onmogelijk. Zo moeten de begunstigden van de microkredietprogramma’s eerst opgeleid worden. Er moeten toekenningsmechanismen uitgewerkt worden, naast een strikt controlesysteem en een spaarprogramma dat het microkrediet begeleidt. De begeleiding van de begunstigden gebeurt grotendeels door de stad. Die organiseert opleidingen, met de steun van het UNDP en het HCV (Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen). In Kigali zijn de taken van vrouwen lange tijd beperkt gebleven tot huishoudelijke activiteiten. Het is nog niet zo lang dat vrouwen met geld mogen omgaan. Pas na de oorlog moesten vrouwen voor het eerst financiën beheren. Ze moesten leren geld te beheren en werk zoeken om aan de kost te komen. De spaarcultuur is hier compleet nieuw. Vrouwen voeren nog altijd traditionele activiteiten uit zoals een naaiatelier, kleinhandel op de centrale markt en het kweken van kleinvee. Ze zijn echter ook aan het overschakelen op activiteiten waarmee ze meer inkomsten kunnen verwerven. Zo richten ze kleuterscholen, lagere scholen en middelbare scholen op.”
Volgens Manuel Tonaré, burgemeester van Genève, komt samenwerking tussen steden niet alleen het Zuiden ten goede, maar heeft ook een stad als Genève er baat bij.
“Bij gedecentraliseerde samenwerking worden de lokale culturen gerespecteerd. Deze vorm van samenwerking eerbiedigt namelijk bepaalde rechten - vrouwenrechten bijvoorbeeld - en principes, zoals democratie, goed bestuur en het verantwoord gebruik van overheidsgeld. Bovendien is samenwerking tussen steden doorzichtiger. Samenwerking tussen Staten wordt soms gehinderd door diplomatieke gevoeligheden en pietluttige bureaucratie, en heeft ook minder onmiddellijke effecten. Als burgemeesters leren we elkaar kennen en raken we bevriend. Er zijn ook minder barrières, waardoor we ons overheidsbeleid kunnen vergelijken en soms samen kunnen evalueren. De stad Genève heeft al verschillende ervaringen achter de rug met gedecentraliseerde samenwerking. Onder meer met Conakry in Guinée, waar we heel de brandweer- en de veiligheidsdienst gereorganiseerd hebben, omdat die enorm slecht functioneerde. We hielden daarbij echter rekening met de plaatselijke krachten, en dat is belangrijk. Bovendien kan een stad in het Noorden ook profiteren van wat er in een stad in het Zuiden gebeurt. In het geval van Bamako werden we getroffen door de manier waarop Afrika aankijkt tegen het maatschappelijke leven. De levensverwachting ligt er lager dan bij ons, maar bejaarden en wezen zijn minder eenzaam. We kunnen heel wat opsteken van Afrika als het om respect tussen generaties gaat. We zijn bepaalde waarden verloren die we dringend in ere moeten herstellen. Op basis van die vaststelling heb ik als adviseur inzake sociale aangelegenheden in Genève een hele reeks dialogen op gang gebracht tussen de generaties, in kinderdagverblijven bijvoorbeeld. Die resultaten waren bijzonder overtuigend.”
Interview afgenomen in Hoei door André Linard, InfoSud
2
Dimensie 3 / 2002-2
HOEI 2002
EEN NIEUW SOORT VERBROEDERING Met zijn programma voor internationale samenwerking tussen gemeenten houdt staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans de traditie van de verbroedering in ere. Het gaat hier allerminst om gewone financiële transfers van Noord naar Zuid, wel om echte uitwisseling van knowhow.
“Steden en gemeenten worden geconfronteerd met een paradox”, aldus staatssecretaris Eddy Boutmans. “Ze hebben weinig greep op de mechanismen die armoede veroorzaken, maar moeten tegelijk met weinig middelen het aantal armoedebestrijdingsprogramma’s opvoeren.” In 2000 startte DGIS met een programma voor gemeentelijke samenwerking, om op zijn minst te proberen die paradox te verminderen. Eddy Boutmans legt daarbij de nadruk op de uitwisseling van knowhow - veeleer dan op unilaterale steun - maar ook op samenwerking tussen steden in het kader van hun bevoegdheden. Toch kan België bogen op een lange traditie van gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. Uit een studie van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten blijkt dat heel wat Belgische steden en gemeenten een schepen voor Ontwikkelingssamenwerking hebben (86 % in Vlaanderen, 15 % in Wallonië) en daartoe over een budget beschikken (78 % in Vlaanderen, 14 % in Wallonië)*. Tot voor kort ging het echter vooral om “relaties gebaseerd op een transfer van financiële en materiële middelen” naar partners “die meestal geen lokale overheden waren, maar plaatselijke verenigingen of Belgische ngo’s.” Ofwel ging het, op enkele uitzonderingen na, om relaties tussen notabelen.
Ook nuttig voor België Het programma dat de Belgische samenwerking in 2000 lanceerde en in 2001 begon uit te voeren, heeft echter als doel echte
‘Samenwerking tussen Steden’: dat is dit jaar het thema van de Wereld Habitatdag (WHD) op 7 oktober 2002. De activiteiten hebben dit jaar plaats in Brussel en worden gezamenlijk georganiseerd door het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken en de Europese Commissie. De WHD werd in 1985 voor het eerst georganiseerd door de Verenigde Naties, om de wereld te doen nadenken over menselijke nederzettingen en het basisrecht op huisvesting. Aangezien de wereld steeds meer verstedelijkt, heeft het thema van de WHD dit jaar als doel de samenwerking tussen steden - in het Engels C2C genoemd - sterker aan te moedigen. C2C is mogelijk tussen steden in buurlanden of tussen steden die aan de andere kant van de wereld liggen. Partnerschappen tussen steden worden steeds meer beschouwd als een mogelijke kostenverantwoorde manier om actief ervaringen uit te wisselen en de beheerscapaciteit van steden te verbeteren, om zo te streven naar een duurzame urbanisatie.
Dimensie 3 / 2002-2
bilaterale uitwisselingen tot stand te brengen om de capaciteiten van de gemeentebesturen te verhogen in hun bevoegdheidsdomeinen: water, afvalbeheer, burgerlijke staat, … “Deze acties hebben als doel dankzij een beter lokaal bestuur - dus onrechtstreeks - tot armoedebestrijding te komen”, aldus Eddy Boutmans. Zo hielp de dienst burgerlijke stand van de stad Luik het stadsbestuur van Lubumbashi om een volkstelling te organiseren en om de mensen ervan te overtuigen geboortes en overlijdens aan te geven bij de burgerlijke stand. Op het eerste gezicht een louter administratieve aanpak, maar op die manier kun je wel het aantal te vaccineren kinderen en de onderwijsbehoeften nagaan. Of, aldus nog onze correspondent in Lubumbashi (Congo), clandestiene begrafenissen op heel diverse plaatsen vermijden. Mol en Santo Tomas (Nicaragua), Leuven en Nakuru (Kenya), Hoei en Natitingou (Benin): stuk voor stuk voorbeelden van gemeentelijke samenwerking. In 2001, een proefjaar, namen 15 Belgische steden en gemeenten (10 Waalse en 5 Vlaamse) deel aan het programma. En heel wat steden en gemeenten willen het experiment verlengen, via de (federale) Vereniging van Steden en Gemeenten en haar regionale afdelingen. Voor 2002 werden 44 aanvragen ingediend, waarvan 32 in Wallonië, 7 in Brussel en 5 in Vlaanderen. Een ervaring die nuttig kan zijn voor de Belgische steden. We laten nog even projectleidster Carmen Fernández aan het woord: “We worden in Luik vaak geconfronteerd met Afrikaanse ingezetenen die administratieve problemen hebben. Vandaag begrijpen we beter waarom ze het moeilijk hebben om bijvoorbeeld een uittreksel uit de geboorteakte over te leggen. Op die manier kunnen we beter met hen samenwerken.” Het gaat hier dus wel degelijk om uitwisseling.
André Linard – InfoSud
* Global Village – De gemeenten die optreden als ontwikkelingspartner, 2000.
3
HOEI 2002
SLOTVERKLARING EN CONCLUSIES
D
e talrijke aanwezige burgemeesters en andere verkozenen uit 97 landen - overwegend vrouwen - toonden zich tevreden bij de voorstelling van de conclusies van de werkzaamheden van de diverse werkgroepen. Vooral dan bij de ‘Slotverklaring van Hoei’, waarbij de deelnemers zich ertoe verbinden de aanbevelingen van het Forum uit te voeren op gemeentelijk vlak. Het is daarbij de bedoeling dat vrouwen meer betrokken worden bij de politieke beslissingen van de gemeentebesturen, gemakkelijker toegang hebben tot de beschikbare middelen, zoals de terbeschikkingstelling van infrastructuur, uitrusting en microkredieten en de organisatie van een volwaardige opleiding, en gebruik kunnen maken van de sociale basisvoorzieningen zoals voedselhulp, drinkwaterbevoorrading van de gezinnen en dispensaria voor eerstelijnszorg. De Verklaring dringt er ook op aan dat vrouwen kunnen profiteren van specifieke maatregelen ter bescherming tegen aids, aangezien ze de belangrijkste slachtoffers zijn van de aids-pandemie. In dit verband hebben de deelnemers zich ertoe verbonden de bevolking van hun stad op te roepen om besmetting te voorkomen, de beschikbare informatie over aids en de preventiemiddelen te verspreiden, en de lokale communicatiekanalen, de gemeentebladen, de scholen, de stedelijke veiligheidsdiensten, de cultusplaatsen en de media te gebruiken om de bevolking te sensibiliseren en door aids getroffen gezinnen te helpen. In de Slotverklaring van Hoei wordt ook aan de nationale regeringen en de internationale gemeenschap gevraagd om nuttige maatregelen te nemen om een lokale democratie te waarborgen waar-
aan vrouwen kunnen participeren, budgetten vrij te maken voor de steden en gemeenten die in de eerste plaats besteed worden aan programma’s en projecten voor vrouwen, en de internationale overeenkomsten en nationale wetten ter uitbanning van discriminatie van vrouwen te ondersteunen. Er wordt ook opgeroepen om samenwerkingsprogramma’s op touw te zetten die de duurzame ontwikkeling van steden bevorderen via basiseducatie, beroepsopleiding en basisgezondheidszorg voor vrouwen en jonge meisjes. Naast deze Verklaring gaf het Forum de diverse gemeentelijke mandatarissen de kans om collega’s uit andere steden en andere werelddelen te ontmoeten, ideeën naar voren te brengen over armoedebestrijding en ervaringen uit te wisselen. Anderen hadden contacten met vertegenwoordigers van internationale organisaties, om te praten over eventuele partnerschappen. De Belgische staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, Eddy Boutmans, nam een goede beslissing toen hij al in 2000 een budget van 50 miljoen BEF vrijmaakte om een programma voor internationale samenwerking tussen gemeenten te financieren, ter ondersteuning van projecten voor de uitwisseling en overdracht van expertise en knowhow van Belgische gemeenten aan partnergemeenten in de ontwikkelingslanden (zie artikel ‘Een nieuw soort verbroedering’). Twee jaar geleden, op het tweede Forum in Genève, werd het idee naar voren gebracht om een fonds op te richten voor solidariteit tussen steden, om steden in moeilijkheden te helpen. Momenteel nemen Lyon, Genève en Bamako al deel aan dat fonds. Op dat Forum toonden diverse steden, waaronder Parijs, belangstelling. Volgens het UNDP is dit één van de vele instrumenten om de doelstellingen te bereiken die de Verenigde Naties in 2000 goedkeurden om de armoede tegen 2015 te halveren. Er is dus nog werk aan de winkel. Op het 4de Forum van de Wereldalliantie van Steden tegen Armoede, dat in 2004 plaatsheeft in Rome, zal een balans worden opgemaakt.
Rudy Lagnaux
© Novo Mundo
De slotverklaring pleit voor betere nutsvoorzieningen en meer beslissingsbevoegdheid voor vrouwen.
4
Dimensie 3 / 2002-2
HOEI 2002
NAAR EEN DUURZAME URBANISATIE
H
oe zal de wereld van morgen er uitzien? De wereld verandert sneller dan ooit tevoren in de geschiedenis. Die ingrijpende verandering is in hoofdzaak te wijten aan twee trends. De wereldbevolking blijft steeds sneller toenemen. Bovendien trekken mensen in de ontwikkelingswereld om diverse redenen massaal naar de steden. We hebben dit verschijnsel niet meer meegemaakt sinds de Industriële Revolutie, meer dan een eeuw geleden, toen de stedelijke bevolking in de ontwikkelde wereld enorm toenam. In 2000 telde de wereld 6,1 miljard mensen. De wereldbevolking stijgt met 1,2 % (m.a.w. met 77 miljoen mensen) per jaar. Nu we het zogenaamde ‘stedelijke millennium’ zijn binnengetreden, woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden en neemt de stedelijke bevolking elke dag toe met 180.000 mensen. Enkele feiten en cijfers: ❏ Er zijn naar schatting 1 miljard armen in de wereld, en meer dan 750 miljoen armen leven in stedelijke gebieden, zonder behoorlijke huisvesting en basisvoorzieningen. ❏ Minder dan 20 % van de Afrikaanse gezinnen heeft stromend water, en slechts 40 % heeft binnen een straal van 200 meter van hun woning toegang tot water. ❏ De bevolkingsgroei in stedelijke gebieden bedraagt 1,8 %. In dat tempo zal de stedelijke bevolking op wereldvlak in 38 jaar tijd verdubbelen. Hoewel Afrika overwegend ruraal is, is het vandaag het continent waar de urbanisatie het snelst toeneemt. Tegen 2030 zullen Azië en Afrika meer stadsbewoners tellen dan waar ook ter wereld. ❏ 19 van de 23 steden die tegen 2015 naar verwachting meer dan 10 miljoen inwoners zullen tellen, liggen in de ontwikkelingslanden. ❏ Eén op de vier ontwikkelingslanden heeft een grondwet of nationale wetten die vrouwen verbieden om land te bezitten en/of in eigen naam een hypotheek te nemen. Dat is vooral het geval in Afrika, West-Azië, Azië en Latijns-Amerika. ❏ Eén op de vier stedelijke gezinnen in de ontwikkelingswereld leeft in armoede. 40 % van de Afrikaanse gezinnen en 25 % van de Latijns-Amerikaanse stedelijke gezinnen leeft onder de lokaal vastgelegde armoedegrens. ❏ 37 % van de stedelijke bevolking in de ontwikkelingswereld werkt in de informele sector. ❏ 49 % van de steden overal ter wereld heeft een stedelijk milieuplan opgesteld.
haar aspecten aan te pakken. Het urbanisatieproces moet gezien worden tegen de achtergrond van de globalisering en de industrialisering van de ontwikkelingswereld. In de huidige internationale economie worden steden gedwongen om met elkaar te concurreren om kapitaal aan te trekken. Overal investeert de plaatselijke overheid massaal in infrastructuur om multinationale investeerders aan te trekken. Het is echter bewezen dat de globalisering de kloof tussen rijk en arm heeft vergroot. Die kloof is nu al duidelijk zichtbaar: bloeiende zakenwijken en chique buurten liggen vlak naast sloppenwijken en vervallen binnensteden. In de ontwikkelingslanden blijven migranten naar de stedelijke gebieden trekken om werk te zoeken en woont meer dan 50 % van de stadsbevolking in spontane nederzettingen en sloppenwijken zonder de minste planning. Nu meer dan de helft van de wereldbevolking in steden en stedelijke gebieden woont, hebben de Verenigde Naties besloten om van duurzame urbanisatie een prioriteit te maken. In 2001 stelden de regeringen in Istanbul +5 (*), tijdens de Speciale Zitting van de Algemene Vergadering, een Verklaring op over Steden en Menselijke Nederzettingen in het nieuwe millennium. Daarin formuleerden ze een specifieke doelstelling: de levensomstandigheden van 100 miljoen bewoners van sloppenwijken tegen 2020 aanzienlijk verbeteren. De globalisering maakt van de 21ste eeuw de eeuw van de stad. De uitdaging is de volgende: hoe maken we van de steden plekken waar het voor de meeste mensen aangenamer leven is? Steden kunnen pas leefbare plaatsen worden als iedereen het erover eens is dat goed bestuur het verschil betekent tussen slagen en falen. M.D.W. – (Bron: UNCHS)
(*) In 1996 woonden 171 regeringen de tweede VN-Conferentie over Menselijke Nederzettingen (Habitat II) bij in Istanbul. Ze raakten het eens over bepaalde maatregelen om de ‘menselijke nederzettingen’ – in de eerste plaats steden – in de toekomst te verbeteren.
© Novo Mundo
Door de snelle urbanisatie krijgen stadsbesturen een eersterangsrol in de strijd tegen armoede. Een verre van gemakkelijke rol want heel wat overheden hebben immers onvoldoende budgettaire middelen om maatregelen te nemen in cruciale domeinen. Bovendien worden zowel het gemeentepersoneel als de gemeentelijke verkozenen zelden opgeleid om armoede in al
Eén op de vier gezinnen in de steden van de ontwikkelingslanden leeft in armoede.
Dimensie 3 / 2002-2
5
FINANCIERING VOOR ONTWIKKELING
“CONSENSUS VAN MONTERREY”
Om elke verrassing te vermijden, werden alle delegaties uitgenodigd in de zetel van de Verenigde Naties in New York, om vanaf januari het terrein te ontmijnen. Deskundigen en diplomaten kregen de ondankbare en moeilijke taak om een voor iedereen aanvaardbare tekst op te stellen. Daar kwamen heel wat toegevingen aan te pas. Uiteindelijk kwam de “Consensus van Monterrey” uit de bus, een absolute minimumconsensus over de belangrijkste problemen rond ontwikkelingsfinanciering.
tegen corruptie. Alleen die maatregelen kunnen ertoe leiden dat de landen zich openstellen voor de markteconomie en voor het spel van de wereldhandel, en kunnen directe buitenlandse investeringen mogelijk maken. Dat betekent dat alleen die landen een economische inhaalbeweging kunnen maken die de weg willen bewandelen van “een billijke mondialisering die iedereen ten goede komt”. Voor de auteurs van de “Consensus van Monterrey” mag de bijstandsplicht van de rijke landen dan ook niet langer gezien worden als de voornaamste reddingsplank voor de ontwikkelingslanden. Men herhaalt gewoon de 0,7 procent doelstelling - met name dat de rijke landen minstens 0,7 procent van hun Bruto Nationaal Product (BNP) moeten besteden aan ontwikkelingssamenwerking - en verzoekt de landen die dat doel nog niet hebben bereikt (alle landen met uitzondering van Noorwegen, Nederland, Denemarken, Zweden en Luxemburg) om “concrete maatregelen te nemen”. Er is echter niet de minste aanzet © Photo News/ M.Deville
Van 18 tot 22 maart kwamen de staatsleiders uit heel de wereld bijeen in Monterrey (Mexico) om er te discussiëren over de middelen die moeten worden uitgetrokken voor ontwikkelingsfinanciering. Paradoxaal genoeg werd er op deze door de Verenigde Naties georganiseerde top heel weinig gesproken over klinkende munt. De verwachtingen van de ontwikkelingslanden en de ambities van de meeste EU-lidstaten werden grotendeels overschaduwd door de wil om elke ideologische confrontatie uit de weg te gaan. De felle debatten (om het eufemistisch uit te drukken!) die bijvoorbeeld werden gevoerd op de top over racisme in Durban (2001), zetten de organisatoren aan tot de grootste voorzichtigheid.
De ontwikkelingslanden hebben hun lot in eigen handen Er werden vooraf zes krachtlijnen vastgelegd om “een nieuw partnerschap tot stand te brengen tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden”: nationale financiële middelen vrijmaken voor ontwikkeling; internationale middelen vrijmaken voor ontwikkeling; de internationale handel stimuleren als motor van groei en ontwikkeling; de internationale financiële en technische ontwikkelingssamenwerking versterken; de buitenlandse schuld verlichten; en de samenhang versterken van de internationale monetaire, financiële en handelssystemen voor ontwikkelingshulp. Daarbij worden ieders verantwoordelijkheden verduidelijkt. Tegelijk wordt benadrukt dat “elk land in de eerste plaats verantwoordelijk is voor zijn eigen economische en sociale ontwikkeling”. Dat betekent dat elke Staat allereerst het overheidssparen goed moet benutten, een “behoorlijk bestuur” moet nastreven en moet strijden
6
Financiert het Noorden de ontwikkeling van het Zuiden of andersom?
Dimensie 3 / 2002-2
FINANCIERING VOOR ONTWIKKELING tot een concreet engagement, en ook van een agenda om de armoede in de wereld tegen 2015 te halveren en zeker de op de Millenniumtop geformuleerde doelstellingen (zie kader) te halen, is geen sprake.
“Het groepsegoïsme van de rijke wereld” Premier Guy Verhofstadt stak zijn ontgoocheling over deze algemene terughoudendheid niet onder stoelen of banken. Toen hij afreisde naar Monterrey, koesterde hij nog de hoop dat de directe contacten tussen staatshoofden meer zouden opleveren dan halfslachtige oplossingen. De eerste minister verwoordde dan ook van bij het begin zijn teleurstelling: “De Conferentie van Monterrey mag niet uitlopen op een nietszeggende verklaring die deze bijeenkomst op het hoogste niveau elke betekenis ontneemt. We moeten echt komaf maken met lege rituelen, stereotiepe teksten en sussende verklaringen: die volstaan niet langer!”. Daarnaast benadrukte hij tegenover zijn ambtsgenoten uit de hele wereld dat voor de Belgische regering “de armoede in de wereld een existentieel thema is, zowel vandaag als morgen. Armoede betekent de wanhoop van honderden miljoenen mensen die aan hun lot overgelaten worden en machteloos staan tegenover de fataliteit van een onhoudbare ongelijkheid. Al dat onrecht wijst op het groepsegoïsme van de rijke wereld. Een wereld die maar al te vaak met dezelfde even lege als cynische recepten komt aandragen.”
België doet drie concrete voorstellen Naast deze mooie woorden formuleerde België ook duidelijk zijn ambities. Ons land stelde drie actiepunten voor: 1. Een precieze termijn vastleggen om een belofte waar te maken die nu al zo vaak is uitgesproken (sinds 1969!), met name de belofte om 0,7 procent van ons BNP te besteden aan ontwikkelingshulp. België is niet altijd het best geplaatst geweest om terzake lessen te geven. Het is echter het vierde opeenvolgende jaar dat het zijn budget voor ontwikkelingshulp aanzienlijk verhoogt. Dit keer zou de 0,7 procent in 2010 moeten gehaald worden. 2. De schulden van de armste landen sneller verminderen, dankzij het Belgische project Prospective Aid and Indebtness Relief (“PAIR”). Dit initiatief heeft als
Dimensie 3 / 2002-2
doel een fonds op te richten dat gefinancierd wordt door de 23 rijkste landen. Die zouden er de komende 15 jaar elk 0,1 procent van hun BNP aan besteden. Op die manier zouden de schulden van de 49 armste landen sneller verminderd kunnen worden en zouden nieuwe programma’s kunnen worden gefinancierd voor menselijke ontwikkeling. 850 miljoen burgers van de 23 rijkste landen zouden eindelijk de hand reiken aan de 850 miljoen burgers van de 49 armste landen. Dit voorstel werd in mei voorgelegd aan een ministeriële vergadering van de OESO die voorgezeten werd door de Belgische eerste minister. 3. De subsidies afschaffen voor exportproducten die bestemd zijn voor de ontwikkelingslanden, om te vermijden dat kleine lokale boeren verdreven worden uit hun eigen markt. Deze aanpak zou geïntegreerd kunnen worden in de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie.
Een nieuw pact van geven en nemen Ook al zijn er uiteindelijk geen mirakeloplossingen uit de bus gekomen, de top is toch geen complete mislukking, zoals tal van in Monterrey aanwezige ngo’s stelden. Er komt overleg op gang tussen de Verenigde Naties en het Internationaal Muntfonds. Op die manier komt een constructievere dialoog tot stand tussen twee instellingen die al te vaak naast elkaar praten, en kan er een mechanisme uitgewerkt worden voor de regeling van faillissementen. Bovendien werd opnieuw benadrukt dat het recht op gezondheid voorgaat op het recht op handel. Er werden maar weinig stevige financiële verbintenissen aangegaan. Tegen de achtergrond van het principe van geven en nemen dat voortdurend aanwezig was, kunnen de boodschappen die heel wat geïndustrialiseerde landen uitstuurden, echter begrepen worden als een gezonde vorm van druk die de meest weerbarstige landen ertoe moet aanzetten om het voorbeeld van de vrijgevigste landen te volgen. Joël Tabury
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties nam in september 2000 de zogeheten Millennium Verklaring aan. Deze bevat acht internationale ontwikkelingsdoelstellingen die in 2015 gerealiseerd moeten zijn: ❏ Halvering van het aantal mensen dat moet rondkomen met minder dan één dollar per dag; ❏ Basisonderwijs voor alle kinderen; ❏ Gelijke kansen voor jongens en meisjes in het basis- en middelbaar onderwijs; ❏ Vermindering van de kindersterfte met tweederde tegenover de cijfers van 1990; ❏ Verlaging van de moedersterfte met driekwart tegenover 1990; ❏ Universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg; ❏ Waarborgen voor een duurzaam milieu. Concreet: halvering van het aantal mensen zonder veilig drinkwater; ❏ Een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling, waarbinnen onder andere gewerkt wordt aan een open en eerlijk handels-en financieel systeem, een oplossing van het schuldenvraagstuk en aan overdracht van nieuwe technologieën.
7
INTERNATIONAAL JAAR VAN DE BERGEN
DE VAAK VERGETEN VOLKEREN
M. Sherald – The Mountain Institute
Met de slagzin “Wij zijn allen bergbewoners” is 2002 door de Verenigde Naties uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Bergen (IJB). Het initiatief werd genomen door de Aardetop in Rio de Janeiro (1992). In Agenda 21, de blauwdruk voor duurzame ontwikkeling die uit die conferentie voortvloeide, is een volledig hoofdstuk gewijd aan de bergen waardoor deze op gelijke voet komen te staan met woestijnvorming, klimaatsveranderingen en andere belangrijke hedendaagse wereldproblemen. De problematiek van de bergen zal opnieuw worden aangekaart tijdens Rio+10 in Johannesburg (augustus a.s.) en op de speciale Wereldtop over de Bergen in Bishkek (oktober a.s.) in Kirgizië. Een kwart van het aardoppervlak wordt ingenomen door bergen. Ze herbergen niet alleen de waterbronnen van meer dan de helft van de mensheid, ze zijn ook rijk aan biodiversiteit, ze zorgen voor voedsel, en het zijn heerlijke oorden voor sport en ontspanning. Een tiende van de wereldbevolking hangt voor zijn levensonderhoud af van de bergen. Veel meer dan de meeste laaglanden zijn het zeer kwetsbare ecosystemen. Ontbossing, verkeerde landbouwmethoden, en bevolkingsgroei richten op veel plaatsen soms onherstelbare schade aan. Volgens wetenschappers zijn bergen de barometers van de opwarming van de aarde. Zo zijn de gletsjers in het hooggebergte, die de oorsprong vormen van de meeste rivieren tegen een ongekende snelheid aan het smelten. Tot op heden concentreerden de regeringen hun beleid vooral op de ontwikkeling van de laaglanden. Arme bergstreken en hun bewoners werden meestal genegeerd. Er moet dus dringend meer geïnvesteerd worden in die gebieden, zowel in de bescherming van de ecosystemen, als in het uitbannen van de armoede en de uitbouw van de infrastructuur, (wegen, ziekenhuizen, scholen, elektriciteit…) en andere nutsvoorzieningen. Een van de belangrijkste doelstellingen van de ‘internationale jaren’ is de bevordering van de vrede. Dat is ook het geval voor het IJB. Bij de officiële start van het jaar werd op die vredesrol sterk de nadruk gelegd. In 1999 werden 23 van de 27 grootste gewapende conflicten in de wereld uitgevochten in bergachtige gebieden. Het is ook daar dat er grote armoede en honger heerst, en zonder vrede is het onmogelijk de levensomstandigheden te verbeteren. We laten u nu in drie continenten kennismaken met bergvolkeren, hun levensomstandigheden en hun problemen.
8
Cerro de Pasco – Peru De helft van de bevolking in Peru woont in het Andesgebergte, op de puna of hoogvlakten boven de 3.500 meter. In de streek van Cerro de Pasco heeft de mijnbouw, zelfs al zorgt hij voor werkgelegenheid en infrastructuur, het leven van de traditionele landbouwgemeenschap grondig veranderd, om niet te zeggen verpest. Enkele bewoners luchten hun hart. Ignacio: “De bergflanken waren vroeger weilanden waar we het vee lieten grazen en gewassen kweekten…Maar als je nu kijkt, zie je niets meer. Ja, er is nog een berg, maar het is een afvalberg van de mijn! Toen ze afval gooiden in de San Juan-rivier, verdween de forel. Het water werd ondrinkbaar en maakte de dieren ziek. Omdat het landschap veranderde en wij niet begrepen wat er aan de hand was, dachten we eerst dat het een straf van God was. Nu is het nog veel erger geworden. Als het water verdampt, valt er zure regen die de weilanden verbrandt.” Hilario:”In het begin waren we ons niet bewust van de schade aan de bodem. De fabriek beloofde dat ze alle viezigheid later zou opruimen, dat we ons dus geen zorgen moesten maken, en wij geloofden dat. Ze beloofde de boeren ook geld, en die zwegen en geloofden dat ze met dat geld alles wel zouden kunnen oplossen…We hadden geen idee van de schade, we waren ons niet bewust van de omvang van het probleem” De giftige rook van de smelterij toen hij nog niet gefilterd werd, en de gevaren voor de gezondheid (maag-, huid- en ademhalingsproblemen, tandbederf en haaruitval) ,dwongen veel bergbewoners om te verhui-
Dimensie 3 / 2002-2
INTERNATIONAAL JAAR VAN DE BERGEN ’s Werelds belangrijkste stromen ontspringen in de bergen. Daar bevindt zich ook 60 tot 80 % van alle zoetwaterbronnen. hun job verliezen en geen grond bezitten, of wier weilanden en veestapel door de pollutie om zeep geholpen zijn.
© B. Mühr
Sindhupalchok – Nepal
zen. Zij die in de mijn of in de smelterij werken, staan bloot aan silicose (stoflongziekte), loodvergiftiging en huidkanker. Niet alleen de gezondheid van mensen en dieren lijdt onder de industriële verontreiniging, ook het sociale leven raakt ontwricht. Juan: “Vroeger hielp iedereen elkaar. Op zondag deden de vrouwen samen de was in de rivier…Die is nu zo vervuild dat niemand er nog zijn kleren wil in wassen! En zo verdwijnen vele aloude gewoontes”. Inmiddels is de controle op het leefmilieu in Cerro de Pasco verscherpt en verbeterd. Met de onderneming is overeengekomen dat ze de binnen de twintig jaar de streek in haar oorspronkelijke staat zal herstellen, maar de lokale bevolking is er niet gerust in. In enkele gevallen werd er schadevergoeding betaald, maar dat waren slechts verwaarloosbare bedragen. Het ontbreekt de gemeenschappen aan de middelen om de strijd aan te binden. Hilario:”We hebben gewoon niet genoeg geld om door een rechtszaak te geraken!”. Zoals in andere bergstreken in het centrum van Peru, trekken veel jongeren, weg uit Cerro de Pasco. Ze laten de puna voorgoed achter zich, en gaan naar Lima of naar een andere stad om te studeren en een job vinden. Sinds de mijnen gemechaniseerd zijn, is de werkzekerheid verdwenen. Sommige bewoners combineren landbouw met werken in de mijn. Zandwinning, weven en kleinhandel zijn andere bronnen van inkomsten, maar gezien de gemeenschap almaar kleiner wordt en de jongeren wegtrekken, slinken ook de toekomstperspectieven. Vooral deze van mijnwerkers die
Dimensie 3 / 2002-2
Acht van de tien hoogste bergtoppen ter wereld, waaronder de Everest, bevinden zich in Nepal. Het land is een van de armste ter wereld, dat is ook het geval voor Sindhupalchok, een district op 700-2000 meter hoogte, ten noorden van de hoofdstad Kathmandu. Ontbossing - ten behoeve van landbouwgrond en brandhout - en erosie van de heuvels zijn een groot probleem, maar er wordt aan gewerkt. In een aantal dorpen, zoals Bansbari, werden comités opgericht om het regenwoud te beschermen en te herbebossen. De leden betalen een kleine bijdrage en moeten elk eens per maand 24 uur voor boswachter spelen. Ramji, een 35-jarige boer ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet: “Over tien jaar kunnen de aangeplante bomen worden gekapt en verkocht, en zal de opbrengst opnieuw geïnvesteerd worden in nuttige zaken voor de gemeenschap. Als we in dit geval onze problemen zelf kunnen oplossen zonder hulp van buitenstanders, dan kunnen we dat ook voor andere zaken”. De natuurbescherming mag dan wel de goede weg opgaan, maar met het lot van de vrouw is het in deze bergdorpen nog droevig gesteld. Onderwijs voor meisjes wordt beschouwd als tijdverlies. Ongeveer 30 procent start de school maar weinigen maken ze af. Op 15-jarige leeftijd worden ze doorgaans uitgehuwelijkt. “Tot dan worden ze thuis beschouwd als een vreemdeling want ze zijn toch voorbestemd om naar
een andere familie te gaan. Ze worden als buffels weggestuurd!”, zegt Indira, een jonge onderwijzeres “Pas als de vrouw een zoon gebaard heeft, zal de schoonfamilie zich om haar bekommeren en kan er aan gezinsplanning gedacht worden. O wee, als het eerste kind een meisje is! Dan wordt ze verwaarloosd”. Vrouwen werken 18 uur per dag, zes uur meer dan mannen, en ze verdienen de helft minder dan mannen. Het is wel opmerkelijk dat de werklast evenwichtiger verdeeld is in arme gezinnen dan in rijke, en dat er in de lagere kringen meer overleg is en meer gezamenlijke beslissingen worden genomen. Maar overal zijn het de mannen die het geld beheren. Indira: “Ze vinden dat het hun recht is, want zij blijven hun hele leven lang bij hun familie. En ze vinden de bruidsschat altijd te klein. Ik raad de meisjes af om te trouwen met iemand die een bruidschat vraagt.” De nabijheid van de hoofdstad Kathmandu is een voordeel, maar ook een nadeel want de meeste Nepalese meisjes die in Bombay in de prostitutiebelanden, komen uit het district Sindhulpalchok. Ze doen dat uit vrije wil, of omdat ze erin geluisd zijn door mensenhandelaars, of onder ouderlijke dwang. Immers, het geld dat zij naar huis sturen, bedraagt vaak het drievoudige van het gemiddeld jaarinkomen van een gezin. Sommige meisjes die later terugkeren,naar hun dorp, zijn besmet met aids, en daardoor is de trek naar Bombay de laatste jaren sterk gedaald. De man van Indira, ook een onderwijzer, deelt haar strijdlust voor de emancipatie van de Nepalese vrouw in deze achtergestelde bergdorpen. Hij is gelukkig niet de enige. Mani, een 23-jarige boer uit Ichok, denkt er als volgt over: “Volgens mij is het verkeerd om mannen meer te respecteren dan vrouwen. Wat kunnen vrouwen, zegt men? Ik weet dat vrouwen veel werk kunnen verzetten. Het is de vrouw die het huis-
DE ZEVEN HOOGSTE BERGTOPPEN TOP
LAND
Everest Nepal-Tibet Aconcagua Argentinië Mount Mc Kinley USA (Alaska) Kilimanjaro Tanzania Elbrus Rusland-Georgië Puncak Jaya Indonesië Vison Massif Antartica
HOOGTE
EERSTE BEKLIMMING
8.850 m. 6.962 m. 6.194 m 5.963 m. 5.633 m. 5.030 m. 4.897 m.
1953 1897 1913 1889 1874 1962 1966
9
INTERNATIONAAL JAAR VAN DE BERGEN De armoede van de bergbewoners is vooral te wijten aan het feit dat ze door de overheid gemarginaliseerd worden.
Mount Elgon – Kenya
© Gamma Liason
De 4.320 meter hoge Mount Elgon, op de grens van Uganda en Kenya is de vierde hoogste berg van Afrika. De flanken van deze slapende vulkaan zijn bedekt met vruchtbare akkers en uitgestrekte wouden waar niet alleen zeldzame, maar ook geneeskrachtige planten groeien. De Sabaot, de oorspronkelijke bewoners van dit dichtbevolkte bergland, waren vroeger veehouders, maar zijn sinds een vijftigtal jaar overgeschakeld op het telen van handelsgewassen, zoals maïs, bonen en koffie. De slechte staat van de wegen echter bemoeilijkt het transport van hun producten. Het klimaat mag dan wel gunstig zijn,
© FAO
houden bereddert. Ze moet koken, wassen… Waarom haar het spreken belettent? Dat is toch verkeerd! Er zijn er die zich afvragen waarom een vrouw naar school wil gaan. Maar, volgens mij zullen vrouwen het op school beter doen dan mannen!” Onderwijs voor iedereen is niet alleen een middel om de muren tussen mannen en vrouwen te slopen, maar ook deze tussen de verschillende kasten die de samenleving verdelen en discrimineren. De geleidelijke afbraak van het kastenstelstel wordt door veel ouderen betreurd, maar door de jongeren toegejuicht. Mani windt er geen doekjes om: “Het bloed dat door de aders stroomt, is toch bij iedereen rood!” maar het fysieke, economische en politieke isolement is een ernstige rem op de ontwikkeling, zelfs al heeft Mount Elgon nu de status van district. ”Wanneer de koek verdeeld wordt, denkt niemand aan ons. Dat we in de bergen wonen, kan een excuus zijn om onze ontwikkeling te negeren, maar zulks is tochonaanvaardbaar”, luidt de bittere vaststelling van Moses, onderwijzer in Kibu. Hezron, een ouderling uit hetzelfde dorp springt Moses bij: “Met ontwikkeling, bedoelen wij vooruitgang en zekerheid in het dagelijks leven. Wij willen dat iedereen deelneemt aan landbouw, handel, onderwijs…Om dat te bereiken, hebben we goede leiders nodig. Die leiders moeten in de regering de vertegenwoordigers van het
volk zijn. Zij moeten de problemen van het volk kennen, en er de beste oplossing voor zoeken”. Het gebrek aan scholen en aan opgeleide mensen wordt aanzien als een andere oorzaak van de achterstand van de bergbewoners. De meeste zijn ervan overtuigd dat onderwijs de sleutel tot ontwikkeling is. Onderwijs betekent contact met nieuwe ideëen, ervaringen en allerlei positieve invloeden van buitenaf maar, zo wordt gevreesd, het kan ook het voortbestaan in gevaar brengen van de voorvaderlijke waarden en tradities waaraan de Sabaot zo verknocht zijn. Hezron vertolkt de bezwaren van de oude generatie: “Veel van onze jongeren denken dat ze alles weten omdat ze naar school geweest zijn, en dat ze daarom geen raad meer nodig hebben van hun ongeletterde ouders. Zoiets maakt het voor de ouders moeilijk om gezag uit te oefenen over hun kinderen. Op school ontmoeten ze kinderen van verschillende achtergrond en nemen ze slechte gewoonten over. Als ouder doe je alles om van je kind een goed burger te maken, maar dan merk je dat het helemaal veranderd is en dat je voor ouderwets versleten wordt”. Een evenwicht vinden tussen het behoud van de eigen culturele identiteit, en tegelijk
In de tropen zijn de hoger gelegen gebieden beter geschikt voor de landbouw omdat het er koeler en minder vochtig is.
10
Dimensie 3 / 2002-2
INTERNATIONAAL JAAR VAN DE BERGEN Ontbossing en industrie, zoals mijnbouw, hebben het milieu in de bergen grote schade toegebracht.
© Gamma Liaison/G.Mermet
reebokken en steenbokken, door te beletten dat ze geschoten werden. Op onze akkers plantten we erwten, aardappelen en bonen. We konden in onze voedselbehoeften voorzien. Problemen kenden we niet omdat onze grond voor alles zorgde wat wij nodig hadden. We voelden ons vrij…En dat is nu allemaal voorbij!” Myriam De Winter – (Bron:Mountainvoices/Panos London)
openstaan voor en de vruchten plukken van de moderniteit is een moeilijke opgave voor de Sabaot van Mount Elgon. Het is ook de enige mogelijkheid om het isolement te doorbreken dat door velen wordt aangeklaagd als de oorzaak van de onderontwikkeling.
Maliko-liko – Lesotho Lesotho, helemaal omringd door ZuidAfrika, is het enige land ter wereld dat volledig boven de 1000 meter ligt. Landbouwgrond is schaars en op een beetje diamant na zijn er geen delfstoffen. Water is de belangrijkste grondstof Voor de bevoorrading van de Zuid-Afrikaanse industrie worden stuwdammen gebouwd in de waterrijke Maluti Mountains. Daartoe worden in de bergvallei Maliko-Iko de dorpen, akkers en weilanden onder water gezet. De bewoners - kleine boeren en herders – moeten verhuizen.. Naar familieleden elders in de bergen of naar onzekere bestemmingen. Hoe reageren de betrokkenen op die gedwongen hervestiging? Lipholo, mandenmaker: “Het was beter geweest iedereen in dezelfde streek te hervestigen. Wie niet mee wil, kan altijd ergens anders naartoe gaan, maar we moesten zelf een keuze maken”. Tsatsi, boer: “We zijn verslagen. De hervestiging heeft ons kapotgemaakt” Mampaleng, boerin: “ De hervestiging is te vergelijken met het huwelijk. Een vrouw heeft veel tijd nodig om eraan te wennen dat ze haar familie heeft moeten verlaten. We zullen ons dorp heel erg missen. Het
Dimensie 3 / 2002-2
was onze thuis in goede en in slechte dagen, maar ja, het is nu eenmaal zo, we kunnen er niets tegen doen…” Over de schadeloosstelling zijn de meeste ex-bewoners niet te spreken. De eis “soil for soil” of grond voor grond kon niet worden ingewilligd omdat er in Lesotho een gebrek is aan voor landbouw geschikte grond. Velen vinden de compensatie te klein voor de grond die in het levensonderhoud heeft voorzien van vele generaties en die bestemd was om hun kinderen en kleinkinderen te voeden. Laurent, boer: “Ik aanvaard het geld, maar ik maak me vooral zorgen om mijn kinderen. Zij zijn degenen die bedrogen worden! Als zij geen werk vinden, raken ze in serieuze problemen De vergoeding is te klein. Tegen de tijd die de kinderen van mijn kinderen geboren worden, is het geld op!” Tsatsi: “Ze hebben mijn land gemeten op z’n Europees. Ze stapten niet als een zwarte persoon, maar zoals een Europeaan, met grote schreden… Trouwens, het is niet de grootte van het veld die belangrijk is, maar de vruchten ervan” Bij velen is het heimwee naar hun verdronken dorpen sterker dan de zorgen om de toekomst. Mampaleng: “De natuur betekent vrijheid. De sneeuw in onze bergen smolt voor je ogen. Wij beschermden de wilde dieren, de
Speciale postzegels uitgegeven door de Verenigde Naties ter gelegenheid van het Internationaal Jaar van de Bergen.
11
PRESTIGIEUZE PRIJS
BELGISCH-ECUADORAANS PROJECT ONTVANGT WORLDAWARE BUSINESS AWARD Op 22 januari 2002 ontving Quesinor, een Belgisch-Ecuadoraans kaasproject de prestigieuze Worldaware Businnes Award in de categorie “organisaties zonder winstoogmerk”. De prijs werd in Londen overhandigd aan de Belg Ludo Rochette en de Ecuadoraan Gustavo Tuquerres, respectievelijk projectleider en voorzitter van Quesinor.
W
orldaware is een Britse organisatie, vergelijkbaar met onze Koning Boudewijnstichting, die in 1989 werd opgericht en onder de persoonlijke bescherming van koningin Elisabeth II staat. De stichting stelt zich tot doel het belang van wereldwijde ontwikkeling onder de aandacht te brengen. Jaarlijks reikt Worldaware prijzen uit aan projecten die via hun commerciële activiteit substantieel hebben bijgedragen tot economische en sociale vooruitgang in ontwikkelingslanden. Voor het bekroonde project is dat beslist het geval.
Een deel van de winst van de kaasfabrieken wordt verdeeld onder de leden van Quesinor.
Quesinor heeft de levensstandaard van zowat duizend boerenfamilies in het noordelijke Andesgebergte in Ecuador aanzienlijk verbeterd. In dit kaal, achtergebleven gebied richtten Ludo Rochette en het Quesinor-team de voorbije zes jaar 13 moderne coöperatieve kaasfabrieken op waartoe inmiddels 355 boeren als partners zijn toegetreden en waaraan zo’n 700
anderen melk leveren tegen een aantrekkelijke prijs. De fabrieken produceren twee miljoen liter melk per jaar. De kaasproducten ter waarde van 40.000 dollar per maand worden niet alleen plaatselijk verkocht maar ook aan supermarkten in de steden, en zelfs in het buurland Colombia. De boeren maken een beter gebruik van hun grond, planten bomen en bouwen omheiningen rond hun weilanden zodat ze hun dieren onder controle hebben in plaats van ze in het wilde weg te laten lopen. De boeren die bij het project betrokken zijn, hebben nu gemiddeld drie koeien die dagelijks ongeveer negen liter melk geven. Ondanks de economische crisis in Ecuador is dit Belgisch-Ecuadoraans project, dat loopt onder de naam ‘Programa Queserias Sierra Norte’ erin geslaagd de productie en werkgelegenheid te verhogen en betere basisvoorzieningen voor de lokale gemeenschap te creëren. De betrokken families hebben minder schulden dan voorheen, ze beschikken thans over water en elektriciteit in huis en ze kunnen hun kinderen naar school sturen. In de dorpen waar de kaasfabrieken staan, zijn transport en wegen verbeterd, is er riolering en zijn er gezondheidscentra. Naast een geldprijs van £ 1000 mogen de Quesinor-producten voortaan het Wordaware-label dragen. Deze erkenning kan de plaats van de producten op de lokale en internationale markten enkel nog verstevigen.
© BTC – Castadot
Quesinor is een DGIS-project dat beheerd wordt door de Belgische Technische Coöperatie (BTC). Ter herinnering: de BTC werd door de Belgische overheid opgericht voor de uitvoering van de directe bilaterale samenwerking en wordt gefinancierd door DGIS. Ze is sinds april 1999 operationeel en realiseert 170 ontwikkelingsprogramma’s in 35 landen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
12
Dimensie 3 / 2002-2
TRIBUNE
HEROPBOUW GEZONDHEIDSSECTOR IN MOZAMBIQUE
B
elgië gaat voor 7,747 miljoen euro steun verlenen aan de begroting van Mozambique voor de heropbouw van de gezondheidsinfrastructuur. De overstromingen van 2000 en 2001 richtten enorme ravage aan in verschillende provincies. Het Belgisch geld moet de Mozambikaanse overheid in staat stellen de vernietigde gezondheidsposten op het platteland weer op te bouwen.
© CARPRESS
Begrotingshulp is een nieuwe benadering in de Belgische samenwerking waarbij het overheidsbudget van partnerlanden wordt gesteund in plaats van afzonderlijke projecten. De klassieke projectsteun schept soms nieuwe problemen, is beperkt en garandeert veelal onvoldoende duurzaamheid en impact.
Niettegenstaande de economische vooruitgang van de laatste jaren leeft nog meer dan 70% van de Mozambikanen in absolute armoe.
Met deze nieuwe formule kunnen donors het beheer van de hulpstroom vereenvoudigen, de transactie- of beheerskosten verminderen, de dialoog over de beleidsprioriteiten van het partnerland verbeteren, en de samenwerking met andere donors beter op elkaar en op de partner afstemmen. Bovendien krijgen alle partijen meer inzicht en greep op de impact van de buitenlandse hulp. Aspecten die bij projecthulp nauwelijks aan bod komen, krijgen zodoende meer aandacht en zichtbaarheid. Steeds
meer donorlanden gaan over tot deze hulpvorm aan ontwikkelingslanden met een redelijk bestuur en een beleid dat gericht is op armoedebestrijding, zoals in het geval van Mozambique. De armoede ligt in dat land boven de 70 procent. Om die tegen 2010 terug te dringen naar 50-60 procent heeft Mozambique een eigen plan opgesteld: PARA, het programma voor de vermindering van de absolute armoede. PARA stemt volledig overeen met de Poverty Reduction Strategy Papers van de Wereldbank Het is een document met één set prioriteiten waarvoor financiering nodig is. Voor Mozambique zijn dat landbouw, drinkwater, gezondheidszorg en onderwijs. Het percentage overheidshulp voor de PARA-prioriteiten moet stijgen van ruim 65 procent in 2001 naar 66 procent dit jaar. Het land, dat na het einde van de oorlog in 1992 lange tijd zowat verstikt werd door allerhande buitenlandse hulp, wil definitief af van de projectbenadering. Ook decentralisatie is een speerpunt in het beleid. De nationale overheid heeft immers belangrijker zaken te doen dan zich te bemoeien met bijvoorbeeld de bouw van kleine bruggen. In het kader van de begrotingshulp aan Mozambique gaat België samenwerken met Nederland. Dit houdt onder meer in dat er gezamenlijke ‘value for money’ audits worden uitgevoerd. Aldus worden transparantie en controle ingebouwd, terwijl tegelijkertijd de beheerscapaciteit van de Mozambikaanse instellingen worden versterkt. Verder wordt de Belgische Technische Coöperatie gevraagd te zorgen voor zowel opvolging als voor capaciteitsversterking, bijvoorbeeld vorming, binnen de betrokken Mozambikaanse overheidsdiensten.
© S. Frederix
Mozambique, een van de armste landen ter wereld, is het nieuwste partnerland van de Belgische samenwerking. In mei 2001 tekenden België en Mozambique een algemene overeenkomst.
Dimensie 3 / 2002-2
13
TRIBUNE
EXTRA GELD VOOR AIDS DGIS trok voor 2001-2002, 150 miljoen BF (3,7 miljoen euro) extra uit voor de strijd tegen aids. Het geld moet een impuls geven aan het aidsbestrijdingsprogramma dat het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) in Afrika, Azië en ZuidAmerika coördineert. Dat programma draait rond drie grote lijnen: de versterking van preventie en bestrijding, de verbetering van de klinische, psychologische en sociale zorg van aidspatiënten, en de ontwikkeling van nieuwe preventieve strategieën, diagnostische middelen en een vaccin aangepast aan de omstandigheden van het Zuiden.
O
m de preventie en de reproductieve gezondheidszorg van hoge risiscogroepen te verbeteren werkt het ITG mee aan campagnes ter promotie van condoomgebruik en de behandeling van seksueel overdraagbare ziekten.. Zo werd een videofilm gefinancierd over aidspreventie. Hij werd in Ivoorkust gedraaid met lokale acteurs en wordt frequent gebruikt bij preventieactiviteiten in West-Afrika. Ten tweede onderzoekt het ITG hoe de gezondheidsstructuren in het Zuiden verstevigd kunnen worden om HIV te kunnen opsporen, om de aidspatiënten te behandelen tegen ziekten waaraan ze blootgesteld zijn door het verlies van hun immuniteit, en om geleidelijk aan een virale therapie te kunnen invoeren. Ten derde doet het ITG onderzoek naar de ontwikkeling van een preventiebeleid, van nieuwe diagnosetesten voor HIV en SOA en van een vaccin die bruikbaar zijn in de ontwikkelingslanden.
Strijd tegen aids, malaria en tuberculose
© S. Frederix
Meer en meer Afrikaanse landen organiseren campagnes tegen aids.
14
Gespreid over 2001-2002-2003 voorziet ons land 18 miljoen euro voor het een tijdje geleden opgerichte Globaal Fonds ter bestrijding van Aids, Malaria en Tuberculose. Een eerste schijf van 5,7 miljoen euro werd in januari jl. gestort, een tweede ter waarde van 6 miljoen zal nog dit jaar volgen.
Het nieuwe fonds is bedoeld als financieel instrument om fondsen vanuit alle mogelijke hoeken te verzamelen, zowel publiek als privé, en de herverdeling te verzekeren ten gunste van projecten in de strijd tegen deze drie ziekten. Het fonds mobiliseert dus bijkomende middelen. De belangrijkste nationale en internationale activiteiten met hun bijhorende financiering lopen intussen gewoon verder. Het fonds vervangt dus niet de bestaande organismen, programma’s en instrumenten. Voor alle duidelijkheid: het gaat evenmin om een fonds van de Verenigde Naties. Aids, malaria en tbc zijn samen verantwoordelijk voor bijna zes miljoen dodelijke slachtoffers per jaar en berokkenen oneindig veel leed en schade aan gezinnen, gemeenschappen en economie.Tbc en aids zijn onderling verbonden, omdat mensen met een verzwakt immuniteitssysteem sneller een tbc-infectie oplopen. Het nieuwe fonds plaatst zich in het kader van de. Millenniumdoelstellingen (zie p. 7) die armoedevermindering nastreven.
Aan het begin van dit nieuwe millennium waren ongeveer 36,1 miljoen personen besmet met aids, d.i. 1,1 procent van de volwassen wereldbevolking. Alleen al in 2000 werden er 5,3 miljoen volwassenen en kinderen besmet, 3 miljoen zijn eraan bezweken. Afrika bezuiden de Sahara is de meest aangetaste regio ter wereld: daar wonen 70 procent van de volwassenen en 80 procent van de kinderen in de wereld die aan aids lijden. Het is eveneens Afrika dat het grootste aantal dodelijke slachtoffers telt, met name drievierde van de 20 miljoen die sinds het uitbreken van de pandemie (1981) gestorven zijn .Er leven naar schatting 12 miljoen wezen. In sommige landen is de toestand ronduit dramatisch. In ZuidAfrika bijvoorbeeld is vandaag één persoon op vijf besmet. Hier, evenals in Botswana, voorziet men dat eenderde van de jongeren die nu 15 jaar oud zijn aan aids zal bezwijken. Zonder aids zou de gemiddelde levensverwachting in Afrika vandaag 62 jaar zijn in plaats van 47 jaar.
Dimensie 3 / 2002-2
TRIBUNE
AFRICALIA: RENDEZ-VOUS MET AFRIKAANSE CULTUUR Sinds eind vorig jaar is Africalia – de naam is geïnspireerd op Europalia - aan de slag. Deze vzw werd in december 2000 opgericht onder impuls van staatssecretaris Eddy Boutmans, die van bij het opnemen van zijn functie het plan opvatte om de cultuur een eigen plaats te geven in het Belgisch ontwikkelingsbeleid.
Info: Leopold II laan 170, 1080 Brussel. Tel. 32 (0)2 412 58 80 fax 32 (0)2 412 58 90 E-mail:
[email protected] Website: www.africalia.be
Schilderij van David Wasswa
Dimensie 3 / 2002-2
A
frika stort veel miserie een droefheid over ons uit, maar het is ook een continent van veel rijkdom en verscheidenheid, en die creativiteit moeten wij ondersteunen en zichtbaar maken bij ons’, zo vat de staatssecretaris de opdracht van de vereniging samen.
‘
Cultuur wordt in de ontwikkelingssamenwerking al te vaak onderschat of afgedaan als folklore. Uit de realiteit blijkt echter dat de cultuur zich steeds meer profileert als een verplichte tussenstap naar de ontwikkeling, ja zelfs als een ontwikkelingsproject op zich. Als men daar geen rekening mee houdt dreigen veel inspanningen te mislukken, vooral ontwikkelingsmodellen die van buitenaf komen. In tegenstelling tot wat sommigen denken, zitten de Afrikaanse samenlevingen niet verstard in tradities maar evolueren ze voortdurend, zowel vandaag als gisteren. Zij bieden originele antwoorden die hen, zonder hun identiteit te verloochenen in staat kunnen stellen om met succes een brug te slaan naar de moderne maatschappij. Het eerste doel van het Africalia-team is dan ook zich open te stellen voor de culturen van die samenlevingen, voor de vragen die ze zich stellen en die ze ons stellen, en voor de oplossingen die ze voor ogen hebben. Die ‘breedbeeldvisie’ moet het mogelijk maken een link te leggen met de creatieve krachten van het hedendaagse Afrika op het gebied van beeldende kunst, podiumkunst, straatkunst, literatuur, film, architectuur, cultureel erfgoed enz. Het is dus de bedoeling een heuse dialoog op verschillende niveaus tot stand te brengen: om te beginnen binnen de samenlevingen zelf waaruit de kunst ontsproten is, vervolgens tussen de verschillende Afrikaanse culturen in het kader van Zuid-Zuid-uitwisselingen, en ten slotte ook naar het buitenland toe waar nog vaak een traditionalistisch beeld van Afrika heerst. Uitwisselen, begeleiden, informeren, opleiden en de kunstenaars en hun werken laten circuleren… dat is het programma van Africalia voor de komende jaren.
Het jaar 2002 staat in het teken van de identificatie en ondersteuning van lange termijn projecten – voornamelijk regionale – die in Afrika zelf worden gerealiseerd. Enkele voorbeelden: steun aan de professionele ontmoetingen ‘Afrodesign’ in Togo en Benin, uitnodigingen van kunstenaars op de Biënnale van Dakar, stage hedendaagse dans in West-Afrika, ‘Recréatrales’ of sessie voor het schrijven en creëren van theater in Franstalig West-Afrika, opleidingsateliers voor kinder- en jeugdliteratuur in Bamako, initiatiestages voor het gebruik van nieuwe technologieën in de animatiefilms… ‘Africalia 2003, een Afrikaans seizoen’ wordt een ambitieus programma dat zich volledig in België afspeelt. Het betreft projecten waarvoor het initiatief uitgaat van Africalia zelf en uitgevoerd worden in samenwerking met culturele referentiecentra. Zo zal het Belgische publiek vanaf maart 2003 tot in het najaar kunnen kennismaken met de Afrikaanse cultuur via culturele hoogtepunten in Brussel, Antwerpen, Luik… In die zin werden contacten gelegd met verscheidene vooraanstaande operatoren zoals het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, het Modemuseum in Antwerpen, de Mediatheek van België, het boekendorp Redu… Naast de grote happenings organiseert Africalia 2003 ook kleinschalige evenementen in kunstcentra, galerijen, particuliere en openbare tentoonstellingsruimten die uitwisselingen, wederzijdse ontdekkingen en contacten moeten bevorderen. Hoofddoel van Africalia 2003 is het hele Belgische publiek uit te nodigen tot een wederzijdse ontdekking van culturen en volkeren op grond van gelijkenissen, kortom een ontdekking die niet beperkt is tot exotisme en folklore. Zo bestaat er, om maar één bijvoorbeeld aan te halen, zowel in België als in Afrika een traditie op het gebied van textiel, maskers, marionetten, juwelen… tradities waarin Belgische en Afrikaanse ontwerpers elkaar zouden kunnen ontmoeten. Africalia vzw wordt gefinancierd door de Nationale Loterij. Het budget in 2002 bedraagt 2,5 miljoen euro.
15
ZUIDKAAP
DE AFRIKAANSE VERTELLERS Een wereld vol wijsheid
“In den beginne was het Woord”
Sinds mensenheugenis zijn de cultuur en de mentaliteit van de autochtone bevolking in zwart Afrika geworteld in de orale traditie. Die traditie wordt uitgedragen door personen die het levend geheugen vormen van de clan of de stam. In bepaalde streken, vooral dan in West-Afrika, worden ze altijd “griots” genoemd. Uit de woordenboeken blijkt echter dat die term vandaag steeds meer gebruikt wordt voor alle Afrikaanse vertellers en een brede lading dekt, want het gaat zowel om chroniqueurs als om zangers, komediespelers, spreekwoordkunstenaars enz.
Dit soort orale cultuur bestond in alle vroegere samenlevingen en in alle continenten vóór het schrift zijn intrede deed. Ze bleef echter voortbestaan in samenlevingen waaraan de stedelijke beschaving met haar ingrijpende veranderingen voorbijging. Denken we maar aan de lange avonden die gezinnen in de 19de eeuw in Europa doorbrachten rond de haard. De orale traditie diende om de waarden uit het verleden door te geven, om een moraal uit te dragen in de vorm van verhalen. In zwart Afrika waren de rol en de persoonlijkheid van de verteller echter van in de vroegste tijden van kapitaal belang. Op sommige plaatsen zijn ze dat trouwens nog altijd. De vertellers werden alom gevreesd en gerespecteerd. Ze stonden vaak dicht bij de machthebbers, als bewaarders van alle mondelinge verdragen en overeenkomsten, als verkondigers van de heldendaden van de stam en de chefs van weleer. Ze leidden jonge krijgers op en onderhandelden over huwelijken. Ze kondigden de leefregels en verboden af, waren het geheugen van de groep en hielden de oude deugden in ere: moed, wijsheid en gulheid. Ze waren meesters in het beschrijven van hoe elke categorie toehoorders - mannen, tieners, vrouwen, kinderen - zich moest gedragen. Dat gebeurde in de vorm van verhalen en
De vertellers of ‘griots’ zijn de ‘mondelinge bibliotheek’ van de Afrikaanse geschiedenis en cultuur.
parabolen. Ze werden al op heel jonge leeftijd opgeleid - vaak gebeurde dit van vader op zoon - en vormden afzonderlijke kasten. Ze hebben niet alleen een fantastisch geheugen, iets wat westerlingen zo aan hen bewonderen, maar hebben meestal ook talent voor muziek en zang, waarmee ze de verschillende periodes ritmeren. Het zijn ook meesters in klanknabootsingen en gebaren, waarmee ze hun verhalen kracht bijzetten. “In culturen zonder schrift worden de gesproken allegorieën weergegeven via beeldschrift, beeldhouwkunst, gravures of versieringen. Zij houden de herinnering aan speciale gebeurtenissen of grote leiders levend. (…) Elk siermotief op matten of plantaardige stoffen wordt aangeduid met een speciale benaming: de vingers van Kanya, de trommel van Mikope, het mes van Wopo, de schildpad, de kamhagedis of de pad.” Op die manier beschrijft GastonDenis Périer in zijn woord vooraf bij het boek van Albert François (1), dat in 1938 gepubliceerd werd, hoe verhaal en traditie verstrengeld zijn in de verschillende uitdrukkingswijzen van orale culturen. En hij vervolgt: “Voor de Bantoegemeenschap zijn droom en werkelijkheid nooit volledig gescheiden.” Hij merkt ook op dat, tot in het contact met de westerse beschaving en haar instrumenten, “de zwarte verteller als dichter het personage of het ingevoerde instrument opneemt in zijn fabelboek. Hij vermengt het op een geniale manier met de symbolische verspreiding van zijn orale gedichten.”
De bewaarders van een onschatbaar erfgoed
© Novo Mundo
Het is verheugend om vast te stellen dat, in de omstreden erfenis van een uiterst korte kolonisatie - in het geval van de Belgische kolonisatie in Congo - , mensen zich van bij het begin geïnteresseerd hebben voor de schat die de orale traditie was, en alles optekenden wat ze hoorden. Deze aandachtige geesten hadden eerbied voor de persoonlijkheid van de autochtonen. Het waren in de eerste plaats missionarissen die dicht bij hun kudde wilden staan en snel hun taal onder de knie kregen. Later namen
16
Dimensie 3 / 2002-2
ZUIDKAAP intellectuele leken die rol over. Hun taak als behoeders van de traditie werd overgenomen door de jonge generaties Afrikanen die de kans kregen om hogere studies te volgen. Het zijn zij die vandaag die erfenis doorgeven en de Afrikaanse vertel- en dichtkunst actualiseren om ze aan te passen aan de moderne context. Dankzij hen zijn deze aloude visie op de wereld, deze mythen en verhalen en deze ontelbare gezegden, die de levende traditie van Afrika vormen, tot ons gekomen. We kunnen er datgene uit putten wat pater Tempels zonder aarzelen filosofie noemde. Datgene wat zovele aandachtige toehoorders, dichters, schrijvers en westerse taalkundigen ons schonken: een rijke oogst aan wijsheid, een terugkeer naar de essentiële menselijke waarden, beelden en ritmes die de gemeenschappelijke erfenis van de universele cultuur verrijken. Een treffend voorbeeld is de Afrikaanse kosmogonie, de “zwarte Bijbel” (2) die een arts en een territoriale bestuurder uit België in de jaren twintig optekenden tijdens lange avonden rond het vuur. Of het essay dat Olivier de Bouveignes (3) in 1948 publiceerde en waarin hij op een opmerkelijke manier deze ongelofelijk rijke en bijzonder gevarieerde orale literatuur beschrijft. Volgens hem moeten we een onderscheid maken tussen de literatuur van de professionele chroniqueurs of officiële behoeders van de traditie bij bepaalde stammen, en de volksliteratuur, die van de komediespelers, zangers, vertellers en spreekwoordkunstenaars. De eersten moesten de stambomen van de grote families van de stam en de vroegere luister van de voorouders verzamelen en levend houden. Zo heeft (had?) elke belangrijke groep zijn levende bibliotheek. Die bevat de afstamming en de legende van de voorouders, hun heldendaden en hun onderricht: gewoonten en opvattingen die doorgegeven worden van generatie op generatie. Sommige ouderlingen schrokken er in hun verhalen niet voor terug om terug te gaan tot de schepping van de wereld en die te beschrijven in een soort kosmogonie. Het is dit soort relatie met de wereld die vastgelegd wordt in een “zwarte Bijbel”. Sommige stammen hebben een volksheld, een soort Uilenspiegel die op een schalkse, satirische manier de huidige moraal uitdraagt. Het is echter niet in de geschriften die de kolonisators publiceerden - ook al groeiden ze uit tot de “redders” van dit erfgoed - dat we deze breedvoerige en boeiende verhalen kunnen smaken, verrijkt met de verbeelding van de verteller, die zijn woorden
Dimensie 3 / 2002-2
kracht bijzet met gebaren en de typische keelklanken van de Afrikaanse talen. Deze verhalen ontrollen zich als golven op de oceanen, rond een vuur met de geur van eucalyptus of krakende wortels, tijdens een zwoele sterrennacht. Die avonden, waarbij de tijd lijkt stil te staan, maken deel uit van de magie van Afrika. Bij de vertellers vervangt de mimiek de bewuste weglatingen en betekenen gebaren evenveel als woorden. Het verhaal wordt gekruid met onderliggende spot. Voor de verteller is alles toegelaten; hij houdt van het onwaarschijnlijke, en het wonderbaarlijke speelt een belangrijke rol in zijn verhalen, net als in onze sprookjes. Toch klinkt hier altijd het gezond verstand door, net als in de spreekwoorden en gezegden die vaak de conversaties kruiden tussen de autochtonen van zwart Afrika. Ook de gezangen behoren tot de orale literatuur, en muziek dient alleen om de woorden te ritmeren. Kinderen krijgen ook onderwijs via de beeldrijke middelen van de orale expressie: heldendichten, verhalen, spreekwoorden en raadsels. De volkeren die in de traditionele dorpen woonden of nog wonen, gebruiken immers heel spontaan een beeldtaal vol symbolen en metaforen. Deze traditionele rijkdom dreigde te verdwijnen door de cultuurschok van de kolonisatie en de moderne transportmiddelen, die onvermijdelijk tot intellectuele vermenging leiden. Gelukkig stellen we steeds vaker vast dat dit kostbare erfgoed bewaard is gebleven. De huidige vertellers houden het in ere en geven het op een aangepaste manier door aan de jonge generaties, niet alleen in hun eigen land maar ook in het Westen.
bij ons verschijnen ze als de komediespelers uit een bekend liedje die de sterren van de hemel zingen. Met in hun zog kinderen, tieners en volwassenen die betoverd worden door hun verhalen en gedichten. Of het nu…Antoine Tshitungu Kongolo is die een bloemlezing publiceert (4), Ngo Semzara Kabuta die verhalen en gedichten uitgeeft, de aanzet geeft tot colloquia, scholen bezoekt, jongeren stages aanbiedt waarin ze zich leren uiten, zichzelf en de anderen leren kennen, of Boyikasse Buafomo, de “doorgever van woorden”, die rondreist om animatie te geven voor kinderen, de vzw Libiki opricht en geïllustreerde verhalen publiceert uit Congo, Kameroen en elders... Het zijn al die zangers met hun helse ritme die ons de Afrikaanse zon schenken als een Graal voor onze afgestompte ziel. Het zijn die schitterende dansers die opnieuw de beweging uitvinden. Het zijn al diegenen die ons, zoals Ngo Semzara Kabuta het zo prachtig verwoordt, een wereld laten ontdekken “waarin het leven zichzelf voortdurend vernieuwt in muziek, dans en kleuren; (…) waarin de ideeën uit heel de wereld wonderbaarlijke metamorfosen ondergaan.” Enkele maanden geleden bracht ik tijdens een reportage in Mali een avond door met een groep Malinezen en Europeanen uit verschillende landen. De maan rees op aan de sterrenhemel, die zo vlakbij leek dat je ze had kunnen aanraken. De verstikkende warmte veranderde in zoelte, het enorme getsjirp van de krekels deed de nacht zinderen. Onze gastheren begonnen te lachen, te zingen en op tafel te kloppen. Momenten van puur geluk. “Een trommel is genoeg om Afrika in beweging te brengen”…
Wijsheid voor de huidige tijd Marie-Madeleine Arnold
Verbazend aan de voortschrijdende ontmenselijking van onze westerse samenleving is dat ze bij de huidige jeugd een drang heeft doen ontstaan naar “iets anders”. De jongeren zijn op zoek naar een existentiële dimensie in hun leven waarbij er plaats is voor gebarentaal, gezang en uitbundigheid. Soms hoort daar ook het zoeken naar kunstmatige paradijzen bij. De jeugd wil opnieuw de echte “menselijke” waarden ontdekken, authentieke waarden die teruggaan naar de bron, en niet de valse waarden die het materialisme hun opdringt. De dichters en vertellers, de Afrikaanse “troubadours” van vandaag hebben dit, met hun aangeboren gezond verstand en genie, goed begrepen. Zowel in Afrika als
(1) « Des Noirs et des Blancs », door Albert François, Les Editions de Belgique, Brussel 1938 (2) « Une Bible Noire » door « Des Fourche en Morlighem, Ed. Max Arnold, Brussel 1972 (3) « Poètes et conteurs noirs » door Olivier de Bouveignes, Editions Zaïre, Antwerpen 1948 (4) « Dits de la nuit », selectie van teksten, commentaar en interepretatie door Véronique Jago-Antoine en Antoine Tshitungu Kongolo, Ed. Labor, Brussel, 1994.
17
Dimensie3 Tweemaandelijks tijdschrift van de Directie-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS)
UGANDESE SCHILDERS
Inheriting (James Kitamirike)
Verantwoordelijke uitgever: Cristina Funes-Noppen, Bijzonder Commissaris DGIS Redactie: DGIS – Informatiedienst Karmelietenstraat 15 B-1000 Brussel Tel.: 02 / 519 08 81 Fax: 02 / 519 05 44 E-mail: :
[email protected] www.dgic.be
Akello (Fred Makubuya)
Pure Innocence (David Kibuuka)
Drukkerij: Claes Printing Tel.: 02 / 378 09 39 Lay-out: AVPAO Tel.: 0477 / 937 807
The Barter (David Kibuuka) The settlers (Dan Sekanwaga)
De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGIS of van de Belgische regering. Overname van artikels is toegelaten mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Abonnement: gratis in België en in het buitenland. Dimensie-3 verschijnt vijf maal per jaar. Gedrukt op kringlooppapier
The awakening – Dan Sekanwaga – Great expectations Bron : The Art Room, San Francisco Foto’s: Willis Shalita
DGIS-PUBLICATIE : LANDBOUWGEWASSEN IN AFRIKA ‘Agriculture in Tropical Africa’ (Engelstalige versie) en ‘Agriculture en Afrique tropicale’ (Franstalige versie) is een gloednieuwe wetenschappelijke publicatie van DGIS. Dit lijvige referentiewerk (+1.600 blz) over tropische landbouwgewassen in Sub Sahara Afrika werd samengesteld door een ploeg van meer dan zeventig Belgische, Afrikaanse en andere buitenlandse wetenschappers. Het eerste deel omvat de monografieën van de gewassen, bekende en minder bekende, telkens geïllustreerd met foto’s, botanische tekeningen en productietabellen voor de periode 1961-1999; de landennota’s in het tweede deel beschrijven de economische situatie van alle landen bezuiden de Sahara, met uitzondering van Zuid-Afrika.
Dit bijzonder waardevol en uitzonderlijk boek richt zich exclusief tot landbouwkundigen, landbouwtechnici, voorlichtingsdeskundigen, universiteiten en landbouwscholen in het Zuiden, ngo’s, beroepsorganisaties, ministeries van landbouw en plattelandsontwikkeling, doctoraatstudenten, kortom tot specialisten ter zake. De publicatie is gratis, maar de (schriftelijke!) aanvragen moeten degelijk verantwoord worden. Adres: DGIS, t.a.v. Luc Sas (D41), Brederodestraat 6, 1000 Brussel. Fax. 02/501 05 70. E-mail:
[email protected] Vergeet niet te vermelden in welke taal u het boek wenst. In België moet het na afspraak worden afgehaald bij DGIS. In het buitenland gebeurt de verdeling via de Belgische ambassades.