Dimensie 3
MEI • JUNI • JULI
2003 1999 - 21
Afgiftekantoor Brussel X
Driemaandelijks tijdschrift van DGOS
MALI DGOS
Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking FEDERALE OVERHEIDSDIENST OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE BUITENLANDSE ZAKEN,BUITENLANDSE ZAKEN,BUITENLANDSE HANDEL HANDEL EN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING ONTWIKKELINGSSAMENWERKING FEDERALE V.U.: Martine Van Dooren, Karmelietenstraat 15, B-1000 Brussel
M
Dimensie 3 e
i
•
j
u
n
In dit nummer
i
•
j
u
l
i
2
0
0
3
p. 1
Een trofee voor het Belgisch Overlevingsfonds
p. 5
Alafia, Salam, Lafia(*) en de rest…
p. 9
De Belgische samenwerking
p. 10
‘Vleugels’ voor humanitaire projecten in het noorden
© DGOS/T. Loncke
MALI
ZUIDKAAP De meesters van de Sogolon Maskers en marionetten van de Bambara in Mali
© X. Van der Stappen
p. 12
INTERNATIONAAL ZOETWATERJAAR p. 14
Marokko: de Belgische samenwerking in water en sanering
p. 17
© BTC/CTB Marokko
GEMENGDE COMMISSIES Niger en Ethiopie
Foto omslag : marktdag in Djenné (Mali) © X. Van der Stappen
M
ali, het op vijf na grootste land van Afrika in hartje Sahel zonder toegang tot de zee, een kwetsbaar klimaat met in het verleden rampzalige droogten, hongersnoden en dictatuur is volop in beweging. Sedert ruim tien jaar heeft het land resoluut gekozen voor democratie en decentralisering van het maatschappelijk en politiek bestel, een democratie die zich niet zozeer spiegelt aan het buitenland maar die zich wortelt in de eigen cultuur. Gemeenschappen krijgen veel meer zeggenschap en verantwoordelijkheid om een maatschappelijk middenveld op te bouwen van zelfstandige organisaties en groeperingen die los van de overheid opereren om Vijand Nummer Eén, de armoede, te overwinnen. Voor de grillen van het klimaat bestaan uiteraard geen pasklare oplossingen, maar om vooruit te raken is het belangrijk dat de Malinezen mondiger worden en zoveel mogelijk zelf hun lot in handen nemen. België probeert daar toe bij te dragen met onder meer projecten van het Belgisch Overlevingsfonds. In dit nummer van Dimensie brengen we een reportage over een van die projecten dat vorig jaar een zeer gewaardeerde onderscheiding kreeg van de lokale bevolking. Het project bestrijkt het gebied rond het legendarische en vandaag meer en meer onder het zand bedolven Tombouctou waar water schaars is en landbouw bedrijven nog steeds een taaie strijd om te overleven betekent.
M
aar Mali is zoveel meer dan een uiterst arm en droog land. Dankzij de Nigerstroom die een wijde bocht door de steppen en savannen maakt, boogt het op een oude, hoogstaande en springlevende cultuur die teruggaat tot de Middeleeuwen en van het land een van de meest authentieke van Afrika maakt, met om maar één voorbeeld te noemen, meer marionetten per vierkante kilometer dan gelijk welk ander land ter wereld, zoals u zal ontdekken in onze rubriek Zuidkaap.
De redactie
MALI
EEN TROFEE VOOR HET BELGISCH OVERLEVINGSFONDS In Tombouctou schaart de bevolking zich achter een project dat medegefinancierd wordt door het Belgisch Overlevingsfonds
In december 2002 organiseerde radio Jamana (De Natie), een lokale zender in Tombouctou, voor het tweede jaar op rij de wedstrijd ‘Trofee Persoon van het Jaar’. Deze trofee gaat - na stemming van de bevolking en beraadslaging van de jury - naar de natuurlijke of rechtspersoon die het afgelopen jaar het best heeft bijgedragen tot de lokale ontwikkeling in de zes gemeenten van de Kring Tombouctou. In 2002 werd het ‘PACR-T - Projet d'appui aux collectivités rurales de Tombouctou’ (Project ter ondersteuning van de rurale collectiviteiten van Tombouctou), een project dat medegefinancierd wordt door de Belgische samenwerking, gelauwerd met deze onderscheiding.
R
adio Jamana in Tombouctou is het 8ste station van het gelijknamige FM-net, een multimediacoöperatie die heel Mali bestrijkt. Radio Jamana is niet alleen een informatie- en ontspanningszender, maar zet zich ook in voor de promotie van de Malinese talen en cultuur, de milieubescherming, een betere gezondheidszorg, plattelandsontwikkeling en de consolidatie van de rechtsstaat. In die optiek ondersteunt de zender initiatieven om de sociaaleconomische ontwikkeling te bevorderen van de gemeenten van de zogenaamde Cercle of Kring Tombouctou (6 gemeenten, ongeveer 70.000 inwoners) en ijvert hij voor de erkenning van verdiensten. De prijs “Trofee Persoon van het Jaar” past binnen deze filosofie.
Democratisering, vrede en decentralisatie Het project PACR-T moet geplaatst worden in een historische en politieke context die sinds meer dan een decennium volop aan het veranderen is. Een beetje geschiedenis. Ms Khadidia Bâ Diallo (midden), verantwoordelijk voor de communicatie van het project, met de trofee: een in hout gesneden kaart van Afrika, overvlogen door een postduif.
Dimensie 3 / 2003-2
Begin jaren 1990 wordt generaal Moussa Traoré, die sinds 1968 aan de macht is in Mali, op twee fronten belaagd. Hij krijgt af te rekenen met de druk van de civiele maatschappij, die strijdt voor democratie, en tegelijk met een Toeareg-opstand in het
noorden van het land. In dit deel van Mali, waar de natuur onherbergzaam en de basisinfrastructuur schaars is, voelen de mensen zich politiek en economisch in de steek gelaten door de hoofdstad Bamako, terwijl ze al jaren getroffen worden door ernstige opeenvolgende droogten. Het corrupte regime van toen steekt bovendien de internationale hulp in eigen zak. Op 26 maart 1991 wordt het regime van Moussa Traoré na een volksopstand omvergeworpen, wat meteen een einde maakt aan 23 jaar militaire dictatuur. Vanaf dan komt er een democratiseringsproces op gang. In april 1992 tekenen de overgangsregering en de gewapende groepen in het noorden een Nationaal Pact. Kort nadien worden de eerste democratische verkiezingen georganiseerd. Er worden een parlement, een regering en een nieuwe president verkozen: Alpha Oumar Konaré. Het conflict met de Toearegs (1990-1995) duurt echter voort. In de daaropvolgende jaren moet de nieuwe regering de vredesakkoorden van 1992 consolideren. De civiele maatschappij en haar leiders krijgen een belangrijke rol bij de oplossing van het conflict. Ze organiseren intercommunautaire ontmoetingen en knopen onderhandelingen aan met de rebellen, waarbij ze deze ervan kunnen overtuigen de wapens neer te leggen. De regering en de internationale
1
MALI gemeenschap, in het bijzonder de Verenigde Naties, ondersteunen het Malinese volk op zijn weg naar vrede, enerzijds door te ontwapenen, anderzijds door de reïntegratie te financieren van heel wat voormalige rebellen in het reguliere leger of in het burgerleven. Op 27 maart 1996 wordt de vrede definitief bezegeld in Tombouctou en symbolisch gevierd met de ceremonie van de ‘Vredesvlammen’. Tijdens die plechtigheid, die sindsdien ieder jaar herdacht wordt, worden ongeveer 3.000 door de rebellen ingeleverde wapens verbrand, in aanwezigheid van ex-protagonisten van het conflict en van vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap. Maar iedereen weet iedereen dat een duurzame vrede alleen mogelijk is als er inspanningen geleverd worden voor de economische en sociale ontwikkeling van het noorden. In die context groeit het idee om te decentraliseren. In 1992 reeds stelde de toekomstige president Konaré in zijn campagne voor de presidentsverkiezingen een maatschappelijk project voor dat gebaseerd was op het teruggeven van de macht aan de lokale bevolking en de terugkeer naar de traditionele waarden. Zodra hij aan de macht komt, in juni van datzelfde jaar,
In vogelvlucht ∑ Oppervlakte: 1.240.192 km2 (ongeveer 40 keer België) ◆ ∑◆ Hoofdstad: Bamako (1 miljoen inwoners). Andere steden: Segou, Mopti, Sikasso ∑◆ Onafhankelijkheid (van Frankrijk): 22 september 1960 ∑◆ Bevolking: 10,8 miljoen inwoners; 9 inwoners/km2 ∑◆ Bevolkingsgroei: 2,9%; gemiddeld aantal geboorten/vrouw: 7; bevolking tussen 0 – 14 jaar: 46%; ∑◆ Kindersterfte: 120 per 1000 levendgeborenen sterft voor het vijfde levensjaar; ∑◆ Gemiddelde levensverwachting: 52 jaar ∑◆ Ondervoeding: 32% van de bevolking (1996-1998) ∑◆ Samenstelling bevolking: voornamelijk Bambara, verder Malinke, Songhai, Peul, Touareg en Moren. ∑◆ Religie: islam (90%), animisme (9%), christendom (1%) ∑◆ Taal : Frans (officiële taal), Bambara (80 %), talrijke lokale talen ∑◆ Alfabetisme volwassenen: 40 % (m), 25% (v) ∑◆ BNP p/p per jaar: 254 dollar. Volgens de UNDP-rangschikking (2002) behoort Mali tot de tien armste landen ter wereld ∑◆ Klimaat: regenseizoen (juli-september); ‘koeler’seizoen (oktoberfebruari), heet seizoen (maart-juni); neerslag: 100 mm/jaar in de Saharazone (noorden) en meer dan 1.000 mm/jaar in de Sudanzone (zuiden) ∑◆ Hydrografie: de Niger stroomt door Mali over een lengte van 1.700 km en de Bafing (Senegal) over 800 km ∑◆ Economie: landbouw: slechts 3 % van de grond is geschikt voor landbouw maar 80 % van de bevolking leeft van de landbouw en visserij (Nigerdelta). De landbouw vertegenwoordigt 46% van het BNP; industrie (17%), diensten (37%) ∑◆ Belangrijkste exportproducten: katoen, aardnoten, vee en goud ∑◆ Buitenlandse schuld: 3,3 miljard dollar (2000) ∑◆ Munteenheid: Franc CFA, de munteenheid van de West-Afrikaanse economische Gemeenschap, 1 FCFA = 0,002 euro ∑◆ Staatshoofd: president Amadou Toumani Toure (15 mei 2002). Mali is sinds 1992 een democratie: er is een grondwet, er is een democratisch gekozen president, er zijn politieke partijen, er is persvrijheid, er is een rechtsstaat. ∑◆ Websites met informatie: www.info-matin.com www.cefib.com/presse www.malipages.com Bronnen: UNCTAD, Wereldbank, CIA
Kaart: CIA
2
Dimensie 3 / 2003-2
MALI vormt decentralisatie de spil van de ontwikkelingsstrategie van de Malinese regering, die op die manier een pioniersrol vervult in de regio . Net als bij het herstel van de vrede worden de lokale bevolkingsgroepen actief betrokken bij de ontwikkeling van hun respectieve gemeenschap en dus van heel het land. De decentralisatie leidde tot een sterke territoriale en administratieve verdeling van het land. Na afloop van dit proces werd Mali verdeeld in één district (Bamako) en acht ‘regio’s’. Die bestonden op hun beurt uit ‘kringen’, samengesteld uit stedelijke of plattelandsgemeenten. In 1996 werden 680 nieuwe gemeenten opgericht, wat het totale aantal lokale collectiviteiten op 703 bracht. Deze verdeling ging gepaard met de oprichting van nieuwe democratische instellingen op alle niveaus, waaronder de gemeenteraden, het resultaat van de eerste gemeenteraadsverkiezingen van 19981999. Daarnaast werd er een nationaal mechanisme in het leven geroepen voor financiële en technische ondersteuning, om de gedecentraliseerde autoriteiten te helpen in hun nieuwe functies. Vandaag is de overdracht van bevoegdheden (hydraulica, onderwijs en gezondheidszorg) van de centrale Staat aan de lokale collectiviteiten volop aan de gang. De gemeenten hebben echter te weinig menselijke en financiële middelen om deze bevoegdheden te beheren en hun eigen ontwikkeling te plannen. De donorgemeenschap, waaronder het Belgisch Overlevingsfonds (BOF), het VN-
Uitrustingsfonds (UNCDF) en het VNOntwikkelingsprogramma (UNDP), ondersteunt de Malinese regering in haar inspanningen voor democratisering en decentralisatie. Dit alles stoelt op de basishypothese dat armoedevermindering moet gebeuren door goed lokaal te besturen en door de actoren op het laagste niveau te responsabiliseren. Deze hypothese sluit goed aan bij het beleid van de Malinese regering, die sinds enkele jaren van armoedebestrijding een prioriteit maakt in het ontwikkelingsproces. In 2002 keurde ze een ‘Poverty Reduction Strategy Paper’ (PRSP) goed waarin de noodzaak wordt benadrukt om de ontwikkelingsacties doeltreffender te maken ten voordele van de armen. Bovendien moeten deze acties passen binnen de strategieën op middellange en lange termijn waarbij de armen hun economische en sociale promotie in eigen handen kunnen nemen. De winnaar van de trofee “Persoon van het jaar 2002”, het PACR-T, past perfect binnen die dynamiek.
De laureaat… Het PACR-T ging concreet van start in mei 1999, met de steun van het Belgisch Overlevingsfonds (BOF), het VNUitrustingsfonds (UNCDF), het VNOntwikkelingsprogramma (UNDP), het Wereldvoedselprogramma (WFP), de Malinese regering en de lokale gemeenschappen. Het BOF draagt 40 % van de totale kostprijs. (Het PACR-T is niet het enige BOF-project in Mali. Momenteel zijn er nog drie andere). De officiële overeenkomst bepaalt dat het project 5 jaar zal
duren. Het moet dus in mei 2004 voltooid zijn. Het omvat 27 plattelandsgemeenten die tot drie van de vijf administratieve ‘kringen’ behoren die samen de ‘Regio’ Tombouctou vormen, en een bevolking van ongeveer 230.000 personen tellen. Hoofddoel van het project is de duurzame verbetering van de leefomstandigheden van de plattelandsbevolking, door het lokale ontwikkelingsproces te steunen dat de bevolking en haar verkozenen mee hebben goedgekeurd en gepland. Het komt er dus op aan de mensen te helpen om hun eigen behoeften te formuleren, prioriteiten vast te leggen bij de uitwerking van een lokaal ontwikkelingsplan en de nodige acties uit te voeren om te voldoen aan de geformuleerde behoeften. Met andere woorden: het is de bedoeling van het project dat de basis zich het ontwikkelingsproces toe-eigent, door de begunstigden zelf er steeds meer bij te betrekken en te responsabiliseren. Van deze aanpak worden drie belangrijke resultaten verwacht: de invoering van doorzichtige en participatieve planningsmechanismen voor de lokale ontwikkeling; de mobilisering op gemeentelijk vlak van de externe en interne financiële middelen om de nodige investeringen mogelijk te maken; de versterking van de lokale capaciteiten voor de planning, realisatie, follow-up en evaluatie van de ontwikkelingsacties. Om die resultaten te bereiken, wordt een communicatiestrategie uitgewerkt om de bevolking te informeren en te sensibiliseren inzake decentralisatie en de rol die ze daarbij voortaan moet vervullen. Er worden opleidingen georganiseerd voor de lokale actoren over thema’s die verband houden met goed bestuur en lokale ontwikkeling. Ze worden ondersteund door diverse educatieve media, zoals planningsgidsen voor de gemeenten, handleidingen voor zelfevaluatie en voor het opstellen van de gemeentelijke begroting, … De vertegenwoordigers van de Malinese Staat blijven de lokale collectiviteiten ondersteunen en leveren bijstand en adviezen. Het PACR-T past binnen de mechanismen voor technische en financiële ondersteuning die overal
Sinds 1996 wordt in Tombouctou op 27 maart de herdenking van de ‘Vredesvlammen’ massaal gevierd.
Dimensie 3 / 2003-2
3
MALI Tombouctou : de grote moskee Djineguereber. In de stad staan drie van de oudste moskeeën ter wereld.
De investeringssubsidies voor de gemeenten vormen het laatste interventiedomein van het project. Ze worden toegekend via financiële instrumenten en bedragen maximum 90 % van de totale investeringskosten. De overige 10 % zijn voor rekening van de gemeenten zelf. Thérèse Loncke Tekst en foto’s
in het land georganiseerd worden om de mensen en de verkozenen te helpen hun eigen ontwikkeling ter hand te nemen.
Het project ondersteunt ook de uitwerking van een institutioneel overlegkader dat ervoor zorgt dat de bevolking daadwerkelijk kan deelnemen aan heel het proces.
Het United Nations Capital Development Fund (UNCDF) of het VN-Uitrustingsfonds maakt deel uit van de groep van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP). Het werd opgericht in 1966 om kleine investeringen te doen in de armste landen. De voorbije jaren heeft het echter grondige koerswijzigingen doorgevoerd. Vandaag heeft het UNCDF als algemene opdracht bij te dragen tot de armoedevermindering door goed lokaal bestuur te ondersteunen en door microfinancieringsoperaties te organiseren. UNCDF gaat uit van het principe dat de doeltreffendste en duurzaamste oplossingen voor de problemen van de bevolking te vinden zijn op haar niveau. Vandaar dat het rechtstreeks samenwerkt met de lokale collectiviteiten voor de realisatie van programma’s die de verantwoordelijkheden inzake de aanleg van sociale en economische basisinfrastructuur en het beheer van de natuurlijke hulpbronnen moeten overdragen aan het daartoe meest geschikte niveau. Daarbij ligt de nadruk op partnerschap, de participatie van de bevolking aan de planning, de realisatie en follow-up van de acties, de versterking van de lokale capaciteiten en het doorzichtige beheer van de publieke goederen, in dienst van het algemeen belang. Deze aanpak moet ervoor zorgen dat de investeringen daadwerkelijk afgestemd zijn op de door de bevolking geformuleerde behoeften, toegankelijk zijn voor de armsten en bijdragen aan de verbetering van hun leefomstandigheden. Inzake microfinanciering steunt UNCDF de groei en de oprichting van betrouwbare en duurzame microfinancieringsinstellingen, om op die manier financiële diensten te ontwikkelen die toegankelijk zijn voor de armsten. In zijn twee interventiedomeinen steunt het UNCDF meestal vernieuwende proefprojecten. De “goede praktijken” die uit die projecten worden gedistilleerd, worden dan op grotere schaal toegepast om overal ter wereld beleidsmaatregelen uit te werken voor de armen. Het Fonds ziet er ook op toe dat zijn projecten of programma’s maatregelen bevatten die ervoor zorgen dat er duurzame resultaten worden bereikt en dat de partnerdonors zich nadien kunnen terugtrekken. UNCDF werkt vooral met vrijwillige bijdragen van landen, maar er zijn ook nog andere financieringsbronnen (ngo’s, multilaterale instellingen enz.). Naast de vrijwillige bijdragen kunnen de donors UNCDF steunen door cofinancieringsakkoorden te sluiten. Ze moeten dan een project of een groep specifieke projecten, een land, een regio of een themaprogramma kiezen. In 2002 waren de vier belangrijkste donors: Zweden, Noorwegen, Denemarken en Nederland, gevolgd door een groep van zes andere landen, waaronder België. De bijstand van UNCDF is vooral bestemd voor de minst ontwikkelde landen. In 1998 besloot het Fonds om zijn inspanningen vooral te richten op 15 “concentratielanden”, waaronder Mali, om zo de impact van zijn programma’s te optimaliseren. Toch kregen in 2002 veertig landen hulp van UNCDF.
4
Dimensie 3 / 2003-2
MALI
ALAFIA, SALAM, LAFIA EN DE REST…
(*)
In maart 2003 kreeg de Directie Informatie van DGOS de kans om de rechtstreekse begunstigden van het PACR-T te ontmoeten op hun terrein. Verslag van een tocht langs de gemeenten van Tombouctou…
(*) Door hun betekenis (‘Vrede’) herinneren de namen van deze gemeenten aan de akkoorden van Tombouctou in 1996.
Enkele leden van de vrouwenvereniging ‘Arahim’ in het gezelschap van Ms Aminata Maïga, die in het project instaat voor opleiding en ‘gender’.
Bewustwordingsproces bij de vrouwen…
O
nze reis begint met een bezoek aan de vrouwenvereniging "Arahim" (Broederlijkheid), in Toya, hoofdplaats van de Gemeente Alafia. Dankzij de decentralisatie en het PACR-T konden de vrouwen van deze vereniging hun behoeften formuleren bij hun gemeenteraad. Met resultaat, want ondertussen hebben ze een pelmachine gekregen. Die verlicht niet alleen hun dagelijks werk, maar doet hun ook tijd winnen. Bovendien kunnen ze met de inkomsten uit de verkoop van hun granen en meel andere activiteiten organiseren, zoals het weven van matten. De vrouwen in Toya zijn vooruitziend. Ze gebruiken een deel van hun verkoopinkomsten voor het onderhoud van de machine en sparen een ander deel om het materiaal te kunnen vervangen als het versleten is. Het PACR-T heeft echter vooral - onder meer via de opleidingen over decentralisatie - de vrouwen bewustgemaakt van de rol die ze kunnen spelen in het decentralisatieproces en dus van het feit dat ze hun toekomst in eigen handen kunnen nemen! Vandaag zijn de vrouwen in Arahim vastbesloten om deel te nemen aan het politieke leven, de vrouwenrechten te verdedigen en ervoor te ijveren dat er rekening gehouden wordt met hun behoeften en dat hun dochters school kunnen lopen. Momenteel moeten ze echter nog steun krijgen voor hun initiatieven. ‘We hebben nood aan meer opleiding’, aldus de voorzitster van de vereniging, wat de andere aanwezige vrouwen beamen. ‘Alafia telt momenteel slechts één vrouwelijk gemeenteraadslid (zij is ook de enige verkozen vrouw in de Kring Tombouctou, nvdr), maar na de volgende verkiezingen in mei
Dimensie 3 / 2003-2
2004 willen we met vier zijn. Om dat doel te bereiken, moeten we een opleiding krijgen over het verkiezingsproces, weten wanneer en hoe we ons moeten inschrijven op de lijsten, hoe we campagne moeten voeren, … We willen op dat vlak even goed geïnformeerd zijn als de mannen! We hebben heel wat ideeën uit te voeren want de noden zijn groot.’ ‘Het PACR-T moet ons de komende jaren blijven ondersteunen’, benadrukken de vrouwen. In de andere gemeenten die we bezochten, is dezelfde boodschap te horen.
Water, water en nog eens water… In de gemeente Salam ( ± 130.000 km2, ongeveer 22.000 inwoners, meestal nomadenstammenn) konden we praten met de burgemeester en de andere leden van de gemeenteraad, de gemeenschapsleiders of dorpschefs en een hele groep vrouwen. In deze gemeente, waarvan het grondgebied dat bijna volledig uit woestijn bestaat - zich in het noorden uitstrekt tot aan de Algerijnse grens, was er veel te doen over toegang tot water. ‘Vroeger was hier alleen zand, vandaag bent u hier in het dorp Agouni, hoofdplaats van de gemeente’, zegt de burgemeester van Salam. ‘We hebben een gemeentehuis, een gezondheidscentrum en een huis voor het verplegend personeel, een school, een vaccinatiepark voor dieren, … We hebben ook een waterleidingsysteem aangelegd waardoor de dorpsbewoners en de voorbijtrekkende nomaden gemakkelijker toegang hebben tot water. Het grootste deel van die infrastructuurwerken en andere investeringen, putten bijvoorbeeld, werd uitgevoerd op het volledige grondgebied van de gemeente, met de steun van het PACR-T.’ De waterprojecten zijn onschatbaar voor het dagelijkse leven van de dorpelingen, vooral voor de vrouwen. ‘Vroeger moesten de vrouwen of de kinderen een grote afstand afleggen tot aan de
5
MALI
Het Belgisch Overlevingsfonds (BOF) is een initiatief van het Belgisch Parlement, dat een antwoord wou bieden op het “Manifest tegen de honger” dat begin jaren 80 voorgesteld werd door 77 Nobelprijswinnaars, Europese parlementsleden en Belgische politici. Op 3 oktober 1983 werd een eerste wet goedgekeurd tot oprichting van het “Overlevingsfonds voor de Derde Wereld”, dat specifieke acties moest ondersteunen tegen de honger in de wereld. Gesterkt door de ervaringen met dit eerste Fonds keurde het Parlement op 9 februari 1999 een tweede wet goed die de wet van 1983 ophief. Het ‘Belgisch Overlevingsfonds’ was geboren, klaar om zijn taak voort te zetten, maar dit keer gewapend met een langetermijnvisie om voedselzekerheid te integreren in een duurzaam beleid. De wet van 1999 en zijn uitvoeringsbesluit preciseren namelijk de algemene strategische doelstellingen van het Fonds, leggen een specifiek strategisch partnerschapskader vast voor de periode 2001-2011 en ook de aanvaardingscriteria van de programma’s ter bestrijding van de voedselonzekerheid. Vandaag werkt het Belgisch Overlevingsfonds samen met 4 internationale organisaties, waaronder het VN-Uitrustingsfonds (UNCDF), een vijftiental Belgische ngo’s en de Belgische Technische Coöperatie (BTC). Het richt zich tot een minstens 5 miljoen mensen, verdeeld over 15 tot 20 landen in Afrika bezuiden de Sahara. Er worden twee eisen geformuleerd om deel te nemen aan het Fonds: het bestaan van een strategisch actieprogramma, ontworpen door zijn nietgouvernementele of multilaterale partners, en de beheersing door de begunstigde bevolking van de opgezette initiatieven. Iedereen, en in het bijzonder de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, toegang geven tot kwantitatief en kwalitatief voldoende voedsel blijft het hoofddoel van het Belgisch Overlevingsfonds. Toch is zijn strategie vandaag gebaseerd op het multidimensionale karakter van de strijd tegen de oorzaken van armoede en voedselonzekerheid. Vandaar dat het vandaag ook wil ijveren voor een betere toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, drinkwater en andere basisdiensten, land, economisch kapitaal enz. Aangezien het gebrek aan menselijk kapitaal of de zwakheid ervan één van de oorzaken is van voedselonzekerheid, wil het Fonds ook acties financieren om de nationale en lokale institutionele capaciteiten en die van de begunstigde gemeenschappen te versterken. Het Fonds ondersteunt dan ook programma’s die een geïntegreerde aanpak voorstaan van armoedebestrijding en voedselzekerheid. Het Overlevingsfonds beschouwt drie strategische actiekrachtlijnen als essentieel om de voedselzekerheid te verhogen: steun aan de decentralisatie; de landbouwhervormingen en de vermindering van de ongelijkheden inzake grondrechten; steun aan een beleid van eerlijke handel. “Gender” is transversaal aanwezig in al die domeinen. Enkele cijfers om deze “prioriteiten” te illustreren. Het Overlevingsfonds steunt momenteel 80 programma’s, waarvan er 30 gericht zijn op de versterking van boerenorganisaties en 15 de decentralisatie ondersteunen, zoals het PACR-T. In sommige landen (Burkina Faso bijvoorbeeld) worden boerenorganisaties beschouwd als belangrijke gesprekspartners voor de formulering van het landbouwbeleid en dus voor de uitwerking van geschikte strategieën om een duurzame voedselzekerheid te waarborgen. Door de decentralisatie te ondersteunen, wil het Fonds de bevolking haar verantwoordelijkheid laten opnemen bij de ontwikkeling van haar gemeenschap. Dat impliceert dat de lokale beleidsmaatregelen vandaag beter afgestemd moeten worden op de geformuleerde behoeften inzake voeding en toegang tot basisvoorzieningen.
6
put’, legt een vrouw uit. ‘Dat kostte veel tijd en energie, en af en toe viel er wel eens een kind in de put. Vandaag is er dankzij het nieuwe systeem stromend water in het dorp. Op die manier winnen we tijd en is er ook meer veiligheid. We kunnen onze kinderen wassen en ze kunnen naar school gaan’ … Een man voegt daaraan toe: ‘Het materiaal dat nodig is voor het watertransport (leren zakken, touwen, kamelen, …) is duur. Vandaag zijn deze kosten weggevallen. Zo komt er geld vrij voor andere uitgaven.’ De goede werking van de infrastructuur vereist een permanente follow-up en heeft dan ook een positieve invloed op de beheerscapaciteiten en de responsabilisering van de bevolking en haar verkozenen. In het kader van de decentralisering richtte Salam verschillende beheerscomités op in specifieke domeinen. Water bijvoorbeeld, een domein waarin inmiddels heel wat vooruitgang werd geboekt. Het water in Agouni is niet gratis. Elke familie, elke veehouder die zijn kudde laaft, moet een bijdrage betalen. Het ingezamelde geld wordt niet alleen gebruikt voor het onderhoud van de infrastructuur en de uitbreiding van het net, maar zou op termijn ook inkomsten moeten opleveren die dan opnieuw geïnvesteerd worden in andere activiteiten en die andere dorpen ten goede komen. Door te betalen, nemen de gebruikers hun eigen verantwoordelijkheid op voor de waterproblematiek. ‘Hier is geen leven mogelijk zonder water’, zegt de dorpswijze. ‘Sinds enkele jaren beginnen de mensen te beseffen hoe belangrijk het is om het watergebruik goed te beheren. De nomaden die zich in het droge seizoen komen bevoorraden in het dorp, hebben echter nog altijd niet goed begrepen waarom ze moeten betalen voor het water… We zullen regels moeten invoeren die voor iedereen gelden …’ Een andere verantwoordelijke van het Comité voor Waterbeheer voegt eraan toe: ‘Het waterbeheer zou nog kunnen verbeterd worden, maar de leden van het Comité moeten een betere opleiding krijgen…’ Het is duidelijk dat er onder meer dankzij het PACR-T vooruitgang is geboekt, maar dat die niet voldoende is. Er is nog heel wat werk aan de winkel om duurzame resultaten te bereiken en de ontwikkeling ten goede te laten komen van de hele bevolking waar die zich ook bevindt in dit immense gebied.
Dimensie 3 / 2003-2
MALI Partnerschap, overleg en complementariteit Derde en laatste gemeente op onze route: Lafia. In Lafia (± 10.000 inwoners) hadden midden jaren 1990 de eerste intercommunautaire ontmoetingen voor de vrede plaats. ‘Er heerst hier opnieuw vrede, in het bijzonder in onze gemeente, het enige probleem dat vandaag overblijft is de ontwikkeling’, verklaart een dorpschef. De burgemeester van Lafia voegt eraan toe: ‘Dankzij het PACR-T is onze gemeente erin geslaagd een antwoord te bieden voor heel wat noden die door de bevolking werden geformuleerd : de bouw van een centrum voor ambachtslieden, een goed uitgerust gemeentehuis, waterputten; de aankoop van molens voor vrouwenbewegingen en van motorpompen voor de irrigatie van de velden om graan te telen. Dankzij deze motorpompen bijvoorbeeld is de voedselzekerheid van een deel van de bevolking van sommige dorpen gewaarborgd’ Het project mag dan al deze verwezenlijkingen mogelijk hebben gemaakt, ook de gemeenten hebben hun verdienste. Ze hebben immers de nodige inspanningen geleverd om voldoende interne financiële middelen (minimum 10 % van de kostprijs van elke investering) te mobiliseren. Ook in Lafia nemen de bevolking en haar vertegenwoordigers steeds meer hun verantwoordelijkheid op. Een andere positieve factor is het volwaardige partnerschap en het overleg dat vandaag plaatsheeft tussen de gemeentelijke verkozenen, de administratie, de technische diensten van de Staat en het team van het project zelf. Daarnaast is er ook een partnerschap en een complementariteit merkbaar tussen mannen en vrouwen. Tijdens onze gesprekken benadrukten de mannen zelf verschillende keren het belang daarvan voor het ontwikkelingsproces.
Op de weg naar Salam: een waterput, gebouwd met de hulp van het PACR-T. Meer dan veertig nomadenfamilies komen zich hier regelmatig bevoorraden; in het droogseizoen zijn het er wel honderd.
en de Malinese regering hebben opgericht. Overal hebben we gemerkt dat zowel vrouwen als mannen zich bewust geworden zijn van hun verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van hun gemeenschap. Overal waren ook dezelfde klachten te horen. We kunnen ze als volgt samenvatten: ‘Dit project heeft de bevolking weliswaar veel bijgebracht, maar we zitten nog maar in de beginfase: er is nog veel werk voor de boeg, en het project mag niet halverwege stilvallen!’
Het PACR-T gezien van boven… of vanop afstand Tijdens onze missie ontmoetten we verschillende vertegenwoordigers van de Malinese administratie en de voorzitter van de Haut Conseil des Collectivités (Hoge Raad voor de Collectiviteiten), een indirect verkozen orgaan dat de territoriale collectiviteiten vertegenwoordigt op nationaal niveau. Het team dat het project coördineert in Tombouctou, het team dat verantwoordelijk is voor het UNCDF-programma in Mali en de leider van de Eenheid ‘Goed Bestuur’ van UNDP formuleerden ook enkele bedenkingen over de evolutie van het project.
Iedereen is het erover eens dat het PACRT perfect past binnen het huidige decentralisatieproces en meer in het algemeen bij de principes van goed bestuur, waarmee Mali zich inspant om de democratisering te bevorderen en de armoede te bestrijden. Iedereen zegt echter ook dat dit proces een werk van lange adem is. Decentralisatie is een relatief nieuw fenomeen in Mali. ‘In dit domein leert iedereen tegelijkertijd bij’, aldus Djoumé Sylla, hoofd van het UNCDF-programma. Ook volgens Oumarou Ag Ibrahim, voorzitter van de Hoge Raad, zijn er heel wat factoren die de goede afloop van de decentralisatie en dus van het project zelf in de weg staan. ‘Overdracht van bevoegdheden moet gepaard gaan met overdracht van middelen. De Staat en de nieuwe regering die in de zomer van 2002 aantrad, lijken dat echter nog niet goed begrepen te hebben. De regering stelt zich namelijk vragen over de decentralisatie!’, verklaart hij. ‘De oorspronkelijke teksten over de decentralisatie zijn niet perfect: uit de praktijk blijkt dat ze lacunes bevatten. Dus moeten ze worden herzien en gecorrigeerd. Een groot deel van de bevolking en van de verkozenen is analfabeet. Er is dan ook van bij het begin een probleem met de toegang tot
In alle bezochte plaatsen hebben we de resultaten kunnen vaststellen van de inspanningen van de bevolking en de ondersteunende structuren die het project
Enkele medewerkers van het coördinatieteam van het PACR-T: (van r. naar l.) Ms Diallo, Hamidou Ongoiba, hoofd van het project, Ms Maïga en Kokou Tchodié (UNCDF), gelast met de opvolging en evaluatie.
Dimensie 3 / 2003-2
7
MALI informatie en het aanleren van de ‘geschreven’ regels van gedecentraliseerd beheer. Decentralisatie impliceert dat de gemeenten over hun eigen middelen beschikken, maar we hebben te maken met een arme bevolking, vooral in het noorden. Beheer op middellange en lange termijn is niet de prioriteit van de mensen, wél elke dag op zoek gaan naar eten!’ De voorzitter van de Hoge Raad wordt bijgetreden Amidou Diakité, de prefect van de Kring Tombouctou,: ‘Eén van de grote problemen in de regio is de inning van de belastingen.’ In dit verband voegt hij eraan toe dat het PACR-T de administratie heeft kunnen helpen om de bevolking duidelijk te maken dat belastingen betalen een absolute noodzaak is, want alleen dan kan hun gemeente de nodige middelen mobiliseren om investeringen te doen voor de hele gemeenschap. Vandaag bedraagt de inningsgraad in de 6 gemeenten van de Kring Tombouctou gemiddeld ongeveer 72 %, terwijl dat vóór het project niet eens 50 % was. Die trend wordt bevestigd in de andere gemeenten waar het PACR-T actief is. Andere obstakels hebben te maken met de specifieke kenmerken van de noordelijke regio: 2/3 van het grondgebied bestaat er uit zand, er is de voortdurend terugkerende droogte, de nomaden zijn moeilijk te lokaliseren enz. Stuk voor stuk factoren die de vooruitgang van het project in de weg staan. Bovendien zouden de volgende gemeenteraadsverkiezingen in mei 2004 volgens sommigen de verworvenheden inzake de capaciteitsversterking van de verkozenen in het gedrang kunnen brengen. Voorzover de gemeenteraden fundamenteel vernieuwd zijn, zullen er dan immers opnieuw opleidingen moeten worden georganiseerd met de nieuwe teams.
het beheer van haar ontwikkeling, de versterking van de beheers- en zelfevaluatiecapaciteiten van de verkozenen, de aanzienlijke stijging van het inningspercentage van de gemeentebelastingen en het vastleggen van criteria voor de toegang van de gemeenten tot ‘externe’ hulpmiddelen; de betere mobilisatie van deze externe hulpmiddelen (momenteel zijn bijna alle hulpmiddelen die werden uitgetrokken in het kader van het PACR-T om de investeringen van de gemeenten te financieren, benut); de bewustmaking van de vrouwen, ook al zijn ze nog onvoldoende vertegenwoordigd en hebben ze te weinig inspraak bij de besluitvorming, het vastleggen van prestatiecriteria om de resultaten van de gemeenten te evalueren, … De impact van het PACR-T is trouwens niet alleen merkbaar in de regio Tombouctou, maar ook ver daarbuiten. ‘Het heeft resultaten op nationaal en zelfs internationaal vlak’, aldus Michel Bourgondien, Junior Professionnal Officer/programma-analist bij UNCDF. ‘De lessen die kunnen getrokken worden uit dit experiment worden gebruikt voor andere projecten in en buiten Mali.’ De vertegenwoordiger van UNDP, Oumar Sako, is het daarmee eens, en preciseert dat UNDP dankzij dit project resultaten kan boeken en er goede praktijken uit kan halen die kunnen worden verspreid en gerecupereerd op andere niveaus, onder meer bij de dialoog met de Malinese regering over de democratische hervormingen van de Staat. Deze bemoedigende resultaten mogen bepaalde zwakke punten niet verdoezelen. Zo wordt erkend dat de samenwerking met de Malinese administratie goed verloopt, maar wordt tegelijk betreurd dat haar dien-
sten nog te weinig gedecentraliseerd zijn wat het terrein betreft. Ze moeten garanderen dat de decentralisatie goed begeleid wordt, maar zouden tot nog toe onvoldoende aanwezig zijn, of hun rol zou niet genoeg verduidelijkt worden of niet groot genoeg zijn. Sommige luiken, zoals de intercommunaliteit bij het beheer van de natuurlijke hulpbronnen, zijn nog niet kunnen starten. En de begunstigden moeten nog tal van opleidingen krijgen, vooral om de verworven resultaten te bestendigen.
Conclusie Tot besluit kunnen we stellen dat zowel bij de bevolking van Tombouctou als in de rest van het land het idee en de principes van de decentralisatie volop aan het rijpen zijn. De bewustwording lijkt een feit, en de eerste stappen naar een toe-eigening van hun ontwikkeling en hun toekomst zijn gezet. De decentralisatie blijkt een reëel instrument in de strijd tegen de armoede, want ze zorgt ervoor dat de beslissingnemers luisteren naar de noden van de bevolking; ze doet de bevolking participeren en geeft ze verantwoordelijkheid. Vandaag is het proces in gang gezet. Het komt er nu op aan het de nodige omvang te geven en tot een echte duurzame ontwikkeling te komen die de armste bevolking ten goede komt. Projecten als het PACR-T in Mali kunnen bijdragen tot het succes van de nieuwe richting die dit land in volle democratisering is ingeslagen. Thérèse Loncke Tekst en foto’s
Een karavaan op weg naar de zoutmijnen....
De voorzitter van de Hoge Raad voor de Collectiviteiten blijft echter optimistisch: ‘Decentralisatie is het meest geschikte systeem om de armoede te bestrijden. De zaken gaan geleidelijk vooruit, maar we hebben nog een paar jaar nodig om het project te laten evolueren en de bereikte resultaten te consolideren, zodat de partners zich kunnen terugtrekken.’ Volgens al onze gesprekspartners krijgt het project wel degelijk vorm, maar het is nog niet op kruissnelheid gekomen. Er zijn goede resultaten bereikt: de ontwikkeling van mechanismen om de bevolking te raadplegen en te betrekken bij de planning en
8
Dimensie 3 / 2003-2
MALI
DE BELGISCHE SAMENWERKING Met meer dan 70 % van de bevolking onder de armoededrempel is Mali één van de armste landen ter wereld. België steunt dit land sinds begin jaren 1980 in zijn inspanningen om de armoede-incidentie tegen 2006 te doen dalen tot 47,5 %, in samenwerking met alle technische en financiële partners. Zo was Mali in 2001 de zevende partner van de Belgische directe bilaterale samenwerking. Het kreeg tussen 1990 en 2001 bijna 50 miljoen euro; daarbij komen nog de steun aan de ngo’s en de bijdrage aan de internationale organisaties.
M
ali werkt sinds 1991 aan democratisering, maar de armoedegraad blijft onduldbaar hoog en de regio onstabiel. Temeer omdat de crisis die sinds september 2002 in Ivoorkust woedt negatieve gevolgen heeft gehad en blijft hebben voor de sociaal-economische toestand in Mali. De Malinese regering heeft dan ook besloten om in de eerste plaats de armoede en de talrijke oorzaken ervan aan te pakken, een essentiële voorwaarde voor de stabiliteit van het land. Het is met dat doel voor ogen dat ze in 1992 een plan uitwerkte om de macht te decentraliseren ten gunste van de gemeenten. Deze strategie wordt steeds meer toegepast in Afrika, waar slecht bestuur lange tijd de oorzaak is geweest van oorlogen en ellende. Het Belgische samenwerkingsbeleid heeft in de eerste plaats als doel de armoede uit te roeien en een duurzame vrede te waarborgen, en past binnen dit armoedebestrijdings- en decentralisatieplan. De eerste gemengde Belgisch-Malinese commissie had plaats in 1993, gevolgd door een tweede in 1998; de volgende is gepland voor eind 2003. De directe bilaterale hulp is de voorbije jaren opgevoerd: van gemiddeld 3,2 miljoen euro per jaar tussen 1990 en 1995 naar ongeveer 6 miljoen euro in 2001. De directe bilaterale samenwerking (d.w.z. van Staat tot Staat) vertegenwoordigt 80 % van het budget dat DGOS in 2001 uittrok voor Mali. In datzelfde jaar ging er 750.000 euro naar de indirecte samenwerking (ngo’s) en 650.000 euro naar de multilaterale samenwerking (internationale instellingen).
Dimensie 3 / 2003-2
De hulp is hoofdzakelijk bestemd voor de regio Koulikoro (zuiden) en de noordelijke regio’s. De prioritaire sectoren zijn: landbouw en voedselzekerheid, de sociaal-sanitaire sector (het programma voor sanitaire en sociale ontwikkeling PRODESS) en onderwijs. Daarnaast werd er een aanzienlijk bedrag uitgetrokken voor het onderwijsprogramma PRODEC, dat als doel heeft de scholingsgraad te doen stijgen van 43 % in 1997 naar 75 % in 2008. In de regio Koulikoro werd een project opgestart voor gedecentraliseerde multisectorale ontwikkeling (gezondheidszorg, opleiding, landbouw en sociale economie), op basis van de lessen die werden getrokken uit het PACR-T "Projet d'appui aux collectivités rurales de Tombouctou" (Project ter ondersteuning van de rurale collectiviteiten in Tombouctou, zie voorgaand artikel). Een vijftiental projecten zijn voltooid, een tiental andere lopen nog. De indirecte bilaterale samenwerking verloopt in hoofdzaak via Belgische ngo’s. Het bekendste voorbeeld is de interventie van de Vredeseilanden in Tombouctou. Op multilateraal vlak medefinanciert België verschillende projecten die vooral gericht zijn op landbouw en voedselzekerheid, conflictpreventie en de ontwikkeling van vrouwenKMO’s. Het Belgisch Overlevingsfonds (BOF) vervult een belangrijke rol in de Belgische samenwerking met Mali. Zo financierde het verschillende belangrijke interventies, meestal via multilaterale organisaties. Dat is het geval voor het PACR-T, waarvan het UNCDF (het VNUitrustingsfonds) het uitvoerend agentschap is. In de toekomst moet de Belgische samenwerkingsstrategie tegelijkertijd gebaseerd blijven op prioritaire sectorale en geografische assen, door enkele grote transversale thema’s te integreren zoals steun aan het decentralisatieproces en conflictpreventie.
Elise Pirsoul
9
MALI
‘VLEUGELS’ VOOR HUMANITAIRE PROJECTEN IN HET NOORDEN Heel wat niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) in allerhande sectoren hebben sinds de ondertekening van de vredesakkoorden in 1996 aanzienlijke hulp geboden aan de bevolking in het ingesloten gebied van Noord-Mali, tussen Gao, Tombouctou en Kidal. De programma’s beginnen hun vruchten af te werpen. Daarbij speelde “Piloten Zonder Grenzen” (PzG), een Belgische ngo die in januari 2000 letterlijk landde in Mali, een belangrijke rol bij de verbetering van de werkomstandigheden van de ontwikkelingsactoren in de regio. PzG neemt een zestigtal internationale en lokale ngo’s onder haar “vleugels”…
H
et broze evenwicht tussen het droge seizoen en het regenseizoen bepaalt de levenskwaliteit van een hele bevolking. Het noorden van het land is daarbij nog kwetsbaarder dan het zuiden. Droge vlakten strekken zich uit over honderdduizenden vierkante kilometer. De cirkel Gao-TombouctouKidal is een zeer geïsoleerd gebied dat vooral overleeft dankzij de Nigerstroom. De geringe bevolkingsdichtheid, het mozaïek van volkeren met sterk uiteenlopende levenswijzen en het haast onbestaande en gevaarlijke wegennet bemoeilijken de toegankelijkheid van de dorpen, die vaak ver van elkaar liggen. Deze factoren maken het tegelijk noodzakelijk en moeilijk om gezondheids- en ontwikkelingsprogramma’s te ontwerpen en uit te voeren. De materiële toestand blijft problematisch en de frustratie over de gebrekkige infrastructuur voelbaar. Toch is er verbetering merkbaar in de regio. Zo geven de lokale en internationale ngo’s in hun globale aanpak voorrang aan microprojecten. Voor velen bestaat de grootste uitdaging erin om over voldoende gezondheidspersoneel te kunnen beschikken.
Een verplegersschool in Gao Vlucht over de Nigerstroom in Gao.
10
Mamadou Maïga, epidemioloog en plattelandsarts, is directeur van de verplegersschool in Gao, die sinds september 2000
technisch ondersteund wordt door Artsen Zonder Grenzen (AzG). In 1996 vat hij het plan op om de school op te richten, nadat hij een ernstig tekort aan menselijke middelen heeft vastgesteld in de regio. Er worden prioriteiten vastgelegd, en het project krijgt vorm en wordt in oktober 1999 voltooid. AzG verneemt het bestaan van de school en koppelt een voorwaarde aan haar steun: de toekomstige studenten moeten na hun studies gedurende een aantal jaar in het noorden van het land werken. De bedoeling is duidelijk: de kwaliteit en de kwantiteit van de zorg in de regio verbeteren. AzG wil vernieuwende strategieën toepassen voor doeltreffende en doelmatige gezondheidsdiensten die afgestemd zijn op de noden van het noorden. Andere grote organisaties zoals Handicap International en Actie Tegen de Honger hebben gekozen voor een programma ter ondersteuning van de lokale ontwikkelingsorganisaties en -structuren. De strategie van Handicap is erop gericht de leefomstandigheden van kwetsbare groepen te verbeteren en hun burgerschap te bevorderen. Projecten op het vlak van gezondheidszorg, functionele revalidatie, plattelandsontwikkeling en strijd tegen de belangrijkste oorzaken van handicap vormen de krachtlijnen van dit programma. Minimale welzijnsvoorwaarden creëren in woestijnachtige gebieden zonder infrastructuur en met weinig middelen: dat is het probleem waarmee de Malinese regering te kampen heeft. Ze moet daarbij tegemoetkomen aan een aantal basiseisen, zoals de mogelijkheid om over een waterpunt te beschikken en heel het jaar door voldoende voedsel te hebben. Maar zelfs dat kan het land - één van de armste ter wereld - niet beloven op korte termijn. Om de waterproblemen te bestrijden, werd een indrukwekkend programma op touw gezet: boringen, het graven en herstellen van putten, het aanleggen van stuwdammen, … Dat alles gefinancierd door tal van ontwikkelingsactoren, zoals de Micro-Realization Projects (MRP) van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), het Wereldvoedselprogramma (WFP), Hydro, de
Dimensie 3 / 2003-2
MALI Alfabetisering in de openlucht in Gourma Rharous.
ongeveer zestig uur per maand en vervoerde meer dan duizend personen op missie voor een zestigtal humanitaire organisaties in de drie noordelijke regio’s van Mali. PzG bestreek daarmee een oppervlakte die gelijk is aan de helft van het land wat neerkomt op 20 keer het grondgebied van België. Uit een recente studie blijkt dat het vliegtuig dat Mali aandoet, verbazend genoeg niet duurder uitkomt dan een 4x4 in de Sahelgebieden van het land. Wanneer verschillende ngo’s het vliegtuig charteren, is het transport zelfs vijf keer goedkoper! (*)
Volontaires du Progrès (VP) enz. Na twee jaar keihard werken, vaak in moeilijke omstandigheden en op plaatsen waar het water meer dan 100 meter diep zit, zijn er nu tientallen waterpunten voor zowel de sedentaire herdersbevolking als voor de nomaden. In de strijd tegen ondervoeding en hongersnood hadden de gelanceerde programma’s als doel de dorpen hun voedselautonomie terug te geven in plaats van voedsel uit te delen en hen op die manier afhankelijk te maken van hulp. Het Chinese gezegde indachtig “Geef hun vis en ze zullen één dag te eten hebben, leer hun vissen en ze zullen heel hun leven te eten hebben”, zetten de ngo’s samen met de lokale verkozenen honderden microprojecten op touw.
Hulp uit de lucht
de en onberijdbare wegen. Het vliegtuig is niet alleen een snel vervoermiddel, maar biedt ook een vrij goed reiscomfort dat de auto, gezien de staat van de wegen, onmogelijk kan bieden. Bovendien is het voor alle ngo’s die in deze afgelegen gebieden werken, het enige middel om gewonden te evacueren. Een uitgestrekte zandvlakte aan de rand van wat op een groot dorp lijkt, enkele bakens en een windzak die de windrichting aangeeft: dat is de signalisatie van de landingsbaan van Kidal. Telkens als het vliegtuig landt, komen van overal kinderen aangelopen om de metalen vogel te bewonderen. PzG is sinds januari 2000 aanwezig in Mali. De vereniging vervoert de experts van nationale en internationale ngo’s en fungeert op die manier als ontwikkelingskatalysator. In 2002 vloog PzG
Alleen economische welvaart kan een duurzame vrede waarborgen, en de behoeften op het vlak van gezondheidszorg, landbouw en onderwijs blijven zeer groot. Toch is het vliegtuig van PzG ongetwijfeld een goed middel om het dienstenaanbod van de ontwikkelingsactoren te professionaliseren en te rationaliseren. Zo zullen de jongeren in Gao en Tombouctou er op een dag misschien van dromen om niet langer naar de hoofdstad Bamako of naar Europa te trekken, maar hun toekomst op te bouwen in hun eigen stad of dorp.
Christophe Smets Tekst en foto’s Info PZG: www.asfbelgium.org/
(*) Vergelijkende studie - uitgevoerd door PzG in 2003 - van de kostprijs van de terreinwagens van een internationale ngo die actief is in Noord-Mali en de Cessna 206.
Op de piste van de luchthaven van Gao is de Cessna, het vliegtuigje van Piloten Zonder Grenzen België dat plaats biedt aan zes passagiers, klaar om op te stijgen met bestemming Kidal. Aan boord: passagiers die op missie vertrekken voor Dokters van de Wereld, Handicap International en Actie Tegen de Honger. De vlucht zal ongeveer 2 uur duren. In het regenseizoen zou men er over de weg één dag of zelfs langer over doen om hetzelfde traject af te leggen (±400 km). Het vliegtuig is een veilig vervoermiddel dat een aanzienlijke tijdwinst en een snelle interventie mogelijk maakt, zodat er geen urenlange tocht nodig is met een 4x4 op slechte en soms overstroom-
De nieuwe gebouwen van de verplegerschool in Gao.
Dimensie 3 / 2003-2
11
ZUIDKAAP
DE MEESTERS VAN DE SOGOLON MASKERS EN MARIONETTEN VAN DE BAMBARA IN MALI Schilderkunst, theater in Europese talen en film worden grotendeels gedomineerd door het Westen en zijn niet altijd de meest geschikte cultuurmedia die toegankelijk zijn voor de meeste Afrikanen. Dat komt omdat ze technisch zijn en een westerse taal vertolken.
A
ls we het hebben over Afrikaanse kunstvormen, denken we al te vaak aan hedendaagse kunstvormen die westers georiënteerd zijn, westerse technieken hanteren en vooral een stedelijk karakter hebben. Dat is niet bevorderlijk voor het behoud van expressievormen die al te vaak als traditioneel bestempeld worden. En toch is het dankzij de internationale erkenning dat deze expressievormen kunnen overleven in een mondiale culturele context. Dat is zeker het geval voor de niet-rituele marionetten- en maskerspelen van de Bambara in Mali. Op het Internationaal Marionettenfestival van Charleville-Mézières (*) in Frankrijk, dat om de drie jaar plaatsheeft (de volgende editie is gepland voor september 2003), hebben de Afrikaanse voorstellingen voorzichtig hun intrede gedaan. Toch krijgen ze nog niet evenveel erkenning als hun Europese, Aziatische en Amerikaanse tegenhangers.
Informatiemiddelen
Poppenspel helpt de harmonie in de dorpsgemeenschap in standhouden.
12
In Mali hebben de ngo’s dit communicatiemiddel gebruikt om de bevolking te waarschuwen tegen de gevaren van aids en haar te sensibiliseren voor milieubescherming, de kinderen de verhalen en legendes van hun cultuur bij te brengen en zelfs heel wat personen hun lichamelijke of mentale handicap te helpen overwinnen. De financiering van gezelschappen in de steden verschafte werk aan groepen die geen bestaansreden meer hadden. Als dat het geval was, komt dat omdat mensen die decennialang in Mali hebben verbleven, erin geslaagd zijn dit patrimonium te herwaarderen, nadat ze geprobeerd hadden om westerse toneelvormen te introduceren. Zo plaatste Philippe Dochez, professor dramatische kunsten op rust, niet alleen de marionettenspelen in de kijker, maar ook de Koteba, het traditionele theater waarvan de legende wil dat koning Inka (die maar één oog had) zijn onderdanen gedurende één nacht de toestemming gaf om zich vrij te uiten. De Koteba is een vorm van improvisatietoneel waarin de verve en het prozatalent van de Bambara goed tot uiting komen.
Om beter het culturele kader van deze spelen te begrijpen, herinneren we eraan dat de Bambara de grootste culturele groep vormen in Mali. Ze domineren het politieke toneel sinds de onafhankelijkheid en stammen af van een belangrijke taalgroep in West-Afrika: de Mandé. De Bambara zijn opgesplitst in verschillende kasten, waaronder de jagers, de vissers, de smeden, de pottenbakkers, de ‘griots’ (vertellers) en de adel. Ze leven vooral van landbouw en kenden een opeenvolging van koninkrijken. In hun taal worden ze bamanan genoemd, een term die verband zou houden met het feit dat ze lange tijd verzet hebben geboden tegen de islamisering. Hun cultuur is beïnvloed en dus ook verrijkt door het contact met de volkeren waarmee ze samenleven, zoals de Bozo-vissers, de Peul-veehouders en de Dogon- en Minyanka-boeren.
Solidariteit versterken en verschillen afvlakken Voor de meeste Malinezen op het platteland in het zuiden zijn de masker- en marionettenspelen niet alleen bestemd om gezondheidsen ontwikkelingsboodschappen uit te dragen, wel integendeel. De spelen zijn voor de dorpsbewoners een manier om hun solidariteit te versterken en de verschillen tussen de leden af te vlakken. De voorstellingen hebben vaak plaats na de oogst of ter gelegenheid van feesten. De maskers en marionetten worden gehanteerd en gedragen door de leden van de ‘Ton’, de dorpsvereniging die de stoeten organiseert. Bij elk masker en elke pop horen een eigen ritme en een eigen lied. De tekst is gebaseerd op spreuken of moraliserende verhalen. Elk dier bezit deugden waarop de mens zich kan inspireren. Net als de rituele maskers mogen de maskers en marionetten van de ‘Ton’ door iedereen gezien worden. Het hele dorp is aanwezig en neemt deel aan de feestelijkheden. Voor de dorpsbewoners en de organisatoren van de spelen komt het er vooral op aan het mysterie van het spel te bewaren. Vandaar dat elk belangrijk masker en dier geleid wordt
Dimensie 3 / 2003-2
ZUIDKAAP Mali is ongelofelijk rijk aan maskers en poppen in alle vormen en kleuren.
Het masker van de aap is voor de Bamabara het symbool van kennis.
wezens. De vormen kunnen zeer sterk uiteenlopen, gaande van de kleine marot van een twintigtal centimeter met gelede armen en de grote dieren (waarvan het lichaam bestaat uit een bamboekooi, die met lappen is bedekt en waarin zich verschillende spelers bevinden - nvdr) op wiens rug stokpoppen plaats nemen tot het stel antilopenmaskers. In een vijf meter lange slang zitten verschillende jongeren die op de grond kruipen om het dier tot leven te brengen.
door een ‘Do Djeli’. Deze waakt erover dat er geen enkele voet zichtbaar is en er geen enkele verwijzing is naar het lichaam van de spelers die de poppen manipuleren en de maskers hanteren. In het land van de Bambara zijn de spelen zo belangrijk voor de bevolking dat de feestelijkheden verschillende dagen kunnen duren, telkens tot in de vroege uurtjes en met tot vijf of zes voorstellingen per dag. Mali is wellicht het land met het grootste aantal marionetten per vierkante kilometer ter wereld. En dat dateert niet van gisteren. Al in de 13de eeuw bezoekt de onvermoeibare reiziger Ibn Battuta immers het koninkrijk Mali en woont hij marionettenspelen bij. Hij beschrijft in zijn werk scènes vol raffinement waarin met goud versierde maskers ten tonele gevoerd worden. Veel later en in een andere context associeert de Franse koloniale bestuurder Soleillet de voorstellingen met spelen die nergens op teruggaan en niet echt kunnen bogen op een geschiedenis. In moeilijke tijden, zoals de hongersnoden en droogtes in 1985 en 1986, wordt er zelden gespeeld. In die periode, toen ik per kano de Niger afvoer, heb ik geen enkele voorstellingl gezien en er ook niets over gehoord. Wat we als maskers en marionetten zouden kunnen beschouwen, komt volgens de Bambara eigenlijk overeen met een andere classificatie die meer gebaseerd is op het type: dieren, mensen, mythische of hybride
Dimensie 3 / 2003-2
De spelen evolueren mee met hun tijd. We kunnen dus niet zeggen dat het om een oude, vastgeroeste uitdrukkingsvorm gaat, wel integendeel. Het repertoire wordt voortdurend verrijkt door de actuele gebeurtenissen binnen de gemeenschap. Zo zien we een koppel Chinese coöperanten, generaal ATT die meedoet aan een staatsgreep, een Michelin-mannetje of een aids-masker met geëlektrificeerd haar. Niet alleen de Bambara organiseren marionettenspelen, maar ook hun neven, de Malinke. De Bozo-vissers zouden trouwens
als eersten marionetten hebben gebruikt, samen met de Sarakole, die de eerste voorstellingen zouden hebben gegeven, bestemd voor de hoogwaardigheidsbekleders van het keizerrijk Ghana, ten noorden van Bamako. Hoe dan ook, dit soort spel zou ter plaatse gegroeid zijn, met name in de Nigervallei, waar het tot op heden een grote bloei heeft gekend.
Xavier Van der Stappen Tekst en foto’s (*) Internationaal Marionettenfestival, Charleville-Mézières, e-mail:
[email protected]
‘Mystiek Afrika’ De vereniging “Cultures et Communications” stelt tot in november 2003 in Planckendael een originele tentoonstelling voor: ‘Mystiek Afrika’. De tentoonstelling belicht de invloed van de natuur op de opvattingen en rites van de Afrikaanse volkeren, dat alles geïllustreerd met videobeelden en geluidsfragmenten. Mali krijgt daarbij heel wat aandacht. Zo wordt de kosmogonie van de Dogon uitgebeeld en zijn er tal van Bambara-maskers en marionetten te bewonderen. De tentoonstelling laat ons ook de dierenmaskers van Burkina Faso ontdekken en schetst de belangrijke rol van de traditionele genezers in zuidelijk Afrika, de prominente rol van voodoo, de uiteenlopende opvattingen van de Afrikaanse veehouders en de verbeeldingswereld van de kinderen, aan de hand van speelgoed uit gerecycleerd materiaal. “Mystiek Afrika” is elke dag te bezichtigen zonder supplement. Voor meer informatie: Tel. 015/41 49 21 Website: www.planckendael.be
13
INTERNATIONAAL ZOETWATERJAAR
MAROKKO: DE BELGISCHE SAMENWERKING IN WATER EN SANERING Marokko, een land met een semi-aride klimaat wordt op verschillende niveaus geconfronteerd met de drinkwaterproblematiek: schaarste in het zuiden, ongelijke verdeling in het noorden. Water is altijd al één van de hoofdbekommernissen geweest van de bevolking en de overheid. Die heeft gekozen voor een strategie om vandaag alle bevolkingslagen toegang te bieden tot water en in de toekomst het recht op watervoorziening te waarborgen.
D
eze strategie werd gelanceerd vanaf de jaren zestig en omvatte concreet de aanleg van stuwdammen en de bouw van geschikte structuren voor de watersector. Het was daarbij de bedoeling de kwaliteit van de waterdienstverlening in de stad en op het platteland te verbeteren tot op een bevredigend niveau. Dit beleid slaagde erin in bijna alle stedelijke centra tegemoet te komen aan de drinkwaterbehoeften, dankzij zware financiële en menselijke inspanningen, en haalde op het platteland een relatief hoog niveau. Voor de periode 2003-2007 heeft de Office National de l’Eau Potable (ONEP, Nationale Dienst voor Drinkwater) aanzienlijke investeringen gepland van 1.756.023 euro, waarvan 841.042 voor de verduurzaming en beveiliging van de installaties, 600.744 voor de drinkwatervoorziening op het platteland en 323.478 voor watersanering.
ONEP in verschillende Belgische drinkwaterproductiebedrijven (BIWM/CIBE, CILE, TRACTEBEL) en de overdracht van technologie, onder meer in samenwerking met de Universiteit van Luik voor hydrologische en geotechnische studies, en met de Universiteit van Gembloux voor het bestuderen van het afvalwaterzuiveringssysteem in Ouarzazate. Nadien breidde de samenwerking zich uit tot de financiering van drinkwater- en saneringsplannen en van projecten voor drinkwatertoevoer, met name voor de bevoorrading van Ouarzazate, Tiznit, Essaouira, Khemisset en Tiflet. De samenwerkingsacties zijn zich bovendien steeds meer gaan richten naar de kleine centra en het platteland, zoals Massa, Imin Tanoute, Tinghir en Tarfaya. Deze koers werd concreet uitgestippeld tijdens de laatste gemengde commissie Marokko-België in april 2000. Zo zal het project voor Tlat Lakhsass en de omringende dorpen, dat de commissie heeft goedgekeurd en dat momenteel wordt uitgevoerd
Deze resultaten zijn ook te danken aan de betrokkenheid van de internationale samenwerking, onder meer van België, dat er een prominente rol in vervult.
Het watercorvee is binnenkort voorbij wanneer er in het dorp verschillende fonteinen beschikbaar zullen zijn.
14
De samenwerking tussen België en Marokko is immers zeer vruchtbaar in dit domein, en bood Marokko de mogelijkheid om grote drinkwater- en saneringsprojecten uitvoeren. De Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) en de Belgische Technische Coöperatie (BTC), die optreedt als uitvoerend agentschap, medefinancieren diverse acties. Aanvankelijk omvatte de samenwerking de opleiding van technici en kaderleden van
Dimensie 3 / 2003-2
INTERNATIONAAL ZOETWATERJAAR (kostprijs: 10.117.889 euro), een aanzienlijke sociaal-economische weerslag hebben, onder meer op het schoolbezoek en de tewerkstelling. Algemeen bedroeg de steun van de Belgische samenwerking aan ONEP eind 1998 ongeveer 28.373.645 euro. Binnenkort worden ook specifieke overeenkomsten gesloten voor een bedrag van ongeveer 14.510.300 euro, bestemd voor kleine centra en het platteland. De samenwerking heeft dan ook bijgedragen tot de sociaal-economische ontwikkeling van de bevolking en een zeer positieve impact gehad op de promotie van de vrouw, het schoolgaan van de kinderen en de onmiddellijke verbetering van de sanitaire omstandigheden voor de bevolkingsgroepen voor wie de drinkwaterprojecten bestemd waren. In verschillende gebieden werden acties gevoerd om de bevolking bewust te maken van de voordelen van het gebruik van drinkwater en van de noodzaak om de waterrijkdommen te beschermen tegen elke vorm van vervuiling. Daarbij werd tot grote tevredenheid gebruikgemaakt van de mobiele eenheid die ONEP in het kader van de samenwerking verwierf. Ten slotte kon de samenwerking ook rekenen op de medewerking van Belgische bedrijven, studiebureaus en onderzoekers. Op een ander vlak werden, dankzij de samenwerking, acties ondernomen voor technologieoverdracht. Zo konden kaderleden van de ONEP studiestages volgen en werden er opleidingssessies georganiseerd in Rabat.
“ …EN TOEN WAS ER WATER …” Water is leven: het is een oud cliché, maar het blijft actueel. Niet alleen in letterlijke zin - uitdroging kan tot de dood leiden - , maar ook in die zin dat, wat de wetenschap herleidt tot H2O, de gezondheid bepaalt, comfort garandeert en tot ontwikkeling leidt. Toen Marokko in 1956 onafhankelijk werd, werd duidelijk dat de Marokkanen er een hoge prijs hadden moeten voor betalen en in ruil daarvoor werktuigen en welzijnsproducten verwachtten. In die context lag het voor de hand dat het water verdeeld moest worden, temeer omdat men er nog altijd van uitging dat de watervoorraad onuitputtelijk was. En zo werd in het decennium dat volgde op de Marokkaanse onafhankelijkheidsstrijd, de toegang tot water gedemocratiseerd en nam de vraag naar water toe. Meer was er niet nodig om de technische en financiële tekortkomingen van de toenmalige beheersstructuren aan het licht te brengen. In 1961 is Marokko één grote puinhoop en moeten de Marokkanen hun land volledig opbouwen. Het water volgt perfect het tempo van de demografische groei en de verstedelijking van het land. Tien jaar later bedraagt de productie al 240 miljoen kubieke meter. Het aansluitingspercentage in de steden schommelt rond de vijftig procent. Ongeveer 2,8 miljoen personen hebben een privé-aansluiting, en bijna evenveel mensen worden bevoorraad via een openbare pomp. In totaal gaat het om ongeveer 5,5 miljoen inwoners. Dat is weliswaar stukken meer dan de 850.000 ten tijde van de onafhankelijkheid,
maar we zijn er nog lang niet. Gezien deze ontwikkeling, maar ook wegens de structurele zwakheden waarmee de sector kampt, zijn de jaren zestig een decennium van crisis. De Atlantische kust, die tot dan toe relatief gespaard bleef, krijgt vanaf 1967 te kampen met schaarste. In Rabat en Casablanca neemt het aantal waterstoringen toe. In die situatie legde de overheid twee prioriteiten vast: de nood lenigen en middelen bedenken om de watervoorziening te verduurzamen. Er moest niet alleen een oplossing komen voor de Atlantische kust, die toen vooral bevoorraad werd door het ondergrondse waterbekken van Maâmoura, vanuit het complex van Fouarate in de streek van Kenitra, maar ook voor alle andere Marokkaanse steden, waar het boren van putten zijn beperkingen begon te tonen. “De kruik gaat zolang te water tot ze barst”. Hoeveel van die recipiënten in zandsteen of aarde hebben de kleine Mina’s en Fatima’s die watercorvee hadden, niet uit hun frêle handen laten vallen, op de harde cementvloer van de keukens? In november 1975 waren deze meisjes, die zich door de omstandigheden vrijwillig opwierpen als waterdraagsters en in de jaren vijftig en zestig een informeel netwerk vormden voor de opslag en distributie van water, tussen 20 en 30 jaar oud, dus in de bloei van hun leven. Ze hebben in die zin Douar Id Moussa (120 inwoners): de watervoorziening zal verlopen via een fontein, gekoppeld aan een distributiepost die aangesloten zal worden op de hoofdleiding die men aan het aanleggen is (foto p.16).
Het is zeer wenselijk dat deze samenwerking wordt voortgezet en versterkt, om de verworvenheden te behouden en mee te werken aan de inspanningen om de hele bevolking toegang te geven tot drinkwater en de waterrijkdommen te beschermen via een ambitieus programma van ONEP inzake watersanering.
Jean Mommer, Attaché DGOS in Marokko
Dimensie 3 / 2003-2
15
INTERNATIONAAL ZOETWATERJAAR Klein waterreservoir in Adighane getooid met de Belgische en Marokkaanse vlag.
Men is vertrokken van nul of toch bijna, en is nu halfweg. Dat heeft 30 jaar geduurd, maar de rest van de weg moet in veel minder tijd afgelegd worden.
revanche kunnen nemen dat ze dit corvee op schitterende wijze hebben overleefd en hebben meegemaakt dat het water zonder onderbreking begon te stromen. Hoeveel van hen herinneren zich nog die watercorvee, waarbij ze elke dag op hetzelfde uur alles moesten laten vallen en naar de waterbekkens moesten lopen? Wanneer ze het water sprankelend en welhaast melodieus uit de kraan laten lopen, beseffen ze dan wel de verspilling waaraan ze zich schuldig maken en die zowel nutteloos is voor de watervoorraad als voor hun huishouding? Misschien had ONEP hen moeten treffen daar waar het echt pijn doet, door naast elke kraan een meter met muntstukken te plaatsen waarbij men niet alleen het water naar de riolen zou zien stromen, maar ook de dirhams zou zien verdwijnen uit de zakken van de consument en in de kassen van de Regies zou zien vallen.
Een mooie illustratie van het “halfvolle glas”. ONEP mag er echter prat op gaan dat hij zijn taak heeft volbracht. Vandaag hebben 86 % van de stadsbewoners een eigen aansluiting. De opdracht die ONEP van de overheid kreeg toevertrouwd, was namelijk beperkt tot de steden, terwijl het beheer op het platteland in handen was van de gemeenten, en die hadden noch de middelen noch de knowhow om deze dienst op duurzame wijze te verzekeren.
Om dit project nieuw leven in te blazen, heeft Zijne Majesteit Mohammed VI in de Conseil Supérieur de l’Eau et du Climat (Hoge Raad voor Water en Klimaat) van Agadir de krachtlijnen uitgestippeld van wat voor ONEP het nieuwe wateravontuur moet worden: iedereen toegang geven tot drinkwater en een actief saneringsbeleid voeren om de waterrijkdommen en de volksgezondheid te beschermen.
(Fragmenten uit het boek « …et l’eau fut… », uitgegeven naar aanleiding van de 30ste verjaardag van de oprichting van ONEP). Foto’s : CTB-BTC Marokko
De campagnes voor zuinig waterverbruik zijn voor later, wanneer de droogte heeft toegeslagen. ONEP, een creatie van de staat en zijn gewapende arm, is er in drie decennia in geslaagd om bijna alle stedelijke gebieden van het land van drinkwater te voorzien, en om 40 % van de plattelandsbevolking op duurzame en gecontroleerde wijze te bevoorraden, dankzij de openbare pompen. Een mooie prestatie, de vrucht van een groots waterproject en een ambitieuze visie, ondanks de heersende waterschaarste. Toch is er een minpunt: de plattelandsbevolking heeft niet van die ontwikkeling kunnen profiteren. Maar liefst één Marokkaan op twee heeft nog altijd geen eigen drinkwateraansluiting die voldoet aan de sanitaire normen.
16
Aanaarden van de hoofdwaterleiding (40 km) tussen Tiznit en Tlat-Lakhsass.
Dimensie 3 / 2003-2
GEMENGDE COMMISSIES
NIGER EN ETHIOPIE In maart jl. vonden twee gemengde commissies voor ontwikkelingssamenwerking plaats van België met opeenvolgend Niger en Ethiopië. De ene in Brussel, de andere in Addis Abeba. Voor Niger was het de elfde zitting, voor Ethiopië de eerste.
T
ijdens een gemengde commissie worden in gemeenschappelijk overleg de grote lijnen vastgelegd van het Indicatief Samenwerkingsprogramma (ISP) voor een bepaalde periode en voor een bepaald bedrag. Voor de periode 2004-2008 zal Niger kunnen rekenen op 8 miljoen euro per jaar aan Belgische steun. Voor Ethiopië gaat het om 42 miljoen euro gespreid over de periode 2003-2007. Beide landen behoren tot de 25 bevoorrechte partnerlanden van de Belgische bilaterale samenwerking, en tot de allerarmste van onze planeet. De hoofddoelstelling van de ISP’s voor de komende jaren is dan ook het terugdringen van de gevolgen van de armoede. België verleent verder ook steun aan Niger en Ethiopië via ngo’s, universiteiten, diverse VN-organisaties en het Belgisch Overlevingsfonds.
Niger Met Niger werden een aantal sectoren afgelijnd waarop de Belgische hulp zich prioritair zal toespitsen. Het gaat om gezondheidszorg, met inbegrip van de bestrijding van hiv/aids, basisonderwijs en plattelandsontwikkeling, meer bepaald veeteelt en watervoorziening. Bijzondere aandacht zal ook gaan naar de versterking van de capaciteit van de staatsinstellingen en van hun personeel. Op vraag van Niger en gezien de ervaringen van de samenwerking op het vlak van gezondheidszorg, zal België de leiding op zich nemen van de verschillende ontwikkelingspartners in het land. Naast de klassieke ontwikkelingsprogramma’s valt ook een uitzonderlijke steun van 2,5 miljoen euro te noteren, die in 2003 wordt verleend voor de betaling van een maand achterstallig loon aan de civiele staatsambtenaren Het gaat om het loon van de maand november 1999, het jaar dat het land een democratisch verkozen president kreeg en na jaren van regimes die via staatsgrepen aan de macht kwamen, met enorme schatkistproblemen kampte. Deze budgethulp is bedoeld als steun aan de prille democratie, die inmiddels de politieke en sociale stabiliteit in het land hersteld heeft. In de marge van de werkzaamheden van de gemengde commissie werden de gevolgen besproken van de crisis in Ivoorkust voor West-Afrika. Deze crisis heeft niet alleen schadelijke gevolgen voor de mensen die in Ivoorkust wonen en werken, in het bijzonder voor de minstbedeelden, maar ook voor de politieke, economische en sociale stabiliteit van de omliggende landen. De toe-
Dimensie 3 / 2003 - 2
stand in Ivoorkust betekent voor Niger een maandelijks verlies van 35 procent aan belastinginkomsten De gemengde commissie werd afgerond met de ondertekening van een algemene samenwerkingsovereenkomst die het kader en de uitvoeringsmodaliteiten regelt van de directe bilaterale samenwerking tussen België en Niger. De allereerste samenwerkingsovereenkomst dateert van 1971. Tachtig procent van die hulp is bilateraal. In onze bilaterale uitgaven per land staat het op de tweede plaats, na de DR Congo.
Ethiopië Onze bilaterale samenwerking met Ethiopïe ging van start in april 2001 met de ondertekening van een algemene samenwerkingsovereenkomst en een bijzondere overeenkomst voor de oprichting van een studie- en expertisefonds voor de identificatie, de voorbereiding en de opvolging van de projecten. Nog in 2001 werd een eerste schuldverlichting ten voordele van Ethiopië gerealiseerd. De belangrijkste bekommernis van de Ethiopische overheid is de vermindering en uiteindelijk de uitbanning van de armoede. De Belgische samenwerking in Ethiopië sluit zich daarbij aan en zal haar inspanningen tijdens de komende vijf jaar dan ook concentreren op delen of onderdelen van de meest behoeftige sectoren: basisonderwijs en technisch onderwijs, volksgezondheid en de sociale aspecten van hiv/aids, voedselzekerheid met speciale aandacht voor de ecologische aspecten (strijd tegen woestijnvorming), en versterking van de staatsinstellingen overeenkomstig het decentralisatiebeleid en het democratiseringsproces van het land. In al deze sectoren zal ook de verbetering van het lot van de vrouw aan bod komen. Vorig jaar is het hongerspook weer opgedoemd in een aantal delen van Ethiopië. Het land kampt al meer dan twee jaar met een hardnekkige droogte wegens te weinig regen. Volgens het Wereldvoedselprogramma zal er tot maart 2004 voedselhulp nodig zijn om in de behoeften te voorzien van 4,6 miljoen mensen. Voor noodhulp aan de slachtoffers van de droogte doet België een beroep op het Ethiopisch en het Internationaal Rode Kruis, Unicef en het Wereldvoedselprogramma.
Myriam De Winter
17
Dimensie3 Driemaandelijks tijdschrift van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DG0S) Verantwoordelijke uitgever: Martine Van Dooren, Directeur-generaal
Mamadou Diane Genesis
Nafogo Coulibaly Sahelkind
HEDENDAAGSE SCHILDERS UIT MALI
Redactie: DGOS – Directie Informatie Karmelietenstraat 15 B-1000 Brussel Tel.: 02 / 519 08 81 Fax: 02 / 519 05 44 E-mail: :
[email protected] www.dgos.be Drukkerij: Claes Printing Tel.: 02 / 378 09 39 Lay-out: AVPAO – Tel.: 0477 / 937 807 De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGOS of van de Belgische regering. Overname van artikels is toegelaten mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Abonnement: gratis in België en in het buitenland. Dimensie-3 verschijnt vier maal per jaar. Gedrukt op kringlooppapier
Yacouba Koné De brand
Yacouba Koné De geest
Bron: Art & Life in Africa
ELF THEMAFOLDERS 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Jongeren Vrouwen en ontwikkeling Sociale economie in de landen van het Zuiden Gezondheid Preventie van gewapende conflicten Bevolking, ontwikkeling en milieu Migratie, verstedelijking en ontwikkeling De schuldenlast van de Derde Wereld Honger Mondialisering De internationale samenwerking
Deze gratis folders (A4, 6 blz.) van DGOS zijn bedoeld voor jongeren in het secundair onderwijs, maar kunnen uiteraard door iedereen worden aangevraagd (schriftelijk, per fax of e-mail), bij voorkeur per set van elf. Ze bestaan eveneens in het Frans.