www.adoptiepraktijk.nl
Dilemma´s in netwerkpleegzorg - tekst bij workshop 30 november 2006 -
Inleiding Er zijn vele voordelen verbonden aan opvoeding en verzorging binnen het eigen netwerk (bv. Je veilig voelen bij mensen die je al kent, contact met je ouders, identificatie met eigen oorsprong en cultuur, op school blijven waar je al zat etc.). Dat is ondermeer terug te zien in de omvang van netwerkpleegzorg: in de praktijk is ruim 40 % van alle pleegzorg plaatsingen, 1 een plaatsing in het netwerk.
Praktijk Naast alle voordelen die netwerkpleegzorg biedt, is het voor pleegzorgbegeleiders en plaatsers vaak een ingewikkelde vorm van zorg. Dat begint bij het beoordelen en screenen van opvoeders(on)mogelijkheden van het netwerkgezin. Vaak komen plaatsers en pleegzorgwerkers de situatie tegen dat gezinnen zelf netwerkopvang geregeld hebben voor hun kinderen of dat bij uitval van (een of beide) ouders iemand uit het netwerk naar voren komt en voorstelt de zorg op zich te nemen. In die situaties is het niet mogelijk het traject van voorbereiding, screening en selectie uit elkaar te trekken zoals voor nieuwe bestandsgezinnen gebruikelijk is. Daarbij geldt dat de beoordeling van de opvoedingskwaliteiten en verzorgingsmogelijkheden in netwerkpleegzorg dikwijls een andere insteek vraagt juist omdat het om een netwerkplaatsing gaat en het van groot belang is voor de toekomst dat een kind contact houdt met zijn (groot)familie en netwerk. Soms is het zelfs zo dat de opvoeding in een netwerkpleeggezin naar objectieve normen en vanuit pedagogisch oogpunt verre van ideaal lijkt. De vraag is dan of het kind (nog) mag blijven of niet. Waar ligt dan de ondergrens van verantwoord plaatsen? Hoe schat je onderbouwd, helder en transparant in waar de grenzen liggen? Wanneer kan een voorziening niet meer de verantwoording dragen voor een veilige opvoeding en worden de risico’s voor het kind groter dan de voordelen om in het netwerk te blijven?
Afbakenen kinship care 2
Talbot (2006) bakent netwerkzorg af tot zorg van een volwassene voor een kind waarmee het kind al een emotionele band had voorafgaand aan het zorgarrangement. Kinship care is breder dan opvang binnen de (groot)familie, maar wijkt daarmee ook enigszins af van onze definitie van netwerkpleegzorg. Wij kijken vaak naar het netwerk van ouders, terwijl Talbot er voor pleit om het netwerk van het kind centraal te stellen. Ik heb een (lichte) voorkeur voor deze laatste benadering, omdat de meerwaarde van plaatsing in het netwerk nu juist is dat het kind in een voor hem of haar bekende en veilige omgeving kan verblijven. Verbreding van de term naar netwerk van de ouders, stelt de rechten en behoeften van het kind minder centraal dan deze iets nauwere definiëring. De consequentie van deze definitie is dat alle opvang in gezinnen die het kind niet kent, als reguliere pleegzorgplaatsingen gelden. Dit heeft gevolgen voor voorbereiding, selectie en beoordeling van de aspirant pleegouders, waarbij ik slechts wil aangeven dat discussie ook hierover zinvol kan zijn en plaats dient te vinden als er criteria ontwikkeld zouden moeten worden. 1 Portengen R. (2002). Dichter bij huis. Amsterdam: SWP. http://www.pleegzorg.nl/tekstalgemeen/Factsheet_Pleegzorg_2004.PDF . 2 Talbot, C. (2006). Kinship Care: the Research Evidence. In : C. Talbot & M.C. Calder. Assessment in Kinship Care. Dorset: Russell House Publishing.
www.adoptiepraktijk.nl
Theoretische verankering: beoordeling van netwerkgezinnen In de workshop wordt een theoretisch kader voor beoordeling van netwerkgezinnen geïntroduceerd. Dit kader is gebaseerd op een Engels model, dat landelijk gebruikt wordt in de jeugdzorg en waarbinnen diverse theoretische invalshoeken worden gecombineerd, het Framework for the Assessment of Children in Need and their families 3. Centraal staat de ontwikkeling, de veiligheid en het welzijn van het kind. 4 Het Framework is door Calder en Talbot (2006) aangepast voor assessments in kinship care, beoordeling van netwerkpleegzorg, zo ontstaat de beoordelingsruit (figuur 1), met als speciale dimensie de beoordeling van de pleegouders.
Figuur Beoordelingsruit
Een model alleen is niet voldoende om te komen tot een heldere, inzichtelijke en onderbouwde beslissing. Het is evenzo van belang dat er een goede beslissingsprocedure wordt vormgegeven, waarbij naast theoretische sturing veel aandacht is voor persoonlijk professioneel (en daarmee deels intuïtief) handelen. Een beslissingsprocedure is een proces waarin informatie wordt verzameld, geordend, geanalyseerd en beoordeeld. Daarna komt pas het besluit. Oordeel en besluit kunnen uiteenliggen: mensen kunnen het eens zijn over de mate van risico die een bepaalde situatie in zich bergt, maar toch besluiten tot andere acties. 3
Framework for the Assessment of Children in Need and their families (Department of Health, Department of Education and Employment, Home Office, UK, 2000). 4 Calder, M.C., & Talbot, C. (2006). Assessments in kinship placements: towards a sensitive, evidence based framework. In : C. Talbot & M.C. Calder. Assessment in Kinship Care. Dorset: Russell House Publishing.
www.adoptiepraktijk.nl
5
Dit levert een verschil in beslissing op. Dalgleish (1997) introduceert hiervoor de term ´beslisdrempel´ (decision threshold). In de workshop staan we kort stil bij deze beslisdrempel omdat deze bij het al dan niet accepteren van een netwerkpleeggezin van grote invloed kan zijn. Tot slot Beslissingscriteria in netwerkpleegzorg verdienen speciale aandacht, niet in de laatste plaats omdat netwerkpleegzorg een bijzondere en goede vorm kan zijn om ervoor te zorgen dat kinderen zorg, opvoeding, affectie en bestaanszekerheid wordt geboden. Allereerst moet er een heldere omschrijving komen van netwerkpleegzorg waarbij een keuze gemaakt dient te worden tussen een brede of smalle definitie. Vervolgens is het belangrijk om criteria empirisch en theoretisch te onderbouwen. De geïntroduceerde onderzoeksruit kan daarbij een rol kan spelen. Verder moet er aandacht zijn voor de rol van de professionele intuïtie en persoonlijke invloeden op besluitvormingsprocessen. Het kan prettig zijn om een onderscheid te maken tussen werkproces (zoals beschreven binnen de diverse MFO’s) besluitvormingsproces (hoe je tot het besluit komt) en handelingsproces (hoe je hulpmiddelen hanteert, hoe je uitvoert en hoe je besluiten omzet in handelen). In een samenspraak tussen theorie en praktijk, met voortdurende toetsing van evidence aan practice, kunnen bruikbare en gefundeerde handvatten ontstaan voor de praktijk van alledag. Belangrijkste leidraad is altijd dat een genomen besluit eenduidig uitgelegd kan worden, aan kind, ouders en netwerk in kwestie. Niet alleen op het moment dat het genomen is, maar ook 6 nog jaren later. Bilthoven, november 2006/ AV Bronnen en aangeraden literatuur Berge, I.J. ten & Bakker, A. (2005). Veilig Thuis? Utrecht: NIZW Berge, I.J. ten, & Vinke, A. (2006). Methodiek en hulpmiddelen ORBA, Onderzoek Risicotaxatie Besluitvorming AMK’s. Utrecht/Woerden: NIZW/Adviesbureau Van Montfoort. Broad, B. (2006). Some advantages and disadvantages of kinship care: a view from research. In : C. Talbot & M.C. Calder. Assessment in Kinship Care. Dorset: Russell House Publishing. Dalgleish, L.I. (1997). Risk assessment and decision making in child protection. Brisbane, Australia: The University of Queensland, Department of Psychology. Munro, E. (2002). Effective child protection. London: Sage. Pas, A. van der (2006, 4e dr.). Naar een psychologie van het ouderschap. Handboek methodische ouderbegeleiding, deel 2. Utrecht: SWP Turnell A., & Edwards, S. (1999). Signs of Safety. A solution and safety oriented approach to child protection casework. New York/London: W.W. Norton. Talbot, C. &. Calder (2006). Assessment in Kinship Care. Dorset: Russell House Publishing. Talbot, C. (2006). Kinship Care: the Research Evidence. In : C. Talbot & M.C. Calder. Assessment in Kinship Care. Dorset: Russell House Publishing. Vinke, J.G. (1999). Geschikt voor het adoptiefouderschap? De ontwikkeling en het gebruik van een taxatieinstrument voor gezinsfunctioneren met het oog op interlandelijke adoptie. Delft: Eburon. Vinke, J.G. & Mortel, M. vd. (2003) Methodisch bronnenboek Netwerkverkenning. Utrecht/ Woerden: VvP de Rading / Adviesbureau Van Montfoort. Vinke J.G. (2004). Methodisch bronnenboek Van Huis Naar Thuis - hulpverleningsvariant pleegzorg. Utrecht/ Woerden: VvP de Rading / Adviesbureau Van Montfoort.
5 Dalgleish, L.I. (1997). Risk assessment and decision making in child protection. Brisbane, Australia: The University of Queensland, Department of Psychology. 6 Voor een beschrijving van een ontwikkelproces en besluitvormingsprocedure zie ook: Berge, I. ten & Vinke. A (2006). Beslissen over vermoedens van kindermishandeling. Handreiking en hulpmiddelen voor het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Utrecht/Woerden: NIZW /Adviesbureau Van Montfoort.
www.adoptiepraktijk.nl
Checklist Voorwaarden voor terugkeer van pleegkinderen bij hun ouder(s) Anneke Vinke
Vooraf7 Deze checklist dient als ondersteunend instrument bij beslissingen inzake terugkeer8 naar huis die jeugdzorgwerkers nemen. Het is niet meer dan een kapstop en dient ook als zodanig te worden gebruikt. De lijst is in ontwikkeling en heeft niet de pretentie volledig te zijn. Wel is de ervaring met cliënten dat het duidelijkheid biedt om een standaard aantal onderwerpen aan de orde te kunnen stellen en na te kunnen gaan of en hoe voortgang is geboekt.
Uitgangssituatie Het kind verblijft in het pleeggezin (opvang of projectgezin) en de ouder(s) heeft (hebben) hun leven weer zodanig geherstructureerd dat er onder de opdracht die de ondertoezichtstelling inhoudt, geprobeerd moet gaan worden om het kind terug te plaatsen. Eerst moet duidelijk zijn dat het kind inderdaad in een gezin kan opgroeien. Indien de problemen van het kind zo groot zijn, dat behandeling geïndiceerd is, kan op dat moment niet tot terugkeer worden overgegaan. Maar als het kind inderdaad nog kan profiteren van gezinsopvoeding (vastgesteld op grond van bijvoorbeeld observatie of onderzoeksgegevens), zal gekeken worden naar de situatie van de ouder(s) en wat daarin concreet veranderd is. De opvoedingssituatie bij de ouders moet zo zijn gewijzigd dat het kind zich goed kan ontwikkelen binnen die situatie. De ontwikkeling van het kind staat voorop: in het gezin moet alles zo lopen dat de voorwaarden die dit specifieke kind nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen aanwezig zijn. Het kader waarbinnen alles zich afspeelt is het kader van de gedwongen hulpverlening aan kind en ouders. Voor pleegzorg zal dit - wanneer het een eerste plaatsing betreft - de hulpverleningsvariant van pleegzorg zijn, uitgewerkt in de methodiek Terug naar Huis (Portengen, 2003). Ook kan deze checklist gebruikt worden bij beëindiging van een pleegzorgplaatsing die langer heeft geduurd dan de in de hulpverleningsvariant genoemde zes maanden. De onderstaande checklist heeft haar wortels in diverse pedagogische en psychologische stromingen, waaronder die van 'good-enough' parenting (Cooper, 1985) determinanten van kinderlijke ontwikkeling (Rispens en Goudena, 1994), de ontwikkelingspsychopathologie (Wenar, 1990), theorieën rond specifiek opvoeden in niet-biologisch verwante gezinnen (Vinke, 1999; Vinke & vd Mortel 2002) en de concepten van ontwikkelings en opvoedingstaken (Goudena, 1994).
De vraag \ Waaraan moeten de ouders/ de ouder en de opvoedingssituatie vanuit pedagogisch en praktisch perspectief voldoen voordat er een besluit tot terugkeer genomen kan worden?
7
De oorspronkelijke checklist is ontstaan binnen Bureau Jeugdzorg Utrecht, als onderdeel van een afstemmingsprotocol tussen diverse instanties inzake baby's van drugsverslaafde moeders. Dit is een algemenere versie, Inhoudelijk aangepast n.a.v. het Project Pleegzorg II in 2003 en opgenomen in de bronnen voor de hulpverleningsvariant van VvP de Rading (Vinke, 2003 Adviesbureau Van Montfoort). Het is een werkdocument, dat op grond van recente inzichten aangepast en uitgebreid kan worden. 8
Terugplaatsing is geen juiste term: een kind wordt niet bij ouders geplaatst. Een kind keert terug naar huis.
www.adoptiepraktijk.nl
Algemene voorwaarden Deze voorwaarden moeten allemaal aanwezig zijn voordat het kind terug kan. Dit zijn de zogenaamde ‘minimale’ condities. Deze staan achter de cijfers vermeld, de pijlen geven de punten aan die belangrijk zijn om te beoordelen of er inderdaad is voldaan aan de conditie. Per kind moet gekeken worden door gedragswetenschapper en werker gezamenlijk welke punten wel of niet belangrijk zijn. 1. aanwezigheid van normale voorzieningen zoals ⇒ vaste verwarmde woonruimte met kookgelegenheid ⇒ aansluiting op gas, water en licht, ⇒ voedsel 2. vast inkomen, bijvoorbeeld een uitkering of een inkomen uit werk 3. aanwezigheid van noodzakelijke spullen voor het kind: ⇒ slaapplek/ eigen bed ⇒ speelgoed aangepast aan de leeftijd van het kind, gericht op het stimuleren van zijn ontwikkeling ⇒ veilige omgeving die is aangepast aan de leeftijd van het kind (gevaarlijke spullen uit de weg zetten, hekje maken voor de trap e.d.) 4. voldoende dagelijkse verzorging van het kind ⇒ voeding: eten dat bij de leeftijd van het kind past en gezond is voor het kind ⇒ kleding : kleren die passen en schoon zijn ⇒ lichamelijke verzorging : regelmatig in bad, nagels knippen, haren verzorgen, luiers (indien jong kind) 5. aanwezigheid en beschikbaarheid van minimaal één vaste verzorger ⇒ fysieke aanwezigheid ⇒ emotionele beschikbaarheid (dus niet volledig in beslag genomen zijn door eigen ziekte of andere eigen problematiek)
6. regelmatig dag en nachtritme voor ouder(s) en kind ⇒ ouders kunnen het kind rust en regelmaat geven (slaaptijden, etenstijden, op tijd naar crèche of school als dat van toepassing is) 7. indien de ouders werken moet er vaste opvang voor het kind zijn (crèche of vaste oppas) het is belangrijk dat het kind hier goed op reageert ⇒ ouders zijn bereid zich aan te passen aan de reactie van het kind op de opvang (dus: werktijden aanpassen, andere opvang regelen als het niet goed gaat) 8. nakomen van medische controles voor zowel moeder als kind ⇒ als ouders medicijnen gebruiken, doen ze dit zoals is afgesproken met de dokter ⇒ als er medicijnen gebruikt worden door het kind, zorgen de ouders ervoor dat dit goed gaat ⇒ ouders gaan bij jonge kinderen volgens afspraak naar het consultatiebureau/kleuterbureau ⇒ de ouders gaan naar de dokter als het kind ziek is
www.adoptiepraktijk.nl
9. voldoende emotionele en affectieve aandacht voor het kind ⇒ de ouders kunnen zich verplaatsen in het kind ⇒ de ouders kunnen spelen met het kind ⇒ de ouders kunnen aansluiten bij het kind en als het nodig is hun eigen behoefte even uitstellen ⇒ de ouders kunnen hun kind troosten ⇒ de ouders kunnen ingaan op huilen of jengelen of ander aandachtvragend gedrag van het kind ⇒ de ouders accepteren hun kind zoals het is 10. veiligheid en bescherming ⇒ de ouders weten wat hun kind nodig heeft ⇒ de ouders weten wat zij van hun kind mogen verwachten ⇒ de ouders kiezen speelgoed dat niet gevaarlijk is en goed is voor de ontwikkeling van het kind ⇒ de ouders passen de woonruimte aan de leeftijd van het kind ⇒ de ouders weten welke informatie of tv-programma’s wel en niet geschikt zijn voor hun kinderen 11. openstaan voor hulpverlening ⇒ ouders accepteren ondersteuning in het gezin ⇒ ouders stellen zich leerbaar op: willen hun eigen gedrag veranderen als dat voor het kind beter zou zijn ⇒ ouders geven inzicht in hun eigen gedrag, zijn bereid om zich te laten controleren indien nodig (CAD, info van behandelend artsen opvragen) 12. netwerk hebben: er is minimaal één persoon naast de ouder(s) die als vangnet kan dienen voor het kind ⇒ wanneer de ouders uitvallen of het kind ziek is en extra hulp nodig is, kunnen ouders familie of vrienden inschakelen. Dit moeten betrouwbare mensen zijn. De werker kijkt naar al deze voorwaarden samen met de ouders en bespreekt of er begeleidingsvragen zijn die hieruit naar voren komen. Alle punten hoeven nog niet perfect te zijn wanneer een traject tot terugkeer gestart gaat worden, maar op het moment dat het kind weer in zijn oorspronkelijke gezin gaat wonen moeten alle voorwaarden ingevuld zijn. Indien er sprake is van complicerende factoren die het gedrag van de ouder als opvoeder zullen bepalen (bijvoorbeeld (herhaalde) opnames van een ouder (bijvoorbeeld in een algemeen of psychiatrisch ziekenhuis) of (terugkerend) gebruik van alcohol of drugs) worden aanvullende voorwaarden geformuleerd en zal de ouder aan moeten tonen gedurende een langere periode (globaal ten minste zes maanden) stabiel gedrag te vertonen zonder terugval. Per gezin wordt bekeken hoe lang de periode moet zijn en de werker mag bewijs vragen aan de ouders: immers, het kind moet een stabiele opvoedingssituatie geboden worden. Voor een goed verloop van de terugkeer is het belangrijk te kijken naar de ontwikkeling van het kind en de rol van de ouders. Met andere woorden: kunnen de ouders voldoen aan hun opvoedingstaken en de ontwikkelingstaken die het kind moet voltooien daarbij bevorderen? Voor een kind dat tijdelijk in een pleeggezin heeft gewoond zal het weer thuis gaan wonen moeilijk zijn. Het kind zal verdrietig zijn dat het weg moet bij de pleegouders. Dit zal het kind laten zien door zich of moeilijk te gedragen (moeilijk te troosten, veel huilen, dwars doen,
www.adoptiepraktijk.nl
uitproberen) of door alles maar gewoon over zich heen te laten komen (heel erg rustig en gelaten reageren, alsof het niets betekent). Het kan zelfs zo zijn dat het kind ‘jong’ gedrag gaat vertonen: alsof hij/zij nog een jonger kind zou zijn. Ouders moeten hierop in kunnen springen en het kind ruimte geven weer opnieuw zijn/haar plek te veroveren. Dit kan alleen wanneer eigen problematiek, zou deze al spelen, niet meer of slechts zeer minimaal aanwezig is: het kind moet centraal kunnen staan. Dat laatste is moeilijk voor de ouders en sluit meestal niet aan bij wat zij verwachten. Meestal zijn de ouders vooral blij dat ze nu eindelijk voor hun kind kunnen en mogen gaan zorgen. Die blijdschap zorgt ervoor dat het moeilijk is om met het verdriet van het kind om te gaan. De ouder(s) moet(en) hierop voorbereid worden en hierbij begeleid worden. Dit betekent eigenlijk dat het mijn voorkeur heeft wanneer bij de terugkeer naar huis, na afronding van hulp en zorg vanuit de pleegzorg ambulante hulpverlening in de thuissituatie ingezet kan worden.
©Anneke Vinke, www.adoptiepraktijk.nl Herziene versie 2003/20069
Bronnen: Berge, I. ten & Vinke. A (2006). Beslissen over vermoedens van kindermishandeling. Handreiking en hulpmiddelen voor het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Utrecht/Woerden: NIZW /Adviesbureau Van Montfoort. Cooper, C. (1985) ‘Goodenough’, borderline and ‘badenough’ parenting. In M.Adcock & R.White. Good Enough
parenting, a framework for assessment (pp. 58-81). London: BAAF. Dekovic, M, Groenendaal, J.H.A., Noom, M.J., & Gerrits, L.A.W. (1996). Theoretisch kader en opzet van het onderzoek. In J. Rispens, J.M.A. Hermanns, & W.H.J. Meeus (Red.), Opvoeden in Nederland (pp. 6-28). Assen: Van Gorcum. Goudena, P.P. (1994)Ontwikkelingsopgaven en opvoedingsopgaven. In J.Rispens, P. P. Goudena en J.H.A. Groenendaal (Red.). Preventie van psychosociale problemen bij kinderen en jeugdigen (pp. 59-71). Houten: Bohn Stafleu en Van Loghum. Niftrik, D. van (1995). Criteria voor het opleggen van hulp aan drugsverslaafde ouders. Reflecties van een hulpverlener. In D.J. de Ruyter & P. A. de Ruyter (red.). Pedagogische criteria voor het opleggen van hulp,
theoretisch en praktisch bezien (pp.45-53).Utrecht: SWP. Portengen, M.C. (2003). Bouwstenen voor 'Terug naar Huis'; een raamwerk voor methodisch handelen. Ouderkerk aan de Amstel: TOPIC. Vinke. A.J.G. (1999). Geschikt voor het adoptiefouderschap. De ontwikkeling en het gebruik van een taxatie-
nstrument voor gezinsfunctioneren met het oog op interlandelijke adoptie. Delft: Eburon. Vinke, A. & Mortel, M. van de (2002). Methodiek Netwerkverkenning. Woerden: Adviesbureau Van Montfoort, in opdracht van VvP de Rading Utrecht (interne publicatie). Wenar, Ch (1990). Developmental psychopathology from childhood through adolescence. New York: McGraw Hill.
9
9 Deze laatste versie is volledig voor rekening van de auteur. Deze versie kan, mits referentie vermeld wordt, gebruikt worden. Bij aanpassing ook graag bron vermelden en vermelden dat ze oorspronkelijk is ontstaan binnen BJZ Utrecht.
Workshop Perspectief in de pleegzorg - Trillium 5 jaar later Dr. Anneke Vinke
Ontwikkelings en opvoedingstaken in pleeggezinnen Werkversie Tabel Ontwikkelingsopgaven voor pleegkinderen Leeftijd Ontwikkelings periode Ontwikkelings opgave Pleegzorg specifiek
0-1 jaar baby
2-3 jaar peuter
4-5 jaar kleuter
6-11 jaar schoolkind
12-14 jaar pre-adolescentie
15-18 jaar adolescentie
- motorische ontwikkeling - hechting -omgaan met separatietrauma -cultuurschok
- hechting - exploratie
-ontwikkeling van autonomie -individuatie -omgaan met verschil tussen zichzelf en ouders
-omgang met leeftijdgenoten -schoolse vaardigheden -gevoelens van verlaten zijn versus gewenst zijn -fantasieën over terugkeer, toekomst
-persoonlijke identiteit -separatie en individuatie -interesse in ‘roots’ -omgaan met dubbele loyaliteiten / dubbel ouderpaar -fantasieën over terugkeer, toekomst
-relaties -rollen
Bijzonderheden Van toepassing door alle fasen heen gedurende gehele plaatsingsperiode
-ontwikkeling van vertrouwen naar pleegouders - contact met eigen ouders
Als voor plaatsing in het pleeggezin sprake is geweest van mishandeling, verwaarlozing of misbruik, heeft het kind de taak deze (traumatisch) ervaringen te verwerken -omgaan met dubbele loyaliteiten -omgaan met bestaansonzekerheid -hechting en ingroei in pleeggezin -ontwikkeling van vertrouwen in pleegouders -behouden van relatie met eigen ouders en familie
(Ontleend aan: Dekovic, Groenendaal, Noom, & Gerrits, 1996; Goudena, 1994; Hajal & Rosenberg, 1991; Rosenberg, 1992, Vinke 1999)
© Adoptiepraktijk Vinke – www.adoptiepraktijk.nl 8
-acceptatie van de triadische familie: plaats voor pleegouders en voor eigen ouders
Workshop Perspectief in de pleegzorg - Trillium 5 jaar later Dr. Anneke Vinke
Tabel Opvoedingsopgaven voor pleegouders Leeftijd Ontwikkelings periode Opvoedings opgave
0-1 jaar baby
2-3 jaar peuter
4-5 jaar kleuter
6-11 jaar schoolkind
12-14 jaar pre-adolescentie
15-18 jaar adolescentie
-verzorging -responsief reageren -beschikbaar zijn
-responsief reageren en interacteren -warmte en ondersteuning
-stimulerende omgeving bieden -gehoor geven aan streven tot autonomie
Pleegzorg specifiek
-acceptatie en integratie biologisch niet eigen kind -openheid naar omgeving over pleegzorg -eigenheid kind respecteren en stimuleren
-omgaan met reacties op pleegzorg zowel van kind als van omgeving -eigenheid kind respecteren en stimuleren
-omgaan met verschillen tussen eigen kinderen en pleegkinderen maar ook tussen rol als biologische ouder en rol van pleegouder -stabiel gezin vormen -eigenheid kind respecteren en stimuleren
-gedragsregulatie -consistente disciplinering -gelegenheid geven tot omgang met leeftijdgenoten - omgaan met eigen onzekerheden (goodenough parents)
-toekennen autonomie -ondersteuning op school en op relationeel vlak -leeftijdsadequate grenzen stellen - verschil hanteren tussen reguliere en triadische /pleegzorg familie - verbinden van twee families in plaats van verbreken
Verantwoordelijk heden overdragen -keuzen accepteren -meer symmetrische relatie met kind aangaan - herdefiniëring van rollen - heracceptatie pleegzorg - steunen bij besluit tot zoekacties
Bijzonderheden Van toepassing door alle fasen heen gedurende hele plaatsingsperiode
Als voor plaatsing in het pleeggezin sprake is geweest van mishandeling, verwaarlozing of misbruik, heeft het kind de taak deze (traumatisch) ervaringen te verwerken -omgaan met dubbele loyaliteiten -openheid over pleegzorg -respecteren van eigen ouders en omgaan met eigen ouders (cultuurverschillen) -kunnen profiteren van begeleiding -flexibel kunnen omgaan met eigen opvoedingspatronen
(Ontleend aan: Dekovic, Groenendaal, Noom, & Gerrits, 1996; Goudena, 1994; Hajal & Rosenberg, 1991; Rosenberg, 1992, Vinke 1999)
© Adoptiepraktijk Vinke – www.adoptiepraktijk.nl
9
Workshop Perspectief in de pleegzorg - Trillium 5 jaar later Dr. Anneke Vinke
Taken voor eigen ouders in de hulpverleningsvariant Bijzonderheden
Van toepassing door alle fasen heen gedurende hele plaatsingsperiode
Context is tijdelijke pleegzorg Hoofdthema is het loslaten van oude, vertrouwde patronen Beweging en zoeken naar nieuw evenwicht is de opgave voor de eigen ouders - tijdelijk omgaan met de rol van ouder op afstand kind ruimte geven, centraal stellen, vanuit behoefte en (on)mogelijkheden kind contact vormgeven (aanwezig zijn voor het kind zonder het klem te zetten in het pleeggezin, in keuzes of in conflicten) -openheid over pleegzorg naar andere familieleden toe -eerlijkheid over eigen opvoedings(on)mogelijkheden -respecteren van pleegouders en de gang van zaken in het pleeggezin oog hebben voor het kind, het kind centraal stellen: kunnen invoegen en het kind bestaanszekerheid bieden terug thuis (legitimeren, emotioneel toestaan plaatsing) kunnen profiteren van begeleiding - leerbaar zijn en de eigen opvoedingspatronen en leefwijze wijzigen wanneer dit voor de ontwikkeling van het kind nodig is willen leren van pleegouders durven veranderen gecoacht durven worden
Het bovenstaande betekent dat de eigen ouders naast zichzelf durven te staan en de eigen rol en patronen onder de loep durven te nemen Concreet houdt dit in dat het hoofdthema 'loslaten van oude patronen' is. De dagelijkse opvoedersrol wordt tijdelijk losgelaten en overgedragen aan een ander. De ander wordt het voorbeeld en de ouder gaat leren van de pleegouder Niet alleen rationeel maar vooral ook emotioneel (toestemming!). De rol van vader of moeder blijft natuurlijk ongemoeid: ook de positie van belangrijke volwassene voor het kind is onaantastbaar. Twee vormen van ouderschap die tijdelijk coëxisteren: een moeilijke opgave voor eigen ouders! Er wordt namelijk een empathische, volgende en invoegende houding van hen gevraagd: zowel naar het kind toe (wat heeft het kind nu nodig, wat kan het aan) als naar het pleeggezin toe (hoe is de gang van zaken daar, dagelijkse routines, kledingkeuze, keuze voor haardracht). Begeleiding zal moeten inzetten op het blootleggen van het betrekkingsniveau en de bevestiging van twee vormen ouderschap die voor dit kind op dit moment naast elkaar bestaan en veel betekenen - elk op een eigen wijze maar wel met een gezamenlijke opvoedingsstijl. Het perspectief voor het kind ligt thuis, mits de ouder(s) hun patronen wijzigen en de opvoedingsstijl meer aanpassen aan de specifieke opvoedingsbehoefte en leeftijdsfase van het pleegkind. © Anneke Vinke, 2003/2006 ook opgenomen als bijlage in de methodiek beschrijving Van Huis naar Thuis, VvP de Rading, 2003 (Adviesbureau Van Montfoort)
© Adoptiepraktijk Vinke – www.adoptiepraktijk.nl 10
Workshop Perspectief in de pleegzorg - Trillium 5 jaar later Dr. Anneke Vinke
Keuzes in plaatsing voor jeugdigen (gebaseerd op Wheal, 2001; aangepast voor het project Netwerkverkenning van VvP de Rading, 2002// aangepast 2006 AV)
Kiezen voor Plaatsing Jongere & ouders kiezen uit deze opties
Wanneer Wanneerplaatsing plaatsing plaatsingoverwogen overwogen overwogenwordt wordt wordt Wanneer
2. 1.
Wonen bij de ouders
Beëindigenplaatsing plaatsing Beëindigen Beëindigen plaatsing
De opties zijn in de volgorde die door de meeste Jeugdigen en ouders wordt geprefereerd Jongere & ouders kiezen uit deze opties
Gedeelde opvoeding Opvoedingsondersteuningg
informeel informeel
formeel formeel
Opvoedingsondersteuning Opvoedingsondersteuning bv. bv. ♦ Ouderondersteuning Ouderondersteuning (groep) (groep) ♦ ♦ ♦ Intensief Intensief ambulante ambulante ondersteuning ondersteuning (thuis, (thuis, in in gezin) gezin) ♦ ♦ MST/FFT MST/FFT ♦ Oudervaardigheden Oudervaardigheden ♦ ontwikkelen ontwikkelen ♦ Therapie Therapie ♦ ♦ ♦ Family Family mediation mediation
Wonen bij: Ouders Familie Vrienden Pleeggezin Zefstandig wonen in: (tijdelijk) begeleide woonvorm onbegeleide woning (kamer, flat e.d.)
2. Wonen bij familie en vrienden als opvoeders
formaliseren
3. Pleegzorg korte, middellange of lange termijn
4. Semi- residentiële voorziening
Begeleidingsvorm: ♦ Basisvariant ♦ Specialistisch ♦ Intensief En verder…. ♦ Siblings: broers/zusjes ♦ Infant: Moeder- en babypleegzorg ♦ Tieneropvang ♦ Observatie ♦ Incidenteel (respite) ♦ Weekend ♦ Op verzoek anderen
♦ ♦
© Adoptiepraktijk Vinke – www.adoptiepraktijk.nl
Evt. voogdijoverdracht
dagbehandeling (mkd, boddaert, ggz)
♦ ♦
5. Residentiële voorziening
Lange termijn plaatsing
Crisisopvang Kindertehuizen (medisch en niet medisch) Therapeutische voorzieningen Vakinternaten
11