Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 3 Grammatica
Differentiatiemateriaal Hoofdstuk 3
Grammatica – Zinsontleding: bedrijvende en lijdende vorm Opdracht 1 Noteer of de onderstaande zinnen in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
De laatste jaren worden er vaak survivaltochten georganiseerd. Tijdens deze tochten moeten de deelnemers allerlei moeilijkheden overwinnen. Voor scholieren worden er door verschillende reisorganisaties zelfs speciale survivalkampen aangeboden. De leerlingen voeren tijdens zo’n kamp een aantal speciale activiteiten uit. Bij de activiteiten worden zij begeleid door ervaren instructeurs. De instructeurs helpen de jongeren bij het verleggen van hun grenzen. Bij de activiteiten kan gedacht worden aan: klimmen, abseilen, kanoën, mountainbiken, vlotbouwen en –varen, bivak met kampvuur. Het aanbod van activiteiten is groot. Sommige mensen vinden deze opvatting van het begrip survival niet juist. Leren overleven met het weinige (of juist het vele) van de natuur is hun definitie van survival. Een hightech uitstapje met touwbruggen en abseils vinden zij niet representatief voor overleven. Overleven is volgens hen aangewezen zijn op jezelf en de omgeving. Een outdoorschool bood daarom de cursus “Survival. Vijfdaagse cursus improviseren en overleven” aan. De cursisten leerden verschillende typen hutten bouwen, vuur maken en water koken zonder pan. Het fabriceren van elementair gereedschap en touw was snel aangeleerd. Ook werden lessen gegeven in jachttechnieken en visvangst. De deelnemers leerden alles over het leven in, van en met de natuur. De echte doorzetters konden de eigengemaakte gerechten eten en slapen in hun boshut. Dat was pas een echte survival! Wegens succes is de cursus opnieuw op het programma gezet.
1
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 3 Grammatica
Grammatica – Zinsontleding: bepaling van gesteldheid
Bepaling van gesteldheid (BVG) In de eerste en tweede klas heb je een aantal zinsdelen geleerd. Naast persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling is er nog een zinsdeel dat behandeld moet worden: de bepaling van gesteldheid (BVG). Een bepaling van gesteldheid is een bepaling die zowel betrekking heeft op de handeling die door het werkwoordelijk gezegde wordt weergegeven als op het onderwerp of het lijdend voorwerp. Een bepaling van gesteldheid is meestal een bijvoeglijk naamwoord, maar kan ook gevormd worden door een zelfstandig naamwoord of een voorzetselgroep. Voorbeelden: 1
Nerveus bladert hij door zijn aantekeningen. Nerveus heeft betrekking op het werkwoordelijk gezegde bladert, maar zegt ook iets over het onderwerp hij.
2
Haar klasgenoten vinden Janneke een mispunt. een mispunt heeft betrekking op het werkwoordelijk gezegde vinden, maar zegt ook iets over het lijdend voorwerp Janneke.
3
Ze beschouwden Willem J. als het brein achter de misdaad. als het brein achter de misdaad heeft betrekking op het werkwoordelijk gezegde beschouwden, maar zegt ook iets over het lijdend voorwerp Willem J.
Opdracht 2 Noteer uit de onderstaande zinnen de bepaling van gesteldheid (BVG). 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Hongerig kwamen mijn twee broertjes uit school. Hij verft de deur van zijn kamer blauw. De rechter achtte de man toerekeningsvatbaar. Het publiek ontving prinses Máxima enthousiast bij de opening van het Leerpark. Als kind is hij erg verwend door zijn ouders. Mijn nichtje en haar man hebben de baby Eline genoemd. Tiuri werd door koning Dagonaut tot ridder geslagen. Bleek van schrik zat de vrouw voor zich uit te staren na de val met de fiets. Kleine kinderen maken wel eens hun speelgoed kapot.
2
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 3 Grammatica
10
Als kleuter vind je de verhalen over Jip en Janneke geweldig leuk.
3
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 3 Grammatica
Bepaling van gesteldheid of bijwoordelijke bepaling? Soms is het lastig om de bepaling van gesteldheid te onderscheiden van de bijwoordelijke bepaling. Een handig hulpmiddel om zeker te weten of je te doen hebt met een bepaling van gesteldheid is de controle met een naamwoordelijk gezegde: Onderwerp of lijdend voorwerp + koppelwerkwoord + bepaling van gesteldheid 1
Nerveus bladert hij door zijn aantekeningen. - Hij is nerveus.
2
Haar klasgenoten vinden Janneke een mispunt. - Janneke is een mispunt.
3
Ze beschouwden Willem J. als het brein achter de misdaad. - Willem J. is het brein achter de misdaad.
Als het mogelijk is een naamwoordelijk gezegde te vormen, dan is het zinsdeel een bepaling van gesteldheid. Bepaling van gesteldheid
Bijwoordelijke bepaling
1
1
Ik vond dat boek mooi.
Ik vond dat boek vlug.
mooi heeft betrekking op het werkwoordelijk gezegde vond, maar ook op het lijdend voorwerp dat boek.
vlug heeft alleen betrekking op het werkwoordelijk gezegde vond, maar niet op het lijdend voorwerp dat boek.
Controle met NG: Dat boek is mooi.
Controle met NG lukt niet: *Dat boek is vlug.
2
2
Gehaast zette de vrouw haar handtekening.
Netjes zette de vrouw haar handtekening.
Gehaast heeft betrekking op het werkwoordelijk gezegde zette, maar ook op het onderwerp de vrouw.
Netjes heeft betrekking op het werkwoordelijk gezegde zette, maar niet op het onderwerp de vrouw.
Controle met NG: De vrouw is gehaast.
Controle met NG lukt niet: *De vrouw is netjes. (De vrouw kán wel netjes zijn, maar dat is uit deze zin niet op te maken.)
3
3
Als kind is hij vaak ziek geweest.
Als een kind begon hij te snikken.
Hetkind washeeft nog betrekking een hele klus omnaamgoede beschrijving tekind maken van dit onderwerp. In het overleg Als op het Als een heeft alleen betrekking op met Joanne heb ik besloten om de bepaling van gesteldheid niet verder van woordelijk gezegde is ziek geweest, maar werkwoordelijk gezegde begon te snikken, een onderverdeling te voorzien. Dit kan natuurlijk altijd worden. hij. ook op het onderwerp hij. maarnog nietgewijzigd op het onderwerp Nadat jullie mening hebben gegeven, zal ik nog opdrachten met aandacht voor het Controle metjeNG: Controle met NGmaken, lukt niet: verschil tussen BVG en BWB. Hij was kind. *Hij is (een) kind. (Hij is geen kind, maar gedraagt zich alleen als een kind.)
4
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 3 Grammatica
Onvoltooid deelwoord als bepaling van gesteldheid Let op! Als de bepaling van gesteldheid gevormd wordt door een onvoltooid deelwoord, kun je de controle met een naamwoordelijk gezegde niet uitvoeren. 1 Lachend keek Marjolein hem aan. - Marjolein is lachend. (NG-controle lukt niet.) In zo’n geval controleer je de bepaling van gesteldheid door van het onvoltooid deelwoord een persoonsvorm te maken. - Marjolein lacht. (PV-controle lukt wel.) Voorbeelden: 2 Wankelend bereikte hij de finish.
-
3 Arjan gaat altijd fluitend naar school. -
Hij is wankelend. (NG-controle lukt niet.) Hij wankelt. (PV-controle lukt wel.) Arjan is fluitend. (NG-controle lukt niet.) Arjan fluit. (PV-controle lukt wel.)
Opdracht 3 In de volgende zinnen is steeds een zinsdeel cursief gedrukt. Noteer of het zinsdeel een bepaling van gesteldheid (BVG) is of een bijwoordelijke bepaling (BWB). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Afkeurend keek meneer Jansen naar het werk van Annemarie. Mijn broer woonde als student op kamers in Amsterdam. Ik lust dat ei wel gebakken. De lerares Nederlands rekende bij de repetitie het onvolledige antwoord fout. Als een coureur racete hij met zijn auto over de smalle polderweggetjes. Gisteravond heb ik een hele tijd wakker gelegen. Volkomen overstuur rende het buurmeisje de kamer rond. Langdurig overlegden de docenten over de resultaten van Alexander. Mijn vriend reed zojuist slingerend de hoek om. Een klasgenoot sloeg het lege blikje in een klap helemaal plat.
Opdracht 4 Benoem de cursief gedrukte zinsdelen. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
De beroemde schilder Rembrandt is arm gestorven. Als een kleuter zat hij met zijn eten te knoeien. Zij promoveerde kortgeleden tot doctor in de letteren. De gemeente heeft het pand onbewoonbaar verklaard. Als puber heb je het niet altijd gemakkelijk. Teleurgesteld over zoveel onbegrip ging hij naar huis. Gisteravond zocht ik lang naar mijn agenda. Mijn ouders komen vanavond laat thuis. Als een politieagent regelde hij op de kruising het verkeer. De kleuterklas verwelkomde het bruidspaar zingend bij het stadhuis.
5
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 3 Grammatica
Hoofdzin – bijzin Opdracht 5 A B C
Noteer het eerste en het laatste woord van de bijzin uit elke samengestelde zin. Vervang de bijzin door één woord. Ontleed daarna de hoofdzin in zinsdelen.
1 2 3
Veel leerlingen weten op jonge leeftijd al welk beroep zij later willen uitoefenen. Dat de beroepskeuze jong wordt gemaakt, geldt echter niet voor iedereen. Nogal wat mensen vragen zich pas in het examenjaar af wat ze na het examen zullen gaan doen. Als je in de derde klas nog geen concrete plannen hebt, is dat natuurlijk niet erg. De vraag is hoe je je op een verdere studie kunt oriënteren. De schooldecaan geeft altijd voorlichting over studie en beroep aan wie bij hem komt om informatie. Wat erg fijn is in de derde klas, is het programma van de keuzebegeleiding. Je ontdekt daarbij wat je sterke en je zwakke kanten zijn. Sommige opleidingen nodigen leerlingen uit voor wat zij praktijkdagen of kennismakingsdagen noemen. Misschien word jij toch wat je altijd al in gedachten hebt gehad.
4 5 6 7 8 9 10
6