Die letzte reise
Prelude
Ergens in maart van dit jaar worstelde een voor mij volstrekt onbekende vrouw zich doorheen het cordon téléphonique dat er met de jaren rondom mij ontstaan is. Men belt mij tamelijk veel en meestal met de klassieke vraag of ik vijf minuten heb om een probleem op te lossen. De tijd die nodig blijkt te zijn om mij het probleem telefonisch uit te leggen is echter veelal omvangrijker dan de vraagsteller aankondigde, laat staan dat er binnen de opgegeven limiet ook nog alle benodigde acties zouden kunnen gebeuren. Versta me niet verkeerd: problemen zijn er om opgelost te worden, maar liefst één voor één en binnen een meer aannemelijk tijdbestek. Mijn gsm-toestel is inmiddels volstrekt uit de mode en de simkaart is met de jaren meer en meer in de auto gebleven. De duokaart ben ik indertijd vergeten te activeren. Wie mij belt, doet dat dus best via de klassieke vaste lijn. Daar neemt meestal iemand anders dan ikzelf op en de telefoonbeantwoorder van dienst wordt er steeds beter in om niet al te veel oproepen door te verbinden. Dat maar om U te vertellen dat al mijn vijf minuten stilaan bijna opgeraakt zijn en ik een persoonlijk onderhoud dat wat langer duurt en waarbij al direct enige actie kan ondernomen worden verkies boven een boodschappenlijstje van bellers waar geen begin of einde aan is. Niettemin geraakte de dame in kwestie dus via de telefoon goed en wel tot bij mij, en wel van de eerste keer, hetgeen voor mij meteen bewijst dat ze van het doorzettende type is. Het sierde haar bovendien dat ze geen voorafgaandelijke estimatie gaf van de tijd die er nodig zou zijn om haar te helpen. Ze vertelde me op dat ogenblik een niet al te duidelijk verhaal over “den oorlog” en Breendonk en een reis naar Neuengamme in Duitsland. Haar introductie was eigenlijk wel fabuleus: ik verstond haar naam niet goed, noch van waar ze precies was. Ik hoorde dat ze een accent “uit de Vlaanders” had -zoals men dat bij ons zegt- en dat ze mijn nummer gekregen had van de broer van mijn vriend. Ik heb heel veel kennissen, maar mijn vriendenkring is eigenlijk erg beperkt. Voor mij is een vriend immers iemand waarmee je geheimen deelt waar een ander geen zaken mee heeft. Iemand die blijft en waar je kan op rekenen, ook al kent hij/zij jouw geheimen. Desondanks was er iets meer uitleg nodig om te weten te komen wie er precies bedoeld werd.
1
Toen de broer iemand van Gent bleek te zijn, viel mijn frank: de dader was Joseph Craeninckx, wiens inmiddels al enige tijd overleden broer E.H. Frans Craeninckx inderdaad een goede vriend van mij was. Dat laatste konden sommige mensen niet goed verstaan. Immers: Frans was een priester en van mij is blijkbaar geweten dat ik niet (meer) naar de mis ga en ook niet erg hoog oploop met de kerk als instituut ondanks (of dankzij?) mijn Leuvense baccalaureaat in het kerkelijk recht. Eerlijkheidshalve moet ik inderdaad toegeven dat ik mij regelmatig serieus erger over kwesties die met geloof te maken hebben. Als ik iemand meedeel dat ik er geen bezwaar tegen heb dat hij of zij gelovig is indien er van de andere kant geen bezwaar is dat ik dat niet ben, ben ik tot op heden nog niemand tegengekomen die bezwaar maakte. Maar als dat “nihil obstat” dan in de praktijk moet gebracht worden loopt het meestal direct grondig fout. Toch waren de broer van Joseph en ik inderdaad goede vrienden in mijn definitie van dat woord. De geheimen die wij deelden zult U niet te weten komen door verder te lezen. Ik verdenk Frans er wel van dat hij er van overtuigd was dat ondanks alles ik nog niet definitief verloren was voor de goede zaak, maar als vriend hield hij zich aan de aangehaalde afspraak dat er wederzijds geen bezwaar was. Ik mocht hem zelfs niet “mijnheer pastoor” noemen, alhoewel onder andere zijn broer dat regelmatig wel deed. Frans Craeninckx was gedurende jaar en dag de voorzitter van de afdeling Meensel-Kiezegem van de Nationale Confederatie van Politieke Gevangenen en Rechthebbenden (N.C.P.G.R.). Hij werd samen met zijn vader en zijn broer meegenomen in de razzia’s van begin augustus 1944 in Meensel-Kiezegem. Samen met zijn 16-jarige tweelingbroer en een tiental andere dorpsgenoten werd hij begin september 1944 uit de spooktrein bevrijd. Vader Vital Craeninckx had minder geluk: zijn transport bereikte Duitsland en hij kwam nooit meer terug naar huis (°Neuengamme, 16 november 1944). Ooit vertelde Frans mij dat hij nog alle dagen dacht aan de mensen die meegenomen werden uit zijn dorp en nooit meer terug naar huis kunnen komen zijn. Samen met zijn broer schreef hij ook een boek over het wedervaren in Meensel-Kiezegem. De plaatselijke afdeling van de N.C.P.G.R. mag er fier over zijn om een voorzitter van dat kaliber gehad te hebben. Terug terzake. Tweelingbroer Joseph Craeninckx, die het ondertussen tot nationaal voorzitter van de N.C.P.G.R. gebracht heeft, had haar dus verteld dat ik er aan dacht om begin mei van dit jaar mee te gaan met een herdenkingsreis naar Neuengamme omdat 65 jaar geleden de concentratiekampen bevrijd werden. Ik was in 2004 en in 2005 al eens naar ginder getrokken met vrouw en kinderen, maar ondertussen zijn onze zonen schoolplichtig. Bovendien zijn ze momenteel te groot, maar voor wat mij betreft nog niet groot genoeg om een concentratiekamp te bezoeken. Mijn vrouw moedigde mij aan om mee te gaan, maar ik zag er tegen op om alleen te reizen of met een groep van onbekende en wellicht veel oudere mensen mee te gaan.
2
Ik kreeg te horen dat zij ook graag naar Neuengamme had willen gaan omdat ze daar nog nooit geweest was en haar vader daar gebleven was, maar eigenlijk deels ook hetzelfde probleem als ik had: gebrek aan een vertrouwde reisgezel. Ze zag er geen graten in om met mij de kamer te delen, want ze bleef ook al eens slapen bij haar schoonzoon (of andersom?). Ik moest even schrikken van het voorstel, want eerlijk gezegd was het me nog niet overkomen dat een wildvreemde vrouw mij belde om te vragen om met haar de kamer te delen. Ik wist niet dat de nationale voorzitter van de N.C.P.G.R. op z’n 82e er nog zo’n progressieve moraal op na houdt. Gent is natuurlijk wel een grote stad, hetgeen niet kan verteld worden van de gemeente Tielt-Winge. We overtuigden elkaar om in te schrijven voor de pelgrimstocht die de Nationale Vriendenkring van het Concentratiekamp Neuengamme en zijn Buiten kampen jaarlijks houdt. Het behoort toe te geven dat de correcte naam van de aangehaalde vereniging weergeven enige moeite kost en wellicht bewust het Duitse gezegde dat zich in de beknoptheid de meester toont, niet huldigt op dat vlak. Ze zou ons beiden inschrijven bij voorzitter Victor Malbecq uit Vilvoorde, die ik inmiddels ook al een hele tijd ken. Victor is een sympathieke man die mij doet denken aan mijn grootvader Albert Beeken, maar deze laatste zijn Frans was beduidend minder goed; daarvoor moest hij beroep doen op mijn grootmoeder Sylvie Oversteyns die net voor of in het begin van den eerste oorlog een tijd in Jodoigne geweest was. Voorzitter Malbecq en ik hebben allebei ook een speciale band met het buitenkamp Wöbbelin in Duitsland, maar daar wordt verder op teruggekomen. Het vergde nog enkele telefoontjes van Lia uit Brugge eer onze beide inschrijvingen rond waren. Dat was op zich niet erg, want daarmee kreeg ik toch iets meer informatie over de dame die steeds opnieuw mijn telefonisten wist te verschalken. We schreven in op de zesdaagse reis die vertrok op vrijdag 30 april 2010 en duidden beiden aan geen bezwaar te hebben om een kamer te delen met iemand. Er was ook nog een vierdaags programma. Daarin werd onder andere Wöbbelin niet aangedaan, hetgeen voor mij dus niet afdoende was.
30 april – dag 1
Op vrijdag 30 april 2010 was het dan zo ver. Om 7u30 verzamelden de deelnemers aan de zesdaagse reis die met de bus gingen aan het Brusselse noordstation. Om te vermijden dat ik de ochtendspits naar Brussel moest doen, had ik met Victor Malbecq afgesproken dat ik op de carpoolparking aan de E40 in Boutersem op de bus zou wachten. Iets na half negen werd ik daar opgepikt.
3
Lia had twee zetels voor mij voorbehouden de bank net achter haar. Er waren immers in de bus meer plaatsen voorzien dan deelnemers aan de zesdaagse reis omdat de deelnemers van de vierdaagse reis nadien zouden aansluiten bij ons transport en diegenen die zelf met de wagen reden ter plaatse wellicht deels ook met de bus zouden meereizen. Ik vertelde haar dat ik het eigenlijk veel gemakkelijker zou vinden indien ik gewoon naast haar mocht zitten, waarmee ze meteen akkoord was. Ik ging dan ook de overige medereizigers begroeten, hetgeen zichtbaar op prijs gesteld werd. Het was voor mij meteen duidelijk dat ik de jongste van het reisgezelschap was, maar de gemiddelde leeftijd van de deelnemers lang niettemin een flink stuk lager dan ik vermoed had. Bovendien zit de leeftijd wel al eens in het hoofd en stelde ik vast dat ook diegenen die meer dan dubbel zo oud waren als de ondergetekende daar niet meteen veel last van hadden. Samengevat: het zat beter dan verwacht. We zetten koers naar Königslutter am Elm waar we omstreeks 19u30 verwacht werden in het Avalon Hotelpark Königshof voor het avondeten. De bus maakte eerst in België nog een tweede tussenstop in de buurt van Barchon om het echtpaar Thirion op te laden. René Thirion werd begin mei 1945 bevrijd toen de Engelsen Neustadt-in-Holstein innamen. Omstreeks de middag zouden we halt houden in de Duitse raststätte Lichtendorf Süd voor een picknick van drie kwartier. Lia vertelde me dat ze het een schone reis vond, maar ik vond het nog wat te vroeg om daarover al stelling in te nemen. Voorafgaand aan onze pitstop werd het programma van de reis verdeeld. Men vertelt dat ge aan het oog voor detail de stielman kunt herkennen. In die zin moet meteen gezegd worden dat Victor Malbecq een stielman is. De gehele reis werd gedetailleerd van uur tot uur en van plaats tot plaats kort beschreven en dan aangevuld met een mondelinge commentaar op de bus. We kregen ook een kaartje met onze naam er op. Alle kaartjes waren voorzien van de Belgische driekleur en het Neuengamme-logo -als ik dat zo mag noemen- was met de hand in twee kleuren ingekleurd. Duidelijk het werk van iemand met veel toewijding voor de vereniging en de goede zaak. Ik merkte op dat het gele vak onder de omgekeerde rode driehoek met een “B” er in bij mij leeg was. De rode driehoek was destijds het merkteken van de Duitsers voor de politieke gevangenen; de “B” stond voor het land van herkomst; in ons geval dus België. Van de gewezen politieke gevangenen die ons vergezelden werd in het gele vak van het kaartje hun kampnummer van destijds vermeld. Van de nabestaanden werd het nummer van hun verloren familielid vermeld, voor zover gekend, daaraan voorafgegaan door een kruisteken.
4
Het gele vak van mijn kaartje was/is blanco. Ik heb namelijk het geluk gehad geen rechtstreekse familieleden verloren te hebben in een concentratiekamp. Wel heeft een oom van mijn moeder op 27 oktober 1944 het leven gelaten in het concentratiekamp MittelbauDora. Jozef Godden uit Molenbeek-Wersbeek was bij de N.K.B. en werd op 20 mei 1944 gearresteerd, onder meer nadat hij geld had ingezameld om een gedenksteen te plaatsen langs de N2 Leuven-Diest voor sergeant Butterworth die er dood was neergekomen uit een Engelse bommenwerper die op 29 juni 1943 in Houwaart was neergestort. In het boek “Oorlog in Tielt-Winge” dat mee op mijn initiatief door het gemeentebestuur werd uitgegeven in 2005 wordt er over dat alles meer uitleg gegeven. Lia vertelde me dat haar vader op transport gezet was naar Neuengamme en uiteindelijk in april 1945 in Bergen-Belsen bevrijd werd. Hij was echter fysiek totaal uitgeput en stierf in het Duitse Celle waarnaar hij voor verpleging overgebracht was. Haar broer, haar moeder en zijzelf hadden door het verlies van de voornaamste kostwinner in huis tot 1949 veel armoede gekend. Pas vier jaar na de oorlog werden zij door het ministerie van wederopbouw als rechthebbenden erkend. Er zou voor haarzelf destijds ook een aanvraag om erkenning als politiek gevangene gedaan zijn omdat zij op haar tiende in het kamp van Breendonk terechtgekomen was. Maar die aanvraag was verloren gegaan. Bij de heropening van de aanvraagperiode enkele jaren geleden deed ze opnieuw een aanvraag, maar die werd wegens onvoldoende bewijzen afgewezen. Men geloofde haar niet. Lia trok tegen deze beslissing naar de raad van state, maar omdat ze niet tijdig reageerde op een negatief advies, werd ze geacht afstand te doen van haar reclamatie. Zij vertelde me dat ze destijds nochtans maanden in Breendonk had verbleven en er erg mishandeld was. Uiteindelijk werd ze niet op transport gezet omdat een hond haar gebeten had in haar rechter elleboog en ze daarvoor elders verpleegd werd omdat ze veel bloed verloren had. Ze toonde me de littekens op haar arm, die ongemakkelijk beefde. Ze heeft nadien veel problemen gehad met haar arm, bijvoorbeeld om te schrijven. Haar gezin werd volgens haar onder meer geviseerd omdat zij heel goede contacten hadden met Albert Einstein. Die heeft inderdaad in De Haan gewoond, doch slechts enkele maanden in 1933 toen Lia nog erg klein was. Na een verblijf als gastprofessor in de Verenigde Staten, kwam Einstein op zijn terugreis naar Duitsland in maart 1933 aan in de Antwerpse haven. Omdat Adolf Hitler in diezelfde maand verkozen was in Duitsland, besloot het echtpaar Einstein niet terug te keren en vertrokken naar De Haan, waar ze gingen wonen in het linker gedeelte van de dubbelvilla ‘Savoyarde’ in de Shakespearelaan. Later kwamen ook zijn stiefdochter Margot, zijn assistent Walther Mayer en zijn secretaresse Helen Dukas bij hen inwonen. Uiteindelijk werd het voor Einstein ook in België te gevaarlijk en op 9 september 1933 verliet hij incognito De Haan, richting Engeland waar hij een tijdje bleef. Op 17 oktober 1933 vertrok hij voor goed naar de Verenigde Staten. Ikzelf herinner mij pas dingen vanaf mijn vierde jaar, maar misschien is dat bij Lia anders. We hebben in elk geval afgesproken om het dossier uit 1949 eens in te kijken in Brussel.
5
Ergens onderweg in Duitsland hebben we nog een aantal dvd’s bekeken van voorgaande plechtigheden en pelgrimstochten, waarop ik een enkel keer ook een glimp van mijn vrouw of mezelf kon opvangen. Zoals ik al schreef was dit voor mij de derde dergelijke reis, maar de eerste keer met de bus mee, de eerste keer ook zonder vrouw en kinderen en de eerste keer met de nationale vriendenkring mee; de vorige keer volgde ik grotendeels het programma van de busreis die de Stichting Meensel-Kiezegem ’44 jaarlijks organiseert vanuit Tielt-Winge zelf. De dvd over het kamp van Wöbbelin wilde niet spelen. Ik had enkele jaren geleden thuis hetzelfde voor: op de dvd-speler van de televisie werkte het niet, maar op de dvd-speler van de computer dan weer wel. Ik had die documentaire dus toch al gezien. We hebben wel flink wat file gehad, hetgeen tot groot ongenoegen van Victor Malbecq voor ernstig vertraag zorgde. De namiddag voor het feest van de arbeid en de eindeloze reeks van openbare werken op de Duitse autostrades speelden ons lelijk parten. Op zeker ogenblik werd er besloten om de snelweg te verlaten en “binnendoor” te rijden. We reden prompt verkeerd, maar we hadden een goede baan, nog veel mazout in de tank en een goed gezelschap, dus dat was eigenlijk niet zo erg. Door achterop te geraken op het schema moest er wel een bijkomende stop gemaakt worden van drie kwartier om de rij- en rusttijden van de chauffeur te respecteren. De chauffeur had trouwens ook een naamkaartje gekregen, maar of diens naam werkelijk “Chauffeur” was, durf ik te betwijfelen. Ik vernam later dat het een Spanjaard –of meer bepaald een Catalaan- was die in Brussel woont. Zijn echtgenote werkte voor het OCMW van Brussel en ze waren allebei tegen de vreemdelingen. Een beetje eigenaardig misschien voor iemand die zelf onder die categorie valt? Het was wel een heel goede chauffeur. De onverwachte tussenstop werd dan maar gebruikt om wat proviand in te slaan in een of ander grootwarenhuis. Het avondlijke bezoek aan de Dom van Königslutter werd van het programma geschrapt. Daarvoor waren we trouwens niet naar Duitsland gekomen. Uiteindelijk geraakten we ergens tussen 19u30 en 20u00 ter plaatse, nadat de voorzitter ons even voordien al de plaats had aangewezen waar een van de plechtigheden daags nadien zou gehouden worden, meer bepaald het kerkhof van Scheppau. De stad Königslutter am Elm ligt in de buurt van Braunschweig en Wolfsburg, op 7 km van de A2 Hannover-Berlijn. In de toeristische folder die op ons wachtte in de hotelkamer las ik dat er al van 1135 sprake is van “Lutter”. In de 14e eeuw liet koning –later keizer gewordenLothar von Süppelingenburg er de Dom bouwen, waarna de stad “Königslutter” geheten werd. Ons reisdoel, namelijk de begraafplaats van Scheppau waar meer dan honderd “häftlinge” begraven zijn, wordt niet in die folder vermeld.
6
Het Avalon Hotelpark Königshof is een erg groot hotel en met 174 kamers en 250 parkeerplaatsen wellicht veel te groot om al de toeristen te huisvesten die op de aangehaalde folder zouden kunnen afkomen. Een personeelslid vertelde mij dat het veel gebruikt werd om seminaries en dergelijk te houden. Er is onder meer een restaurant, een bar, een bistro, een beautyfarm, een fitnessruimte, een zwembad, een sauna, een solarium, kegel- en bowlingbanen en zowel binnen als buiten meerdere tennisbanen. Victor Malbecq vertelde ons dat hij het hotel weten bouwen heeft. Na het avondeten ging ik samen met twee van de andere medereizigers toch nog even Königslutter bezoeken. Men had ons gezegd dat we naar Havana moesten vragen, dat dus blijkbaar niet alleen in Cuba ligt. Het is best wel een mooi provinciestadje, maar op vrijdagavond omstreeks 21u30 eerder stil en vertalen. Havana bleek een jeugdcafé te zijn die achteraan wat discotheekallures had, maar er stond bijna even veel volk achter als voor de toog. Men was bovendien alles behalve spraakzaam, al moet ik toegeven dat ons gezelschap meteen veruit de oudste aanwezigen waren. Ik vroeg in mijn beste Duits aan de juffrouw die ons bediende wat de mensen zoal deden op vrijdagavond in Königslutter. Het antwoord was: slapen. We hebben dan maar besloten om ons te integreren en trokken te voet terug naar het hotel.
1 mei – dag 2
Telkens ik ben teruggekeerd van mijn reizen naar de kampen moest ik vaststellen heel wat nieuwe inzichten te kunnen meebrengen. Zaterdag 1 mei 2010 was zeker een van die topdagen. Na het ontbijt rekenden we individueel af in het hotel. Voor avondeten, overnachting, ontbijt en picknick voor onderweg betaalde ik € 12,-. Dat was eigenlijk alleen maar de prijs van het lunchpakket dat we buiten Königslutter zouden gebruiken. Al het overige werd blijkbaar ten laste genomen door de Duitse autoriteiten. Het gebrek aan vermelding van de reden van ons bezoek in de folder van gisteren werd blijkbaar genereus gecompenseerd, waarvoor dank en appreciatie. We vertrokken wat vroeger om Schandelah te gaan verkennen alvorens de plechtigheid in Scheppau zou beginnen om 10u00. In de buurt van het treinstation stapten we uit en Victor Malbecq vertelde de groep over zijn wedervader in Schandelah, waar hij tewerkgesteld was alvorens naar Wöbbelin vertransporteerd te worden. Hij legde ook uit hoe ze vanalles konden “organisieren” om in leven te blijven. Iedereen luisterde aandachtig naar deze getuigenis uit eerste hand. Het kamp van Schandelah was blijkbaar bedoeld om in de daar tegenovergelegen fabriek olie te winnen uit de ondergrond in de streek. Dit was een erg duur procedé, maar werd niettemin interessant, enerzijds omwille van het steeds nijpender wordende tekort aan Duitse oliereserves en anderzijds omwille van de extreem lage arbeidskosten die de Duitsers destijds hadden door hun systeem van dwangarbeid.
7
Toen Victor jaren geleden terugkeerde, pretendeerde niemand in het stadje af te weten van een concentratiekamp. Het zou een fabriek geweest zijn waar buitenlandse arbeiders tewerkgesteld werden? De fabriek zelf was inmiddels verdwenen of ingepalmd door wooneenheden. Op de plek van het kamp staat vandaag een landbouwloods en de SSvoorzieningen werden een private woning. Een eerste poging om een kruis te zetten aan het kamp bleek een heel avontuur te worden. Het kruis belandde uiteindelijk op het kerkhof van de naastgelegen gemeente Scheppau. Onze jongens zijn echter doorzetters en inmiddels werd er op het militair domein naast de voormalige fabriek een volwaardige gedenksteen geplaatst. Niet alleen in België worstelt men dus met zijn oorlogsverleden. En voor ons is het nochtans gemakkelijker: wij waren namelijk “de goeien” en er waren slechts een minderheid van “slechten”. In Duitsland ligt dat heel wat moeilijker. De SS besloot bijvoorbeeld ter gelegenheid van de ontruiming van het kamp richting Wöbbelin omwille van de oprukkende geallieerden, Schandelah te verdedigen. De arts van het stadje en de toenmalige burgemeester, beiden zeker en vast begaan met het wel en wee van hun gemeenschap, trachtten de soldaten er van te overtuigen om de strijd misschien wat verder in de velden te gaan voeren en zo de bevolking en hun eigendommen te sparen. Ze werden als landverraders gefusillieerd! Voor die mensen heb ik geen gedenksteen gezien. Het strekt onze voorzitter tot eer dat hij ook hun verhaal brengt. De geschiedenis wordt immers door de overwinnaars geschreven. Het beloofde een mooie lentedag te worden. Zonnig en eerder warm weer, geen wind. En het ging al naar 10u00 toe, zodat we met de bus richting kerkhof Scheppau reden. De herdenkingen herinneren in feite aan het cynisme en de tegennatuurlijkheid van sommige mensen. In een moment van het jaar waar de natuur herleeft en de landschappen na een grijze winterperiode lichtgroen kleuren van de jonge blaadjes en wit en geel en roze van de lente bloesems, de dagen langer worden en de temperatuur aangenamer, op datzelfde moment was er in 1945 alleen maar dood en verderf in Duitsland. De mensen vielen bij bosjes door geweld, uitputting, ondervoeding, haat, wanhoop … . Onbegrijpelijk. Kort voor mijn vertrek had ik van een dorpsgenoot een partij oude boeken in bewaring gekregen, waaronder de ingebonden eerste jaargang van het halfwekelijkse algemeen tijdschrift “Voir & Lire”. In het zwart-wit en na 84 jaar ook wat bruin geworden. Ik las er een artikel in over de begrafenis van Claude Monet op het kleine kerkhof van het Franse Giverny eind 1926. Er stonden enkele foto’s bij. Een handvol mensen verzamelden aan het graf. Een vriend weende. Een kleine lijkstoet trok met een kar en een handvol mensen van het dorp doorheen de velden naar het kerkhof. Sommigen te voet, een enkeling met de vélo. Toen ik in Scheppau aan het kerkhof uit de bus stapte, waande ik me op die begrafenis. Een handvol mensen verzamelden aan een bosje in het midden van de velden. Er werd niet veel gezegd. Er hing een speciale sfeer. Een enkeling was met de vélo. Een vriend weende. We pakten de vier Belgische vlaggen uit die we bij hadden. De voorzitter had immers gevraagd om zo veel mogelijk vaandels mee te brengen. Vital Craeninckx vertrouwde mij in uitvoering daarvan de oorspronkelijke vlag van de N.C.P.G.R. van het gewest Tienen/Meensel-Kiezegem toe. Twee van de weggevoerden van Meensel-Kiezegem kwamen immers om het leven in Schandelah: Evrard Devroey op 9 februari 1945 en Louis Hendrickx op 25 maart 1945. Ook Jef Claes, die terugkeerde, was in Schandelah. Voor Evrard Vangoidsenhoven, “De Metser”, was het de voorlaatste halte. 8
Ik vermoed dat ik de eerste en zo niet een van de eerste bezoekers van onze gemeente aan hun begraafplaats ben. In elk geval was dit het eerste officiële bezoek van een delegatie met vaandel uit Meensel-Kiezegem. Het gewest heeft duidelijk een voorzitter met veel doorzicht, zoals het hoort. Maar ook Victor Malbecq moet dat –toeval of niet?- geweten hebben: ik mocht immers namens de vriendenkring de Belgische bloemen neerleggen. Van kleins af ben ik al –met de vélo- naar de herdenkingen geweest in Meensel-Kiezegem. Zo was ik er bijvoorbeeld op mijn 15e al bij toen Koning Boudewijn in 1984 de deelgemeente bezocht. Ik herinner mij nog hoe hij passend begroet werd door de toenmalige burgemeester en latere partijgenote Louisa De Mol-Mars en de plaatselijke voorzitter Frans Craeninckx. Wat op mij altijd de grootste indruk gemaakt heeft is de bloemenhulde van de Nationale Vriendenkring van het Concentratiekamp van Neuengamme en zijn Buitenkampen. De driehoek van rode bloemen met daarin de hoofdletter B in het wit, getooid met een lint met de Belgische driekleur, die systematisch als laatste werd neergelegd door een delegatie van oud gevangenen, steevast aangevoerd door Victor Malbecq, was telkens opnieuw een meer dan waardige afsluiting van de bloemenhulde. Verontschuldigingen aan de lezer voor de voorgaande Latijnse volzin. In Scheppau mocht ik dus die vermaarde bloemen neerleggen, geflankeerd door de vlag van Meensel-Kiezegem. Eigenlijk zonde dat ik dit alleen via deze weg met iemand van de gemeente kan delen. Ik kan niet aan de politieke drang weerstaan om het U hier te melden, waarvoor een tweede maal op twee alinea’s tijd verontschuldiging: als gemeenteraadslid had ik het college van burgemeester en schepenen van Tielt-Winge gemeld dat er minstens vier gemeenteraadsleden dit jaar aan de plechtigheden in Duitsland zouden deelnemen en meer bepaald op talrijke plaatsen waar onze eigen inwoners geleden hebben en veelal ook gestorven zijn. De gemeente weigerde mij om namens Tielt-Winge bloemen neer te leggen omdat zij “haar eigen progamma had” met de stichting Meensel-Kiezegem ’44, die weliswaar noch Scheppau, Schandelah, noch Wöbbelin zouden aandoen. Om te verhinderen dat “mijn” vier mensen bloemenhuldes zouden brengen namens de gemeente, schreven de burgemeester en een schepen enkele dagen voor het vertrek en ruim na het afsluiten van de inschrijvingen nog in voor de vierdaagse reis van de stichting. Net voor mijn vertrek verstuurde ik daarover nog een vurig politiek pamflet waarin ik uitlegde dat die mensen klaarblijkelijk de boodschap van de pelgrimstochten niet begrepen hebben en louter handelen uit plat politiek opportunisme. Met die “mensen” –en nu heb ik veel moeite om beleefd te blijven- kan en wil ik niet samenwerken. Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar zij moeten een nog veel langere weg afleggen. Terug terzake. Op het kerkhof in Scheppau liggen meer dan honderd “häftlinge” begraven. Er liggen individuele rechtshoekige stenen in het gras met daarop de gegevens van de overledene en het volgnummer van het graf. Het merendeel van de zerken vermeldt: “Unbekannt”; ook de namen van onze inwoners heb ik niet kunnen terugvinden. De laatste steen vermeldde het nummer “20,102,104” en “Unbekannt”.
9
De stad Königslutter am Elm legde ook bloemen neer, en er was ook een tweede krans; ik noteerde niet van wie, maar vermoed dat het van de landeskreis Wölfenbuttel was. Toch kon niemand mij meer uitleg verstrekken over die laatste steen. In de Koran staat die verwijzing voor de vers waarin de trompet voor de tweede keer geblazen wordt en de zondaars verzameld worden aan het einde van de wereld. Doomsday. Ik ben niet zeker dat dit de boodschap van de steen is, maar –toeval of niet?- het ligt wel in de lijn van de verwachtingen. Wie zal dit mysterie oplossen?
Victor Malbecq vertelde mij dat de overleden kameraden nog een hele weg hebben afgelegd van begravingen en ontgravingen om uiteindelijk op het kerkhof van de gemeente/stad naast die van het concentratiekamp terecht te komen. Even waande ik me in België, waar het Amerikaans kerkhof van Henry-Chapelle ook in de gemeente daarnaast ligt en de Leeuw van Waterloo … . De plechtigheid werd bijgewoond door verscheidene jonge militairen, die blijkbaar sedert kort het onderhoud van dit deel van de begraafplaats voor hun rekening genomen hebben. Een lovenswaardig initiatief. Ik sprak met één van hen over zijn paardenstaart en of dat compatibel was met de militaire voorschriften. Hij meende van wel en had daarvoor beroep gedaan op de in de mensenrechten vastgelegde gelijkheid tussen man en vrouw, waarbij de vrouwelijke militairen hun lang haar blijkbaar mochten behouden mits het te vlechten. Hij had hetzelfde gedaan. In elk geval goed gevonden, al moet het mij van het hart dat het op niks trok voor een mannelijke militair.
10
Ik heb mijn Duits geleerd van “Die Sendung mit der Maus” op de Duitse televisie waarnaar er voor de komst van de commerciële zenders al eens naar gekeken werd. Op school had ik nooit enige Duitse taalles. Wellicht heeft mijn Duits dus een groot Jean-Marie Pfaff-gehalte, maar die heeft daar op het eerste zicht zeker geen blijvende nadelen aan overgehouden. In mijn studententijd heb ik samen met mijn latere vrouw verscheidene congressen bijgewoond van het LHG (Bundesverband der Liberalen Hoghschülgruppen). Die betaalden de reis- en verblijfskosten van de internationale gasten terug en dat was dus erg interessant. Op de eerste dergelijke bijeenkomst vonden ze het fantastisch dat we er waren en ik “mocht” meteen het congres toespreken in het Duits. Gelukkig zijn ze me daarna nog blijven uitnodigen. Zo verzeilden we in 1995 in Berlijn toen Christo de Rijksdag aan het inpakken was. Ik stond er toevallig naast, maar heb mij dat pas nadien gerealiseerd. Toen zag je nog goed de verschillen tussen oost en west. Er sprong een meikever uit de haag rond het kerkhof. Nieuw leven op de plaats van de dood. Al snel moesten we terug de bus in want slechts 30’ later was er plechtigheid aan het voormalige buitenkamp van Schandelah zelf in de huidige gemeente Cremlingen. Daar waren er toespraken van Landrat Jörg Röhman en Victor Malbecq. De burgemeester van Cremlingen was ook aanwezig, maar ik sprak hem niet over het lot van één van zijn onfortuinlijke voorgangers. Ook de burgemeester van Meensel-Kiezegem, Remi Morren, is in Neuengamme trouwens omgekomen op 31 januari 1945. De zon bleef maar schijnen en opnieuw zorgde de verzameling van een handvol mensen op een plek buiten het dorp voor een heel speciale sfeer. Ook hier was ik wellicht de homo novus van mijn gemeente. Op die plechtigheid mocht ik de vlag van Meensel-Kiezegem dragen. Het was mijn eerste keer als vaandeldrager, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik met de jaren de handelingen van de vaandeldragers bij ons redelijk goed bestudeerd heb. Daardoor bleek ik meteen de leiding te moeten nemen van onze vlaggeniers, hetgeen mij eigenlijk als jongste niet zo goed lag. Een dame speelde tussen de toespraken door saxofoon. In elk geval een passend instrument om een delegatie uit België te ontvangen. Ik zag in haar papieren dat ze het lied van de moorsoldaten ging spelen en liet onze vlaggen groeten volgens het boekje. De muzikante van dienst was dat blijkbaar niet gewoon en bracht daardoor een erg exclusieve interpretatie van het lied. Nadien vertelde ze me dat ze inderdaad een beetje geschrokken was omwille van onze vlaggengroet. Ik stelde haar gerust dat oprechte emoties op een dergelijke bijeenkomst een meerwaarde zijn die alle valse noten goedmaakt. Of ze die boodschap werkelijk verstaan heeft met de kwaliteit van mijn Duits is niettemin twijfelachtig. Ik denk wel dat ze aanvoelde wat ik haar wilde zeggen. De voorzitter verklaarde daags nadien heel erg tevreden te zijn over het werk van de vaandeldragers en in het bijzonder over de leiding daarover, hetgeen voor mij een heuse opsteker was. En plots was het middag met picknick zoals voorzien. Lia vertelde mij dat ze het een schone reis vond en had al verscheidene foto’s gemaakt en laten maken. Ze ging ze in het dubbel laten ontwikkelen, zodat ik ook een exemplaar zou krijgen. Een goed gedacht.
11
Na het eten vertrokken we spoorslags naar het Oost-Duitse Wöbbelin, waar de deelnemers aan de tweedaagse plechtigheden al vanaf 15u00 begroet werden en er om 17u00 een herdenking voorzien werd aan de graven aan het museum van de gemeente. Men verwachtte delegaties uit Polen, Israël, de Verenigde Staten van Amerika, België en Nederland. Wij waren de Belgische delegatie, dus we moesten er voor zorgen dat we op tijd waren. Het programma van onze reis voorzag aankomst omstreeks 16u00 in het nabijgelegen Ludwigslust aan het hotel waar we gingen overnachten, maar dat zouden we niet halen. Onze reis kronkelde immers noordwaarts doorheen het voormalige ijzeren gordijn dat Duitsland en Europa in oost en west verdeelde tussen mei 1945 en november 1989. We hielden halt op de grens tussen de gemeenten Oebisfeld en Velpke, waar een groot bord is neergezet op de voormalige grens, waarop gedetailleerd aangegeven wordt welke omvangrijke maatregelen men in het Oosten getroffen had om de bevolking blijvend te laten genieten van het communistische arbeidersparadijs. Op 26 november 1989 om 6 uur besloot de bevolking na 10.315 dagen het zo verklaarde paradijs massaal te verlaten. Niemand had vermoed dat het allemaal zo snel zou gaan. Voor het eerst in bijna vijftig jaar begonnen de grenzen in Europa opnieuw te schuiven. De koude oorlog was niet meer. Alleen enkele borden onderweg langsheen de voormalige grens herinneren vandaag nog aan die dagen. We zagen een veelzeggend kunstwerk in de velden: een jonge vrouw met een kindje kijken van oost naar west reikhalzend over een betonnen constructie. Een mooi beeld. Dan arriveerden we aan de Mahn- und Gedenkstätte Gardelegen. Het moest een zeer kort bezoek zijn omwille van het strakke tijdschema en het feit dat we achterop geraakt waren. Ik kende het verhaal van de schuur waar er verscheidene groepen gevangenen bijeengedreven werden tijdens de dodenmarsen aan het einde van de oorlog, om ze dan hermetisch af te sluiten en in brand te steken. Ik kende de beelden van de verkoolde mensen, sommigen nog steunend op een of ander obstakel, en van de mensen die trachtten onder de deels houten muren door te kruipen: vooraan een schedel met een kogelgat er in en achteraan verkoold in de schuur. Enkele jaren geleden hoorde ik in Sint-Truiden nog de getuigenis van iemand die enkele uren voor het gebeurde de vlucht genomen had. En toch bleek ik totaal niet voorbereid te zijn op de confrontatie met de plek van de feiten. De restanten van de schuur zijn er nog steeds. Er staan meer dan duizend kruiskes. Sommigen met naam, sommigen met nummer, een flink aantal “Unbekannt”. Ik krijg er nog kippenvel van als ik dit schrijf. Hoe de chauffeur het nadien precies deed, daar ben ik nog niet uit, maar hij slaagde er in met de bus voor het museum in Wöbbelin halt te houden op een zucht van 17u00 af. We stapten uit en waren inmiddels al goed geoefend: die van de bloemen pakten de bloemen, die van de vlaggen pakten de vlaggen en de rest zocht een zo goed mogelijke plaats uit om het verloop van de gebeurtenissen te volgen. Er was flink wat volk komen opdagen, maar wij waren de enigen met vaandels. We stelden ons met vier goed zichtbaar vooraan naast de leerlingen van het vierde studiejaar die twee liedjes zongen: “Nach dieser Erde” en het Moorsoldatenlied.
12
Er waren toespraken van de burgemeester van Wöbbelin, van de Stellvertretender Landrat van de Landeskreis Ludwigslust, van de voorzitter van de plaatselijke vereniging rond de gedenkplaats en van een student namens de overkoepelende vereniging van gedenkplaatsen in de Landeskreis Ludwigslust die nog recent werd opgericht. Deze laatste vereniging overkoepelt de gedenkplaatsen in Wöbbelin (3), Ludwigslust (3), Boizenburg, Hagenow, Sülstorf, en Neustadt-Glewe. Typisch voor de herdenkingen in Wöbbelin is dat men aan het einde van de officiële toespraken aan het publiek vraagt of er nog iemand is die het woord wenst te nemen. De vorige keer dat ik hier was, nam bijvoorbeeld een Amerikaan de micro om iets te vertellen over zijn vader die in het kamp gebleven was. Een heel democratisch initiatief. Ik zal ook eens het woord nemen in Wöbbelin zoals die Amerikaan. Deze keer durfde ik nog niet, maar ik denk dat ik er ook nog niet helemaal klaar voor ben. Wat zeker is, is dat ik nog vaak zal trachten terug te keren naar Wöbbelin. Op 2 mei 1945 bereikte de 82e luchtlandingsdivisie van de Amerikanen Wöbbelin en bevrijdden er onder meer Victor Malbecq. Vandaar zijn speciale band met de gemeente. Voor Evrard Vangoidsenhoven, “De Metser” uit Meensel-Kiezegem kwamen de Amerikanen echter een dag te laat. Hij was de enige uit mijn dorp die in Wöbbelin aankwam, maar het werd meteen zijn laatste reis. Ook ik heb een speciale band met Wöbbelin. “Zijn reisgezellen stonden sprakeloos, want zij hoorden wel de stem, maar zagen niemand.” (Hand., 9,7). U kent dat verhaal uit het Nieuwe Testament wellicht. Onderweg naar Damascus werd Saulus, een notoir christenvervolger, van zijn paard gebliksemd. Naar aanleiding van de gebeurtenissen die daarop volgden bekeerde hij zich en zou naderhand als Paulus door het leven gaan. Initieel kon hij daardoor op niemand meer rekenen: zijn vroegere medestanders begrepen niets van zijn ommezwaai; zijn vroegere tegenstanders vertrouwden het zaakje niet. Ik heb uit dat verhaal samengevat onthouden dat een bepaalde gebeurtenis op iemand een fundamentele invloed kan hebben, terwijl anderen die daarbij evenzeer aanwezig zijn er niets van begrijpen. In Wöbbelin werd ik in 2004 van mijn paard gebliksemd. Ik zal dit trachten te verduidelijken, maar kan U geen succes garanderen. Mijn schrijfstijl is daarvoor misschien te beperkt, ofwel heb ik het geciteerde verhaal helemaal niet begrepen. Ofwel hoort U wel de stem, maar ziet U niemand. Ik ken verschillende familieleden van de familie Vangoidsenhoven sedert jaar en dag, met Marcel de horlogemaker uit Meensel op kop. Als ik bij hem in de winkel kom vertelt hij mij steevast over de lotgevallen van zijn vader Evrard Vangoidsenhoven. Hij liet mij ook al enkele keren brieven lezen die dateren van kort na het einde van de tweede wereldoorlog, waarin er bericht wordt over het wedervaren van vader Evrard.
13
Ook de andere leden van de familie zijn erg begaan met het lot van Evrard. In 2004 reisden zij met de Stichting Meensel-Kiezegem ’44 mee naar Neuengamme en er was voorzien om daarbij voor het eerst naar het buitenkamp van Wöbbelin te gaan in een parallel programma van een volle dag van bezoek aan het kamp van Neuengamme zelf. Tot voor dat bezoek was zelfs de naam van de gemeente verkeerd geschreven op de zerk van Evrard Vangoidsenhoven op het erekerkhof in Meensel, hetgeen ik naderhand heb laten corrigeren. Ik was met de wagen naar Hamburg gereisd en koos er voor om met de bus mee naar Wöbbelin te gaan in plaats van een uitgebreider bezoek aan het kamp van Neuengamme zelf. Het gros van de deelnemers en eigenlijk ook al de reisverantwoordelijken bleven liever ter plaatse, zodat de familie Vangoidsenhoven en enkele anderen waaronder ik de ganse bus voor zichzelf hadden. Ter plaatse werden we ontvangen door Edeltraut Schure, de toenmalige verantwoordelijke van het museum in Wöbbelin. Dan bleek dat niemand van de reizigers het Duits enigszins machtig was en frau Schure geen Nederlands kende. Men keek meteen naar de meest verantwoordelijke die bij de groep was: ondergetekende als toenmalige burgemeester van Tielt-Winge. Ik werd dus gepromoveerd tot tolk ondanks mijn Jean-Marie Pfaff-Duits. Frau Schure deed haar uitleg aan het museum en ik deed mijn best om zo nauwgezet mogelijk te vertalen. Dan reden we met de bus wat verder in de richting van Ludwigslust om halt te houden bij de plek waar het buitenkamp destijds was. Er stond een steen langs de baan en enkel plaatjes vooraan op het terrein. Recent was er ook door de Amerikanen op het terrein nog een gedenksteen geplaatst. Ook daar deed Frau Schure haar uitleg en deed ik mijn best om te vertalen. En toen kwam de vraag. Waar is onze pa hier ergens begraven? Frau Schure legde uit dat die vraag niet kon beantwoord worden: over de spoorweg waren er massagraven, waarin de gevangenen begraven waren die voor de bevrijding van het kamp gestorven waren. De laatste dagen voor de bevrijding was men daarmee echter opgehouden en werden de lijken in een van de gebouwen gestockeerd; een aantal werden er begraven op het terrein van het kamp zelf. Bij de bevrijding van het kamp werden de overledenen die nog niet begraven waren samen met een gedeelte van de ontgraven massagraven ter aarde besteld aan het museum in Wöbbelin zelf en in het zogenaamde Bassin tussen het kasteel en de kerk van Ludwigslust. Diegenen die de dagen na de bevrijding nog stierven, werden dan weer achter de kerk van Ludwigslust begraven. Ondanks dit duidelijke en ook eerlijke antwoord, herformuleerden verscheidene familieleden nog enkele keren dezelfde vraag, waarna hetzelfde antwoord volgde. Ik merkte de oneindige teleurstelling van de familie en ook van Marcel, die na bijna zestig jaar van vertellen over zijn vader meer dan het deksel op zijn neus kreeg. Het was de moeilijkste opdracht die ik ooit deed, en ik heb nochtans al voor hete vuren gestaan. De familie vertelde dan dat ze bloemen hadden meegebracht om op het graf van hun vader te leggen. Waar zouden ze die bloemen nu laten? Frau Schure antwoordde dat de meeste delegaties bloemen neerleggen aan het monument aan het museum. En zo gebeurde. Gezien het verloop van het bezoek achtte ik het aangewezen om er een officiële plechtigheid van te maken en diepte mijn sjerp op. Ik hield een toespraak zonder schriftelijke voorbereiding en was sterk geëmotioneerd door de gang van zaken. Er volgde een waardige bloemenhulde en dan reden we terug naar Hamburg. De familie was en is nog steeds erg dankbaar voor de wijze waarop ik hun teleurstelling heb aangepakt, maar ik was de rest van de dag wel van de kaart. Toen hij daarvan hoorde, kwam voorzitter Guido Hendrickx mij spreken over wat er in Wöbbelin gebeurd was. Ondanks het feit dat hij het verhaal slechts uit tweede hand vernam, was hij er op zijn beurt niet goed van. 14
Voor mijn bezoek aan Wöbbelin was de tweede wereldoorlog een stuk geschiedenis en was ik geïnteresseerd in de geschiedenis. Oorlog had iets spectaculairs en sprak tot de verbeelding. Het was sensationeel. Zelfs de concentratiekampen. Na mijn bezoek werd het persoonlijk. Ik keerde als het ware terug als rechthebbende, die een naast familielid verloor. Er was niks spectaculair of sensationeel meer aan. Zwart en wit werden grijs, maar dan wel grijs met oneindig veel nuances. Ik zou nooit meer dezelfde zijn en keer eigenlijk graag terug naar die voor mij mysterieuze plek. Daarom ging ik het jaar nadien in 2005 terug en bezocht ik ook de graven in Ludwigslust, waar Evrard Vangoidsenhoven tijdens het dodenappel vernoemd werd. Ik bezocht ook het nog intacte massagraf over de spoorweg. Dat ligt eigenlijk wel een heel eind af van de baan. Ik was er helemaal alleen. Er stond een bord: “Der toten warnen”. Het was ronduit akelig. Eigenlijk niks om alleen te doen. Terug naar de plechtigheid van 1 mei 2010. Na de toespraken volgde de bloemenhulde. Ik kreeg het signaal om mij met onze vier vlaggen vooraan op te stellen en zo de colonne naar het monument te leiden dat achteraan rechts op het terrein van het museum staat. Als iedereen er klaar voor was stapten we langzaam maar gestaag naar het doel, waar we ons per twee links en rechts van het monument opstelden. Achter de vier Belgische vlaggen die als enige aanwezig waren, volgden zonder onderscheid al de hogervermelde nationaliteiten, inclusief de Duitsers. Een mooi gebaar van internationale solidariteit. Na de bloemenhulde werd de bijeenkomst aan het museum ontbonden om verder te gaan in de zaal van de UFAT-Bildungswerkes, waar de groep “Great Water” een voorstelling gaf vanaf 18u00. Het waren jonge mensen die met woord, muziek en zang heel wat relevante thema’s brachten. Ik onthield de vraag die de jonge Duitsers aan hun ouders stelden nadat ze erg laat kennis maakten met hun verleden: waarom hebben jullie ons dat niet eerder verteld? Ik kan me voorstellen dat wie zelf fout zat in de tweede wereldoorlog of familie of vrienden had die fout zaten –en als Duitser is de kans daartoe erg groot- geen eenvoudige werkwijze heeft om te communiceren over het verleden. Uit de uitleg van Victor Malbecq hadden we al begrepen dat het gros van de mensen zwijgen over het verleden en het zelfs actief verdoezelen als optie hanteerde, doch dit is door de evolutie van de meningen geen haalbare kaart gebleken. Daardoor is de vraag naar het waarom van destijds mettertijd versterkt met de vraag naar het waarom van de foutieve techniek nadien. Van een onverwerkt oorlogsverleden gesproken! Vanaf 19u00 werd er avondeten aangeboden in een nabij lokaal. We werden goed ontvangen en zelfs bediend door de gewezen burgemeester van Wöbbelin. Ik maakte kennis en deed wat aan politiek, want dat doe ik graag. Zo vernam ik dat Wöbbelin slechts ongeveer 1.000 inwoners telt en er negen gemeenteraadsleden zijn, waaronder dus de burgemeester, die samen met haar man in de gemeenteraad zetelde. Er was geen traditie in de gemeente om met klassieke lijsten op te komen. Naar aanleiding van een grote discussie over de wijze van aanpak van de irrigatie ter plaatse, ontstonden er niettemin twee groepen. De irrigatie is best wel een belangrijk thema in die kleine gemeente, waarvan de uitgestrekte aspergeteelt opvalt voor wie er passeert. De ene groep, waarvan zij dus het boegbeeld was, verkoos om de problematiek collectief aan te pakken. De andere groep, die nu de burgemeester levert, wenste een aanpak op individuele basis. In de voormalige Oost-Duitse gemeente had de bevolking blijkbaar niet zo’n goede ervaringen met collectieve aanpak en de burgemeester verhuisde naar de oppositie: vier zetels tegen vijf. 15
Die zetelverdeling doet mij denken aan de deelgemeente Tielt waar ik woon. Voor de fusie met onder andere Meensel-Kiezegem per 1 januari 1977 waren er daar ook een klein aantal gemeenteraadszetels, waarvan er steevast de helft voor “de Berg” en de helft voor “Sinte Mette” waren. De laatste zetel zat op de wip: de ene keer ging hij naar de Berg, een andere keer naar Sinte Mette. De verdeling had onder meer te maken met het feit dat er in Tielt twee parochies zijn: de Onze-Lieve-Vrouw parochie, waarvan de kerk op een heuvel staat, en de parochie van Sint-Martinus. De eerstgenoemde had nogal een katholieke inslag, de laatstgenoemde een liberale. Ik ben van Sinte Mette, net zoals onder meer mijn grootvader Albert Beeken, die in de jaren ’50 in de gemeenteraad zat en als laatst verkozene de cruciale zetel binnenhaalde. De dag werd afgesloten met onze aankomst in de Schweriner Strasse, in hotel “Erbprinz” in Ludwigslust. Op de kamer vonden we nog een persoonlijke verwelkoming per brief, met daarin een gedicht over een grote boom die een beetje uit balans hing omwille van de storm des levens die hij al vele jaren torste. Een stijlvolle verwelkoming na een gevulde een vermoeiende dag. Sommigen trokken nog naar de bar van het hotel. Ik was te moe. Denken is eigenlijk één van de meest gevaarlijke bezigheden. Een mens is veel geruster als hij/zij dat niet doet. En minder snel moe.
2 mei – dag 3
Om 11u30 was de grote plechtigheid gepland op de voormalige plaats van het KZ Wöbbelin zelf langs de B106, die traditioneel dan voor alle doorgaand verkeer afgesloten wordt. Voordien was er een plechtigheid in de naburige stad Neustadt-Glewe, waar er aan een kleine vliegplein een buitenkamp was van het vrouwenkamp van Ravensbrück. Ik kende dit niet. Mogelijks heeft dit te maken met het feit dat de Russen het buitenkamp destijds bevrijd hebben. We zaten dus werkelijk op de plaats waar de geallieerden uit oost en west bij elkaar gekomen zijn. Mogelijks heeft het ook te maken met het feit dat ik me vaan oudsher eerder naar de mensen van mijn gemeente oriënteer. Omdat er voordien nog wat tijd over was, bezochten we met de groep het Bassin tussen het kasteel en de kerk van Ludwigslust, waar er een monument staat op het grasveld waar overleden “häftlinge” begraven werden. Uit dankbaarheid voor hun komst werd de eerste soldaat van de 82e luchtlandingsdivisie die de stad bereikte ereburger van Ludwigslust. Na diens overlijden verkreeg ’s mans dochter die titel. Bij één van mijn vorige bezoeken was de dame in kwestie aanwezig en voerde publiek het woord. Tielt-Winge mag zich gelukkig prijzen dat onze ereburger Eddy Merckx is. Die heeft veel minder kapsones en een grote persoonlijke verdienste. Maar ik zou me natuurlijk ook kunnen vergissen in de dame, die ik enkel maar ken van de bewuste toespraak. Nadien had ik geen behoefte meer om er persoonlijk mee kennis te maken.
16
Na de groepsfoto reden we dus naar Neustadt-Glewe, waarbij we pas onderweg het enige schoonheidsfoutje van de reis opmerkten: initieel was de bijeenkomst om 10u00 gepland, maar ze werd blijkbaar een half uur vervroegd. We arriveerden dus een beetje te laat om alles te kunnen volgen. Ik maakte van mijn jonge benen gebruik om als eerste aan te komen in het bos waar de plechtigheid bezig was. Het zal me wellicht geen ereburgerschap opbrengen. Vanaf 1943 werd het kamp in gebruik genomen om er door allerlei arbeiders en dwangarbeiders Dorniers te bouwen nadat de fabriek in Wismar gebombardeerd was. Dit volstond echter niet en vanaf 1 september 1944 werd er een volwaardig buitenkamp van het concentratiekamp van Ravensbrück ingericht voor ongeveer 900 vrouwen. Naast de DornierWerke werden er nog andere producties opgestart. Tussen februari en eind april 1945 werd het een van de verscheidene eindpunten van de dodenmarsen in de regio. Het getal van 900 groeide aan tot ongeveer 5.000. Een catastrofe. Meer dan 1.000 doden. Op 2 mei 1945 in de namiddag arriveerde het Rode Leger. De bewaking had die ochtend in burgerkledij de plaat gepoetst. Het zou tot 1995 duren eer er aan het voormalige kamp een gedenksteen gezet werd. Niet meer verwonderlijk na wat ons gisteren verteld werd. Sinds 1998 staan er op het terrein enkele platen en wegwijzers. In de buurt is er ook een klein museum ontstaan met beperkte openingsuren, maar dat zijn we niet gaan bezoeken. Omdat er ons door het vervroegen van de plechtigheid nog wat tijd restte, reden we met de bus tot bij het massagraf van het kamp van Wöbbelin, dat achter het kamp en over de spoorweg Ludwigslust-Schwerin in het bos ligt. Vanaf de verharde baan is het nog een eindje stappen eer men de site bereikt, waardoor we wat in verspreide slagorde aankwamen. Het massagraf was voorheen een of andere kleine groeve, waar er verscheidene sleuven in gebruik genomen werden om de lijken in te begraven. Eén van de sleuven is nog intact gebleven; de andere zijn destijds ontgraven. Ik zag twee van onze medereizigers discreet maar zeer oprecht bidden voor de doden. Ik werd er stil van. Zij zijn tot een geloof in staat waar ik niet bij kan, maar vermoedelijk ook heel wat zogenaamde gelovigen evenmin. Het KZ Wöbbelin heeft eigenlijk maar tien weken gefunctioneerd. Als “functioneren” de vlag zou kunnen zijn die de lading dekt. Er was een klein kamp, “Reiherhorst” genaamd, waarnaast de SS rond de jaarwisseling 1944-1945 besloot om een buitenkamp van het KZ Neuengamme op te richten, zogezegd om krijgsgevangenen te kunnen opsluiten. Op 12 februari 1945 kwamen de eerste 700 “häftlinge” aan, die 500m verder het kamp zouden opbouwen. Dat werk was ver van klaar toen er allerhande transporten en dodenmarsen arriveerden in april 1945. Het werd ook hier een catastrofe: er waren zo goed als geen levensmiddelen voorhanden, er was één waterpomp, waarvan de waterlaag –zo is later gebleken- doorheen de groeve stroomde die tot massagraf was omgevormd, de barakken hadden (nog) geen deuren of vensters, er was (nog) geen bruikbare slaapgelegenheid, … .
17
In het boek dat werd uitgegeven over het kamp, dat ik in het plaatselijke museum kocht, wordt het verhaal beschreven van een Fransman die op een zekere dag aangetrokken werd door een eigenaardige geur in het kamp. Er bleek een groepje gevangenen iets aan het koken te zijn dat lang niet slecht rook. Uit schrik om misschien verraden te worden, kreeg hij ook een stuk van de warme maaltijd. Het was iets zeer zachts. Bij nader toezien een stuk oor … . Het boek legt dan verder in detail uit dat de rest van de doden enkel maar vel over been was, zodat er niet veel anders eetbaars over bleef dan bijvoorbeeld de oren. Er waren meer dan 1.000 doden op die 10 weken. Het is niet uitgesloten dat tot op heden nog niet alle graven in de buurt ontdekt zijn. Het kamp met daarin ongeveer 3.500 overlevenden werd op de middag van 2 mei 1945 door de Amerikanen bevrijd. Generaal Gavin liet zich later ontvallen dat men het kamp kon ruiken eer men het kon zien. Victor Malbecq vertelde ons dat de Russen ter gelegenheid van de komst van de geallieerden meteen hun nationale hymne zongen. De Fransen zonden de Marseillaise. En de Belgen? Die waren weg om eten te gaan zoeken. “Organisieren”, weet U. Iets voor 11u30 kwamen we toe aan het voormalige kamp zelf. Ik merkte meteen op dat er andermaal centen geïnvesteerd werden in de aanleg. Bij mijn eerste bezoek in 2004 was diezelfde plek eigenlijk beperkt tot een gedenksteen langs de baan, enkele borden in het bos en de Amerikaanse gedenksteen waarover ik hoger al schreef. In 2005 waren de borden gemoderniseerd en was er een zeer geslaagd kunstwerk gezet: een groot vierkant in klinkers met enkele zuilen en een aantal zitblokken, waarvan op verschillende plaatsen de aarde als het waren openscheurt. Wie naar de scheuren gaat kijken, ziet links en rechts de namen van de doden. Ook onze Evrard Vangoidsenhoven. Vandaag was de steen die destijds langs de baan de plek van het kamp aanduidde, opzichtiger verplaatst naar de toegang tot het kamp zelf en naast de weg was er een vrij grote parking aangelegd. We stelden ons met de Belgische vlaggen –als enigen- op naast een aantal leerlingen van de plaatselijke muziekscholen en er waren toespraken van Rolf Christiaensen, Landrat van de Landeskreis Ludwigslust, Jan van Putten, de burgemeester van Putte in Nederland en Salomon Birenbaum, een Amerikaanse “häftling”. Deze laatste vond het nodig om ondanks de simultaanvertaling dezelfde toespraak in het Engels, het Duits en het Pools te doen. Ik vermoed dat het telkens hetzelfde was, nu dit in elk geval zo was voor het Engels en het Duitse gedeelte. Ik spreek geen Pools, maar had de stellige indruk dat de man voor de derde keer dezelfde boodschap gaf. Misschien een beetje overbodig. Ik heb er trouwens niks van onthouden alhoewel ik dus eigenlijk ook op de eerste rij stond. Wat ik wel onthouden heb, is dat er ergens een kindje weende. Dat werd de op één na meest toepasselijke toespraak. Wat iedereen zeker en vast onthouden heeft, is de boodschap van Pierre Verly van onze groep die naast enkele anderen gebruik maakte van de mogelijkheid om het publiek toe te spreken. Hij deed dat in het Frans, waarop er zich meteen iemand aanbood om te vertalen naar het Duits.
18
Pierre Verly zijn vader had het kamp van Wöbbelin overleefd, maar was kort nadien gestorven. Het had hem meer dan veertig jaar gekost om dit oord te komen opzoeken en zijn gezin was niet meegekomen. Pierre bedankte de aanwezigen en de organisatoren voor de stijlvolle en correcte plechtigheid. Hij bracht in opdracht van zijn vader ook een boodschap van vergevingsgezindheid. Zijn vader –een Belg- was tijdens de dodenmarsen ondersteund door twee medegevangenen. Als dat niet gebeurd was, zou hij een gewisse dood gestorven zijn. De man die hem links ondersteunde was een Fransman. De man die hem rechts ondersteunde een Duitser. In zijn testament had zijn vader gewezen op die broederlijkheid en zijn familie vergevingsgezindheid opgedragen. Door het vertraag in de toespraak omwille van de herhaling in het Duits van hetgeen er gezegd werd, door de wijze waarop het gebracht werd en de oprechtheid die van de man uitging, drong dit alles zeer scherp door tot al de toehoorders. Menigeen pinkte een traan weg. Alles was gezegd. De bloemenhulde volgde, waarbij wij ons met de vlaggen wat korter bij opstelden een passend groetten. Het was goed. Wat mij van de plechtigheid ook bijgebleven is en ook door menig ander persoon is opgevallen, inclusief mijn collega’s vlaggeniers, is dat mijn vlag van Meensel-Kiezegem gedurig aan de wind in de zeilen had en mooi wapperde. De andere vlaggen volgden dat voorbeeld bijna niet. Lag het aan de plek waar ik stond of aan de kwaliteit van de stof van de vlag? Niemand die het weet. Misschien zorgde op een of andere wijze Evrard Vangoidsenhoven daarvoor, nu ook hier voor de eerste keer de vlag van zijn gewest aanwezig was. Er werden enkele foto’s gemaakt van de vlag naast zijn steen. Eén foto is mislukt. Het andere toestel is onderweg naar huis ergens in Brussel gestolen. De metser wilt zeker dat we nog eens terugkomen. Hij moet zich geen zorgen maken: we kennen de weg onderhand. Na anderhalf uur staan met de vlag was de middagpauze in Ludwigslust erg welkom. We werden door het plaatselijke bestuur andermaal gesoigneerd. Er was een warme maaltijd; een drie gangenmenu met zelfbediening. Ik at spruitjes. Lia zie me dat het een schone reis was en dat ze blij was dat ze meegegaan was. Het programma in Ludwigslust en Wöbbelin was daarmee nog lang niet rond: in de namiddag waren er vanaf 14u30 podiumgesprekken gepland, een bezoek aan een tentoonstelling, gesprekken met scholieren, om 18u00 nog een mis en ’s anderendaags vanaf 9u30 verdere getuigenissen in diverse scholen en om 14u00 de opening van een tentoonstelling. Dat viel echter allemaal buiten ons reisprogramma omdat we omstreeks 19u00 in ons hotel in Hamburg verwacht werden waar we de komende drie nachten zouden blijven en ook de groep van de vierdaagse reis zouden ontmoeten. Er werd besloten om nog een kort bezoek te brengen aan het museum in Wöbbelin en dan verder te reizen langs het monument in Raben Steinfeld (Schwerin). De tussenstop in het kleine museum drie km van het kamp zelf vandaan bleek meer dan de moeite waard te zijn. Pierre Verly herkende zijn vader op een foto die hij jaren voordien nog eens ergens tegengekomen was, maar die verloren gegaan was. Het was alsof een fiere vader zijn zoon wilde belonen voor zijn komst na al die jaren. Andermaal een beklijvend moment. Het magisch realisme is een ondergewaardeerde kwaliteit van mijn streek/ons land. 19
In Raben Steinfeld staat er een groot beeld van een vrouw die op haar knieën zit en links er rechts daarvan zijn er telkens twee taferelen die het verhaal van de dodenmarsen vertellen: uiterst links de ontruiming van de kampen, links de ontberingen onderweg, rechts de bevrijding door het Rode Leger, uiterst rechts de mensen die toekijken naar de onderhandelingen om tot een betere wereld te komen. Heel origineel en erg mooi. De mensen lijken als het ware uit de bronzen platen te springen. Een aanrader als tussenstop. We kwamen in het Apartment-Hotel Hamburg Hamm aan zoals gepland. Een drie sterren “Superior”hotel met 119 kamers langs de Borstelmannsweg in Hamburg. Ik maakte kennis met mijn kamergenoot, een ondernemend en erg vriendelijke man uit Middelkerke en Gent, die met het vliegtuig gekomen was om zijn 92-jarige moeder waar hij voor zorgt slechts zo kort mogelijk alleen te laten. Om de een of andere reden voelde hij zich geroepen om mij meteen zijn partijkaart te tonen, hetgeen ik wel sympathiek vond. Eigenlijk hoefde dat niet en was ik graag bereid om de kamer te delen met iemand van een andere firma, maar het bleef sympathiek. Ik vroeg me wel af waarom hij dat deed. Lia was een beetje teleurgesteld omdat we de kamer niet zouden delen. Ik vertelde haar dat Victor wellicht liever had dat de vrouwen bij de vrouwen en de mannen bij de mannen zouden slapen en we toch moeilijk een wildvreemde man bij een dito vrouw verplicht konden te slapen leggen, hetgeen zij aanvaardde. Niettemin schrok de bediening naderhand even van het feit dat ik mijn kamer deelde met een man (men noteerde het kamernummer om de consumpties te kunnen afrekenen). ’t Is ook nooit goed voor iedereen tegelijk. Tijdens het avondeten maakten we kennis met de vierdaagse medereizigers, zodat de groep nu voltallig was. Het programma van de volgende dag werd overlopen en we aten schweineschnitzel. Men serveerde dus streekgerechten. ’s Avonds ben ik nog even in de bar van het hotel blijven hangen met enkele reisgenoten. Daar kreeg ik te horen dat men aan mij kan zien dat ik “ne liberaal” ben. Ik wist dat niet, maar kreeg meteen een antwoord op mijn vraag van enkele alinea’s hoger. Ik kon bij de mannen ook opscheppen met een sms-bericht dat mijn vrouw mij stuurde in de veronderstelling dat ik met Lia de kamer deelde: “Hoe is het met Uw kamergenote?”. De veronderstelling van mijn vrouw vertelde ik er natuurlijk niet bij.
3 mei - dag 4
’s Maandags ’s morgens om 9u00 werden wij samen met heel wat andere internationale gasten verwacht op een receptie in de senaat van Hamburg. Ieder van ons kreeg daarvoor een persoonlijke uitnodiging, voorzien van het wapenschild van de stad. De senaat is een zeer mooi gebouw dat stamt uit lang vervlogen tijden. Ik hou wel van die “grandeur”, maar ben niet zeker of die Franse uitdrukking ook in Duitsland gesmaakt wordt.
20
In het Rathaus werd ik meteen begroet door Agnes Vandegaer, Marianne De Mol en Marcel Vande Gaer, de drie andere gemeenteraadsleden van Tielt-Winge die aan de reis deelnamen via de Stichting Meensel-Kiezegem ’44. Het was een aangenaam weerzien en meteen een goede gelegenheid om de rest van de dorpsgenoten te gaan bezoeken. Bij een enkeling van de leden van de andere groep was dat blijkbaar niet van harte, maar dat heb ik U hoger al uitgelegd. De waarheid kwetst immers en een blad voor de mond nemen is niet meteen mijn beste kwaliteit. Ik zag ook gewezen volksvertegenwoordiger André Moreau uit Tienen die verscheidene internationaal gepubliceerde boeken geschreven heeft rond het Jodendom. Kortom: België was behoorlijk tot goed vertegenwoordigd. Er waren toespraken van Dr. Detlef Garbe, de directeur van het KZ Neuengamme, Prof. Dr. Karin von Welck, “senatrice” voor cultuur, sport en media en Robert Pinçon, de Franse voorzitter van de Internationale Vriendenkring van het KZ Neuengamme. Ik vroeg me bij het lezen vaan de bevoegdheden minister von Welck af onder welk van haar bevoegdheden de concentratiekampen zou vallen: cultuur, sport of media? Volgens mij is geen van de drie erg toepasselijk. Mijn administratieve reflex zou dit thema –zo ik Duitser zou zijn- eerder bij patrimonium zetten. Ze zullen wellicht een goede reden hebben om dat niet te doen, en bovendien ben ik geen Duitser. Ik hoorde dat de minister ook mevrouw Jepsen uitdrukkelijk begroette. Maria Jepsen werd geboren in januari 1945, is Lutherse theologe en sinds 4 april 1992 de eerste vrouwelijke Lutherse bisschop. Zij volgde Peter Krusch op in dat ambt “des Sprengels Hamburg der Nordelbischen Kirche”. Onder leiding van Prof. Dr. Rik Torfs bezocht ik begin jaren ’90 het Vaticaan gedurende een studiereis van de Leuvense bijzondere faculteit Kerkelijk recht. Toen we aan de Sint-Pietersbasiliek arriveerden, die gebouwd werd tussen 1505 en 1615, heb ik eens goed gekeken en meteen begrepen waarom Martin Luther na zijn bezoek aan dezelfde plek in 1510-1511 naderhand tegen de jubileumaflaat voor de nieuwbouw van de SintPieterskerk ageerde en zijn 95 stellingen publiceerde. Het gros van mijn medereizigers waren priesters. Eén onder hen, die vandaag als monseigneur trouwens het Vaticaan vertegenwoordigt bij de EU in Brussel, liet zich na het bezoek aan de tuinen van de paus ontvallen dat er voor wat hem betrof dat jaar geen Sint-Pieterspenning hoefde omgehaald worden. En hij dacht dat ik de verloren zoon was? Uit de toespraak heb ik onthouden dat ook voor wat Neuengamme betreft de erkenning als herdenkingssite traag op gang gekomen is. Zij wees er op dat er nochtans evenveel mensen omgekomen zijn als in Dachau en meer dan in Buchenwald. Voorts werden ook de ernstige inspanningen toegelicht die sedert 2005 bijkomend verricht werden, onder meer de afbraak van de gevangenis die er met de jaren op het terrein gebouwd was. Het jaarlijkse bezoekersaantal van het kamp is opgeklommen tot 65.000. Robert Pinçon klonk erg vermoeid, alsof de tijd hem had ingehaald. Hij bedankte de senaat voor de inspanningen van de voorbije jaren en deelde mee dat hij in de voorbije 65 jaar nog elke dag aan Hamburg en Neuengamme gedacht heeft. Dat had ik nog gehoord, maar dan uit de mond van mijn vriend Frans. Hij sloot af met de boodschap dat we nu allemaal Hamburgers waren. “Ich bin ein Berliner” kwam klonk destijds beter. 21
In cauda venenum. Een oude man beklom het podium. Het was Tadeusz Krystyniak uit Polen, een voormalige “häftling”. Men een krop in de keel kondigde hij zijn tripticon aan dat zou gespeeld worden door een klassiek quartet. Hij verontschuldigde zich voor zijn emoties en werd terug naar zijn plaats begeleid. De muziek beeldde de opmars van het derde rijk uit, inclusief het Horst-Wessel lied, en dan de val met de tol die de mensen betaalden. Een videoclip was niet nodig. Op de tonen van de Moorsoldaten veerde nagenoeg de ganse zaal spontaan recht. Ik herbekeek/herbeluisterde er recent enkele stukken van op een Duitse perssite op het internet en kreeg er opnieuw kippenvel van. De receptie die volgde zou letterlijk en figuurlijk verwaarloosbaar zijn. De muziek die men gebracht had, vroeg figuurlijk niet naar enig vervolg. Een receptie met wat fruitsap, koffie en een droog koekje is echt wel letterlijk iets voor een maandagochtend. Rond 10u30 namen we de bus richting Neustadt in Holstein. Onderweg schoot Jean-Marie Vanden Eynde in gang. Hij kan zeer goed vertellen in twee landstalen en heeft ook effectief een en ander te zeggen. Ik heb onthouden dat de houding van de Duitse bevolking ten opzichte van de “häftlinge” verbeterde naarmate de krijgskansen keerden. Initieel leken de mensen te geloven of minstens te willen geloven dat het allemaal om misdadigers ging die in geen geval op enige bijstand konden rekenen en zeer neerbuigend bekeken werden. Aan het einde van de oorlog kreeg hij stiekem soep van een wildvreemde Duitse dame ondanks het gevaar dat ze daarmee zelf als “häftling” zou kunnen eindigen. Hij deed ook het verhaal van zijn makker die samen met hem Neuengamme en diverse buitenkampen had doorstaan, en ook de dodenmarsen. Zij baden tijdens een bombardement terwijl ze in een beestenwagon zaten dat er een bom op hun zou vallen zodat het rap met hun gedaan zou zijn. Ze werden niet verhoord en eindigden hun tocht in de baai van Lübeck op de Cap Arcona en nadien wegens overlading op de Athen. Daar kreeg zijn makker een klap van een Russische kapo en bleef voor dood achter in de buik van het schip. De Engelsen hebben hem een tijd nadien naar boven gehaald, waarbij bleek dat hij nog in leven was. Hij is er door gekomen. Het bleek om René Thirion te gaan die bij ons in de bus zat. Vraag aan tien mensen om de grootste scheepsramp aller tijden op te noemen en steevast zullen ze aan de Titanic denken, die in de nacht van de 14 op de 15 april 1912 is vergaan. Daarbij kwamen er 1522 opvarenden om het leven. Van de 27 Belgen aan boord, kwamen er 20 om, inclusief drie bemanningseden: een ober (Georges Aspeslagh), een violist (Georges Krins) en een cellist (Roger Bricoux). Door het RAF-bombardement op 3 mei 1945 van de schepen Cap Arcona en Thielbek is het eerstgenoemde schip met ongeveer 5.000 mensen aan boord uitgebrand en op de zijde terechtgekomen, het tweede met ongeveer 2.500 mensen aan boord is gezonken. Er zijn minstens 7.000 doden te betreuren door die scheepsrampen, los van de overlijdens onderweg daarheen zoals op 26 april 1945 voor Jozef Vandegaer en daags nadien voor Alfons Vangoidsenhoven uit Meensel-Kiezegem het geval was.
22
Het vergaan van de Titanic was klein bier tegenover dit gebeuren. En toch hebben de twee verhalen een rechtstreekse band. Werner Klingler regisseerde in 1942-1943 een nazipropagandafilm over de ondergang van de RMS Titanic die qua verhaal veel gelijkenissen vertoont met de veel bekendere verfilming door James Cameron in 1997. De Duitse Titanicversie werd grotendeels opgenomen op de … Cap Arcona. Jean-Marie Vanden Eynde vertelde dat jij op de Cap Arcona geweest was, maar er nadien terug af moest wegens overlading van het schip. Hij beschreef het schip als een vijf sterrenhotel, dat voor de meeste passagiers een enkele reis naar de dood in petto had. We arriveerden in Neustadt zoals voorzien en scheepten in op één van de kleinere vaartuigen die aangemeerd lagen ten behoeve van de bloemenhulde die in de Oostzee en meer bepaald in de baai van Lübeck zou plaatsvinden. Ons vaartuig was een nagenoeg exclusief Belgische boot, want we deelde het met de groep van Meensel-Kiezegem. Terwijl er gewacht werd op de komst van de laatste deelnemers aten we ons lunchpakket op. Lia vertelde me dat ze het een schone reis vond. Nochtans was het een koude en natte dag. De koudste dag van de reis. De enige dag waarop het regende. De zee was zo woelig als mijn gedachten. Na een eind varen waren we op de plek waar één van de twee schepen verging. De gebouwen in de driekwart baai rondom waren erg klein geworden door de grote afstand tot aan de kust. Het mag een mirakel heten dat er nog overlevenden van de “häftlinge” aan wal geraakten. In “Der Fall CAP ARCONA”, een documentaire van Günter Klaucke en Karl Herrman uit 1995, wordt beweerd dat de Duitse bemanningen goeddeels gered werden door de ter hulp gesnelde Duitse marine; voor de “häftlinge” lag dat fundamenteel anders. Het boek van Wilhelm Lange over de Cap Arcona (1988-2005) is genuanceerder op dat vlak. Ligt de waarheid in het midden? In de aangehaalde documentaire wordt ook het verhaal gedaan van de kapitein van de Cap Arcona, die initieel alle medewerking van hem en zijn bemanning weigerde, tot de SS hem er kordaat op wees dat hij een vrouw en kinderen had … . Nog een interessant weetje: in de derde Britse aanvalsgolf omstreeks 15u45 bestuurde de Belgische piloot A.R. De Bie één van de acht Typhoons van de R.A.F. Op beide plaatsen waar de schepen vergaan zijn hield ons konvooi halt; we waren ongeveer 7 km van de oever. De boten bliezen hun hoorn. Dat ging door merg en been. Er werden bloemen in het water gegooid. We stonden met twee Belgische vlaggen vooraan op de boot, maar hadden alle moeite van de wereld om ons staande te houden en te vermijden dat de vlaggen in de Oostzee zouden vliegen. Ik moest de twee delen van mijn vlaggenmast vastnemen omdat anders het bovenste deel met vlag en al zou weggevlogen zijn. De vlag van het gewest Meensel-Kiezegem kreeg het hard te verduren en scheurde op verschillende plaatsen, maar ik merkte dat de voorzitter van het gewest mijn manoeuvers erg op prijs stelde. Het zou mij later een das van de vereniging opleveren, die ik bij de gepaste gelegenheden met veel fierheid zal dragen. Op een van de andere boten zag ik de Zweedse vlag. Die collega had het evenmin onder de markt om zijn vlag in bedwang te houden.
23
24
Victor Malbecq moedigde ons aan om de vlaggen hoger te steken, maar verloor door een omstaander zelf het evenwicht. Zelfs de taaiste passagiers zochten her en der steun tegen de woelige golven en de wind. Octaaf Duerinckx was naast me komen staan en dat was een hele geruststelling. Hij is een op rust gestelde militair van de Belgische zeemacht en weet wat te doen in dergelijke situaties, hetgeen mij betere instructies opleverde dan de vlag hoger te steken. Niettemin vond hij het nodig om mee te delen dat, zo we over boord zouden gaan, hij meteen een reddingsboei op mijn hoofd zou gooien zodat ik niet te fel zou afzien. Hij weet dat ik een dergelijke humor op prijs stel. Dan liepen we de haven terug binnen. Ik kreeg de vlag van de gemeente Tielt-Winge overhandigd omdat er later op de dag een plechtigheid was aan het monument in Pelzerhaken en het gemeentelijk reglement voorziet dat het jongst aanwezige gemeenteraadslid in dergelijke gevallen de vlag draagt. Ik ken dat reglement vrij goed, want ik ben er de auteur van. Het is tot stand gekomen nadat de Koning enkele jaren geleden onder meer aan mijn gemeente de eretitel “Gemeente, slachtoffer vaan oorlogsfeiten 1940-45” toekende omwille van de gebeurtenissen in Meensel-Kiezegem. Ik ben toen op het Koninklijk paleis het tricolore lint mogen in ontvangst gaan nemen dat wij bevestigden aan de gemeentevlag. Als ik schreef dat de vlag mij overhandigd werd, is dat eigenlijk een beetje verbloemd weergegeven. Enkele medereizigers vroegen mij nadien wat er gebeurd was omdat ik plots helemaal bleek geworden was. Ik kreeg van de burgemeester twee plastic zakken van Belgacom net niet naar mijn hoofd geslingerd: eentje met een siervlaggenstok voor gebruik binnen in huis die in vier delen uiteengeschroefd was en een tweede met een hoop stof erin dat de bijeen gefrommelde gemeentevlag met lint bleek te zijn. Het was verschrikkelijk. Ik ben bij een van de dames een veiligheidsspeld moeten gaan vragen om de vlag onderaan tegen de mast te kunnen bevestigen … . Gezien ik geen twee vlaggen kon dragen, heb ik de vlag van het gewest Meensel-Kiezegem terug aan de voorzitter overhandigd, die nadien Boris Vicca als vaandeldrager aanstelde. Een bijzonder goede keuze. De man had van zijn korpschef toelating gekregen om het uitgaanstenue van de lokale politie te dragen en kwam zeer goed over. Boris heeft een ruime kennis van de tweede wereldoorlog en bijvoorbeeld ook een volledige authentieke uitrusting van een paracommando van de Amerikaanse 101e luchtlandingsdivisie. Hij zingt steevast de Brabançonne mee. Een witte merel. Er viel even een gaatje in het drukke programma en dat was een goeie gelegenheid om koffie te gaan zoeken. Om de diverse aangehaalde redenen was ik daar wel aan toe. Om 16u00 maakten we dan onze opwachting aan het memoriaal “Cap Arcona” in Holstein. Er was een bloemenhulde en toespraken van Detlef Garbe, Ekkehard Klug (Minister van onderwijs en cultuur van het Land Schleswig-Holstein), Marian T. Hawling (een overlevende van de Cap Arcona scheepsramp) en Henning Reimann (burgemeester van de stad Neustadt in Holstein).
25
Het bleef echter koud en nat en de organisatie vertoonde niet meteen de grondigheid die we van de Duitsers gewoon zijn. Er dook een oude Franse vaandeldrager op, geassisteerd door twee jonge meisjes met vaandels, die zich pal voor de groep accordeonisten opstelde. De Bellow Tune met dirigent Angelika Eger stelde dat niet op prijs en verjoeg hem in onze richting. Wij hadden ons met twee rechts van het monument opgesteld en hij vond het nodig om ons dan te doen opschuiven in de richting van het spreekgestoelte, hetgeen tot gevolg had dat ik letterlijk en figuurlijk van op de eerste rij de toespraken kon volgen. De directeur vaan het KZ- Neuengamme deelde mee dat omwille van de weersomstandigheden, de toespraken kort zouden gehouden worden. De minister bracht ons de welgemeende groeten over van zijn minister-president. Ik bespeurde meermaals de leidende hand van Wilhelm Lange die het boek schreef over de Cap Arcona en eindverantwoordelijke is van het plaatselijke kleine museum over de scheepsramp. Het meest memorabel was nog de toespraak van de heer Hawling, die geboren werd in Polen in de stad Lviv die nu in Oekraïne ligt en die na de oorlog naar Sydney (Australië) geëmigreerd was. Hij vertelde ons dat hij destijds rond zijn twintigste verjaardag drie jaar Neuengamme achter de rug had, inclusief de buitenkampen Alderney (Aurigny – één van de door de Duitsers bezette Engelse kanaaleilanden) en Bremen-Farge. Tijdens zijn vlucht uit de boot was hij een jonge Rus tegengekomen die een ketel soep had gevonden die bestemd was voor de SS’ers aan boord en die daarvan volop aan het eten was: “Als ik moet sterven, dan zal het toch tenminste met een volle maag zijn!”. De kans is erg reëel dat er aan zijn wens tegemoetgekomen is. Hij vertelde ook dat ze met vijf aan een reddingsbootje voor één persoon hadden gehangen en zo tot de avond in het koude water hadden gepeddeld om aan land te komen. Hij had zijn kinderen meegebracht en vroeg hen om de slachtoffers te blijven gedenken, ook als er weldra geen rechtstreekse getuigen van de ramp meer zouden zijn. Hij bedankte tenslotte onder meer Wilhelm Lange voor zijn toewijding aan het gebeuren. Tot op vandaag is hij zich blijven afvragen waarom hij het overleefd heeft en zo vele anderen niet. We zochten nadien onze bus en reden terug naar Hamburg voor het avondmaal dat omstreeks 19u00 voorzien was. Nadien gingen enkele leden van de delegatie ter plaatse na hoe “Reepherbahn” precies geschreven werd. Ik trok mijn bed in. ’t Was weeral genoeg geweest.
4 mei – dag 5
Na het ontbijt bezochten we het voormalige schoolgebouw aan de Bullenhuser Damm 92-94 in Hamburg. Daar werden in de nacht van 20 op 21 april 1945 20 kinderen vermoord waar de nazi’s medische experimenten mee gedaan hadden, naast 28 volwassenen waaronder de verplegers van de kinderen. Ze werden verhangen, maar hun lichaam was niet zwaar genoeg om tot een effectieve verhanging te komen. De rest kunt U wellicht al raden. Ik ben niet mee binnen geweest. Ik ben zelf vader van drie jonge kinderen (twee van 8 en eentje van 5). Iedereen heeft zijn grenzen. De mijne lag aan de stoep van Bullenhuser Damm. Ik bleek niet de enige te zijn.
26
Dan bereikten we het kamp zelf. Ik maakte mij de bedenking dat de reis in crescendo gegaan was, waarbij de deelnemersaantallen maar ook de slachtofferaantallen steeds maar toegenomen waren. We begonnen met een handvol mensen ergens in de velden van Königslutter am Elm en waren nu in een kamp van 57ha met duizenden bezoekers. Toen ik in november 2008 samen met Marc Van Roosbroeck en Gaston Dewit onder meer Buchenwald, Dora en Bergen-Belsen bezocht ter gelegenheid van de voorbereiding van het boek “Genummerd voor het leven”, vertelde Gaston mij dat het veel beter was in een groot kamp te zitten dan in een klein buitenkamp. In het eerstgenoemde kon men zich immers veel gemakkelijker wegsteken in de massa. Gaston en zijn vader waren allebei aangehouden in Kessel-lo wegens verzetsactiviteiten, maar overleefden de kampen omwille van hun knelpuntberoep: vader Dewit was machinist en deed zijn zoon verklaren electrieker te zijn alhoewel hij niet wist dat er twee draden nodig waren om een lamp te doen branden. Niettemin kwam hij daardoor bij een groep Franse ingenieurs terecht die een gunstregime genoten omwille van hun werk aan de V1 en de V2 onder leiding van Werner von Braun. Wie de tunnels van Dora ooit heeft bezocht, kan beter begrijpen waarom heel wat Duitsers tot op het laatste ogenblik zijn blijven geloven in een eindoverwinning. In de bergwand steekt een eindeloos omvangrijk complex dat onmogelijk kon gebombardeerd worden, waar V2-raketten gemaakt werden die mobiel gelanceerd werden en waartegen de geallieerden geen verweer hadden. Die dingen vlogen toen al op biobrandstof. Stel U het verloop van de oorlog voor indien Hitler zou beschikt hebben over een atoombom die hij kon laten monteren op zijn raketten! Terug naar de reis. Er was veel volk in het kamp. Niettemin werden we vergast op een middagmaal dat in verscheidene ploegen geserveerd werd om iedereen te kunnen zetten. Het was lekker en we schepten er veel plezier in om vanalles voor elkaar te “organisieren” waarover Victor ons verteld had. Ik merkte heel veel solidariteit tussen de reisgenoten. Na de maaltijd was er vrij bezoek aan het kamp. Ik “organisieerde” een shuttlebusje voor de ietwat minder mobiele deelnemers, die zo onder meer door Victor Malbecq overal op het terrein rondgeleid werden. We schepten allemaal veel genoegen in hetgeen we gearrangeerd kregen. Zelf verkende is met enkele meer mobiele leden het terrein. Het was zoals Gaston Dewit mij vertelde: in een groter kamp kan je jezelf veel gemakkelijker verbergen in de massa. We konden het niet laten om in de haag van de voormalige kampcommandant te gaan plassen. Dat was iets dat ons 65 jaar geleden duur zou te staan gekomen zijn. In de fototentoonstelling in de Klinkerwerk herkende Marc Kenens op verschillende plaatsen zijn vader. Hij vertelde me daarbij dat hij vond dat hij pas veel te laat echt besef gekregen had van het belang van de lotgevallen van zijn vader tijdens de tweede wereldoorlog, die de kampen overleefd had en alleen jaren actief gebleven was in de vaderlandslievende verenigingen die rond dat thema werken. Ik denk nochtans dat Marc dit euvel ruimschoots goedmaakt met zijn inzet vandaag voor onder meer de nationale vriendenkring. Iedereen die achterom kijkt in zijn leven ziet wellicht dingen die hij beter anders aangepakt had. Een compensatie in de toekomst is waarschijnlijk de enige remedie.
27
In de shop kocht ik een boek over de verschillende gedenkplaatsen rond het kamp van Neuengamme voor mijn vriend uit Tienen, die zich ook interesseert in de geschiedenis, inclusief de 2e wereldoorlog. Ik zag er de film liggen die de Stichting Meensel-Kiezegem’44 destijds maakte over de razzia’s in het dorp, en ook de documentaire “De lege graven van Meensel-Kiezegem” die Katinka Schröder enkele jaren geleden maakte; ik werd daarbij nog geïnterviewd. Bij de aankoop kreeg ik een zichtkaart van het kamp, die ik namens de vier gemeenteraadsleden laten verzenden heb aan de gemeentelijke administratie. Men verkocht dan wel geen postzegels en er was geen postkantoor in de onmiddellijke buurt, maar “organisierde” al het nodige opdat de secretaris eerdaags het kaartje zou ontvangen. Dan moest ik Lia nog gaan redden uit de archieven. Ze hadden haar al papieren gegeven en ik vreesde al het ergste, namelijk dat men haar bij wijze van spreken mee zou klasseren. We bezochten samen de tentoonstelling, waar men mij van alle kanten riep om naar zaken te komen kijken. Marcel Vande Gaer vond er een hele kaft rond Meensel-Kiezegem; Lia herkende op haar beurt haar oom en haar vader op een foto. Met al de gemeenteraadsleden lieten we een foto maken voor ons ledenblad.
Hoger legde ik U al uit dat ik zelf geen rechthebbende ben of een naast familielid daarvan. Ik heb niettemin de dood herdacht van de vader van mijn vriend Frans Craeninckx, namelijk Vital Craeninckx, die op 16 november 1944 in Neuengamme om het leven gekomen is. Kleinzoon Vital Craeninckx is nu voorzitter van de N.C.P.G.R. gewest Tienen/MeenselKiezegem. Al snel ging het naar 17u00 toe en moesten we verzamelen aan het grote monument voor de bloemenhulde, waar we onze vriend uit Frankrijk en zijn twee assistentes terugzagen. Dit keer versperde hij eerst met zijn vlaggen de toegangsweg voor het publiek om daarna opnieuw voor ons te komen staan aan het monument. Ik heb dan maar besloten om te blijven staan. Het zal voor de Fransen voor mij wellicht niet zo aangenaam geweest zijn met de vlag van TieltWinge die in hun gezicht wapperde, maar daar hebben ze dan vrijwillig voor gekozen.
28
Tijdens de zeer uitgebreide bloemenhulde merkte ik ook Pierre Verly op, die een A4 blad in een plastic verpakking vasthield met daarop de tekst: “L’union fait la force / Eendracht maakt macht”. Nadien verbaasde hij er zich over dat ik dat gezien had; het zijn blijkbaar gevaarlijke tijden voor die leuze. Aansluitend op de bloemenhulde verzamelden alle aanwezigen in een gedeelte van de klinkerwerke, waar er vanaf 17u30 toespraken waren door Ole von Beust, de burgemeester van Hamburg, Robert Pinçon, de Franse voorzitter van de internationale vriendenkring van het KZ Neuengamme en Bojana Žokalj Jesih, de Sloveense vertegenwoordiger van de jonge generatie. Tussendoor zong het Nieuwe Hamburger Koor het lied van Dachau, het Partizanenlied en het lied van de Moorsoldaten. Vooral de laatste toespraak is mij bijgebleven: de spreker vertelde ons dat 10% van de bevolking van haar land omgekomen is tijdens de tweede wereldoorlog, terwijl er in de praktijk zo weinig lessen getrokken zijn uit die oorlog. Nadien was er bijvoorbeeld de genocide in Bosnië (Srebrenica); wat gebeurt er vandaag met de Palestijnen; zijn alle Arabieren werkelijk terroristen? We werden geconfronteerd met de mooie theoretische voornemens die wij ons allen maken op het vlak van wederzijds begrip, medemenselijkheid en dergelijke meer, terwijl in de praktijk er zoveel wrevel is omtrent het migrantenthema, andersdenkenden, diverse religies en andere levensopvattingen. Ze sloot af met een duidelijke vingerwijzing naar het neonazisme: het Duitse Nazi-experiment heeft een dermate desastreuze impact gehad op de wereld, dat het in geen enkel opzicht voor herhaling kan vatbaar zijn. Het was een korte, maar hevige toespraak van een geëngageerde dame. De afsluiter van het geheel was ietwat merkwaardig en eerder gewaagd: Bejarano & Microphone Mafia maakten samen een rap/hip hop cd rond actuele thema’s zoals racisme en dergelijke meer. Er liep technisch echter een en ander mis, waardoor de zanger duidelijk zenuwachtig werd. Bovendien ging men omwille van verscheidene reden over het voorziene einduur, zodat ook heel wat deelnemers zenuwachtig werden. Ik hou niet van dat soort van muziek, en blijkbaar het gros van de zaal evenmin. Toch waren er ook een resem enthousiaste toehoorders. Die toestand deed me een beetje denken aan “Rendez-vous” waarmee de groep Pas de Deux ons land destijds mocht vertegenwoordigen op het Eurovisiesongfestival. Ze kregen niet veel punten en bakken binnenlandse kritiek, maar ik ben er wel zeker van dat U bij het lezen van deze tekst het deuntje in Uw hoofd hoort. Rond 20u00 waren we terug op onze inmiddels vaste stek voor het avondeten, waar ik nog bijna een internationaal incident veroorzaakte door een op het eerste zicht uitdagende tatoeage op te merken bij één van de diensters, terwijl het blijkbaar niet de bedoeling was dat de gasten dat zouden kunnen zien. Ik ga daar niet verder over uitweiden wegens niet relevant voor de reis. Bovendien hoeft U ook niet alles van mij via deze tekst te vernemen.
29
5 mei – dag 6
’s Morgens was er al een druk programma: we moesten ontbijten, afrekenen en dan om 8u00 afreizen naar België. Jean-Marie Vanden Eynde vertelde ons op de bus nog wat van zijn belevenissen en die van onze medereizigers. Onderweg om 10u00 werd er halt gehouden in het commando van Schützenhof, waar we de andere autobus uit België voor de laatste keer ontmoetten. Ook daar zijn verscheidene mensen van Meensel-Kiezegem omgekomen en enkele jaren geleden werd het initiatief genomen om een gedenkplaat aan te brengen. Ik begroette er Raimund Gaebelein, die in de regio erg actief is. Er was een bloemenhulde met vlaggen en enkele toespraken. De sfeer ter plaatse was wat gespannen: het straatje naast de plechtigheid was niet afgezet en tijdens het gebeuren wilde enkele voertuigen door de mensen passeren. Enkele jongeren waren blijkbaar verplicht aanwezig; ze waren nogal uitdagend gekleed en gingen ostentatief zitten terwijl ze dat beter zouden gelaten hebben. Na een tijdje arriveerden er zelfs twee agenten, maar die waren blijkbaar meer geïnteresseerd in een praatje te maken enkele straten verder dan er voor te zorgen dat een herdenking met twee bussen buitenlandse gasten ordentelijker zou verlopen. Ook voor mij was de sfeer trouwens omgeslagen: in de dagen voordien hadden we een hele weg afgelegd langs steeds maar groter wordende gebeurtenissen met als einddoel het kamp van Neuengamme zelf. Nu stond de knop eigenlijk richting naar huis. De plaatsen die we op de laatste dag zouden aandoen waren zeker de moeite waard en moesten in orde van belang zeker niet onderdoen voor andere tussenstops die we maakten, maar na de opbouw naar het einddoel toe maakte een zekere vermoeidheid zich van mij meester. U zult dat ook merken aan de gedrevenheid en de lengte van mijn tekst, die afneemt naarmate de dagen vorderden.
30
31
We hielden onze picknick op de bus en reden nog even langs de bunker Valentin waar de Duitsers van plan waren om duikboten aan de lopende band te fabriceren en daarmee ook effectief zouden begonnen zijn indien de oorlog niet zou beëindigd zijn begin mei 1945. Het project ging andermaal ten koste van onnoemelijk menselijk leed en ook hier zijn er inwoners van mijn dorp omgekomen. We hielden aan het monument voor de bunker een bloemenhulde met vlaggengroet. Ik durfde de Brabançonne niet beginnen te zingen, alhoewel dat zeer gepast zou geweest zijn. ’t Zal me niet meer overkomen. De laatste tussenstop hielden we op de plek van het kamp Bahr Platte in Bremen. Daar werd er enige tijd terug een bijkomend monument opgericht; ik herkende een pak Belgische namen en andermaal ook mensen uit mijn dorp. We hielden een bloemenhulde met vlaggengroet. Een plaatselijke televisieploeg legde alles vast en interviewde René Thirion. En dan reden we naar huis, zij het met de nodige files. Onderweg keken we onder meer nog naar de documentaires over de Cap Arcona en de lege graven van Meensel-Kiezegem. Lia had gelijk: het was een schone reis. Voor heel wat mensen was de reis naar Duitsland begin van de jaren ’40 hun laatste reis. Wellicht geldt dit voor sommige van onze reisgenoten evenzeer, namelijk dat dit de laatste keer is dat ze de Duitse kampen bezocht hebben. Ik neem me voor om terug te keren. Het is voor mij immers een prima manier om te bezinnen. Ik zend U deze tekst omdat ik vermoed dat U graag een aantal van de bereikte inzichten met mij deelt. U bent in elk geval bedankt om de moeite te doen om deze doorlopende tekst zonder al te veel prentjes te doorworstelen. Het zou me veel plezier doen van U daarover enige schriftelijke of mondelinge reactie te mogen vernemen.
Rudi Beeken Tielt-Winge, zaterdag 29 mei 2010
32