1 12 Dia 1 Introductie max. 2 minuten! Vertel: Deze les gaat vooral over het gebruik van sociale media. Maar: wat weten jullie eigenlijk zelf al over ...
Vertel: “Deze les gaat vooral over het gebruik van sociale media. Maar: wat weten jullie eigenlijk zelf al over sociale media?” Laat de leerlingen in maximaal een minuut per vraag noemen wat in ze opkomt: • Wat weten jullie eigenlijk over sociale media? • Wat is er al bekend? Haal alleen voorkennis op. Ga niet inhoudelijk in op wat de leerlingen vertellen. Maak eventueel al luisterend op een (white)bord een woordspin of mindmap van de kernwoorden die door de leerlingen genoemd worden.
2
Dia 2 – Introductie – max. 2 minuten!
Vraag vervolgens ook wat ze nog niet weten over sociale media: • Wat zou je nog willen weten over sociale media? • Waar ben je benieuwd naar? •Zet bijvoorbeeld vraagtekens bij de woorden in de woordspin waarover de leerlingen meer zouden willen weten.
3
Geef kort aan wat de leerlingen deze les gaan doen.
In deze les gaan we: •kijken naar een drietal filmpjes die laten zien: •hoe snel nieuwe uitvindingen vaak door miljoenen mensen gebruikt worden; •hoe we die nieuwe media soms gebruiken; •hoe ouders soms denken over het mediagebruik van hun kinderen. •Je gaat een top vijf van de apps op jullie telefoons maken. •Je gaat computertips voor je ouders bedenken. (Formeer nu de groepjes voor de opdracht op het werkblad.)
4
Start het filmpje over de snelheid waarmee nieuwe media in gebruik genomen worden. Stop deze op 1 m 30, want het gaat daarna alleen nog over Hyves! Vat aan het eind nog eens samen: “Na de uitvinding van de televisie duurde het 13 jaar voordat er wereldwijd 50 miljoen mensen waren met een televisie in huis. Na de uitvinding van Facebook duurde het negen maanden en toen hadden 100 miljoen mensen Facebook op hun computer of telefoon. En zo gaat dat vaak bij nieuwe media: waar het ene moment nog niemand van gehoord heeft, wordt een half jaar later door ‘de halve wereld’ gebruikt. Vraag: Wie heeft een voorbeeld van een app die bijna iedereen in de klas tegenwoordig gebruikt, maar die een tijdje geleden nog geheel onbekend was?” Ga ook nog even in op de definitie en het begrip: ‘wat maakt media sociale media’? (Sociale media zijn de media waarmee je informatie deelt met anderen.) Geef vervolgens 5 minuten de tijd om opdracht 1 van het werkblad in groepjes van ongeveer vijf leerlingen te maken. Na het maken van de opdracht: bespreek kort de top vijf. Waarom zijn juist die apps zo populair? Vertel: “Nieuwe media zijn heel handig, maar het lijkt wel of sommige mensen er aan verslaafd zijn; kijk maar eens naar dit filmpje…” Ga naar de volgende dia en start het filmpje.
Koppeling naar competentie G1 en het belang ervan: (Sociale) media hebben een enorme aantrekkingskracht op mensen. Veel jongeren (en
5
Dit filmpje laat een jongen zien die slaaf is geworden van social media, hetgeen beslist niet leidt tot sociaal gedrag… Laat de leerlingen na het bekijken van het filmpje discussiëren over de stelling. Mogelijke aanvullende vragen: •Wat gebeurde er in het filmpje? •Wie herkent dat? •Wat vinden anderen hier van? •Neem maximaal drie minuten voor deze discussie. NB: Er is geen opdracht op het werkblad bij deze dia. Achtergrondinformatie De Universiteit Maastricht deed onderzoek naar het gebruik van mobiele telefoons door jongeren: http://www.simonlyvergelijken.net/meer-dan-70-van-jongeren-verslaafd-aanmobieltje/
6
Laat de leerlingen benoemen welke media zij gebruiken die op de illustratie te zien zijn. Maar wanneer en in welke situaties gebruik je nu welke media? Daarover gaat opdracht 2 op het werkblad. Vertel: “Je ziet de namen van een aantal media. Maar welke kun je het best gebruiken in de situatie die bij de opdracht beschreven is? En waarom gebruik je juist die en niet die andere? Probeer elkaar met argumenten te overtuigen en schrijf de argumenten.” Loop tijdens de discussies rond en let op de argumentaties. Breek na vijf minuten dit onderdeel af. Vraag of er moeilijkheden of twistpunten waren bij de drie situaties. Vraag of nieuwe media altijd het beste medium zijn om te gebruiken (waarschijnlijk is het antwoord op situatie B het snelst op te lossen met een atlas). Geef kort de ruimte aan één of twee groepjes die een analoge opdracht hebben bedacht bij opdracht D. Koppeling naar competentie G2 en het belang ervan: Deze opdracht helpt leerlingen om de juiste media te leren kiezen voor de juiste situatie. Het is belangrijk om in te zien dat ieder medium zijn voor- en nadelen heeft. Door dit per medium te benoemen, krijgen leerlingen inzicht in de relevante verschillen in gebruik. Hierdoor zullen zij (nieuwe) media op een meer beschouwende manier kunnen beoordelen.
7
Vertel: “Deze les gaat over het gebruik van nieuwe media. Sommige mensen doen dat best slim. Ze zijn er zelfs beroemd en rijk mee geworden. Kijk maar eens naar Kelvin.” Vertoon het filmpje en laat de leerlingen meteen daarna meer voorbeelden bedenken via de opdracht op het werkblad. De antwoorden hoeft u niet verder te bespreken. Doe dat wel kort met de vraag welke mogelijkheden van nieuwe media de leerlingen zouden willen gaan gebruiken. Achtergrondinformatie: Meer voorbeelden hoe jongeren YouTube creatief benutten om met een breed publiek in contact te komen zijn te lezen in de publicatie “Jong geleerd 2.0-YouTube” van Kennisnet/Mijn Kind Online en is te downloaden op http://mijnkindonline.nl/publicaties/brochures/jong-geleerd-20-youtube Koppeling naar competenties G1 en G2 en het belang ervan: Door gezamenlijk na te denken hoe je zelf nieuwe media in zou willen zetten om beroemd te worden, denken leerlingen gericht na over het effect, het bereik en de impact die het gebruik van media tot gevolg kan hebben. Ze leren daarin hoe mensen apparaten en toepassingen gebruiken en hoe je dit gebruik kunt beïnvloeden. Met dat inzicht zullen ze ook op een andere manier nadenken over hun eigen gedrag. Meer stilstaan bij het effect en de impact die een actie kan hebben in plaats van ‘ondoordacht doen’. En wellicht zelfs de opgedane inzichten vertalen naar wat je zelf kunt doen om te voorkomen dat je ongewenst beroemd wordt!
8
Vertel: “Er wordt beweerd dat jongeren handiger zijn met computers en social media dan hun ouders. Wie denkt dat dat inderdaad ook zo is? (vingers opsteken)” Ga niet in op de uitslag van deze kleine poll, maar vertel: “Als deze bewering waar is, hebben jullie vast wel wat tips voor jullie ouders. Jullie gaan nu opdracht 5 en 6 op het werkblad maken.” Geef vijf minuten voor deze opdracht. Loop rond en reflecteer binnen de groepjes op de antwoorden. Het is niet nodig deze opdracht klassikaal na te bespreken. Koppeling naar competenties G1 en het belang ervan: Samen tips voor ouders bedenken, en nadenken over mogelijke hulp van ouders en docenten is voor leerlingen een veilige manier om te benoemen wat zij nodig hebben om hun eigen mediagebruik te verbeteren. Ze hoeven immers eigen gedrag niet specifiek als uitgangspunt te gebruiken en kunnen vrij nadenken over wat voor hulp bijdraagt aan beter mediagebruik.
9
Vertel: “De les is bijna ten einde. Voordat we samen gaan terugblikken op de les, maak je eerst een korte toets.”
10
Sluit de les af met een korte terugblik. Wat wilden de leerlingen leren over social media? Welke vragen zijn beantwoord in deze les? Hoe zou je de antwoorden op de nog open liggende vragen kunnen krijgen? Moedig de leerlingen aan om zelf verder te zoeken en elkaar om informatie te vragen. Laat de leerlingen verwoorden wat ze van deze les hebben geleerd. “Wat ‘bewaar’ je van deze les?”.