PSO ideeënbox
techniek
T
E
C
H
K
N
I
E
PS O
Inleiding Beste gebruiker, Hoe open ik leerlingen de ogen voor techniek? Hoe maak ik leerlingen bekend met de mogelijkheden van techniek in de wereld en maak ik hen wegwijs bij het maken van een toekomstige beroepskeuze? Dat vragen PSO-docenten, decanen en studiekeuzebegeleiders zich waarschijnlijk geregeld af. Wij denken hierop het antwoord te hebben. Voor u ligt de PSO box Techniek. Via deze ideeënbox kunnen vmbo-leerlingen de wereld van techniek ontdekken. Ontdekken dat techniek overal en altijd nabij is. Want techniek speelt - vaak achter de schermen - in elke leef- en werkomgeving een belangrijke rol. Met dit inzicht kan techniek ook leuk en interessant zijn voor leerlingen die zich nooit in techniek verdiepen. Deze PSO ideeënbox benadert techniek via zeven werelden. ‘Werelden’ waarbij leerlingen zich van alles kunnen voorstellen. Door het maken van vaak heel praktische opdrachten maken leerlingen kennis met techniek in de wereld om zich heen en de beroepen die erbij horen. Ook wordt hen een spiegel voorgehouden: Is dit iets voor mij? Wat moet ik daarvoor kunnen en leren? Wij hopen en verwachten dat deze nieuwe benadering van techniek zal aanslaan. Wie zijn wij? Een techniekbreed samenwerkingsverband van kenniscentra uit verschillende technische branches. Wij hebben gezamenlijk de ambitie uitgesproken om de instroom van jongeren in technische beroepen over de volle breedte te vergroten. Dankzij de inzet en expertise van EDG Media is deze box op maat gesneden voor de Praktische Sector Oriëntatie in de gehele onderbouw van het vmbo. Veel plezier en succes toegewenst met de PSO box Techniek!
Participanten: Technet Stichting TechniekTalent.nu Kenteq Innovam PMLF Bureau TOP
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
TechNetkringen van scholen en bedrijven Samenwerkingsverband van bedrijfsleven, opleidingsfondsen, koepelorganisaties en scholen Kennis- en adviescentrum voor technisch vakmanschap Kennis- en opleidingscentrum voor de mobiliteitsbranche Kenniscentrum voor de procesindustrie en milieutechniek Educatief communicatiebureau voor techniek
1
T
E
C
H
K
N
I
E
PS O
Blad 5
De PSO ideeënbox Uitgangspunten voor de PSO-box Techniek Voor u ligt de nieuwe PSO box Techniek, die gebruikt kan worden voor een brede oriëntatie op techniek in de Vmbo onderbouw. Bij de samenstelling van deze box is gebruik gemaakt van de volgende bouwstenen: • Marktonderzoek naar ervaringen in het onderwijs met PSO en naar het huidige gebruik van PSO materiaal. • De zeven werelden van techniek. • De vier Bèta Mentality types.
De zeven werelden van techniek Introductie De nabijheid van techniek is veel groter dan de meeste leerlingen beseffen. Techniek is overal en altijd aanwezig. Voor leerlingen is het verhelderend en inspirerend als techniek en technische/exacte vakken in een context geplaatst worden. In een ‘wereld’ die voor hen zichtbaar is en waarbij ze zich iets kunnen voorstellen. In de PSO-box Techniek is gekozen voor een opdeling van de gehele bètasector in de zeven werelden van techniek. Bij elk van deze werelden horen werkzaamheden en beroepen en (vervolg-)opleidingen.
Wereld 1: Water, Energie & Natuur Begrippen: Milieu, milieuvervuiling, milieucontrole, installatietechniek, technische installaties, scheepstechniek, scheepsbouw, energiebronnen, duurzame energie en isolatie. Voorbeelden van beroepen: Installatietechnicus, cv-monteur, werktuigbouwkundige, monteur airco/koelmachine, loodgieter, milieu-inspecteur en vele beroepen in scheeps- en jachtbouw.
Wereld 2: Voeding & Vitaliteit Begrippen: Laboratoriumwerk, voedingsleer, productontwikkeling, gezondheid en welzijn. Voorbeelden van beroepen: Medewerker productontwikkeling, medewerker levensmiddelenbranche, laborant, voedingsassistent, diëtist, kok, begeleider fitnesscentrum en voedselwarencontroleur.
Wereld 3: Mens & Medisch Begrippen: Medische sector, medicijnen, fijnmechanica, instrumententechnologie, paramedische sector en ziekenhuislaboratoria. Voorbeelden van beroepen: Verkoopmedewerker bij een opticien, ziekenhuismedewerker, apothekersassistent, fijnmechanicus bij ziekenhuis en medewerker laboratorium.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
K
T
E
C
H
N
I
E
PS O
Blad 5
Wereld 4: Mobiliteit & Ruimte Begrippen: Mobiliteit, transport, vervoer, vervoer/transportmiddelen, infrastructuur (in brede zin), ontwikkeling infrastructuur, installatietechniek, constructiewerk en mechatronica. Voorbeelden van beroepen: Automonteur, bandenservicemedewerker, fietsenmaker, medewerker gemeentewerken, assistent infratechniek, werkvoorbereider installatietechniek, monteur koudetechniek en monteur mechatronica.
Wereld 5: Lifestyle & Design Begrippen: Uitgeverijen, ICT, goud en zilversmederij, games, drukwerk, reclame en communicatie. Voorbeelden van beroepen: Reparateur juweliersbranche, ontwerper goud en zilversmid, webdesigner, databasebeheerder, gamedesigner, ICT beheerder en grafisch vormgever van mediaproducten.
Wereld 6: Market & Money Begrippen: ICT, helpdesk, multimedia, beveiliging, financiële sector, ICT-netwerken en beveiligingsapparatuur. Voorbeelden van beroepen: ICT-consultant, medewerker elektrotechnisch installatiebedrijf, assistent orde en veiligheid, toezichthouder, surveillant, helpdeskmedewerker en IT medewerker.
Wereld 7: Science & Exploration Begrippen: Laboratorium, chemie, voeding, levensmiddelenindustrie, geneesmiddelen, ziekenhuis en materiaalonderzoek. Voorbeelden van beroepen: Laborant, chemisch laborant of analist, analist in ziekenhuis, universiteit en voedingsmiddelenindustrie.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
K
T
E
C
H
N
I
E
PS O
Blad 5
Bèta Mentality Het Bèta Mentality-model* brengt in kaart hoe jongeren van 14 t/m 18 jaar staan ten opzichte van een toekomst in de technische en exacte wereld. * Dit segmentatiemodel is in 2009 ontwikkeld door communicatie- en marketingbureau YoungWorks en onderzoeksbureau Motivaction, in opdracht van Platform Beta Techniek. Het model helpt om inzicht te krijgen in de drijfveren en motivaties van (groepen) jongeren. Met dit model kan een doelgroepbenadering worden toegepast bij benadering en werving van jongeren voor opleidingen en maakt maatwerk mogelijk bij beroepskeuzebegeleiding.
Veel factoren zijn van invloed op het keuzegedrag van een leerling tijdens zijn onderwijsloopbaan. De ervaring die een leerling tijdens dat proces opdoet met bètatechniek is cruciaal voor het leggen van een basis voor de keuzerichting bètatechniek. Uit diverse onderzoeken naar de attitude van jongeren ten aanzien van techniek blijkt dat er globaal vier typen onderscheiden kunnen worden: 1. 2. 3. 4.
Concrete bèta’s Carrière bèta’s Geïnteresseerde generalisten Non bèta’s
(36 %) (19 %) (21 %) (24 %)
N.B: Het percentage betreft de omvang van de groep onder Nederlandse jongeren
Bij het samenstellen van deze PSO box is rekening gehouden met deze vier typen. Daarbij hebben wij beoogd dat alle types aan hun trekken komen. Dit komt tot uiting door: • Differentiatie in de moeilijkheidsgraad van opdrachten. • Zelfreflectievragen waarbij de leerling zijn/haar eigen houding toetst aan elke wereld van techniek.
1. Concrete bèta’s Zij zijn echte doe-het-zelvers. Ze halen graag eigenhandig een apparaat uit elkaar om te kijken hoe het werkt. Techniek vinden ze leuk en avontuurlijk. Later willen ze graag van deze hobby hun beroep maken. Concrete bèta’s hebben een natuurlijke nieuwsgierigheid naar de wereld om zich heen. Ze willen weten hoe iets werkt, van apparaat tot mens, van natuur tot dier. Studie en beroep: De meeste concrete bèta’s volgen hun lessen op het Vmbo en hebben gekozen voor een (bèta)technische richting. Concrete bèta’s weten welke kant ze op willen en kiezen bewust voor dit profiel om daar straks in door te leren. In de keuze voor een beroep spelen status en geld geen hoofdrol. Deze groep ziet de technische en exacte wereld als een avontuurlijke omgeving waarin een uitdagende baan in het verschiet ligt.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
K
T
E
C
H
N
I
E
PS O
Blad 5
2. Carrière bèta’s iPod stuk? Dan koop je toch een nieuwe. De carrière bèta vindt het leuk en interessant dat dankzij technische innovatie zo’n mooi apparaatje bestaat. Maar zodra het ding er mee ophoudt, is de interesse weg. Deze jongeren gaan dan niet zelf met een schroevendraaier aan de slag. De carrière bèta heeft meer affiniteit met de theoretische kant van de exacte wereld. Studie en beroep: Carrière bèta’s zijn vaak hoogopgeleide jongeren. Van hun exacte onderwijs zijn ze niet zo gecharmeerd. Ze willen levendige lessen met actuele voorbeelden. In de beroepskeuze spelen geld en status en belangrijke rol. De lageropgeleide carrière bèta wil graag zijn eigen onderneming en zelfstandig werken, zodra hij van school komt.
3. Geïnteresseerde generalisten Geïnteresseerde generalisten zijn blij dat ze met hun scooter snel op school komen, maar daar houdt hun interesse voor techniek echt op. Toch hebben ze geen negatief beeld over technische beroepen. Ook niet van de vakken die erbij horen. Ze snappen het nut er van. Studie en beroep: Geïnteresseerde generalisten hebben geen problemen met exacte vakken, maar kiezen vaker voor maatschappij georiënteerde richtingen. In hun beroepskeuze ligt de motivatie ook vaak bij ‘iets doen voor de samenleving’. Bij de bètasector hebben ze een vrij vlak beeld dat zich beperkt tot ‘nadenken’, ‘mannelijk’ en ‘diepgang’.
4. Non bèta’s De non bèta’s worden niet warm of koud van techniek. Ze weten hoe een computer aan of uit moet, maar daar is alles mee gezegd. Mensen in technische beroepen zijn in hun ogen op zichzelf gerichte nerds. Werken in de techniek lijkt ze onaantrekkelijk. Aan de exacte vakken op school hebben ze een uitgesproken hekel en het nut zien ze er niet van in. Studie en beroep: Non beta’s kiezen niet voor een exact profiel. Ze vinden zichzelf niet goed in exacte vakken en kiezen er bewust niet voor. Relatief vaak kiezen ze voor de profielen Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij. Techniek en exacte beroepen zijn geen optie. Maar wat ze wel willen, weten ze vaak niet. Een studiekeuze stellen ze zo lang mogelijk uit.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
5
K
T
E
C
H
N
I
E
PS O
Blad 5
Werken met deze box Deze box bestaat uit: Een inleiding Zeven gelijkwaardige hoofdstukken, bij elk van de zeven werelden van techniek. Een afsluitend hoofdstuk met informatie over Excursie en Ervaring. Elk hoofdstuk bestaat uit een lesbrief met zes tot acht opdrachten. De lesbrieven kunnen eventueel los van elkaar en in willekeurige volgorde uitgevoerd worden.
Stap 1:
Lesbrief (inclusief verkenning)
Duur: Doel:
Materiaal: Nodig:
Eén of twee lessen á 45 minuten (negentig minuten). Leerlingen laten kennismaken met producten, beroepen en taken uit één van de zeven werelden van techniek. Leerlingen helpen bij zelfreflectie en oriëntatie op de betreffende wereld van techniek. Werkbladen met (gesloten) opdrachten bij tekstbronnen, fotobronnen en internetbronnen. Ook praktische opdrachten en proefjes zijn onderdeel van de lesbrief. Werkbladen. Lokaal en computers met internetverbinding.
Stap 2:
Loopbaan GPS*
Vorm:
Duur: Doel:
Twintig tot dertig minuten per hoofdstuk. Met de Loopbaan GPS kunnen de leerlingen digitaal hun persoonlijke profiel maken, aansluitend bij elk van de zeven werelden van techniek. Vorm: Werkbladen met drie á vier praktische opdrachten per hoofdstuk. Materiaal: Werkbladen. Nodig: Computerlokaal. * De website voor de Loopbaan GPS is naar verwachting medio 2011 beschikbaar.
Stap 3:
Excursie
Duur: Doel:
Bedrijfsbezoek, gastlessen en snuffelstages. Leerlingen kennis laten maken met beroepstaken in bedrijven. In reële situaties mensen en bedrijven ontmoeten waarmee elke wereld van techniek tot leven komt. Reflectie op eigen ervaringen. Inzicht krijgen in eigen houding, maar ook eigen mogelijkheden en wensen ten aanzien van de werelden van techniek. Excursie met opdrachten, gastspreker en individueel bedrijfsbezoek (snuffelstage). Aanmeldformulier, adressenlijst, draaiboek en eventueel hulpmiddelen, netwerk van bedrijven in de schoolomgeving.
Vorm: Materiaal:
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
6
techniek
docentenhandleiding
PSO ideeënbox
k e
wereld 1 Water, Energie en Natuur
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Doel: De leerling kennis laten maken met de beroepen en werkzaamheden in de wereld van Water, Energie en Natuur. Tijdsplanning: Start/uitleg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 minuten Leerlingenblad Opdracht Verkenning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 minuten Opdracht ‘Water stroomt’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 minuten Opdracht ‘Schone lucht en bodem’ . . . . . . . . . . . . . . . . 10 minuten Opdracht ‘Te water’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 minuten Opdracht Jouw wereld? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 minuten Nabespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . + 10 minuten Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 minuten (2 lesuren) Tip:
Voorbereiding
Nodig:
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Is er aan het einde van de les tijd over, dan kunnen leerlingen nog meer filmpjes bekijken op www.youtech.nl
Om deze lesbrief goed te kunnen uitvoeren, is het raadzaam om een computerlokaal te reserveren of een aantal computers in de klas te gebruiken. Wanneer de school geen internetverbinding heeft voor leerlingencomputers, is het wellicht mogelijk de benodigde sites op het intranet van de school te (laten) zetten. De volgende sites worden gebruikt bij de opdrachten: www.techniekinbeeld.nl www.eigenhuis.nl www.youtech.nl • Per tweetal een pc met internetaansluiting • Papier, lijm en scharen (voor de Verkenning) • Emmer of bak, leeg jampotje met deksel (opdracht 7)
1
k e
wereld 1 Water, Energie en Natuur
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Verloop van de les Start
Opdrachten (kern van de les) Afronding
Korte uitleg van de bedoeling van deze les. Deel de leerlingen op in groepjes van twee. Deel de werkbladen uit. De leerlingen maken in groepjes de opdrachten. Loop rond en help waar nodig. Bespreek de opdrachten die ze gedaan hebben kort na. Vraag na afloop wat de leerlingen van deze les hebben geleerd. Hebben ze nu een beeld bij de wereld van Water, Energie en Natuur? Laat ze het terug koppelen. Vraag wat de leerlingen ervan vonden. Hoe lijkt het hen om te werken in deze wereld? Zo ja, welke beroepen spreken hen aan?
Antwoorden lesbrief De wereld van Water, Energie en Natuur Verkenning Collage maken: Producten verschillen. De beoordeling is afhankelijk van totaalbeeld, creativiteit en inzet.
Water stroomt 1) De werkdag van een monteur a. A (Een ketel vervangen) b. Pijp buigen Contact met de klant Koppeling aansluiten Ketel rechthangen Buis afzagen c. B, C d. Eigen antwoord Idem e. Schoolgebouw, woning, ziekenhuis, kantoor, kerk.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
k e
wereld 1 Water, Energie en Natuur
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
2) Hoe wordt het warm op school? a. Bijvoorbeeld leiding, radiator, ventilatierooster, thermostaat. b. Eigen antwoord c. Antwoorden verschillen d. Antwoorden verschillen e. Omdat je dan prettig kunt leren en werken
Schone lucht en bodem 3) Zuiver drinkwater voor iedereen a. 1 = C (Het water moet gezuiverd worden) 2 = D (Dat wordt opgeslagen in kelders) 3 = A (In de huizen moet het veilig door leidingen naar de tappunten) 4 = B (Het water wordt van het distributiestation naar de huizen gepompt) b. Het water kan vervuild raken; mensen kunnen ziek worden. c. Milieu-inspecteur, medewerker waterzuiveringbedrijf, laborant, installatietechnicus. 4) Energie bij jou thuis a. Gevel, vloer, dak b. Onder meer: - Verlichting: gloeilampen vervangen door led- of spaarlampen - Water besparen (korter douchen, minder baden) - Close in boiler plaatsen - Energiezuinige koelkast - Kieren dichten en ventileren c. Installeren van een HR ketel Installeren van warmtepomp Installeren van zonnecollectoren en zonneboiler 5) Duurzame energie heeft de toekomst! a. Warmte, elektriciteit en warm water b. Onder andere buizen op maat zagen, buigen, aankoppelen, ketel ophangen, installatietekening lezen, radiator ophangen, waterleiding aansluiten, elektriciteit van de ketel aansluiten. c. D, B. d. Antwoorden verschillen per schoolgebouw e. Installatietechnicus, verwarmingsmonteur, ontwerper zuinige apparaten, milieu-inspecteur, adviseur energiebesparing, medewerker waterzuiveringbedrijf, enzovoort.
Te water 6) Drijfvermogen a. 1. Uitvoeren, 2. Komt omhoog, 3. Lucht, 4/5. Als het kantelt, loopt er water in en zinkt het, 6. Drijven of zinken b. Antwoorden verschillen
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
k e
wereld 1 Water, Energie en Natuur
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Water, Energie en Natuur: mijn wereld? 7) Wat kan ik goed? Antwoorden verschillen 8) Hoe zien anderen mij? a. Antwoorden verschillen b. Idem 9) Wat vind ik leuk? Antwoorden verschillen 10) Welk werk hoort daarbij? a. Bijvoorbeeld: Centrale verwarming installeren Bodem, water en luchtonderzoek Waterleidingen aanleggen Wastafel monteren Riolering installeren Isoleren van daken, vloeren en muren Airconditioning installeren Boten bouwen Installaties aan boord van een schip aanleggen b. Antwoorden verschillen. Mogelijke antwoorden: Om te zorgen voor warmte Om te zorgen voor een aangenaam woon- en werkklimaat in gebouwen Om te zorgen voor een schone leefomgeving Zorgen voor schoon drinkwater Helpen bij energiebesparing Zorgen dat schepen goed kunnen varen c. Bijvoorbeeld: cv-monteur, milieu-inspecteur, servicemonteur, installatietechnicus, monteur airconditioning, maritiem werktuigbouwkundige, scheepsbouwer, constructielasser, enzovoort. d. Eigen keuze 11) Waar ben ik goed in? a. Eigen antwoord b. Idem c. Idem d. Idem
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
k e
wereld 2 Voeding en Vitaliteit
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Doel: De leerling kennis laten maken met de beroepen en werkzaamheden in de wereld van Voeding en Vitaliteit. Tijdsplanning: Start/uitleg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 minuten Leerlingenblad Opdracht (Verkenning) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 minuten Opdracht 2 (Nieuwe voedingsproducten ontwikkelen) . . . . . . . . 5 minuten Opdracht 3 (Nieuwe voedingsproducten ontwikkelen) . . . . . . . 15 minuten Opdracht 4 en 5 (Voedingsleer) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 minuten Opdracht 6 t/m 10 (Mijn wereld?) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 minuten Nabespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . + 10 minuten Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 minuten (2 lesuren) Tip:
Voorbereiding
Nodig:
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Is er aan het einde van de les tijd over, dan kunnen leerlingen nog meer filmpjes bekijken op www.youtech.nl Om deze lesbrief goed te kunnen uitvoeren, is het raadzaam om een computerlokaal te reserveren of een aantal computers in de klas te gebruiken. Wanneer de school geen internetverbinding heeft voor leerlingencomputers, is het wellicht mogelijk de benodigde sites op het intranet van de school te (laten) zetten. De volgende sites worden gebruikt bij de opdrachten: www.feelthechemistry.nl Eventueel: www.voedingscentrum.nl www.youtech.nl Per tweetal een pc met internetaansluiting. Pen en papier Lijm, scharen, tijdschriften, viltstiften (om collage te maken) Verpakkingen van voedingsmiddelen (bij opdracht 5) Bij opdracht 3: • 4 verschillende vruchtensappen (bijvoorbeeld appel-, sinaasappel-, druivenen ananassap) • 1 theelepel aardappelzetmeel • Water • Betadine (jodium) • 4 (borrel)glaasjes • Een limonadeglas • Druppelflesje (bijvoorbeeld van een leeg flesje oog- of neusdruppels) • Maatbeker • Theelepel
1
k e
wereld 2 Voeding en Vitaliteit
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Verloop van de les Start
Opdrachten (kern van de les) Afronding
Korte uitleg van de bedoeling van deze les. Deel de leerlingen op in groepjes van twee. Deel de werkbladen uit. De leerlingen maken in groepjes de opdrachten. Loop rond en help waar nodig. Bespreek de opdrachten die ze gedaan hebben kort na. Vraag na afloop wat de leerlingen van deze les hebben geleerd. Hebben ze nu een beeld bij de wereld van Voeding en Vitaliteit? Laat ze het terugkoppelen. Vraag wat de leerlingen er van vonden. Hoe lijkt het hen om te werken in deze wereld? Zo ja, welke beroepen spreken hen aan?
Antwoorden lesbrief De wereld van Voeding en Vitaliteit Verkenning 1) Collage maken Producten verschillen. De beoordeling is afhankelijk van totaalbeeld, creativiteit en inzet.
Nieuwe producten ontwikkelen 2) Plaatsen en spullen a. Procesoperator b. Calvé, Delft c. Mayonaises, pindakaas, sauzen, dressings d. Keuren van productmonsters, controleren van de productie, opleiden van collega’s e. Bijvoorbeeld: afwisseling, met mensen werken, in ploegendienst werken, veel vrije tijd 3) Op je gezondheid… a. Zelf uitvoeren b. Omdat hier de meeste vitamines in zitten. Want: hoe lichter de oplossing, hoe meer anti-oxidanten. c. Stoffen mengen, een oplossing maken, nauwkeurig druppels toevoegen, resultaten vergelijken d. Antwoorden verschillen
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
k e
wereld 2 Voeding en Vitaliteit
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Voedingsleer 4) De ideale maaltijd • • • • • • • •
appel bruine boterham glas melk glas sinasappelsap portie groenten portie aardappelen (of pasta) biefstukje olijfolie (of boter)
5) Wat zit er in mijn eten en drinken? a. Antwoord verschilt per product b. Voedingsmiddelen met veel vet en suikers en relatief weinig andere bestanddelen worden als ongezond beschouwd. c. Ja of nee, eigen antwoord d. Zodat mensen weten wat ze eten en of het gezond is of niet.
Voeding & Vitaliteit: mijn wereld? 6) Wat kan ik goed? Antwoorden verschillen 7) Hoe zien anderen mij? a. Antwoorden verschillen b. Idem 8) Wat vind ik leuk? Antwoorden verschillen
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
k e
wereld 2 Voeding en Vitaliteit
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
9) Welk werk hoort daarbij? a. Bijvoorbeeld: • Maaltijden samenstellen, dieet bewaken • Maaltijden bereiden • Voedingsadvies geven • Overleggen met cliënten over eetwensen • Keuken beheren • Onderzoeken, controleren en keuren van grondstoffen en etenswaren • Product ontwikkelen en verbeteren • Onderhoud machines • Productieproces bewaken • Onderzoek doen in laboratorium b. • • • • •
Antwoorden verschillen. Mogelijke antwoorden: Om te zorgen voor gezond voedsel Om te zorgen voor gezonde leefomstandigheden Hygiënische omstandigheden in de zorgsector Nieuwe gezonde en lekker voeding ontwikkelen Mensen met eet- en gezondheidsproblemen helpen
c. • • • • • •
Bijvoorbeeld: medewerker productontwikkeling (bv procesoperator), medewerker levensmiddelenbranche, laborant, voedingsassistent, kok, begeleider in fitnesscentrum
d. Eigen keuze 10) Waar ben ik goed in? a. Eigen antwoord b. Idem c. Idem d. Idem
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
k e
wereld 3 Mens en Medisch
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Doel: De leerling kennis laten maken met de beroepen en werkzaamheden in de wereld van Mens en Medisch. Tijdsplanning: Start/uitleg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 minuten Leerlingenblad Opdracht 1 (Verkenning) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 minuten Opdracht 2,3 (Medicijnen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 minuten Opdracht 4 (Medicijnen praktijk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 minuten Opdracht 5,6 (Medisch gereedschap: precisiewerk) . . . . . . . . 15 minuten Opdracht 7 t/m 10 (Mijn wereld?) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 minuten Nabespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +10 minuten Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 minuten (2 lesuren) Tip:
Voorbereiding
Nodig:
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Is er aan het einde van de les tijd over, dan kunnen leerlingen nog meer filmpjes bekijken op www.youtech.nl Of ga zelf aan de slag met de Loopbaan GPS. Om deze lesbrief goed te kunnen uitvoeren, is het raadzaam om een computerlokaal te reserveren of een aantal computers in de klas te gebruiken. Voor opdracht 4 is een praktijklokaal nodig. Dit is een proefje. Wanneer de school geen internetverbinding heeft voor leerlingencomputers, is het wellicht mogelijk de benodigde sites op het intranet van de school te (laten) zetten. De • • • •
volgende sites worden gebruikt bij de opdrachten: www.feelthechemistry.nl www.go4mit.nl eventueel: http://www.youtech.nl
• • • • • • • • • • • • • •
Per tweetal een pc met internetaansluiting. Pen en papier Lijm, scharen, tijdschriften, viltstiften (bij opdracht 1) Verpakkingen van medicijnen (bij opdracht 3) Gezuiverde vaseline (te koop bij de drogist) Gedroogde lavendelbloemen (Lavendelbloemen kun je in de magnetron drogen: 1 minuut op 900 W) Theelepel Eetlepel Pollepel Glazen potje met deksel Pan Fornuis Theezeefje (bij opdracht 4)
1
k e
wereld 3 Mens en Medisch
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Verloop van de les Start
Opdrachten (kern van de les) Afronding
Korte uitleg van de bedoeling van deze les. Deel de leerlingen op in groepjes van twee. Deel de werkbladen uit. De leerlingen maken in groepjes de opdrachten. Loop rond en help waar nodig. Bespreek de opdrachten die ze gedaan hebben kort na. Vraag na afloop wat de leerlingen van deze les hebben geleerd. Hebben ze nu een beeld bij de wereld van Mens en Medisch? Laat ze het terugkoppelen. Vraag wat de leerlingen er van vonden. Hoe lijkt het hen om te werken in deze wereld? Zo ja, welke beroepen spreken hen aan?
Antwoorden lesbrief De wereld van Mens en Medisch Verkenning 1) Collage maken Producten verschillen. De beoordeling is afhankelijk van totaalbeeld, creativiteit en inzet.
Medicijnen 2) Kijkje achter de schermen a. Octopus b. Farmacie, nieuwe medicijnen maken, bestaande medicijnen testen c. pillen, poeder, injecties (vloeibaar) d. 50% in laboratorium, 50% op kantoor e. Nauwkeurig zijn, flexibel, geduldig, rustig blijven onder druk, precies volgens de voorschriften werken 3) Medicijnen, handig verpakt? a. 1. doordrukstrips soepeler en zachter; 2. pillen harder maken; 3. medicijn in andere vorm, bijvoorbeeld drankje of poeder. b. Antwoorden verschillen c. - Pillen blijven lang goed door vochtvrije en luchtdichte verpakking - Pillen komen niet tegen elkaar en beschadigen niet - Hygiënisch - Je kunt pillen per stuk afknippen als het moet
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
k e
wereld 3 Mens en Medisch
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
4) Maak een crème in de apotheek Proef uitvoeren a. ja of nee. Antwoorden verschillen, bijv. geurstof niet gemengd in vaseline, lavendelbloemen verbrandden bij verhitting. b. geurstof c. door andere bestanddelen aan een crème toe te voegen, die een helende werking hebben op de huid. d. Antwoorden verschillen e. - Water verhitten - Stoffen mengen - Nauwkeurig de voorschriften opvolgen - De uitkomst beoordelen - Geurstof scheiden
Medisch gereedschap: precisiewerk 5) Waar is dat apparaat voor? Vul in Wordt gebruik voor:
Hoort bij beroep:
Fig. 1
Oogmeter
Oogsterkte opmeten
Opticien
Fig. 2
MRI scanner
Doorlichten lichaam
Specialist in ziekenhuis
Fig. 3
Tandartsboor
Gaatjes gebit vullen
Tandarts
Fig. 4
Injectienaald
Injecties geven
Verpleegkundige, arts
Fig. 5
Bloeddrukmeter
Bloeddruk opmeten
Huisarts, verpleegkundige
Fig. 6
Infuus met vloeistof
Voedingsstoffen of medicijn toedienen
Verpleegkundige of arts in ziekenhuis
6) Wie houdt het ziekenhuis draaiend? a. b. c. d.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Medische technologie Een nieuw apparaat installeren en uitleggen aan collega’s hoe het werk. Uitleggen aan medewerkers Elektrotechnische reparatie Apparatuur aansluiten Een beeldscherm afstellen Bijvoorbeeld: snel handelen, geen fouten maken, rustig blijven in stressvolle situaties, de goede keuzes maken
3
k e
wereld 3 Mens en Medisch
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Mens en Medisch: mijn wereld? 7a) Wat kan ik goed? Antwoorden verschillen 7b) Hoe zien anderen mij? Antwoorden verschillen 8) Wat vind ik leuk? Antwoorden verschillen 9) Welk werk hoort daarbij? a. Bijvoorbeeld: • ziekenhuisapparatuur maken • medicijnen bereiden • verpakking van medicijnen maken • onderhoud machines • controleren van bloedonderzoek • onderzoek doen in laboratorium b. • • •
Antwoorden verschillen. Mogelijke antwoorden: om te zorgen voor goed werkende ziekenhuizen om te zorgen dat de dokters en andere medici hun werk goed kunnen doen om te zorgen voor goede medicijnen
c. • • • • • • • •
Bijvoorbeeld: medisch technicus apothekersassistente fijnmechanicus in ziekenhuis medewerker laboratorium verkoopmedewerker ziekenhuismedewerker assistent opticien instrumentenmaker
d. Eigen keuze 10) Waar ben ik goed in? a. Eigen antwoord b. Idem c. Idem d. Idem
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
k e
wereld 4 Mobiliteit en ruimte
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Doel: De leerling kennis laten maken met de beroepen en werkzaamheden in de wereld van Mobiliteit en Ruimte. Tijdsplanning: Start/uitleg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 minuten Leerlingenblad Opdracht Verkenning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 minuten Opdracht ‘Vervoer en verkeer’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 minuten Opdracht ‘Rijden maar!’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 minuten Opdracht ‘Hoe maak je het’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 minuten Opdracht ‘Mijn wereld?’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 minuten Nabespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . + 10 minuten Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 minuten (2 lesuren) Tip:
Voorbereiding
Nodig:
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Is er aan het einde van de les tijd over, dan kunnen leerlingen nog meer filmpjes bekijken op www.youtech.nl .
Om deze lesbrief goed te kunnen uitvoeren, is het raadzaam om een computerlokaal te reserveren of een aantal computers in de klas te gebruiken. Wanneer de school geen internetverbinding heeft voor leerlingencomputers, is het wellicht mogelijk de benodigde sites op het intranet van de school te laten zetten. De volgende sites worden gebruikt bij de opdrachten: www.techniekinbeeld.nl www.eigenhuis.nl www.youtech.nl • • • • •
Per tweetal een pc met internetaansluiting. Pen en papier Lijm, scharen, tijdschriften (t.b.v. collage maken) Verf, viltstiften, stickers (t.b.v. raceauto maken) Smartbord
1
k e
wereld 4 Mobiliteit en ruimte
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Verloop van de les Start
Opdrachten (kern van de les) Afronding
Korte uitleg van de bedoeling van deze les. Deel de leerlingen op in groepjes van twee. Deel de werkbladen uit. De leerlingen maken in groepjes de opdrachten. Loop rond en help waar nodig. Bespreek de opdrachten die ze gedaan hebben kort na. Vraag na afloop wat de leerlingen van deze les hebben geleerd. Hebben ze nu een beeld bij de wereld van Mobiliteit en Ruimte? Laat ze het terug koppelen. Vraag wat de leerlingen ervan vonden. Hoe lijkt het hen om te werken in deze wereld? Zo ja, welke beroepen spreken hen aan?
Antwoorden lesbrief De wereld van Mobiliteit en Ruimte Verkenning 1) Collage maken: Producten verschillen. De beoordeling is afhankelijk van totaalbeeld, creativiteit en inzet. 2) Maak je eigen raceauto: • Producten verschillen. Let bij beoordeling op originaliteit, mooie kleuren, opvallende reclames, snel uiterlijk. • Technische gegevens (bij benadering): motorinhoud = 6 liter; 600 pk ; 300 km p/u; 3,5 seconden
Vervoer en verkeer 3) Plaatsen en spullen a. Eigen antwoorden 4) Als jouw iPod kon praten… a. Matroos zeeschip Inpakker elektronicafabriek Vrachtwagenchauffeur Laborant Industrieel vormgever Producent computerchip b. Scherm, glas, metaal, chip, display, batterij, snoer, rubber, joystick, kunststof, enzovoort.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
k e
wereld 4 Mobiliteit en ruimte
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Rijden maar! 5) Auto a. Buiten spiegel = Ruitenwissers = Verlichting = Autogordels = b. Uitlaat
3 6 1 5
Bumper Banden Schokdempers Carrosserie
= = = =
8 7 4 2
6) Bij de autovakgarage a. De beweegbare stelling waarop een auto kan staan, zodat een monteur eronder kan staan. b. C c. C d. B, C, D e. Antwoorden verschillen (benzine, diesel of lpg) f. Antwoorden verschillen 7) Wiel verwisselen a. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 b/c.
= Trek de handrem van de auto aan = Verwijder de wieldoppen met de schroevendraaier of ringsleutel = Draai de wielbouten/moeren een halve slag los (linksom, tegen de klok in) met de kruissleutel = Zoek de steunpunten voor de krik op (in het werkplaatshandboek) = Plaats de krik op de goede positie en krik de auto omhoog = Draai de wielbouten/moeren helemaal los en verwijder ze = Verwijder het wiel = Plaats het nieuwe wiel voorzichtig op de juiste plek = Draai de wielbouten/moeren met de hand kruiselings vast. Dus steeds de moeren tegenover elkaar en niet naast elkaar. = Draai nu de wielbouten/moeren verder vast met de momentsleutel, in de juiste volgorde. = Laat de auto zakken Uitvoeren
8) Hoe goed ken jij je eigen fiets? a. 1 = ketting 6 = dynamo 2 = zadel 7 = crank 3 = koplamp 8 = pedaal 4 = achteras 9 = buitenband 5 = voorvork 10= zadelpen b. Afhankelijk van technische voorkennis van de leerling eerst: A, B/D, C
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
k e
wereld 4 Mobiliteit en ruimte
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
Hoe maak je het? 9) Nedtrain, treintechniek a. O.a.: leuk om aan treinen te sleutelen; elke dag is anders; afwisseling; veel dingen leren; doorgroeimogelijkheden; collega’s van verschillende afkomst; goede sfeer b. Repareren en controleren van remsystemen, ruiterwisserinstallatie, airco en deursystemen c. Trein ontsporen, twee treinen botsen, remmen die weigeren d. O.a. monteur, storingsmonteur, elektromonteur, technicus ATB, schilder, lasser 10) Als de techniek het laat afweten… a. Probleem:
Infrastructuur
Wat kan er gebeuren?
➊ ABS remsysteem hapert
Spoor
Te laat remmen, botsende treinen
➋ Kortsluiting in woning
Elektriciteitsnet
Brand, explosies
➌ Klapband
Autoweg
Verkeersongeluk
➍ Controlepoortje weigert
Luchthaven
Passagiers kunnen niet aan boord, grote vertraging
➎ Vliegtuigmonteur vergeet controle remkleppen
Luchthaven
Vliegtuig verongelukt bij landing
➏ Verkeerslicht gaat defect
Autoweg
Aanrijdingen
➐ Brand in transformatorhuisje
Elektriciteitsnet
Hele wijk zit zonder stroom
➑ Seinstoring
Spoor
Botsende treinen, trein ontspoort
b. Antwoorden verschillen c. Idem
Mobiliteit en Ruimte: mijn wereld? 11a) Wat kan ik goed? Antwoorden verschillen 11b) Hoe zien anderen mij? Antwoorden verschillen Idem 12) Wat vind ik leuk? Antwoorden verschillen
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
k e
wereld 4 Mobiliteit en ruimte
T
e
c
h
n
i
PS O
Aanwijzingen voor de docent
13) Welk werk hoort daarbij? a. Bijvoorbeeld: Fietsen monteren, repareren en onderhouden Auto onderhoud Onderhoud van treinen en vliegtuigen Installatie airconditioning Bandenservice Reizigerscontrole Logistiek organiseren Aanleg van snelwegen b.
Antwoorden verschillen. Mogelijke antwoorden: Om te zorgen voor een aangenaam woon- en werkklimaat in gebouwen Om te zorgen voor gekoeld voedsel Zorgen dat auto’s en fietsen goed en veilig kunnen rijden Zorgen dat mensen veilig kunnen reizen per trein en vliegtuig Zorgen dat bagage op tijd op de goede plaats aankomt Zorgen dat goederen vervoerd worden Zorgen dat er elektriciteit en internetverbinding is
c. Bijvoorbeeld: installatietechnicus, monteur koudetechniek, automonteur, fietsenmaker, treinmonteur, luchtverkeersleider, logistiek medewerker, medewerker bandenservice, monteur mechatronica, medewerker gemeentewerken, assistent infratechniek d. Eigen keuze 14) Waar ben ik goed in? a. Eigen antwoord b. Idem c. Idem d. Idem
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
5
PSO ideeënbox
techniek
leerlingenbladen
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 1
Naam ..................................................................................... Naam:......................................................................................... Klas ...................................................................................... Klas:...........................................................................................
Impact voor dagelijks leven: Met water en energie heb je dagelijks te maken. Je douchet en gebruikt de wc. Soms vaar je op een boot. Je leeft in een land met genoeg water. Er stroomt schoon drinkwater uit de kraan, die aangesloten is op een waterleiding. Het lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet. Leidingen worden aangelegd en onderhouden zodat water overal voorhanden is. Je omgeving blijft schoon doordat mensen ons water controleren en zorgen dat er niet zomaar ergens afval wordt gedumpt. Ook heb je energie nodig. Anders heb je geen stroom, warm water, licht, de computer en noem maar op. Willen we over genoeg energie beschikken, dan moeten we er zuinig mee gaan. Dat kan met nieuwe, zuinige apparaten. Maar ook door huizen te isoleren en duurzame energie te gebruiken. Denk aan windmolens en zonnecollectoren.
Werken in deze ‘wereld’ Werken in de wereld van Water, Energie en Natuur. Daarbij kun je je van alles voorstellen. Denk aan de aanleg van verwarming, gas, airco en waterleidingen in huizen. Maar ook aan het onderhoud en repareren hiervan. Het monteren van milieubesparende apparaten of isoleren van muren hoort er ook bij. Heel wat anders is de scheeps- en jachtbouw. Je bouwt een schip met alles wat er op en aan hoort: de installaties aan boord, de motoren en pompen. Voor al dit werk gebruik je je handen en hoofd. Je ziet snel resultaat van je werk. Het gaat niet alleen over ‘maken’. Je kunt ook denken aan het controleren van het milieugedrag van mensen en bedrijven. Je zorgt ervoor dat lucht, bodem en water schoon blijven. Ook moet je denken aan het opwekken van energie uit wind en water. In deze wereld werk je aan een schone toekomst! Misschien is dat ook jouw toekomst? Doe de opdrachten en ontdek nog veel meer over de beroepen en opleidingen die deze wereld te bieden heeft.
Kernbegrippen: Milieu, milieuvervuiling, milieucontrole, installatietechniek, technische installaties, scheepstechniek, energiebronnen, duurzame energie en isolatie.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
1
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 2
0 Verkenning
Collage maken Je werkt samen Lees de introteksten over de wereld van Water, Energie en Natuur. Probeer hier nu voor jezelf een beeld bij te vormen. Hoe ziet deze wereld van techniek er volgens jou uit? Zoek daarvoor zoveel mogelijk foto’s en plaatjes die volgens jou bij deze wereld horen. Denk aan beroepen, apparaten, materialen en gereedschap. Print of knip de plaatjes uit en plak ze op een groot vel papier. Een powerpointpresentatie maken mag ook! Overleg met je docent.
A : ‘Water stroomt...’ Je vindt het normaal dat er altijd drinkwater uit de kraan komt. Helder, koel en schoon. Hoe komt dat water zo schoon jouw huis binnen? Aanleggen van drinkwaterleidingen in huis is het werk van de installateur. Belangrijk is dat daarbij geen lekkages en vervuiling ontstaan. Ook voor het verwarmen van het huis zijn leidingen en apparaten nodig. Vergeet bijvoorbeeld niet je dagelijkse douche! En ben je ook blij dat je in de keuken zonder ontploffingsgevaar een maaltijd kan bereiden op het gasfornuis? Huizen en gebouwen liggen vol met leidingen. Je ziet ze niet, maar ze doen hun werk prima, zolang ze niet lekken en goed zijn aangelegd.
1) De werkdag van een monteur Ga naar de site www.techniekinbeeld.nl Kies ‘video Monteur woningbouw’. Bekijk het filmpje goed en beantwoord de volgende vragen: a. Wat gaat de monteur in het filmpje doen? A Een ketel vervangen B Een huis bouwen C Een warmwaterleiding aanleggen
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
uu r at N gi e ne r
i
er
,E
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 3
b. Je ziet de monteur een aantal handelingen uitvoeren. Welke horen daar bij? - vink aan Handeling:
Ja:
Pijp buigen Contact met de klant Koppeling aansluiten Muur metselen Berekening maken Lassen Overleggen met collega’s Ketel rechthangen Buis afzagen
c. Er kan veel mis gaan als de monteur zijn werk niet goed doet: Wat hoort er niet bij? A De installatie zal ontploffen B De woning blijft koud C Het kraan- en douchewater blijft koud D Er ontstaat lekkage d. Vind je dit werk leuk, denk je? Zo ja waarom: .............................................................................................................................................................................................................
Zo nee, waarom niet .............................................................................................................................................................................................................
e. In welke gebouwen kun je als monteur zoal werken? - vink aan Schoolgebouw Woning Ziekenhuis Kantoor Kerk Transformatorhuisje 2) Hoe wordt het warm op school? De kans is groot dat je in een verwarmd lokaal zit tijdens deze les. a. Kijk om je heen. Welke dingen hebben allemaal met de verwarmingsinstallatie te maken? ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
b. Teken het lokaal schematisch en teken alles in wat met verwarming, airco en waterleiding te maken heeft. Probeer het zo nauwkeurig mogelijk te doen!
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 4
c. Voel aan de radiator. Hoe warm is deze? Warm Heet (Omcirkel wat juist is)
Koud
d. Kijk naar het weer (temperatuur) buiten. Staat de verwarming in jouw lokaal: Te hoog Te laag Precies goed
(Omcirkel wat juist is)
e. Waarom is het belangrijk dat een schoolgebouw niet te warm of te koud is? .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
uu r at N gi e ne r
i
er
,E
n
W at
h
el d
1
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 5
B Schone lucht en bodem Het water uit de kraan is schoon, net als je leefomgeving. Maar dat gaat niet vanzelf. Door de kwaliteit van bodem, water en lucht in de gaten te houden en te controleren op het lozen van gif en afval blijft het schoon in ons land. Om het milieu in de toekomst goed te houden, wordt gewerkt aan duurzame energie. Dat kan door zonnepanelen en windenergie, maar ook heel simpel, door huizen en gebouwen goed te isoleren.
zuivering c
transport a opslag d winning b
4) Zuiver drinkwater voor iedereen Bekijk figuur 1 (Figuur 1) 3) a. 1 2 3 4
Bekijk figuur 1 Wat hoort bij wat? Maak de juiste combinaties. Het water moet gezuiverd worden. : .............. Dat wordt opgeslagen in kelders. : .............. In de huizen moet het veilig door leidingen naar de tappunten. : .............. Daarna moet het vanaf het distributiestation door leidingen naar de huizen gepompt worden. : ..............
b. Wat kan er mis gaan bij het maken van zuiver drinkwater? ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c) Welke beroepen hebben volgens jou allemaal met figuur 1 te maken? - vink aan Milieu-inspecteur Voetbalcoach Medewerker waterzuiveringsbedrijf Akkerbouwer Laborant Vrachtwagenchauffeur Installatietechnicus Kraanmachinist
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
5
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 6
4) Energie bij jou thuis Bekijk de volgende website: http://www.eigenhuis.nl/VerenigingEigenHuis/Wonen/Energie/ Hoebesparen/Energiehuis.htm > Ga naar het energiehuis. Veel huizen kunnen veel energiezuiniger. Want veel warmte lekt naar buiten via ramen, wanden, daken en kieren. a. Klik op ‘grootschalige maatregelen’. Waar kun je het huis isoleren? ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
b. Kies een van de besparende maatregelen. Hoe kun je energie besparen? ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Doen jullie thuis ook aan energiebesparing? Schrijf op hoe: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
5) Duurzame energie heeft de toekomst! Je ziet hieronder een huis met een zonnecollector op het dak. a. Wat krijg je op figuur 2 ‘gratis’ van de zon? ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
b. Noem drie vaardigheden die je moet kunnen om de installatie op figuur 2 aan te leggen: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Als jij installateur bent, hoe kun je dan het beste bijdragen aan duurzame energie en het milieu? (Meerdere antwoorden goed)
A B C D
Door het installeren van een zonneboiler. Een klant adviseren een Hoog Rendement ketel te kopen. Door de radiatoren bij elke klant dicht te draaien. Door met de fiets naar het werk te gaan.
(figuur 2)
d. Kijk rond op jouw school. Misschien valt hier wel aan energiebesparing te doen! Gaat de school zuinig om met energie? - vink aan Zonnecellen aanwezig De ramen hebben dubbel glas Het dak is geïsoleerd Na schooltijd worden alle lichten uitgedaan Het water wordt verwarmd met een warmtepomp
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
6
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 7
e. Bedenk drie (technische) beroepen die zich bezig houden met een beter milieu: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
C Te water Je stapt aan boord van een schip, zeiljacht of veerpont. Denk jij dan ook na waarom je blijft drijven? Om veilig te varen is veel techniek nodig. In de scheepsbouw wordt daar aan gewerkt. Ook aan boord barst het van de techniek: motoren om het schip te laten varen, een pompinstallatie om het schip droog te houden. En generatoren voor de stroomvoorziening aan boord. Want daar moet een schip zelf voor zorgen.
6) Drijfvermogen: Laat een potje drijven Bekijk figuur 3
(Figuur 3) Waarom blijft iets drijven? Kijk maar naar het plaatje. Ook een boot van ijzer, dat zelf heel zwaar is, blijft drijven. a. Hoe werkt het? Laat een potje met deksel erop drijven in een bak met water. Duw hem omlaag. Wat gebeurt er als je het potje loslaat? .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
7
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 8
Wat zit er in het potje?
.............................................................................................................................................................................................................
Laat het potje nogmaals in het water, nu zonder deksel.
.............................................................................................................................................................................................................
Wat gebeurt er?
.............................................................................................................................................................................................................
Wat was het verschil met en zonder deksel?
.............................................................................................................................................................................................................
b. Je hebt de proef nu uitgevoerd. Hoe ging dat? - vink aan Ik vond het makkelijk Ik snapte niet goed wat ik moest doen Dit had ik wel eens vaker gedaan Ik begrijp niet waardoor iets blijft drijven Ik vond het leuk Als ik ga werken, wil ik ook iets met water doen
D ‘Water, Energie en Natuur ’: mijn wereld?’ 7) Wat kan ik goed? a) Kruis aan wat bij jou past in de onderstaande tabel, kolom 1. 8)
Hoe zien anderen mij? Laat je antwoorden bij 1) lezen door: a. je ouders b. een klasgenoot en hun mening invullen in kolom 2 en 3 van de tabel. Komt het overeen?
Passen de volgende vaardigheden en eigenschappen bij jou? G = goed, R = redelijk, S = slecht Persoonskenmerken en –vaardigheden
1. Vind ik zelf:
2. Vinden mijn ouders
3. Vindt mijn klas genoot:
Vul in G/R/S 1
Ik kan goed rekenen
2
Ik kan goed uitleggen wat ik bedoel
3
Ik kan me op elke opdracht goed concentreren
4
Ik kan goed zelfstandig werken
5
Alleen werken doe het liefst
6
Ik kan met mensen werken
7
Iets maken met mijn handen doe ik graag
8
Iets doen voor de samenleving vind ik leuk
9
Ik ben creatief
10
Ik ben praktisch
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
8
uu r at N gi e ne r
i
er
,E
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 9
11
Ik ben handig
12
Ik heb verantwoordelijkheidsgevoel
13
Ik kan goed oplossingen bedenken
14
Ik kan goed tegen veranderingen
15
Ik kan werken onder tijdsdruk
16
Ik heb doorzettingsvermogen
17
Ik kan geduldig werken
18
Ik werk heel precies
19
Ik ben sportief
20
Uitzoeken hoe iets in elkaar zit vind ik leuk
9) Wat vind ik leuk? Het is nog erg vroeg om nu al te weten wat je wilt worden. Maar interesses heb je vast wel. Bekijk de volgende lijst met activiteiten en geef aan wat jij leuk vindt: Iets doen met: 1
Boten
2
Mensen helpen
3
Auto’s
4
Energie
5
Verkopen
6
Metaal
7
Eigen baas zijn
8
Veiligheid
9
Controleren
10
Schoon water
11
Op pad/op verschillende locaties werken
12
Klanten bedienen
13
Repareren van dingen
14
Buiten in de open lucht werken
15
Waarbij je veel met je handen werkt
16
Computers
17
Gereedschap werken
18
Aanleggen van leidingen
19
Bouwtekeningen
20
Samenwerken
21
Iets monteren/in elkaar zetten
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Graag
Misschien
Zeker niet
9
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 10
10) Welk werk hoort daarbij? (Werk samen of in drietallen) Lees nogmaals de introtekst. Om te weten of je in de wereld van Water, Energie en Natuur wilt werken, moet je eerst weten welk werk daar allemaal bij hoort! Noem vijf dingen (werkzaamheden) uit de wereld van Water, Energie en Natuur : 1 ........................................................................................................................................................................................................ 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Waarom wordt dat werk gedaan, dat jij hebt opgeschreven? Waarom is het nuttig voor andere mensen? 1 ........................................................................................................................................................................................................ 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Bedenk vijf beroepen die bij dat werk horen. 1 ........................................................................................................................................................................................................ 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Wissel de antwoorden nu uit met je groepsgenoten. Je hebt vast niet allemaal hetzelfde opgeschreven. Pas de antwoorden nu aan tot rijtjes waar je het allemaal mee eens bent! 1 ........................................................................................................................................................................................................ 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... 11) Waar ben ik goed in? Als je tijd hebt: bekijk ook de filmpjes op www.youtech.nl a. Kies nu een beroep uit dat je zelf het leukst en het beste bij jezelf vindt passen uit de wereld van Water, Energie en Natuur. Schrijf erachter welke interesses van jou daarbij passen. Beroep:
Mijn interesses:
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
.................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
10
uu r at N gi e ne r ,E
i
er
n
el d
1
W at
h
c
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
e
T
en
k
e
PS O
Lesbrief 1 blad 11
b. Ondervraag elkaar! Stel vragen over het ideale beroep. Denk aan vragen als: ‘waarom die keuze?’, ‘wat lijkt je er leuk aan?’, ‘wat lijkt je minder leuk?’, ‘ben je geschikt hiervoor?’, ‘waarom dan wel?’. Schrijf de belangrijkste kenmerken op: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Elke groepslid stelt na het interview eventueel zijn beeld bij en kiest zijn definitieve beroep in deze wereld. .............................................................................................................................................................................................................
d. Bespreek de lijst ook met je ouders. Vraag hen of ze vinden dat jouw antwoorden kloppen.
E Loopbaan GPS Heb je alle opdrachten gedaan? Ga nu naar www.loopbaangps.nl [o.v.b.] en ontdek jouw plaats in de wereld van Water, Energie en Natuur.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
11
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 1
Naam ..................................................................................... Naam:......................................................................................... Klas ...................................................................................... Klas:...........................................................................................
Voeding & Vitaliteit Eten en drinken doe je elke dag. Maar vraag je je wel eens af waarom die nieuwe vla zo bijzonder smaakt? Er komt veel bij kijken om al die toetjes en andere nieuwe producten te maken. Voordat de nieuwste sauzen en vla in het supermarktschap liggen, moet er veel onderzoek gedaan worden. Gezond leven, dat wil je ook. In eten zitten verschillende stoffen. Van alles heb je een bepaalde hoeveelheid nodig. Verkeerd eten kan leiden tot gezondheidsproblemen en overgewicht. Wie verstand heeft van gezond voedsel, kan andere mensen helpen en adviseren om gezonder te leven.
Werken in deze ‘wereld’ De hele dag met eten en drinken bezig zijn, omdat het je werk is. Hoe lijkt je dat? Je helpt en begeleidt mensen. Het is werk waarvoor creativiteit nodig is. Wie bijvoorbeeld werkt als kok, voedingsassistent of begeleider in een fitnesscentrum, houdt zich bezig met voedsel. In deze wereld kun je mensen helpen om ongezonde eet- en leefgewoonten af te leren. Dat is afwisselend werk. Ook in de zorg moet je verstand van voeding hebben. Je moet wel weten wat voor stoffen in al dat voedsel zit, zoals melk, vlees en granen of snoep en chocolade. Je weet alles over vitamines, mineralen, vet en koolhydraten, maar ook van smaken en vormen. Met die kennis kun je ook nieuwe voedingsmiddelen helpen ontwikkelen: bijvoorbeeld een nieuwe smaak soep of een nieuw, gezond toetje. Het is belangrijk werk dat elke dag nodig is. Misschien is dat ook jouw toekomst? Doe de opdrachten en ontdek nog veel meer over de beroepen en opleidingen die deze wereld te bieden heeft.
Begrippen Laboratoriumwerk, voedingsleer, voedingsmiddelentechnologie, productontwikkeling, gezondheid en welzijn
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
1
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 2
Verkenning
1) Collage maken Je werkt samen Lees de tekst op pagina 1. Probeer hier nu voor jezelf een beeld bij te vormen. Hoe ziet deze wereld van techniek er volgens jou uit? Zoek daarvoor zoveel mogelijk foto’s en plaatjes die volgens jou bij deze wereld horen. Denk aan beroepen, apparaten, materialen en hulpmiddelen. Print of knip de plaatjes uit en plak ze op een groot vel papier. Een powerpointpresentatie maken mag ook! (Overleg met je docent)
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 3
Nieuwe voedingsproducten ontwikkelen Als je door een winkel dwaalt, zie je talloze producten. Voedsel in vele soorten en maten, kleuren en smaken. Melk met extra calcium, light voedsel, vla in vele smaakjes, noem maar op. Die producten zijn gemaakt om andere smaakjes aan te bieden die goed verkopen. Of omdat ze goed zijn voor je gezondheid. Om dat te kunnen maken, heb je kennis van gezonde voeding nodig. En je moet weten hoe het productieproces van voedingsmiddelen in elkaar zit.
2) Kijkje achter de schermen Kijk op www.feelthechemistry.nl > Video (mbo). Bekijk het videofilmpje van Kenneth Amzand (filmpje 1). a. Welke functie heeft Kenneth?.............................................................................................................. b. Bij welk bedrijf werkt hij?.......................................................................................................................... c. Noem drie producten die bij dit bedrijf worden gemaakt: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
d. Noem twee taken van Kenneth: ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
e. Wat zou jij leuk vinden aan het werk van Kenneth? .............................................................................................................................................................................................................
3) Op je gezondheid… Waarin zit de meeste vitamines? Doe de proef. Je hebt nodig: • 4 verschillende vruchtensappen (bijvoorbeeld appel-, sinaasappel-, druiven- en ananassap) • 1 theelepel aardappelzetmeel • Water • Betadine (jodium) • 4 (borrel)glaasjes • Een limonadeglas • Druppelflesje (bijvoorbeeld van een leeg flesje oog- of neusdruppels) • Maatbeker • Theelepel
Meng één theelepel zetmeel met 100 ml water in een groot glas.
Voeg dan 10 druppels betadine toe om hem donkerblauw te maken.
Roer de oplossing goed door.
Doe in elk glas 2 eetlepels van de donkerblauwe oplossing.
Voeg dan 10 druppels vruchtensap Het sap wat het lichtst is per glas toe… Noteer welk sap je geworden na 5 minuten is in welk glas doet. het ‘gezondst’!
figuur 1
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 4
a. Voer de proef uit, volg de stappen op figuur 1. Lees de uitkomst: wat gebeurt er bij de proef? In de verschillende vruchtensappen zitten onder andere vitamines. Dat worden ook wel anti-oxidanten genoemd: stoffen die oxidatie tegengaan. Bijvoorbeeld het bruin worden van een appel, wat stopt als je er citroensap op doet. Het zetmeel en de betadine kleuren samen de vloeistof blauw. Doordat de anti-oxidanten reageren met de betadine, verdwijnt langzaam de blauwe kleur uit de vloeistof. Dus hoe lichter de oplossing, hoe meer anti-oxidanten in het vruchtensap zitten. b. Waarom is de sap die het lichtst kleurt na de proef de gezondste? .............................................................................................................................................................................................................
c. Door dit proefje te doen heb je een beetje voor laborant gespeeld. Welke handelingen van een laborant heb je gedaan? -Vink aanStoffen mengen Een oplossing maken Nauwkeurig druppels toevoegen De temperatuur meten Resultaten vergelijken Smaken testen
Bij deze proef heb je anti-oxidanten aangetoond. Belangrijke anti-oxidanten zijn vitamines. Er zijn veel verschillende soorten vitamines die je nodig hebt om gezond te blijven. Als je te weinig voedsel met vitamine C erin eet, kun je ziek worden. d. Zou je later proeven willen uitvoeren op je werk? Ja / Nee, want ...................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
it lit e
k
Vi ta &
in g
el d
2
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 5
Voedingsleer Welke stoffen zitten er in voeding? Wat heb je nodig om gezond te leven? Je leert dat in melk veel calcium zit, in vlees vooral eiwit, in graan juist koolhydraten. Wat een mens nodig heeft, hangt af van zijn gewoonten en hoe oud hij is. Voor opgroeiende kinderen gelden bijvoorbeeld andere regels dan voor zwangere vrouwen. Met kennis over voeding kun je mensen helpen gezond te eten. Maar ook een kok moet er verstand van hebben!
4) De ideale maaltijd Stel het ideale dagmenu samen voor jouw cliënt. Een dagmenu bestaat uit drie maaltijden en één tussendoortje. Kies uit de volgende maaltijdbestanddelen en omcirkel er maximaal acht. Let op: deze persoon moet net als iedereen zo gevarieerd en gezond mogelijk eten! Bekijk daarvoor eerst de Schijf van Vijf.
12
Portie aardappelen Koolhydraten
9
Boter Vet 2
Portie pasta
Portie gekookte groenten
Koolhydraten
Vitamines
10
6
1 biefstukje Vitamines
7
4
1
1 glas melk
1 bruine boterham
Appel Vitamines
Eiwit en water
Vitamines
11
14
Zak chips
1 glas sinasappel sap
Vet
8
Suiker, vitamine en water
Olijfolie Vet
Blikje cola
1 gehaktbal
Suikers en water
Eiwit en vet
I d e e ë n b o x
P S O
3
13
T e c h n i e k
5
1 croissantje Vet
5
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 6
5) Wat zit er in mijn eten en drinken? a. Verzamel drie verpakkingen van voedsel, bijvoorbeeld een pakje drinken, melk, chips, koekjes of iets anders. Op elke verpakking staan de ingrediënten vermeld. (Eventueel zorgt de docent voor diverse verpakkingen) Lees de verpakking en vul de tabel in: Product 1:
Pak halfvolle melk
Voedingswaarde:
Per 100 gr/100 ml:
Energie Eiwit Koolhydraten Vet Vitamines Lees de verpakking en vul de tabel in: Product 2: Voedingswaarde:
Per 100 gr/100 ml:
Energie Eiwit Koolhydraten Vet Vitamines Lees de verpakking en vul de tabel in: Product 3: Voedingswaarde:
Per 100 gr/100 ml:
Energie Eiwit Koolhydraten Vet Vitamines
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
6
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 7
b. Wat is gezonder? Vergelijk de ingrediënten van jouw drie onderzochte verpakkingen. Welk eten/drinken is het gezondst, denk je? Verpakking nr. ................., omdat .......................................................................................................................... .............................................................................................................................................................................................................
c. Kijk jij voor jezelf ook wel eens naar de ingrediënten van de voedingsmiddelen die je gebruikt? Ja / nee, want ................................................................................................................................................................... d. Het is voor fabrikanten verplicht om de ingrediënten op de verpakking te vermelden. Waarom is dat zo, denk je? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
7
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 8
‘Voeding en Vitaliteit’: mijn wereld? 6) Wat kan ik goed? Kruis aan wat bij jou past in de onderstaande tabel, kolom 1. 7) Hoe zien anderen mij? Laat je antwoorden uit kolom 1) lezen door je ouders en een klasgenoot. Laat ze hun mening invullen in kolom 2 en 3 van de tabel. Komt het overeen? Passen de volgende vaardigheden en eigenschappen bij jou? G = Goed
R = Redelijk
Persoonskenmerken en –vaardigheden
1
Ik kan goed rekenen
2
Ik kan goed uitleggen wat ik bedoel
3
Ik kan me op elke opdracht goed concentreren
4
Ik kan goed zelfstandig werken
5
Alleen werken doe ik het liefst
6
Ik kan met mensen werken
7
Iets maken met mijn handen doe ik het liefst
8
Iets doen voor de samenleving vind ik leuk
9
Ik ben creatief
10
Ik ben praktisch
11
Ik ben handig
12
Ik heb verantwoordelijkheidsgevoel
13
Ik kan goed oplossingen bedenken
14
Ik kan goed tegen veranderingen
15
Ik kan werken onder tijdsdruk
16
Ik kan me verplaatsen in andere mensen
17
Ik kan geduldig werken
18
Ik werk heel precies en zorgvuldig
19
Ik ben zorgzaam
20
Ik werk heel precies volgens de regels
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
S = Slecht 1. Vind ik zelf:
2. Vinden mijn ouders
3. Vindt mijn klasgenoot:
G/R/S
G/R/S
G/R/S
8
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 9
8) Wat vind ik leuk? Het is nog erg vroeg om nu al te weten wat je wilt worden. Maar interesses heb je vast wel. Bekijk de volgende lijst met activiteiten en geef aan wat jij leuk vindt: Iets doen met: 1
Medicijnen
2
Mensen helpen
3
Smaken testen
4
Problemen van mensen oplossen
5
Voedsel
6
Proefjes doen
7
In een team werken
8
Veiligheid
9
Controleren
10
Regels en voorschriften opvolgen
11
Op pad /op verschillende locaties werken
12
Klanten bedienen
13
Mengen van stoffen
14
Binnen werken
15
Waarbij je met ingrediënten werkt
16
Computers
17
Laboratorium
18
Zorgen voor anderen
19
Het menselijk lichaam
20
Samenwerken
Graag
Misschien
Zeker niet
9) Welk werk hoort daarbij? (Werk samen of in drietallen) Lees nog een keer de tekst op pagina 1. Om te weten of je in de wereld van Voeding en Vitaliteit wilt werken, moet je eerst weten welk werk daar allemaal bij hoort! Noem vijf dingen (werkzaamheden) uit de wereld van Voeding en Vitaliteit : 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5..........................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
9
it lit e
k
Vi ta &
in g
2
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
Vo ed
n
i
e
PS O
Lesbrief 2 blad 10
Waarom wordt dat werk gedaan, dat jij hebt opgeschreven? Waarom is het nuttig voor andere mensen? 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Bedenk vijf beroepen die bij dat werk horen. 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Wissel de antwoorden nu uit met je groepsgenoten. Je hebt vast niet allemaal hetzelfde opgeschreven. Pas de antwoorden nu aan tot rijtjes waar je het allemaal mee eens bent! 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... 10) Waar ben ik goed in? Als je tijd hebt: bekijk ook de filmpjes op www.youtech.nl a. Kies nu een beroep uit dat je zelf het leukst en best bij jezelf vindt passen uit de wereld van Voeding en Vitaliteit. Schrijf erachter welke interesses van jou daarbij passen. Beroep:
Mijn interesses:
............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
b. Ondervraag elkaar! Stel vragen over het ideale beroep. Denk aan vragen als: waarom die keuze? Wat lijkt je er leuk aan? Wat lijkt je minder leuk? Ben je geschikt hiervoor? waarom dan wel? Schrijf de belangrijkste kenmerken op: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Elk groepslid stelt na het interview eventueel zijn beeld bij en kiest zijn definitieve beroep in deze wereld. .............................................................................................................................................................................................................
d. Bespreek de lijst ook met je ouders. Vraag hen of ze vinden dat jouw antwoorden kloppen.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
10
isc h
k
M ed
&
3
el d
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 1
Naam ..................................................................................... Klas ...................................................................................... Naam:......................................................................................... Klas:...........................................................................................
Mens & Medisch Iedereen komt wel eens in aanraking met de medische wereld. Ook als je gezond bent. Je gaat twee keer per jaar naar de tandarts, je moet wel eens naar de dokter, bij de apotheek langs voor medicijnen, naar de fysiotherapeut met een sportblessure en misschien draag je een bril of lenzen. Als je weleens in het ziekenhuis hebt gelegen, ben je blij dat er ziekenhuizen zijn waar mensen werken met verstand van medicijnen en het menselijk lichaam. Wist je dat daar heel veel techniek achter schuil gaat? Er wordt gewerkt met de nieuwste machines, laserapparaten en zelfs met robots in de operatiekamer.
Werken in deze ‘wereld’ Je maakt mensen beter. Bijvoorbeeld als ziekenhuismedewerker of door het maken van medicijnen. Je maakt recepten gereed in de apotheek. Misschien kom je aan de andere kant terecht: je maakt verpakkingen voor medicijnen, onderhoudt en repareert medische apparatuur en installaties in het ziekenhuis. Het ontwerpen en afstellen van medische instrumenten is heel nauwkeurig werk. Ook bij een opticien kan je terecht, want achter elke bril gaat technisch maatwerk schuil! Misschien is dat ook jouw toekomst? Doe de opdrachten en ontdek nog veel meer over de beroepen en opleidingen die deze wereld te bieden heeft.
Begrippen Apotheek, medicijnen, ziekenhuis, fijnmechanische techniek, medische instrumenten.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
1
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 2
Verkenning
1) Collage maken Je werkt samen Lees de tekst op pagina 1. Probeer hier nu voor jezelf een beeld bij te vormen. Hoe ziet deze wereld van techniek er volgens jou uit? Zoek daarvoor zoveel mogelijk foto’s en plaatjes die volgens jou bij deze wereld horen. Denk aan beroepen, apparaten, materialen en hulpmiddelen. Print of knip de plaatjes uit en plak ze op een groot vel papier. Een powerpointpresentatie maken mag ook! (Overleg met je docent)
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 3
Medicijnen Wie is er nooit eens ziek geweest? Als je wat mankeert of een kwaaltje hebt, ga je naar de dokter. Je krijgt medicijnen en als het goed is, word je snel weer beter. Pillen, poeder, een drankje of een zalfje. Of ernstiger: een injectie. Je vertrouwt blindelings op de goede werking van de medicijnen die je lichaam ingaan. Maar wie maakt al die medicijnen en wat komt daar allemaal bij kijken?
2) Kijkje achter de schermen Kijk op www.feelthechemistry.nl > Video (mbo). Bekijk het videofilmpje van Sander Bleyie.
a. Bij welk bedrijf werkt Sander? .............................................................................................................................................................................................................
b. Wat doet dit bedrijf? ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. In welke vorm kun je medicijnen toedienen volgens Sander? ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
d. Hoe verdeelt Sander zijn werktijd? 50 % in . .................................................................................................................................................................................... 50 % in . .................................................................................................................................................................................... e. Stel je voor dat je in Sander zijn schoenen staat. Wat zou jij goed moeten kunnen om het werk goed te doen? ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 4
3) Medicijnen: handig verpakt? Lees de volgende tekst: Sofia (32 jaar) heeft reumatiek. Ze kan haar handen daardoor steeds minder goed gebruiken. Ze moet veel medicijnen slikken. ‘Ik heb capsules die zachter zijn dan de stugge doordrukstrips waarin ze zitten. Die krijg ik bijna niet open. Bovendien vervormen de pilletjes bij het doordrukken. Daardoor komen ze nog moeilijker uit de verpakking.’ a. Wat zou jij veranderen aan het medicijn en/of de verpakking om dit probleem op te lossen? 1. ...................................................................................................................................................................................................... 2. ...................................................................................................................................................................................................... 3. ...................................................................................................................................................................................................... b. Zoek zelf een verpakt medicijn op en vul in: - De vorm is ......................................................................................................................................................................... - Het is verpakt in ......................................................................................................................................................... - Het medicijn is gemaakt door ....................................................... in .................................................. c. Ook al worstelen sommige mensen met doordrukstrips, deze verpakking is juist ontworpen vanwege een aantal voordelen voor de pillen. Wat zijn de vier voordelen? -vink aanPillen blijven lang goed door vochtvrije en luchtdichte verpakking Pillen komen niet tegen elkaar en beschadigen niet De smaak blijft lang goed Hygiënisch Je kunt pillen per stuk afknippen als het moet De fabrikant kan meer reclametekst kwijt op de verpakking
4. Maak een crème in de apotheek. Bij de apotheek worden medicijnen in alle soorten en maten verkocht: poeders, pillen, crèmes (zalf) en drankjes. Bij deze opdracht leer je hoe je een crème maakt, die ook nog lekker ruikt!
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Doe de proef met een van je ouders. Smelt 2 eetlepels vaseline in een pannetje.
Doe er 2 theelepels gedroogde lavendelbloemen bij. Roer met de pollepel.
Verwarm 10 minuten. Let op dat de lavendelbloemen niet verbranden. Zet dan het fornuis meteen zachter.
Zet het fornuis uit en wacht 5 minuten. Giet de vaseline door het theezeefje in het potje.
Pers het laatste beetje lavendelcrème uit de lavendelbloemen met de eetlepel.
Laat de lavendelcrème helemaal afkoelen
4
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 5
Wat heb je nodig? • Gezuiverde vaseline (te koop bij de drogist) • Gedroogde lavendelbloemen (Lavendelbloemen kun je in de magnetron drogen: 1 minuut op 900 W) • Theelepel • Eetlepel • Pollepel • Glazen potje met deksel • Pan • Fornuis • Theezeefje Wat gebeurt er? In bloemen zit geurstof. Als je bloemen verwarmt, komt de geurstof uit de bloemen. De geurstof trekt in de vaseline. De vaseline ruikt daardoor naar de lavendelbloemen. a. Is de proef goed gelukt? Ja / Nee Wat niet goed ging: .................................................................................................................................................... b. Welke ‘stof’ heb je gescheiden bij dit proefje? .............................................................................................................................................................................................................
c. Je hebt nu lekker ruikende crème gemaakt. Hoe zou je een zalf kunnen maken die bijvoorbeeld door de dokter wordt voorgeschreven bij een huidziekte? .............................................................................................................................................................................................................
d. Vond je het leuk om deze proef uit te voeren? Ja / Nee, want .................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
e. Welke ‘laboratorium’ handelingen heb je uitgevoerd bij deze proef? -Vink aanWater verhitten Stoffen mengen Boodschappen doen Nauwkeurig de voorschriften opvolgen De uitkomst beoordelen Geurstof scheiden
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
5
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 6
Medisch gereedschap: precisiewerk Is je wel eens opgevallen hoeveel instrumenten, gereedschap, draadjes, lampen en andere apparaten er bij de dokter, tandarts en opticien gebruikt worden? En in het ziekenhuis? Medische instrumenten moeten voldoen aan hoge eisen. Zonder die hulpmiddelen kan geen dokter of medisch specialist zijn werk goed doen! In de fijnmechanische techniek worden zeer specialistische instrumenten gemaakt van materialen als metaal en kunststof. 5. Waar is dat apparaat voor?
Hieronder zie je zes voorbeelden van medische apparatuur en instrumenten. Weet jij wat het is en wie het gebruikt? Vul het schema in. Kies uit: 1. oogmeter van opticien; 2. MRIscanner, 3 tandartsboor, 4. injectienaald, 5. bloeddrukmeter; 6. infuus met vloeistof
Fig. 1
Fig. 2
Fig. 3
Fig. 4
Fig. 5
Fig. 6
Vul in Dit is:
Wordt gebruikt voor:
Hoort bij beroep:
Fig. 1 Fig. 2 Fig. 3 Fig. 4 Fig. 5 Fig. 6
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
6
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 7
6. Wie houdt het ziekenhuis draaiend? De apparaten en instrumenten in een ziekenhuis moeten altijd goed werken, want daar hangen mensenlevens vanaf. Technische specialisten zorgen daarvoor. Ga naar de site: http://www.go4mit.nl/ > Klik links op de afbeelding ‘m.i.t. voor één dag’. Bekijk het werk van een Medisch Instrumentatie Technicus voor een dag! a. Op welke afdeling werkt Roland? .............................................................................................................................................................................................................
b. Welke klus doet Roland in de ochtend? ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Welke activiteiten heb jij Roland tijdens deze werkdag allemaal zien doen? -vink aanSchroevendraaiers sorteren Uitleggen aan medewerkers Elektrotechnische reparatie Apparatuur aansluiten Een beeldscherm afstellen Een patiënt gerust stellen d. Noem drie vaardigheden en eigenschappen die bij dit werk van levensbelang zijn: 1. ...................................................................................................................................................................................................... 2. ...................................................................................................................................................................................................... 3. ......................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
7
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 8
Mens en Medisch: mijn wereld? 7) Wat kan ik goed? Passen de volgende vaardigheden en eigenschappen bij jou? a) Kruis aan wat bij jou past in de onderstaande tabel, kolom 1. b) Hoe zien anderen mij? Laat je antwoorden uit kolom 1) lezen door je ouders en een klasgenoot. Laat ze hun mening invullen in kolom 2 en 3 van de tabel. Komt het overeen?
G = Goed
R = Redelijk
Persoonskenmerken en –vaardigheden
1
Ik kan goed rekenen
2
Ik kan goed uitleggen wat ik bedoel
3
Ik kan me op elke opdracht goed concentreren
4
Ik kan goed zelfstandig werken
5
Alleen werken doe het liefst
6
Ik kan met mensen werken
7
Iets maken met mijn handen doe ik het liefst
8
Iets doen voor de samenleving vind ik leuk
9
Ik heb interesse voor het menselijk lichaam
10
Ik ben praktisch
11
Ik ben handig
12
Ik heb verantwoordelijkheidsgevoel
13
Ik kan goed oplossingen bedenken
14
Ik kan goed tegen veranderingen
15
Ik kan werken onder tijdsdruk
16
Ik kan me verplaatsen in andere mensen
17
Ik kan geduldig werken
18
Ik werk heel precies en zorgvuldig
19
Ik ben zorgzaam
20
Ik werk heel precies volgens de regels
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
S = Slecht 1. Vind ik zelf:
2. Vinden mijn ouders
3. Vindt mijn klasgenoot:
Vul in G/R/S
Vul in G/R/S
Vul in G/R/S
8
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 9
8) Wat vind ik leuk? Het is nog erg vroeg om nu al te weten wat je wilt worden. Maar interesses heb je vast wel. Bekijk de volgende lijst met activiteiten en geef aan wat jij leuk vindt: Iets doen met: 1
Medicijnen
2
Mensen helpen
3
Ziektes
4
Problemen van mensen oplossen
5
Voeding
6
Proefjes doen
7
In een team werken
8
Veiligheid
9
Controleren van bestanddelen
10
Regels en voorschriften opvolgen
11
In een omgeving met specialistische apparatuur werken
12
Ogen testen en meten
13
Mengen van stoffen
14
Binnen werken
15
Waarbij je met ingrediënten werkt
16
Computers
17
Laboratorium
18
Zorgen voor anderen
19
Het menselijk lichaam
20
Samenwerken
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Graag
Misschien
Zeker niet
9
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 10
9) Welk werk hoort daarbij? (Werk samen of in drietallen) Lees nog een keer de tekst op pagina 1. Om te weten of je in de wereld van Mens en Medisch wilt werken, moet je eerst weten welk werk daar allemaal bij hoort! Noem vijf dingen (werkzaamheden) uit de wereld van Mens en Medisch: 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Waarom wordt dat werk gedaan, dat jij hebt opgeschreven? Waarom is het nuttig voor andere mensen? 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Bedenk vijf beroepen die bij dat werk horen. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
Wissel de antwoorden nu uit met je groepsgenoten. Je hebt vast niet allemaal hetzelfde opgeschreven. Pas de antwoorden nu aan tot rijtjes waar je het allemaal mee eens bent! ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
10
isc h
k
M ed
&
3
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M en s
n
i
e
PS O
Lesbrief 3 blad 11
10) Waar ben ik goed in? Als je tijd hebt, bekijk ook de filmpjes op www.youtech.nl a. Kies nu een beroep uit dat je zelf het leukst en best bij jezelf vindt passen uit de wereld van Mens en Medisch. Schrijf erachter welke interesses van jou daarbij passen. Beroep:
Mijn interesses:
............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
b. Ondervraag elkaar! Stel vragen over het ideale beroep. Denk aan vragen als: waarom die keuze? Wat lijkt je er leuk aan? Wat lijkt je minder leuk? Ben je geschikt hiervoor? Waarom dan wel? Schrijf de belangrijkste kenmerken op: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Elk groepslid stelt na het interview eventueel zijn beeld bij en kiest zijn definitieve beroep in deze wereld. .............................................................................................................................................................................................................
d. Bespreek de lijst ook met je ouders. Vraag hen of ze vinden dat jouw antwoorden kloppen.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
11
Ru im te
k
it &
4
el d
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 1
Naam ..................................................................................... Naam:......................................................................................... Klas ...................................................................................... Klas:...........................................................................................
Mobiliteit & Ruimte Rijden, reizen en vliegen. We doen het allemaal. En niet alleen tijdens de vakantie. Dagelijks gebruik je de weg. Je gaat naar school met de fiets, bus of trein. Je rijdt in het weekend met je ouders naar familie. Je hoort mensen mopperen op de files en soms sta je er zelf ook in. Als je een vliegreis maakt, gebeurt er van alles achter de schermen. Terwijl jij incheckt, maakt je koffer zijn eigen reis en zorgt de luchtverkeersleider voor veilig vliegverkeer. Niet alleen mensen en goederen worden vervoerd, maar ook gas, elektriciteit en internetdata. Zonder de juiste verbindingen heb je geen goed drinkwater, kun je geen tv kijken, kun je niet internetten en blijft het koud in huis!
Werken in deze ‘wereld’ Hoe zou jij het vinden om te zorgen dat mensen kunnen reizen en goederen vervoerd worden? Bijvoorbeeld door te werken aan een nieuwe snelweg. Of het aanleggen van kabels in de grond. Maar ook de fietsenmaker die banden plakt, hoort er bij. En wat denk je van autotechniek? In een garage voer je onderhoudsbeurten en reparaties uit. Bij een bandenservice zorg je dat elke auto veilig de weg op kan. In de installatietechniek maak je gebouwen veilig en prettig om in te werken. Want waar ben je zonder elektriciteit of rookmelders. En met koudetechniek werk je aan een koel werkklimaat in gebouwen en zorg je ervoor dat vers voedsel goed blijft. Nieuwe technieken en materialen maken de energievoorziening schoner. Zo blijft alles rijden en vliegen, kunnen mensen naar hun werk en zijn er genoeg goede gebouwen om in te werken en te wonen. Het is belangrijk werk dat elke dag nodig is. Misschien is dat ook jouw toekomst? Doe de opdrachten en ontdek nog veel meer over de beroepen en opleidingen die deze wereld te bieden heeft.
Begrippen Infratechniek, autotechniek, fietstechniek, metaal, mechatronica, klimaattechniek, installatietechniek
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
1
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 2
Verkenning
1) Collage maken Je werkt samen Lees de tekst op pagina 1 over de wereld van Mobiliteit en Ruimte. Probeer hier nu voor jezelf een beeld bij te vormen. Hoe ziet deze wereld van techniek er volgens jou uit? Zoek daarvoor zoveel mogelijk foto’s en plaatjes die volgens jou bij deze wereld horen. Denk aan beroepen, apparaten, materialen en gereedschap. Print of knip de plaatjes uit en plak ze op een groot vel papier. Een powerpointpresentatie maken mag ook! Overleg met je docent.
2) Maak/ontwerp een raceauto Je werkt alleen Vraag aan de leerkracht een vel papier en ontwerp hierop je eigen raceauto. Denk aan: • Originaliteit • Mooie felle kleuren • Opvallende reclames • Een ‘snel’ uiterlijk Lever je werkstuk in met een korte beschrijving van ‘technische gegevens en prestaties’ van je raceauto: Motorinhoud : ………………………….. Aantal pk : ………………………….. Topsnelheid : ………………………….. Van 0 tot 100 km/u : ………………………….. Eventueel: Bouw nu de auto die je hebt ontworpen zelf op met technisch lego of ander materiaal. Dit kun je ook buiten de les of thuis doen.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
2
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 3
Vervoer en verkeer Verplaatsen, dat doet iedereen op zijn tijd. Als je naar school gaat, op familiebezoek of op vakantie. Daarvoor gebruik je vervoermiddelen, fietspaden, wegen en sporen. Vervoer is ook nodig voor de spullen die je in een winkel koopt. En de e-mails die je verzendt, worden ook vervoerd. Via de glasvezelkabels van de digitale snelweg. Er komt veel werk bij kijken om al die hulpmiddelen goed te laten werken. Denk aan het aanleggen en onderhouden van wegen en sporen. Of aan het ontwerpen, bouwen en onderhouden van fietsen, (vracht-)auto’s en treinen. Zonder betrouwbaar en veilig transport is het gevaarlijk op de weg. Dan kunnen winkels niet bevoorraad worden en mensen niet naar hun werk. 3) Je bezoekt plaatsen en gebruikt spullen. Het lijkt zo gewoon, maar wat gaat er aan vooraf? Deze foto’s horen bij elkaar, want: Dankzij goede wegen en duidelijke verkeersinformatie kunnen mensen veilig autorijden.
infratechniek
matrixbord
automobilist
Bekijk nu de volgende beelden:
monteur
lopende band
limonade drinken
startbaan
vliegtuig
vakantie
sein
spoorweg
treinreiziger
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
3
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 4
a. Schrijf op per rijtje waarom deze bij elkaar horen? 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4) Als jouw iPod kon praten… Als jouw iPod, mp3-speler of spelcomputer kon praten, had hij veel te vertellen. De kans is groot dat deze apparaten door vele handen zijn gegaan en de hele wereld over zijn gereisd. a. Wie hebben er aan gewerkt, voordat jij lekker naar muziek op je eigen iPod kon luisteren? - Vink aan Architect Matroos zeeschip Inpakker elektronicafabriek Vrachtwagenchauffeur Laborant Industrieel vormgever Docent techniek Producent computerchip b. Noem zoveel mogelijk onderdelen en materialen waaruit een iPod of spelcomputer bestaat: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
4
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 5
Rijden maar! Als je naar school wilt fietsen, heb je natuurlijk een fiets nodig. En een fietspad. Kortom, voor verkeer en vervoer zijn vervoermiddelen nodig. Niet alleen fietsen, maar ook auto’s, treinen en boten. Dit zorgt ervoor dat alles en iedereen blijft rijden. Er komt veel techniek bij kijken om alle vervoermiddelen in beweging houden. Neem de autotechniek: in dit werk leer je nieuwe en gebruikte auto’s afleveringsklaar te maken, onderdelen te monteren en inspecties en onderhoudsbeurten uit te voeren. Naast vervoersmiddelen draait het bij mobiliteit om infrastructuur. Dat zijn wegen en spoorlijnen, maar ook pijpleidingen voor water, riolering en gas of glasvezelkabels. In de infratechniek werken mensen aan de aanleg van nieuwe wegen en sporen.
5) Auto In Nederland rijden er op 16,5 miljoen inwoners ongeveer 7,5 miljoen personenauto’s rond! Wat weet jij van dit populaire vervoermiddel? a. Bij de jaarlijkse APK (Algemene Periodieke Keuring) worden allerlei onderdelen aan de auto gecontroleerd. Bekijk figuur 1: kun jij onderstaande onderdelen bij deze auto vinden? Vul de goede nummers in. Let op: één onderdeel hoort er niet bij! Buitenspiegel Ruitenwissers Verlichting Autogordels
… … … …
Bumper Banden Schokdempers Carrosserie
… … … …
b. Ga naar de website van de RDW: www.apk.nl > autobezitters. Bekijk het introfilmpje. Welk onderdeel heeft de garagemonteur in zijn handen?
➎ ➋
➑
➏ ➌
➊ ➍
➐ figuur 1
.............................................................................................................................................................................................................
Kijk nog eens goed rond op de site. Misschien vind je antwoorden op vraag 2a!
6) Jeroen werkt sinds kort als leerlingmonteur in een autovakgarage. Kan jij hem helpen? a. Er staat een auto op de brug en Jeroen moet de uitlaat controleren. Wat is de brug? . .............................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
5
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 6
b. Volgens de klant maakt de auto sinds kort een ronkend geluid bij het optrekken. Jeroen weet nu meteen dat: A De auto is opgevoerd B De uitlaat is afgebroken C Er een gaatje in de uitlaat zit c. Er moet een nieuwe uitlaat gemonteerd worden volgens de hoofdmonteur. Jeroen maakt de oude uitlaat los met een: A IJzerzaag B Hamer en beitel C Schroevendraaier d. ‘Jeroen, wil je ook nog even de olie verversen?’, vraagt de hoofdmonteur. Jeroen kijkt onder de motorkap en ziet drie reservoirs waar vloeistof in kan. Ai, lastig! Uit welke drie vloeistofreservoirs moet hij kiezen? (Omcirkel drie letters) A Benzine B Motorolie C Ruitensproeiervloeistof D Koelvloeistof e. Dan moet Jeroen de auto nog voltanken. Weet jij op welke brandstof de auto van je vader of moeder rijdt (als ze er een hebben)? .............................................................................................................................................................................................................
f. Wat lijkt jou leuk aan het werk van Jeroen? .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
6
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 7
7) Wiel verwisselen Je werkt in groepjes van vier Nodig: • Een auto met werkplaatshandboek • Een krik • Een schroevendraaier • Een ringsleutel • Een kruissleutel • Een momentsleutel • Stopwatch a) Voor het verwisselen van een wiel moet je elf stappen in de juiste volgorde doorlopen. Die stappen staan hieronder, maar niet in de goede volgorde! Zet ze eerst zo goed mogelijk in de goede volgorde voordat je aan het werk gaat: Nr. …… Nr. …… Nr. …… Nr. …… Nr. …… Nr. ……
Nr. Nr. Nr. Nr. Nr.
…… …… …… …… ……
Draai nu de wielbouten/moeren verder vast met de momentsleutel, in de juiste volgorde Zoek de steunpunten voor de krik op (in het werkplaatshandboek) Verwijder de wieldoppen met de schroevendraaier of ringsleutel Draai de wielbouten/moeren een halve slag los (linksom, tegen de klok in) met de kruissleutel Trek de handrem van de auto aan Draai de wielbouten/moeren met de hand kruiselings vast. Dus steeds de moeren tegenover elkaar en niet rondgaand naast elkaar Plaats de krik op de goede positie en krik de auto omhoog Plaats het nieuwe wiel voorzichtig op de juiste plek Laat de auto zakken Draai de wielbouten/moeren helemaal los en verwijder ze Verwijder het wiel
b) Aan de slag. Onder begeleiding van je docent ga je de opdracht uitvoeren. c) Voer de opdracht nogmaals uit en neem met de stopwatch de tijd op van jouw groep.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
7
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 8
➋
8) Hoe goed ken jij je eigen fiets? De kans is groot dat jij een fiets hebt. Kijk je weleens hoe die ‘technisch’ in elkaar zit? a. Bekijk figuur 1. Welke onderdelen herken jij? 1 = .................................................................................. 6 = ................................................................................................. 2 = .................................................................................. 7 = ................................................................................................. 3 = .................................................................................. 8 = ................................................................................................. 4 = .................................................................................. 9 = ................................................................................................. 5 = ..................................................................................10 = .................................................................................................
➓
➌ ➒ ➏ ➎
➍
➐ ➊
➑
b) Aan welke omschrijving moet jij het eerst denken bij de ketting van je fiets: (omcirkel één antwoord) A De fietsketting zorgt voor overbrenging van energie en zet de tandwielen in beweging B De fietsketting draait zodra je op de trappers trapt C De fietsketting is een ding op je fiets waar je broek tussen kan komen D De ketting is een belangrijk onderdeel, dat je goed moet onderhouden
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
8
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 9
Hoe maak je het?
Je ziet ze niet, toch kun je niet zonder. Zonder technische installaties heb je geen warm en koud stromend water, geen verwarming en airco, geen stroom en gas en geen waterdicht dak boven je hoofd. Vervoer en transport zouden stilvallen en fabrieken konden dan niets produceren. Als werkvoorbereider zorg je achter de schermen voor de benodigde installaties. Je maakt berekeningen en bouwtekeningen en overlegt veel met collega’s die de installaties bouwen. Ook zorg je voor materialen en gereedschappen, zodat anderen goed kunnen doorwerken. Zijn er problemen met de montage, dan los jij die op.
9) Ga naar de site van Nedtrain, een bedrijf dat is gespecialiseerd in treintechniek. www.nedtrain.nl a. Bekijk de filmpjes Introductie en Werken bij Nedtrain. Noem vier dingen die de medewerkers van Nedtrain leuk of bijzonder vinden aan hun werk: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
b. Bekijk het filmpje Monteur Welke taken en werkzaamheden doet Melvin? ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Wat kan er fout gaan als Melvin zijn werk niet goed doet? .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
9
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 10
d. Surf naar >werken bij Nedtrain. Noem vier technische functies bij dit bedrijf: ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
8) Als de techniek het laat afweten… Er kan veel mis gaan bij vervoer en transport. Als de techniek het laat afweten, loopt of rijdt het niet zoals het moet. En er ontstaan onveilige situaties. a. Vul schema 1 verder aan. Kies bij infrastructuur uit: spoor, autoweg, luchthaven, elektriciteitsnet Bedenk zelf wat er allemaal mis kan gaan. Schema 1 Probleem:
Infrastructuur
1. ABS remsysteem hapert
spoor
Wat kan er gebeuren?
2. Kortsluiting in woning 3. Klapband 4. Controlepoortje weigert
Passagiers kunnen niet aan boord, grote vertraging
5. Vliegtuigmonteur vergeet controle remkleppen 6. Verkeerslicht gaat defect 7. Brand in transformatorhuisje
Hele wijk zit zonder stroom
8. Seinstoring
b. Jij bent vast ook weleens het slachtoffer geworden van technische problemen tijdens een reis. Zoals een verkeersongeluk of treinvertraging door een seinstoring. Of gewoon pech met je fiets. Wat ging er mis? Wat was het probleem? ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Hoe is het (technische) probleem van vraag 10b. opgelost en wie heeft je geholpen? .............................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
10
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 11
Mobiliteit & Ruimte: mijn wereld? 11) Wat kan ik goed? a. Kruis aan wat bij jou past in de onderstaande tabel, kolom 1. b. Hoe zien anderen mij? Laat je antwoorden uit kolom 1) lezen door je ouders en een klasgenoot. Laat ze hun mening invullen in kolom 2 en 3 van de tabel. Komt het overeen? Passen de volgende vaardigheden en eigenschappen bij jou? G = Goed
R = Redelijk
S = Slecht
Persoonskenmerken en –vaardigheden
1
Ik kan goed rekenen
2
Ik kan goed uitleggen wat ik bedoel
3
Ik kan me op elke opdracht goed concentreren
4
Ik kan goed zelfstandig werken
5
Alleen werken doe het liefst
6
Ik kan met mensen werken
7
Iets maken met mijn handen doe ik het liefst
8
Iets doen voor de samenleving vind ik leuk
9
Ik ben creatief
10
Ik ben praktisch
11
Ik ben handig
12
Ik heb verantwoordelijkheidsgevoel
13
Ik kan goed oplossingen bedenken
14
Ik kan goed tegen veranderingen
15
Ik kan werken onder tijdsdruk
16
Ik heb doorzettingsvermogen
17
Ik kan geduldig werken
18
Ik werk heel precies
19
Ik ben sportief
20
Uitzoeken hoe iets in elkaar zit vind ik leuk
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
1. Vind ik zelf:
2. Vinden mijn ouders:
3. Vindt mijn klasgenoot:
Vul in G/R/S
G/R/S
G/R/S
11
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 12
12) Wat vind ik leuk? Het is nog erg vroeg om nu al te weten wat je wilt worden. Maar interesses heb je vast wel. Bekijk de volgende lijst met activiteiten en geef aan wat jij leuk vindt. Iets doen met: 1
Boten
2
Mensen helpen
3
Auto’s
4
Fietsen
5
Verkopen
6
Metaal
7
Eigen baas zijn
8
Veiligheid
9
Controleren
10
Treinen
11
Op pad/op verschillende locaties werken
12
Klanten bedienen
13
Repareren van dingen
14
Buiten in de open lucht werken
15
Waarbij je veel met je handen werkt
16
Computers
17
Gereedschap werken
18
Aanleggen van leidingen
19
Bouwtekeningen
20
Samenwerken
21
Iets monteren/in elkaar zetten
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
Graag
Misschien
Zeker niet
12
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 13
13) Welk werk hoort daarbij? (Werk samen of in drietallen) Lees nogmaals de tekst op pagina 1. Om te weten of je in de wereld van Mobiliteit en Ruimte wilt werken, moet je eerst weten welk werk daar allemaal bij hoort! Noem vijf dingen (werkzaamheden) uit de wereld van Mobiliteit en Ruimte: 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Waarom wordt dat werk gedaan, dat jij hebt opgeschreven? Waarom is het nuttig voor andere mensen? 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Bedenk vijf beroepen die bij dat werk horen. 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5.......................................................................................................................................................................................................... Wissel de antwoorden nu uit met je groepsgenoten. Je hebt vast niet allemaal hetzelfde opgeschreven. Pas de antwoorden nu aan tot rijtjes waar je het allemaal mee eens bent! 1.......................................................................................................................................................................................................... 2.......................................................................................................................................................................................................... 3.......................................................................................................................................................................................................... 4.......................................................................................................................................................................................................... 5..........................................................................................................................................................................................................
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
13
Ru im te
k
it &
4
el d
Naam Klas
..................................................................................... ......................................................................................
w er
T
e
c
h
M ob ilit e
n
i
e
PS O
Lesbrief 4 blad 14
14) Waar ben ik goed in? Als je tijd hebt: bekijk ook de filmpjes op www.youtech.nl over deze wereld. a. Kies nu een beroep uit dat je zelf het leukst en best bij jezelf vindt passen uit de wereld van Mobiliteit en Ruimte. Schrijf erachter welke interesses van jou daarbij passen. Beroep:
Mijn interesses:
b. Ondervraag elkaar! Stel vragen over het ideale beroep. Denk aan vragen als: waarom die keuze? Wat lijkt je er leuk aan? Wat lijkt je minder leuk? Ben je hier geschikt voor? Waarom dan wel? Schrijf de belangrijkste kenmerken op. ............................................................................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................
c. Elk groepslid stelt na het interview eventueel zijn beeld bij en kiest zijn definitieve beroep in deze wereld. .............................................................................................................................................................................................................
d) Bespreek de lijst ook met je ouders. Vraag hen of ze vinden dat jouw antwoorden kloppen.
I d e e ë n b o x
P S O
T e c h n i e k
14
Deze PSO ideeënbox Techniek is gemaakt in opdracht van:
Technet
TechNet kringen van scholen en bedrijven
Stichting TechniekTalent.nu
Samenwerkingsverband van bedrijfsleven, opleidingsfondsen, koepelorganisaties en scholen
Kenteq
Kennis- en adviescentrum voor technisch vakmanschap
Innovam
Kennis- en opleidingscentrum voor de mobiliteitsbranche
PMLF
Kenniscentrum voor de procesindustrie en milieutechniek
Bureau Top
Educatief communicatiebureau voor techniek
Platform Bèta Techniek
Uitvoeringsorganisatie die zorg draagt voor voldoende en kwalitatief goed opgeleide bèta’s en technici
Productie: EDG Media, Utrecht (redactie, ontwerp en vormgeving). Druk: De Voogt (map), xxxxxxx (binnenwerk) Verspreiding: EDG Media Voor meer informatie over deze PSO ideeënbox kunt u contact opnemen met EDG, T.a.v. PSO box Techniek, Postbus 40266, 3504 AB Utrecht Tel: 030 2417030 Email:
[email protected] © Copyright 2010: Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, overgenomen of openbaar gemaakt, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg is besteed aan de inhoud van deze box, kunnen aan mogelijke fouten geen rechten aan worden ontleend.