Deltaprogramma | Rijnmond-Drechtsteden
Titel
Concept Gebiedsrapportage Alblasserwaard en Vijfheerenlanden
Auteur(s)
Luc de Vries
Datum
25 maart 2012
Versie
2.0
Status
Werkversie
Voorwoord.......................................................................................................... 5 Inleiding............................................................................................................ 9
Inhoudsopgave
Deel I: Opgaven in het gebied Ruimtelijke Ontwikkeling...................................................................................... 17 De dijken van dijkring 16...................................................................................... 21 Probleemanalyse waterveiligheid en zoetwater......................................................... 23 • Opgave met betrekking tot potentiële gevolgen overstromingen • Opgave met betrekking tot de sterkte van dijken • Opgave met betrekking tot de hoogtetekorten van dijken • Wateroverlast buitendijkse gebieden • Zoetwatervoorziening • Erosie van de watergang Deel II: Kansrijke maatregelen Maatregelen op dijkringniveau............................................................................... 53 • Dijkverhogingopgaven bij autonome ontwikkeling Effecten van systeemingrepen............................................................................... 61 • Strategie 1 optimalisatie huidige strategie • Strategie 2a Gesloten zeezijde • Strategie 4a Lek extra ontzien via de IJssel (zonder ring) • Strategie 4d Lek extra ontzien over de Waal • Strategie extra ruimte voor de Rivier • Strategie meerlaagsveiligheid • Verhogen beschermingsniveau • Strategie zoetwatervoorziening Afweging mogelijke strategieën............................................................................. 93 • Kansrijkheid mogelijke strategieën vanuit Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Deel III: Samenvatting bouwstenen voor kansrijke strategieën Rijnmond-Drechtsteden Kansrijke strategieën: een eerste overzicht............................................................. 101 • Preventie boven alles (dijkversterkingen en Ruimte voor de Rivier) • Maatwerk naar risico • Veiligheid door ontwikkeling Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Procesverantwoording B Bronnen C Factsheet Alblasserwaard en Vijfheerenland (dijkring 16) D Tabel 2.1 uit rapport VNK dijkring 16, december 2005
Voorwoord
Voor u ligt de tweede concept versie van het gebiedsrapport Alblasserwaard en Vijfheerenlanden (versie 2.0), van het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden en Deltaprogramma Rivieren. In de afgelopen maanden heeft het programmateam RijnmondDrechtsteden voor alle deelgebieden van Rijnmond-Drechtsteden, de verkenning naar kansrijke strategieën voor waterveiligheid verder uitgewerkt en aangescherpt. Het betreft dan aanvullende inzichten vanuit bouwstenen vanuit Ruimte voor de Rivier maatregelen en nieuwe inzichten vanuit Meerlaags Veiligheid. Ook voor het verkrijgen van deze inzichten is nauw samen gewerkt met de regio, waterschappen en deskundigen. De inzichten en kennis die dit heeft opgeleverd zijn zo goed mogelijk verwerkt in de voorliggende conceptgebiedsrapportage. Met deze rapportage kunt u het gesprek aangaan op welke wijze het Deltaprogamma dit gebied raakt en welke mogelijkheden er zijn om de klimaatopgaven in dit gebied met mogelijke bouwstenen te kunnen aanpakken. Het is tevens bedoeld ter onderbouwing van de urgentie om de komende maanden via een gezamenlijk proces te komen tot kansrijke strategieën voor het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden en Rivieren. Gebiedsrapporten: Bouwstenen voor de kansrijke strategieën voor RijnmondDrechtsteden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Ablasserwaard - Vijfheerenlanden Krimpenerwaard 2a. Systeemwerking/ Veiligheid Centraal Holland Hollandse IJssel Centraal Holland (zuidrand dr. 14) Voorne-Putten Pernis en Rozenburg, incl. de Botlek IJsselmonde Hoeksche Waard Eiland van Dordrecht Goeree-Overflakkee Merwedes Gorinchem/Werkendam Overlapgebied met andere deelprogramma’s
Figuur 1 Het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden werkt in de huidige fase van het programma (2012/2013) toe naar kansrijke strategieën voor waterveiligheid. De gebiedsrapporten vormen belangrijke bouwstenen voor het inkleuren van de kansrijke strategieën. Met de gebiedsrapporten ontstaat per gebied een beeld over hoe dit gebied toekomstbestendig waterveilig kan worden gemaakt. Het gaat om maatwerk per gebied en binnen een gebied vaak zelfs om maatwerk per dijkvak. De discussie hoe veilig je wil zijn in welk gebied en of daar een aanscherping van de huidige beschermingsniveaus uit volgt staat los van de inhoud van de gebiedsrapporten. In de gebiedsrapporten worden geen keuzes voor maatregelen 5
of beschermingsniveaus gemaakt. Wel geven de rapporten inzichten in maatregelen en de effecten ervan. Ook de meekoppelkansen voor regionale ruimtelijke-economische ontwikkelingen worden in de gebiedsrapporten in beeld gebracht. Naast de gebiedsrapporten vormt ook het onderzoek naar maatregelen in het hoofdwatersysteem een belangrijke bouwsteen voor de kansrijke waterveiligheidsstrategieën. De strategieën voor zoet water worden ontwikkeld door deelprogramma Zoetwater. In de gebiedsrapporten wordt met betrekking tot zoet water vooral in gegaan op de eventuele samenloop van zoetwater- en veiligheidsstrategieën. Work in progress Het voorliggende gebiedsrapport is een tweede versie en beschrijft de huidige inzichten op het gebied van waterveiligheid. Het werken in gebieden is daarmee nog niet af. In de komende maanden zullen nog aanscherpingen plaats vinden en nieuwe inzichten worden toegevoegd aan de gebiedsrapporten. Het betreft zowel nieuwe inzichten uit onderzoek als het completeren van kennishiaten in het gebiedsrapport samen met de regio, waterschappen en deskundigen. In de inleiding van dit gebiedsrapport staan de nog uit te werken onderwerpen en onderzoeken voor dit gebied. Daarnaast zullen ook de berekeningen van de effecten van de strategieën - die begin 2013 beschikbaar zijn - en de uitkomsten van de bestuurlijke consultaties leiden tot aanscherping van deze versie van het voorliggende gebiedsrapport. Planning is dat een meer definitieve versie van het gebiedsrapport (versie 3.0) in juni 2013 beschikbaar zal zijn. Opbouw en leeswijzer rapport In de fase van de mogelijke strategieën (2011/2012) zijn door het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden drie hoofdstrategieën om de veiligheid op lange termijn te borgen vastgesteld. Dit zijn: • optimaliseren van de huidige strategie (waaronder o.a. dijken versterken en ruimte voor de rivier) • ingrepen in het hoofdwatersysteem (waaronder afvoerverdeling wijzigen) • meerlaags veiligheid (waaronder ruimtelijke ingrepen, preventie en evacuatie) Dit gebiedsrapport is opgebouwd uit drie delen. Deel I beschrijft wat de opgaven voor waterveiligheid en zoetwater voor het gebied zijn. Deel II beschrijft de effecten van de mogelijke veiligheidsstrategieën voor het gebied. Deel III beschrijft de huidige stand van zaken van de inzichten over de kansrijkheid van de hoofdstrategieën en de inzichten tot nu toe over de kansrijke maatregelen voor dit gebied.
In de bijlage onder procesverantwoording is aangegeven op welke wijze waarop de gebiedspartners (ambtelijk) zijn betrokken. Bestuurlijk proces Parallel aan het ambtelijke proces waarin de komende maanden de gebiedsrapporten en de concept-kansrijke strategieën voor Rijnmond-Drechtsteden verder zullen worden aangescherpt (zie hierboven bij ‘Work in progress’) vinden bestuurlijke gesprekken plaats. Door middel van consultaties bij gemeenten (via de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van gemeenten), waterschappen en provincies zal op bestuurlijk niveau het gesprek worden gevoerd over de inzichten over de kansrijke strategieën voor de deelgebieden en voor Rijnmond-Drechtsteden. De tweede bestuurlijke consultatieronde vindt plaats in de periode na de landelijke Stuurgroep Deltaprogramma van april 2013 en zal gaan over de uitkomsten van deze stuurgroep en over de aangescherpte versies gebiedsrapporten (versie 2.0) en conceptkansrijke strategieën. Tot slot Dit gebiedsrapport geeft een tussenstand van zaken weer van de inzichten tot nu toe, op weg naar een definitieve versie van het gebiedsrapport (versie 3.0). De voorlopige conclusies die in het gebiedsrapport worden geformuleerd zijn uitdrukkelijk nog voor discussie vatbaar en zijn onderwerp van gesprek in de bestuurlijke consultatieronde. Verder zullen er ongetwijfeld nog verbeteringen of aanvullingen mogelijk zijn. Ik verzoek u suggesties hiervoor met ons te delen zodat wij deze kunnen verwerken. U kunt hiervoor en ook voor vragen over de inhoud van het rapport en het vervolgproces contact opnemen met de gebiedstrekker Luc de Vries van het programmateam Rijnmond-Drechtsteden: luc.
[email protected] April 2013, Met vriendelijke groeten, Emmy Meijers (programmadirecteur Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden)
7
Inleiding
In dit gebiedsrapport staat de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden centraal. In het eerste hoofdstuk beschrijven we de ruimtelijke aspecten, de ruimtelijke ontwikkeling en de opgaven van de dijken in relatie tot het dijkringgebied. Deze beschrijvingen vormen de ondergrond om de opgaven voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening in te kunnen plaatsen. Om de opgave voor waterveiligheid scherp in beeld te brengen beschrijven we deze opgave vanuit meerdere aspecten, te weten: • vanuit de huidige ruimtelijke structuur en ontwikkelingen van dit gebied • vanuit de potentiële gevolgen van overstromingen van dit gebied • vanuit de nu bekende inzichten in de sterkte van de dijken • vanuit de hoogtetekorten van dijken (door zetting van dijken en klimaatopgave) • vanuit een verhoging van het beschermingsniveau • vanuit de wateroverlast van buitendijkse gebieden De opgave van de zoetwatervoorziening wordt geschetst vanuit de gesteldheid van de bodem in relatie tot zoetwater. Voor de waterveiligheidsopgave is in de gebiedssessies vanuit de gehele dijkring ingezoomd op de dijkvakken van de primaire waterkeringen. Vanuit de regionale inbreng is beoordeeld welke opgaven problematisch zijn vanuit de geconstateerde hoogtetekorten van dijken en mogelijke wateroverlast van buitendijkse gebieden. De beschrijving van de waterveiligheidsopgaven richting 2050 en 2100 en de beoordeling of er problematische opgaven ontstaan gezien de klimaatopgaven en zetting van dijken vormen de basis voor de beoordeling of maatregelen uit de mogelijke strategieën effectief zijn vanuit waterveiligheid, en wat de voorziene effecten dan zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke opgaven in dit gebied. Vanuit deze inschatting van de effecten uit de mogelijke strategieën is een inschatting gemaakt welke maatregelen kansrijk zijn voor het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden om de opgaven toekomstvast aan te pakken in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en de beoordeelde problematische opgaven. In de volgende versie van het gebiedsrapport (versie 3.0) voegen we zowel de inzichten toe vanuit de mogelijke strategie Anders omgaan met water (waaronder evacuatie) en de kansrijke strategie veiligheid door ruimtelijke ontwikkeling.
9
De belangrijkste inzichten tot nu toe Uit de huidige inzichten blijkt dat: Op opgavenniveau: 1. Het gebied snel en diep onderloopt, waardoor grote kans op slachtoffers en economische schade optreedt 2. Langs de rivier de Noord en in Sliedrecht (langs de rivier de Merwede) al in 2050 dijkhoogtetekorten zijn door zetting van dijken 3. Langs de rivier de Noord en in Sliedrecht de dijkhoogtetekorten in 2050 toe nemen door de klimaatopgaven (vanuit ieder klimaatscenario) 4. Langs de rivier de Lek er in 2100 dijkhoogtetekorten zijn, vooral op het traject tussen Kinderdijk tot Ameide 5. De verwachting is dat de opgaven toenemen op basis van de te verwachten nieuwe inzichten over sterkte van dijken uit VNK-2 6. De verwachting is dat er vooral langs de rivier de Lek de sterkteproblemen al leiden tot opgaven in 2050 7. Er een grote opgave is voor de buitendijkse gebieden langs de rivier de Lek richting 2100 met een terugkeertijd van 1 keer per 10 jaar (de opgave voor 2050 is niet inzichtelijk) Op maatregelniveau: 1. Maatregelen om dijken te verhogen en te versterken zijn effectief om het gebied te beschermen vanuit de gecombineerde zettings- en klimaatopgaven. Echter de dijkverhogingen- en versterkingen leiden in de toekomst tot problematische ruimtelijke opgaven op meerdere dijkvaktrajecten. 2. Maatregelen op het gebied van Ruimte voor de Rivier zijn effectief voor de riviergedomineerde dijkvaktrajecten langs de rivier de Beneden en Boven Merwede. 3. De strategie Lek extra ontzien biedt kansen in het verminderen van de opgaven (ook voor buitendijkse gebieden). De potentiële schade voor buitendijkse gebieden langs de Rivier de lek blijft punt van aandacht in de ruimtelijke ontwikkeling van deze gebieden 4. Differentiëren in beschermingsniveau binnen dijkring (op dijkvakniveau) is effectief en efficiënt in het beperken van aantallen slachtoffers en economische schade 5. Het inzetten van voorlanden kan positieve effecten hebben voor het beperken van de impact van problematische ruimtelijke opgaven 6. Vanuit de beperking van het slachtofferrisico en schaderisico benadert de combinatie van maatregelen van een deltadijk langs de Merwedes in combinatie met de A15 als compartimenteringsdijk bijna de effectiviteit om de gehele dijkring tot op een economisch optimale overstromingskans te versterken. 7. Voor de beperking van het slachtofferrisico is het realiseren van een Deltadijk langs de beneden en boven Merwede bijna net zo effectief als de gehele dijkring te versterken tot een economisch optimale overstromingskans. 11
8. Voor de beperking van het slachtofferrisico voor het gehele gebied is een deltadijk langs de rivier de Noord, de beneden Merwede en de Boven Merwede (waarbij de evacuatiefractie naar 75% wordt gebracht) zeer effectief. Op basis van de klimaatopgaven en huidige inzichten in dijkhoogtetekorten op basis van zetting en klimaatopgaven biedt een combinatie van bovenstaande maatregelen een goede basis om het gebied beschermd te kunnen houden in de toekomst. Lokaal en specifiek maatwerk dient richting 2050 verder uitgewerkt te worden om gesteld te staan voor de klimaatopgaven. De strategie veiligheid door ruimtelijke ontwikkeling geeft in de volgende versie van het gebiedsrapport inzichten over mogelijke adaptatiepaden voor de toekomst. Daarnaast wordt in de volgende versie van het gebiedsrapport weergegeven welke combinaties van maatregelen de meest kansrijke bouwstenen bieden om het gebied beschermd te houden in de toekomst, met mogelijkheden om zowel ruimtelijke kwaliteit te kunnen toevoegen en ruimtelijke economische versterking mogelijk te maken. Aandachtspunten voor het vervolg De belangrijkste aandachtspunten bij de gegevens uit versie 2.0 van dit gebiedsrapport Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zijn: 1. De inzichten over strategieën hebben zich nu geconcentreerd op Maatgevende Hoogwaterstanden (MHW) en hoogtetekorten van dijken. Inzichten over sterkte van de dijken zijn nog niet (of onvoldoende) bekend (waaronder piping en macrostabiliteit). Deze inzichten worden kwalitatief afgeleid uit de rapportage VNK-2 dijkring 16 die medio 2013 wordt verwacht. 2. De inzichten over dijkvakken zijn gebaseerd op gemiddelde dijkvakhoogtes. Binnen dijkvakken kunnen nog verschillen bestaan in mogelijke hoogtetekorten en -overschotten 3. De gegevens over de Diefdijk zijn nog onvoldoende om uitspraken te kunnen doen over deze dijk in relatie tot het beschermingsniveau voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en de systeemwerking in relatie tot dijkring 43. Deze aandachtspunten werkt het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden en het Deltaprogramma Rivieren samen met de regio, het waterschap en deskundigen verder uit.
13
Deel I: Opgaven in het gebied
15
Figuur 2 Functiekaart Provinciale Structuur Visie 2011 (provincie Zuid-Holland).
Ruimtelijke Ontwikkeling
Het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is omsloten door hoge dijken die het water van de Lek (noordrand), de Noord (westrand), de Merwedes (zuidrand) en het mogelijke water uit Gelderland (de Oostrand /de Diefdijk) moeten keren. In het zuiden doorsnijdt een bundel infrastructuur het landschap: de A15, de Merwede-Lingelijn en de Betuweroute. Aan de Oostzijde ligt de A27 langs Gorinchem en Vianen en de A2 bij Vianen. De Alblasserwaard kan men globaal verdelen in een landelijk en een verstedelijkt gedeelte. Meer dan de helft van de ongeveer 225.000 inwoners woont in het westelijk en zuidelijke verstedelijkte gedeelte en omvat de gemeenten Gorinchem, Sliedrecht, Papendrecht, Hardinxveld-Giessendam en Alblasserdam. De stedelijke gemeenten liggen op een klein oppervlak waardoor de dichtheid hoog is. Er resten weinig bouwmogelijkheden meer en wat nog onbebouwd is, ligt vaak aan de overkant van spoor/snelweg. Het noordelijke gedeelte rond Boven-Hardinxveld (De Avelingen) en het oostelijk gedeelte van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is overwegend landelijk en omvat de gemeenten Vianen, Leerdam, Zederik, Molenwaard (onstaan per 1 januari 2013 uit de voormalige gemeenten Nieuw-Lekkerland, Graafstroom en Liesveld) en Giessenlanden. De landelijke gemeenten zijn groot qua oppervlakte. Het landelijke gebied is overwegend weids en open, met dorpen in de vorm van lintbebouwing. In het oosten ligt de bodem ongeveer één meter boven NAP in het westen ongeveer 2,5 meter onder NAP. Om het gebied ondanks de lage ligging toch te kunnen bewonen was een intensief afwateringssysteem nodig. De belangrijkste verschijningsvorm van dit afwateringssysteem zijn de duizenden evenwijdige smalle slootjes die in de middeleeuwen gegraven zijn. Aan dit afwateringspatroon en het zeer open karakter van het gebied ontleent het gebied zijn typisch Hollandse karakteristieke verschijningsvorm. Het binnendijkse gebied is in de loop der jaren behoorlijk gedaald en deze bodemdaling zet zich ook nu nog voort, in het westen sterker dan in het oosten. De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is onderdeel van het Groene Hart en vormt een belangrijk weidevogelgebied met enkele Natura2000-gebieden. De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is door het Rijk aangewezen als een zogenaamd anticipeergebied (in de periode 2010-2020 en/of de periode 2020-2040 is sprake van een bevolkingsdaling en/of huishoudensdaling). De huishoudenontwikkeling laat voor de komende periode 10 jaar nog een groei zien. De regio gaat daarbij uit van een beperkte groei van 3500 woningen op een totale woningvoorraad van ongeveer 89.000 woningen (Onderzoekscentrum Drechtsteden en CBS). De bevolking zal op de langere termijn gaan dalen. Het grootste deel van de werkgelegenheid in het gebied is geconcentreerd in de sterk verstedelijkte zuidelijke zone. In vergelijking met het landelijk gemiddelde is er relatief veel werkgelegenheid in de landbouw en industrie. De landbouw is weliswaar niet de belangrijkste economische sector in het gebied, maar wel de allergrootste grondgebruiker en vormgever van het landschap. Door het venige en natte karakter is in het grootste deel van het gebied veeteelt de enige mogelijke vorm van grondgebonden agrarisch gebruik. De ongeveer 11.500 bedrijven in het gebied bieden 92.000 banen (onderzoekcentrum 17
Figuur 3 Geplande ontwikkelingen zoals tijdens de gebiedssessies aangegeven door de deelnemers.
Drechtsteden en CBS). Hiervan waren ongeveer 800 agrarische bedrijven, waarvan 700 graasveebedrijven. Bij de graasveebedrijven met ongeveer een totaal van 150.000 stuks vee (exclusief Vianen) was in totaal 24.000 hectare in gebruik. Dit betreft 94 procent van alle landbouwgrond. Daarmee is het wel en wee van de landbouw duidelijk van invloed op de verschijningsvorm van het landschap. Voor het gebied zijn verschillende visies met een “lange termijn“-horizon (tot aan 2030) bekend. Het samenhangende geconstateerde beeld uit de visies is doorgaan op en versterken van de huidige ruimtelijke economische ontwikkeling van het gebied met overeenkomstige thema’s: • veiligstellen van leefbaarheid en identiteit van het gebied • versterking (waaronder de maritieme sector langs de rivier de Noord en rivier de Merwede) en waar mogelijk uitbreiding en verbreding van huidige economie • versterking van stad- en landrelaties. Vanuit dit beeld ontstaat in relatie tot de opgaven voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening richting 2050 en 2100 het volgende vraagstuk: “Hoe om te gaan met de ruimtelijke en sociaal economische ontwikkeling van het gebied als het optimaliseren van de huidige strategie van dijkversterkingen en ruimte voor de rivier vanuit ruimtelijk en economisch perspectief niet verder uitgevoerd kunnen of gaan worden: er ontstaat een moment in de toekomst dat het doorzetten van de huidige strategie te grote impact heeft op de huidige ruimtelijke functies van het gebied en er een andere weg ingeslagen moet worden”. Dit vraagstuk rondom ruimtelijke economische ontwikkeling van het gebied in relatie tot waterveiligheid staat centraal in de proeftuin die uitgevoerd gaat worden wordt onder opdrachtgeverschap van de Noordelijke Drechtsteden en het samenwerkingsverband Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. De resultaten worden beschreven in gebiedsrapport versie 3.0.
19
LEK
NOORD
MERWEDE
Figuur 4 Dijken Alblasserwaard-Vijfheerenlanden met kilometerraaien en dijkvaktrajecten.
De dijken van dijkring 16
Dijkringgebied 16 ligt in de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland en maakt deel uit van het benedenrivierengebied. Het dijkringgebied wordt aan de noordzijde begrensd door de rivier de Lek, aan de zuidzijde door de Boven- en de Beneden-Merwede en aan de westzijde door de Noord. Aan de oostzijde van de dijkring ligt de Diefdijklinie. De Diefdijk is niet direct waterkerend en daarom niet betrokken in de berekening van de overstromingskans (de analyse van de overstromingskans is gericht op primaire waterkeringen van het type a). Waterkeringen van het type a zijn waterkeringen die dijkringgebieden – al dan niet met hoge gronden – omsluiten en direct buitenwater keren. De totale lengte van de primaire waterkering categorie type a is ca. 84 km, waarvan ca. 8,5 km is gelegen aan de Boven-Merwede, ca. 19,5 km aan de Beneden-Merwede, ca. 10 km aan de Noord en ca. 46 km aan de Lek. De totale lengte van de primaire waterkering type c (Diefdijklinie; niet direct waterkerend) is 24 km en grenst aan het dijkringgebied Betuwe, Tieler- en Culemborgerwaarden (dijkring 43). Het dijkringgebied heeft volgens de Wet op de Waterkering een gemiddelde overschrijdingskans van 1/2.000 per jaar (het huidige beschermingsniveau). In de bijlage is de trajectindeling weergegeven aan de hand van de zogenaamde dijkpaalnotering van het waterschap. Binnen de dijkring zijn nog tal van boezemkades aanwezig, met een totale lengte van ongeveer 236,7 kilometer. De kades in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden worden geclassificeerd als veenkades, ook al bestaat de kern vaak uit kleiig materiaal. De ervaring is dat de kades in dit gebied daarom ook niet erg droogtegevoelig zijn. Het verval over de kades (toetspeil minus polderpeil) varieert over het algemeen van 1 m tot 2,5 m. Enkele uitzonderingen betreffen bijvoorbeeld de regio Vianen waar het verval nihil is en de Hoge Boezem van de Overwaard waar het verval meer dan 3 m is. De boezemkades zijn recent beoordeeld door het Waterschap. Het resultaat van de toetsing is dat van de 236,7 km boezemkades: • 106,6 km de score ‘voldoet aan de norm’ krijgt, deze kades zijn veilig genoeg; • 95,3 km de score ‘voldoet niet aan de norm’ krijgt, deze kades zijn niet veilig genoeg; • 34,8 km de score ‘nader onderzoek nodig’ krijgt, voor deze kades is het zinvol om extra (grond)onderzoek uit te voeren om de kades uiteindelijk goed of af te keuren. Deze beoordeling vormt de basis voor het opstellen van een verbeterprogramma door het Waterschap Rivierenland. Dit zal gebeuren in de studie ‘Integraal verbeterprogramma Alblasserwaard / Vijfheerenlanden’. Dit project is medio 2012 gestart en moet in 2013 tot een integraal verbeterprogramma leiden, waarin alle maatregelen om de boezemkades aan de norm te laten voldoen, zijn opgenomen. De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden behoort tot de top 3 van de meest onveilige dijkringen van Nederland. Door de Staatssecretaris van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is deze dijkring als ‘aandachtsgebied’ aangewezen. 21
Hoogtekaart Alblasserwaard-Vijfheerenlanden -7,5 m NAP
Figuur 5 Hoogte van het maaiveld in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AHN/Provincie Zuid-Holland/Defacto)
-5,0 m NAP
-2,5 m NAP
0 NAP
+2,5 m NAP
+5,0 m NAP
> +7,5m NAP
Probleemanalyse waterveiligheid en zoetwater
Om de opgave voor waterveiligheid scherp in beeld te brengen wordt deze opgave achtereenvolgens beschreven vanuit meerdere aspecten, te weten: • vanuit de potentiële gevolgen van overstromingen van dit gebied • vanuit de nu bekende inzichten in de sterkte van de dijken • vanuit de hoogtetekorten van dijken (door zetting van dijken en klimaatopgave) • vanuit een verhoging van het beschermingsniveau • vanuit de wateroverlast van buitendijkse gebieden De opgave van de zoetwatervoorziening wordt geschetst vanuit de gesteldheid van de bodem in relatie tot zoetwater. Voor de waterveiligheidsopgave is in de gebiedssessies vanuit de gehele dijkring ingezoomd op de dijkvakken van de primaire waterkeringen. Met de regionale inbreng is beoordeeld welke opgaven problematisch zijn vanuit de geconstateerde hoogtetekorten van dijken en mogelijke wateroverlast van buitendijkse gebieden. Behalve voldoende hoog dienen de dijken in de toekomst ook voldoende sterk te zijn. De dijkopgaven in dit hoofdstuk zijn alleen gebaseerd op de dijkhoogtekorten, uitspraken over de sterkte van de dijken worden betrokken vanuit de kwalitatieve inzichten vanuit VNK-2. Deze inzichten worden toegevoegd in de volgende versie van het gebiedsrapport. Hogere dijken moeten ook relatief sterker zijn (bij hogere dijken door hogere Maatgevende Hoogwaterstanden (MHW’s) wordt piping ook een steeds groter probleem).
stijging zeespiegel
toename rivierafvoer
hogere normering
zetting dijk + polder
steeds hoger waterpeil vaker wateroverlast buitendijks
hoogtetekort dijk neemt toe
verschil tussen water- en polderniveau (en overstromingsdiepte) neemt toe
Figuur 6 Schematische weergave van enkele waterveiligheidsaspecten binnen de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden.
23
Figuur 7 Gebieden die snel en diep onderlopen en een LIR van 1.0E-5 hebben (probleemanalyse DPRD 2012)
zeer diep en meteen diep en meteen zeer diep en snel diep en snel ondiep en snel
maximale waterdiepte ondiep = <0,5m diep = 0,5 >< 2m zeer diep = > 2m
LIR gebied 1.0E-5
minimale aankomsttijd meteen = binnen 6 uur snel = tussen 6 en 24 uur
Opgave met betrekking tot potentiële gevolgen overstromingen Om de gevolgen voor overstromingen in beeld te brengen wordt gewerkt met een aantal termen en definities. De belangrijkste termen en definities zijn: • LIR: Lokaal Individueel Risico: Het LIR drukt de jaarlijkse kans uit dat een individu op een bepaalde plek, indien het individu daar aanwezig is, komt te overlijden • GR: Groepsrisico: Het GR drukt de kans uit dat er bij een gebeurtenis van overstroming veel slachtoffers in de dijkring kunnen vallen • Overstromingskans: De kans per jaar dat een dijkringgebied daadwerkelijk wordt overstroomd. Een kans van 1 op 1000 betekent dat gemiddeld gesproken eenmaal per 1000 jaar een overstroming plaatsvindt. Per jaar is de kans op een overstroming dan 1/1000. Huidige LIR, groepsrisico en economische schade De resultaten van het Deltaprogramma Veiligheid laten zien dat zowel het lokaal individueel risico, het groepsrisico als de totale economische schade voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden relatief groot zijn. Bij het huidige beschermingsniveau zullen bij een overstroming bij de normfrequentie ca. 2400 slachtoffers vallen, 150.000 getroffenen en ontstaat er 41 miljard euro aan schade (waarvan 54% economische schade en de rest gemonetariseerde slachtoffers en getroffenen). Dit komt door de aard van de overstromingen, die in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, snel tot grote waterdieptes leiden op plekken waar veel mensen wonen. Het is goed te realiseren dat bij de landelijke studie van het Deltaprogramma Veiligheid waarin deze resultaten tot stand zijn gekomen veel aannames zijn gemaakt, die, als je veel lokaler gaat kijken, anders kunnen uitpakken. Een belangrijke aanname voor dit gebied is de relatief laag ingeschatte mogelijkheid tot evacuatie. Voor alle zee-invloedsgebieden is standaard voor de evacuatiefractie 15% genomen, ongeacht de specifieke of lokale situatie in acht te nemen. Een evacuatiefractie van 15% betekent dat 15% van de in het gebied aanwezige personen tijdig worden gewaarschuwd en naar buiten het gebied kunnen worden geëvacueerd. Onduidelijk is nog hoe de systeemwerking in relatie tot dijkring 43 is meegenomen in alle mogelijke berekeningen. De Diefdijk kan door een eventuele systeemwerking de potentiële gevolgen van overstromingen nog vergroten. Deze systeemwerking is nog niet meegenomen in de huidige berekeningen. Ontwikkelingen LIR, groepsrisico en economische schade Bij de door klimaatverandering verwachte waterstandstijgingen nemen ook de risico’s bij overstromen verder toe. Als we aannemen dat de huidige overschrijdingsnormen gehand haafd blijven (kansen op overstroming nemen niet toe) kunnen de risico’s op schade toch met 10% (in 2050) en 30% (in 2100) toenemen omdat bij een overstroming vanuit de Waal het water nog sneller, dieper wordt en de gevolgen (schade) daardoor groter. Het aantal slachtof fers neemt echter niet meer verder toe (Deltares “Mogelijke strategieën en probleemanalyse 2012”). Het overstroomd oppervlak is al maximaal en blijft dat. Maaivelddaling leidt welis 25
Trajecten Hoogwater Beschermings Programma (HWBP) 2 en 3 traject HWBP 2 traject HWBP 3 nog te onderzoeken (HWBP3) Figuur 8 Dijkverstrekingstrajecten HWBP 2 en 3 (van der Kraan 2011)
waar tot vergelijkbare toename van de overstromingsdiepte maar onderheide infrastructuur en gebouwen zullen niet meezakken. Om het gebied veiliger te maken kan de kans dat het gebied overstroomd verkleind worden (of kunnen er in de hoofdstrategie Meerlaags Veiligheid maatregelen in de tweede en derde laag worden genomen om de gevolgen bij een overstroming te beperken). Bij strengere normen met een factor 10 zijn de hiervoor geschetste getallen voor schade en slachtoffers grofweg ook 10x lager. Opgave met betrekking tot de sterkte van dijken Voor het in beeld brengen van een faalkans van een dijk wordt de hydraulische belasting van een dijk door waterstanden en golven geconfronteerd met de relevante eigenschappen van de dijk die bepalend zijn voor de sterkte van de dijk. Zowel de belasting als de eigenschappen van de waterkering worden daarbij beschreven met kansverdelingen. Bij de berekening van de faalkans van een dijk wordt uitgegaan van de volgende faalmechanismen: • Overloop of golfoverslag • Beschadiging van de bekleding en erosie van het dijklichaam • Opbarsten en piping • Afschuiven of opdrijven In een aparte verkenning is een eerste grove analyse van de benodigde en aanwezige sterkte van dijken in dijkring 16 in de toekomst gemaakt (memo Deltares “validatie aanname overhoogte = oversterkte). Van de 23 dijkvaktrajecten zijn er ongeveer 10 tot 12 trajecten waarbij de oversterkte minder lang meegaat dan de overhoogte. Dat betekent dat op dijken eerder op basis van sterkte afgekeurd worden dan op basis van hoogte. •
• •
8 van de 11 dijkvaktrajecten waar de oversterkte minder is dan de overhoogte liggen nagenoeg allemaal langs de rivier de Lek, voornamelijk het oostelijk deel. Zowel de faalmechanismen macrostabiliteit en piping spelen hier. Voor deze trajecten geldt dat ze in het HWBP2 zijn opgenomen 2 korte trajecten liggen langs rivier de Noord. Hier is de macrostabiliteit als onvoldoende ingeschat. Langs deze trajecten ligt een breed buitendijksgebied. Het is nog niet helder wat dit betekent voor de macrostabiliteit. het dijktraject bij Gorinchem is wellicht gevoelig voor het faalmechanisme piping. 2 trajecten in het gebied konden om wat voor reden dan ook niet worden doorgerekend.
Korte termijn opgave sterkte dijken: zeer beperkt Langs de noordrand bij de Lek vinden momenteel in het kader van HWBP2 veel dijkversterkingen plaats, bijna allemaal om de stabiliteit van de dijken te verbeteren. Er wordt momenteel door het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden, in samenwerking met de coördinator van het HWBP2 in het gebied bekeken wat de uitgangspunten zijn voor de 27
Kunstwerken in primaire keringen dijkrijng 16 (excl. Diefdijk)
Figuur 9 Kunstwerken in dijkring 16, inclusief HWBP2 (data:Waterschap Rivierenland)
klimaatopgaven waartegen de versterkingen worden uitgevoerd. Deze inzichten worden in het volgende gebiedsrapport opgenomen. Met een paar kleine afgekeurde stukjes dijk voor de Lek (allemaal op stabiliteit afgekeurd), is de versterkingsopgave van het nHWBP voor de Alblasserwaard zeer beperkt. Lange termijn opgave sterkte dijken: onbekend De lange termijnopgave in relatie tot de sterkte van de dijken is nog onvoldoende helder in beeld. De resultaten van studie Veiligheid Nederland in Kaart (VNK-2) worden voor dijkring 16 medio 2013 verwacht. Belangrijk aandachtspunt is dat bij stijging van de maatgevende waterstanden de kans op het faalmechanisme piping en stabiliteitsproblemen van de dijken toeneemt. De eerste inzichten zijn dat de sterkteproblemen met dijken zich primair zullen voordoen langs de rivier de Lek. Langs de stedelijk bebouwde gebieden langs de rivier de Noord en rivier de Merwede lijkt vooralsnog meer sprake te zijn van een hoogtetekortprobleem dan een sterkteprobleem. Opgave met betrekking tot de hoogtetekorten van dijken De toekomstige hoogtetekorten van dijken worden door 2 factoren veroorzaakt. Dit zijn: 1. De zetting van de dijken: het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden bestaat voor het overgrote deel uit veen- en klei-op-veen-gronden. Dit gebied is gevoelig voor bodemdaling door oxidatie van veen. Delen van de Alblasserwaard zijn zeer kwetsbaar voor bodemdaling. De zetting van dijken wordt veroorzaakt door “het indrukken” van veen. De maaivelddaling wordt veroorzaakt door oxidatie. 2. De klimaatverandering en bijbehorende waterstandtoename: Door de klimaatveran dering (zeespiegelstijging en een toename van de rivierafvoer) neemt de maatgevende hoog waterstand op de rivieren rondom de Alblasserwaard in de tijd toe. Hierdoor ontstaan er, tenzij het water elders ruimte krijgt, kruinhoogtetekorten. Dit effect wordt versterkt doordat de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in de overgang van het rivieren- naar het deltagebied ligt, waar zowel de invloeden van de zeespiegelstijging, als de toename van rivierafvoer speelt. Deze opgaven met betrekking tot hoogtetekorten zijn apart inzichtelijk gemaakt om te laten zien dat ook bij een gelijkblijvend klimaat er sprake is van een hoogtetekort opgave in de toekomst. De zetting van de dijken: De zetting van de dijken (geschat op basis van metingen van 60 jaar terug tot nu) draagt in belangrijke mate bij aan het ontstaan van kruinhoogtetekorten van de dijken. Uit het kruinhoogtetekort uit figuren 10 en 11 blijkt dat langs de Noord en de Beneden Merwede al voor 2050 een hoogtetekort op de dijken ontstaat, veelal in bebouwd gebied. Langs de noordrand bij de Lek zijn de dijkhoogtetekorten veel kleiner. De kruinhoogtetekorten die bij de Diefdijk eventueel als gevolg van zetting ontstaan zijn nog niet in beeld. 29
Papendrecht
Gorinchem
Noord
Vianen
Merwede
Sliedrecht
Lexmond
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Figuur 11 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting in 2100 (vd Kraan, 2012)
Vianen
Noord
Papendrecht
Sliedrecht
Merwede
Lexmond
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Gorinchem
Figuur 10 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting 2050 (vd Kraan, 2012)
Door de zetting van dijken ontstaat in 2050 een gemiddeld dijkhoogtetekort op de volgende dijkvaktrajecten: Rivier Beneden Merwede: • Sliedrecht, dijkvaktraject 62
-> gemiddeld circa 20cm
Rivier de Noord: • Kinderdijk, dijkvaktraject 55 • Alblasserdam, dijkvaktraject 56 & 57 • Papendrecht, dijkvaktraject 59
-> gemiddeld circa 75 cm -> gemiddeld circa 5-35 cm -> gemiddeld circa 25 cm
Door de zetting van dijken ontstaat in 2100 een gemiddeld dijkhoogtetekort op de volgende dijkvaktrajecten: Rivier Beneden Merwede: • Papendrecht, dijkvaktraject 172, 60 & 61 • Sliedrecht, dijkvaktraject 62
-> gemiddeld circa 20-40 cm -> gemiddeld circa 50 cm
Rivier de Noord: • Kinderdijk, dijkvaktraject 55 • Alblasserdam, dijkvaktraject 56 & 57 • Papendrecht, dijkvaktraject 58 & 59
-> gemiddeld circa 110 cm -> gemiddeld circa 35-65 cm -> gemiddeld circa 10-55 cm
Rivier Lek: • Kinderdijk, dijkvaktraject 50 • Waal, dijkvaktraject 45
-> gemiddeld circa 15 cm -> gemiddeld circa 45 cm
Klimaatverandering en bijbehorende waterstandtoename: Door de klimaatverandering (zeespiegelstijging en een toename van de rivierafvoer) nemen de maatgevende hoogwaterstanden op de rivieren rondom de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in de tijd toe. Hierdoor zullen er, tenzij het water elders ruimte krijgt, uitgaande van het huidige beschermingsniveau kruinhoogtetekorten ontstaan. Volgens de Deltascenario’s (conform de KNMI’06 scenario’s) nemen de waterstanden op de Merwede langs de Alblasserwaard toe met maximaal 30 cm in 2050 en ongeveer 50 cm in 2100. De Lek wordt daarbij ontzien boven piekafvoeren van 16.000m3/s bij Lobith. De rivier de Lek kent een kleinere en meer lokale klimaatopgave van ongeveer 15 cm bij de Kinderdijk in 2050 aflopend naar ongeveer ‘licht negatief’ (vanwege Ruimte voor de Rivier maatregelen) bij Schoonhoven. Voor 2100 is deze opgave ongeveer 50 cm bij de Kinderdijk respectievelijk 0 cm bij Schoonhoven. Op basis van de gemiddelde dijkvakhoogtes is het mogelijk dat lokaal (binnen het beschouwde dijkvak) nog opgaven bestaan in dijkvakken waar geen gemiddeld hoogtetekort 31
Dijkring 16 Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Opgave waterveiligheid - 2050/2100 W+ klimaatscenario opgave waterveiligheid 2050 opgave waterveiligheid 2100 opgave hoogtetekort in cm 0 - 25 cm 26 - 50 cm 51 - 75 cm 76 - 100 cm > 100 cm
Figuur 12 Traject waarover een hoogtetekort ontstaat, door de gecombineerde opgave van zetting en waterstandsstijging ten gevolge van klimaatverandering in 2050 en 2100, bij een klimaatontwikkeling volgens het W+ scenario (data vd Kraan, 2012)
wordt geconstateerd. Anderzijds is het ook mogelijk dat op dijkvaktrajecten waar een gemiddeld hoogtetekort staat aangegeven, er lokaal geen hoogtetekorten zijn. Dit wordt komende periode verder uitgewerkt , zodat scherper inzicht ontstaat of een opgave problematisch is vanuit ruimtelijke perspectief. Geconstateerd wordt dat de bandbreedten binnen de gemiddelde dijkvakhoogtetekorten tussen de 0,3m en 3,2m bedragen, afhankelijk van het gekozen dijkvak. Nader onderzoek is gewenst om te bepalen of er reeds in 2050 een opgave resteert. De kruinhoogtetekorten die bij de Diefdijk eventueel als gevolg van klimaatverandering ontstaan zijn nog niet in beeld. Naast de reguliere zetting van dijken, de verwachte klimaatverandering met bijbehorende waterstandtoename is een andere factor van belang voor de hoogtetekorten van dijken. Dit zijn de eventuele waterstandverlagende en/of waterstandverhogende effecten van mogelijke ingrepen in de afvoerverdeling van het hoofdwatersysteem en/of ruimte voor de rivier maatregelen. De effecten van deze maatregelen op de verwachte hoogtetekorten worden beschreven in het hoofdstuk “effecten van systeemingrepen”. Door de zetting van dijken en de klimaatverandering ontstaat in 2050 een gemiddeld dijkhoogtetekort op de volgende dijkvaktrajecten: Rivier Beneden Merwede: • Sliedrecht, dijkvaktraject 62
-> gemiddeld circa 45 cm
Rivier de Noord: • Kinderdijk, dijkvaktraject 55 • Alblasserdam, dijkvaktraject 56 & 57 • Papendrecht, dijkvaktraject 59
-> gemiddeld circa 80 cm -> gemiddeld circa 15 - 40 cm -> gemiddeld circa 40 cm
Door de zetting van dijken en de klimaatverandering ontstaat in 2100 een gemiddeld dijkhoogtetekort op de volgende dijkvaktrajecten: Rivier Beneden Merwede: • Papendrecht, dijkvaktraject 172, 60 & 61 Het gemiddelde hoogtetekort van dijkvak 60 wordt • Sliedrecht, dijkvaktraject 62 • Hardinxveld-Giessendam, dijkvaktraject 63
-> gemiddeld circa 40-50 cm nader onderzocht. -> gemiddeld circa 115 cm -> gemiddeld circa 35 cm
Rivier Boven Merwede: • Boven Hardinxveld, dijkvaktraject 64 • Gorinchem, dijkvaktraject 65
-> gemiddeld circa 30 cm -> gemiddeld circa 15 cm 33
Figuur 13 Overstromingsdiepte buitendijks gebied van de Lek, Merwede en Noord in 2100 met een herhalingstijd:10 jaar.
Rivier de Noord: • Kinderdijk, dijkvaktraject 55 -> gemiddeld circa 150 cm • Alblasserdam, dijkvaktraject 56 & 57 -> gemiddeld circa 80-105 cm Het gemiddelde hoogtetekort van dijkvak 56 wordt nader onderzocht. • Papendrecht, dijkvaktraject 58 & 59 -> gemiddeld circa 55-95 cm Rivier Lek: • Kinderdijk, dijkvaktraject 50 -> gemiddeld circa 50 cm Het gemiddelde hoogtetekort van dijkvak 50 wordt nader onderzocht. • Nieuw Lekkerland, dijkvaktraject 51 -> gemiddeld circa 20 cm • Streefkerk, dijkvaktraject 52 -> gemiddeld circa 35 cm • Waal, dijkvaktraject 44 & 45 -> gemiddeld circa 30-40 cm • Vianen, dijkvaktraject 47 -> gemiddeld circa 5 cm Wateroverlast buitendijkse gebieden Door de klimaatverandering en waterstandtoename krijgen de buitendijkse gebieden van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden steeds frequenter met toenemende wateroverlast te maken. In de buitendijkse gebieden van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden bevinden zich stedelijke woon en werkgebieden, haven- en industriegebieden, bedrijven terreinen en natuur- of extensieve landbouwgebieden. Bij enkele buitendijkse bebouwde gebieden die in gebruik zijn als bedrijventerrein of havenen industriegebied kan de toename van de waterstandsverhoging problematisch zijn. Aan de hand van kaarten met de overstromingsdiepte van de buitendijkse gebieden is gekeken waar er naar verwachting in 2100 met een terugkeertijd van 10 jaar wateroverlast zal optreden in de buitendijkse gebieden. De overstromingsdieptes zijn weergegeven in de volgende schaalstappen: • • • • • •
1-10cm 11-25cm 26-50cm 51-100cm 101-200cm meer dan 200 cm
In deze studie is gekeken waar er bij buitendijkse bebouwing al dan niet een toename van de overstromingsdiepte wordt verwacht. De uitkomsten van deze globale eerste verkenning zijn voornamelijk gericht op 2100. Om een meer gewogen beoordeling te kunnen geven over de mate van problematiek zal verder ingezoomd moeten worden op de buitendijkse gebieden waar de regio of gebruikers daadwerkelijk problemen verwachten op basis van het huidige gebruik van de functies in de buitendijkse gebieden. Daarnaast is ook van belang om voor de belangrijkste buitendijkse aandachtsgebieden te beoordelen of reeds in 2050 opgaven worden voorzien. 35
Naar verwachting ontstaat er in 2100 bij een terugkeertijd van 10 jaar wateroverlast boven de 50 cm bij buitendijkse bebouwing in de buitendijkse gebieden langs zowel de rivier de Lek bij: • Industrie-/Havengebied Lekdijk (Molenwaard): 10 cm – meer dan 200cm • Industrie-/Havengebied Schoonhovense Veer (Molenwaard): 50-200 cm • Industrie-/Havengebied Groot-Ammers (Molenwaard): • Jachthaven Streefkerk (Molenwaard): • Industrie-/Havengebied Lekdijk – Middelweg (Molenwaard): -- - -- cm Er kan ook wateroverlast tot 50 cm optreden bij de buitendijkse bebouwing in de buitendijkse gebieden langs zowel de rivier de Lek bij Groot Ammers, als langs de rivier de Noord bij Kinderdijk (10-50cm) en langs de rivier de Merwede bij Papendrecht (1-50 cm), Hardinxveld- Giesendam (1-50 cm) en Gorinchem (1-50 cm). Langs de Lek: In buitendijks gebied bij Langerak ontstaat naar verwachting grote overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) geen overlast • 2100 (T:10) 50-200 cm In buitendijks gebied bij Gelkens ontstaat naar verwachting grote overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) geen overlast • 2100 (T:10) 25-100 cm In buitendijks gebied bij Groot Ammers ontstaat eventueel overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) geen overlast en deels tot 200 cm • 2100 (T:10) nauwelijks overlast en deels tot 200 cm (wordt nog gecheckt) In buitendijks gebied bij Nieuw-Lekkerland ontstaat naar verwachting grote overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) voornamelijk 10-50 cm, • 2100 (T:10) 50-100 cm Langs de Noord: In buitendijks gebied bij Kinderdijk ontstaat eventueel overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) geen overlast • 2100 (T:10) kleine stukken 10-50 cm
37
In buitendijks gebied bij Alblasserdam ontstaat naar verwachting grote overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) 1-100 cm • 2100 (T:10) 25-200 cm In buitendijks gebied bij Alblasserdam ontstaat eventueel overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) geen overlast • 2100 (T:10) 1-50 cm Langs de Merwede: In buitendijks gebied bij Papendrecht ontstaat eventueel overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) nauwelijks overlast • 2100 (T:10) 1-50 cm In buitendijks gebied bij Hardinxveld Giesendam ontstaat eventueel overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) nauwelijks overlast • 2100 (T:10) 1-50 cm In buitendijks gebied bij Gorinchem ontstaat eventueel overlast ter plekke van bebouwing: • 2015 (T:10) 1-10 cm • 2100 (T:10) 1-50 cm
39
41
!
! ontwikkelingen en
voorlandkering niet op kaart
43
45
Zoetwatervoorziening Het belangrijkste gemaal voor de waterinlaat van de Alblasserwaard zijn de Elshoutsluizen aan de Lek (Kinderdijk). Het water wordt gebruikt voor peilhandhaving en beregening. Er wordt in de polders wel doorgespoeld, maar vanwege de bufferende werking van het grote oppervlaktewaterpercentage in veenweidegebied van de lage en de hoge boezems van de Nederwaard en de Overwaard leidt dit niet tot extra inlaat vanuit de rivier. De Vijfheerenlanden behoort tot het stroomgebied Beneden Linge. Dit gebied wordt vanuit de Linge van water voorzien. De Linge wordt gevoed vanuit het Amsterdam Rijn Kanaal en de Merwede. Er wordt in het stroomgebied doorgespoeld, maar dit doorspoelwater komt uit de Linge en wordt daar ook weer op teruggepompt. Er is daardoor geen ‘extra’ watervraag voor doorspoelen. De Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zijn veengebieden. Deze gebieden zijn gevoelig voor bodemdaling door oxidatie van veen. Delen van de Alblasserwaard zijn zeer kwetsbaar voor bodemdaling (bron: Waarheen met het Veen, Woestenburg 2009). Dit kan leiden tot schade aan bebouwing, keringen en infrastructuur en tot waterkwaliteitsproblemen. Het proces van de veenoxidatie neemt toe bij hogere temperaturen en langere perioden van droogte, omdat dan scheuren ontstaan waardoor zuurstof nog dieper in de bodem kan doordringen. Bodemdaling kan met vernatting bestreden worden. Ter compensatie van verdroging kunnen bijvoorbeeld ook onderwaterdrains worden aangelegd. De watervraag in droge perioden neemt daardoor wel toe. Dit jaar start een grootschalige proef (900 ha) met onderwaterdrainage in de veenweidegebieden van het Groene Hart (niet in AlblasserwaardVijfheerenlanden). Bij dijken werken deze maatregelen niet. In een W+ scenario kunnen de grondwaterstanden verder uitzakken. Dit kan extra bodemdaling en zetting tot gevolg hebben, met negatieve gevolgen voor waterveiligheid (schade aan keringen). De huidige zoetwaterknelpunten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben betrekking op bodemdaling van veen. Alleen het hoofdinlaatpunt van de Alblasserwaard (Elshoutsluizen) kan richting 2050 vanuit de Lek mogelijk onder invloed raken van hogere chloridegehaltes in het hoofdsysteem. Dit als gevolg van een stijging van de zeewaterstand en lagere rivierafvoeren. In de landelijke knelpuntenanalyse 2.0 stelt Deltares dat verzilting van de Lek leidt tot inlaatbeperkingen voor de Alblasserwaard en de oeverdrinkwaterwinningen aan de monding van de Lek/De Noord. Er is dus meer dan voldoende zoetwater uit oppervlaktewater beschikbaar. Mogelijk neemt de zoute kwel die nu nog relatief zoet is toe in de toekomst, voornamelijk als gevolg van verdere bodemdaling (bron: grondwatermodel van Deltares). Waarschijnlijk is dat geen bedreiging voor het huidige grondgebruik van overwegend grasland (dat zout tolerant is). Dus er is hooguit een kleine zoetwateropgave die thuishoort bij een regionaal zoetwaterprogramma. 47
Erosie van de watergang De morfologie van de waterbodem wordt in de Rijn-Maasmonding nog steeds beïnvloed door de Deltawerken. Hierdoor is de morfologie uit balans en in de rivier de Noord treedt erosie van de watergang op. In het algemeen kan erosie van de watergang gevolgen hebben voor zowel de waterveiligheid als de zoetwatervoorziening. De rivier de Noord is de verbindende rivier tussen de Beneden Merwede-Oude Maas en de Nieuwe Maas-Lek. Bij Papendrecht splitst de Noord zich in twee takken, met in het midden het eiland Sophiapolder. De rivier aan de westkant van de Sophiapolder is de Rietbaan. De Rietbaan heeft een zijtak, de Strooppot, die aan de bovenstroomse zijde is afgesloten. Aan de linkeroever van de Noord ligt IJsselmonde, aan de rechterzijde de Alblasserwaard. Het getijvolume (som van eb- en vloedvolume) in deze tak wordt vooral aangedreven door het getij in de Nieuwe Maas. Om de rivier goed bevaarbaar te houden worden regelmatig baggeractiviteiten uitgevoerd, maar deze concentreren zich vooral op het splitsingspunt met de Oude Maas en de Beneden Merwede. In verband met een vloeiend verloop van de vaarbanen op deze splitsing is deze relatief ruim. De uitwaaiering van de stroming hier zorgt voor een aanzanding. Een prognose voor toekomstige bodemligging kan op dit moment alleen worden gemaakt op basis van de waargenomen trends, en aannames voor toekomstig beheer. Vooralsnog wordt in het onderzoek door Deltares (memo “Haringvlietsluizen als stormvloedkering, effecten op de morfodynamiek van de rivierbodem” d.d. 24 oktober 2012) uitgegaan van een autonome ontwikkeling met doorzetting van de erosietrends in het Noordelijke deel, waarbij deze geleidelijk verloopt van 0 m erosie bij km 977.5 tot circa 2 cm/ jaar bij km 984. Voor het zuidelijke deel van de Noord blijft sprake van sedimentatie met orde 1 cm/jaar. Opgemerkt moet worden dat de bodemveranderingen in werkelijkheid niet gelijkelijk over het dwarsprofiel zijn verdeeld, maar dat deze groter zijn naarmate door vaste lagen de erosie over een kleine breedte plaatsvindt.
49
Deel II Kansrijke Maatregelen
51
Maatregelen op dijkringniveau
Dijkverhogingopgaven bij autonome ontwikkeling Vanuit de geconstateerde hoogtetekorten van dijken (zowel klimaatverandering als zetting) is in gebiedssessies beoordeeld welke dijkverhogingsopgaven al dan niet problematisch zijn. In de gebiedssessies is de kennis samengebracht van deskundigen, regionale vertegenwoordigers en ontwerpers. Bij de beoordeling van de hoogtetekorten en dijkverhogingsmaatregelen is gewerkt met vuistregels die samen met het waterschap zijn opgesteld. Toegepaste vuistregels dijkverhoging en -versterking In de regionale gebiedssessie is gebruik gemaakt van de volgende globale vuistregels in relatie tot dijkverhogingsopgaven: • Als een dijk in grond een meter hoger wordt dan moet deze om stabiel te blijven over de gehele dwarsdoorsnede van de dijk (de kruin inclusief binnenberm van ongeveer 30-40 meter) worden verhoogd (of de dijk moet met een alternatieve/ aanvullende constructie versterkt worden). • Een bestaande damwandconstructie kan tot maximaal een meter verhoogd worden. Indien de verhoging meer wordt dan een meter, zal de gehele damwand en de bijbehorende constructie vervangen moeten worden (damwanden zijn niet uitbreidbaar op sterkte). • Een dijk kan, zonder compensatie van de doorvoercapaciteit van de rivier, niet zomaar richting de rivier worden verbreed/ verlegd (i.v.m. de Beleidslijn Grote Rivieren). • Een dijk met een damwandconstructie als permanente oplossing is minder wenselijk dan een dijk in grond omdat een damwandconstructie niet uitbreidbaar is. Gebiedsoordeel mogelijkheden dijkverhogingen In de gebiedssessies is voor de dijkvakken waar in 2050 of 2100 een gemiddeld hoogtetekort ontstaat ten gevolge van zetting+ klimaatverandering, per dijkvak het volgende geïnventariseerd: • waar zijn dijkverhogingen mogelijk • welke ruimtelijke kansen of problemen levert dit op • wanneer wordt een dijkverhoging als een problematische opgave ervaren De vraag waar de dijk al dan niet richting de rivier versterkt kan worden is erg bepalend voor de ruimtelijke effecten van de dijkversterking. Deze informatie wordt in een vervolggesprek met het waterschap verder geïnventariseerd. Indien een dijk versterkt kan worden richting de rivier of indien gebruik gemaakt kan worden van het reeds aanwezig voorland (buitendijks gebied), zijn de ruimtelijke effecten van een dijkversterking in bebouwde gebieden anders dan indien de dijk richting het binnendijkse gebied versterkt moet worden. De dijkhoogtetekorten zijn gebaseerd op de autonome ontwikkeling ( gemiddeld dijkhoogtetekort per dijkvaktraject op basis van zetting en klimaatverandering). Bij een 53
afname of toename van het dijkhoogtetekort, bijvoorbeeld door waterstandsverlaging of de vaststelling van een 10x veiligere norm voor het gebied zal de dijkverhogingsopgave veranderen en daarmee kan ook het oordeel over de ruimtelijke inpasbaarheid van een dijkverhoging wijzigen. In 2050 zijn er langs de rivier de Noord en rivier de Merwede al dijkvakken met een gemiddeld hoogtetekort te vinden. Langs rivier Beneden Merwede in 2050: • Sliedrecht, dijkvaktraject 62 (circa 45 cm) -> inpasbaar met negatieve effecten • Papendrecht, dijkvaktraject 60 (circa 5 cm) -> goed inpasbaar zonder grote ruimtelijke gevolgen (bijvoorbeeld door verhogen asfaltlaag) Langs rivier de Noord in 2050: • Kinderdijk, dijkvaktraject 55,56 (circa 40-80 cm) -> zeer negatieve effecten i.v.m. aanpassing bebouwing • Alblasserdam- Papendrecht, dijkvaktraject 57,58 & 59 (circa 15 - 40 cm) -> goed inpasbaar zonder grote ruimtelijke gevolgen (want de bebouwing heeft voldoende afstand tot de dijk) In 2100 nemen de hoogtetekorten op deze dijkvakken toe en ontstaan meer dijkvakken met een gemiddeld hoogtetekort: Langs de rivier Beneden Merwede in 2100: • Papendrecht, dijkvaktraject 172, 60 & 61 (circa 40-50 cm) -> inpasbaar met negatieve effecten (deels aanpassen historische bebouwing) • Sliedrecht, dijkvaktraject 62 (circa 115 cm) -> inpasbaar met zeer negatieve gevolgen: er moeten honderden huizen worden geherstructureerd. • Hardinxveld Giessendam, dijkvaktraject 63 (circa 35 cm) -> goed inpasbaar met extra kwaliteit (meekoppelkansen verbreden snelweg en herstructurering) Langs de rivier Boven Merwede in 2100: • Boven Hardinxveld, dijkvaktraject 64 (circa 30 cm) -> niet beoordeeld •
Gorinchem, dijkvaktraject 65 (circa 15 cm) -> zeer afhankelijk van de exacte locatie van de dijkhoogtetekorten binnen het dijkvaktraject, danwel goed inpasbaar, danwel negatieve effecten.
Langs de rivier de Noord in 2100: • Kinderdijk, dijkvaktraject 55&56 (circa 150 cm) -> zeer negatieve effecten i.v.m. aanpassing bebouwing • Alblasserdam- Papendrecht, dijkvaktraject 57, 58 & 59 (circa 55-105 cm) -> zeer afhankelijk van de exacte locatie van de dijkhoogtetekorten binnen het dijkvaktraject, danwel goed inpasbaar, danwel zeer negatieve gevolgen. Op de dijkvakken langs de rivier de Lek ontstaan door de uitvoering van het HWBP2 programma in 2050 nog geen gemiddelde dijkhoogtetekorten. In 2100 ontstaan er wel dijkhoogtetekorten. Langs de rivier Lek in 2100: • Kinderdijk, dijkvaktraject 50 (circa 50 cm) -> zeer negatieve effecten i.v.m. sloop bebouwing • Nieuw Lekkerland, dijkvaktraject 51 (circa 20 cm) -> goed inpasbaar met extra kwaliteit (mits dijk in buitendijks gebied kan worden verbreed) • Streefkerk, dijkvaktraject 52 (circa 35 cm) -> goed inpasbaar zonder grote ruimtelijke gevolgen (want de bebouwing heeft voldoende afstand tot de dijk) • Waal, dijkvaktraject 44 & 45 (circa 30-40 cm) -> inpasbaar met negatieve effecten: historische bebouwing moet aangepast worden • Vianen, dijkvaktraject 47 (circa 5 cm) -> goed inpasbaar zonder grote ruimtelijke gevolgen (bijvoorbeeld door verhogen asfaltlaag)
55
Figuur 14 Hoogtetekort dijken langs de Lek, Noord en Merwede door zetting + klimaatverandering 2050 (data vd Kraan, 2012) inclusief de uitkomsten van de gebiedssessie mbt het gebiedsoordeel in relatie tot de verwachte dijkverhogingsopgave.
grote negatieve gevolgen
inpasbaar zonder grote gevolgen
inpasbaar met negatieve gevolgen
goed inpasbaar met extra kwaliteit
57
Figuur 15 Hoogtetekort dijken langs de Lek, Noord en Merwede door zetting + klimaatverandering 2100 (data vd Kraan, 2012) inclusief de uitkomsten van de gebiedssessie mbt het gebiedsoordeel in relatie tot de verwachte dijkverhogingsopgave.
grote negatieve gevolgen
inpasbaar zonder grote gevolgen
inpasbaar met negatieve gevolgen
goed inpasbaar met extra kwaliteit
59
Figuur 16 Strategie 1; optimaliseren huidige strategie
Figuur 17 Strategie 2a; gesloten zeezijde
Effecten van systeemingrepen
In de mogelijke strategieën van het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden zijn verschillende ingrepen in het hoofdwatersysteem onderzocht die verschillende effecten op de maatgevende hoogwaterstanden hebben. Deze effecten zijn voor de gebiedsuitwerking vertaald naar effecten op de benodigde kruinhoogte voor 2050 en 2100 vanuit de klimaat- en zettingsopgave (opgave zetting + klimaat - effect strategie). Voor iedere onderzochte hoofdstrategie is vermeld wat de belangrijkste effecten zijn. Daarnaast is in beeld gebracht wat het effect is van een 10x veiligere norm voor het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden.
Figuur 18 Strategie 4a; Lek extra ontzien via de IJssel (zonder ring) 61
Papendrecht
Gorinchem
Noord
Vianen
Merwede
Sliedrecht
Lexmond
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Figuur 20 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2100 bij strategie 1
Noord
Papendrecht
Gorinchem
Sliedrecht
Merwede
Vianen
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Lexmond
Figuur 19 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2050 bij strategie 1
Strategie 1 optimalisatie huidige strategie Deze hoofdstrategie bestaat uit de volgende maatregelen: • De Maeslantkering met een huidige faalkans van 1/100 wordt vervangen door een verbeterde kering met een faalkans van 1/1000. • Dijkverhogingen: De dijkhoogtetekorten worden aangepakt door dijken te verhogen • De afvoerverdeling van de rivieren blijft ongewijzigd • De geplande ruimte voor de riviermaatregelen voor 2015 zijn opgenomen in de referentiesituatie; de Noordwaard en het bijschakelen van Avelingen zitten al in de referentiesituatie. Geconcludeerd kan worden dat deze hoofdstrategie nauwelijks afwijkt van de autonome ontwikkeling. Dijkverhogingen lijken effectief om de waterveiligheid te vergroten, maar hebben grote en problematische ruimtelijk effecten op diverse dijkvaktrajecten. Het effect van een verbeterde Maeslantkering is in dit gebied nog maar beperkt.
63
Papendrecht
Gorinchem
Noord
Vianen
Merwede
Sliedrecht
Lexmond
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Figuur 22 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2100 bij strategie 2a
Noord
Papendrecht
Gorinchem
Sliedrecht
Merwede
Vianen
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Lexmond
Figuur 21 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2050 bij strategie 2a
Strategie 2a Gesloten zeezijde Deze hoofdstrategie bestaat uit de volgende maatregelen: • De Maeslantkering met een huidige faalkans van 1/100 wordt vervangen door een dam in de nieuwe waterweg. • Dijkverhogingen: De dijkhoogtetekorten worden aangepakt door dijken te verhogen • De afvoerverdeling van de rivieren blijft ongewijzigd • De geplande ruimte voor de riviermaatregelen voor 2015 zijn opgenomen in de referentiesituatie. • Er zal extra waterberging plaatsvinden op het Grevelingenmeer Strategie 2a heeft een waterstandsverlagend effect in het invloedsgebied van de zee en verkleint daarmee de opgaven in het delta invloedsgebied van de Lek, de Noord en de Beneden Merwede. Er treden positieve effecten op in bepaalde dijkvaktrajecten met een verwacht gemiddelde hoogtetekort: • De problematische opgave (met zeer negatieve ruimtelijke effecten) voor 2100 op dijkvak 50 van de Lek, wordt opgeheven. • De problematische opgave (met zeer negatieve ruimtelijke effecten) voor 2050 op dijkvak 62 van de Merwede, wordt aanzienlijk verkleind tot zo’n 20 cm. • De problematische opgave (met zeer negatieve ruimtelijke effecten dijken voor 2050 op dijkvak 55 en 56 van de Noord, wordt bijna helemaal opgeheven. • De problematische opgave (met negatieve ruimtelijke effecten) voor 2100 op dijkvak 172 en 60 van de Merwede, wordt aanzienlijk verkleind Deze strategie heeft een positieve invloed op de buitendijkse gebieden: • Er treedt een positief effect op voor de overstromingsdiepte van de buitendijkse havenen industriegebieden langs de rivier de Noord, de rivier de Merwede en de rivier de Lek.
65
Papendrecht
Gorinchem
Noord
Vianen
Merwede
Sliedrecht
Lexmond
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Figuur 24 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2100 bij strategie 4a
Noord
Papendrecht
Gorinchem
Sliedrecht
Merwede
Vianen
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Lexmond
Figuur 23 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2050 bij strategie 4a
Strategie 4a Lek extra ontzien via de IJssel (zonder ring) Deze strategie bestaat uit de volgende maatregelen: • De Maeslantkering met een huidige faalkans van 1/100 wordt vervangen door een verbeterde kering met een faalkans van 1/1000. • Dijkverhogingen: De dijkhoogtetekorten worden aangepakt door dijken te verhogen • Bij de afvoerverdeling van de rivieren wordt de Lek extra ontzien (maximaal over de IJssel tot +800 m3/s bij 16.000m3/s bij Lobith) • De geplande ruimte voor de riviermaatregelen voor 2015 zijn opgenomen in de referentiesituatie; de Noordwaard en Avelingen zitten al in de referentiesituatie. Bij strategie 4a wordt de Lek verder ontzien ten koste van de rivier de IJssel,. Dit heeft een klein effect op de rivier de Noord en de Merwede en een positief effect voor het rivierinvloedsgebied van de Lek. Toename van risico’s en mogelijke dijkverhogingsopgaven kunnen hiermee worden beperkt dan wel voorkomen. Neveneffect is wel dat er een extra wateropgave ontstaat voor de rivier de IJssel. Deze strategie is met name gunstig voor dijkring 14 en dijkring 15 (vanwege opheffen systeemwerking). Er treden positieve effecten op in bepaalde dijkvaktrajecten met een verwacht gemiddelde hoogtetekort: • De problematische opgave (met zeer negatieve ruimtelijke effecten) voor 2100 op dijkvak 44 en 45 van rivier de Lek, wordt opgeheven. Deze strategie heeft een positieve invloed op bepaalde buitendijkse gebieden: • Er is een positief effect op de overstromingsdiepte van de buitendijkse woon-, haven- en industriegebieden langs het riviergedomineerde deel van de rivier de Lek.
67
Papendrecht
Gorinchem
Noord
Vianen
Merwede
Sliedrecht
Lexmond
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Figuur 26 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2100 bij strategie 4d
Noord
Papendrecht
Sliedrecht
Vianen
Merwede
Gorinchem
Lexmond
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Ameide
Figuur 25 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting en klimaatverandering in 2050 bij strategie 4d
Strategie 4d Lek extra ontzien via de Waal Deze strategie bestaat uit de volgende maatregelen: • De Maeslantkering met een huidige faalkans van 1/100 blijft behouden. • Dijkverhogingen: De dijkhoogtetekorten worden aangepakt door dijken te verhogen • Bij de afvoerverdeling van de rivieren wordt de rivier de Lek extra ontzien (maximaal over de Waal tot +800 m3/s bij 16.000m3/s bij Lobith) Bij deze strategie wordt de rivier de Lek extra ontzien waarbij deze afvoer in plaats van over de rivier de IJssel (strategie 4a) over de Waal wordt gevoerd. Dit levert naast een waterstanddaling in het rivierinvloedsgebied van de rivier de Lek ook een waterstandverhoging op de rivier de Waal en daarmee op de rivier de Merwede op. De effecten die deze strategie heeft op de maatgevende hoogwaterstanden zijn bij de gebiedssessies vastgesteld aan de hand van een expert judgement, en vormt daarmee een grove indicatie. Er treden positieve effecten op in bepaalde dijkvaktrajecten met een verwacht gemiddelde hoogtetekort: • De maatgevende hoogwaterstanden van de Lek nemen, vooral in het riviergedomineerde deel van de Lek, af. De problematische opgave (met zeer negatieve ruimtelijke effecten) voor 2100 op dijkvak 44 en 45 van de rivier de Lek, wordt opgeheven. Deze strategie heeft een positieve invloed op de buitendijkse gebieden: • Er is een positief effect op de overstromingsdiepte van de buitendijkse woon-, haven- en industriegebieden langs het riviergedomineerde deel van de rivier de Lek. Er treden negatieve effecten op in bepaalde dijkvaktrajecten met een verwacht gemiddelde hoogtetekort: • De waterstanden en daarmee de gemiddelde dijkhoogtetekorten nemen (met ca 1-60 cm in 2050 en met 1-30 cm in 2100) toe op dijkvaktrajecten langs het riviergenomineerde deel van de rivier de Merwede. Dit wordt veroorzaakt doordat de waterstanden op de rivier de Waal / Merwede met ongeveer 4 a 5 cm stijgen bij een toename van het debiet met ongeveer 100m3/s. Dus voor 800 m3/s extra wordt een waterstandstijging van ongeveer 30 – 40 cm verwacht. De gemiddelde dijkhoogtetekorten bij Sliedrecht (dijkvaktraject 62), HardinxveldGiessendam (dijkvaktraject 63), Boven Hardinxveld (dijkvaktraject 64) en Gorinchem (dijkvaktraject 65) nemen toe. Deze strategie heeft een potentiële negatieve invloed op de buitendijkse gebieden: • Er is een potentieel negatief effect op de overstromingsdiepte van de buitendijkse woon-, haven- en industriegebieden langs het riviergedomineerde deel van de rivier de Merwede. Of extra water over de Waal een aanvullend probleem oplevert voor de Alblasserwaard 69
en Vijfheerenlanden zal mede afhangen van mogelijke knikpunten in het onderdeel dijkverhogingen van de hoofdstrategie “huidige strategie doorzetten” langs de rivier de Waal. Als een dijkvak bijvoorbeeld reeds bij een dijkhoogtetekort van 115cm compleet moet worden hergestructureerd, dan zal toename van het dijkhoogtetekort met 5 cm tot bijvoorbeeld 120 cm de inpassingsopgave niet verder vergroten. Mogelijk kunnen ruimtelijke maatregelen in de rivierbedding hier een oplossing bieden.
71
Figuur 27 Onderzochtte maatregelen extra ruimte voor de rivier
Strategie extra Ruimte voor de Rivier Bij de strategie ‘Extra ruimte voor de rivier’ wordt de stijging van het maatgeven Hoogwaterpeil (het MHW) gecompenseerd door het creëren van extra ruimte voor de rivier; hierdoor blijft het MHW in de tijd gelijk en zijn (er vanuitgaand dat de dijken nu op sterkte en hoogte zijn) er in principe geen aanvullende dijkversterkingen nodig. Er zijn in totaal 23 “Ruimte voor de Rivier” maatregelen onderzocht, waarbij per maatregel is beoordeeld wat de effecten van de betreffende maatregel zijn. De beoordeling heeft plaatsgevonden op basis van de bestaande informatie over deze maatregelen uit de zogenaamde blokkendoos. Zodra de onderzochte maatregel niet in de blokkendoos vermeld stond of gegevens hierover onvoldoende waren, heeft de beoordeling op expert review basis plaatsgevonden. De beoordeelde ruimtemaatregelen zijn: 1. Extra Rivierverruiming Slot Loevestein 2. Winterbedvergraving Vuren 3. Bypass Fort Vuren 4. Bypass Vesting Woudrichem 5. Dijkverlegging Vuren-Gorinchem oost 6. Nevengeul Sleeuwijk 7. Landhoofd Noord/Zuid A27 Gorinchem 8. Uiterwaard benutten Werkendam 9. Kanaal Steenhoek als bypass 10. Meestromen polder Hardinxveld + kanaal van Steenenhoek 11. Doorsteken Sliedrechtse Biesbosch 12. Dijkteruglegging Werkendam-oost 13. Verbinding Sleeuwijk-Biesbosch 14. Verbinding Oudendijk-Biesbosch 15. Verbinding Woudrichem-Biesbosch 16. Verplaatsen sluis Steurgat 17. Waterberging Alblasserwaard 18. Maatregelen boventroomse gebieden 19. Dijkteruglegging Eiland van Dordrecht 20. Zomerbedvergraving Nieuwe Merwede 21. Meestromende Kleine Noordwaard 22. Meestromen buitendijks Dordrecht/Sliedrecht 23. Verbreden Beneden Merwede Voor alle ruimtemaatregelen is gekeken wat het hydraulische effect van de afzonderlijke maatregel voor dit gebied is. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten van belang:
73
Figuur 28 Maatregelpakketen extra ruimte voor de rivier A1 (links) en A2 (rechts)
•
•
Maatregelen die wel een effect bovenstrooms hebben, maar geen effect binnen het Merwederivierengebied hebben zijn daarmee beschouwd als niet effectief voor dit gebied. Dit betreft vooral enkele maatregelen aan de oostkant van het Merwederivierengebied. Dit betekent uiteraard niet dat de hydraulische effecten van deze maatregelen bovenstrooms hebben geen meerwaarde kunnen hebben voor stroomopwaarts gelegen gebieden. Maatregelen in het zeeinvloedsgebied van het Merwederivierengebied (ten westen van Sliedrecht) hebben geen MHW verlagend effect omdat de zeeinvloed in deze gebieden dominant is.
De effectiviteit van de afzonderlijke maatregelen is beschreven in het Eindrapportage “Verbindingsworkshop Merwederivieren” d.d. 23 januari 2013. Er zijn op basis van expertjudgement drie riviermaatregelenpakketten samengesteld die verschillen in de mate van impact die de ingrepen zullen hebben binnen het gebied. Deze riviermaatregelenpakketen zijn: • Maatregelenpakket A: Buitendijkse gebied eenvoudig in te zetten • Maatregelenpakket B: Maatregelen met Ruimtelijke Implicaties • Maatregelenpakket C: Maatregelen met grote Impact De maatregelenpakketten verschillen ook in hun effectiviteit; niet ieder maatregelenpakket is even effectief met betrekking tot de benodigde MHW verlaging voor 2050 en 2100. Omdat de Beneden Merwede zich aan de westelijke kant zich deels in het zeeinvloedsgebied bevindt is er ter plekke van Sliedrecht geen enkel maatregelenpakket welke de MHW opgave voor 2050 of 2100 kan oplossen. Maatregelenpakket A: Buitendijkse gebied eenvoudig in te zetten Dit maatregelenpakket bestaat uit buitendijkse maatregelen die relatief eenvoudig zijn in te zetten. De maatregelen uit maatregelenpakket A1 zijn in lijn met de ideeën die in het kader van de PKB RvR zijn ontwikkeld. De maatregelen gaan wel ten kosten van buitendijkse natuur en enkele bedrijventerreinen. Maatregelenpakket A1 lost de MHW opgave bij Gorinchem aan de noordoever tot 2100 en aan de zuidoever tot 2050 op. Ter plekke van Werkendam wordt de MHW opgave aan de noordoever NIET opgelost, en aan de zuidoever tot ongeveer 2100 opgelost. Ter plekke van Sliedrecht wordt de MHW opgave aan de noordoever NIET opgelost. Dit betekend dat er bij dit riviermaatregelenpakket nog aanvullende maatregelen nodig zullen zijn om de waterstandsopgave voor 2050 en 2100 bij Sliedrecht en voor 2100 bij Hardinxveld (noordoever bij Werkendam) en Sleeuwijk (zuidoever bij Gorinchem) op te lossen. Ter plekke van Zaltbommel bedraagt het effect van dit maatregelenpakket nog zo’n 15 cm MHW verlaging. 75
Figuur 29 Maatregelpakketen extra ruimte voor de rivier B1 (links) en B2 (rechts)
Om de effectiviteit van Maatregelenpakket A te vergroten is bij variant Maatregelenpakket A2 de maatregel Steurgat toegevoegd. Deze maatregel is kostbaar, maar biedt eventueel kansen voor de watergebonden bedrijvigheid in Werkendam. De maatregel vergroot de effectiviteit van het pakket m.b.t. de MHW verlaging: ter plekke van Werkendam wordt de opgave aan de zuidoever ruimschoots opgelost, bij Hardinxveld en Sleeuwijk is het maatregelenpakket effectief genoeg om de MHW opgave voor 2100 BIJNA op te lossen. Ter plekke van Zaltbommel bedraagt het effect van dit maatregelenpakket nog zo’n 25 cm MHW verlaging. Maatregelenpakket B: Maatregelen met Ruimtelijke Implicaties Bij dit maatregelenpakket is doorgebouwd op maatregelenpakket A. Er zijn bij variant Maatregelenpakket B1 twee meer ingrijpende maatregelen toegevoegd om de effectiviteit m.b.t. de MHW verlaging te vergroten. Het betreft een dijkteruglegging bij Werkendam en het afgraven van het buitendijkse bedrijventerrein Avelingen bij Gorinchem. Maatregelenpakket B1 lost de MHW opgave bij Gorinchem aan de noord- en zuidoever tot 2100 op. Ter plekke van Werkendam wordt de MHW opgave aan de noordoever tot bijna 2100 en aan de zuidoever tot 2100 opgelost. Ter plekke van Sliedrecht wordt de MHW opgave aan de noordoever NIET opgelost. Dit betekend dat er bij dit riviermaatregelenpakket nog aanvullende maatregelen nodig zullen zijn om de waterstandsopgave voor 2050 en 2100 bij Sliedrecht en voor 2100 bij Hardinxveld op te lossen. Ter plekke van Zaltbommel bedraagt het effect van dit maatregelenpakket nog zo’n 25 cm MHW verlaging. Om de effectiviteit van Maatregelenpakket B te vergroten zijn bij variant Maatregelenpakket B2 de ruimtelijk ingrijpende maatregelen; meestromen kanaal van Stenenhoek en de Polder Hardinxveld en een geul in de Sliedrechtse Biesbosch toegevoegd. De maatregelen meestromen kanaal van Stenenhoek en de Polder Hardinxveld zijn zeer ingrijpend, kostbaar en controversieel doordat er een nieuwe kleine dijkring rondom Hardinxveld wordt geïntroduceerd die vanuit waterveiligheidsoogpunt problematisch kan zijn. Deze aanvullingen vergroten de effectiviteit van het pakket m.b.t. de MHW verlaging: ter plekke van Hardinxveld (noordoever bij Werkendam) is het maatregelenpakket effectief genoeg om de MHW opgave voor 2100 op te lossen en de MHW opgave voor 2100 aan de zuidoever van Gorinchem die met pakket B1 net wordt gehaald wordt met pakket B2 ruimschoots gehaald. Daarmee lost dit maatregelenpakket alle MHW opgaven, behalve die bij Sliedrecht op. Ter plekke van Zaltbommel bedraagt het effect van dit maatregelenpakket nog zo’n 30 cm MHW verlaging. Maatregelenpakket C: Maatregelen met grote Impact Het derde maatregelenpakket bouwt niet voort op de eerdere maatregelenpakketen, maar is hier een alternatief voor. Bij dit maatregelenpakket wordt er gekozen voor een groene rivier door het Land van Heusden en Altena. Er is bij dit maatregelenpakket geen voorkeursalternatief voor de groene rivier gekozen; er zijn meerdere opties mogelijk die 77
Figuur 30 Maatregelpakket extra ruimte voor de rivier C
aanzienlijk verschillen in kosten, maar allen groteruimtelijke impact zullen hebben. De maatregel is controversieel omdat in eerdere processen het afgraven van de Noorwaard als ruilmiddel gebruikt om de groene rivier te voorkomen. Daarnaast ontstaat ook hier een nieuwe, kleinere dijkring. De maatregel is wel zeer effectief m.b.t. de MHW verlaging. De maatregel lost de MHW opgave bij Gorinchem en Werkendam aan de noord- en zuidoever tot 2100 ruimschoots op. Ter plekke van Sliedrecht wordt de MHW opgave net als bij de andere maatregelenpakketten aan de noordoever NIET opgelost. Stroomopwaarts heeft deze maatregel een positief effect op het MHW tot aan Tiel; Ter plekke van Zaltbommel bedraagt het effect van dit maatregelenpakket afhankelijk van de gekozen variant nog zo’n 20-30 cm MHW verlaging. Uit onderzoek blijkt dat de maatregel Groene Rivier reeds in 1827 op een kaart ingetekend is geweest door de commissie tot onderzoek der beste rivier afleidingen. Op de kaart werd deze rivier als ontwerp van de “Altenasche Overlaat” ingetekend.
79
Figuur 31 Kwetsbare en vitale infrastructuur Alblasserwaard Vijfheerenlanden (in ontwikkeling)
Strategie meerlaags veiligheid Bij het principe van meerlaags veiligheid wordt de weg verder ingezet voor een benadering van het denken in risico’s die kunnen optreden: Het reduceren van de kans op een overstromingen en de gevolgen daarvan tot een acceptabel niveau terugbrengen. Onderscheid wordt gemaakt tussen drie lagen: 1. Preventie; 2. Duurzame ruimtelijke inrichting; 3. Rampenbeheersing. Voor de uitwerking van meerlaags-veiligheid (waarin rampenbeheersing een aparte laag is) is het noodzakelijk om in termen van waterveiligheid te beschrijven wat verondersteld wordt wat ‘op orde’ is in vergelijkbare termen als het preventiebeleid. Zeker als de vormgeving van het preventiebeleid (en RO-beleid) berust op voorveronderstellingen ten aanzien van de effectiviteit van de rampenbestrijding. Om de kansrijkheid van tweede en derde laag maatregelen goed in beeld te brengen is bekeken waar de huidige risico’s zich voordoen binnen de dijkring: 1. waar worden de meeste slachtoffers en grootste economische schade verwacht bij dijkdoorbraak 2. waar liggen de kwetsbare functies in het gebied 3. hoe stroomt het water het gebied binnen bij de verschillende potentiële breslocaties Vanuit deze inzichten is vervolgens beoordeeld welke maatregelen het meest effectief zijn om het aantal slachtoffers te verminderen, de economische schade te verkleinen of de kans op ontwrichting van het gebied te verkleinen. Daarbij is bekeken hoe effectief ruimtelijke maatregelen zijn en waar het effectief is in te zetten op evacuatie maatregelen. Daar waar dijkverhogingen en/of versterkingen problematisch zijn, ligt het voor de hand te onderzoeken welke maatregelen kansrijk zijn in laag 2 (ruimtelijk) en laag 3 (evacuatie). In het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden bevinden zich diverse functies met een bovenregionale betekenis. Dit zijn de volgende functies. Infrastructuur • de A15 als transportcorridor vanuit het Havengebied richting achterland Duitsland • de A2 als verbindende schakel tussen noord en Zuid • de Betuweroute als spoorverbindingsas tussen de Rotterdamse Haven en het achterland Duitsland en verder
81
Figuur 32 Maatregelen strategie meerlaags veiligheid (in ontwikkeling)
Watervoorziening Oasen wint in de Alblasserwaard op verschillende plekken grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Dit grondwater wordt op 3 plaatsen gezuiverd tot drinkwater en van daar verpompt naar onze klanten die voor een deel ook buiten de Alblasserwaard wonen. Het betreft: • • • •
Wingebied Vianen. Dat is ca. 2 miljoen m3 per jaar. Het ruwe water gaat naar Lexmond en wordt daar gezuiverd. Wingebied en zuiveringsbedrijf De Laak in Lexmond. 12 miljoen m3 water per jaar wat geleverd wordt in de Alblasserwaard (behoudens Alblasserdam en Papendrecht.). Wingebied en zuiveringsbedrijf De Steeg in Langerak. 12 miljoen m3 water per jaar waarvan 10 miljoen gaat naar ca. 60.000 huishoudens in de driehoek Alphen aan den Rijn-Leiderdorp-Roelofarendsveen. Wingebied en zuiveringsstation De Put in Nieuw-Lekkerland. Levert drinkwater in Papendrecht en Alblasserdam.
Gasvoorziening In Wijngaarden ligt zowel een gascompressiestation als een Meet- en Regelstation Gasvoorziening. Het gascompressiestation maakt onderdeel uit van de gasrotonde Nederland en zorgt voor de juiste compressiedruk in de transitoleidingen voor hoog calorisch gas. Het gascompressiestation levert compressie voor zowel de Noord-Zuid verbindingen als voor de West-Oost verbinding. Bij uitval van dit station kan de compressie worden overgenomen door andere compressiestations. Tevens bevindt zich een M+R station in Wijngaarden. Indien het gebied overstroomt kan er geen laagcalorisch gas meer worden geleverd in Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Elektriciteit Het hoofdnet elektriciteit, dat op nationale schaal is ingericht, bestaat uit 380kV hoogspanningskabels en bijbehorende schakelstations waar de hoogspanning wordt omgezet tot een lagere hoogspanning (150kV) welke regionaal en uiteindelijk lokaal gebruikt wordt. Alhoewel er door de Alblasserwaard wel hoogspanningskabels (380 kV) lopen staan er geen stations waar deze hoogspanning wordt ingevoed en getransformeerd naar 150 kV. Het 150 kV schakelstation “Kraaiestein” in de Merwede Haven, gelegen in het buitendijks gebied van Dordrecht, bedient ook de Ablasserwaard-Vijfheerenlanden. De 150 kV hoogspanning komt van de Dordtse Merwede Haven, via station Papendrecht, de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden binnen bij de stations in Alblasserdam (voor verder gebruik in de Alblasserwaard) en Arkel (voor verder gebruik in de Vijfheerenlanden), waar de hoogspanning verder wordt afgetakt en omgevormd voor lokaal gebruik. De stroomvoorziening in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is dus afhankelijk van dit station in Dordrecht. Mocht het schakelstation in Papendrecht uitvallen, dan zal niet alleen de stroom in de Alblasserwaard uitvallen, maar ook in de Vijfheerenlanden, aangezien het station Arkel vanuit dit punt wordt gevoed. 83
Figuur 33 Gevolgen bres per dijktraject
Maatregelen Onderstaand zijn de onderzochte maatregelen beschreven. De inzichten vanuit rampenbeheersing worden in de volgende versie van dit gebiedsrapport beschreven. Versterken dijkvakken bij Everdingen, Vianen, Helsdingen, Schelluinen, en Gorinchem Deze dijkvakken leveren een grote bijdrage aan de kans op economische schade in dijkring 16. Door deze afzonderlijke dijkvakken te versterken kan de verwachte economische schade terug gebracht worden in het gebied. Afhankelijk van de gekozen sterkte kan het economische risico van het gehele gebied met een factor 2 verlaagd worden in de verschillende economische groeiscenario’s (bij het versterken van de dijk tot een factor 1: 100.000). Het slachtofferrisico kan met het versterken van deze dijkvakken gereduceerd worden met een factor 2,5. Daarmee lijkt het versterken van deze dijkvakken vanuit het beperken van slachtoffers en economisch risico effectief. A15 als compartimenteringsdijk in combinatie met een Deltadijk langs de Merwedes Het principe van dit maatregelenpakket is dat uit de overzichten van breslocaties en overstromingsverloop blijkt dat de A15 lijkt te functioneren als een compartimenteringsdijk. De A15 houdt het water een tijd tegen, indien een bres plaatsvindt langs de rivier de Lek of bij het doorbreken van de Diefdijk. Door het versterken van de A15 vanuit zijn bijna natuurlijke compartimentering kan deze hoofdinfrastructuur mogelijk gaan functioneren als volwaardige compartimentering om de zuidelijke verstedelijkte rand van Alblasserwaard en Vijfheerenlanden extra bescherming te kunnen bieden. Daarnaast wordt ervoor gekozen om langs de zuidrand (de Merwede en de Noord tot aan de A15) de dijk zodanig te versterken dat dezetot Deltadijk sterkte wordt gebracht. Daarmee wordt de zuidelijke verstedelijkte rand in zijn geheel beschermd. Er wordt nu van uit gegaan dat de gehele zuidrand wordt versterkt tot Deltadijk. Nader onderzocht dient te worden welke dijkvakken nog verder versterkt dienen te worden om tot een soort van Deltadijk te kunnen komen. Afhankelijk van problematische ruimtelijke opgaven langs deze zuidrand, bestaat de voorkeur om een Deltadijk te realiseren richting rivierzijde, in plaats van binnendijk. Dit maatregelenpakket levert een reductie van het aantal slachtoffers van ongeveer 80% op en een reductie van de economische schade met ongeveer 75%. Daarmee is dit maatregelenpakket effectief. Een Deltadijk langs de rivier de Merwedes en Rivier de Noord Dit maatregelenpakket is gekozen omdat naar verwachting al in 2050 hoogtetekorten worden geconstateerd langs de gehele rivier de Noord en in Sliedrecht langs de Merwede. In de toekomst zal de zetting van dijken doorgaan, evenals de klimaatopgave. Het principe van dit maatregelenpakket is dat versterking van deze dijkvakken in de toekomst altijd aandacht zal blijven vragen. Er wordt gekozen voor een principe als Deltadijk, zodat toekomstige opgaven in een keer goed aangepakt worden. Langs de rivier de Noord en rivier de Merwede 85
Figuur 34 Overstromingsverloop per breslocatie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (Deltares/Defacto)
zal per dijkvak beoordeeld dienen te worden hoe een Deltadijk principe het meest optimaal gerealiseerd kan worden. Door te kiezen voor het principe van een Deltadijk wordt het risico van een zogenaamde klimaatopgave vanuit zee gereduceerd (zeeinvloedsgebied) en kan het gebied vanuit evacuatiegedachte worden gelijkgesteld met een riviergedomineerd gebied. Vanuit deze gedachte kan de evacuatiefractie naar 75% worden gebracht, gelijk aan de evacuatiefractie van andere riviergedomineerde gebieden. Door de combinatie van deze maatregelen wordt het slachtofferrisico met 95% gereduceerd en het economische schaderisico met ongeveer 70%. Vanuit de beperking van het aantal slachtoffers is dit maatregelenpakket zeer effectief. Het benadert bijna de effectiviteit voor de beperking van het slachtofferrisico als het versterken van de gehele dijkring met een factor 13 tot LIR 10-5 sterkte.
87
Papendrecht
Gorinchem
Noord
Vianen
Merwede
Sliedrecht
Lexmond
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Figuur 36 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting, klimaatverandering en 10x veiliger in 2100
Noord
Papendrecht
Gorinchem
Sliedrecht
Merwede
Vianen
Ameide
Groot-Ammers
Streefkerk
Nieuw Lekkerland
Kinderdijk
Lek
Lexmond
Figuur 35 Hoogtetekort dijken Lek, Merwede en Noord door zetting, klimaatverandering en 10x veiliger in 2050
Verhogen beschermingsniveau Vanuit het Deltaprogramma is gevraagd om voor de regio te bezien met welke maatregelen de huidige waterveiligheid kan worden gehandhaafd en op welke manier kan worden ingespeeld op de mogelijke veranderingen als gevolg van de klimaatverandering. De Staatssecretaris heeft daarbij speciale aandacht gevraagd voor de zogenoemde “aandachtsgebieden”, waarvan de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden er één is. Op basis van landelijke veiligheidsstudies kan worden afgeleid dat in deze gebieden sprake is van één van de volgende punten: • een hoog Lokaal Individueel Risico • een hoge bijdrage aan het Nationaal Groepsrisico • de uitkomsten van MKBA aanleiding zijn om vanuit economische doelmatigheid het beschermingsniveau te verhogen. Aan deze gebieden is gevraagd om de mogelijkheden in beeld te brengen voor gebiedsgerichte strategieën waarin de veiligheidsopgave wordt aangepakt door een slimme combinatie van preventie, ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing. Gevolgenbeperkende maatregelen waarbij schade en slachtoffers worden voorkomen dragen ook bij tot een risicoreductie in een gebied. Om het verschil tussen de vigerende benadering, gebaseerd op preventie (kansen) en tussen een risicobenadering in beeld te kunnen brengen, zijn eerst de hoogtetekorten per dijkvak geïnventariseerd, ervan uitgaande dat de toekomstige opgave alleen door preventie zou moeten worden opgelost. Hierbij is uitgegaan van een 10 x veiliger norm. Gebiedsoplossingen waarbij gebruik is gemaakt van de combinatie van maatregelen kunnen in een latere fase hiermee worden vergeleken. Een nadrukkelijke wens van de Staatssecretaris is om de consequenties van LIR =1.0E-5 per jaar te onderzoeken. Indien het LIR in de gehele dijkring beneden 1.0E-5 gebracht moet worden door de normen van de dijken aan te passen, is meer dan een factor 10 veiligere norm noodzakelijk (ongeveer 13x sterker). Bij een besluit tot een 10x veiligere norm voor de gehele dijkring zal de benodigde kruinhoogte van de dijken (naast de toename in de benodigde dijkhoogte door klimaatverandering) toenemen met: (bron decimeringshoogte kruinhoogte benedenrivierengebied) • Langs de rivier de Noord: circa 20-60 cm • Langs de rivier Beneden Merwede: circa 20-60cm • Langs de rivier Boven Merwede: circa 40-80 cm • Langs de rivier de Lek: circa 40-100 cm De extra benodigde kruinhoogte die nodig is bij de Diefdijk als gevolg van een 10x veiligere norm is nog niet in beeld. Dit leidt tot een aanzienlijke toename van de gemiddelde dijkhoogtetekorten van de 89
dijkvakken. Dit betekent dat in 2050 op de dijkvakken met reeds aanwezige gemiddelde dijkhoogtetekorten (veroorzaakt door zetting en klimaatverandering) de hoogtetekorten bij een 10 x veiligere norm aanzienlijk zullen toenemen. Op alle dijkvakken langs de rivier de Noord, de rivier Merwede en op de meeste dijkvakken langs rivier de Lek ontstaat een dijkhoogtetekort. Bij een keuze voor 10 x veiliger ontstaat in 2100 (door de gecombineerde opgave van zetting, klimaatverandering en 10x veiliger) zelfs een gemiddeld dijkhoogtetekort op alle dijkvakken van dijkring 16: • Langs rivier de Lek: alle dijkvakken tussen circa 0-120 cm • Langs de rivier de Noord: alle dijkvakken tussen circa 95-210 cm • Langs de rivier de Merwede: alle dijkvakken tussen ca 60-175 cm Strategie Zoetwatervoorziening Voor de zoetwatervoorziening in de regio Rijnmond-Drechtsteden zijn vanuit het hoofdwatersysteem momenteel een tweetal strategieën van belang: • terugdringen van de zouttong in het hoofdwatersysteem: Hiervoor zijn diverse maatregelen in beeld, zoals: het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met schutsluizen, de trapjeslijn herstellen in de Nieuwe Waterweg, een bellenscherm in de Nieuwe Waterweg. • strategie gericht op andere aanvoerroutes: Voor dit gebied kan het een optie zijn om het westelijk gelegen innamepunt te vervangen door een meer oostelijk gelegen punt (uit de gebiedssessies). Een hogere zoutnorm bij het innamepunt (vergelijkbaar met het gebied de Krimpenerwaard) kan ook een oplossing zijn. Het Deltaprogramma Zoetwater onderzoekt ook de mogelijkheden om de watervraag bij gebruikers te beperken.
91
Afweging mogelijke strategieën
Kansrijkheid mogelijke strategieën vanuit Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Van de mogelijke strategieën die tot december 2012 in beeld zijn bij het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden is beoordeeld welke kansrijk zijn voor het gebied. De kansrijkheid is hierbij bepaald in de positieve en/of negatieve effecten die de afzonderlijke mogelijke strategieën hebben voor het gebied. Strategie 1:Optimalisatie huidige strategie Voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden wijkt de “optimalisatie van de huidige strategie”, nauwelijks af van de autonome ontwikkeling. Dijkverhogingen lijken effectief om de waterveiligheid te vergroten, maar hebben grote en problematische ruimtelijk effecten op diverse dijkvaktrajecten. Het uitvoeren van alleen deze strategie lijkt niet toereikend. Er lijkt hier sprake te zijn van een knikpunt in deze strategie. Dit wordt mede beïnvloed omdat de dijken niet voortdurend kunnen worden verhoogd (instabiliteit, piping of ruimtegebrek). Strategie 2a: Gesloten zeezijde en waterberging Deze strategie heeft een waterstandsverlagend effect in het invloedsgebied van de zee en verkleint de opgaven in het zee invloedsgebied van de Lek, de Noord en de Beneden Merwede. Deze strategie stelt de noodzaak van enkele ingrijpende dijkverhogingen met zeer negatieve ruimtelijke gevolgen langs de Noord en Merwede uit. Hierdoor ontstaat meer tijd voor de voorbereiding op een dijkverhoging waarbij grootschalige herstructurering naar verwachting noodzakelijk zal zijn. De hoogtetekorten (en de bijbehorende deels problematische dijkverhogingen) die bij een autonome ontwikkeling in 2100 in het invloedsgebied van de zee langs de Lek worden verwacht komen bij een gesloten zeezijde te vervallen. Voor 2100 resteert er langs de rivier de Noord, de rivier de Merwede en deels langs de rivier de Lek een aanzienlijke opgave met betrekking tot het hoogtetekort van dijken. Daarnaast vermindert deze strategie de wateroverlast in enkele, voor het gebied belangrijke, buitendijkse haven- en industriegebieden. Deze strategie is zeer kansrijk voor het gebied, maar is niet toereikend: er zullen aanvullende maatregelen nodig zijn. Echter deze strategie is niet kansrijk op het niveau van RijnmondDrechtsteden en wordt daarom niet verder meegewogen. Strategie 4a: Lek ontzien via rivier de IJssel Strategieën waarbij de Lek wordt ontzien hebben een positief effect op de waterstanden in het rivierinvloedsgebied van de Lek. In de autonome ontwikkeling ontstaan er voor 2050 op de dijkvaktrajecten langs de zuidzijde van de rivier de Lek geen hoogtetekorten, doordat in het HWBP2 veel van de Lekdijken worden versterkt. De verwachte hoogtetekorten voor 2100 in het invloedsgebied van de rivieren is beperkt. Wel ontstaat er in de autonome ontwikkeling op de dijkvaktrajecten tussen Langerak en Ameide een hoogtetekort van ongeveer 30 cm. Dit hoogtetekort leidt bij een dijkverhoging tot negatieve ruimtelijke effecten. Dit dijkhoogtetekort vervalt bij de realisatie van deze strategie. 93
Deze strategie heeft geen effect op de problematische dijkverhogingsopgaven langs de rivier de Noord, de rivier de Merwede en het zee-invloedsgebied van de rivier de Lek. Daarentegen heeft deze strategie wel een positief effect op de problematische dijkverhogingsopgave van de dijkvaktrajecten in het rivierinvloed gebied van de Lek. De strategie is daarmee kansrijk voor het gebied. Strategie 4d Lek extra ontzien via de Waal Strategieën waarbij de Lek wordt ontzien hebben een positief effect op de waterstanden in het rivierinvloedsgebied. Deze strategie lost de problematische opgave (met zeer negatieve ruimtelijke effecten) voor 2100 op langs de dijkvakken van de rivier de Lek, evenals een positief effect op de overstromingsdiepte van de buitendijkse gebieden langs de rivier de Lek. In het riviergedomineerde deel van de rivier de Merwede neemt de waterstandsopgave toe, evenals de overstromingsdiepte van de buitendijkse gebieden. Omdat de beoordeling van de effecten op de ruimte berusten op een gemiddeld dijkhoogtetekort is de ruimtelijke beoordeling van de effecten van de dijkhoogtetekorten indicatief. Zeker als maar één dijktraject doorslaggevend is voor de effectiviteit van een strategie voor het gebied is het raadzaam verder in te zoomen op doorslaggevende dijkvaktrajecten om een afgewogen oordeel worden gegeven over de daadwerkelijke positieve of negatieve ruimtelijke effecten van een dijkverhoging. Dit vindt plaats in de periode tot juni 2013. Strategie extra Ruimte voor de Rivier maatregelen Deze strategie is effectief in het riviergedomineerde deel van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Dit gebied strekt zich uit van ongeveer Hardinxveld-Giessendam stroomopwaarts richting Gorinchem en verder. Vanuit alle onderzochte afzonderlijke maatregelen zijn maatregelenpakketen samengesteld die verschillen in de mate van ruimtelijke impact voor het gebied. Het maatregelenpakket met ruimtelijk impact (maatregelenpakket B) is effectief om de klimaatopgaven in 2050 en 2100 net te kunnen oplossen. Er resteren dan opgaven vanaf Hardinxveld-Giessendam richting Papendrecht langs de beneden Merwede. In combinatie met de zeer ingrijpende maatregelen “meestromen kanaal van Stenenhoek en de Polder Hardinxveld” en een “geul in de Sliedrechtse Biesbosch” is dit maatregelenpakket effectief om alle klimaatopgaven te kunnen oplossen langs de Boven en Beneden Merwede. Strategie Meerlaags Veiligheid Deze strategie richt zich op het reduceren van de kans op overstromingen en de gevolgen daarvan tot een acceptabel niveau. Daarvoor zijn verschillende maatregelenpakketten onderzocht. Alle onderzochte maatregelenpakketen zijn effectief om het aantal slachtoffers te reduceren en de economische schade te beperken.
95
De meest effectieve maatregelen zijn een deltadijk langs de rivier de Merwede in combinatie met een compartimenteringsdijk A15 en het maatregelenpakket Deltadijken langs de rivier de Merwede en rivier de Noord. Het maatregelenpakket Deltadijken langs rivier de Noord en Rivier de Merwede benadert de verkleining van het aantal slachtoffers net zoveel als het verhogen van het beschermingsniveau van de gehele dijkring tot LIR 10-5.
97
Deel III Samenvatting bouwstenen voor kansrijke strategieën Rijnmond- Drechtsteden
99
Waterveiligheid
Effecten ruimtelijke opgaven
Effecten overstromingsdiepten buitendijkse gebieden
Aandachtspunten
Kansrijkheid
1
Dijkverhogingen
++
--
0
Inzet buiten-dijkse gebieden kan positieve effecten hebben op negatieve ruimtelijke opgaven
+
2
Ruimte voor de Rivier (alleen in rivier de Merwede
++ (voor riviergedomineerde deel Merwedes)
+ waar geen dijkversterkingen nodig zijn - voor locaties waar ingrijpende RvR maatregelen noodzakelijk zijn
NB
RvR maatregelen dienen vanuit het perspectief van de gehele rivier de Waal te worden beoordeeld
+
3a
Afvoerverdeling (meer over de IJssel)
++ in gebied langs de Lek
+ in gebied langs de Lek
+ in gebied langs de Lek
0 in gebied langs de Noord 0 in gebied langs de Merwede
3b
Afvoerverdeling (meer over de Waal)
++ in gebied langs de Lek 0 in gebied langs de Noord - in gebied langs de Merwede
4
5
Meerlaagsveiligheid
++ (voor differentiatie binnen dijkring)
Gesloten zeezijde + Langs de Noord en langs de Lek en de Merwede voor invloedsgebied zee
0 in gebied langs de Noord
Alleen + effect in riviergedomineerde deel van 0 in gebied langs de Noord de Lek
0 in gebied langs de Merwede 0 in gebied langs de Merwede
+ in gebied langs de Lek
+
Er resteert een veiligheidsopgave
+ in gebied langs de Lek
0 in gebied langs de Noord
Alleen + effect in riviergedomineerde deel van 0 in gebied langs de Noord de Lek
potentieel - in het gebied langs de Merwede (PM)
potentieel - in het gebied langs de Merwede (PM)
Er resteert een veiligheidsopgave
+ voor stedelijk bebouwde dijkvakken die niet verder aangepakt hoeven te worden - voor dijkvakken die alsnog binnendijks versterkt dienen te worden
NB
De nadere uitwerking van dijkvakken tot Deltadijken dient nog plaats te vinden
+ problematische dijkverhogingstrajecten worden in tijd vooruit geschoven wat meer voorbereidingstijd biedt
+ Langs de Noord en langs Er resteert een veiligde Lek en de Merwede heidsopgave voor invloedsgebied zee
Informatie moet volgen uit aanvullende studie
++
De uitwerking van rampenbeheersing dient nog verder uitgewerkt te worden Afgevallen vanuit grote negatieve impact op de ruimtelijke economische ontwikkeling van Rijnmond-Drechsteden
Kansrijke maatregelen: de huidige inzichten
Iedere mogelijke strategie heeft positieve en/of negatieve effecten voor de waterveiligheid voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Vanuit de mogelijke strategieën is beoordeeld welke maatregelen uit de strategieën kansrijk lijken voor het gebied. In de periode richting juni 2013 worden deze inzichten verder aangescherpt. Naast de beoordeling van mogelijke bouwstenen voor strategieën in dit gebiedsrapport, zijn de mogelijke strategieën in een eerdere fase binnen Rijnmond-Drechtsteden onderzocht op het niveau van het hoofdwatersysteem. Daarin is vergeleken wat kosten en baten van systeemmaatregelen zijn op vlak van waterveiligheid, zoetwater, scheepvaart, natuur en buitendijks gebied. Uit deze vergelijking blijkt dat twee maatregelen niet kansrijk zijn: • het afdammen van de Nieuwe Waterweg met sluizen voor de scheepvaart • het aanleggen van een ring van rivierkeringen. Zij maken geen onderdeel meer uit van het onderzoek naar kansrijke strategieën. Alhoewel deze maatregelen in dit gebied positieve effecten hebben, wegen deze op nationaal schaalniveau niet op tegen de nadelen. De andere maatregelen uit de mogelijke strategieën worden verder onderzocht in de kansrijke strategieën. Overzichttabel effecten mogelijke strategieën De strategie 2a “Gesloten zeezijde” en de strategie 4a “Lek ontzien over de IJssel” zijn beide kansrijk, echter niet afdoende voor de bescherming van het gebied. Aanvullend kunnen de dijken op de locaties waar dijkverhogingen goed inpasbaar zijn, wanneer nodig, versterkt worden. Bij de toepassing van beide strategieën resteren enkele problematische dijkverhogingsopgaven. In de gebiedssessies zijn hiervoor enkele mogelijke bouwstenen ontwikkeld, die hieronder zijn weergegeven onderverdeeld per denklijn. Preventie boven alles (dijkversterkingen en Ruimte voor de Rivier) Doorzetten huidige strategie Bij het doorzetten van de huidige strategie vindt telkens waar en wanneer nodig een dijkversterking plaats op basis van periodieke keuringen van het waterschap Rivierenland. Geconstateerd wordt dat de verwachte dijk hoogtetekorten binnen het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden aanzienlijk zijn. Er worden meerdere ingrijpende dijkverhogingsopgaven verwacht met zeer negatieve effecten op de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, nog afgezien van mogelijke dijkversterkingsopgaven. Vanuit deze constatering is het noodzakelijk in de strategie van preventie boven alles te anticiperen op de toekomstige waterveiligheidsopgaven en hier rekening mee te houden in de ontwikkeling of aanpassing van de ruimtelijke visie(s) voor het gebied. Uit de gebiedssessies blijkt dat het afwachten tot dijkvakken afgekeurd worden en dan pas actie ondernemen voor de problematische dijkvakken niet wenselijk is. De dijkverhogingen die goed inpasbaar zijn kunnen wel aan de hand van de periodieke keuringen van het waterschap worden versterkt. 101
Extra ruimte voor de rivier Door extra ruimte voor de rivier maatregelen kunnen de waterstanden op de Beneden, Boven en Nieuwe Merwede worden verlaagd. Er zijn drie riviermaatregelenpakketten samengesteld (Pakket A, B en C) die verschillen in de mate van impact die de ingrepen zullen hebben binnen het gebied. De maatregelenpakketten verschillen ook in hun effectiviteit; niet ieder maatregelenpakket is even effectief met betrekking tot de benodigde MHW verlaging voor 2050 en 2100. Omdat de Beneden Merwede zich deels in het zeeinvloedsgebied bevindt is er ter plekke van Sliedrecht of verder richting Papendrecht of rivier de Noord geen enkel maatregelenpakket welke de MHW opgave voor 2050 of 2100 kan oplossen. Wel blijkt dat met een riviermaatregelenpakket met ruimtelijke implicaties (pakket B) de Maatgevende Hoogwaterstand ter plekke van zowel Hardinxveld als aan de zuidoever van Gorinchem effectief is om de Maatgevende hoogwaterstandsopgave effectief op te kunnen lossen. Bij het uitgebreide maatregelpakket B bedraagt het effect van dit pakket bij Zaltbommel nog tot 30 cm MHW verlaging. Inzet buitendijkse gebieden voor versterking dijkvaktrajecten (waar mogelijk en gewenst) Bij complexe of problematische dijkverhogingstrajecten kan er voor gekozen worden waar mogelijk de dijken buitendijks te versterken. Dit voorkomt dat de dijkverhogingen of dijkversterkingen plaatsvinden op locaties waar negatieve ruimtelijk effecten ontstaan en biedt op enkele plekken zelfs ruimtelijke kansen. Een kansrijke mogelijkheid is het versterken van de dijken langs de Beneden Merwede richting de rivier in combinatie met een Zomerbedverbreding in de Beneden Merwede. Een zomerbedverbreding levert een verlaging van de MHW op van 10 cm bij Sliedrecht. Dit kan weer gunstige effecten hebben voor de scheepvaart, omdat de Beneden Merwede wat betreft het profiel (breedte en diepte) nu al niet voldoet aan de normen volgens de zogenaamde strokentheorie (zie rapport Evaluatie capaciteit Beneden Merwede d.d. 18.02.2013). Of dijkversterking buitendijks mogelijk is hangt af van de ligging van de dijk binnen het rivierensysteem. In het invloedsgebied van de zee zal een buitendijkse versterking eenvoudiger toepasbaar zijn zonder negatieve effecten voor de waterstanden in de rivier dan in het invloedsgebied van de rivier. Mogelijk moet de verminderde ruimte voor de rivier elders gecompenseerd worden. De mogelijkheden om buitendijks te versterken worden nog nader beschouwd. Waar nodig de dijk rigoureus herstructureren Uiteindelijk wordt er gestreefd naar een dijk in grond; dit zal betekenen dat op een zeker moment grote stukken dijk geherstructureerd moeten worden. Bij het streven naar een 10x hoger beschermingsniveau voor de gehele dijkring ontstaat voor bijna de gehele dijkring een ingrijpende herstructurering van het gehele dijkengebied. Maatwerk naar risico In deze strategie wordt maatwerk geleverd in de afweging van preventie van het gebied en/of gevolgenbeperking. Dat betekent een mogelijke differentiatie in aanpak tussen dijkringenniveau als binnen de dijkring op mogelijke dijkvakken. Het maatwerk wordt bepaald 103
door de te maken keuzes voor vermindering slachtofferrisico, de economische schade en op basis van de lokale kenmerken van en binnen het gebied. Rek vergroten Problematische dijkverhogingen kunnen uitgesteld worden door de dijk overtopbaar te maken en het water in het binnendijkse gebied op te vangen. Deze maatregel compenseert tot maximaal 30 cm overhoogte tekort van de dijk. Voorwaarde hierbij is dat deze dijken de juiste bekleding hebben en overslagbestendig zijn. Daarnaast is nog ‘winst’ te halen door het voorland mee te nemen in de beoordeling van de sterkte. Deltadijken Door op strategische dijkvaktrajecten doorbraakvrije dijken te realiseren kan de dijkring op haar meest kwetsbare plekken worden versterkt. Het slachtofferrisico en het economisch schaderisico kan hierdoor afnemen zonder de gehele dijkring een hogere normering te geven. Het economisch optimum kan namelijk lokaal verschillen ten opzichte van het economisch optimum van de gehele dijkring. Vanuit de beperking van het slachtofferrisico en schaderisico benadert de combinatie van maatregelen van een deltadijk langs de Merwedes in combinatie met de A15 als compartimenteringsdijk bijna de effectiviteit om de gehele dijkring tot op een economisch optimale overstromingskans te versterken. Dit maatregelenpakket levert een reductie van het aantal slachtoffers van ongeveer 80% op en een reductie van de economische schade met ongeveer 75%. Daarmee is dit maatregelenpakket effectief. Voor de beperking van het slachtofferrisico voor het gehele gebied is een deltadijk langs de rivier de Noord, de beneden Merwede en de Boven Merwede (waarbij de evacuatiefractie naar 75% wordt gebracht) zeer effectief. Door de combinatie van deze maatregelen wordt het slachtofferrisico met 95% gereduceerd en het economische schaderisico met ongeveer 70%. Veiligheid door ontwikkeling Volgens deze strategie wordt gezocht naar maatwerk voor het gebied in relatie tot zowel de afweging van preventie en/of gevolgenbeperking waarbij de ruimtelijke functies en ontwikkelingen in het gebied voorop worden gesteld. De waterveiligheid gaat dan onderdeel worden van de ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het gehele gebied. Meerlaags veiligheid De bouwstenen voor ruimtelijke visie voor de ontwikkeling van dit gebied wordt in april en mei 2013 verder uitgewerkt in een proeftuin Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, onder opdrachtgeverschap van de Noordelijke Drechtsteden en het Samenwerkingsverband Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. De resultaten van de proeftuin kunnen gebruikt worden als basis voor toekomstige ruimtelijke inrichtingsopgaven in het gebied en worden meegenomen in de volgende versie van dit gebiedsrapport. 105
Bijlagen
107
Bijlage A: Procesverantwoording De uitwerking in gebieden is bedoeld om gebiedsgerichte inzichten en bouwstenen te verzamelen om uiteindelijk het niveau van deelprogramma Rijnmond Drechtsteden kansrijke strategieën voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening te maken1. De kenmerken van de op te leveren kansrijke strategieën zijn: • De doelen voor waterveiligheid worden bereikt op kostenefficiënte wijze en met maximale baten. • Tegen beperkte kosten met minimale neveneffecten (maatregelen redelijk concreet uitgewerkt). • Maximaal gebruik makend van kansen om met andere ontwikkelingen en ambities mee te koppelen (tijdpad en ontwikkelingen globaal in beeld). Inclusief zoetwater! Voor het samenstellen van kansrijke strategieën worden de volgende doelen nagestreefd: • Strategieën houden rekening met specifieke gebiedskenmerken (opgaven, kansen) • Kennis uit de gebieden zelf wordt benut • Inzichten uit het Deltaprogramma tot nu toe worden gedeeld met de regio • Regionale partijen worden mede-eigenaar voor de opgaven in het Deltaprogramma. In september 2012 is gestart met het samenstellen van het projectteam Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Dit projectteam bestaat uit deelnemers van het Ministerie van IenM, het Waterschap Rivierlanden, het samenwerkingsverband Alblasserwaard en Vifheerenlanden en de Drechtsteden. Het projectteam wordt daarbij ondersteund door het ontwerpbureau Defacto. Het ontwerpbureau maakt de opgaven visueel inzichtelijk en draagt bij aan een integraal en visueel overzicht van de opgaven, effecten van maatregelen en beelden van het gebied. De opgaven en effecten van mogelijke strategieën van het gebied Alblasserwaard zijn in twee gebiedssessies op 2 en 30 oktober 2012 centraal gesteld. Gedurende deze gebiedsessies hebben ambtelijke vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, Rijk, kennisinstellingen, waterschappen en betrokkenen van bedrijven en maatschappelijke instellingen met elkaar besproken welke opgaven in dit gebied spelen en welke als problematische worden ervaren. Op 27 november 2012 en 08 januari 2013 worden gebiedssessies georganiseerd om Ruimte voor de Rivier maatregelen in beeld te brengen en de effecten hiervan op het gebied. Deze gebiedssessies organiseert het Deltaprogramma Rivieren, in nauwe samenwerking met Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, het Land van Heusden en Altena en het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden.. In gebiedssessies in februari 2013 worden maatregelen rondom Meerlaags Veiligheid in beeld gebracht. Parallel aan het onderzoekstraject zijn de verantwoordelijke Portefeuillehouders
van de Drechtsteden en Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geïnformeerd over het onderzoekstraject. De gemeente Vianen heeft op uitnodiging van het samenwerkingsverband Alblasserwaard en Vijfheerenlanden gekozen om voor dit gebied deel te nemen aan de portefeuillehoudersoverleggen van Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Tevens wordt de portefeuillehouders van het Land van Heusden en Altena uitgenodigd voor de bespreking van het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden. Vanuit het samenwerkingsverband Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is gekozen om de raadsleden periodiek gezamenlijk te informeren over de stand van zaken rondom het Deltaprogramma. Daarbij worden ook de raadsleden van de gemeenten uit de Drechtsteden (in dijkring 16), het land van Heusden en Altena en de gemeente Vianen uitgenodigd. De eerste informatiesessie heeft plaatsgevonden op 10 december 2012.
strategieën voor Zoetwater worden o.l.v. DP Zoetwater gemaakt. Wel zullen in alle kansrijke 109 strategieën beide wateropgaven aandacht krijgen.
1
Bijlage B: Bronnen Dit gebiedsrapport is opgesteld door Luc de Vries (gebiedstrekker namens het Deltaprogramma Rijnmond Drechtsteden), in samenwerking met Defacto stedenbouw (Anne Loes Nillesen) en het projectteam Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. In deze rapportage is informatie uit gebiedssessies, expertsessies en een grote hoeveelheid achtergrondrapporten opgenomen, waaronder; • • • • • • • • • •
DPRD kaarten 2.0 okt 2012, van der Kraan Cartografie, 2012 Deltaprogramma 2013 Probleemanalyse Rijnmond-Drechtsteden, DPRD, 2012 Verkenning mogelijke strategieën voor Rijnmond-Drechtsteden, DPRD, 2012 Beschrijving veiligheidsopgave 2050 voor het gebied Alblasserwaard v. 0.9 (Factsheet Alblasserwaard Vijfheerenlanden), Deltares, DPRD, 2012 Kunstwerken langs primaire kering dijkring 16, Waterschap Rivierenland, 2012 Waterschap Rivierenland, PN / MER Dijkversterking KIS, Witteveen + Bos, 2012 Mogelijke waterveiligheidsstrategieën Rijnmond Drechtsteden, D.EFAC.TO ism. Deltares, 2012 Veiligheid Nederland in Kaart; Overstromingsrisico dijkring 16 Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005 Waarheen met het Veen, Woestenburg, 2009
• • • • • • •
Regionale structuurvisie Alblasserwaard & Vijfheerenlanden , Authentiek en vernieuwend, 2004 Visie Landelijk gebied Alblasserwaard Vijfheerenlanden, 2007 Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 – 2015, Provincie Zuid Holland 2009 Bepaling toekomstige verzilting van het grondwater in Zuid-Holland, TNO, 2004 De grondgebonden landbouw in Zuid-Holland. Structuur en ontwikkeling. 2010 Advies Merwedezone. Kwaliteitsteam Groene Hart. 2010. Visie Zuidrand Groene Hart, 2011 Probleemanalyse deelprogramma Zoetwater, Deltaprogramma, 2011
• • • • • • • • • • •
Gebiedsvisie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, 2009 Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid Holland, 2010 Toelichting peilbesluit Alblasserwaard, 2010 Structuurvisie Graafstroom, 2011 Structuurvisie Nieuw Lekkerland, 2011 Transformatievisie Merwedezone, 2009 Bestemmingsplan Dijklint, gemeente Alblasserdam, 2011 Plan Mercon Kloos, gemeente Alblasserdam, 2006 Bestemmingsplan Papendrecht rivieroevers, 2006 Ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosteind, gemeente Papendrecht 2009 Structuurvisie Papendrecht 2020, 2009
• • • • • • • • • • • • • • • •
Toekomstvisie Streefkerk, 2010 Projectenveloppen - Toekomstvisie Streefkerk, 2011 Structuurplan Liesveld, 2006 Gemeentelijke Structuurvisie 2020 Leerdam, 2011 Structuurvisie Giessenlanden, 2008 Structuurvisie Sliedrecht, 2006 Structuurvisie Vianen, 2012 Structuurvisie 2015 gemeente Gorinchem, 2009 Bestemmingsplannen Ameide, gemeente Zederik, 2012 Bestemmingsplannen Tienhoven, gemeente Zederik, 2012 Bestemmingsplannen Lexmond, gemeente Zederik, 2012 Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, gemeente Zederik, 2012 Voorontwerp Bestemmingsplan Kernen, gemeente Zederik, 2012 Integraal landschapskader Giessenlanden, Leerdam, Zederik, 2011 Visie Hardinxveld-Giessendam (aanzet), 2012 Structuurvisie gemeente Hardinxveld-Giessendam, 2005
111
e1
B
B.1
Bijlage C: Factsheet Alblasserwaard en Vijfheerenland (dijkring 16)
Decimeringshoogte en kosten lengte [km] 32 17 11 17 9
Traject code (zie voor ligging Bijlage B) 16-1-1 16-1-2 16-1-3 16-1-4 16-1-5
decimerings- decimeringshoogte hoogte waterstand kruin (dhk) [cm] [cm] 15 43 29 45 35 45 33 46 16 42
Factsheet Alblasserwaard en Vijfheerenland (dijkring 16)“Factsheets uit rapport “Factsheets Factsheet Alblasserwaard en Vijfheerenland (dijkring 16) uit rapport Deltares Waterveiligheid Eeuw” Deltares Basisinformatie Waterveiligheid 21e Eeuw”21e Deltares
10 april 2012, definitief Basisinformatie
Dijkring/dijkringdeel
16-1 Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden
C C.1 C.2 C.3 C.4 D D.1 D.2
D.8
Totale kosten 10 x hoger beschermingsniveau
[mln euro]
770
D.9
Totale schade / kosten 10 x hoger beschermingsniveau Economisch optimale overstromingskans MKBA
[per jaar]
54 1 / 5200
D.4
D.7
D.10
A.3
Algemeen Lengte waterkeringen (dijken cat. A) Huidige norm (overschrijdingskans) Geschatte overstromingskans
B
Decimeringshoogte en kosten
A.2
B.1
C C.1 C.2 C.3 C.4 D D.1 D.2
[km] [kans per jaar] [kans per jaar]
lengte [km] 32 17 11 17 9
Traject code (zie voor ligging Bijlage B) 16-1-1 16-1-2 16-1-3 16-1-4 16-1-5
Totaal (= kosten 10 x hoger beschermingsniveau) Afgerond [mln euro] Gevolgen van overstromingen (basisschattingen jaar 2000) Getroffenen [aantal] Evacuatiefractie [-] Slachtoffers [aantal] Economische schade [mln euro] MKBA (Baten en kosten van dijkversterking) Getroffenen (jaar 2011) [aantal] Slachtoffers (jaar 2011) [aantal]
160 000 2 500
D.7
2 000 17 000 14 000 8 200 41 200
D.8
Totale kosten 10 x hoger beschermingsniveau
[mln euro]
770
D.9
Totale schade / kosten 10 x hoger beschermingsniveau Economisch optimale overstromingskans MKBA
[per jaar]
54 1 / 5200
D.5
D.10 E E.1 E.2
Analyse slachtofferrisico Maximum LIR waarde Ruimtelijke verdeling van LIR waarden
[1/jaar]
E.2
decimerings- decimeringshoogte hoogte waterstand kruin (dhk) [cm] [cm] 15 43 29 45 35 45 33 46 16 42
#####
150 000 0,15 2 400 9 800
[mln euro] [mln euro] [mln euro] [mln euro] [mln euro]
D.6
E.1
86
Schade getroffenen Schade slachtoffers Economische schade (jaar 2011) Opslag op economische schade Totale schade
D.3 D.4
E
86 1 / 2000 1 / 1000
1,3E-04
% 5% 41% 34% 20% 100%
(1/7700)
% 46% 54% 100%
kosten 1 dhk [mln euro/km]
6 6 8 17 10
kosten 1 dhk [mln euro] 202 101 83 292 90
768 770
160 000 2 500 2 000 17 000 14 000 8 200 41 200
D.5
A.1
150 000 0,15 2 400 9 800
[mln euro] [mln euro] [mln euro] [mln euro] [mln euro]
D.6
E.3 E.4 E.5
Analyse slachtofferrisico Maximum LIR waarde Ruimtelijke verdeling van LIR waarden
Slachtoffers (jaar 2040) Geschatte overstromingskans Bijdrage aan groepsrisico (C-waarde)
[1/jaar]
[aantal] [kans per jaar]
#####
86
Schade getroffenen Schade slachtoffers Economische schade (jaar 2011) Opslag op economische schade Totale schade
D.3
A
Totaal (= kosten 10 x hoger beschermingsniveau) Afgerond [mln euro] Gevolgen van overstromingen (basisschattingen jaar 2000) Getroffenen [aantal] Evacuatiefractie [-] Slachtoffers [aantal] Economische schade [mln euro] MKBA (Baten en kosten van dijkversterking) Getroffenen (jaar 2011) [aantal] Slachtoffers (jaar 2011) [aantal]
1,3E-04
2 000 1 / 1000 2 165
% 5% 41% 34% 20% 100%
(1/7700)
Zeer groot
% 46% 54% 100%
kosten 1 dhk [mln euro/km]
6 6 8 17 10
kosten 1 dhk [mln euro] 202 101 83 292 90
768 770
rapport VNK ecember 2005
keermuur Papendrecht West
Noord
A111 t/m A119
gronddijk met gras en
3,2
basalton
Alblasserdam Zuid/ Centrum/
gronddijk met gras, Noord
A119 t/m A150
6,0
Noord I en II
Bijlage D: Tabel 2.1. uit rapport VNK dijkring 16, december 2005
Nieuw Lekkerland West Elshout
naam dijktraject
buitenwater
dijkpaalnotering
lengte [km]
karakteristieken
Gorinchem Wallen
Dalemse dijk
Merwede
t/m A388
1,8
damwand en gras, een klein deel heeft een muur
Gorinchem
Boven-
Wolpherensedijk
Merwede
Gorinchem West Hardinxveld Oost
BovenMerwede BovenMerwede
Hardinxveld
Beneden-
Centrum/ West
Merwede
Sliedrecht Oost/
Beneden-
Centrum/ West
Merwede
A388 t/m A395
1,7
gronddijk met gras
A395 t/m A004
2,1
gronddijk gras
A004 t/m A018
2,9
gronddijk met basalton/ gras Basalton, gras, deel
A018 t/m A053
8,0
kistdam, deel diepwand gras, deel
A053 t/m A084
6,4
damwanden, keermuur gronddijk met gras/
Papendrecht
Beneden-
Oost/ Centrum
Merwede
A084 t/m A111
5,1
breuksteen/ stortsteen en basalton, deel keermuur
Papendrecht West
Noord
A111 t/m A119
3,2
Alblasserdam Zuid/ Centrum/
West Elshout
A119 t/m A150
6,0
Noord/ Lek
A150 t/m A157 A157 t/m A158
1,2 0,3
Nieuw Lekkerland
Lek
A158 t/m A190
6,9
naam dijktraject
buitenwater
dijkpaalnotering
lengte [km]
Centrum/ Oost
Midden/ Oost
13
Lek
A150 t/m A157 A157 t/m A158
gronddijk met gras en
1,2 0,3
Nieuw Lekkerland
Lek
A158 t/m A190
6,9
naam dijktraject
buitenwater
dijkpaalnotering
lengte [km]
Midden/ Oost
13
West/ Oost Nieuwpoort Langerak West/ Oost
A190 t/m A227
7,2
A227 t/m A251
5,1
Lek
A251 t/m A254
Lek
A254 t/m A278
0,8 4,6
A278 t/m A299 Lek
en V001 t/m
9,8
V030 Lek
V030 t/m V064
7,0
Lek
V064 t/m V097
6,9
Centrum/ Oost Hagestein West/ Everdingen Diefdijklinie
een gedeelte met basalton
Lexmond Oost/
Oost en
basalton/ blokkenmatten/ gras gronddijk met gras,
Lek
Lexmond West Vianen West/
dijkvak gronddijk met
Lek
Tienhoven/ Ameide en
karakteristieken basalton/ gras
Dijkring 16, Alblasserwaa rd en Vijfheerenlanden
Groot-Ammers
gronddijk met basalton/ gras gronddijk met
Centrum/ Oost Streefkerk West/
stortsteen en basalton
nvt
nvt
24,0
gronddijk met gras en basalton gronddijk met gras en basalton gronddijk met gras, deels keermuur gronddijk met gras, deels keermuur gronddijk met gras, deels keermuur gronddijk met gras
basalton basalton en een keermuur
Lek
Streefkerk West/
Noord/ Lek
gronddijk met breuk-
gronddijk met gras, Noord
Noord I en II Nieuw Lekkerland
keermuur
dijkvak gronddijk met
Boven-
basalton en een
gronddijk met breukstortsteen en basalton gronddijk met basalton/ gras gronddijk met karakteristieken dijkvak basalton/ gras gronddijk met
Lek
A190 t/m A227
Dijkring 16, Alblasserwaa rd en Vijfheerenlanden
7,2
basalton/ blokkenmatten/ gras
113