Deltaprogramma | Rijnmond-Drechtsteden Verslag deelsessies Extra ROROR 16 juli 2013 Tijdens het extra ROROR op 16 juli over het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden zijn per deelgebied de volgende onderwerpen besproken: - Algemene inzichten - Meekoppelkansen - Aandachtspunten voor DPRD - Gevraagde informatie te leveren door DPRD - Overige afspraken In dit verslag worden de belangrijkste punten die naar voren zijn gekomen beschreven. Voor de deelgebieden Pernis en Rozenburg heeft geen deelsessie plaats gevonden omdat uit deze gebieden geen vertegenwoordigers aanwezig waren. Verder is voor alle deelgebieden afgesproken dat: Vragen worden schriftelijk beantwoord (al zoveel mogelijk in dit verslag) Iedereen krijgt de presentatie & gebiedsrapportages (is gebeurd)
Groep IJsselmonde Deelnemers: Elly van Pagee, gemeente Ridderkerk Arie Verhoeven, gemeente Barendrecht Paul Rijken, gemeente Albrandswaard Lisette Louwman, gemeente Zwijndrecht en regio Drechtsteden Afwezig: vertegenwoordigers gemeente Rotterdam Algemeen Op IJsselmonde zijn de consequenties van de analyses en voorgestelde strategie van het DRD beperkt. De meeste dijken hebben een overhoogte en daar hoeft in het licht van klimaatverandering dus (tot 2100) niets extra’s te gebeuren. De omvang van het aantal mensen en de waarde achter de dijk aan de noordzijde van het eiland (gem. Ridderkerk) is dusdanig dat hier wellicht een hogere norm moet gelden. Die norm zou kunnen worden ingevuld door op termijn delen van de dijk op te waarderen tot deltadijk. Als wordt besloten tot normverhoging zal te zijner tijd het waterschap (als uitvoerende organisatie) samen met de gemeente toewerken naar de plannen/inpassing hiervoor via de reguliere toets- en werkprocessen. De gemeente hoeft voorlopig niets te doen. Meekoppelkansen Die zijn er niet op korte termijn, aangezien er weinig te gebeuren staat op IJsselmonde. Wanneer het Waterschap bij (reguliere) toetsing en versterking met specifieke stukken van de dijkring aan de slag gaat, kunnen de gemeenten meedenken over meekoppelkansen. Maar ook andersom kan er meegekoppeld worden. Als de gemeente een ruimtelijke ontwikkeling in gang zet, kan met het waterschap worden besproken of bepaalde investeringen niet naar voren kunnen worden gehaald. 1
Aandachtspunten voor DRD Graag (meer) aandacht voor het buitendijks gebied. Er gelden geen normen, maar lopen wel risico. [Zwijndrecht, gedeeld door de rest] Het sluitregime van de Maeslantkering (bij stormgevaar) heeft ook consequenties voor het buitendijks gebied in het achterland. Vooral in de Drechtsteden loopt het buitendijks gebied risico als de sluiting samenvalt met hoge waterstanden in de rivieren (voordeur dicht, maar achterdeur nog open).[Zwijndrecht, gedeeld door de rest] Erosie van de rivier en de gevolgen voor de dijksterkten. Gevraagde (achtergrond)informatie, door DPRD te leveren Achtergrondinformatie over de LIR in Barendrecht (t.b.v. uitleg aan Bestuur): o welke analyse/aannames/berekening maken dit een LIR-gebied? Antwoord: landelijke studie (WV21) maakt dit tot LIR gebied, door generieke berekening van overstromingen en aanwezige inwoners. Deze systematiek wordt in het Deltaprogramma breed toegepast. o Met welke informatie wordt nu bewezen dat deze LIR toch geen probleem vormt? Antwoord: een nadere interne studie van overstromingsprofielen laat zien dat het overgrote deel van de bewoners in dit gebied (nieuwbouwwijk Portland) niet getroffen wordt door een dijkdoorbraak langs dit gebied, door de aanwezigheid van compartimenteringsdijken. Het risico voor Portland is het grootst bij een dijkdoorbraak in het oosten van IJsselmonde; daar wordt dan ook ingezet op een strengere norm. Voor het gebied aan de Oude Maas gaan we ervan uit dat de huidige bestemming behouden blijft. In de rivier (Albrandswaard) ligt een tunnelbuis. Die ligt door erosie al niet meer ‘rotsvast’. Heeft DRD deze tunnelbuis (en andere tunnels/leidingen) goed op het netvlies en wordt deze ook meegenomen in de studies? [willen alle gemeenten weten] Antwoord: Het deltaprogramma maakt een strategie voor de lange termijn en heeft de opgave van erosie op het netvlies en beseft dat erosie gevolgen kan hebben op tunnelbuizen. Voor problemen met specifieke tunnelbuizen in de Oude Maas kunt u contact opnemen met de afdeling handhaving van Rijkswaterstaat, zij zijn de beheerder ter plaatse. Hoe is Kijfhoek nu meegenomen in de studies/onderzoeken van het DRD/DP en welke partij/organisatie pakt de toekomst van Kijfhoek in dit kader op? Antwoord: voor IJsselmonde wordt ingezet op gedifferentieerde normering, waarbij het noorden en oosten een hogere norm krijgen op basis van economische schade. Met deze hogere norm wordt Kijfhoek ook extra beschermd. Daarnaast ligt Kijfhoek al hoger dan de omgeving. Het deltaprogramma ziet geen reden om op basis van de aanwezigheid van Kijfhoek naar een nog hogere norm te gaan. Overige afspraken Gemeenten voldoende gesteld om Bestuur voor te bereiden op volgende consultatie. Geen verdere verdiepingssessie en/of rol SRR nodig voor deze gemeenten/dit gebied.
2
Groep Dijkring 14: Centraal Holland Zuid Deelnemers: Bert Lambregts, gemeente Schiedam Karin Nooteboom, gemeente Vlaardingen Henk Sondorp, gemeente Vlaardingen Rob Ammerlaan, HHS Delfland Rob Taffijn , HHS Schieland en de Krimpenerwaard Afwezig: vertegenwoordigers gemeenten Rotterdam en Maassluis
Algemeen De zuidrand van de dijkring Centraal Holland is het gebied vanaf Hoek van Holland tot de Hollandse IJssel kering. Hierbinnen vallen dijkringdelen 14-2 (vanaf Hoek van Holland tot de Maeslantkering) en 14-3 (vanaf de Maeslantkering tot de Hollandse IJsselkering). Uitgaande van de huidige wettelijke overschrijdingskansnorm van 1:10.000 per jaar is er in 2050 en 2100 een dijkhoogte-tekort over respectievelijk 2,4 km en 9 km als gevolg van waterstandstijgingen door klimaatveranderingen (W+ scenario). Hierbij is overhoogte meegenomen en is er van uitgegaan dat de dijken ook sterk genoeg zijn. Overhoogte van dijken betekent niet automatisch dat de dijken ook oversterkte hebben. De sterkte van de dijken is alleen grof beschouwd. Bekend is dat voor een deel van de dijken de sterkte eerder tot noodzakelijk dijkverbetering leidt dan de hoogte. Voor dijkringdeel 14-2 en 14-3 zijn er in het kader van overstromingsrisico’s en potentiële gevolgen vooralsnog geen extra opgaven, behalve op één locatie. In Capelle aan den IJssel ’s-Gravenland, is het LIR net iets hoger dan de oriëntatiewaarde. Hier zit een opgave. Ingrepen in het watersysteem zijn in principe niet nodig voor de opgaven van Centraal Holland. Wel hebben optimalisatie van de huidige strategie (1) en een gesloten zeezijde (2a) een positief effect op de waterveiligheid. Hiermee kunnen dijkversterkingen op termijn worden uitgesteld naar de verdere toekomst. Meekoppelkansen De gemeente Schiedam wil graag meepraten over de consequenties van beoogde dijkversterkingen, juist in dit gebied zijn bedrijven gesitueerd. Men wil voorkomen dat het gebied op slot gaat en ziet meer heil in een multifunctionele dijk. Aandachtspunten voor DPRD De voorkeurstrategie waarin vooral wordt ingezet op preventie wordt gedeeld. Gevraagde (achtergrond)informatie, door DPRD te leveren Aangaande de buitendijkse gebieden: Er is behoefte (voornamelijk vanuit de gemeente Vlaardingen) aan inzicht in de te verwachten rivierwaterstanden (x m +NAP) voor de Nieuwe Waterweg en Maas in 2100. Nu zijn alleen de overstromingsdieptes op maaiveld bekend. Antwoord: de rivierwaterstanden worden in dit gebied voornamelijk bepaald door het sluitingsregime van de Maeslantkering (sluiting bij een verwachte waterstand van + 3m NAP bij Rotterdam), onze overstromingskaarten buitendijks geven de maaivelddieptes. Als de gemeente even contact opneemt kunnen we waterstanden leveren , ze variëren per kilometer. De te verwachten waterstand in 2100 bij een terugkeertijd van 1 op 1000 jaar is ter hoogte van Vlaardingen 3
ongeveer 3,60 +NAP Is er ook rekening gehouden met de zetting van deze buitendijkse gebieden bij het berekenen van de overstromingsdieptes 2100? In Vlaardingen is het buitendijks gebied in de afgelopen 25 jaar met 20cm gedaald! Antwoord: zetting is niet generiek meegenomen in studies naar overstromingsdieptes van buitendijkse gebieden.
Aangaande de Maeslantkering: De Maeslantkering krijgt in de toekomst wellicht een dubbele doelstelling, namelijk voor waterveiligheid (stormvloedkering) en het tegengaan van zoutwater indringing (bellenscherm). Heeft dit invloed op het ruimtebeslag van de kering, en, zo ja, is hier al een ruimtelijke reservering voor opgenomen? (Rob Ammerlaan) antwoord: Er loopt momenteel onderzoek naar een bellenscherm of bellenpluim. Nog onbekend is wat voor ruimtebeslag dit zal hebben als het gecombineerd wordt met de Maeslantkering. Hiervoor is nog geen ruimtelijke reservering opgenomen. Wordt er gerekend met de kering dicht of open? Antwoord: Er wordt gerekend met een zogeheten faalkans van de Maeslantkering. Dus bij een faalkans van 1: 100, gaat men er van uit dat de Maeslantkering 99 van 100 keer sluit. Aangaande de gebruikte data voor LIR en schade en slachtoffers per breslocatie: de gebruikte data voor de berekeningen van het LIR en schade en slachtoffers per breslocatie zijn afkomstig uit de WV 21 studie. Secundaire keringen (compartimenteringskeringen), zoals deze veel aanwezig zijn in bijvoorbeeld Rotterdam (o.a. Oostzeedijk) en het Westland (Maasdijk), zijn hierin niet meegenomen. Hoe moeten we hier mee omgaan, is het misschien beter om de primaire kering en de compartimenteringskering als 1 geheel te zien en door te rekenen? Antwoord: Onderzoek van de provincie naar secundaire keringen loopt nog. De suggestie wordt meegenomen in gesprek met waterschappen en provincie. Kan in plaats van absolute getallen voor schade slachtoffers (terwijl deze getallen gebaseerd zijn op diverse aannames)niet beter per breslocatie in een bandbreedte de schade worden aangegeven? Antwoord: de getallen zijn inderdaad zeer indicatief. Aangaande de aanzet voorkeursstrategie dijkring 14: Centraal Holland Zuid: Er is vanuit de gemeente Schiedam en Vlaardingen behoefte aan een heldere, praktische opdracht voor scenario’s dijkophoging. Hoe moeten de gemeenten handelen in de toekomst? Antwoord: Hoe diverse instanties moeten handelen zal als richtinggevend advies worden opgenomen in het Deltabesluit. De exacte handelswijze is echter nog in ontwikkeling en moet ook met alle betrokken partijen verder worden uitgewerkt in de fase na het Deltaprogramma. Hoe moet er worden omgegaan met wijken die wel in een “badkuip” liggen (doordat er bijvoorbeeld een secundaire kering achter de primaire kering ligt), maar geen LIR gebied zijn? Woonwijk “De Gorzen “ in Schiedam is hier een voorbeeld van. Antwoord: Voor polder ’sGravenland -- een badkuip met als enige in deze regio een verhoogde LIR opgave -- wordt een hogere norm voorgesteld. Preventie is in deze regio het uitgangspunt. De gemeente Capelle maakt voor ’s-Gravenland ook gebruik van meerlaagse veiligheid. Dit middel kan mogelijk ook ingezet worden in vergelijkbare wijken. De gemeente Capelle informeert haar bewoners en heeft een evacuatieplan voor mensen die niet zelfredzaam zijn.
4
Groep Voorne-Putten Deelnemers: - Hans Waals, waterschap Hollandse Delta - Hanna Borre (i.p.v. Claudia Lemmert), gemeente Hellevoetsluis - Heidi Rensen, gemeente Bernisse Afwezig: vertegenwoordigers gemeenten Spijkenisse, Brielle, Westvoorne
Algemeen In dit gebied heeft voortzetten van de huidige strategie gericht op preventie de voorkeur. Daarbij kan er gericht worden geïnvesteerd in die dijkvakken waar op termijn een opgave aan de orde is. De opgaven kunnen indien aan de orde gekoppeld worden aan ruimtelijke plannen. Meekoppelkansen In hoeverre is Spijkenisse betrokken bij de Deltadijken/sterke dijken die daar nodig zijn? Mogelijk is een 1 op 1 gesprek hierover handig om de kansen en belemmeringen beter in beeld te krijgen. Gevraagde (achtergrond)informatie, door DPRD te leveren Term Deltadijk werkt verwarrend; hier is de term waarschijnlijk gebruikt om een extra sterke dijk aan te geven, maar wat als de dijk van dijkring 20-3 bijvoorbeeld 1:10.000 / 1:30.000 blijkt te zijn en dus voldoet aan het gewenste veiligheidsniveau moet deze dan alsnog 1:100.000 worden omdat het label deltadijk er op is geplakt? Antwoord: Nee, dat hoeft niet perse, maar kan wel een keuze zijn. De genoemde deltadijk is een mogelijkheid om te komen tot een bepaald veiligheidsniveau. Een deltadijk is geen doel op zich, maar een middel om het gewenste veiligheidsniveau te halen. Wat moet er qua dijksterkte gebeuren om het nieuwe veiligheidsniveau (op LIR basis of o.b.v. nieuwe MKBA norm) te halen en welk impact heeft dat op de ruimtelijke inpassing van de dijken rond 20-3? Antwoord: Het nieuwe beschermingsniveau is nog onderwerp van discussie, maar op veel plekken is overhoogte aanwezig en is de inschatting dat er qua hoogte niet veel hoeft te gebeuren voor de nieuwe normering. Maar overhoogte betekent nog niet oversterkte. Dijken zullen op sterkte getoetst blijven worden in de reguliere toetsing. Bij een strengere norm zullen ze eerder afgekeurd worden. De buitendijkse gebieden zuidelijk van Zuidland (en overzijde rivier) zijn omringd door een voorlandkering, in de buitendijkse kaarten bij een terugkeertijd van 10 en 100 staat echter dat deze onderlopen; is de voorlandkering wel meegenomen? Antwoord: Goede notie, waarschijnlijk is de voorlandkering niet meegenomen. Gezien de bestemming (landbouw en natuur) is er geen grote schade en ontwrichting te verwachten en hoeft dit niet verder meegenomen te worden. Kan terugkomen in voorbereiding op bespreking stuurgroep VoornePutten. Het dijkvaktraject zuidelijk-westelijk van Zuidland heeft een hoogtetekort voor 2050 en 2100. Nu wordt er een zoetwatertracé aan de binnenkant van de dijk aangelegd. Is bij de ontwerptekeningen rekening gehouden met de toekomstige dijkversterkingsopgave? Antwoord: Goede notie, waarschijnlijk heeft men ten tijde van het ontwerp hier nog geen rekening mee gehouden. Dit nemen we mee in de voorbereiding en bespreking in de Stuurgroep Voorne-Putten. 5
Aandachtspunten voor DPRD Bij het dijktraject zuid van dijkring 21-3 is een deltadijk voorgesteld; in dit gebied zijn al twee dijkversterkingsrondes langs geweest; daar wil je niet te snel terugkomen. + sterke agrarische lobby dus 30 meter landbouwgrond onteigenen ligt gevoelig. Gemeenten willen betrokken worden bij de nieuwe normeringsvoorstellen. Overige afspraken Afgesproken wordt om de presentatie een keer voor de stuurgroep Voorne-Putten te houden. (contactpersoon/ambtelijke secretaris: Erik de Bruijn)
6
Deelnemerslijst RoRoR 16 juli Naam Mirjam van Houwelingen Paul Rijken Arie Verhoeven Heidi Rensen Krista Wierda A. Wessels Ghislaine van der Vlies R. Knoop Cees van der Graaf Rien Engelaar Hanna Borre Claudia Lemmert Wilco Melenberg Cees Verhoeff Tanja Dronkers Maurice Klaver R. Remijnse Elly van Pagee Marco den Heijer Bert Lambregts Carin Radenborg-den Heijer Eric de Bruijn Karin Nootenboom Henk Sondorp Henk Jan Solle Leo Dorst Rob Ammerlaan Rob Taffijn Leontien Barends Hans Martin Cees Stoppelenburg Ester de Bever Paul Meijer Pim Marcus Michelle Dekker Richard Kleefman Hans Waals Yede Bruinsma Lisette Louwman
Organisatie deelgemeente Pernis Gemeente Albrandswaard Gemeente Barendrecht Gemeente Bernisse Gemeente Bernisse Gemeente Brielle Gemeente Brielle Gemeente Brielle Gemeente Capelle aan den IJssel Gemeente Capelle aan den IJssel Gemeente Hellevoetsluis Gemeente Hellevoetsluis Gemeente Krimpen aan den IJssel Gemeente Lansingerland Gemeente Lansingerland Gemeente Maassluis Gemeente Maassluis Gemeente Ridderkerk Gemeente Rotterdam, SO Gemeente Schiedam Gemeente Spijkenisse Gemeente Spijkenisse Gemeente Vlaardingen Gemeente Vlaardingen Gemeente Westvoorne Gemeente Westvoorne HHS Delfland HHS Schieland en de Krimpenerwaard HHS Schieland en de Krimpenerwaard Provincie Zuid-Holland Stadsregio Rotterdam Stadsregio Rotterdam Stadsregio Rotterdam Stadsregio Rotterdam Stadsregio Rotterdam / ARR Stadsregio Rotterdam / ARR Waterschap Hollandse Delta Waterschap Hollandse Delta Zwijndrecht (en Drechtsteden)
Aanwezig nee Ja ja ja ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee ja ja ja Nee Nee Ja Ja Nee Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Nee Ja Ja ja Ja Ja Ja
7