De gevestigde muzikant
K!AS DELRUE Dat het crisis is in de muziekwereld, is ondertussen geweten. Maar hoe groot is het probleem eigenlijk? Wat is de ernst van de situatie? En wat zijn de verschillen met vroeger? Die vragen worden best gesteld aan iemand die nog heeft meegemaakt hoe het vroeger was. Iemand ook die bij de categorie muzikanten hoort die het meest heeft moeten inboeten: de gevestigde, populaire artiest. Klaas Delrue is zo’n persoon.
D
elrue is beter bekend als zanger van de Nederlandstalige popgroep Yevgueni. Daarmee draait hij ondertussen al tien jaar mee in de industrie, heeft hij drie albums op het palmares (nummer vier is op komst) en krijgt hij de nodige media-aandacht. Singles als ‘Nieuwe Meisjes’, ‘Oud En Versleten’ of ‘Als Ze Lacht’ werden en worden geregeld gedraaid op de radio en doen ongetwijfeld een belletje rinkelen. Daarbovenop heeft hij een duidelijke mening over de sector waarin hij actief is. Met welke verwachtingen stapte Yevgueni de muziekwereld binnen? Klaas Delrue: “Eens we na onze studies voor onszelf hadden uitgemaakt dat we verder wilden gaan met de groep, werd het doel om ooit te kunnen leven van de muziek. Omdat dat het liefste is wat ik doe. Maar we waren wel slim genoeg om te beseffen dat het niet gemakkelijk zou zijn. Je kunt niet verwachten om op een dag muzikant te worden en de dag erna al zo te kunnen leven. Ik heb dat zelfs heel voorzichtig aangepakt. In die mate dat ik pas een half jaar geleden helemaal gestopt ben met werken.”
Nu ben je fulltime muzikant. Dat is eigenlijk een bevoorrechte positie. Denk je dat er nog veel collega’s overblijven die hetzelfde kunnen zeggen? Delrue: “Ik besef dat we met Yevgueni bij de happy few horen die er nog van kunnen leven. In procenten kan ik dat wel niet uitdrukken. Ik ken wel redelijk veel mensen die fulltime met muziek bezig zijn, maar zij houden er meestal verschillende projecten op na. Het muzikantenstatuut heeft de leefbaarheid ook bevorderd. Als je als artiest juist een zware periode achter de rug hebt, waardoor je het statuut verworven hebt, kun je het erna wat rustiger aan doen (om het statuut te behalen moet je een bepaald aantal optredens doen, maar eens het verworven is, blijft dat zo, bm).” Dus muzikant zijn in België blijft wel haalbaar? Delrue: “In mijn geval is het te vroeg om dat te zeggen. Ik kan het in ieder geval nu eventjes doen. Yevgueni bestaat uit drie stichtende leden, die staan dus op hetzelfde niveau. De rest van de crew betalen we een loon en wat overblijft delen we door drie. Als onze gage voor een optreden stijgt, dan houden we automatisch meer geld
Delrue draait al tien jaar mee in het Vlaamse muzieklandschap (foto: Danijel Mihajlovic)
over. Maar met die gages alleen kom je niet aan een volwaardig loon. De keuze om van je muziek te leven, blijft dus steeds een keuze om wat soberder te leven. Of je moet er verschillende groepen die goed draaien op nahouden, of een supergroep hebben van het niveau van Milow of dEUS. En dan zijn er nog de sessiemuzikanten die ieder genre aankunnen. Eerste klasse, zoals ze in het wereldje genoemd worden. Als die personen hun agenda wat beheren en er verschillende groepen op kunnen nahouden, dan verdienen ze waarschijnlijk meer dan de frontman van één groep.”
Steeds goedkoper Is de industrie in de tien jaar dat je erin zit veel veranderd? Delrue: “Ze was naturlijk al aan het veranderen toen we erin stapten, maar ze is nog heel veel veranderd sindsdien. Toen we vijf jaar geleden ‘Kannibaal’, onze eerste plaat, uitbrachten was het bijvoorbeeld nog niet de moeite om je plaat op iTunes te zetten. Terwijl dat nu één van de eerste dingen is die je doet. Hetzelfde verhaal voor singles. Ook het livecircuit is veel veranderd. Dat is steeds meer de
“Ik heb de indruk dat een grote platenmaatschappij even snel een Nederlandstalige act zou tekenen als een Engelstalige” (foto: Koen Bauters)
belangrijkste bron van inkomsten. Ik heb daarom de indruk dat gevestigde groepen steeds grotere bedragen vragen voor optredens om de dalende cd-verkoop op te vangen.” Er is een verschuiving gebeurd van cd-verkoop naar live spelen? Delrue: “Ja, en daar heb ik eerlijk gezegd schrik van. Want iedereen – zowel de overheid, de consumenten als de artiesten zelf – gebruikt het livegebeuren nu als excuus. Ze argumenteren dat er niets aan downloaden gedaan moet worden, omdat er dankzij optredens nog genoeg verdiend wordt. Meer nog, dankzij internet wordt muziek beter verspreid, waardoor je aan meer optredens geraakt. En daar valt momenteel inderdaad iets voor te zeggen. Maar de keerzijde van de medaille is dat het downloadprobleem an sich wordt verwaarloosd. Artiesten durven niet meer zeggen dat het een probleem is. Politici evenmin, want het zijn natuurlijk hun kiezers die er terecht van profiteren. Daardoor zijn de organisatoren momenteel het grote slachtoffer. Zij moeten groepen meer betalen. En dat schrikt me af, want steeds meer programmatoren en kleine festivals beginnen met reden te klagen omdat ze niet meer mee kunnen. Ik verwacht dat die hoge gages binnen afzienbare tijd opnieuw naar een aanvaardbaar
niveau gebracht zullen moeten worden. Dat is logisch. Maar dan verliest iedereen opnieuw een belangrijke bron van inkomsten. En ondertussen werd er niets aan het downloaden gedaan.” Zie je een uitweg uit de malaise? Delrue: “Nee. Ik wil zeker niet de eindgebruiker viseren of de privacy schenden, want daar ben ik een grote voorstander van. Maar experts vertellen mij dat het aanbieden van illegale content eigenlijk veel gemakkelijker gecontroleerd en gesanctioneerd kan worden, zonder enige inbreuk van de pri-
uit principe – iets mag doen. Als die berusting in de feiten de basis wordt, dan wordt de toekomst zeer moeilijk voor Vlaamse muziek. Daarom heb ik zin om daar op politiek vlak ooit zelf een lans voor te breken. Nu niet, want als artiest en dus betrokken partij hou ik me daar liever niet rechtstreeks mee bezig. Dan komt het natuurlijk heel snel als gezaag over. Maar als ik eens een sabbatjaar neem met Yevgueni, zal ik me daar misschien eens voor engageren.” Die hele tendens is hoe dan ook niet hoopgevend voor jonge bands. Delrue: “Eigenlijk wel! Want door de kleinere budgetten moeten gevestigde muzikanten hun cd’s steeds goedkoper produceren. Vandaag de dag moet je als band al erg groot zijn of een groot risico nemen om een cd van 20 000 euro op te nemen. Steeds meer mensen moeten een plaat opnemen voor 5000 euro, wat eigenlijk de kostprijs van een muziekclip is. Het gevolg is dat er meer zelf wordt opgenomen en dat er in eigen beheer wordt gewerkt. Daardoor vervagen de verschillen tussen demo’s, zelfgemaakte cd’s en professionele platen steeds meer. Voor de jonge groepen is dat een voordeel.”
“Ik besef dat we met Yevgueni tot de happy few behoren die nog van de muziek kunnen leven” vésfeer. En daar hoor ik geen enkele politicus over spreken. Het is natuurlijk geen hippe maatregel. Ik weet ook niet of het zou werken; mensen die per se het systeem willen omzeilen, slagen daar meestal wel in. Ik verwacht geen mirakels. Maar ik vind wel dat de politieke wereld – al was het maar
Je bedoelt dat je met een demo nu veel verder kunt geraken? Delrue: “Ja, als die demo of zelfgemaakte cd muzikaal goed in elkaar zit, dan kun je die gerust naast een grote groep leggen. Je hoort het verschil misschien, maar als de nummers goed zijn, dan kun je je product veel makkelijker bij een groter publiek krijgen.”
“Ik wil niet steenrijk worden, maar ik verwacht wel dat de mensen die mijn muziek in huis halen, daar iets voor geven” Dus muziek raakt gemakkelijker verspreid vandaag de dag? Delrue: “Ja, maar toch wringt die hedendaagse attitude bij mij. We zijn nog steeds kunstenaars. We werken twee jaar keihard aan een nieuwe plaat en stoppen er redelijk wat geld in. Ik verwacht niet dat ik steenrijk wordt – dat lukt al lang niet meer – maar ik wil wel dat de mensen die mijn muziek in huis halen, daar iets voor geven. Die mentaliteit is aan het verdwijnen. Oké, ik weet ook wel dat het vroeger ook al werd gedaan, in de vorm van muziek overnemen op cassettes. Maar toen kocht je achteraf de platen tenminste nog die je echt goed vond. Terwijl je vandaag meteen een mp3 in goeie kwaliteit hebt, dus ontbreekt de motivatie om de plaat nog te kopen. Maar ik neem de consument niets kwalijk; downloaden op zich is een supernormale reflex. Het aanbieden daarentegen vind ik raar en verkeerd. Aan de grootschalige verspreiders moet toch meer gedaan kunnen worden. Dát is de grote uitdaging voor de nabije toekomst.”
Nederlands verkoopt Heeft internet ook positieve aspecten? Delrue: “Het is natuurlijk een mes dat langs twee kanten snijdt. Ik denk dat het internet zowel voor gevestigde als beginnende muzikanten in de eerste plaats een zegen is. Op promotioneel vlak bied het medium een enorm voordeel. Het is veel gemakkelijker om direct contact te hebben met fans en je kunt ook nieuwe mensen aantrekken. Op een artistiek verantwoorde manier, want je moet geen reclamespotjes en dergelijke
meer maken. Je moet enkel zorgen dat je een verzorgde MySpace- of Facebookpagina hebt, waarop geregeld iets gebeurt. Het vervangt eigenlijk het cd-boekje van vroeger. Vroeger moest je voor nieuwe foto’s of nummers wachten tot een nieuw album van je favoriete groep uitkwam. Of je moest geluk hebben dat er een poster in de Joepie zat. (lacht) Nu kan een groep die een beetje met internet bezig is, zijn fans constant verrassen met nieuwigheden. Op dat vlak is het dus positief. Maar de grens ligt voor mij wel op het punt dat mijn muziek door jan en alleman gratis ter beschikking wordt gesteld. En waar ik als artiest ook van wakker lig, is dat er geen controle meer is over de kwaliteit. Als ik dan toch tijd en geld heb geïnvesteerd om een goed resultaat te bekomen, wil ik dat de plaat ook op die manier beluisterd wordt. Soms vraag ik me af met welke versie van onze nummers jonge gasten in hun oren lopen. Daar heb je geen controle over, en dat doet voor een artiest misschien zelfs nog meer pijn dan dat geld.” Denk je dat bands vandaag de dag nog dezelfde groeicurve kunnen doormaken als Yevgueni tien jaar geleden? Delrue: “Ja, kijk bijvoorbeeld naar Buurman. Die band is ongeveer twee jaar na ons begonnen en legt eigenlijk hetzelfde parcours af als ons. Het kan dus nog. Maar misschien krijgen minder groepen die kans vandaag de dag. Maar wat Nederlandstalige muziek betreft, merk ik een gunstige evolutie. Ik heb zelfs de indruk dat grote platenmaatschappijen even snel een Nederlandstalige act zouden tekenen als een Engelstalige.”
Waaraan ligt dat? Delrue: “Dat moet je niet ver gaan zoeken. (lacht) De platenfirma’s hebben gewoon gemerkt dat muziek in de eigen taal een publiek aantrekt dat nog steeds cd’s koopt. Dat is ook het succes van Yevgueni geweest. Wij hebben in deze periode van crisis van onze cd’s respectievelijk 15 000, 10 000 en 8000 exemplaren verkocht. Fans van Nederlandstalige muziek zijn net iets trouwer volgens mij. En het helpt dat het aanbod kleiner is. Wat Engelstalige groepen in België betreft, loopt er zeker heel wat kwaliteit rond, maar door hun grote aantal heb je als consument sneller het gevoel dat je dat je het niet allemaal kunt bijhouden.” Bert Moerman
De undergroundartiest
WIM MAESSCHALK Een andere categorie muzikanten, is de undergroundartiest. In tegenstelling tot de gevestigde, commerciële bands, vindt zijn muziek eerder onder de radar plaats. Hij wordt niet gedraaid in de media en bouwt zijn fanbase op dankzij mond-tot-mondreclame. In zijn geval kan internet als gratis communicatie- en promotiemiddel dus een grote troef betekenen. Wim Maesschalk, die onder het pseudoniem Wixel zijn creatief ei kwijt kan, is zo’n artiest die al jaren op de achtergrond aan zijn carrière bouwt. En daarbij gretig gebruikmaakt van internet.
M
aesschalk is een muzikale duizendpoot. Als Wixel maakt hij na zijn werkuren nummers die hij zelf omschrijft als “gepruts met de computer en met geluid, met vaak melancholie en ambient als gevolg.” Ook zijn job heeft met muziek te maken. Bij de Brusselse concertzaal Les Ateliers Claus verzorgt waar hij promotie voor de komende concerten verzorgt. Daarnaast zat hij achter de knoppen bij de productie van ‘For Times When Ears Are Sore’, de debuutplaat van de Belgische band Yuko. Die werd nota bene volledig in zijn appartement opgenomen. Ten slotte beheert de muzikale doe-het-zelver Slaapwel Records, een kleinschalig labeltje met een speciale werkwijze. Maesschalk: “Met Slaapwel ben ik in 2006 begonnen. In principe wordt er maar één plaat per artiest uitgebracht. Meestal vraag ik aan een bevriende muzikant om een plaat te maken waarvan ik in slaap val. Ik test dat uit en als ik indommel, dan breng ik hem uit. (lacht) De laatste tijd zijn er steeds meer mensen die spontaan iets opsturen naar me. Sommigen snappen het concept en maken er speciaal iets voor, anderen zijn gewoon op zoek naar een label.”
Dus af en toe komt er een metalband bij je terecht? Maesschalk: “Dat nog net niet. (lacht) Daar val ik ook niet van in slaap. Of ik zou er toch zeker niet goed van slapen.” Eens een plaat je test doorstaat, hoe ga je dan te werk? Maesschalk: “Meestal laat ik 500 exemplaren maken. Die worden praktisch allemaal via internet verspreid. Ik krijg geregeld mailorders uit het buitenland tussen 50 en 100 stuks bestellen. Zo gaan de platen redelijk snel de deur uit.”
mes dat langs twee kanten snijdt. Op zich is het een goed medium, omdat het zo democratisch is. Zelfs een beginnend groepje kan er meteen naar waarde geschat worden. En voor promotie is het geweldig. Je hoeft niet echt reclame meer te maken, je moet enkel aanwezig zijn. Mensen kunnen jou vinden. Daarnaast is het mogelijk om buiten België bekendheid te verwerven en platen te verkopen. Ik zou niet weten hoe ik daar zonder internet aan moest beginnen. Voor zover ik het kan inschatten,
“Om één of andere reden vind ik het leuker dat meer mensen mijn muziek horen, dan dat ik er meer geld mee verdien” Goede voornemens Ik kan me voorstellen dat je dankbaar gebruikmaakt van internet om je werk te verspreiden. Hoe sta je tegenover het alomtegenwoordige medium? Maesschalk: “Het is natuurlijk een
verkoop ik meer cd’s aan Britten en Amerikanen dan aan Belgen.” En zonder internet zou je die markt nooit bereiken? Maesschalk: “Nee, waarschijnlijk niet. Want dan heb je meteen een internationale distributeur nodig. De impact van internet is gigantisch. Alles is overal en
onmiddellijk beschikbaar.” Is het voor een band cruciaal om online aanwezig te zijn? Maesschalk: “Ja, het is gewoon het belangrijkste medium geworden. Want in veel winkels raak je je cd’s niet meer kwijt. Vroeger waren er nog veel meer zelfstandige platenwinkeltjes. Daar kon je gewoon met je album binnenstappen en vragen of ze het voor je konden verkopen. De winkels die dat nog doen, kun je vandaag de dag waarschijnlijk op één hand tellen. Internet heeft dat probleem gelukkig enigszins opgevangen.” Hoe vaak maak je zelf gebruik van internet? Maesschalk: (zucht) “Veel te veel. Ook voor mijn werk. Maar ik ben er sowieso elke dag mee bezig. Gelukkig moet ik er als muzikant al minder tijd in investeren dan vroeger. Het wordt steeds makkelijker om je songs te verspreiden. Vroeger moest je echt kunnen programmeren, nu volstaat één simpele handeling vaak om ze online te plaatsen.”
Dus voor jou wegen de voordelen zwaarder door dan de nadelen? Maesschalk: “In mijn geval wel, ja. Om één of andere reden vind ik het leuker dat meer mensen mijn muziek horen, dan dat ik er meer geld mee verdien. (lacht) Het klinkt nogal stom als ik het zo zeg, want ik zou best wat meer geld kunnen gebruiken. Maar ik geloof niet dat ik een beter muzikaal bestaan zou hebben zonder internet. Dat lijkt me heel onwaarschijnlijk.” Je denkt niet dat je via internet veel geld kunt verdienen? Maesschalk: “Jawel. Als je erop werkt en je pakt dat goed aan, dan zijn er veel mogelijkheden. Er bestaan nog steeds originele initiatieven en manieren om financiering te krijgen voor een creatief project.” Van creatieve initiatieven gesproken, kun je eens vertellen over je 2009-project? Maesschalk: “Dat is begonnen als een stom idee. Op oudejaarsavond 2008 zei ik tegen mijn vrienden dat we tijdens het komende jaar
elk iets moesten doen dat we nog nooit gedaan hadden. Iemand zei bijvoorbeeld dat hij helemaal alleen op reis zou gaan. Ik vond het wel een leuk idee om een jaar lang iedere maand een plaat uit te brengen. Ik was nieuwgierig wat het zou geven als ik voortdurend de druk zou hebben om iets te maken.” Bleek het achteraf een goed idee? Maesschalk: “Voor één keer wel, ja. (lacht) Er zijn momenten geweest waarop ik het kotsbeu was. Dan creëerde ik wekenlang niets meer. Tot de deadline opnieuw gevaarlijk dichtbij kwam en ik er wel aan moest beginnen. Dan is het niet zo plezant meer. Ik had natuurlijk de mogelijkheid om te stoppen met het project, maar dat wou ik ook niet. Maar ik zal het toch niet snel opnieuw doen.” Het resultaat, die twaalf plaatjes, bood je online aan, en de bezoekers konden bepalen of ze er geld voor wilden geven. Tegelijkertijd heb je ze ook in kleine oplages op cd laten persen. Maesschalk: “Iedere maand maakte ik met een vriendin cd-pakketjes: even veel exemplaren als er dagen in de maand waren. De mensen konden die dan kopen. Ik vreesde er oorspronkelijk voor dat ik ze niet kwijt zou raken, dat men tegen de twaalfde maand al lang niet meer geïnteresseerd zou zijn. Maar dat viel eigenlijk goed mee. Misschien juist omdat de plaatjes maar in zo’n beperkte oplage werden uitgebracht. Achteraf kreeg ik zelfs nog enkele aanvragen voor meer cd’s. Die maak ik hier thuis; ik kan de hoesjes gewoon printen met mijn computer. Nu verkoop ik hier en daar nog eens een plaatje van het project.”
Doen wat ik wil
Maesschaelk op het balkon van zijn Schaarbeeks appartement (foto: bm)
Bestaan er naast internet nog andere goeie manieren om promotie te voeren? Of kom je dan al gauw bij de traditionele kanalen uit? Maesschalk: “De beste werkwijze is nog steeds dat je iemand in het wereldje kent. De muziekindustrie
is erg gesloten. Je hebt iemand nodig die er zijn weg in kent, een boeker of iemand die voor een label werkt. Die persoon kan de media contacteren, zodat je album de nodige aandacht en recensies krijgt. Ook voor optredens is dat belang-
is er nog een groepje muzikanten dat het met de hulp van subsidies ook kan doen.” En wat doen de andere muzikanten? Maesschalk: “Die amuseren zich ook. (lacht) Zij leven ofwel met heel weinig geld, ze klussen af en toe
“Ik ben al lang blij als ik mijn instrumenten kan betalen met mijn muziek” rijk; omdat programmatoren van concertzalen vaak met een vaste set bronnen werken.” Heb jij dan ook zo iemand rondlopen in het wereldje? Maesschalk: “Ja, ik heb geluk gehad. Mijn boeker is een sympathieke kerel met het hart op de juiste plaats. Op die manier heeft mijn laatste echte plaat (‘Somewhere Between The Sun And The Moon’ uit 2008, bm) recensies gehad in Humo en Focus Knack. Dat helpt bij de verkoop. Met mijn 2009-project was er echter niemand betrokken of geïnteresseerd. Er kwam niet echt gehoor uit het wereldje, daarom heb ik het allemaal zelf gedaan.” Maar je echte cd’s breng je op een veel traditionelere manier uit? Maesschalk: “Ja, je hebt die mensen echt nodig. Netwerken is heel belangrijk. Sommige clichés kloppen gewoon. Als je bijvoorbeeld bij een grote speler als EMI of Universal tekent, kun je erop rekenen dat je bijvoorbeeld op Pukkelpop of in de AB zult spelen. Dat kun je haast voorspellen. Muziek blijft een raar wereldje.” Is het vandaag de dag nog financieel haalbaar om muzikant te zijn in België? Maesschalk: “Ja, een heel select groepje slaagt daar nog in. Iemand als Mauro Pawlowski bijvoorbeeld, die iedere week bij wijze van spreken met drie of vier projecten op het podium staat, die zal wel met zijn muziek rond komen. Daarnaast
bij of ze zien muziek als een hobby naast hun werk. Ik ken redelijk veel mensen die parttime werken en de rest van hun tijd met muziek bezig zijn. Ik werk zelf ook niet fulltime. Op zich heb je dan genoeg om te leven, maar je hebt niet veel over. Maar kunt tenminste doen wat je graag doet.” Dus ook voor jou is een volwaardig muzikantenbestaan financieel niet haalbaar? Maesschalk: “Nee. Ik leef wel van de muziek in die zin dat ik er voortdurend mee bezig ben. Ook voor mijn werk, als promotor voor de optredens van andere mensen. Trouwens, ik heb die afwisseling eigenlijk nodig. Als ik al mijn tijd aan mijn eigen songs zou besteden, dan zou ik gek worden. (lacht) Het is al erg genoeg dat ik er zo veel tijd in stop. Mocht ik echt proberen en hard werken, dan zou ik als muzikant misschien wel wat meer geld verdienen. Maar dat zou
Wixels laatste officiële album, uit 2008 (afbeelding via artiest)
nooit genoeg zijn om ervan te kunnen leven.” Zie je de inkomsten uit muziek als een bonus op de wedde die je bij Les Ateliers Claus krijgt? Maesschalk: “Zelfs niet. Ik ben al lang blij als ik er mijn instrumenten mee kan betalen.” Bert Moerman
De beginnende groep
SAY HELLO TO MY KIDS Er bestaat een generatie muzikanten die de muzieksector nooit anders heeft gekend dan nu. Voor die jongeren voelen een lage cd-verkoop en weinig inkomsten haast normaal aan. Ook zijn ze opgegroeid met de fenomenen internet en downloaden. Maar wat vinden ze eigenlijk van het wereldje waarin ze meedraaien? En maken ze gebruik van de nieuwe middelen die beschikbaar zijn?
S
ay Hello To My Kids is een viertal met Gent als uitvalsbasis. De band werd twee jaar geleden in het leven geroepen als uitlaatklep voor gitarist en songschrijver Jonathan Van Landeghem. Samen met bandleden Anthony Ringoet (bas), Gert Malfliet (drum) en Thomas De Cnudde gitaar) maakt hij een mix van postrock, indie en elektronica. Met een log rockgeluid en lang uitgesponnen nummers als resultaat. De band maakt voor promotie gretig gebruik van het internet; het plaatje dat hij uit heeft, kun je ook gewoon gratis downloaden. Drie van de vier bandleden kwamen samen op het kot van bassist Anthony Ringoet, tevens de plaats waar ze repeteren, om hun visie op de muziekindustrie te schetsen. Studeren jullie nog allemaal? Ringoet: “Iedereen behalve Jonathan.” Van Landeghem: “Ik ben werkloos. Maar ik heb wel een diploma. Ik heb hotelschool gedaan en ben vijf jaar kok geweest. Daar ben ik nu een jaar mee gestopt om me volledig te focussen op muziek. Ik wou onze songs aan zo veel mogelijk mensen laten horen. En ik kon het me permitteren om zo
lang geen inkomen te hebbben. Maar ik besef evengoed dat er na die twaalf maanden waarschijnlijk niet veel veranderd zal zijn en dat ik wel weer als kok aan de slag zal moeten.” Treden jullie vaak op? Van Landeghem: “Voor het moment wel.” Malfliet: “We repeteren momenteel niet veel, maar spelen wel veel live. Het gebeurt in periodes bij ons; we repeteren bijvoorbeeld twee weken volle bak en dan treden we drie maand op zonder te oefenen.” Wat is de respons op de muziek? Van Landeghem: “In het algemeen goed. We hebben al een paar mooie optredens kunnen doen de afgelopen tijd. Dit jaar bijvoorbeeld in de Nederlandse club 013, het Dunk! Festival en het Play Festival vorig jaar.” Jullie hebben nu een ep uit. Gebruiken jullie die om aan optredens te raken? Van Landeghem: “Die ep is er eigenlijk gekomen omdat mensen daarnaar vroegen. We hebben hem zelf opgenomen en hadden er dus geen kosten aan. Optreden vinden wij nog altijd het belangrijkste en het leukste. Die ep is bijkomstig. Daarom verdienen we er ook geen
Gitarist Jonathan Van Landeghem is songschrijver bij de band (foto via de groep)
geld aan; je betaalt gewoon voor de verpakking, voor de kosten die wij moesten maken.” In welke oplage werd die ep uitgebracht? Ringoet: “De eerste editie hadden we in 100 exemplaren laten maken en iedereen kon hem ook gratis downloaden. Nu hebben we een nieuwe versie met twee extra nummers. We voelden dat er nog steeds interesse was, dus hebben we nog eens 300 exemplaren besteld. Je betaalt er zelfs een euro minder voor, omdat de verpakking goedkoper is.” Is het een bewust doel om ooit te kunnen leven van de muziek van Say Hello To My Kids? Van Landeghem: “Ik vrees dat dat niet haalbaar is met het genre dat wij spelen.” Ringoet: (lachend) “Ik denk dat dat een compleet onrealistische gedachte is.” Denk je dat het in het algemeen nog haalbaar is, leven van de muziek? Ringoet: “Dat hang ervan af hoe je het aanpakt. Er bestaan enerzijds muzikanten die hun eigen groep hebben en die blijven doen wat ze willen, of dat nu verkoopt
of niet. Voor hen is het vaak niet meer haalbaar. Anderzijds heb je artiesten die ook dingen schrijven voor andere mensen en studiowerk doen. Dan valt er wel te leven van de muziek.” Dan moet je waarschijnlijk wel
bereikt.” Dus downloaden werkt in jullie voordeel? Van Landeghem: “Het is juist dankzij het internet dat we kunnen groeien. Blijkbaar zijn we een bescheiden hype op het web.”
“Dankzij internet ligt de kans om jezelf als artiest kenbaar te maken gewoon voor het grijpen, je zou dom zijn om ze niet te benutten” meer popgerichte muziek maken? Ringoet: “Niet per se popgericht, maar wel commercieel.” Malfliet: “En dan komt er volgens mij nog een forse dosis geluk bij kijken.” Heeft het feit dat jullie het plaatje gratis aanbieden via internet met het feit te maken dat er toch geen geld mee te verdienen valt? Van Landeghem: “Het was vooral vanuit de gedachte: we weten dat we goede muziek maken en blijkbaar is hij zo goed dat er nog mensen zijn die er geld willen voor geven. Dat is een leuke extra. Door die plaat gratis online te zetten, kennen meer mensen onze muziek, waardoor we dus ook meer verkopen. We krijgen geregeld mails van mensen die zeggen dat ze de ep gedownload hebben en dat ze ons nu willen steunen door hem ook te kopen. In ons geval is het dus beter voor de verkoop als we zo’n plaatje online aanbieden. Zo bereik je meer mensen.” Ringoet: “De nieuwe versie van de ep is nu al bijna 500 keer gedownload op twee weken. Als hij enkel te koop was, zouden we nooit zo veel exemplaren verspreiden. En het is gek, de helft van onze downloaders is afkomstig uit de VS, een markt die anders nooit hadden
Als jullie al geld verdienen, is dat dan uit optredens afkomstig? Ringoet: (twijfelend) “Verdienen en verliezen. We winnen soms aan een optreden, maar even vaak verliezen we geld.” Waaraan dan? Ringoet: “Transportkosten, maar zeker ook slechte organisatoren.” Malfliet: “Plots weten ze niet meer welk bedrag we afgesproken hadden bijvoorbeeld.”
Bassist Anthony Ringoet in actie (foto: Herman Stehouwer)
Doe het zelf Wat is de volgende stap voor de band? Een plaat maken? Van Landeghem: “Misschien, maar daar zijn we nog niet concreet mee bezig. We zijn nog geen nummers aan het schrijven. En we hebben eerst nog een kleine tournee in september.” In het buitenland bedoel je? Van Landeghem: “Ja, we gaan naar Nederland, Duitsland, Denemarken en Zweden.” Hebben jullie die optredens zelf vastgelegd? Van Landeghem: “Inderdaad.” Hoe belangrijk is DIY (Do It Yourself) voor de band? Malfliet: “De belangrijkste!” Ringoet: “DIY is belangrijk voor ons. We doen alles zelf: we regelen onze eigen optredens, we repeteren hier in de kelder, onze ep brengen we in eigen beheer, we nemen alles zelf op, enzovoort. Elk deeltje van het creatief proces doen we zelf.” Kruipt daar veel tijd in? Ringoet: “Alles is uiteraard tijdrovend. Die tournee in september bijvoorbeeld; om al die optredens te regelen, moet je veel tijd vrijmaken.”
Waar komt die DIY vandaan? Noodzaak of omdat jullie dat een goede gedachte vinden? Van Landeghem: “Het heeft met beide te maken, denk ik.” Ringoet: “Ik heb daar eigenlijk nooit bewust over nagedacht. Het was niet dat we tegen onszelf zegden: ‘en nu gaan we het eens DIY doen.” Malfliet: “Dus dan was het misschien toch meer uit noodzaak?” Ringoet: (tegen Malfliet) “Misschien wel, maar we hadden het toch nooit anders aangepakt? Het is niet zo dat we onze plaat bij een grote platenmaatschappij zouden voorstellen of zo.” Malfliet: “Nee, dat niet. Maar tegenwoordig zijn er zo veel goede kleine labeltjes waarmee je kunt samenwerken om je plaat te distribueren. Als zij iets voor je willen doen, dan teken je toch gewoon? En dan doen we het niet meer allemaal zelf.” Ringoet: “Een andere mogelijkheid is natuurlijk dat we ons eigen labeltje opstarten. En dan werken met dochterlicenties naar grotere spelers toe.” En dat is dan opnieuw DIY? Van Landeghem: “Het leuke aan die DIY is dat je helemaal zelf kunt beslissen wat je doet. Nu kunnen we onze plaat bijvoorbeeld gratis aanbieden via internet. Vanaf het moment dat je bij één van de grote platenmaatschappijen tekent, zou het kunnen dat je je werk van het web moet halen. Omdat dat niet verkoopt.” Jullie zijn online zeer actief. Wat ligt daaraan aan de oorzaak? Van Landeghem: “Persoonlijke interesse. We zijn eigenlijk verslaafd aan internet. Dan is het maar logisch dat we er veel promotie mee maken.” Malfliet: “Internet is tegenwoordig gewoon het grootste medium. Zeker voor promotie wordt er meer dan ooit via het web gewerkt.” Van Landeghem: “En je hebt het zelf in handen. De kans om jezelf als artiest kenbaar te maken ligt er gewoon voor het grijpen. Je
zou dom zijn als je die kans niet probeerde te benutten. Het internet biedt een aantal serieuze mogelijkheden.” Malfliet: “Vaak is het daarnaast wel belangrijk dat je nog steeds bepaalde connecties hebt. Internet helpt wel, maar persoonlijk contact is even belangrijk. Je kunt niet enkel een mailtje sturen naar een bepaalde club of café om er op te treden, vaak moet je ook wat mensen kennen of aanspreken.” Dankzij internet kan een band
Jullie trachten tastbaar te zijn voor de mensen? Ringoet: “Ik denk dat we wel redelijk tastbaar zijn.” (lacht)
veel persoonlijker contact hebben met zijn fans. Vinden jullie dat belangrijk? Malfliet: “Het is voor een fanbase natuurlijk gemakkelijker geworden om contact te hebben. Nu kun je de band die je de avond ervoor op café zag eens snel opzoeken op Facebook. Vroeger kon je dat niet echt doen met de telefoonboek of zo. (hilariteit) Iedereen is veel gemakkelijker bereikbaar, dankzij het web is de stap veel sneller gezet.” Ringoet: “Ik neem het woord marketing niet graag in de mond, maar uiteindelijk ben je een merk dat je verkocht moet krijgen. Online marketing is zo hard zo hard aan het evolueren dat de consument de touwtjes nu in handen heeft. Het draait vandaag allemaal rond die ‘User Generated Content’.” En jullie proberen daarin mee te zijn? Ringoet: “Voor zover dat mogelijk is wel, ja. Je kunt dat moeilijk nog stimuleren bij de consument.” Van Landeghem: “Het is sowieso de bedoeling dat je als band sympathie opwekt.”
Ringoet: “Die documentaire in Panorama was schrijnend. (hij doelt op ‘Pop, wat levert het op,’ de Canvasdocumentaire van 7 maart over de muziekindustrie, bm) Een aantal grote spelers had het echt nog niet door. Ik herinner me enkele mensen van EMI die aan het woord kwamen. Ik dacht bij mezelf: doe zo een paar jaar verder, en er zullen nog meer ontslagen vallen.” Van Landeghem: “Het probleem met de grote labels is dat ze veel te commercieel denken. En het probleem met de kleinen is dat ze niet genoeg geld hebben om commercieler te kunnen denken. Dat is jammer, want vaak zitten daar kwalitatieve bands bij. Maar die kunnen ze meestal niet meer aanbieden dan wat promotie. Voor grotere investeringen is er geen geld.” En de grote namen zijn te wereldvreemd? Van Landeghem: “Die proberen nog te veel winst te maken op de oude manier.” Ringoet: “Maar de tijden zijn veranderd. Het concept album heeft zijn beste tijd bijvoorbeeld wel gehad. Dat brokkelt af door de
Frisse wind Hoe zien jullie de toekomst van de muziekindustrie? Van Landeghem: “Ik denk dat grote platenmaatschappijen hun visie eindelijk eens mogen aanpassen. Blijkbaar weten ze nog altijd niet dat er zoiets als internet bestaat.”
“Blijkbaar weten sommige grote platenmaatschappijen nog steeds niet dat er zoiets als internet bestaat”
verspreiding van losse mp3’s en dergelijke.” Dus zowel de grote als kleine namen verdienen geen geld meer? Ringoet: “Dat is misschien wat zwart-wit, maar het internet was sowieso een enorme bom, die het hele wereldje heeft dooreengeschud. Daardoor is het nu nog moeilijk om te zeggen hoe de toekomst eruit gaat zien, wat er gaat veranderen.” Van Landeghem: “Wij zijn bijvoorbeeld ook niet de enige DIY-groep ter wereld.” Ringoet: “Alles is gedemocratiseerd.” Zien jullie de toekomst van de sector pessimistisch? Ringoet: “Eigenlijk niet.” Is het internet een frisse wind die erdoor waait? Van Landeghem: “Die erdoor moet waaien.” Ringoet: “Het is the road ahaid. Er zijn veel nieuwe mogelijkheden, de toekomst zal uitwijzen wat dat zal geven.” Bert Moerman
De ondersteunende organisatie
POPPUNT
Afgaande op de voorgaande interviews mag het duidelijk zijn: Vlaanderen huisvest een grote variatie aan bands. Zowel qua genre als qua bekendheid. Gelukkig bestaan er dan ook organisaties om heel dat gebeuren op een gepaste manier te omkaderen en begeleiden. De gevestigde namen kunnen bijvoorbeeld bij Muziekcentrum Vlaanderen terecht. En beginnende en semi-professionele muzikanten moeten bij Poppunt zijn. De organisatie tracht midden in de muzieksector te staan en houdt de (digitale) veranderingen die er momenteel in gebeuren nauwgelet in de gaten.
J
an Pauly is werknemer bij Poppunt. Hij houdt zich dagelijks bezig met advies aan bands, muzikanten en dj’s. Ook werkt hij mee aan de verschillende publicaties die de vzw uitbrengt. Pauly: “Poppunt noemt zichzelf een aanspreekpunt voor beginnende muzikanten en dj’s. We zijn een vzw en worden gesubsidieerd vanuit de Vlaamse Gemeenschap, waar we vallen onder het Amateurkunstendecreet. Maar we zijn dus geen overheidsinstantie, zoals veel mensen denken.” Waaruit bestaat jullie takenpakket? Pauly: “Onze werking focust zich op het maximaliseren van kansen voor muzikanten en dj’s. Dat gebeurt via enkele belangrijke punten. Enerzijds proberen we speelkansen aan te bieden. Dat is een eerste kerntaak. Via allerhande projecten die we ofwel zelf, ofwel in samenwerking met partners organiseren, proberen we zo veel mogelijk jonge artiesten op het juiste podium te krijgen. Podiumkansen waar ze iets aan hebben met andere woorden. Daarnaast bestaat ook vi.be (spreek uit: ‘vibe’), onze online community. Ook op die manier proberen we optredens aan te bieden. Het is bijvoorbeeld via dat platform dat de inschrijvingen voor
Humo’s Rock Rally en veel andere wedstrijden gebeuren. Een volgende kerntaak is (zakelijk) advies geven aan muzikanten. Ze kunnen bij ons terecht met vragen over auteursrechten, platencontracten, een vzw oprichten, belastingen, enzovoort. Daarnaast is er nog een pijler in onze werking. We zien onszelf als bondgenoot voor iedereen in de Vlaamse muzieksector. Organisaties die hetzelfde doen als ons zien we niet als concurrenten. Ons uitgangspunt is: iedereen die iets doet voor beginnende en semi-professionele muzikanten, verdient onze steun. We proberen met Poppunt midden in de sector te staan danzij contacten met verschillende organisaties. En we hebben een soort signaal- of doorgeef-
functie naar de overheid toe.” De klemtoon ligt dus op beginnende muzikanten. Kunnen professionelen niet bij jullie terecht? Of worden zij verondersteld al ver genoeg te staan? Pauly: “Ja, en ze kunnen bij Muziekcentrum Vlaanderen terecht. Maar natuurlijk, waar trek je de grens tussen semi-professioneel en professioneel? Dat is zeer moeilijk te bepalen. En uiteindelijk kunnen zelfs muzikanten die al geregeld in de media komen en een platencontract hebben nog steeds met vragen zitten. Gaëtan van de band Isbells is hier onlangs een paar keer geweest voor advies bijvoorbeeld. Iedere muzikant kan nog met vragen zitten, die wij met plezier beantwoorden. Iedereen is welkom, maar de kern van ons d o e l - publiek
“Internet is voor een groep geen optie meer, maar een verplichting” (foto: bm)
is wel de beginnende muzikant. Professionelen moeten bijvoorbeeld geen beroep meer op ons doen voor speelkansen.”
Darwin in actie Hoe ziet het huidige Vlaamse muzieklandschap eruit? Hoeveel bands zijn erin actief? Pauly: “Als het daarover gaat, zwaaien we altijd met een vast cijfer. Daar hebben we geen staalharde bewijzen voor, want die zijn er niet. Maar we mikken erop dat ongeveer 10 000 bands en artiesten actief zijn in Vlaanderen vandaag. Een paar duizend daarvan raakt nooit verder dan het repetitiekot. Nog eens een paar duizend treden enkele keren op, merken dat het niet goed genoeg is en stoppen eveneens. Op ons platform vi.be zijn momenteel ongeveer 3800 bands geregistreerd. Daarnaast zijn er nog 1300 dj-profielen. En ik denk dat we stilaan kunnen zeggen dat de mensen die op een relevante manier met hun muziek bezig zijn, dat zij op onze site zitten. Wil dat zeggen dat er maar 3500 bands echt actief zijn in Vlaanderen? Nee, het zijn er veel meer. Maar het zijn wel die groepen die meedoen aan rockrally’s en die een demo of ep uitbrengen. We gokken dus op 10 000 artiesten waarvan er 3500 op een serieus niveau bezig zijn.” Dat is wel een groot cijfer voor zo’n kleine oppervlakte. Is er dan geen sprake van overkill? Pauly: “Je zou kunnen zeggen van wel, maar gelukkig bestaat er in de muziekwereld – zoals in veel sectoren – zoiets als natuurlijke selectie. Kwaliteit komt bovendrijven? Pauly: “Ja. Op voorwaarde dat je op een deftige manier kunt communiceren en promotie voor jezelf kunt voeren. Want daar komt het eigenlijk op neer: als er zo veel bands zijn, moet jij een manier vinden om op te vallen, om er bovenuit te steken. Muzikanten die daar goed mee bezig zijn, die daarover nadenken en bereid zijn
“We gokken op 10 000 bands in Vlaanderen waarvan er 3500 op een serieus niveau bezig zijn” er veel energie in te steken, die komen bovendrijven. Heel veel artiesten maken een profiel aan op MySpace, Facebook, vi.be en al die andere netwerken, en dan verwachten ze dat de speelkansen wel uit de lucht zullen komen vallen. Of ze sturen tien demo’s rond en zijn verbaasd als er geen antwoord op komt. Begrijp me niet verkeerd, als groep moet je al die stappen zetten. Maar daarnaast moet je de tijd nemen om de telefoon te pakken en te vragen: ‘Heb je mijn demo gehad? En wat vond je ervan?’ Wie dat doet, die haalt het. En natuurlijk is het nog steeds zo dat álles begint met goede muziek.” Is het algemeen niveau in Vlaanderen hoog? Pauly: “Dankzij onze job zien we veel jonge gasten aan het werk. En ik moet zeggen, we zijn altijd verbaasd over het niveau. Oké, er zijn veel prutsers aan het werk. Met alle respect. Maar er zijn ook bands die er duidelijk bovenuit steken, die frequent opduiken in rockrally’s en concoursen. Daar is het niveau echt hoog. Het is ook zo dat het tegenwoordig veel gemakkelijker is om thuis, op eigen houtje deftige opnames te maken. Op vi.be horen we op de profielen vaak muziek van hoge opnamekwaliteit. Dat is een groot verschil met pakweg vijf, zes jaar geleden. Zowel op artistiek als technisch vlak zitten we dus met een hoog niveau. Dat is zeer plezant om van dichtbij te volgen.”
Te laat Een probleem dat al enkele jaren
door de sector waart, is de dalende cd-verkoop. Hoe erg is het probleem? Pauly: “Het probleem is erg, daar moeten we geen doekjes om winden. De inkomsten uit de platenverkoop zijn gekelderd. Toch zijn er nog steeds veel jonge bands die zweren bij het uitbrengen van een cd. En ik geef ze geen ongelijk. Met cd’s verdien je geen geld meer, dat is duidelijk. Als je veel geluk hebt, wordt je investering terugbetaald. Het wordt tegenwoordig veeleer gezien als een investering, een visitekaartje. Waar wel nog geld mee te verdienen valt, is enerzijds het livecircuit en anderzijds de auteursrechten, alles wat met publishing, compilaties, reclamespotjes, muziek in games en dergelijke te maken heeft. In Vlaanderen hebben we eigenlijk nog geluk, in die zin dat we met een publiek zitten dat zeer veel houdt van livemuziek. Maar op cd-verkoop moet je al lang niet meer rekenen.” Wat ligt aan de oorzaak daarvan? Pauly: “Vaak wordt met het vingertje gewezen naar de muziekindustrie, dat ze niet voldoende mee geëvolueerd is. Dat klopt, maar langs de andere kant zitten we met een generatie gebruikers – van 18 tot 23 jaar en jonger – die het nooit normaal heeft gevonden om te moeten betalen voor muziek.” Ze vindt gratis downloaden wel normaal? Pauly: “Inderdaad. En daar kan ik ergens wel begrip voor opbrengen. Want muziek is alomtegenwoordig; op de tv, de radio, in cafés, in winkels, enzovoort. Je kunt het haast vergelijken met water. Als je
de kraan open zet, loopt het eruit. En er is niet één kraantje, er zijn er 100 000’en die je tegelijkertijd kunt opendraaien. Water is ook niet gratis, maar je staat daar bijna niet bij stil.” We nemen het aan als vanzelfsprekend? Pauly: “Voilà, en bij muziek is dat net hetzelfde. Die generatie heeft nú zin om dat soort muziek te horen, dus moet ze dat nú hebben. Je klikt een paar keer en het is gedownload. Ik heb er ergens begrip voor. Maar het is wel nefast voor
Pauly: “Nee. Je moet je ook de vraag stellen of dat wel nodig is. Is het nodig om zo veel energie en geld te steken in het lamleggen, beboeten en controleren? Of zouden we niet beter beginnen nadenken over nieuwe, invoerbare modellen die aanvaardbaar zijn voor het publiek?” Wat zijn de mogelijkheden? Pauly: “Er bestaan twee uitersten. Het ene is de restrictieve manier. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de Hadopiwet in Frankrijk. Daarbij gaat men je internetgebruik echt
iedereen die met platen verkopen geld wil verdienen. Gelukkig zijn er ook artiesten die daar creatief mee omspringen en dat nadeel ombuigen in een voordeel. Bijvoorbeeld door een hype rond zichzelf te creëren. Of door een plaatje uit te brengen waar ze veel extra’s en mooie artwork aan koppelen. Of gelimiteerde versies uitbrengen. Of toegang verlenen tot extra online content. En ga zo maar verder. De verschillende modellen bestaan dus al en ze zijn nog altijd in opgang. Maar hét nieuwe verdienmodel voor de muziekindustrie is nog altijd niet gevonden. Die eerdergenoemde ideeën zijn wel leuk en creatief, maar rijk zullen de bands er niet van worden. Jonge muzikanten hebben gelukkig vaak al door dat cd’s verkopen een leuke extra is bij hetgene dat ze daarnaast verdienen. De muzikanten die van hun muziek alleen kunnen leven in Vlaanderen, kun je waarschijnlijk tellen op twee handen. Als het niet op één is.” Is die downloadtendens nog tegen te houden?
controleren. Als je betrapt wordt op illegale activiteiten, krijg je de eerste keer een waarschuwing. De tweede keer ontvang je een boete. En de derde keer wordt je internet bruutweg afgesloten. Op die manier ga je echt de gebruiker bestraffen. Een andere variant is de providers aanpakken. Zij verschaffen de toegang tot illegale content, dus zijn zij verantwoordelijk voor de internetstroom. Je verplicht met andere woorden de providers om bepaalde inhouden te blokkeren. Dat zijn twee zeer repressieve methodes. Daartegenover staat de tolerante piste. Die zijn ze nu in Nederland aan het testen met het zogenaamde paid for free content model. Daarbij betaalt de internetgebruiker maandelijks een bepaald bedrag bovenop zijn abonnement. Vijf of tien euro bijvoorbeeld. In ruil krijgt hij toegang tot een onoverzichtelijk aanbod aan downloadbare muziek, films, games, enzovoort. Een andere versie daarvan wordt uitgeprobeerd op The Isle Of Man, een autonoom eilandje aan de Britse kust. Daar
“Jonge muzikanten hebben gelukkig vaak al door dat cd’s verkopen een leuke extra is geworden”
hebben ze het zelfs gepresteerd om de belastingen een klein beetje te verhogen. Iederen betaalt dus mee aan het downloaden. Er zijn, met andere woorden, enorm veel modellen denkbaar.” Waar gaat jouw voorkeur naar uit? Pauly: “Ik ben eerder de tolerante modellen genegen. Maar pak me daar niet op. Want als ik odat luidop zou verkondigen, word ik waarschijnlijk afgeschoten door de grote platenmaatschappijen. En ik kan ze geen ongelijk geven; ze zien hun inkomsten jaar na jaar dalen. Piraterij is niet tof. Maar wat ga je doen? Miljoenen mensen in de illegaliteit duwen omdat ze eens een cd downloaden? Dat kan ook niet. Dus moeten we nu op zoek gaan naar een voor iedereen aanvaardbaar model. En het zal volgens mij nog even duren voor de oplossing gevonden wordt. Het blijft trouwens wel vreemd dat iTunes niet werd uitgevonden door de platenindustrie zelf. Dat werd ontwikkeld door twee nerds. Ik vind dat zeer bizar. En het is een teken dat de sector wel degelijk achterophinkt. Maar nu is het te laat.
De Vlaamse online
muziekscene
Wat nieuwe promotiemogelijkheden betreft, is internet sowieso niet meer weg te denken. Wat kan er zoal? Pauly: “Je moet hoe dan ook voor ogen houden dat het internet een en-en-enverhaal is. Geen of-ofverhaal. Als je van het medium gebruikmaakt, moet je ervoor zorgen dat mensen je op zo veel mogelijk manieren kunnen bereiken. Dat wil zeggen dat een website alleen niet meer volstaat. Daarnaast moet je ook nog een MySpaceprofiel hebben, op Facebook zitten, enzovoort. Dat vergt allemaal veel werk om te onderhouden. Het gebruiksgemak van die websites verbetert gelukkig. Vandaag de dag kun je sommige socialenetwerksites al aan elkaar koppelen, zodat je een bericht maar één keer meer moet
publiceren. Maar het is dus belangrijk om op zo veel mogelijk plaatsen aanwezig te zijn. En je moet de technische mogelijkheden die aangeboden worden slim gaan inzetten. Een band kan ze gebruiken om contact te hebben met fans, om eventuele nieuwe fans te verleiden en om mensen soms gratis dingen toe te stoppen. Daar moet je creatief in zijn. Internet is geen optie meer, je moet daar gewoon zo veel mogelijk van gebruikmaken!” Dus online aanwezigheid en computerkennis behoren onvermijdelijk tot het takenpakket van een band? Pauly: “Ik denk het wel. Laat ons eerlijk zijn, veel computerkennis heb je daarvoor niet nodig. Het wordt steeds simpeler om een website bij te houden, zeker op de socialenetwerksites. En dan bestaan er nog aanspreekpunten zoals de muziekcentra TRIX in Antwerpen en Muziekodroom in Hasselt die regelmatig infosessies en workshops geven rond het onderwerp. Het is misschien grof om te zeggen, maar je hebt als muzi-
Op die manier kunnen ze communiceren en promotie voeren. In die zin is het een soort MySpace. Maar er zijn ook verschillen. Eerst en vooral omdat vi.be geografisch beperkt is tot Vlaanderen. Er zitten 8000 gebruikers op het platform, een heel contrast met de 16 miljoen profielen op MySpace. Daardoor kom je sneller in contact met de voor jou relevante mensen. Ten tweede is het platform niet het doel op zich. Het is eigenlijk een middel om aan de juiste optredens en (media)aandacht te raken. Een online medium met offline gevolgen. Ik blaas nu even de loftrompet over onszelf, maar het komt erop neer dat je op vi.be aanwezig moet zijn om aan de meest relevante speelkansen in Vlaanderen te raken. Alsmaar inschrijvingen voor wedstrijden verlopen via onze site; van Humo’s Rock Rally tot de provinciale concoursen en De Beloften.” Dus in dat opzicht is het een succes? Pauly: “Zeker! En nog meer als je weet dat het pas sinds september 2008 online staat. Vi.be wordt
kant vandaag haast geen excuus meer om niet online te zitten.” Ook Poppunt zit online, met haar vi.be-platform. Wat is het verhaal daarachter? Pauly: “Op de oude Poppuntsite hadden we een database met contactgegevens van muzikanten. We wilden daar iets meer mee doen en zoals het hier vaak gaat, is dat oorspronkelijk idee na een brainstormsessie helemaal uit zijn voegen gebarsten. Het resultaat was vi.be. De baseline is de Vlaamse muziekscene online. We willen een online gemeenschap zijn van muzikanten, dj’s, organisaties en fans.
ondertussen 1,2 miljoen keer per maand bezocht. Het spel draait dus. En we hebben natuurlijk de troef dat we genoeg contacten in de sector hebben om het medium te promoten. Vi.be wordt zo stilaan een vast begrip in de Vlaamse muziekwereld.” Laten we alles nog even samenvatten. Stel: je speelt in een jonge band, je hebt een setlist waarmee je een uur kunt vullen en je bent ervan overtuigd dat je the next big thing bent. Welke concrete stappen moet je dan zetten? Pauly: “Eerst en vooral moet je zo lang mogelijk in je repetitiekot
blijven, om te zorgen dat je nummers af zijn en dat iedereen ze blindelings kan spelen. Liefst op een voor het publiek aantrekkelijke manier. Dat is stap één. Stap twee is zo veel mogelijk spelen, zodat je ervaring opdoet en je naam begint rond te gaan. In het begin zal dat voor een lage gage en in technisch moeilijke omstandigheden zijn. Maar elke muzikant moet die fase doormaken, zo leer je met problemen omgaan. Je gaat op je bek, staat op en doet verder. Daarnaast of daarna komt het erop aan om op een deftige manier promotie voor jezelf te maken. Je zorgt ervoor dat je zo professioneel mogelijk overkomt met zo weinig mogelijk middelen. Gebruik voor promotie ook zo veel mogelijk kanalen: internet, de media, managers, boekers ,organisatoren, etc. Je naam moet gewoon geregeld terugkeren, zodat hij een belletje doet rinkelen als je je album naar bijvoorbeeld Studio Brussel opstuurt. Ook doorzettingsvermogen is belangrijk. Je zult veel neens krijgen in je carrière, maar het zijn enkel de bands die zich niet laten ontmoedigen die er zullen komen. En tenslotte moet je ook feedback durven vragen. Je vrienden zullen zeggen ‘ja, het is cool!’ Je ouders zullen zeggen ‘het is wat luid, maar wel goed.’ Durf ook eens aan mensen die professioneel met muziek bezig zijn vragen wat ze ervan vinden. Je kunt dan nog met dat advies doen wat je wilt.” Hoe zie je tenslotte de toekomst van de Vlaamse muziekscene? Pauly: “Vrij rooskleurig. Dit jaar komen ongeveer 100 platen van Vlaamse artiesten uit, dacht ik. Dat is niet weinig. Het is een teken dat hier veel creatieve mensen rondlopen. Waar we wel nog werk van moeten maken, is een deftig exportbeleid van onze muziek. Maar algemeen gaat het zeker niet slecht hier in Vlaanderen, en het is nog lang niet gedaan!” Bert Moerman
De Mogelijkheden
WAAROM ER NOG HOOP IS Uit de voorgaande interviews met mensen uit het wereldje werden enkele zaken duidelijk. Ten eerste: de muzieksector is in een relatief korte periode drastisch veranderd. Grote oorzaak is natuurlijk de crisis die al tien jaar woedt, met aan de basis daarvan de internetrevolutie. Gelukkig werd ten tweede ook duidelijk dat een nieuwe situatie ook voor heel wat nieuwe kansen zorgt.
V
elen bleven niet bij de pakken zitten. Vaak zijn het jonge muzikanten die op zoek gingen en gaan naar nieuwe manieren om hun werk aan de man te brengen. Vaak zonder dat ze dat ze er nog geld aan verdienen. Die hoop mag stilaan opgeborgen worden. Maar de liefde voor muziek en de wil om hun nummers te delen met de buitenwereld zorgen wel voor creatieve oplossingen. Internet – algemeen gezien als bron van het kwaad – blijkt daarbij vaak een ironische bondgenoot te zijn. Een kort overzicht van de mogelijkheden.
Flickr (voor foto’s), blogs, LastFM, en natuurlijk vi.be. Dat laatste is het platform van Poppunt, dat al uitvoerig ter sprake kwam in het interview met Jan Pauly. Bij aanwezigheid alleen eindigt het socialenetwerkverhaal echter niet. De artiest moet zorgen dat er op al die profielen iets te beleven vallen. Door berichtjes te zenden, filmpjes of foto’s te posten of af en toe een nieuw nummer te laten horen. Als dat lukt, kan een bepaald imago uitgedragen worden en kan er een sterke verbinding met de eindgebruiker tot stand komen.
De eenvoudige weg
De volgende mogelijkheid is de consument laten kiezen hoeveel hij betaalt voor de muziek. Die pay what you want methode kreeg in 2007 internationale aandacht toen Radiohead besliste om ze toe te passen op hun plaat ‘In Rainbows’. Miljoenen fans kregen plots de kans om voor de de digitale versie van de nieuwe plaat te geven wat de wilden. Zelfs niets. Achteraf werd het album ook nog als een cd in de winkels gelegd, tegen een vaste prijs. Het hele verhaal bleek een (zelfverklaard) succes te zijn. Ook in de pers werd het idee baanbrekend genoemd, een revolutie in muziekmarketing. Maar er
Laat ons beginnen met het simpelste, de stap die iedereen die op een bepaald niveau met muziek bezig is moet zetten: online aanwezigheid. Dat gebeurt meestal op de zogenaamde socialenetwerksites. Het voordeel is dat een artiest een relatie met de bezoekers kan opbouwen. Sociaal contact zonder dat je fysiek aanwezig moet zijn. Op die manier voelen fans zich betrokken bij zijn reilen en zeilen en worden geïnteresseerden overtuigd. De lijst met sites is lang: MySpace, Facebook, Netlog, Noxa, Reverbnation, Twitter, iLike,
gingen terecht kritischere stemmen op. Een gevestigde naam als Radiohead heeft in het verleden al genoeg platen verkocht en moet zich bijgevolg geen zorgen meer maken om geld. En dankzij hun naamsbekendheid moeten ze zich ook niet bekommeren om de afzetmarkt, die is groot genoeg. Klaas Delrue van de Nederlandstalige band Yevgueni behoort ook tot sceptici. “Het statement dat bands als Radiohead proberen te maken, namelijk dat het hen niet om het geld te doen is, is natuurlijk bewonderenswaardig. Maar dat is wel gemakkelijk gezegd als je al binnen bent omdat je de periode nog hebt meegemaakt waarin nog platen verkocht werden. Dan kun je je nu beperken tot dergelijke artiestieke uitlatingen. Voor een Vlaamse band als Yevgueni zou dat echter een voorbarige en domme zet zijn. Ik denk dat wij best nog altijd op de traditionele wijze werken.” De meningen zijn verdeeld, maar de methode bestaat dus wel degelijk. Er bestaat ook een eenvoudige versie van het systeem die door iedereen toepasbaar is, Bandcamp (www.bandcamp. com) genaamd. Het is simpel; je creëert gewoon een profiel en zet
er je muziek op. Dan moet enkel nog de miniumumprijs vastgelegd worden (vanaf nul euro) en kan iedere bezoeker beginnen downloaden. Undergroundartiest Wim Maesschalk maakte voor zijn 2009-project gebruik van de website. “Het systeem is zo eenvoudig; in enkele stappen ben je klaar. Drie jaar geleden moest je nog weten hoe je een digitale winkel moest programmeren. Het enige probleem is dat een platform als Bandcamp niet zo veel opbrengt.
duur levert dat dus een positief imago, meer naamsbekendheid en dus hopelijk meer optredens en inkomsten op. “Qua promotietool kan je muziek gratis aanbieden absoluut tellen,” zegt Jan Pauly van Poppunt. “Mijn gezond verstand zegt dat als je iets gratis aanbiedt, dat dat mensen wel zal aanzetten om andere dingen van je te kopen. Zoiets heet upselling, het principe waarbij je meer aanbiedt dan hetgene waarvoor men betaalt.”
Je muziek gratis aanbieden via internet is heus niet zo dom als het klinkt Mijn werk stond ook een tijdje op iTunes, en daar verdiende ik veel meer aan.”
Gelukkig kun je je muziek altijd nog gratis weggeven. Dat lijkt misschien dom, maar zeker voor een jonge en beginnende groep kan dat positief uitpakken. Stel: je speelt in een band en je hebt net een eerste plaatje opgenomen. Dan sta je eigenlijk voor een dilemma: wil je nog proberen om geld te verdienen met je werk, of zorg je ervoor dat meer mensen de muziek te horen krijgen? De eerste optie wordt steeds minder realistisch; de platenverkoop is gekelderd en de kans dat je opgepikt wordt door een major (grote platenmaatschappij) wordt steeds kleiner. Daarom is je muziek gratis aanbieden heus niet zo zinloos. Het heeft enkele positieve gevolgen, op lange en op korte termijn. Als meer mensen toegang hebben tot je werk, krijg je automatisch een grotere fanbase. En die is dankzij internet bevrijd van geografische beperkingen, mensen van over de hele wereld downloaden je songs. Ook kom je sympathiek over: het is je duidelijk niet om het geld te doen, maar om de muziek. Op den
De fan centraal
Tot zover de simpele methodes. Er bestaan ook andere manieren, die misschien eerder weggelegd zijn voor gevorderde artiesten. Fan funding is er één. Het is een financieringsmethode met veel varianten, maar ze werken telkens ongeveer op dezelfde wijze. Degene die muziek maakt, moet een bepaalde som geld verzamelen voor de productie van een single of plaat. Daarvoor moet hij zelf op zoek gaan naar investeerders. Iedereen kan dus geld storten om het volgende album van zijn idool te realiseren. Eens het gewenste bedrag behaald wordt, kan de muzikant de studio in trekken. Achteraf wordt iedereen die mee geïnvesteerd heeft, aandeelhouder. Afhankelijk van hoeveel ze betaald hebben, krijgen ze een geldsom per verkocht exemplaar uitgekeerd. Niet langer de artiest, maar de gebruiker speelt een centrale rol. Het concept kent veel internationale versies; talloze websites (zoals SellaBand, Slicethepie en vele anderen) gebruiken het systeem. Ook in België bestaan er varianten van. Een eerste is Sonic Angel,
het onlangs opgerichte label van Bekende Vlaming Maurice Engelen, waarop onder andere Tom Dice getekend heeft, onze inzending voor het Eurovisiesongfestival van dit jaar. Op de website van de organisatie staat te lezen dat ze financiering voor haar artiesten wil gekomen via een combinatie van fan funding en projectsponsoring via bedrijven. “Tom Dice is een muzikant met erg veel commercieel potentieel,” aldus Jan Pauly van Poppunt. “Maar ik moet wel nog zien dat hij aan het nodige bedrag raakt, want we zitten hiet met een relatief kleine afzetmerkt. Sonic Angel speelt het sowieso wel slim. Zo kun je tegen betaling bijvoorbeeld gaan voetballen met of gitaarles krijgen van de singersongwriter. We zullen moeten afwachten of en hoe hij en de andere artiesten van het label aan het geld raken.” Een andere Belgisch initiatief, is Akamusic. Daar kan iedere groep of solomuzikant een profiel creëren, waarna hij op eigen houtje erin moet slagen om financiering samen te krijgen. De bedragen die daarvoor gehaald moeten worden, zijn op zijn minst aan de hoge kant te noemen. Voor een single moet je 15 000 euro bijeen krijgen, en
voor een album zelfs 50 000 euro. Ondanks die hoge cijfers, werden er sinds de oprichting van het bedrijfje in maart 2008 al redelijk wat successen geboekt. Een jaar na het ontstaan hadden al 11 000 artiesten een profiel gecreëerd, waren 56 000 investeerders actief en raakten meer dan 40 albums geproducet.
Toch is deze werkwijze ook niet volledig zonder fouten. Zo bestaat de kans dat telkens alleen de commercieelste artiesten komen bovendrijven. Immers, als het geld van de luisteraars zelf moet komen, dan worden automatisch de populairste of meest winstgevende genres voorgetrokken. Met als gevolg dat het geen oplossing biedt voor alternatievere acts. Ook Jan Pauly is niet helemaal overtuigd: “Ik vermoed dat indie-artiesten bij fan funding inderdaad wat in de kou blijven staan. Zeker als het om zo’n grote sommen gaat voor de productie. Alternatievelingen zijn het gewend om met kleinere budgetten veel meer te doen. Simpelweg omdat ze moeilijk aan dat soort bedragen raken. Het systeem is voor hen waarschijnlijk niet de ideale manier.”
Originaliteit troef Wat is dan een betere manier? Een origineel, individueel initiatief starten bijvoorbeeld. Zo onderscheid een muzikant zich van de grote hoeveelheid andere bands. Wat daarbij belangrijk is, is om outside the box te denken. Dat is wat boyShouting, het pseudoniem van Limburger Marc Wetzels, onlangs deed. Om zijn plaat ‘The Shareholders Of His Thoughts’
boyShouting financierde zijn plaat volledig met de hulp van fans (foto: Razziphoto)
Bij fan funding speelt niet langer de artiest, maar de gebruiker een centrale rol te bekostigen verkocht de man 100 dagen muziek. Het werkte als volgt: Wetzels schreef dagelijks een nummer. Hij deed dat thuis, waar hij voldoende opnamemateriaal had. Een fan of sympathisant kon zich dan het resultaat aanschaffen, onder het mom koop een dag uit mijn leven. Nadat hij dat proces 100 keer had herhaald, gebruikte hij het verzamelde geld om de tien beste nummers deftig opnieuw op te nemen. Met het eerdergenoemde album als resultaat. Op die manier financierde Wetzelfs dus zijn plaat. Ergens is dat ook een vorm van fan funding, maar dan op eigen houtje. De DIY-gedachte (Do It Yourself) is nooit veraf.
Een andere manier om creatief met je product om te gaan, is authenticiteit of exclusiviteit aanbieden. Ook daar is de bedoeling zich te onderscheiden van de anderen. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van handgemaakte of originele verpakkingen, mooie illustraties in het boekje, vinyl exemplaren in gelimiteerde oplage, gratis downloadbare extra’s, enzovoort. Enkele recente voorbeelden: het Gentse Amatorski bracht onlangs zijn eerste ep uit. De groep deed dat in samenwerking met platenzaak Vynilla. Er werden 300 vinylplaten gedrukt, waarvan 100 gekleurde. De verpakking en artwork binnenin waren zo mooi gedaan dat het een hebbeding werd, een verzamelobject. De nummers werden daarnaast tegen betaling via internet aangeboden, zodat ook mensen zonder platenspeler de kans kregen ze te kopen. Bij ensemble DAAU zag je een soortgelijk verhaal. Daar wordt de meest recente plaat ‘The Shepherd’s
Dream’ verkocht in een houten kistje. Binnenin zitten per lied een apart kunstwerkje, de plaat zelf en nog een extra hoes die je kunt meenemen naar een show van de groep. Na het optreden kun je dan een opname verkrijgen van wat je net hebt gezien. Telkens wordt er dus goed nagedacht over het concept achter de albums. Het resultaat krijgt daarom een authentiek en integer karakter, iets wat doorwerkt op het imago van de band die erachter zit. Jan Pauly van Poppunt deelt die mening: “Het zijn dergelijke acties die blijven hangen, zowel bij het publiek als bij de media en in de sector. Ik – en ik niet alleen – hou enorm veel van artiesten die durven creatief zijn en verder denken dan hun neus langs is. Niet iedereen hoeft creatief te zijn, maar het zijn volgens mij degenen die het wel zijn die het ver zullen schoppen.” Ten slotte mogen de oude beproefde methodes niet vergeten worden. Internet is wel dé promotietool geworden, maar persoonlijk contact en netwerken zijn nog steeds onontbeerlijk. Via wedstrijden en kleinschalige optredens moet je nog steeds hogerop klimmen en je naam vestigen. Dat probeert Say Hello To My Kids momenteel te doen. Jonathan Van Landeghem van de band: “Om aan optredens te raken, passen we vaak een combinatie toe van gericht e-mailen en persoonlijk contact. Als we iemand uit het wereldje tegenkomen, gebeurt het vaak dat we op die persoon afstappen en onszelf voorstellen.” Zoals Jan Pauly in zijn interview ook al opperde is de basis, hét belangrijkste, nog steeds goede muziek. Dat zal nooit
veranderen, en maar goed. Ter conclusie mag het duidelijk zijn: de mogelijkheden om jezelf als artiest te promoten, zijn de laatste jaren alleen maar toegenomen. Het mag dan misschien crisis zijn, het voordeel aan een creatieve sector, is dat er logischerwijs creatieve mensen in rondlopen. Zij zullen buiten de lijntjes kleuren blijven kleuren bij het zoeken naar oplossingen. Daarom is deze journalist rotsvast overtuigd dat de muzieksector dynamisch genoeg is om te overleven en verder te evolueren. Bert Moerman