Defensie in de verkiezingen Gaby Ammerlaan
Op maandag 9 februari 1998 organiseerde de Atlantische Commissie in samenwerking met de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap (KVBK) een debat over de Nederlandse defensie in de verkiezingsprogramma’s van de grote politieke partijen. Woordvoerders van VVD, PvdA, D66, CDA en Groen Links gingen in Perscentrum Nieuwspoort het debat met elkaar aan over het Nederlandse veiligheidsbeleid, de rol van internationale organisaties als VN, NAVO en de WEU/EU, en het ambitieniveau en de omvang en taken van de Nederlandse krijgsmacht. Het debat werd geleid door Bart Tromp, bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam en hoofddocent politieke wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Leiden. De aandacht in de media voor defensie de afgelopen maanden en de grote opkomst bij deze bijeenkomst wekten de indruk dat defensie bij de komende campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen op 6 mei 1998 in de belangstelling staat. Die belangstelling lijkt onverwacht. De grootscheepse reorganisatie die het ministerie van Defensie in de afgelopen jaren heeft doorgemaakt is grotendeels voltooid, het afgelopen najaar is een geactualiseerde Prioriteitennota aanvaard door het parlement, en ten slotte hebben zich recent geen fundamentele wijzigingen voorgedaan in de veiligheidssituatie van Nederland. Kees Homan die - als voorzitter van de KVBK - de bijeenkomst inleidde, zocht de verklaring in de geplande bezuinigingen op defensie in een aantal verkiezingsprogramma’s (PvdA, D66 en Groen Links). Tromp merkte in dit verband op dat de verschillen in de verkiezingsprogramma’s moeilijk zijn te ontwaren. Wellicht vormt defensie een van de weinige terreinen waar nog sterk uiteenlopende standpunten tussen de partijen bestaan. Sinds de bezuinigingsplannen van D66, PvdA en Groen Links bij de begrotingsbehandeling van defensie in december naar buiten kwamen, heeft zich in de kranten een levendige discussie ontsponnen tussen politici, wetenschappers, beleidsambtenaren en journalisten. In Nieuwspoort werden de defensiewoordvoerders van de grote politieke partijen in de gelegenheid gesteld deze discussie rechtstreeks voort te zetten en hun uiteenlopende standpunten te verdedigen tegenover een kritisch (en veelal direct betrokken) publiek. Hoewel de voorzitter uitdrukkelijk verzocht om een inhoudelijke discussie ‘op niveau’ te voeren spitste het debat tussen de Kamerleden zich vooral toe op het bezuinigingsaspect. PvdA-kamerlid Martin Zijlstra mocht de aftrap geven. Hij relativeerde de bezuinigingsplannen van zijn partij. De wensen van het partijcongres en de uitslag van andere raadsbijeenkomsten moeten nog worden doorberekend in het verkiezingsprogramma. De geplande bezuinigingen van een half miljard gulden op de defensiebegroting (op een huidig jaarbudget van circa 13 miljard) zijn in het PvdA programma als uitgangspunt genomen. Als er eenmaal coalitieonderhandelingen komen kan het nog allerlei kanten opgaan met de bezuinigingsplannen, zo stelde Zijlstra. De PvdA sluit in beginsel echter bezuinigingen op defensie niet uit omdat de partij “een verbeterde veiligheidssituatie in Europa” veronderstelt. In de huidige internationale samenwerking op het terrein van veiligheid nemen internationale organisaties als de NAVO, VN en de WEU een centrale plaats in. De rol van de Nederlands krijgsmacht is hierbij altijd complementair en dat wil de PvdA graag zo houden. Bezuinigingen kunnen volgens Zijlstra onder meer worden opgebracht door verdergaande ontschotting in de organisatie van het ministerie van Defensie (o.m. verbetering van de samenwerking van de verschillende krijgsmachtdelen) en verminderingen in materieelaanschaf (bijvoorbeeld beperking van jachtvliegtuigen en fregatten).
1
Waar de PvdA voldoende motieven en ruimte ziet voor bezuinigingen, stellen VVD en CDA duidelijk dat zij het huidige defensiebudget willen handhaven. CDA-kamerlid Hans Hillen weersprak ‘geluiden in de media’ volgens welke er op dit punt onenigheid zou bestaan binnen de CDA-fractie. De Prioriteitennota uit 1993 loopt nog door tot 2001/2002, zo beargumenteerde Hillen. In het afgelopen najaar hebben alle grote partijen ingestemd met een geactualiseerde versie van de nota, waarin aangegeven is dat er op sommige punten zelfs moet worden bijgesprongen op defensie, bijvoorbeeld in verband met noodzakelijke personeelsuitbreiding. De afgelopen jaren zijn de defensie-uitgaven al sterk gedaald. De defensiebegroting voor 1998 is in reële termen ruim een kwart (27%) lager dan in 1990. Het personeelsbestand van de krijgsmacht is ongeveer 40% kleiner dan in 1990 en ingrijpend gereorganiseerd. Bij het CDA leeft daarom het idee dat Defensie in de komende periode juist moet worden ontzien. Defensiewoordvoerder Theo van den Doel van de VVD sloot zich aan bij deze ‘warme woorden voor defensie’ van zijn collega van het CDA. Van den Doel voegde een aantal argumenten toe die volgens hem pleiten voor handhaving van het huidige budget. Allereerst zou Nederland internationaal moeten blijven meetellen en op dit moment zit Nederland in de achterhoede wat betreft defensie-inspanningen. (de Nederlandse defensie-uitgaven vormen momenteel 1,9% van het BNP; het NAVO-gemiddelde is 2,2%). Bovendien neemt Nederland in Europees verband het standpunt in dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor Europese veiligheid. Daar passen verminderingen in defensie-uitgaven niet in, redeneert Van den Doel. Ten slotte vindt hij het belangrijk dat de politiek een positief signaal afgeeft aan de krijgsmacht. De waardering van de Nederlandse bevolking voor defensie, zeker met betrekking tot internationale crisisbeheersingsoperaties, is op dit moment groot, blijkens opinieonderzoeken. Van den Doel is van mening dat dit politiek dient te worden vertaald. In tegenstelling tot CDA en VVD pleiten D66 en Groen Links juist voor bezuinigingen, van respectievelijk 1 miljard en 3 miljard op het defensiebudget. Van den Doel merkte op dat D66 op dit punt de PvdA ‘links inhaalt’. Defensiewoordvoerder voor D66 Jan Hoekema, verdedigde de forse bezuinigingen die zijn partij wil doorvoeren met het argument dat het om een afweging van overheidsuitgaven gaat. In het programma van D66 gaan extra aandacht voor onderwijs en zorg nu eenmaal vóór defensie-uitgaven. De D66 woordvoerder, die vorig jaar nog had gewaarschuwd voor extra kortingen op defensie in de komende jaren, heeft zich gevoegd in de afwegingen van zijn partij. Hoekema benadrukte dat verdere bezuinigingen op defensie ook mogelijk zijn. De organisatie van de krijgsmacht kan nog altijd beter, rationeler en efficiënter. Intensivering van de internationale defensiesamenwerking, taakspecialisatie, efficiëntie-bevorderende maatregelen en het temporiseren van materieelaanschaf behoren tot de mogelijkheden daartoe volgens Hoekema. Zijn voorstel om de Koninklijke Marechaussee onder te brengen bij Justitie kon in de zaal echter op een weinig positieve ontvangst rekenen. Evenals de PvdA stelt D66 zich flexibel op met betrekking tot de exacte omvang van de bezuinigingen. Hoekema wees op het feit dat het programma nog moest worden aanvaard op het partijcongres van D66. Bovendien hangt een en ander ook af van de financiële doorrekening van het programma door het Centraal Planbureau. Ter relativering van de vastbeslotenheid van de VVD wees Hoekema op het feit dat de VVD in 1994 ook hoog van de toren blies dat verdere bezuinigingen onaanvaardbaar waren. Deze partij heeft destijds echter ingestemd met de plannen van coalitiepartner PvdA om een bezuinigingsoperatie van 1 miljard uit te voeren. Ook hekelde Hoekema de manier waarop Van den Doel schermde met de Nederlandse publieke opinie over deelname aan internationale crisisbeheersingsoperaties. Het is immers juist de VVD die doorgaans in de praktijk een afhoudende positie inneemt ten aanzien van de Nederlandse deelname aan vredesoperaties. Kamerlid Leoni Sipkes van Groen Links pleitte voor een verschuiving in het debat van budgettaire aspecten naar een inhoudelijke discussie. Zij verweet de woordvoerders van de 2
andere partijen gebrek aan visie. De Prioriteitennota loopt weliswaar door tot 2002 maar dat wil niet zeggen dat voor die tijd nadenken over de taken en omvang van de krijgsmacht onzinnig is, meende Sipkes. Wijzigingen in de internationale situatie, maar ook bijvoorbeeld de consequenties van de afschaffing van de dienstplicht, vragen om een inhoudelijk commentaar van de kant van de partijen. Tot nu toe is dat onvoldoende naar voren gekomen volgens Sipkes. Waar Groen Links bezuinigingen tot 3 miljard vandaan denkt te kunnen halen bleef onduidelijk. Sipkes betwijfeld het nut van de capaciteitvereiste uit de Prioriteitennota om vier grote operaties tegelijkertijd uit te voeren, maar defensiespecialisten hebben aangetoond dat dit niet veel geld oplevert. Daarnaast maakte ook zij een opmerking over de Koninklijke Marechaussee. Groen Links heeft eerder al eens gepleit voor afschaffing van dit onderdeel en een herschikking van haar taken, merkte Sipkes op. Ten slotte vindt Groen Links een verschuiving van materieel naar personeel wenselijk. Of dit voldoende geld in het laatje brengt is maar de vraag. In een volgende ronde van het debat in Nieuwspoort deed Van den Doel het voorstel het budget voor defensie net als de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking te koppelen aan een bepaald percentage van het BNP. Hiermee zou kunnen worden voorkomen dat defensie voortdurend “in de vrije val terecht komt”. D66 woordvoerder Hoekema oordeelde positief over “een dergelijk ijkcijfer, vastgesteld op basis van een kwalitatieve analyse”. De PvdA en het CDA voelden echter niets voor dit voorstel. Zijlstra beargumenteerde dat ook defensie een normaal onderdeel dient te zijn van de politieke afwegingen van een partij. Hillen vroeg zich af welke invloed de oppositie in dat geval nog zou kunnen uitoefenen op het defensiebeleid. Ondanks herhaaldelijke oproepen van Tromp om de discussie niet te laten verzanden in budgettair gekibbel kwamen de woordvoerders tijdens het debat in Nieuwspoort vooral terug op ‘bezuinigingen’. De vraag naar visie achter de rekensommen is echter een belangrijke. Kunnen de verkiezingsprogramma’s wellicht meer helderheid verschaffen over de visie van de partijen op het Nederlandse veiligheidsbeleid en de omvang en de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht? PvdA: uitbreiding NAVO en EU In het verkiezingsprogramma Een wereld te winnen stelt de PvdA dat de primaire veiligheidsstrategie in Europa wordt gevormd door uitbreiding van de NAVO en de EU. Uitbreiding van de EU wordt omschreven als een kwestie van solidariteit en van eigenbelang. “De veiligheid van Midden- en Oost-Europa is ook onze veiligheid; dat geldt ook voor de gevolgen van etnische conflicten, van economische elende en defecte kerncentrales”, zo staat in het programma. Daarnaast is de PvdA van mening dat de uitbreiding van de NAVO niet tot één ronde beperkt moet blijven. Wel wordt opgemerkt dat toetreding van de Russische Federatie en andere lidstaten van het GOS niet voor de hand ligt. Met deze groep moeten “veelzijdige verdragen tot samenwerking” worden gesloten. De PvdA pleit ten slotte voor een vergroting van de rol van de EU op het vlak van de buitenlandse politiek en het veiligheidsbeleid. Een uitwerking over de problematiek rond een Europese veiligheids- en defensie-identiteit en de verhouding tussen de WEU, EU en NAVO ontbreekt echter. In een speciale paragraaf gewijd aan deelname aan vredesoperaties doet de PvdA een poging om lessen te trekken uit de falende peacekeeping-operaties van de afgelopen jaren. “Buiten de verdragsgebieden zijn onze mogelijkheden om stabiliteit en veiligheid te creëren beperkt”. Welke verdragsgebieden de PvdA hier bedoelt blijft onduidelijk. Gaat het om het NAVO-verdragsgebied? Dit is onlogisch aangezien later in de paragraaf wordt gesteld dat deelname aan vredesoperaties zowel in NAVO- als VN-verband kan plaatsvinden. Gaat het dan om de VN? In dat geval is de passage nietszeggend. In het vervolg worden de beperkingen van vredesoperaties op concreter wijze aan de orde gesteld: “Militaire interventie op humanitaire gronden is een uiterst middel waarvan zo gebiedt de eerlijkheid te zeggen de effectiviteit beperkt en de legitimiteit omstreden is. Stabiliteit en democratische 3
verhouding kunnen doorgaans niet duurzaam van buiten af worden opgelegd, zeker niet als het gaat om militaire tussenkomst tegen de wil (één der) strijdende partijen in, en om meer dan louter toezien bij de handhaving van een vredesakkoord.” Desondanks hanteert de PvdA het standpunt dat Nederland bereid moet blijven aan nieuwe vredesoperaties deel te nemen, maar onder voorwaarde dat er een duidelijk mandaat is. De PvdA ziet deelname aan vredesoperaties als een van de hoofdtaken van de Nederlandse krijgsmacht. Deze operaties kunnen zowel in NAVO-verband als in het kader van de VN worden uitgevoerd. Nederland zou zich moeten inzetten voor een Rapid Reaction Force van de VN. In het programma wordt tenslotte ook gepleit voor vreedzame mogelijkheden voor conflictoplossing. Middelen als preventieve diplomatie, politieke betrokkenheid en economische sancties verdienen meer aandacht volgens de PvdA.. Met betrekking tot de organisatie van de Nederlandse krijgsmacht is het partijprogramma summier. Er wordt gesproken over een nieuwe evaluatie van de Prioriteitennota in de komende kabinetsperiode op basis van ervaringen van de afgelopen jaren. De PvdA laat in het midden hoe ‘waardevast’ zij de geactualiseerde Prioriteitennota acht die in december 1997 is aangenomen en waarin ervaringen van de afgelopen jaren zijn verwerkt. In het PvdA programma is het plan om 500 miljoen op defensie te bezuinigen niet letterlijk terug te vinden en daarmee ontbreekt ook enige uitleg waar dit geld vandaan zou moeten komen. In één passage is een vingerwijzing aanwezig, namelijk wanneer gesteld wordt dat “ook na de reorganisatie van de krijgsmacht de vergroting van de doelmatigheid (cursief red.)nodig blijft door verdere integratie met de Duitse en Belgische krijgsmacht”. Hiermee wordt in het politiek jargon immers meestal verwezen naar manieren om te bezuinigen... CDA: link interne en internationale veiligheid Net als de PvdA is het CDA van mening dat in de Europese veiligheidsstructuur een belangrijke rol is weggelegd voor de NAVO. In het partijprogramma Samen leven doe je niet alleen wordt gesteld: “De NAVO blijft onmisbaar voor het garanderen van de politieke en militaire veiligheid en stabiliteit in Europa en voor de zekerheid van Midden- en OostEuropese landen”. Met betrekking tot laatstgenoemde groep wordt een verdieping van de samenwerking in het kader van het Partnership for Peace bepleit. Volwaardig lidmaatschap van de NAVO acht het CDA mogelijk voor “democratische landen die bereid en in staat zijn politieke en militaire verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen”. Het CDA is voorts een voorstander van een Europese Veiligheids en Defensie Identiteit en staat iets langer dan de andere partijen stil bij dit concept. De Europese veiligheidssamenwerking zou volgens het CDA uiteindelijk moeten leiden tot opname van de WEU in de EU, maar de inzet van troepen dient een nationale beslissing blijven. Het CDA pleit in dit verband ook voor een grotere besluitvaardigheid en duidelijke politieke doelstellingen binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids Beleid van de EU. Crisisbeheersingsoperaties vormen een belangrijke taak van de krijgsmacht volgens het CDA. De flanken van het NAVO verdragsgebied zijn hierbij het eerste aandachtsgebied. Als essentiële onderdelen van het toetsingskader voor Nederlandse deelname aan dergelijk operaties noemt het CDA een heldere taakstelling en de mogelijkheid voor Nederland mee te beslissen in het internationale politieke orgaan dat verantwoordelijk is voor de uitzending van de troepen. Ter versterking van het draagvlak voor deelname aan vredesoperaties bepleit het CDA goede programma’s van voorlichting en bewustwording met betrekking tot het belang van deelname. Adequate scholing en voorbereiding van het uit te zenden personeel en goede ondersteuning en nazorg voor veteranen acht de partij eveneens van groot belang. Het CDA legt tenslotte als enige partij een duidelijke link tussen internationaal en intern veiligheidsbeleid. In het internationaal veiligheidsbeleid zou meer aandacht moeten worden besteed aan grensoverschrijdende vraagstukken als terrorisme, georganiseerde misdaad en drugshandel en handel in of exploitatie van vrouwen en kinderen en de verspreiding van massavernietigingswapens. De inrichting van de krijgsmacht zou hier op moeten worden afgestemd. Zodoende ontstaat volgens het CDA een grijs gebied tussen intern en internationaal veiligheidsbeleid waarin militair personeel en materieel kunnen worden benut. 4
Een goede toedeling van competenties over deze beleidsterreinen is noodzakelijk en “de krijgsmacht zou moeten kunnen beschikken over flexibiliteit, de mogelijkheid van inzet van kleinere eenheden, mobiliteit en middelen die voor meerdere doeleinden benut kunnen worden. Om al deze activiteiten goed uit te kunnen voeren is een verdere verkleining van de operationele onderdelen van de krijgsmacht ongewenst volgens het CDA. “Besparingen (cursief red.) zijn alleen nog mogelijk door samenvoeging van eenheden en afdelingen met vergelijkbare taakstelling bij de verschillende krijgsmachtdelen”. Er wordt niet toegelicht of het hier gaat om in gang gezette plannen voor verbeterde samenwerking tussen de verschillende krijgsmachtdelen. Wel voegt het CDA direct toe dat met deze besparingen de kosten van (toenemende) internationale samenwerking kunnen worden gedekt. VVD: NAVO hoeksteen veiligheidsbeleid De VVD besteedt in haar partijprogramma Investeren in de toekomst slechts drie pagina’s aan ‘Onze wereld’ (hoofdstuktitel), waarvan ruim een halve pagina is gewijd aan het veiligheidsbeleid. In de toekenning van de waarde aan de NAVO gaat de VVD als vanouds een stap verder dan de andere partijen door te stellen dat het Bondgenootschap nog altijd hoeksteen blijft van de buitenlandse politiek. In het Nederlandse veiligheidsbeleid dient de band met de Verenigde Staten stevig verankerd te blijven, stelt de VVD. De partij voegt echter toe dat ook andere organisaties, zoals de VN, de WEU en de OVSE een bijdrage leveren aan het realiseren van de doeleinden van het veiligheidsbeleid. Met betrekking tot verdere NAVO uitbreiding is de VVD terughoudender dan het CDA en PvdA. De VVD vindt dat verdere uitbreiding alleen mogelijk is “indien de stabiliteit van het bondgenootschap en die in Midden- en Oost-Europa hierdoor niet worden aangetast”. De partij laat zich niet uit over een Europese veiligheids- en defensie-identiteit. In het partijprogramma is geen woord terug te vinden over de verhouding tussen de EU, WEU en NAVO of het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids Beleid. Een kleine aanwijzing voor de denkbeelden van de VVD hieromtrent is te vinden in een paragraaf over de Europese integratie. Daar wordt een aantal terreinen genoemd waar volgens de VVD meerderheidsbesluitvorming van de EU gewenst is; het GBVB is niet in het rijtje opgenomen. Volgens het VVD programma zijn de belangrijkste taken van de krijgsmacht “bescherming van het gebied van het Koninkrijk en dat van NAVO-bondgenoten”. Daarnaast heeft de krijgsmacht een taak bij de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties (vredebewarende en vredeafdwingende activiteiten) in internationaal samenwerkingsverband. Deelname aan acties van internationale organisaties moet alleen plaatsvinden “bij voldoende duidelijkheid over de doelstellingen, de verantwoordelijkheden en over de toereikendheid van het verstrekte mandaat”. Net als het CDA en de PvdA noemt de VVD geen aantallen met betrekking tot het ambitieniveau in geval van vredebewarende operaties. Het programma van de VVD is op het punt van veiligheidsbeleid vrij summier - er wordt ook geen specifieke aandacht besteed aan de inrichting van de krijgsmacht - en inhoudelijk weinig vernieuwend. Dit is geheel in overeenstemming met de toon die de VVD aanslaat met betrekking tot defensiekwesties in deze verkiezingscampagne. Als het aan de VVD ligt zal er weinig veranderen bij defensie. Hiermee kan de achterban van deze partij in de defensiegelederen gerustgesteld zijn. In het verkiezingsprogramma van de VVD is overigens nergens letterlijk opgenomen dat bezuinigingen op defensie worden uitgesloten. Grote schrik ontstond toen uit de doorrekening van het VVD partijprogramma door het Centraal Planbureau (CPB) bleek dat er 450 miljoen op defensie zou moeten worden verhaald. De VVD heeft zich vervolgens gehaast om uit te leggen dat het om een vergissing ging en dat het tekort ergens anders zou worden gecompenseerd. Financieel specialist van de VVD Hans Hoogervorst wist de 450 miljoen in korting te brengen op het verlagen van het financieringstekort. Hier was speelruimte ontstaan doordat het CPB voor de VVD uitkwam op een financieringstekort van 0,9%, terwijl de partij zelf 1% had ingeboekt.
5
D66: Coöperatieve veiligheid In vergelijking met de andere partijen besteedt D66 in haar verkiezingsprogramma Bewogen in beweging ruimschoots aandacht aan het buitenlands beleid van Nederland. In het hoofdstuk ‘Buitenlands beleid’ wordt gesteld dat het tijdperk van de Koude Oorlog, waarin collectieve verdediging van het NAVO-grondgebied de basis van ons veiligheidsbeleid was, inmiddels tien jaar achter ons ligt. Wederzijds wantrouwen tussen West- en Oost-Europa heeft plaats gemaakt voor samenwerking en potentiële conflictsituaties op en rond Europa zijn een gedeelde zorg van allen. D66 spreekt in dit verband van coöperatieve veiligheid. De NAVO lijkt dus niet langer de hoeksteen van het veiligheidsbeleid. Er is sprake van enige dubbelzinnigheid op dit punt, want in een ander hoofdstuk, getiteld ‘Land in Europa’, wordt gesteld dat de externe veiligheid nog altijd in de eerste plaats wordt gegarandeerd door de NAVO. Daarnaast wordt in het programma opgemerkt dat Nederland binnen de NAVO zou moeten pleiten voor minder terughoudendheid met betrekking tot out of area operaties van de NAVO. Bovendien is D66 voorstander van uitbreiding van de NAVO, waarbij expliciet wordt gedacht aan toetreding op middellange termijn van “Oost-Europese staten als de Baltische staten” en ook toekomstig Russisch lidmaatschap niet moet worden uitgesloten. D66 legt in ieder geval geen exclusieve hoofdrol weg voor de NAVO in de veiligheidsstructuur van Europa. De partij toont zich voorstander van opname van de WEU in de EU, waarbij wordt gesteld dat deze organisatie zich niet moet ontwikkelen tot concurrent van de NAVO, maar een kader kan bieden voor operaties waaraan de VS en Canada niet willen deelnemen. Op een andere plaats in het hoofdstuk wordt het begrip coöperatieve veiligheid expliciet gekoppeld aan de OVSE. D66 ziet een actieve Nederlandse bijdrage aan internationale humanitaire en vredesoperaties als een tweede hoofdtaak van de krijgsmacht. Daarbij moet “Nederland de ambitie hebben in principe aan vier internationale humanitaire en vredesoperaties tegelijk deel te kunnen nemen”. Voor de uitvoering van dergelijke operaties denkt D66 aan verschillende internationale organisaties. Zo wordt gesteld dat “de NAVO zich zou kunnen bewijzen in vredesoperaties, vooral in het OVSE-gebied, waarbij ook niet-NAVO-lidstaten bij de militaire vredesmissies zouden kunnen worden betrokken”. Hiermee maakt D66 kenbaar wel enige geografische grenzen te stellen aan de eerder bepleite aanmoediging van out of area operaties van de NAVO. D66 ziet ook de VN als een belangrijke aannemer van vredesoperaties. Wel wordt gesteld dat vooral een rol voor de VN is weggelegd in situaties van relatief lage gewelddadigheid. Net als de PvdA benadrukt D66 het belang van een versterking van civiele internationaal-politieke instrumenten op het gebied van conflictpreventie (niet alleen bij de VN maar ook in OVSE-verband). D66 stelt voorts met klem de noodzaak van drastische hervormingen van de VN aan de orde, zodat deze organisatie meer armslag krijgt. Teneinde de inzet van de VN bij vredesoperaties te vergemakkelijken wordt in het verkiezingsprogramma bovendien gepleit voor de uitvoering van een voorstel dat D66 leider en minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo enkele jaren geleden al lanceerde in de Algemene Vergadering van de VN: de oprichting van een Rapid Deployment Brigade die rechtstreeks onder de secretaris-generaal valt. Een besluit over inzet van deze brigade zou voorbehouden zijn aan de VN en daarmee niet meer afhankelijk zijn van allerlei besluitvormingsprocessen in de nationale staten. Met betrekking tot de inrichting van de krijgsmacht pleit het programma van D66 voor flexibilisering. Individuele eenheden en onderdelen zouden hier snel uitgelicht moeten kunnen worden. Internationalisering van de krijgsmacht blijft een belangrijke doelstelling, maar mag niet ten koste gaan van snelle besluitvorming over de inzet van Nederlandse eenheden in internationale vredesoperaties. Om internationale vredestaken naar behoren te kunnen uitvoeren is het volgens D66 noodzakelijk dat de Nederlandse krijgsmacht beschikt over hoogwaardig materieel en adequaat opgeleide manschappen. Daarom pleit de partij ok voor een verlenging van de BBT-contracten naar vijf jaar. De genoemde standpunten, wensen en prioriteiten in het verkiezingsprogramma van D66 verhouden zich maar moeilijk tot de bezuinigingen van 1 miljard gulden die in het laatste hoofdstuk 'Middelen en bestedingen' voor defensie worden begroot. Dit hoofdstuk is duidelijk 6
afzonderlijk tot stand gekomen en kan op dit punt zeker niet de tevredenheid van alle D66ers wegdragen. Onder druk van Van Mierlo heeft de partijtop inmiddels gedeeltelijk de bezuiniging van 1 miljard op defensie geschrapt. Op het partijcongres in februari (daags na het defensiedebat in Nieuwspoort) liet Van Mierlo weten de geplande bezuinigingen ondoordacht te vinden. Om een goede uitvoering van de hoofdtaken van de krijgsmacht te behouden is er volgens Van Mierlo slechts ruimte voor enkele honderden miljoenen aan besparingen. Van Mierlo heeft van de partijtop inmiddels de toezegging gekregen dat er minder dan 1 miljard zal worden bezuinigd indien de economische groei hoger uitkomt dan de in het D66 programma voorziene 2%. Groen Links: Afschaffing NAVO en WEU Groen Links stelt in haar Verkiezingsprogramma 1998-2002 dat het vredes- en veiligheidsbeleid veel meer gericht zou moeten zijn op het voorkomen en beheersen van conflicten. Als belangrijkste pijlers van dit beleid noemt zij actieve vredesdiplomatie, doelgerichte ontwikkelingssamenwerking, afbouwen van wapenexport en volledige openbaarheid van afgesloten orders en toegekende exportvergunningen zolang de wapenexport nog voortduurt en actieve mensenrechtenpolitiek. “Nederland moet zich inzetten voor de totstandkoming van een Europees veiligheidssysteem gericht op de bescherming van de internationale rechtsorde en op vreedzame, stabiele en wederkerige onderlinge betrekkingen. Dit veiligheidssysteem is geworteld in politieke, economische en ecologische samenwerking”, zo staat er in het partijprogramma, want “bescherming van burgers, niet de militaire afschrikking is het doel”. In uiterste gevallen moet een dergelijk veiligheidssysteem ook over militaire middelen kunnen beschikken. Maar - en hier wijken de standpunten van Groen Links fundamenteel af van de andere politieke partijen - in dit panEuropese collectieve veiligheidsstelsel is geen plaats voor blokorganisaties als de WEU en de NAVO. Groen Links bepleit zelfs een zo spoedig mogelijke opheffing van deze organisaties. Integratie van de WEU in de EU en uitbreiding van de NAVO met nieuwe lidstaten in Midden- en Oost-Europa trekken volgens Groen Links nieuwe grenzen in Europa en versterken het blokdenken. Merkwaardig genoeg wordt ditzelfde argument niet van toepassing geacht op uitbreiding van de EU. Volgens Groen Links wordt hierdoor juist “de veiligheid van alle Europeanen vergroot”. Net als D66 en PvdA pleit Groen Links voor een verbetering van de instrumenten van conflictpreventie, waarbij de partij expliciet vraagt om een grotere invloed en erkenning van niet-gouvernementele groepen op dit terrein. Indien er al militaire middelen moeten worden ingezet gebeurt dit bij voorkeur in VN-verband in de opinie van Groen Links. In het programma wordt daarom gepleit voor een “staande VN-vredesmacht” onder verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal. Dit VN-leger bestaat volgens Groen Links overigens uit door lidstaten beschikbaar gesteld eenheden en besluiten over daadwerkelijke inzet van een Nederlandse eenheid berusten bij het Nederlandse parlement. Of dit een snel inzetbare eenheid oplevert is natuurlijk twijfelachtig. Enkele ideeën van Groen Links over de inrichting van de krijgsmacht zullen bij velen die nu bij defensie werkzaam zijn niet goed vallen. De klassieke verdedigingstaak zou volgens Groen Links compleet moeten vervallen. De krijgsmacht zou moeten worden omgeschoold en omgevormd tot een vredesmacht die uitsluitend deelneemt aan internationale vredesoperaties en kan optreden als er sprake is van dreigende genocide of om humanitaire hulpverlening mogelijk te maken. De aparte krijgsmachtdelen worden opgeheven, er komen geen nieuwe oefenterreinen en bestaande terreinen worden omgezet in natuurgebieden. Conclusie Concluderend kan worden gesteld dat de verkiezingsprogramma’s enige helderheid kunnen verschaffen over de visie van de partijen op het Nederlandse veiligheidsbeleid en de omvang en de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht. Alle besproken partijen hebben een perspectief op de Europese veiligheidsstructuur opgenomen in hun programma. Hierbij wordt 7
uiteenlopend gedacht over de rol die internationale organisaties als de NAVO, EU, WEU, OVSE en VN kunnen en zouden moeten spelen. Alle partijen zien deelname aan internationale crisisbeheersingsoperaties als een belangrijke taak van de Nederlandse krijgsmacht, maar de beperkingen en tekortkomingen van de gewenste resultaten van deze operaties worden erkend. In de meeste programma’s zijn ‘lessen van Srebrenica’ verwerkt, bijvoorbeeld door te verwijzen naar de noodzaak van een duidelijk mandaat, door een organisatie als de NAVO een rol toe te bedelen bij vredesoperaties, en door te pleiten voor hervormingen binnen de VN. De partijen die aandacht besteden aan de inrichting van de krijgsmacht leiden hun ideeën op dit punt af uit het bovenstaande. Deze ideeën lijken over het algemeen - met uitzondering van die van Groen Links - aan te sluiten bij de (geactualiseerde) Prioriteitennota. Opvallend is dat in de verkiezingsprogramma’s bezuinigingen op defensie niet zo expliciet aan bod komen als bij de defensiebegrotingsbehandeling en het debat in Nieuwspoort het geval waren. Dit wekt de suggestie dat - zoals een aantal woordvoerders ook al trachtte aan te geven tijdens het debat - het met die bezuinigingsplannen nog allerlei kanten op kan. Of deze bezuinigingsplannen in mei een obstakel zullen vormen bij de totstandkoming van een regeerakkoord is dus de vraag. Bovendien, om met de woorden van de voorzitter van het debat af te sluiten: “In het Nederlands systeem kan er nu eenmaal een regeerakkoord worden gesloten waar dingen in staan waar niemand ooit van heeft gehoord.”
8