Deelnemersvereniging Pensioenfonds Vèriosicundigen
Retouradres: DPV • Postbus 5110 • 5004 EG Tilburg
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Mevrouw Holla Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG
«maiaLandnm_land» Dafum : :
10 december 2014
behandeid door \ Sandra van den Hoek • \
ons kenmerk
BERRB.2014.DPV.BRI.verpl2014
e-mail
onderwerp
verplichtstellingsbeschikking
[email protected]
Geachte mevrpuw Holla, Afgelopen jaar heeft de Deelnemërsvereniging Pensioenfonds Verloskundigen (DPV) een aanpassing van de regeling, als óok van de verplichtstellingsbeschikking voorbereid in samenwerking met de Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen. Afgelopen maand heeft er een stemronde plaatsgevonden en zijn alle aanpassingen door de DPV-leden aangenomen.: Graag vragen wij u mêt deze; brief de verplichtstellingsbeschikking met ingang yan 1 januari 2015 aan te passen. Verplichtstellingsbeschikking Ten opzichte van de huidige verplichtstellingsbeschikking zijn een drietal aanpassingen voorgelegd aan de DPVleden: •
Verplichte deelname aan de pensioenregeling! van in het buitenland wonende, maar in Nederland werkzame verloskundigen;
•
Verhpging van de pensioenrichtleeftijd van 65 jaar naar;67 jaai".;
•
Aansluiting van de definitie van beroepsgenoten bij het in de praktijk gebruikelijke! De definitie is opgesteld in nauwe samenwerking met de KNOV.
Deze wijzigingen dienen in werking te treden per 1 januari 2015. Gewijzigde tekst verplichtstellingsbeschikking De tekst voor de nieuwe verplichtstellingsbeschikking vindt u terug in dé bijlagen. Wij verzoeken u op grond van bovenstaande de aanvraag om wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in de beroepspensioenregeling in behandeling te nemen. Met vriendelijke groet, Namens het bestuurvan de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen
Mevrouw A.T.C. van den Hoek bestuur ondersteuner
DPV • Postbus 5100 • 5004 EC Tilburg • Telefoon (013) 461 00 11 • E-mail
[email protected]
Bijlagen: •
Tekst nieuwe verplichtstellingsbeschikking
•
Representatiegegevens d.d. 1 oktober 2014
•
Statuten Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
• •
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen ABTN Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer
2 van 2
Gewijzigde tekst verplichtstellingsbeschikking De verplichtstellingsbeschikking zou als volgt moeten luiden:
De deelname aan deze beroepspensioenregeling is verplicht voor eenieder die als verloskundige is ingeschreven In het register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van 11 november 1993, 655, zoals geldend op 1 januari 2014, aismede eenieder die in vorenbedoeld register als verloskundige is ingeschreven geweest, dan wel heeft voldaan aan alle eisen die aan inschrijving als verloskundige zijn gesteld; en die in Nederland werkzaam is binnen de geboortezorg of uit hoofde van zijn of haar verloskundige titel bestuurlijke functies bekleedt en de pensioendatum van 67 jaar nog niet heeft bereikt. Bovenstaande geldt niet voor verloskundigen die: a. uitsluitend werkzaam zijn in een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke dienstbetrekking, uit hoofde waarvan verplichte deelname aan het Algemene Burgerlijke Pensioenfonds (ABP) voortvloeit; b. uitsluitend werkzaam zijn in een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke dienstbetrekking, uit hoofde waarvan verplichte deelname aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) voortvloeit. c. op 1 januari2015 wel aan bovenstaande definitie voldoen, maarop 31 december2014 woonachtig zijn buiten Nederland en vóór 1 januari 2015 reeds een eigen pensioenvoorziening van vergelijkbare omvang hebben getroffen, waaruit toekomstige financiële verplichtingen voortvloeien die niet zonder ernstige financiële gevolgen ongedaan gemaakt kunnen worden, mits betrokkene binnen drie maanden na dagtekening van de Staatscourant waarin deze beschikking is gepubliceerd, schriftelijk een beroep op deze vrijstellingsgrond heeft gedaan bij het pensioenfonds.
GEGEVENS (ZELFSTANDIG WERKZAME) BEROEPSGENOTEN Opgave van deze gegevens kan achtenwege blijven indien sprake is van een aanvraag tot gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling voor een of meer bepaalde groepen. Er is sprake van een bepaalde groep als de deelnemers ervan binnen in de beroepsgroep helder te onderscheiden zijn op grond van hun activiteiten. Er is ook sprake van een groep als de deelnemers ervan allen beroepsgenoten in loondienst zijn. 1.
Direct aan de bpr gebonden zelfstandig werkzame beroepsgenoten Hoeveel (als zelfstandige werkzame) beroepsgenoten vallen direct onder de werkingssfeer van de verpiichtgestelde bpr?
1.628
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 01-10-2014
Cijfers aflcomstig van de ledenadministratie van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen. Verzameld middels een populatie-onderzoek 2.
Zelfstandig werkzame beroepsgenoten gebonden door de werkingssfeer van de verplichtstelling Wat is het totale aantal (ais zelfstandige werkzame) beroepsgenoten dat valt onder de werkingssfeer van de verpiichtgestelde bpr? 2.021 + 16 = 2.037 Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 01-10-2014
Cijfers aflcomstig van de deelnemersadministratie van de Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen en uit een uitgevoerde verplichtstellingscontrole. Verzameld middels een populatieonderzoek
Overiq Deze stand is bepaald naar aanleiding van een uitgevoerde verplichtstellingscontrole. In een separate toelichting vindt u uitleg over de uitgevoerde controle en resultaten. Op basis van de resultaten van de controle is vastgesteld dat er mogelijk 17 verloskundigen deel moeten gaan nemen aan de regeling na aanpassing van de verplichtstellingsbeschikking. Geschat wordt dat 16 personen als zelfstandige werkzaam zijn.
GEGEVENS GROEP BEROEPSGENOTEN IN LOONDIENST Opgave van deze gegevens is vereist indien sprake is van beroepsqenoten in loondienst Opgave kan alleen achtenwege blijven indien sprake is van een aanvraag tot gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling voor een of meer bepaalde groepen (niet zijnde beroepsgenoten in loondienst). Er is sprake van een bepaalde groep als de deelnemers ervan binnen de beroepsgroep helder te onderscheiden zijn op grond van hun activiteiten. 3.
Direct aan de bpr gebonden beroepsgenoten in loondienst Hoeveel beroepsgenoten in loondienst vallen direct onder de werkingssfeer van de verpiichtgestelde bpr? 128
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 01-10-2014
Cijfers afkomstig van de ledenadministratie van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen. Verzameld middels een populatie-onderzoek 4.
Beroepsgenoten in loondienst gebonden door de verpiichtgestelde werkingssfeer Wat is het totale aantal beroepsgenoten in loondienst dat valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling? 189 + 1 = 190 Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 01-10-2014
Cijfers aflcomstig van de deelnemersadministratie van de Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen en uit een uitgevoerde verplichtstellingscontrole. Verzameld middels een populatieonderzoek Overiq Dezé stand is bepaald naar aanleiding van een uitgevoerde verplichtstellingscontrole. In een separate toelichting vindt u uitleg over de uitgevoerde controle en resultaten. Op basis van de resultaten van de controle is vastgesteld dat er mogelijk 17 verloskundigen deel moeten gaan nemen aan de regeling na aanpassing van de verplichtstellingsbeschikking. Geschat wordt dat 1 persoon in loondienst werkzaam is.
GEGEVENS Verplichtstellingscontrole Overiq De verplichtstellingscontrole bestaat uit het aanschrijven van personen die niet bekend zijn in de administratie van Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen of gewezen deelnemer zijn. De administratie van Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen wordt hierbij vergeleken met een opgave van de KNOV en van het Algemeen Gegevens Beheer (AGB) van Vektis. Het AGB is een uniek identificerende registratie van zorgaanbiedergegevens ter ondersteuning van de verschillende processen in de zorg, waaronder het elektronische declaratie- en communicatieverkeer tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar, zorginkoop en het 'gidsen' van verzekerden naarde juiste zorg. Een zorgaanbieder kan een zorgverlener, onderneming of vestiging zijn. De doorgegeven standen zijn bepaald naar aanleiding van de op 12 augustus 2014 gestarte verplichtstellingscontrole op basis van het VEKTISbestand. Hierbij zijn 491 personen aangeschreven. Inmiddels hebben we 412 reacties op de controle gehad. De resterende 79 personen zitten in een rappelleringsfase. Hieronder treft u een overzicht van de resultaten van deze controle: Specifkatie reacties Nieuwe aanmelder n.a.v. verpl st controle Was al deelnemer SPV Gaat zich aanmelden ABP of PFZW Student Niet werkzaam Uitsluitend werkzaam in buitenland Woonachtig in buitenland Anders
23 49 8 250 1 50 1 23 7
TOTAAL
412
afgehandeld
412
83,9%
79
16,1%
Nog af te handelen
Verder is weer gestart met een kwartaalcontrole met het KNOV-bestand. Deze controle gaat uitsluitend om een controle op de aanwas van leden. Uit bovenstaande verplichtstellingscontrole blijkt dat er mogelijk 23 personen tot de "nieuwe" groep deelnemers behoren. Het aantal van 23 buitenlanders komen voor in het bestand van Vektis met een (werk)adres in Nederland. De venwachting is daarom dat deze 23 aan de pensioenregeling zouden moeten gaan deelnemen vanaf 1-1-2015, Dit is dus het maximaal venwacht aantal nieuwe deelnemers. Van de 23 wonen er 6 in de volgende landen: Australië, Zwitserland, Bonaire, Curagao en Groot Brittannië. Het is zeer onwaarschijnlijk dat zij in Nederland werkzaam zijn. Resteren dus maximaal 23-7=17 personen. Er moet nog nader onderzocht worden of deze personen daadwerkelijk onder de werkingssfeer van de verplichtstelling vallen. Daarbij worden zij pas geïnfonneerd over de Deelnemersvereniging en kunnen zij aangeven of ze wel/geen lid wensen te worden van de Deelnemersvereniging. Het is niet bekend of zij als zelfstandige of in loondienst werkzaam zijn. De verhouding in het deelnemersbestand van het pensioenfonds is volgens de laatste gegevens 8,6% loondienst en 91,4% zelfstandige. Passen we deze verhouding toe op de 17 dan venwachten we maximaal 1 loondienster en 16 zelfstandigen.
stiehting Pensioenfonds voor Verioslcundigen Statuten
Versie: April 2014
Administrateur: Syntrus Achmea Pensioenbeheer Dr. Hub van Doorneweg 195, 5026 RE Tiiburg Telefoon (013) 462 35 19 Correspondentieadres: Antwoordnummer 70002, 5000 WV, TILBURG
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 1 van 14
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen Statuten Inhoudsopgave
Artikel 1 Definities Artikel 2 Naam en zetel Artikel 3 Doel Artikel 4 Middelen Artikel 5 Deelnemers Artikel 6 Bestuur Artikel 7 Aftreden van een bestuurslid Artikel 8 Vergoedingen en compensaties Artikel 9 Bestuursbevoegdheid, werkwijze, vertegenwoordiging, beheer Artikel 10 Besluiten van het Bestuur Artikel 11 Bestuursvergaderingen Artikel 12 Vaststellen van pensioenreglementen Artikel 13 Beleid, geschiktheid en betrouwbaarheid Artikel 14 Deskundigen Artikel 15 Waarborging goed bestuur Artikel 16 Verantwoordingsorgaan Artikel 17 Bevoegdheden en taken Verantwoordingsorgaan Artikel 18 Intem Toezicht Artikel 20 Actuariële en bedrijfstechnische nota Artikel 21 Boekjaar en jaarstukken Artikel 22 Wijziging statuten en reglementen Artikel 23 Ontbinding van de Stichting Artikel 24 Klachten en geschillen Artikel 25 Onvoorziene gevallen
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
3 4 4 4 5 5 6 7 7 7 8 8 8 9 9 9 10 11 12 12 12 13 13 14
Bladnummer 2 van 14
STATUTEN Artikel 1 Definities In deze statuten wordt verstaan onder: 1. Actuariële en bedrijfstechnische nota: Nota die het interne beheersingssysteem beschrijft, alsmede de administratieve organisatie en interne controle, procedures en criteria voor aansluiting bij de Stiehting, aanspraken van deelnemers, risico's, financiële opzet, sturingsmiddelen en een verklaring inzake beieggingsbeginselen. Beroepspensioenfondsen zijn op basis van de Wet verplichte beroepspensioenregeling verplicht deze nota op te stellen. De Actuariële en bedrijfstechnische nota wordt ook wel ABTN genoemd. 2. Adviserend accountant: Deze treedt op als extern adviseur van het Bestuur en adviseert en ondersteunt het Bestuur ter zake van algemene bestuurlijke onderwerpen en specifieke (financieel en organisatorische) vraagstukken. 3. Adviserend actuaris: De adviserend actuaris ondersteunt en adviseert het Bestuur ter zake van ondenwerpen betreffende de opzet en uitvoering van de pensioenregeling en andere actuariële vraagstukken en , ontwikkelingen. 4. Algemene vergadering: ' De algemene vergadering van de Deelnemersvereniging. 5. Beroepspensioenfonds: Een voor een bepaalde beroepsgroep werkend pensioenfonds, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, dat is opgericht ter uitvoering van een Beroepspensioenregeling. 6. Beroepspensioenregeling: Door beroepsgenoten overeengekomen rechten en plichten ten aanzien van pensioen ten behoeve van beroepsgenoten en gewezen beroepsgenoten. 7. Het Bestuur: . Het Bestuur van de Stichting. 8. Certificerend accountant: Degene die de getrouwheid van de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van De Nedertandsche Bank (DNB) controleert. Deze geeft de uitkomsten van de controle weer in een afzondertijke accountantsverklaring bij de jaarrekening en bij de DNB-verslagstaten en rapporteert aan het Bestuur zijn bevindingen omtrent de uitgevoerde controle. In het accountantsverslag gericht aan het Bestuur doet de Certificerend accountant verslag van de eventueel geconstateerde tekortkomingen in de administratieve organisatie en de daarin besloten interne beheersingsmaatregelen en doet voorstellen tot mogelijke verbeteringen daarvan. 9. ' Convenant: Schriftelijke overeenstemming tussen de Stichting en de Deelnemersvereniging met betrekking tot verkiezings- en besluitvormingsprocedures. 10. Deelnemersvereniging: De Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen of haar rechtsopvolger is een beroepspensioenvereniging zoals bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Een Deelnemersvereniging of haar rechtsopvolger heeft uitsluitend ten doel het verzorgen van een Beroepspensioenregeling. 11. Intern Toezicht: Het Intern Toezicht omvat het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en processen, de checks en balances, de wijze waarop de uitvoering van de pensioenregeling wordt
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 3 van 14
12.
13. 14.
15.
16.
17.
aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds. KNOV: de Koninklijke Nederiandse Organisatie van Verloskundigen. De KNOV of diens rechtsopvolger(s) is de beroepsorganisatie die de belangen behartigt voor aangesloten verloskundigen op beroepsinhoudelijk, maatschappelijk en economisch gebied. Stichting: Stichting Pensioenfonds voor Verioskundigen. Verantwoordingsorgaan: Orgaan van het Pensioenfonds dat bestaat uit een vertegenwoordiging van belanghebbenden waaraan het Bestuur verantwoording aflegt in het kader van waarborging goed bestuur. Verenigingsraad: Verenigingsorgaan van de Deelnemersvereniging dat optreedt namens de vereniging binnen zijn gedelegeerde taak en mandaat. Wettelijke toezichthouder: De Nederiandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten en de Nederiandse Mededingingsautoriteit of hun rechtsopvolgers, onafhankelijke organen die op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling toezicht houden op pensioenfondsen. Wvb: Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Artikel 2 Naam en zetel 1. De Stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds voor Verioskundigen. 2. De Stichting is gevestigd te Tilburg, alwaar zich ook de zetel bevindt. Artikel 3 Doel 1. De Stichting heeft ten doel het uitvoeren van de verplicht gestelde beroepspensioenregeling voor verioskundigen, en daarmee te voorzien in pensioen voor verioskundigen en hun nabestaanden volgens in één of meer pensioenreglementen te stellen regelen. 2. Het doel van de Stichting kan worden bereikt door: a. het vormen van een vermogen, bestemd om daaruit de toegezegde pensioenen te voldoen, een en ander overeenkomstig een actuariële en bedrijfstechnische nota waartegen de wettelijke toezichthouder heeft verklaard geen bezwaar te hebben. Voor deze actuariële en bedrijfstechnische nota geldt het bepaalde in artikel 20 van deze statuten; en/of b. het sluiten van overeenkomsten van pensioenverzekering of herverzekering met één of meer verzekeraars zoals bedoeld in artikel 1 van de Wvb. Één en ander op de wijze, zoals nader wordt geregeld in een pensioenreglement. Artikel 4 Middelen 1.
De middelen van de Stichting bestaan uit: a. het bij de oprichting afgezonderde vermogen; b. de gelden, die gestort zijn met betrekking tot de periode vóór de ingangsdatum van deze pensioenregeling en welke ingevolge tussen verloskundigen en ziekenfondsen gesloten overeenkomsten bestemd zijn voor een collectieve regeling als aangegeven in het doel van de Stichting;
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 4 van 14
c. de bijdragen, verschuldigd krachtens een der pensioenreglementen; d. de uitkering uit overeenkomsten van herverzekering; e. inkomsten uit beleggingen; f andere inkomsten. De Stichting zal een nalatenschap niet anders aanvaarden dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving. 2. De gelden van de Stichting worden, voor zover zij niet terstond ter bereiking van het in artikel 3 omschreven doel worden aangewend, door het Bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel, zulks met inachtneming van een door het Bestuur wenselijk geoordeelde liquiditeit. 3. De bezittingen van de Stichting moeten, tezamen met de te venwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en pensioen reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen. Artikel 5 Deelnemers 1. Deelnemer of deelneemster (in de statuten en de pensioenreglementen verder aangeduid als deelnemer) in de Stichting is iedere verioskundige die voldoet aan de vereisten voor het deelnemerschap, zoals omschreven in een der pensioenreglementen van de Stichting. 2. De tijdstippen van begin en einde van het deelnemerschap worden geregeld in het pensioenreglement. 3. ledere deelnemer is onderworpen aan de bepalingen van deze statuten, van het pensioenreglement en van eventuele andere door het Bestuur overeenkomstig deze statuten vastgestelde reglementen. Het Bestuur zorgt dat de nieuwe deelnemers In het bezit worden gesteld van de geldende statuten en geldende pensioenregiement Bij wijzigingen stelt het Bestuur de statuten en reglementen digitaal beschikbaar Op verzoek van belanghebbende kan een papieren exemplaar worden toegezonden. Indien en voor zover de Stichting risico's heeft herverzekerd, liggen de ververzekeringsvoorwaarden voor iedere deelnemer ter inzage op een door het Bestuur te bepalen en aan de deelnemers mede te delen plaats. 4. De in de statuten opgenomen begrippen als 'gewezen deelnemer' en 'gepensioneerde' en 'pensioengerechtigde' hebben dezelfde betekenis als de in het pensioenreglement gedefinieerde betekenis. Artikel 6 Bestuur 1.
Het Bestuur van de Stichting bestaat uit ten minste vijf en maximaal zeven bestuursleden. Bestuursleden zijn (gewezen) deelnemers in de pensioenregeling dan wel gepensioneerden in het genot van ouderdomspensioen van de Stichting. Alle bestuursleden worden benoemd door het Bestuur, na het horen van het Verantwoordingsorgaan over de procedure, op voordracht van de Deelnemersvereniging. De voorgedragen kandidaat dient te voldoen aan het voor het desbetreffende Bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste deskundigheid en competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Het Bestuur legt de overwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. 2. Het Bestuur en het bestuur van de Deelnemersvereniging hebben de feitelijke verkiezingsprocedure vastgelegd in een Convenant. Bij de samenstelling van het Bestuur wordt een afspiegeling van het deelnemersbestand van het pensioenfonds zo veel als mogelijk nagestreefd. Het Bestuur streeft naar een diverse, complementaire samenstelling van het bestuur
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 5 van 14
Jaariijks beoordeelt het Bestuur in hoeverre de in het diversiteitsbeleid gestelde doelen zijn gehaald. Driejaariijks evalueert het Bestuur het diversiteitsbeleid. 3. Een bestuurslid kan geen deel uitmaken van het bestuur van de Deelnemersvereniging, de verenigingsraad van de Deelnemersvereniging en/of het Verantwoordingsorgaan. 4. Een bestuurslid wordt officieel door de Stichting benoemd niet eerder dan als het bestuurslid voldoet aan de geschiktheidseisen gesteld door de toezichthouder. Artikel 7 Aftreden van een bestuurslid 1.
2.
3. 4.
5.
6. 7.
De bestuursleden treden af a. door periodieke aftreding; b. door waardeoverdracht van de pensioenaanspraken die het betreffende Bestuurslid in de Stichting heeft opgebouwd naar een andere pensioenuitvoerder; c. door ontslag verieend door de Algemene vergadering; d. door het nemen van ontslag in de hoedanigheid als bestuurslid; e. indien de overige bestuursleden hiertoe besluiten. Zij besluiten hiertoe wanneer hij/zij failliet wordt verklaard, surseance van betaling verkrijgt, een regeling in het kader van de Schuldsaneringsregeling natuuriijke personen op hem/haar van toepassing wordt verklaard of wegens andere zwaanwegende redenen. f indien de wettelijke toezichthouder van mening is dat het bestuurslid niet meer voldoet aan de eisen van geschiktheid en betrouwbaarheid, of op andere gronden besluit dat het bestuurslid niet meer in staat is om op juiste wijze de Stichting te besturen; g. doordat het bestuurslid onder curatele of bewind wordt geplaatst; h. door zijn ontslag door de rechter op grond van artikel 2:298 van het Burgeriijk Wetboek. Om de vier jaren treden de in lid 1 genoemde bestuursleden af volgens een door het Bestuur op te maken rooster. Een aftredende kan terstond tweemaal worden herbenoemd na voordracht door de Deelnemersvereniging. In geval van een tussentijdse vacature verkrijgt de nieuwbenoemde een normale zittingstermijn alsof geen sprake was van een tussentijdse vacature. Bij het ontstaan van een vacature zal hierin zo spoedig mogelijk worden voorzien door verkiezing van een nieuw bestuurslid met inachtneming van het in artikel 6 bepaalde. Tijdens het bestaan van vacatures worden de werkzaamheden van een afgetreden, ontslagen, overieden of op andere wijze uitgetreden bestuurslid waargenomen door een of meerdere andere, bestuursleden, totdat in de vacature is voorzien en het nieuw gekozen bestuurslid in functie is getreden. Indien naar het oordeel van het Bestuur - na daarover advies te hebben ingewonnen bij het Verantwoordingsorgaan - sprake is van een bestuurslid dat onvoldoende functioneert, kan het Bestuur de Algemene vergadering vragen het betreffende bestuurslid te ontslaan. Wegens dringende redenen kan het Bestuur een bestuurslid schorsen voor een periode van maximaal drie maanden. Een bestuurslid dat geschorst is, kan de aan zijn functie verbonden rechten en bevoegdheden niet uitoefenen. Het bestuurslid over wiens schorsing wordt beraadslaagd, moet in de betreffende vergadering de gelegenheid worden geboden om te worden gehoord en heeft het recht zich te verdedigen ofte verantwoorden. Tot een schorsing kan slechts worden besloten met een unanimiteit van stemmen, waarbij de stem van het betreffende lid buiten beschouwing blijft. Een schorsing die niet binnen drie maanden door een besluit tot verienglng van de schorsing of door ontslag conform lid 1en 2 van dit artikel wordt gevolgd, eindigt door het verioop van die termijn.
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 6 van 14
Artikel 8 Vergoedingen en compensaties De bestuursleden genieten als zodanig een passende vergoeding, alsmede een compensatie van reis-, verblijf- en andere kosten, volgens een door het Bestuur vastgestelde regeling. Artikel 9 Bestuursbevoegdheid, werkwijze, vertegenwoordiging, beheer 1.
2.
3.
4.
5.
6.
Het Bestuur is belast met het besturen en beheren van de Stichting. Het Bestuur is bevoegd tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten - zulks met inbegrip van het geven van kostenveroorzakende opdrachten welke voor het functioneren van de Stichting nuttig of noodzakelijk zijn respectievelijk als dienstbaar aan het doel van de Stichting kunnen worden aangemerkt. Het Bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt. Het Bestuur kiest uit haar midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Voorts kiest zij uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter, een plaatsvervangend secretaris en plaatsvervangend penningmeester. De voorzitter, de secretaris en de penningmeester zijn tezamen belast met de uitvoering van de besluiten van het Bestuur De Stichting wordt vertegenwoordigd door het optreden van twee van de in dit lid bedoelde personen. Het Bestuur vertegenwoordigt de Stichting, met inachtneming van de statuten en reglementen en voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. De Stichting wordt voorts vertegenwoordigd door het optreden van twee of meerdere bestuursleden, die optreden met een door het Bestuur verstrekt mandaat. Hierbij is plaatsvervanging niet toegelaten. Het Bestuur is bevoegd derden te benoemen en deze te machtigen tot het verrichten van zodanige administratieve en vertegenwoordigingshandelingen als binnen de bevoegdheden van het Bestuur vallen en tot de eigen verantwoordelijkheid behoren. Geen der bestuursleden is bevoegd om een volmacht - in welke zin dan ook - aan zijn medebestuursleden noch aan enige derde te verienen in zijn hoedanigheid van bestuurslid, behoudens in geval van het gestelde in dit artikel en artikel 10 lid 3. Indien het Bestuur van zijn in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheid gebruik maakt, zal de benoemde derde zijn taak in persoon of door middel van met hem in arbeidsverhouding staande personen verrichten op basis van een schriftelijke volmacht, daartoe door het Bestuur verieend. Zodanige taken en bevoegdheden, alsmede de wijzigingen daarin en de daaraan verbonden verantwoordelijkheden, zullen nauwkeurig schriftelijk in de volmacht worden vastgelegd. De uitoefening van de overgedragen taken en bevoegdheden geschiedt onder (eindjverantwoordelijkheid van het Bestuur De inhoud van die volmacht zomede de naam, de voornamen en de woonplaats van de daardoor gevolmachtigden, kunnen door het Bestuur ter inschrijving worden opgegeven in het registervan de Kamer van Koophandel.
Artikel 10 Besluiten van het Bestuur 1.
Het Bestuur is bevoegd zowel in als buiten vergadering besluiten te nemen. In het laatste geval is daartoe vereist dat ten minste de helft van het aantal bestuursleden schriftelijk of digitaal zijn stem uitbrengt. 2. Tenzij in statuten of reglementen anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Hierbij tellen blanco en ongeldig uitgebrachte
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 7 van 14
stemmen niet mee. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter Besluiten die buiten vergadering zijn genomen zijn slechts geldig als er sprake is van een absolute meerderheid van stemmen. 3. Bestuursleden kunnen andere bestuursleden per vergadering schriftelijk machtigen namens hen op te treden tijdens bestuursvergaderingen. Een bestuurslid kan maximaal voor één bestuurslid optrederi als gemachtigde. Artikel 11 Bestuursvergaderingen 1. 2.
3.
4.
5.
Het Bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee andere bestuursleden dit wenselijk achten, doch ten minste éénmaal per drie maanden. Het Bestuur kan een rechtsgeldig besluit nemen, wanneer ter vergadering drie/vierde van het aantal leden van het Bestuur aanwezig is. Bestuursleden die een machtiging als bedoeld in artikel 10 lid 3 hebben verstrekt worden geacht aanwezig te zijn. Vergaderingen van het Bestuur worden bijeengeroepen door of namens de voorzitter door middel van een schriftelijk of digitaal bericht aan de andere bestuursleden met een termijn van ten minste acht dagen. Indien de oproeping ter vergadering niet op bovenvermelde wijze heeft plaatsgevonden, kunnen niettemin geldige besluiten worden genomen indien ten minste de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is en sprake is van een absolute meerderheid van stemmen. Bestuursleden die een machtiging hebben verstrekt worden geacht aanwezig te zijn. Indien ter vergadering minder dan drie/vierde van het aantal leden van het Bestuur aanwezig is, kunnen de aanwezige bestuursleden een voorgenomen besluit nemen. De afwezige bestuursleden worden schriftelijk of digitaal in kennis gesteld van het voorgenomen besluit. Binnen twee weken na vooriegging van dit voorgenomen besluit dienen zij schriftelijk of digitaal te melden of ze al of niet instemmen met het voorgenomen besluit. Indien binnen twee weken geen schriftelijke of digitale reactie is ontvangen wordt het bestuurslid geacht zich te hebben onthouden van stemming. Het voorgenomen besluit wordt geacht een rechtsgeldig besluit te zijn indien dit inclusief de schriftelijk of digitaal uitgebrachte stemmen door de voorgeschreven meerderheid wordt aanvaard. Het Bestuur richt zijn organisatie zodanig in dat een goed Bestuur is gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van de Wvb.
Artikel 12 Vaststellen van pensioenreglementen 1.
Het Bestuur stelt na verkregen advies van de Algemene vergadering een of meer pensioenreglementen vast en kan tevens andere reglementen vaststellen waarin alles wordt geregeld wat naast deze statuten en pensioenreglementen naar het oordeel van het Bestuur reglementering behoeft. De reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke met deze statuten in strijd zijn. 2. De Stichting voert periodiek overieg met het Bestuur van de Deelnemersvereniging. In dit overieg komt aan de orde al hetgeen naar de mening van partijen bespreking behoeft. Artikel 13 Beleid, geschiktheid en betrouwbaarheid 1. Het dagelijks beleid van de Stichting wordt bepaald door ten minste drie door het Bestuur aan te wijzen personen. 2. De personen die het beleid van de Stichting bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij de Stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 8 van 14
3. ledere bestuurder van de Stiehting is bevoegd een deskundige te raadplegen, of zieh tèr vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste een vierde van de overige bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. 4. Het beleid van de Stiehting wordt bepaald of mede bepaald door personen die geschikt zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de Stiehting. 5. Het beleid van de Stiehting wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. 6. Het Bestuur van de Stiehting meldt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van de Stiehting bepalen of mede bepalen vooraf aan de wettelijke toezichthouder 7. Een wijziging als bedoeld in het zesde lid wordt niet doorgevoerd indien: a. De wettelijke toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan de Stiehting bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt; of b. De wettelijke toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan de Stiehting bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt. 8. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in het vijfde lid, stelt de Stiehting de wettelijke toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. Artikel 14 Deskundigen 1.
Het Bestuur wordt bijgestaan door deskundigen, onder wie in ieder geval een Adviserend actuaris en een Adviserend accountant. De deskundigen worden benoemd en ontheven van hun functie door het Bestuur. Deze deskundigen zijn bevoegd de bestuursvergaderingen bij te wonen en aan hen worden de stukken van de vergaderingen toegezonden, ledere deskundige heeft in de bestuursvergaderingen een adviserende rol. Een deskundige kan aan het Bestuur ook ongevraagd advies geven. 2. Het Bestuur van de Stiehting is verplicht om ter zake van besluiten, welke de financiële positie van de Stiehting in verzekeringstechnische zin betreffen vooraf schriftelijk of digitaal dan wel ter vergadering het advies van de adviserend actuaris In te winnen. Artikel 15 Waarborging goed bestuur 1.
Het Bestuur van de Stichting richt zijn organisatie zodanig in dat een goed bestuur is gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van de Wvb. 2. De bepalingen omtrent het Verantwoordingsorgaan zijn uitgewerkt in het reglement Verantwoordingsorgaan van de Stichting. 3. De bepalingen omtrent het Intern Toezicht zijn uitgewerkt in het reglement Intern Toezieht van de Stiehting. Artikel 16 Verantwoordingsorgaan 1.
Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit ten minste vier leden en maximaal zes leden. In het Verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderiinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het Verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding. 2. Het Bestuur benoemt de leden van het Verantwoordingsorgaan na daartoe gehouden verkiezingen.
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 9 van 14
3. De leden die de deelnemers vertegenwoordigen worden gekozen door en uit de (gewezen) deelnemers. De leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen worden gekozen door en uit de pensioengerechtigden. 4. De leden van het Verantwoordingsorgaan treden eens in de vierjaar af volgens een door het Verantwoordingsorgaan op te maken rooster De aftredende leden van het Verantwoordingsorgaan zijn terstond herbenoembaar Een lid van het Verantwoordingsorgaan kan maximaal twee maal worden herbenoemd. In geval van een tussentijdse vacature verkrijgt de nieuwbenoemde een normale zittingstermijn alsof geen sprake was van een tussentijdse vacature. 5. Het lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met een andere funetie binnen de Stiehting. 6. Het lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan eindigt door: - het verstrijken van de zittingstermijn; - het bedanken door het betreffende lid; - het aanvaarden van een andere funetie binnen de Stichting; -overiijden; - indien een in het Verantwoordingsorgaan benoemde (gewezen) deelnemer ophoudt (gewezen) deelnemer te zijn - wanneer hij/zij in staat van faillissement wordt verklaard, een regeling in het kader van de schuldsaneringsregeiing natuuriijke personen op hem/haar van toepassingwordt verklaard of hij/zij surseance van betaling verkrijgt; - indien ontslag verieend wordt door het Bestuur 7. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het Verantwoordingsorgaan zijn volledige bevoegdheden. Artikel 17 Bevoegdheden en taken Verantwoordingsorgaan 1. Het Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. 2. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de Visitatiecommissie, over het door het Bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het Bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. 3. Het Verantwoordingsorgaan geeft het oordeel als bedoeld in lid 2 uiteriijk op één (1) november van iederjaar. 4. Het Verantwoordingsorgaan is bevoegd het Bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Wet verpliehte beroepspensioenregeling. Dit is nader uitgewerkt in het Reglement Verantwoordingsorgaan. 5. Het Bestuur verschaft het Verantwoordingsorgaan uiteriijk op één (1) augustus van iederjaar alle stukken die het voor de uitoefening van zijn taak redelijkenwijs nodig heeft. 6. Het Verantwoordingsorgaan heeft in het kader van de oordeelsvorming recht op overieg met het Bestuur en het Intern Toezicht over diens bevindingen. Het Verantwoordingsorgaan is, in overieg met het Bestuur, bevoegd deskundigen (waaronder de Adviserend accountant en de Adviserend actuaris) te raadplegen. De Stichting neemt de eventuele kosten hiervan voor haar rekening. 7. Het Verantwoordingsorgaan verstrekt het oordeel als bedoeld in lid 1 sehriftelijk en beargumenteerd aan het Bestuur. Het oordeel wordt, samen met de reaetie van het Bestuur daarop als bedoeld in lid 7, bekend gemaakt en opgenomen in het eerstvolgende jaarverslag.
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 10 van 14
8. Het Bestuur infonneert het Verantwoordingsorgaan zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed, indien ontvangen adviezen niet of niet geheel wordt overgenomen. 9. Het Bestuur overiegt ten minste twee maal per jaar met het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de resultaten daarvan. Tevens bespreekt het Bestuur van de Stiehting de rapportage van het Intern Toezieht en eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur van de Stiehting legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop het is uitgevoerd en de naleving van de principes van goed pensioenfondsbestuur. 10. : Indien het Verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het Bestuur niet naar behoren functioneert, kan het zieh, na raadpleging van het Intern Toezieht, wenden tot de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam met het verzoek: - een onderzoek te bevelen naar het beleid van en de gang van zaken binnen het pensioenfonds; - het functioneren van het Bestuur als zodanig te toetsen. 11. Tot een verzoek als bedoeld in lid 8 kan slechts worden besloten indien alle leden van het Verantwoordingsorgaan tijdens een vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn en tenminste tweederde van de leden daarmee instemt. 12. Alvorens een verzoek als bedoeld in lid 8 in te dienen zal het Verantwoordingsorgaan dit voornemen sehriftelijk en beargumenteerd melden aan het Bestuur en het Bestuur de gelegenheid geven hierop te reageren. Artikel 18 Intern Toezicht 1.
2.
3. 4. 5. 6.
7.
8.
Het Intern Toezieht wordt gevormd door een visitatiecommissie en bestaat uit ten minste drie natuuriijke personen. De leden van de visitatiecommissie zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezieht. De leden van de visitatiecommissie worden benoemd door het Bestuur na advies van het Verantwoordingsorgaan. De leden van de visitatiecommissie worden ontslagen door het Bestuur na bindend advies van het Verantwoordingsorgaan. Een lid van de visitatiecommissie is in die hoedanigheid maximaal achtjaar betrokken bij de Stiehting. De leden van de visitatiecommissie zijn geschikt voor de uitoefening van het Intern Toezieht bij de Stiehting. Van de leden van de visitatiecommissie staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. Het Bestuur stelt een profielschets op voor de leden van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft de volgende taken: a. toezicht houden op het beleid van het Bestuur en op de algemene gang van zaken in de Sfichting; b. toezien op adequaterisicobeheersingen evenwichtige belangenafweging door het Bestuur; e. verantwoording afleggen over de uitvoering van de taken aan het Verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. Het Bestuur verstrekt desgevraagd aan de visitatiecommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd sehriftelijk verstrekt. De bepalingen omtrent het Intern Toezicht zijn uitgewerkt in het Reglement Intern Toezicht van de Stiehting.
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 11 van 14
Artikel 20 Actuariële en bedrijfstechnische nota 1.
De Stiehting werkt volgens een door het Bestuur op te stellen actuariële en bedrijfstechnische nota, waarbij de grondslagen waarop het beleid rust, zijn besehreven eonform de voorschriften die de Wvb of daarop gebaseerde regelgeving ten aanzien van genoemde nota worden gesteld. De beschrijving van de genoemde grondslagen is zodanig dat de wettelijke toezichthouder op basis van de beschrijving tot een oordeel kan komen over de wijze waarop aan de voorschriften van de Wvb of daarop gebaseerde regelgeving wordt voldaan. 2. Het Bestuur legt de in lid 1 bedoelde nota alsmede iedere wijziging daarvan binnen de wettelijk voorgeschreven termijn over aan de wettelijke toezichthouder. Artikel 21 Boekjaar en jaarstukken 1. Het boekjaar van de Stiehting valt samen met het kalenderjaar. 2. Het Bestuur van de Stichting stelt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening en het jaarverslag vast. Het Bestuur verstrekt aan de wettelijke toezichthouder de staten op de wijze zoals voorgeschreven in de Wvb. 3. Het jaarverslag wordt jaariijks beschikbaar gesteld aan de Algemene vergadering. 4. Dejaarrekening wordt voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgeriijk Wetboek. Goedkeuring aan de jaarstukken strekt tot decharge van het Bestuur. 5. Het Bestuur draagt er zorg voor dat aan iedere deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigde, die de wens hiertoe sehriftelijk aan het Bestuur te kennen geeft, het jaarverslag wordt toegezonden. Artikel 22 Wijziging statuten en reglementen 1. Tot wijziging van de statuten en tot wijziging van een der pensioenreglementen of van eventuele andere reglementen kan door het Bestüurwórden besloten. Een voorstel tot wijziging van de statuten wordt vooraf voor advies voorgelegd aan het Verantwoordingsorgaan. 2. Indien (wijzigingen in) de Deelnemersvereniging aanleiding geeft (geven) tot aanpassing van de bepalingen in deze statuten betreffende de vertegenwoordiging, benoeming of voordracht ter zake van Bestuur, dan wel betreffende de wijze van betrokkenheid van de Deelnemersvereniging in de besluitvorming met betrekking tot de Stiehting, kunnen door de Deelnemersvereniging aan het Bestuur voorstellen tot wijziging van de statuten worden gedaan. 3. De Deelnemersvereniging kan gevraagd en ongevraagd verzoeken tot wijziging van het pensioenreglement indienen bij de Stiehting volgens bepalingen die in het eerder genoemde Convenant zijn vastgelegd. 4. Een reglementswijziging die een belangrijke verzwaring van de verplichtingen van de deelnemers en/of een belangrijke beperking van hun rechten inhoudt - zulks naar het oordeel van het Bestuur, uit te spreken bij zijn besluit tot vaststelling -, zal door het Bestuur worden voorgelegd aan de Algemene vergadering. 5. Indien het Bestuur in overeenstemming met het advies van de Adviserend actuaris van de Stiehting van mening is dat de bezittingen van de Stiehting, bestemd voor de dekking van de pensioenverplichtingen dan wel van bepaalde eategorieën van pensioenverplichtingen van de Stichting, tezamen met de voor dat doel te venwachten inkomsten ontoereikend zijn ter dekking van die pensioenverplichtingen, zal de Adviserend actuaris aan het Bestuur een met redenen omkleed advies uitbrengen over maatregelen welke genomen kunnen worden om het flnanciële evenwicht te herstellen. Dit advies zal een aantal alternatieve oplossingen dienen te bevatten,
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 12 van 14
uitgaande van bijdragen, hetzij een combinatie van deze beide maatregelen, met dien verstande dat deze vermindering respectievelijk verhoging ten aanzien van alle daarbij betrokkenen naar dezelfde maatstaven dient te worden berekend. De besluitvorming over de keuzes van de in het advies van de Adviserend actuaris vervatte alternatieve oplossingen en de daaruit voortvloeiende wijzigingen van het desbetreffende pensioenreglement zal vervolgens dienen plaats te vinden met inachtneming van de regels die in de voorgaande leden van dit artikel zijn gesteld, met dien verstande dat het Bestuur slechts kan besluiten binnen het raam van de door de Adviserend actuaris ter keuze gestelde oplossingen. 6. Een rechtsgeldig genomen besluit tot wijziging van statuten en/of reglementen is met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wijziging bindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Een statuten- of reglementswijziging zal - behoudens in het geval bedoeld in lid 3 - nimmer kunnen leiden tot een vermindering van reeds verkregen rechten welke ofwel door een deelnemer opgebouwd zijn met eigen bijdragen, ofwel ontstaan zijn op grond van de bij de Stiehting gestorte gelden als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b van deze statuten. Artikel 23 Ontbinding van de Stichting 1.
De Stichting zal worden ontbonden ten gevolge van een daartoe strekkend besluit van het Bestuur en na ingewonnen advies van de Algemene vergadering en het Verantwoordingsorgaan. 2. Nadat een besluit tot ontbinding is genomen, is met de liquidatie belast het Bestuur dat ten tijde van het in liquidatie treden in functie is. Tijdens de liquidatie blijven deze statuten zoveel mogelijk van toepassing, met dien verstande dat de bepalingen omtrent het Bestuur dan voor de liquidateurs gelden. 3. Bij ontbinding van de Stichting blijven alle op dat tijdstip jegens de Stiehting bestaande pensioenaanspraken, voortvloeiende uit reeds verrichte premiebetalingen, volledig bestaan, rekening houdend met het geval als bedoeld in artikel 22 lid 5. Liquidateurs kunnen met toestemming van het Verantwoordingsorgaan besluiten om de pensioenverplichtingen van de Stichting in liquidatie over te dragen aan één of meer ondernemingen tot uitoefening van het levensverzekeringsbedrijf respectievelijk schadeverzekeringsbedrijf, welke ondernemingen voldoen aan hetgeen vermeld is in artikel 3 lid 2 sub b dan wel aan een pensioenfonds dat voldoet aan de voor beroepspensioenfondsen geldende wettelijke voorschriften. De deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden zullen door of namens de liquidateurs worden geïnformeerd over de gevolgen van de liquidatie, onder meer door de uitreiking van een bewijsstuk waaruit hun pensioenaanspraken of reehten op pensioen blijken en waaruit blijkt jegens wie deze rechten geldend kunnen worden gemaakt. 4. Indien de liquidatie enig overschot laat, zullen de liquidateurs, na verkregen goedkeuring van het Verantwoordingsorgaan, aan dit overschot een bestemming geven zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van de Stichting. Artikel 24 Klachten en geschillen Klachten of geschillen die zijn ontstaan uit de toepassing van deze statuten of het pensioenreglement van de Stiehting worden behandeld volgens de regeling daaromtrent in het pensioenreglement van de Stiehting en in de daarop gebaseerde nadere regelingen.
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 13 van 14
Artikel 25 Onvoorziene gevallen In incidentele gevallen waarin bij deze statuten en bij de reglementen van de Stiehting niet is voorzien, beslist het Bestuur
Inwerkingtreding De oorspronkelijke statuten zijn in werking getreden op 1 januari 1974 en de laatste wijziging is vastgesteld op 24 april 2014, gehoord de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan op 21 maart 2014.
stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bladnummer 14 van 14
Pensioenreglement 2015 versie 1.0
PENSIOENREGLEMENT
Stiehting Pensioenfonds voor Verioskundigen
te
Tilburg
1 januari 2015
Pensioenreglement 2015
Pensioenreglement 2015 versie 1.0
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1. DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING Artikel 1 Deelnemers Artikel 2 Begin en einde deelnemerschap
3 3 4
Hoofdstuk 2. DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN Artikel 3 De basis van de pensioenopbouw Artikel 4 Kosten en flnanciering van de pensioenregeling
5 5 7
Hoofdstuk 3. DE SOORTEN PENSIOEN BINNEN DE REGELING Artikel 5 Pensioenen binnen de regeling Artikel 6 Ouderdomspensioen Artikel 7 Partnerpensioen Artikel 8 Wezenpensioen
9 9 9 9 12
Hoofdstuk 4. GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN 14 Artikel 9 Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling 14 Artikel 10 Inbreng van waarde bij start deelname 16 Artikelll Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 16 Artikel 12 Scheiding 18 Hoofdstuk 5. KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING ArtikeMS Keuzemogelijkheden bij pensionering Artikel 14 Vervroegen van het volledige ouderdomspensioen Artikel 15 Uitstellen van het volledige ouderdomspensioen Artikelis Uitruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen Artikel 17 Conversie van het ouderdomspensioen Artikel 18 Hoog-laagregeling
21 21 21 22 22 23 23
Hoofdstuks. MET PENSIOEN Artikel 19 Pensioenuitkering
25 25
Hoofdstuk?. OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 20 Overgangsbepalingen
27 27
Hoofdstuks. OVERIGE BEPALINGEN Artikel 21 Wijziging van de pensioenregeling Artikel 22 Afwijkingen Artikel 23 Onvoorziene gevallen Artikel 24 Verbreking van het financieel evenwicht van het pensioenfonds Artikel 25 Verzekering Artikel 26 Verhaal van kosten Artikel 27 Klachten en geschillen Artikel 28 Gemoedsbezwaarden Artikel 29 Intrekking verpliehtstelling Artikel 30 Uitvoeringsovereenkomst Artikel 31 Slotbepaling
29 29 29 29 29 30 30 30 31 32 32 32
Bijlagen
33
Ruil- en Afkoopvoeten
Begripsomschrijvingen
Pensioenreglement 2015
43
Hoofdstuk 1. ArtikeM 1.1
DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING
Deelnemers
Voor wie geldt deze pensioenregeling?
De deelname aan deze beroepspensioenregeling is verplicht voor eenieder die als verioskundige is ingeschréven in het register als; bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van 1 januari 2014, alsmede eenieder die in vorenbedoeld register als verioskundige is ingeschreven geweest, dan wel heeft voldaan aan alle eisen die aan inschrijving als verioskundigeizijn gesteld; en, die iri Nederiand werkzaam is binnen de geboortezorg of uit hoofde van zijn of haar verloskundige titel bestuuriijke funcfles bekleedt eri de pensioendatum npg niet heeft bereikt. De verplichtstellingsbeschikking, zoals afgegeven door het ministerie van Soeiale Zaken en Werkgelegenheid, bepaalt dat deze pensioenregeling niet geldt voor verloskundigen die: a. uitsluitend werkzaam zijn in: een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke dienstbetrekking, uit hoofde waan/an verplichte deelname aan het Algemene Burgeriijke Pensioenfonds (ABP) voortvloeit; :: b. uitsluitend werkzaam zijn in een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke dienstbetrekking, uit hoofdé waarvan verplichte deelname aan hët Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) vobrtvloeit; e. op 1 januari 2015 wel aan bovenstaande definitie voldoen, maar op 31 december 2014 woónachtig zijn buiten Nederiand en vóór 1 januari 2015 reeds een eigen pensioenvoorziening van vergelijkbare: omvang hebben getroffen, waaruit toekomsfigefinanciëleverplichtingen voortvloeien die niet zonder ernsfigefinanciëlëgevolgen ongedaan gemaakt kunnen worden, mits betrokkene binnen drie maanden na dagtekening van de Staatscourant waarin deze beschikking is gepubliceerd, schriftelijk een beroep op deze vrijstellingsgrond heieft gedaan bij het pensioenfonds. 1.2a
Moet een verloskundige zich aanmelden?
ledere verioskundige voor wie deze pensioenregeling; geldt, is verplicht zich sehriftelijk aan te melden bij het pensioenfonds. Dit moet gebeuren binnen een maand nadat diegene aan deze vereisten is gaan voldoen. 1.2b
Moet een deelnemer zich afmelden?
Degene voor wie de pensioenregeling niet meer geldt, omdat hij is opgehouden te voldoen aan de vporwaarden voor deelnemerschap, isi verplicht om dat schriftelijk binnen een maand te melden aan het pensioenfonds. 1.3
Welke informatie ontvangt de deelnemer?
De deelnemer ontvangt bij aanvang van de deelname aan de pensioenregeling: a. een opgave van het te bereiken reglementaire pensioen. b. de statuten van het pensioenfonds en het geldendé pensioenreglement, e. de wettelijk voorgeschreven informatie over de pensioenregeling De deelnemer ontvangt jaariijks: a. een pénsioenoverzicht waarin de hoogte van de tot dat jaar opgebouwde pensioenrechten en de hoogte van de op de pensioendatum te bereiken pensioenrechten worden vermeld.; b. informatie over toeslagveriening e. een opgave van defiscalewaardeaangroei van de pensioenaanspraken. Voorts ontvangt de deelnemer: a. een bericht als er wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.
Pensioenreglement 2015
b. alle informatie die het pensioenfonds bij of krachtens een wettelijke bepaling verplicht is te verstrekken. e. op verzoek van de (gewezen) deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het bestuur kan aan de deelnemer een vergoeding vragen voor de kosten die met deze opgave verband houden. Daarnaast zorgt het bestuur ervoor dat alle belanghebbenden op een gemakkelijke en toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van de geldende statuten en reglementen. 1.4
Welke informatie moet een verloskundige zelf verstrekken?
ledere verioskundige, is verplicht aan het pensioenfonds alle opgaven te verstrekken en alle verklaringen en beseheiden te overieggen die het pensioenfonds nodig vindt voor de juiste uitvoering van de verplichtstellingsbeschikking en van deze pensioenregeling. Deze opgaven, verklaringen en beseheiden kunnen onder meer omvatten: bewijzen van deelnemerschap in het pensioenfonds ABP of het pensioenfonds PFZW, bewijzen van deelneming in een polis van levensverzekering, (wijziging in) adresgegevens en partnergegevens alsmede gegevens over het beroepsinkomen over van belang zijnde kalenderjaren. Deze verplichting tot het verstrekken van informatie eindigt niet door de beëindiging van het deelnemerschap en geldt ook voor al degenen die aan deze pensioenregeling enige aanspraak op uitkering jegens het pensioenfonds kunnen ontlenen.
Artikel 2 2.1
Begin en einde deelnemerschap
Wanneer begint het deelnemerschap aan de pensioenregeling?
Voor de verioskundige die op de dag van inwerkingtreding van deze pensioenregeling voldoet aan de voorwaarden voor deelnemerschap begint het deelnemerschap op die dag. Voor de verioskundige die eerst na die dag aan de voorwaarden voor deelnemerschap gaat voldoen of opnieuw gaat voldoen, begint het deelnemerschap op de eerste dag van de maand waarin dat voor het eerst het geval is of opnieuw het geval is. 2.2
Wanneer eindigt het deelnemerschap aan de pensioenregeling?
Het deelnemerschap eindigt: bij overiijden van de deelnemer; als de deelnemer anders dan door overiijden of vanwege blijvende algehele arbeidsongeschiktheid heeft opgehouden te voldoen aan de voorwaarden voor deelnemerschap; op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt, of - als de deelnemer zijn pensioen eerder laat ingaan - op de dag dat het ouderdomspensioen volledig ingaat.
Pensioenreglement 2015
Hoofdstuk 2.
Artikel 3 3.1
DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
De basis van de pensioenopbouw
Wat is het karakter van deze pensioenregeling?
Deze pensioenregeling is een premieregeling in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. 3.2
Wat is de pensioengrondslag?
De pensioengrondslag vormt de basis voor het te bereiken pensioen. De pensioengrondslag is gelijk aan het beroepsinkomen van de deelnemer, verminderd met een vast bedrag, de zogenaamde franchise. 3.3
Hoe wordt het beroepsinkomen vastgesteld?
Hoe het beroepsinkomen wordt vastgesteld is afhankelijk van de manier waarop de Belastingdienst de inkomsten van de deelnemer kwalificeert: a. Voor de deelnemer die loon geniet (in loondienst is bij een werkgever), is het beroepsinkomen het overeengekomen bruto jaarsalaris dat met verloskundige werkzaamheden wordt verdiend, inclusief vakanflegeld, eindejaarsuitkering, werkgeversdeel pensioenpremie en inclusief de vaste vergoeding voor avond-, nacht- en weekenddiensten. b. Voor de deelnemer die directeur-grootaandeelhouder van een besloten vennootschap is, waarin de eigen (of de gezamenlijke) praktijk is ondergebracht, is het beroepsinkomen het totaal als directeur-grootaandeelhouder uit verioskundige werkzaamheden genoten loon. e. Voor de deelnemer die winst geniet, uit een eigen of gezamenlijke praktijk, zonder tussenkomst van een besloten vennootsehap, is het beroepsinkomen de uit verioskundige werkzaamheden genoten winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte pensioenpremies in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het betreffende jaar van deelneming in deze pensioenregeling. Daarbij wordt het beroepsinkomen ten minste op nihil gesteld. d. Voor de deelnemer die resultaat uit overige verioskundige werkzaamheden geniet, is het beroepsinkomen het belastbare resultaat uit overige verioskundige werkzaamheden, vermeerderd met de ten laste van dat resultaat gekomen pensioenpremies in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het betreffende jaar van deelneming in deze pensioenregeling. Daarbij wordt het resultaat ten minste op nihil gesteld. e. Voor de deelnemer die ingedeeld kan worden in meer dan één van de categorieën a tot en met c wordt het beroepsinkomen vastgesteld door optelling van de beroepsinkomens die in de afzonderiijke eategorieën worden vastgesteld. Voor de deelnemer die woonachtig is buiten Nederland en die niet valt onder de vrijstellingsgrond van artikel 1.1 onderdeel e, uitsluitend omdat de aldaar bedoelde eigen pensioenvoorziening niet een vergelijkbare omvang heeft als deze pensioenregeling, geldt het volgende: het beroepsinkomen wordt vastgesteld als hierboven onder a tot en met e beschreven, maar de deelnemer kan het pensioenfonds verzoeken om het beroepsinkomen zodanig te verminderen dat met een bestaande eigen pensioenvoorziening op zodanige wijze rekening wordt gehouden dat de totale pensioenvoorziening van de deelnemer een vergelijkbare omvang heeft als deze zou hebben indien geen eigen voorziening was getroffen. Wanneer de vaststelling van het beroepsinkomen op basis van dit artikellid naar de mening van de deelnemer leidt tot een onbillijke uitkomst, kan de deelnemer het bestuur verzoeken het beroepsinkomen naar redelijkheid vast te stellen.
Pensioenreglement 2015
3.4
Is er voor de basispensioenregeling een maximum beroepsinkomen?
Het voor de pensioenopbouw in de basispensioenregeling maximaal in aanmerking te nemen beroepsinkomen is, bij een volledige werkgraad, voor het jaar 2015 € i883D65,-. Dit inkomen is gelijk aan het norminkomen voor zelfstandigen. 3.5
Wat is de franchise?
De franchise is het deel van uw pensioengevend inkomen waarover u geen pensioen opbouwt. 3.6
Hoe hoog is de franchise?
De franchise bedraagt in hetjaar 2015 € 20 92Q,-. De franchise; wordt in beginsel jaarlijks per 1 januari verhoogd met hetzelfde percentage waarmee het norminkomen voor zelfstandigen wordt verhoogd. Het bestuur kan besluiten de franchise in enig jaar niét aan te passen. Voor een deelnemer die ih deeltijd werkt wordt de franchise vermenigvuldigd met het déeltijdpercentage. De franchise zal nooit minder bedragen dan het op grond van de fiscale regelgeving verplicht te hanteren minimumbedrag 3.7
Hoe wordt hef deeltijdpercentage vastgesteld?
Hoe het deeltijdpercentage wordt; vastgesteld is afhankelijk van de manier waarop de Belastingdienst de inkomsten van de deelnemer kwalificeert:: a. Voor de deelnemer die loon geniet (in loondienst is bij een weri
Wanneer wordt de pensioengrondslag vastgesteld voor deelnemers die loon genieten?
De pensioengrondslag van de deelnèmer die loon geniet als bedoeld in artikel 3.3; onderdeel a, wordt vastgesteld bij opname in de pensioenregeling en vervolgens jaariijks per 1 januari. De pensioengrondslag blijft gedurende het jaar onveranderd, behalve bij een wijziging van het deeltijdpereentage. Bij een wijziging van het deeltijdpereentage wordt de pensioengrondslag herberekend op basis van het beroepsinkomen op 1 januari. Voor een nieuwe déelnemer wordt de pensioengrondslag vastgesteld aan de hand van het door de deelnemer opgegeven beroepsinkomen op jaarbasis. 3.9
Hoe moeten het beroepsinkomen en het deeltijdpercentage worden opgegeven?
De deelnemer verstrekt jaariijks, met behulp van hët formulier "inkomensopgave", een opgavé van het beroepsinkomèh, zoals vastgesteld conform artikel 3.3, alsmede eeri opgave van hët deeltijdpereentage zöals vastgesteld conform artikel 3.7. De deelnemer die in loondienst werkt, verstrekt tevens de salarisschaal waarin deelnemer is ingedeeld op de "inkomensopgave". Daarnaast moet een deelnemer die in loondienst werkt een kopie van de Pensioenreglement 2015
eerste salarisstrook van het kalenderjaar toesturen aan het pensioenfonds. Als er meerdere dienstverbanden zijn of waren, dan moet van elk dienstverband een kopie van de loonstrook worden toegestuurd. De deelnemer die zijn beroep uitoefent als zelfstandige - al of niet in de vorm van een besloten vennootschap of een maatschap - en de deelnemer die resultaat uit overige verioskundige werkzaamheden geniet, moeten het formulier vergezeld doen gaan van een door de eigen accountant of flnancieèl adviseur van de deelnemer ondertekende verklaring omtrent de juistheid van het opgegeven beroepsinkomen of een kopie van de definitieve aanslag van de Belastingdienst. 3'.10
Wanneer moeten het beroepsinkomen en het deeltijdpercentage worden opgegeven?
Voor het tweede kwartaal van elk jaar moet de deelnemer een opgave doen van het beroepsinkomen zoals vastgesteld confonn artikel 3.3 en van het deeltijdpercentage zoals vastgesteld conform artikel 3.7.. Nieuwe deelnemers moeten deze opgaven doen tegelijk met de aanmelding bij het pensioenfonds. Als de opgaven niet of niet op tijd worden verstrekt, is de deelnemer de maximale premie verschuldigd die hoort bij een voltijds uitoefening van het beroep van verioskundige. Deze maximale premie wordt vastgesteld aan de hand van het maximum beroepsinkomen als genoemd in artikel 3.4.
Artikel 4 4.1
Kosten en financiering van de pensioenregeling
Wat zijn de kosten voor de deelnemer?
De deelnemer is over elk jaar van deelnemerschap een premie verschuldigd aan het pensioenfonds. Deze premie wordt vastgesteld op 1 januari en is ook verschuldigd per die datum. Als het deelnemerschap in de loop van een jaar aanvangt is de premie verschuldigd op het moment van aanvang van het deelnemerschap. 4.2
Hoe hoog is de premie?
De premie bedraagt voor iedere deelnemer 15,7% van de pensioengrondslag (zie artikel 3.2). Als het deelnemerschap door tussentijdse toetreding of vertrek niet het volledige kalenderjaar duurt, wordt de premie verlaagd tot het pro rata gedeelte dat overeenkomt met de duur van het deelnemerschap in dat jaar, uitgedrukt in maanden nauwkeurig. Een gedeelte van een maand telt daarbij steeds als een volledige maand. 4.3
Kan er vrijwillig een premie worden betaald ter verzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid?
De deelnemer kan zieh vrijwillig verzekeren voor premievrije arbeidsongeschiktheid. De voorwaarden zijn te vinden in artikel 11.
pensioenopbouw
bij
De hoogte van de premie voor deze vrijwillige verzekering bedraagt 0,5%) (2015) van de pensioengrondslag zoals bedoeld in artikel. 3.2. Dit pereentage wordt jaariijks opnieuw vastgesteld door het bestuur. 4.4
Kan er vrijwillig een hogere premie worden betaald ten gunste van een hoger pensioen?
De deelnemer kan ervoor kiezen om een hogere premie te betalen dan de premie die hij verschuldigd is op grond van het vorige lid van dit artikel. De extra premie bedraagt 11%, 22%) óf 33% van de op grond van het vorige lid versehuldigde premie. Op het fomnulier "inkomensopgave" kan de deelnemer aangeven, dat hij gebruik wil maken van deze vrijwillige pensioenregeling. Pensioenreglement 2015
De bepalingen van dit pensioenreglement zijn van overeenkomstige toepassing op de pensioenaanspraken die worden venworven op grond van de extra premie. Indien de betaling van extra premie op grond van dit artikel ertoe leidt dat een flscaal bovenmatig pensioen wordt opgebouwd, kan het pensioenfonds de mogelijkheid tot vrijwillige betaling van extra premie beperken. 4.5
Wanneer krijgt de deelnemer een nota?
De premie wordt in maandelijkse termijnen voldaan. De deelnemer die niet betaalt via automatische incasso krijgt elke maand een nota voor een pro rata gedeelte van de premie. De deelnemer die wel heeft gekozen voor automaflsche incasso ontvangt jaariijks een schriftelijke nota, en tevens bij iedere wijziging van de hoogte van de premie. Nieuw toegetreden deelnemers krijgen de eerste nota uiteriijk twee maanden na aanvang van het deelnemerschap. 4.6
Hoe moet de nota worden betaald?
Het bedrag van de nota (de maandpremie) moet worden betaald voor de vervaldatum die is vermeld op de nota. Als het deelnemerschap eindigt als gevolg van overiijden, is geen premie verschuldigd over de maand waarin het overiijden plaatsvond. Als het deelnemerschap stopt vanwege pensionering is de premie verschuldigd tot aan de maand van pensionering. 4.7
Wat gebeurt er bij te late betaling?
Als de nota niet voor de vervaldatum is betaald aan het pensioenfonds, wordt rente in rekening gebracht. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente en wordt vanaf de vervaldatum berekend over het verschuldigde bedrag. Als het pensioenfonds incassokosten moet maken, komen deze ook voor rekening van de deelnemer Bij te late betaling worden de gebruikelijke incassoprocedures gevolgd.
Pensioenreglement 2015
Hoofdstuk 3.
Artikel 5 5.1
DE SOORTEN PENSIOEN BINNEN DE REGELING
Pensioenen binnen de regeling
In welke pensioenen voorziet deze pensioenregeling?
Deze pensioenregeling kent ten behoeve van de deelnemer of zijn nabestaanden de volgende pensioensoorten: a) ouderdomspensioen b) partnerpensioen c) wezenpensioen Artikel 6 6.1
Ouderdomspensioen
Wat is het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen is de levenslange uitkering die de (gewezen) deelnemer ontvangt vanaf de pensioendatum. 6.2
Wanneer begint en wanneer eindigt het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum. Dat is de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overiijdt. 6.3
Hoe wordt de hoogte van het ouderdomspensioen vastgesteld?
De hoogte van het jaariijkse ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de per jaar van deelnemerschap venworven aanspraken. De hoogte van de aanspraak die in enig jaar van deelnemerschap wordt verworven is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer in dat jaar en van de hoogte van de in dat jaar betaalde premie (zie artikel 4.2). De berekening van de jaariijks te venwerven aanspraak vindt plaats op basis van leeftijdsafhankelijke actuariële factoren die jaariijks door het bestuur van het pensioenfonds worden vastgesteld. Het bestuur wint daarvoor advies in bij de adviserende externe actuaris. De factoren worden bepaald volgens de rekenregels die zijn opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnisehe nota van het pensioenfonds en met inachtneming van de regelgeving van De Nederlandsche Bank. 6.4
Waardevastheid van het opgebouwde ouderdomspensioen
Op de opgebouwde pensioenaanspraken wordt jaariijks een toeslag verieend conform het bepaalde in artikel 19.4. Artikel 7 7.1
Partnerpensioen
Wat is het partnerpensioen?
Het partnerpensioen is een uitkering aan de partner van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde die wordt uitgekeerd na het overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Pensioenreglement 2015
7.2
Bouwt iedere deelnemer partnerpensioen op?
Voor iedere deelnemer aan deze pensioenregeling, dus ook voor deelnemers zonder partner, wordt partnerpensioen opgebouwd. 7.3
Wie heeft recht op een uitkering van partnerpensioen?
Reeht op partnerpensioen heeft de partner van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde. Dat is één persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde: gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan; samenwoont, mits: de (gewezen) deelnemer en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; de partner geen bloed- of aanvenwant in de rechte lijn is van de (gewezen) deelnemer; de (gewezen) deelnemer en de partner gedurende ten minste een halfjaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend; de partner door de deelnemer als partner is aangemeld bij het pensioenfonds. 7.4
Wanneer is er geen recht op partnerpensioen?
De partner heeft geen reeht op partnerpensioen als het huwelijk is gesloten, het geregistreerd partnerschap is aangegaan of de samenwoning is begonnen op of na een datum die is gelegen zes maanden voor de dag dat het ouderdomspensioen volledig is ingegaan. Er is evenmin recht op partnerpensioen als het overiijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde het gevolg is van een opzettelijk tegen het leven van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde gericht misdrijf waaraan de tot partnerpensioen gerechtigde zich schuldig heeft gemaakt of waaraan hij medeplichtig was. 7.5
Wanneer begint en wanneer eindigt het partnerpensioen?
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde overiijdt. Het wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot partnerpensioen overiijdt. 7.6
Hoe hoog is het partnerpensioen:
7.6a
Bi] overlijden van de deelnemer?
Bij overiijden van de deelnemer is het partnerpensioen gelijk aan de som van: a) 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2014, voordat de omzetflng zoals bedoeld in artikel 20.6 heeft plaatsgevonden; b) 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd vanaf 1 januari 2015 - dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen - tot de overiijdensdatum; c) 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer bij voorgezette deelneming vanaf de overlijdensdatum tot de standaard pensioendatum volgens de gemiddelde jaariijkse pensioengrondslag zoals die gold in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de overiijdensdatum zou hebben opgebouwd, met inachtneming van de bepalingen in artikel 3 en met inachtneming van de inkooptarieven die van toepassing zijn op het moment van overiijden van de deelnemer; een en ander met dien verstande dat de onvoonwaardelijke toeslagveriening van 1% als bedoeld in artikel 19.4 voor vaststelling van het bereikbare ouderdomspensioen buiten beschouwing wordt gelaten; d) eventuele aanspraken op partnerpensioen na een waardeoverdracht als bedoeld in artikel 9, voor zover deze niet zijn meegenomen onder a, b of c; e) eventuele volgens artikel 19.4 toegekende toeslagveriening.
Pensioenreglement 2015
7.6b
Bij overlijden van de deelnemer in een periode waarin sprake is van onbetaald verlof?
Bij overiijden van de deelnemer, tijdens een periode van onbetaald veriof tot een maximum van 18 maanden wordt het partnerpensioen vastgesteld alsof er geen sprake was van onbetaald verlof. Hierbij gelden de volgende verplichtingen: f) de deelnemer is verplicht; om vóór ingang van het onbetaald veriof bij het pensioenfonds te melden dat hij onbetaald verlof geniet en voor welke periode; en de deelnemer is verplicht een - dóór dé actuaris vast te stellen - risicopremie te betalen. 7.6c
Bij overlijden van de gewezen deelnemer?
Bij overiijden van de gewezen deelnemer is het partnerpensioen gelijk aan de som van: a) 70% vah het ouderdomspèhsióen dat de gewezéri deelnemer heeft opgebouwd tot en mèt 31 december 2014, voordat de omzetfing zoals bedoëld in artikel 20.6 heëft plaatsgevonden, dan wel de eerdere datum van beëindiging van de deelname; b) 70% van het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd vanaf 1 januari 2015— dan wel vanaf de latere datum waarop de deelneming is aangevangen - tot de datum van beëindiging van de deelname; e) eventuele aanspraken op partnerpensipen na een waardeoverdracht als bedoeld in artikel 9, voor zover deze niet zijn meegenomen onder a of b; d) eventuele volgens artikel 19.5 toegekende toeslagverlening. 7.6d
Bij overlijden van de gepensioneerde?
Bij overiijden van de gepensioneerde is het partnerpensioen gelijk aan de som van: a) 70%) van het ouderdomspensioen dat de gepensioneerde heeft opgebouwd tot eri mët: 31 december 2014, voordat de omzetting zoals bedoeld in artikel 20.6 heeft plaatsgevonden; b) 70%) van het ouderdomspensioen dat de gepensioneerde heeft opgebouwd vanaf 1 januari 2015 dan wel vanaf de latere datum; waarop de deelneming is aangevangen - tot de pensioendatum; e) eventuele aanspraken op; partnerpensioen na een waardeoverdracht als bedoeld in artikel 9, voor zóver déze niet zijn meegenomen onder a of b; d) eventuele volgeris artikel 19.4 tóegékénde toeslagveriening;; tenzij de gepensioneerde gebruik maakte van de uitruilmogelijkheden als bedoeld in artikel 16 of de hoog/laag-regeling als bedoeld in artikel 18. 7.7
Op welk deel van het partnerpensipen heeft de partner recht als de deelnemer ook een of meër ex-partners heeft?
Als er op het moment dat het partnerpensioen ingaat een of meer ex-partners zijn, die op grond van artikel 12 recht hebben op een gedeelte van het partnerpensioen, wordt dit gedeelte in mindering gebracht op de uitkering van het partnerpensioen aan de partner van de overieden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.; 7.8
Kan het partnerpensioen worden afgekocht?
Als het jaariijkse partnerpensioen op de ingangsdatum lager is dan het bedrag als genoemd in artikel 78 van de Wet verplichte; beroepspensioenregeling (€ ^51,22 in 2013)', zal het pensioenfonds dit partnerpensioen en eventueel wezenpensioen ten behoeve van de nabestaanden afkopen. Bij afkoop van pensioen wórdt het recht op perisioen omgezet in èen geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die gèldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Hetpensloenfonds informeert de partner hierovèr binnen zes maanden na de ingangsdatum en betaalt de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit.; De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Voor de bepaling van de hpogte van de afkoopsom wordt een afkpopvoet vastgesteld. Deze afkoopvoet is te vinden in de bijlagen bij dit pensioenreglement.
Pensioenreglement 2Ö15
Artikel 8 8.1
Wezenpensioen
Wat is het wezenpensioen?
Het wezenpensioen is een uitkering voor kinderen van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde, die wordt ultgékeerd na het overiijden van de (géwezen) deelnemer Pf de gepensioneerde. 8.2
Wie heeft recht op wezenpensioen?
Recht op wezenpensioen hebben kinderen die in familierechtelijke betrekking staan tot de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en die jpnger zijn dan 21 jaar. Dit geldt ook vPPr;stiefl
Wanneer bégint en wanneer eindigt het wezenpehsiöéh?
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde; overiijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin hetkind de 21-jarige leeftijd bereikt, oftot en met de laatste dag van de maand van diens eerder pveriijden. 8.4a
Hoe hoog is hët wezenpensioen:
Bij overiijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer, of de gepensioneerde is het wezenpensioen gelijk aan20%) van het op grond van dit pensioenreglement vastgestelde partnerpensioen: Als ergeen partner is voor wie partnerpensioen wprdt vastgesteld, wordt vopr de bepaling van de hoogte van het wezenpensioen uitgegaan van het partnerpènsioen dat zou worden uitgekeerd als er wel een partner was. Als ;er sprake is van partnerpensioen voor méerdere partners, wordt voor de bepaling van de hoogte van het wezenpensioen uitgegaan van alle partnerpensioenen gezamenlijk. 8.4b
Hoe hoog is het wezenpensioen als beide ouders zijn overleden?
Het wezenpensioen waarop recht bestaat op grond Van lid 4a van dit artikel wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand volgènd op de maand waarin het kind volledig ouderioos wordt. In dit verband wordt onder ouder verstaan de oüder die in familierechtelijke betrekking staat tot het kind. 8.5
Situaties waarin er geen recht is op wezenpensioen
Er is geen reeht op wezenpensioen; a|s het overiijden; van; de (gewezen); deelnemer of de gepensioneerde het gévolg is van eeri opzëttelijk tegen het leveri van de (gewezèn) déelnemer of de gepensioneerde gericht misdrijf waaraan dè tot Wezenpensioen gerechtigde zich schuldig; heeft gemaakt of waaraan hij medeplichtig was. 8.6
Is er een maximum aantal kinderen dat voor wezenpensioen in aanmerking komt?
Het pensióenfonds stelt een bedrag aan wezénpensioen beschikbaar ter grootte van maximaal de uitkering aan drie kinderen. Als en zolang er meer dan drie kinderen zijn die recht hebben op wezenpensioen, wordt dit totaalbedrag gelijkelijk over alle kinderen verdeeld. 8.7
Kan het wezenpensioen wprden afgekocht?
Als het jaariijkse; wezenpensioen bij ingang lager is dan het wettelijke afl
pensioenuitkeringen af. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van dit recht op afkoop, informeert het pensioenfonds het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger daarover binnen zes maanden na de ingangsdatum van het wezenpensioen en betaalt het de aficoopwaardé binnen die termijn van zes maanden uit. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een afkoopvoet vastgesteld. Deze afkoopvoet is te vinden in de bijlagen bij dit pensioenreglement.
Pensioenreglement 2015
Hoofdstuk 4.
Artikel 9 9.1
GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUWVAN HET PENSIOEN
Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling
Wat gebeurt er bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling?
Bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling vóór de pensioendatum, anders dan wegens overiijden, blijven de bij het pensioenfonds opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen in stand. De deelnemer ontvangt bij beëindiging van de deelname eén opgave van de hóógte van deze premievrije aansprakeri. Op deze aansprakèn kürinen toeslagen worderi verieend zoals is aangegeven in artikel 19.5. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de door de gewezen deelnemer opgebouwde rechten: a) worden overgedragen (zie |id 2 van dit artikel: uitgaande waardeoverdracht) b) worden afgekocht (zie lid 3; van dit artikel: afl
Wat is uitgaande waardeoverdracht?
Uitgaande waardeoverdracht houdt in datdé gewezen deelnemei" een aflcoopsom: ter waarde van zijn bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken overdraagt naar een andere pensioenuitvoerder De nieuwe; pensioenuitvoerder vertaalt de afkoopsom in extra pensioen volgens de regels die daarvoor gelden in de nieuwe regeling. 9.2b
Wanneer vindt uitgaande waardeoverdracht plaats?
Uitgaande waardeoverdracht vindt plaats op verzoek van de gewezen deelnemer die deélnémér wordt in de pensioenregeling van een (andere) werkgever of een andere beroepsgroep. ; Een verzoek tot waardeoverdracht, moet door ; de gewezen deelnemer gedaan worden bij de nieuwe pensioenuitvoerder binnen;;;zes: maanden na aanvang van de deelname aan de; nieuwe pensioenregeling. De uitgaande waardeoverdracht wordt uitgevperd vólgens de wettelijk vastgestelde rèkenregels en procedures. 9.3a
Wat is afkoop?
Bij afkoop van pensioen wordt de aanspraak op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichflng tot het doen van pensioenüitkeringen af. 9.3b
Wanneer vindt afkoop plaats?
Het pensioenfonds heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelname alle pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer af te; kopen, als op basis van de tot het tijdsflp van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de üitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum per jaar minder zal bedragen dan het bedrag; als genoemd in artikel 78;van de Wet verplichte beroepspensioenregeling !(€ 451,22 in 2013).! Dit recht heeft het pensioenfonds niet als de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelname een procedure tot waardeoverdracht is gestart. : Als het pensioenfonds gebruik wil maken van dit recht pp: afkoop, infonneert het de gewezen deelnemer hierover binnen zes maanden na afloop van de periode Van twee jaar na beëindiging van de deelnanie en betaalt het de afkoopwaarde binneri die termijn van. zès maariden uit. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van versehuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Pensioenreglement 2015
Als de pensioendatum ligt voor het verstrijken van de bovenbedoelde termijn van twee jaar, heeft het pensioenfonds het reeht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden afte kopen, als de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum per jaar minder bedraagt dan het bedrag als genoemd in artikel 78 van de Wet verpliehte beroepspensioenregeling '(€ 451,22 in 2013). Als de deelnemer op; grond van artikel 14 kiest voor vervroeging van zijn pensioen naar de eerste dag van de maand Waarih de AOW-gereChtigdè leeftijd wordt bereikt, en het pensioen komt door deze vervroeging onder de afkoopgrens ! ^ xxxx in' 2015;), dan vindt aflcoop op deze vervroegde pensioendatum plaats. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van het in de vorige twee alinéas bedoelde reeht, informeert het de gepénsioneerde binnen zes maanden na de ingang van het pénsioen en betaalt hét de aflcPopWaarde binnen die termijri van zes maariden uiL Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een afkoopvoet vastgesteld. Deze aflcoopvoet is te vinden in dé bijlage bij dit pensioeriréglement. 9.4
Blijft dit pensioenreglement onverkort van toepassing na beëindiging van de deelname?
Op het moment dat de gewezen-deelnemer met pensioen gaat, geldt het bepaalde in de hoofdstukken 5, 6 en 8, zoals deze hoofdstukken op dat moment luiden. Niet alle bepalingen van het pensioenreglement zoals dat luidt op het moment van beëindiging van de deelname blijven dus; onverkort van toepassing. Het bestuur Van het pensioenfonds kan besluiten de inhoud van de hiervoor bedoelde hoofdstukken te wijzigen, uit te; breiden of in te perkeri, zonder dat daaiVPPr toestemming nodig;IS van de gewezen deelnemer. Als dit pensioenreglement vervangen wordt door een ander pensioenreglement, worden de bepalingen uit dat nieuwe reglement van toepassing voorzoverdeze betrekking hebben op het thans in hoofdstük 5, 6 en 8 bepaalde. 9.5a
Wat is vrijwillige voortzetting?
Indien het deelnemerschap eindigt overeenkomstig artikel 2.2 en de deelnemer niet langer verplicht is tot deelname aan de regeling op grond van artikel 1; kan het deelnemerschap op basis van deze regeling vrijwillig worden voortgezet; 9.5b
Wanneer kan vrijwillige voorzetting plaatsvinden?
Aansluitend aan het verpliehte deelnemerschap kan de deelnemer vrijwillig blijven deelnemen aan deze pensioenregeling gedurende ten hoogste flen jaren, onder de voorwaarden die daaraan zijn gesteld in het Bésluitvan de staatssecretaris van Financiën van 27april 2012, nr. BLKB2012/157M, of het Besluit dat daarvoor in de.plaats treedt De deelnemer die deze pensioenregeling vrijwillig wil voortzetten dient binnen drie maanden na beëindiging van de verplichte deelname hiertoe een verzoek in bij het pensioenfonds.; De flscale gevolgen van de vrijwillige voortzetflng komen voor rekening-van de deelnemer die gebruik maakt van de mogelijkheid om de regeling vrijwillig voort te zetten.
Pensioenreglement 2015
Artikel 10 Inbreng van waarde bij start deelname 10.1
Wat is inkomende waardeoverdracht?
Inkomende waardeoverdracht houdt in dat de deelnemer de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken overdraagt aan de Stichting Pensioenfonds voor Verioskundigen ter verwerving van aanspraken op pensioen op grond van deze pensioenregeling. De waarde van de pensioenaanspraken die door middel van inkomende waardeoverdracht in deze pensioenregeling wordt ingebracht, wordt gebruikt voor de inkoop van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen op grond van deze pensioenregeling. 10.2
Hoe vindt inkomende waardeoverdracht plaats?
De deelnemer die de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken wil overdragen, dient daartoe een verzoek in bij de Stichting Pensioenfonds voor Verioskundigen binnen zes maanden na aanvang van de deelname aan deze pensioenregeling. De inkomende waardeoverdracht vindt vervolgens plaats volgens de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures.
Artikel 11 Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 11.1
Wat is premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid?
De deelnemer die stopt met het uitoefenen van zijn beroep als verioskundige kan geen pensioen meer opbouwen op grond van deze pensioenregeling. De deelnemer die gedwongen wordt te stoppen wegens arbeidsongeschiktheid, zou daarmee een deel van zijn toekomstige pensioenopbouw moeten missen. Om dat te voorkomen, kan de deelnemer zich vrijwillig verzekeren voor premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. In bepaalde gevallen, en onder de voonwaarden die zijn opgenomen in dit artikel, wordt voor de deelnemer de pensioenopbouw voortgezet, zonder dat hij daarvoor nog jaariijks een premie verschuldigd is. De voortzetting duurt uiteriijk tot de datum waarop de deelnemer met (vervroegd) pensioen gaat, maar nooit langer dan tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOWgerechtigde leeftijd bereikt. 11.2
Wanneer kan de deelnemer zich verzekeren voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid?
Aanmelding voor deze vrijwillige verzekering is uitsluitend mogelijk: bij aanvang van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling; binnen drie maanden na het afsluiten van een inkomensverzekering voor arbeidsongeschiktheid. De vrijwillige verzekering voor premievrije pensioenopbouw kan op elk moment worden stopgezet. Opnieuw aanmelden is dan echter niet meer mogelijk. 11.3
Wie komt in aanmerking voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid?
De deelnemer komt in aanmerking voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid als voldaan is aan de volgende voorwaarden - met inachtneming van eventuele aanvullende eisen die voortvloeien uit dit artikel: a) hij heeft voor de eerste dag van de maand waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt wegens blijvende algehele arbeidsongeschiktheid de uitoefening van de praktijk beëindigd; b) hij heeft de in artikel 4.3 bedoelde extra premie betaald;
Pensioenreglement 2015
e) hij heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten waaruit daadwerkelijk inkomensgerelateerde uitkeringen worden ontvangen die in omvang ten minste overeenkomen met het wettelijk minimumloon; of hij ontvangt een uitkering op grond van de WlA; d) hij heeft de premievrijstelling schriftelijk bij het pensioenfonds aangevraagd binnen drie jaar nadat de arbeidsongeschiktheid zieh heeft geopenbaard. 11.4
Wat wordt verstaan onder beëindiging van de uitoefening van de praktijk?
Onder beëindiging van de uitoefening van de praktijk wordt verstaan overdracht of opheffing van de praktijk of, als de deelnemer in dienstverband werkzaam is, beëindiging van het dienstverband. 11.5
Wie stelt de blijvende algehele arbeidsongeschiktheid vast?
De blijvende algehele arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door een door het bestuur aan te wijzen Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid. Deze commissie bestaat uit een arts en een arbeidsdeskundige en/of verloskundige. 11.6
Wanneer is sprake van blijvende algehele arbeidsongeschiktheid?
Onder blijvende algehele arbeidsongeschiktheid wordt verstaan de objecfief medisch vast te stellen levenslang te achten als gevolg van ziekte of ongeval ongeschiktheid van ten minste 80% voor het verrichten van de eigen beroepswerkzaamheden . De blijvende algehele arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door de Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid. Het bestuur kan op elk moment besluiten dat eenmalig of periodiek herkeuring moet plaatsvinden, waarbij de mate en de venwachte duur van de arbeidsongeschiktheid opnieuw worden beoordeeld. 11.7
Wat gebeurt er als de blijvende algehele arbeidsongeschiktheid niet direct kan worden vastgesteld?
In situaties die daartoe aanleiding geven kan de Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid besluiten de premievrije voortzetting toe te kennen onder de opschortende voonwaarde van positieve herkeuring na verioop van drie jaar na de eerste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, en wel met terugwerkende kracht. De commissie zal hiervoor kiezen als bij de eerste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet kan worden vastgesteld of sprake is van blijvende algehele arbeidsongeschiktheid. 11.8
Wanneer begint en eindigt de premievrijstelling?
De premievrijstelling gaat in op de eerste dag van de maand waarin het tijdstip is gelegen waarop naar het oordeel van de Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid sprake is van blijvende algehele arbeidsongeschiktheid, maar niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer een inkomensvervangende arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. Voor deelnemers in loondienst die arbeidsongesehikt zijn verklaard volgens de bepalingen van dit reglement, gaat de premievrijstelling op zijn vroegst in op het moment dat de arbeidsovereenkomst met de werkgever is verbroken. Voor zelfstandig werkende deelnemers gaat de premievrijstelling op zijn vroegst in na beëindiging van de werkzaamheden als verioskundige en de daaropvolgende verkoop dan wel deflnitieve beëindiging van (het aandeel in) de praktijk. De premievrijstelling eindigt op het eerste van de volgende tijdstippen: a) op de laatste dag van de maand waarin geen sprake meer is van blijvende algehele arbeidsongeschiktheid; b) op de laatste dag van de maand waarin de deelnemer voor het laatst een uitkering uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering of een uitkering op grond van de WlA ontvangt; e) op de laatste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt; d) op de laatste dag van de maand waarin de deelnemer met (vervroegd) pensioen gaat.
Pensioenreglement 2015
11.9
Hoe wordt de hoogte vastgesteld van de premie die geacht wordt te zijn betaald door de arbeidsongeschikte deelnemer?
Voor de berekening van de premie die geacht wordt te zijn betaald wordt uitgegaan van de gemiddelde jaariijkse pensioengrondslag zoals die gold in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Deze pensioengrondslag geldt voor de gehele periode van arbeidsongeschiktheid, met dien verstande dat hij jaariijks per 1 januari, voor het eerst per 1 januari van hetjaar volgend op de dag waarop de arbeidsongeschiktheid ontstond, wordt verhoogd met de op grond van artikel 19.4 vastgestelde verhoging, onder aftrek van 3%)-punten. De verhoging kan echter nooit negaflef zijn. De premie wordt vervolgens jaariijks vastgesteld door de in het betreffende jaar geldende pensioengrondslag te vermenigvuldigen met het percentage genoemd in artikel 4.2. 11.10
Mag de arbeidsongeschikte deelnemer bijverdiensten hebben?
De premievrijstelling vervalt in een bepaald jaar in zijn geheel als de deelnemer in dat jaar inkomsten uit arbeid of uit onderneming geniet, die uitgaan boven een bepaald grensbedrag. Dit grensbedrag is gelijk aan 20% van het maximum beroepsinkomen als bedoeld in artikel 3.4. De premievrijstelling vervalt permanent als de deelnemer gedurende drie opeenvolgende jaren inkomsten uit arbeid of uit onderneming geniet, die uitgaan boven een bepaald grensbedrag. Dit grensbedrag is gelijk aan 20% van het maximum beroepsinkomen als bedoeld in artikel 3.4. 11.11
Wat moet de deelnemer doen als zijn arbeidsongeschiktheid vermindert of als zijn bijverdiensten uitkomen boven het grensbedrag?
De deelnemer die op basis van dit artikel een premievrijstelling geniet moet een vermindering van zijn arbeidsongeschiktheid en/of het bereiken van het grensbedrag direct sehriftelijk aan het pensioenfonds mededelen. 11.12
Welke voorwaarden gelden er nog meer?
Voor premievrijstelling gelden de volgende aanvullende voonwaarden: de premievrijstelling kan geen betrekking hebben op een periode die langer geleden is dan drie jaar vóór het moment waarop de deelnemer zijn aanvraag van premievrijstelling schriftelijk heeft ingediend. Indien en voor zover het pensioenfonds het risico dat het premievrijstelling moet verlenen heeft verzekerd, heeft de deelnemer alleen recht op premievrijstelling voor zover het pensioenfonds daarvoor geld ontvangt van de verzekeraar
Artikel 12 Scheiding 12.1
Behoudt de partner aanspraak op partnerpensioen na scheiding?
Voor toepassing van dit lid en lid 2 van dit artikel wordt onder scheiding verstaan: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overiijden of vermissing en beëindiging van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden. Omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of omzetting van een partnerrelafle tussen twee ongehuwd samenwonenden in een huwelijk of in een geregistreerd partnerschap is geen scheiding in de zin van dit lid. Bij scheiding behoudt de ex-partner van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde aanspraak op een premievrij partnerpensioen (bijzonder partnerpensioen). Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overiijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de ex-partner overiijdt. Bij overiijden van de ex-partner voor de pensioeningang van de deelnemer of de gewezen deelnemer, vloeit het nog niet ingegane bijzonder partnerpensioen terug naar het totale Pensioenreglement 2015
partnerpensioen van de deelnemer of de gewezen deelnemer Dit gebeurt niet wanneer gebruik is gemaakt van de afkoopmogelijkheid genoemd in lid 2 van dit artikel, of van conversie zoals bedoeld in lid 5 van dit artikel. De hoogte van dit bijzonder partnerpensioen is voor de ex-partner van de deelnemer gelijk aan het partnerpensioen waarop recht zou bestaan als de deelname zou zijn geëindigd - anders dan door overiijden of het bereiken van de pensioendatum - op het tijdstip van scheiding. Als de deelname al is geëindigd, is het bijzonder partrierpensloen gelijk aan het partnerpensioen vvaarop reeht is ontstaari bij het beëindigen van de deelname, inclusief de daarop inmiddels verieende toeslagen. Van het in de vorige alinea bepaalde kan worden afgeweken als de gewezen partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Uit de voonwaarden of de overeenkomst moet blijken dat de ex-partner uitdrukkelijk afstand doet van het recht op partnerpensioen dat hem of haar op grond van dit artikel toekomt ;;Dé voorwaarden of ; de overeenkomst;; zijn respectievelijk :;is alleen geldig als het pensioenfonds heeft verklaard hiermee in te stemmen ên bereid is èen uit die afwijking voortvioeiénd pensioenrisico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen. 12.2
Kande aanspraak pp partnerpensioen bij scheiding worden afgekocht?
Als de op grond van lid 1 van dit artikel aan de ex-partner;toekomende aanspraakop bijzonder partnerpensioen lager is dan het bedrag als genoemd in artikel 78 van de Wet verpliehte beroepspensioenregeling (€ |451,22 in 2013), zal het pensioenfonds deze aanspraak afkopen. Het pensioenfonds informeert de ex-partner hierover binnen zes maanden na; het moment waarop de melding van de scheiding is ontvangen; en betaalt de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. De-afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van de verschuldigde belastingen en wettelijke; heffingen. Voór de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een; afkoopvoet vastgesteld. Deze is te vindèri in de bijlage bij dit pensioenreglement. 12.3
Krijgt de partner na scheiding recht op een gedeelte van het ouderdomspensioen?
Voor toepassing van dit lid wordt onder scheiding verstaan echtscheiding; scheiding van tafel; en bed en beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overiijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfdé partrièrs. Bij scheiding heeft de ex-partner van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Deze zogenaamde verevening vindt plaats volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Van de wettelijke voorschriften kan worden afgeweken als de (gewezen) partners bij voorwaarden in verband hiet dè partnerrelafle Pf in een schriftelijke overéénkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen Er is geen recht op verevening van het ouderdpmspensioen als op het tijdstip van scheiding het deel van het puderdomspensioen waarop reeht op uitbetaling ontstaat kleiner js dan het bedrag genoemd in artikel 78 van de Wet verplichtè beroepspensioerirëgèling (in 2013 € 451,22). 12.4
Hoe wordt de verevening van het ouderdomspensioen geëffectueerd? ;
De ex-partner kan een eigen recht op uitbetaling van: een gedeelte van ejk van de termijnen van het ouderdomspensioen verkrijgen. De ex-partner óf de (gewezen) deelnemer zelf moet daarvoor binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding een formulier met bijbehorende bijlageri opsturen aan het pensioenfonds. Het gaat om het formulier 'Mèdedèling; van scheiding in verband met vérdeling van ouderdomspensioen', zoals dat door het Ministerie van Justitie is vastgesteld.
Pensioenreglement 2015
12.5
Kunnen de aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen van de ex-partner ook worden geconverteerd?
Bij voonwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding kunnen de partners in geval van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overiijden of vermissing overeenkomen dat de leden 12.1 en 12.3 van dit artikel buiten toepassing blijven en dat de ex-partner die anders een reeht op uitbetaling van partnerpensioen respectievelijk ouderdomspensioen zou hebben verkregen, in plaats van dat recht tegenover het pensioenfonds een eigen recht op ouderdomspensioen verkrijgt. Op dit eigen reeht van de ex-partner zijn de bepalingen van dit pensioenreglement van overeenkomstige toepassing. De overeenkomst is alleen geldig als het pensioenfonds bereid is in te stemmen met de bedoelde omzetting. Het bestuur is bevoegd om nadere voonwaarden en gezondheidswaarborgen te stellen. 12.6
Zijn er kosten verbonden aan de verevening of conversie?
Het pensioenfonds is bevoegd om de kosten van een verevening of conversie voor de helft aan ieder der echtgenoten of geregistreerde partners in rekening te brengen. Het bestuur stelt de hoogte van de vergoeding vast. 12.7
Welke datum geldt als datum van scheiding?
Als datum van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overiijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners, geldt de datum waarop de beschikking tot echtscheiding, ontbinding of beëindiging is ingeschreven in de registers van de burgeriijke stand. Als datum van scheiding van tafel en bed geldt de datum waarop de beschikking is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. Als datum waarop de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden geacht wordt te zijn beëindigd, geldt de datum die is vermeld op een door beide partijen in gezamenlijkheid ondertekende onderhandse overeenkomst of op door beide partijen ondertekende gelijkluidende verklaringen waarmee het einde van de periode van samenwonen aan het pensioenfonds is medegedeeld. De handtekeningen dienen door een notaris te worden gelegaliseerd. Voor de berekening van de aanspraken op partnerpensioen en ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel wordt het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden geacht in stand te zijn gebleven gedurende de gehele maand waarin de scheiding plaatsvond.
Pensioenreglement 2015
Hoofdstuk 5.
KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING
Artikel 13 Keuzemogelijkheden bij pensionering 13.1
Welke keuzemogelijkheden heeft de deelnemer bij pensionering?
Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden: a) vervroegen van het volledige ouderdomspensioen; b) uitstellen van het volledige ouderdomspensioen; e) volledig of gedeeltelijk uitruilen van partnerpensioen en ouderdomspensioen; d) conversie van het ouderdomspensioen met bijbehorend partnerpensioen; e) gebruikmaken van de hoog-laagregeling. De ruilvoeten die bij deze keuzemogelijkheden behoren zijn in de bijlage bij dit reglement vermeld en kunnen door het pensioenfonds worden gewijzigd. De ruilvoeten zijn voor mannen en vrouwen gelijk en zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. 13.2
Hoe maakt de deelnemer zijn keuzes kenbaar?
Als de (gewezen) deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheden als bedoeld in dit artikel, moet hij uiteriijk drie maanden voor de gewenste ingangsdatum van zijn pensioen een schriftelijk verzoek indienen bij het pensioenfonds. Als de deelnemer kiest voor uitstel van zijn pensioendatum, moet hij dit ten minste drie maanden voor zijn 67e verjaardag doorgeven aan het pensioenfonds. Als een (gewezen) deelnemer die kiest voor gebruikmaking van een of meerdere flexibilseringselementen een partner heeft, en het partnerpensioen wordt door deze keuze(s) veriaagd, moet deze partner schriftelijk instemmen met de gemaakte keuzes. 13.3
Kunnen gemaakte keuzes worden gewijzigd?
Als de (gewezen) deelnemer eenmaal gebruik heeft gemaakt van een keuzemogelijkheid binnen dit reglement, dan is deze keuze onherroepelijk. De deelnemer kan dus niet terugkomen op een eerder gemaakte keuze.
Artikel 14 Vervroegen van het volledige ouderdomspensioen 14.1
Wanneer kan het ouderdomspensioen worden vervroegd?
De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum laten ingaan. Het ouderdomspensioen in laten gaan is mogelijk vanaf de 55-jarige leeftijd, als hij op dat moment volledig stopt met werken. Als hij het ouderdomspensioen in laat gaan vanaf de 60-jarige leeftijd, mag de (gewezen) deelnemer naar eigen keuze door blijven werken na de ingangsdatum van het pensioen, maar niet in een funcfle waardoor hij kwaliflceert als deelnemer als bedoeld in artikel 1.1. Een eenmaal ingegaan ouderdomspensioen kan niet meer worden stopgezet. 14.2
Hoe wordt de hoogte van het ouderdomspensioen berekend bij vervroeging?
Het ouderdomspensioen dat eerder dan de pensioendatum ingaat, wordt berekend op basis van de waarde van de aanspraken die op de vervroegde pensioendatum zijn opgebouwd. Het partnerpensioen en het wezenpensioen worden bij vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen naar evenredigheid veriaagd.
Pensioenreglement 2015
Artikel 15 Uitstellen van het volledige ouderdomspensioen 15.1
Wanneer kan het ouderdomspensioen worden uitgesteld?
De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan, op voonwaarde dat gedurende de periode van uitstel inkomsten uit tegenwoordige arbeid worden genoten. Dit mogen andere inkomsten zijn dan inkomsten uit de uitoefening van de verioskundigenpraktijk. 15.2
Hoe lang kan het ouderdomspensioen worden uitgesteld?
Als de (gewezen) deelnemer kiest voor uitstel, wordt de ingangsdatum van het ouderdomspensioen standaard uitgesteld tot de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. Zodra hij echter verzoekt het ouderdomspensioen te laten ingaan vóór de uitgestelde ingangsdatum van het pensioen, gaat het ouderdomspensioen in op de eerste dag van de daaropvolgende maand. 15.3
Hoe wordt de hoogte van het ouderdomspensioen berekend bij uitstel?
Het ouderdomspensioen dat later dan de pensioendatum ingaat, wordt berekend op basis van de waarde van de aanspraken die op de pensioendatum zijn opgebouwd. Het partnerpensioen en het wezenpensioen worden bij uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen naar evenredigheid verhoogd. 15.4
Wordt na de pensioendatum nog pensioen opgebouwd?
Na de pensioendatum stopt de opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Er is geen premie meer verschuidigd.
Artikel 16 Uitruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen 16.1
Wat is uitruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen?
Uitruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen is het recht van de (gewezen) deelnemer om a) het opgebouwde recht op partnerpensioen om te zetten in een hoger reeht op ouderdomspensioen; óf b) een gedeelte van het opgebouwde recht op ouderdomspensioen om te zetten in een hoger recht op partnerpensioen. 16.2
Wanneer kan uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen plaatsvinden?
De omzetting van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen kan eenmalig worden uitgevoerd op de dag dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. Als de (gewezen) deelnemer een partner heeft wiens rechten door deze uitruil worden veriaagd, moet deze partner schriftelijk instemmen met de uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen. Als de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum geen partner heeft, wordt het partnerpensioen automatisch volledig omgezet in een hoger ouderdomspensioen, tenzij de (gewezen) deelnemer hier schriftelijk bezwaar tegen aantekent.
Pensioenreglement 2015
16.3
Wanneer kan uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen plaatsvinden?
Het pensioenfonds biedt de mogelijkheid tot omzetting van ouderdomspensioen in een aanspraak op partnerpensioen aan bij beëindiging van de deelname en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen. De omzetflng vindt plaats op de dag dat de deelnemer de deelname beëindigt, respectievelijk op de dag dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. De omzetting vindt echter uiterlijk plaats op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Als de gewezen deelnemer op de ontslagdatum een deel van het ouderdomspensioen heeft omgezet in een aanspraak op partnerpensioen, dan heeft de gewezen deelnemer op de pensioendatum het recht dat partnerpensioen weer uit te ruilen tegen ouderdomspensioen. Als de gewezen deelnemer een partner heeft wiens reehten door deze uitruil worden veriaagd, dient deze partner met de uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen sehriftelijk in te stemmen. 16.4
Kan het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van een ex-partner ook worden uitgeruild?
Het partnerpensioen dat op grond van artikel 12.1 toekomt aan de ex-partner(s) van de (gewezen) deelnemer komt niet voor uitruil in aanmerking.
Artikel 17 Conversie van het ouderdomspensioen 17.1
Wat is conversie van het ouderdomspensioen?
Bij ingang van het ouderdomspensioen kan de deelnemer of de gewezen deelnemer kiezen voor een ouderdomspensioen dat bij aanvang hoger is en waarop een afwijkende toeslagveriening wordt toegepast dan het ouderdomspensioen dat zou zijn verkregen zonder conversie. Bij conversie wordt de toekomstige venwachte stijging van het ouderdomspensioen als omsehreven in artikel 19.4 met 2% omgezet in een hoger aanvangspensioen. De ingegane pensioenen van gepensioneerden, nabestaanden en wezen die hebben gekozen voor conversie worden jaariijks aangepast eonform het bepaalde in artikel 19.5e. 17.2
Hoe wordt de hoogte van het geconverteerde ouderdomspensioen vastgesteld?
Ter berekening van de hoogte van het geconverteerde ouderdomspensioen wordt het ouderdomspensioen dat wordt vastgesteld aan de hand van het bepaalde in artikel 6 per de ingangsdatum van het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met een factor. Deze factor is te vinden in de bijlage bij dit pensioenreglement. Als een (gewezen) deelnemer kiest voor conversie, worden de aanspraken op partner- en wezenpensioen automatisch ook geconverteerd. Artikel 18 18.1
Hoog-laagregeling
Wat is de hoog-laagregeling?
De (gewezen) deelnemer heeft op de ingangsdatum van het pensioen eenmalig de mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen waarvan de uitkeringen gedurende een bepaalde periode hoger zijn dan de uitkeringen na afloop van die periode. Er kan alleen worden gekozen voor de hooglaagregeling als de (gewezen) deelnemer heeft gekozen voor conversie als bedoeld in artikel 17.
Pensioenreglement 2015
18.2
Wanneer kan gebruik worden gemaakt van de hoog-laagregeling?
De keuzemogelijkheid hoog/laag kan eenmalig worden benut en is van toepassing op de dag dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. 18.3
Hoe lang is de periode waarin een hogere uitkering kan worden genoten?
De deelnemer kan kiezen uit een periode van vijf jaar of een periode van tien jaar waarin het ouderdomspensioen hoger is dan in de periode daarna. 18.4
Wat is de verhouding tussen hoog en laag?
De lage uitkering is altijd 15% van de hoge uitkering. De hoogte van beide pensioenuitkeringen wordt afgeleid van het ouderdomspensioen dat zou gelden op de ingangsdatum van het pensioen als geen gebruik zou worden gemaakt van de hoog-laagregeling. Na overiijden van de gepensioneerde die gekozen heeft voor de hoog-laagregeling wordt een eventueel tot uitkering komend partner- en wezenpensioen afgeleid van het ouderdomspensioen dat de gepensioneerde zou hebben genoten als hij niet had gekozen voor toepassing van de hooglaagregeling.
Pensioenreglement 2015
Hoofdstuk 6.
MET P E N S I O E N
Artikel 19 Pensioenuitkering 19.1
Hoe wordt het pensioen uitgekeerd?
Alle pensioenen die uit deze pensioenregeling voortvloeien, worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het einde van elke kalendermaand. Alle uitbetalingen luiden in euro's. Het pensioen wordt door het pensioenfonds overgemaakt naar een door de rechthebbende aan te wijzen rekening bij een instelling in binnen- of buitenland. De pensioenen worden uitgekeerd onder aftrek van de versehuldigde belastingen en wettelijke heffingen. 19.2
Voor wiens rekening komen de kosten van uitbetaling van het pensioen naar het buitenland?
De eventuele kosten die de buitenlandse instelling in rekening brengt, zijn voor rekening van de belanghebbende. De kosten worden terstond met de pensioenuitkering verrekend. 19.3
Welke voorwaarden gelden er voor de uitkering van het pensioen?
Het pensioenfonds is bevoegd om elke uitbetaling van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van een bewijs van in leven zijn van de rechthebbende. 19.4
Hoe wordt toeslag verleend op pensioenrechten en pensioenaanspraken?
Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van deelnemers, gewezen deelnemers en gewezen partners wordt jaariijks een toeslag verieend van 2,0% (het onvoonwaardelijke deel van de toeslagveriening). Afhankelijk van de in het pensioenfonds aanwezige dekkingsgraad kan een hogere (voorwaardelijke) toeslag worden verieend. Ten aanzien van de voorwaardelijke toeslagveriening beslist het bestuur van het pensioenfonds evenwel jaariijks - na overieg met de deelnemersraad - in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De jaariijkse toeslagveriening is, met uitzondering van de situatie zoals beschreven in artikel 24.3, nooit lager dan het deel van de toeslagveriening dat onvoonwaardelijk is. De toeslagveriening wordt gedeeltelijk uit de premie en gedeeltelijk uit beleggingsrendement geflnancierd. Voor de voonwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd. 19.5a
Met welk percentage worden de nog niet ingegane pensioenen verhoogd?
Nog niet ingegane pensioenen worden jaariijks verhoogd met het percentage dat op basis van lid 4 is vastgesteld. 19.5b
Met welk percentage worden de ingegane pensioenen verhoogd als niet gekozen wordt voor conversie?
De ingegane pensioenen van deelnemers die niet hebben gekozen voor conversie als bedoeld in artikel 17 worden jaariijks verhoogd met het percentage dat op basis van lid 4 is vastgesteld. 19.5c Met wejk percentage worden de ingegane pensioenen verhoogd als wel gekozen wordt voor conversie? De ingegane pensioenen van gepensioneerden, nabestaanden en wezen die hebben gekozen voor conversie als bedoeld in artikel 17 worden jaariijks aangepast met het op basis van lid 4 vastgestelde percentage, onder vermindering van twee procentpunten.
Pensioenreglement 2015
19.6
Kan het pensioen worden afgekocht?
Behalve in de in dit reglement of overige in de Wet verplichte beroepspensioenregeling genoemde gevallen kunnen de rechten of aanspraken op pensioenen niet worden afgekocht. Verder kunnen de reehten of aanspraken op pensioenen niet worclen vervreemd of prijsgegeven en evenmin formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid dienen. 19.7
Kan het pensioen verjaren?
Een rechtsvordering tegen het pensioenfonds tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde. Het pensioenfonds is niet verplicht om rente over de periode tussen de pensioendatum en de claimdatum te vergoeden. Onder elaimdatum wordt verstaan de datum waarop de pensioengerechtigde na de pensioendatum alsnog bij het pensioenfonds om uitkering van zijn pensioen verzoekt.
Pensioenreglement 2015
Hoofdstuk 7.
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 20 Overgangsbepalingen 20.1
Wat geldt voor deelnemers die bij een verzekeringsmaatschappij een oudedagsvoorziening in stand houden?
Als een deelnemer op 1 januari 1996 deelnemer was en een vóór 1 januari 1995 bij een verzekeringsmaatschappij afgesloten oudedagsvoorziening in stand houdt, kan op zijn verzoek rekening worden gehouden met die pensioenverzekering. De ter zake in enig jaar aan de verzekeringsmaatschappij betaalde premie kan worden afgetrokken van de premie die in dat jaar op grond van dit pensioenreglement verschuldigd is. De premie kan daardoor echter niet negatief worden. De aftrek van de verzekeringspremie kan in enig jaar nooit hoger zijn dan de premie die in het aan dat jaar voorafgaande jaar in mindering is gebraeht op de premie. 20.2
Wat geldt voor deelnemers die koopsomvrijstelling genieten wegens blijvende algehele arbeidsongeschiktheid en wier koopsomvrijstelling is ingegaan vóór 1 januari 2002?
Ten behoeve van de deelnemers aan wie vóór 1 januari 2002 koopsomvrijstelling wegens blijvende algehele arbeidsongeschiktheid is toegekend, zoekt het bestuur van het pensioenfonds in afwijking van artikel 11.9 voor vaststelling van de jaariijkse aanpassing van de premie aansluiting bij de ontwikkeling van de landelijke NZa-tarieven voor verioskundige zorg. Voor deelnemers aan wie vóór 1 januari 1997 koopsomvrije pensioenopbouw is toegekend geldt dit met ingang van 1 januari 2007. Daarvóór gold het bepaalde in het tot die datum geldende pensioenreglement. 20.3
Wat geldt voor verloskundigen die, vanwege een wijziging in de verplichtstelling per 1 januari 2004, per die datum deelnemer zijn geworden?
De verioskundige die, vanwege de wijziging in de verplichtstelling per 1 januari 2004, per die datum deelnemer is geworden in deze pensioenregeling en die aantoonbaar een vóór 1 januari 2004 bij een verzekeringsmaatschappij afgesloten langlopende oudedagsvoorziening in stand houdt, kan op verzoek vermindering verkrijgen van zijn premieverplichting. De vermindering bestaat eruit dat de omvang van de op grond van artikel 4 vastgestelde premie wordt gereduceerd met maximaal het bedrag dat betaald is aan de verzekeringsmaatschappij ten behoeve van de genoemde oudedagsvoorziening, doch ten hoogste met een bedrag ter grootte van de op grond van dit pensioenreglement vastgestelde premie. De aftrek van de verzekeringspremie kan in enig jaar nooit hoger zijn dan de premie die in het aan dat jaar voorafgaande jaar in mindering is gebraeht op de premie. 20.4
Wat geldt voor verloskundigen die vóór 1 januari 2004 deelnemer waren en voor wie het deelnemerschap herleeft?
Voor deelnemers die a) in het verieden reeds deelnemer waren, en b) dit vroegere deelnemerschap vóór 1 januari 2004 hebben beëindigd, en c) na inwerkingtreding van dit pensioenreglement opnieuw deelnemer worden, en d) die tijdens het vroegere deelnemerschap bezwaar hebben ingediend tegen de omzetting van hun aanspraak op ouderdomspensioen in een lagere aanspraak op ouderdomspensioen in combinatie met een aanspraak op nabestaandenpensioen, en e) daardoor geen aanspraak hebben op nabestaandenpensioen ten behoeve van hun partner geldt dat alle pensioenaanspraken die voor die deelnemer bestonden op 1 januari 2004, vermeerderd met nadien toegekende toeslagen, bij aanvang van de eerste hernieuwde deelname na inwerkingtreding van dit reglement worden omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100:70.
Pensioenreglement 2015
20.5
Wat geldt voor verloskundigen die vóór 1 januari 2004 gewezen deelnemer zijn geworden en voor wie het deelnemerschap niet herleeft?
Voor de per 31 december 2003 gewezen deelnemers die tot de pensioendatum gewezen deelnemer blijven en voor de per 31 december 2003 pensioengerechttgden geldt dat op de tot 31 december 2003 opgebouwde pensioenrechten jaariijks een toeslag wordt verleend van 2,5% (het onvoorwaardelijke deel van de toeslagveriening). Afhankelijk van de in het pensioenfonds aanwezige dekkingsgraad kan een hogere (voonwaardelijke) toeslag worden verieend. Ten aanzien van de voorwaardelijke toeslagveriening beslist het bestuur van het pensioenfonds evenwel jaariijks - na overieg met de deelnemersraad - in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De jaarlijkse toeslagveriening is, met uitzondering van de situatie zoals beschreven in artikel 24.3, nooit lager dan het deel van de toeslagveriening dat onvoorwaardelijk is. De toeslagveriening wordt gedeeltelijk uit de premie en gedeeltelijk uit beleggingsrendement gefinancierd. Voor de voorwaardelijke toeslagveriening is geen bestemmingsreserve gevormd. 20.6
Wat geldt voor (gewezen) deelnemers die ook (gewezen) deelnemer waren in de pensioenregeling op 31 december 2014?
Voor degenen die op 31 december 2014 (gewezen) deelnemer waren, geldt dat de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd van 65 jaar opgebouwd voor inwerkingtreding van dit pensioenreglement collectief actuarieel neutraal worden omgezet naar levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar Op deze pensioenaanspraken zijn de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing. Door toepassing van het bepaalde in het voorgaande lid wijzigen de eventueel opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen verkregen krachtens de tot en met 31 december 2014 geldende pensioenregeling niet. Voor deelnemers die het deelnemerschap aan de tot en met 31 december 2014 geldende pensioenregeling premievrij voortzetten wegens arbeidsongeschiktheid, geldt het onderhavige pensioenreglement, met dien verstande dat de premievrije pensioenopbouw plaatsvindt totdat de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt en eeri premiepercentage als bedoeld in artikel 4.2 van 12,1%.
Pensioenreglement 2015
Hoofdstuk 8.
O V E R I G E BEPALINGEN
Artikel 21 Wijziging van de pensioenregeling De deelnemersvereniging bepaalt de inhoud van de pensioenregeling. Als de deelnemersvereniging de inhoud van de pensioenregeling wijzigt, informeert zij het pensioenfonds hier sehriftelijk over Het pensioenfonds stelt vervolgens binnen drie maanden na het van kracht worden van de gewijzigde pensioenregeling een wijziging van het pensioenreglement vast. De vaststelling van het gewijzigde pensioenreglement geschiedt op bestuursbesluit volgens de procedure die is opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Een wijziging in het pensioenreglement treedt in werking op het moment waarop de wijziging van de pensioenregeling van kracht is geworden. Artikel 22
Afwijkingen
Het bestuur heeft het recht in bijzondere gevallen waarin daartoe naar het oordeel van het bestuur aanleiding bestaat, ten gunste van een deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of andere belanghebbende van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken. Artikel 23
Onvoorziene gevallen
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van het pensioenfonds.
Artikel 24 Verbreking van het financieel evenwicht van het pensioenfonds 24.1
Wat gebeurt er als het pensioenfonds te weinig geld heeft om alle pensioenen uit te keren?
Wanneer de bezittingen van het pensioenfonds bestemd voor de dekking van de pensioenverplichtingen tezamen met de voor dat doel te venwachten inkomsten ontoereikend zijn ter dekking van die pensioenverplichtingen, is het bestuur van het pensioénfonds, na overleg met de deelnemersraad, verplicht om binnen het raam van de door de actuaris voorgestelde alternatieve oplossingen het pensioenreglement met betrekking tot deze voorzieningen zodanig te wijzigen dat het financiële evenwicht wordt hersteld. Er wordt daarbij rekening gehouden met het bepaalde in artikel 22 van de statuten van het pensioenfonds. 24.2
Situatie waarin er meer geld beschikbaar is binnen het pensioenfonds dan nodig voor de dekking van de pensioenverplichtingen
Wanneer te eniger tijd mocht blijken dat de uit de bijdragen van de deelnemers voor de voorzieningen gevormde reserves hoger zijn dan volgens door de actuaris uitgevoerde berekeningen noodzakelijk is, zulks met inachtneming van een door het bestuur wenselijk geoordeelde extra reserve, zal het bestuur - met inachtneming van de toepasselijke wettelijke bepalingen - besluiten om de overschotten te bestemmen voor verbetering van de aanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers en de rechten van pensioengerechtigden. Dit besluit wordt medegedeeld aan de deelnemersraad. Van een zodanig besluit zal aan alle betrokkenen door het bestuur mededeling worden gedaan.
Pensioenreglement 2015
24.3
Situatie waarin er minder geld beschikbaar is binnen het pensioenfonds dan nodig voor de dekking van de verworven pensioenverplichtingen
Het pensioenfonds kan venworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of andere aanspraakgereehtigden onevenredig worden geschaad; en e. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 135 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering, bedoeld in dit lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, en de Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. De in dit lid gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomsflg de betekenis van deze begrippen in de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Artikel 25
Verzekering
Het bestuur van het pensioenfonds kan de verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement geheel of gedeeltelijk dekken door het sluiten van één of meer verzekeringsovereenkomsten met een of meer verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Zo worden de financiële risico's van het pensioenfonds beperkt. Artikel 26
Verhaal van kosten
Als en voor zover naar het oordeel van het bestuur van het pensioenfonds ten gevolge van nalatigheid van een deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of nabestaanden kosten ten laste van het pensioenfonds gemaakt worden, kan het bestuur besluiten deze kosten geheel often dele te verhalen op de betrokkene. Artikel 27 27.1
Klachten en geschillen
Wanneer kan iemand een klacht indienen?
Een deelnemer of een andere belanghebbende kan digitaal of sehriftelijk een klacht indienen bij het pensioenfonds als hij ontevreden is over de dienstveriening of de uitvoering van de pensioenregeling door het pensioenfonds. 27.2
Wanneer is sprake van een geschil?
Een geschil is een welomlijnd en voor beslissing vatbaar verschil van inzicht tussen het pensioenfonds en een deelnemer, een gewezen deelnemer of een andere belanghebbende met betrekking tot een beslissing van het bestuurvan het pensioenfonds.
Pensioenreglement 2015
27.3
Hoe moet een klacht of geschil worden ingediend?
Voor het indienen van een klacht of geschil heeft het pensioenfonds afzonderiijke regelingen opgesteld. In de Klachtenprocedure Stiehting Pensioenfonds voor Verioskundigen (SPV) en het Reglement commissie van geschillen is beschreven hoe een klacht of geschil kan worden ingediend en wat de procedure is.
Artikel 28 Gemoedsbezwaarden 28.1
is er een regeling voor gemoedsbezwaarden?
Iemand die gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, hoeft niet deel te nemen aan deze pensioenregeling. De verioskundige die op grond van artikel 1.1 verplicht is deel te nemen aan deze pensioenregeling en die gemoedsbezwaard is, kan een ontheffing van deze verpliehting aanvragen. Daarvoor moet hij een ondertekende verklaring indienen bij het pensioenfonds, die inhoudt dat hij overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering en daarom noeh zichzelf, noeh iemand anders, noeh zijn eigendommen heeft verzekerd. Het pensioenfonds onderzoekt of de verklaring overeenkomstig de waarheid is. Als de verklaring naar de mening van het pensioenfonds overeenkomstig de waarheid is, verieent het de ontheffing. Het pensioenfonds reikt een bewijs uit van de verieende ontheffing. Aan de ontheffing kunnen voonwaarden worden verbonden die noodzakelijk zijn in verband met de administrafle van het pensioenfonds. Daarnaast geldt een alternatieve regeling voor gemoedsbezwaarden. De gemoedsbezwaardé, noeh zijn nabestaanden kunnen aan de in dit artikel besehreven regeling enig recht op pensioen ontlenen. 28.2
Hoe luidt de alternatieve regeling voor gemoedsbezwaarden?
De persoon die een ontheffing heeft, betaalt aan het pensioenfonds dezelfde bedragen die hij verschuldigd zou zijn in de vorm van premies als hij geen ontheffing had, in de vorm van spaarbijdragen. Deze spaarbijdragen worden door of namens het pensioenfonds geboekt op een spaarrekening op naam van de betrokkene. Het pensioenfonds wijst de instelling aan waar de spaarrekening wordt ondergebracht. Het saldo van de spaarrekening is geblokkeerd tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 67 jaar bereikt, of, als dat eerder is, de datum waarop de betrokkene overiijdt. Daarna kan het saldo vrij worden opgenomen door de betrokkene of diens nabestaanden. 28.3
Wanneer wordt de vrijstelling ingetrokken?
De ontheffing wordt door het pensioenfonds ingetrokken: a. op verzoek van de persoon aan wie de ontheffing is verieend; b. als naar het oordeel van het pensioenfonds de gemoedsbezwaren op grond waarvan de ontheffing is verieend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan. De ontheffing kan bovendien door het pensioenfonds worden ingetrokken als de betrokkene de bij de ontheffing gestelde voonwaarden niet of niet behooriijk naleeft. 28.4
Wat zijn de gevolgen van de intrekking van de vrijstelling?
Als het pensioenfonds de vrijstelling intrekt, worden de bepalingen van de statuten en dit pensioenreglement op de betrokkene van kracht vanaf het tijdstip waarop de verleende vrijstelling wordt ingetrokken.
Pensioenreglement 2015
Artikel 29 Intrekking verplichtsteiling De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in bepaalde gevallen de bevoegdheid om de verpliehting tot deelnemen aan deze pensioenregeling al of niet gedeeltelijk in te trekken. Als hij dat doet, gelden de volgende bepalingen: a) met ingang van de datum waarop de verpliehtstelling niet meer geldt eindigt het deelnemerschap van alle deelnemers voor wie de verplichtstelling is ingetrokken; b) de reeds opgebouwde aanspraken op pensioen bij het pensioenfonds blijven bestaan; er vindt echter geen verdere opbouw meer plaats, en evenmin is er nog een premie verschuldigd over de periode na het vervallen van de verplichtstelling. Artikel 30
Uitvoeringsovereenkomst
In dit reglement zijn de afspraken opgenomen, zoals die moeten worden opgenomen in het document dat met de wettelijke term 'uitvoeringsovereenkomst' wordt aangeduid.
Artikel 31 Fiscale maxima De pensioenaanspraken en pensioenrechten inclusief indexatie, uit hoofde van dit pensioenreglement, kunnen per jaar als in totaal niet uit gaan boven een flscaal maximaal geïndexeerd middelloonpensioen binnen de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, alsmede het bepaalde in de Wet IB 2001 en de daarop gebaseerde regelgeving.
Artikel 32 Glijclausule Voor de ingangsdatum van de in dit pensioenreglement omsehreven regeling is door het pensioenfonds overeenkomstig artikel 19c van de Wet op de loonbelasting 1964 aan de belastingdienst gevraagd te beslissen of de onderhavige regeling voldoet aan de vereisten die deze wet alsmede de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop gebaseerde regelgeving, aan een pensioenregeling stelt. Indien naar aanleiding van het hiervoor bedoelde verzoek onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet voldoet aan de vereisten die de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet inkomstenbelasting 2001, aan een pensioenregeling stelt, zal onvenwijld en met terugwerkende kracht ingaand op de hiervoor bedoelde ingangsdatum de regeling worden gewijzigd in een pensioenregeling die wel voldoet aan de vereisten die deze wetten aan een pensioenregeling stellen.
Artikel 33 Slotbepaling Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2015. Dit reglement vervangt het voorgaande reglement per deze datum. Dit reglement is gewijzigd met ingang van 1 januari 2015.
Pensioenreglement 2015
Bijlagen
Ruil- en Afkoopvoeten
De ruil- en afkoopvoeten die in dit hoofdstuk zijn opgenomen gelden voor 20X4 sn kunnen jaariijks door het pensioenfonds worden gewijzigd. De ruil- en afkoppvoeten zijn voor mannen en vrouwen gelijk en zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële geiijkwaardigheid. Factoren behorende bij artikel 6.3 van dit pensioènreglement Inkoopfactoren OP65 + NP (NP is 70% van OP) Leeftijd
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
Unisex 60,89
Leeftijd
Unisex 49,16
50,62
43 44 45 46 47; 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62
50,13
63
40,51
49,64
64
40,14
60,35 59,77 59,19 58,63 58,08 57,50 56,95 56,41 55,86 55,32 54,78 54,25 53,73 53,20 52,68 52,15 51,64 51,12
48,67 48,19 47,73 47,25 46,78 46,31 45,84 45,39 44,92 44,47: 44,04 43,63 43,22 42,81 42,41 42,02 41,64 41,26 40,88
In woorden: Indien voor een deelnemer van 60 jaar zijn/haar pensioenpremie van € 1.000 wordt aangewend voor de aankopp van een uitgesteld puderdomspensioéri nnet bijbehorend partnerpensioen (70% OP), dan zal de betreffende deelnemer daarvoor resp. € 41,64 uitgesteld ouderdomspensioen en € 29,15 (70%x € 41,64) bijbehorend partnerpensipen verkrijgen.
I^'ensioenreglement 2015
Factoren behorende bij artikel 7.8, 9.3, en 12.2 van dit pensioenreglement Afkoopfactoren Afkoopwaarde van € 1 pensioen Latent Leeftijd
Ingaand NP 46,447
20
OP 12,445
NP 1,875
21
12,567
22
1,889 1,904
45,904
12,690
45,355
23
12,814
1,920
44,802
24
12,939
1,935
25 26
13,066 13,194
27
13,323
28
Leeftijd
Latent NP 2,229
Ingaand NP 30,612
46
OP 16,082
47
16,247
2,235
48
16,416
49
16,587
2,240 2,244
44,242
50
16,762
2,245
27,909
1,950
43,677
51
16,941
27,227
1,966
43,105
52
17,124
2,245 2,242
1,981
42,528
53
17,313
2,236
25,854
13,454
1,997
41,945
54
17,506
2,226
25,166
29
13,586
2,012
41,357
55
17,705
2,214
24,476
30 31
13,720
2,028
40,764
56
17,909
23,787
13,854
2,043
40,166
57
18,120
2,199 2,182
32
13,991
2,058
39,563
58
18,338
2,161
22,411
33
14,129
2,073
38,955
59
18,563
2,136
21,721
34
14,268
2,088
38,342
60
18,796
2,108
21,030
35
14,409
2,102
37,724
19,038
2,077
20,337
2,041 2,002
19,644 18,955
29,940 29,266 28,589
26,542
23,099
36
14,551
2,117
37,101
61 62
37
14,696
2,131
36,473
63
19,290 19,552
38
14,842
2,144
35,840
64
19,827
1,958
18,268
39
14,989
2,157
35,203
65
20,117
1,910
17,586
40
15,139
2,169
34,562
66
19,414
1,856
16,909 16,236
41
15,291
2,181
33,916
67
18,712
1,797
42
15,445
2,192
33,265
68
18,010
15,565
43
15,600
2,203
32,608
69
17,307
1,736 1,672
44
15,758
2,212
31,947
70
16,601
1,608
14,229
45
15,919
2,221
31,281
14,896
In woorden: De afkoopsom is afhankelijk van de leeftijd van de gewezen deelnemer op het moment van afkoop. In plaats van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd krijgt de gewezen deelnemer een bedrag ineens. Voor de bepaling van de hoogte van dat bedrag, wordt de opgebouwde aanspraak vermenigvuldigd met de bij de leeftijd behorende afkoopfaetor Stel dat het ouderdomspensioen op 50-jarige leeftijd wordt afgekocht. De opgebouwde aanspraak op levenslang ouderdomspensioen ingaande op 65-jarige leeftijd is € 100,-. In plaats van een levenslang ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65 krijgt de gewezen deelnemer een bedrag ineens ter grootte van €100x16,762 =€1676,20.
Pensioenreglement 2015
Factoren behorende bij artikel 8.7, van dit pensioen reglement Afkoopfactoren Afkoopwaarde van € 1 pensioen
Leeftijd wees 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Pensioenreglement 2015
Ingaand Wzp 19,007 18,186 17,358 16,522 15,677 14,825 13,964 13,095 12,217 11,331 10,436 9,532 8,620 7,699 6,769 5,829 4,881 3,924 2,957 1,981 0,995 0,000
Factoren behorende bij artikel 13.1 en 18 van dit pensioenreglement Flexibiliteitsfactoren: Hoog-Laag € 100 OP op pensioenleeftijd omzetten in 5 of 10 jaar hoog en vervolgens laag Pensioenleeftijd
Duur hoog: 5 jaar
Duur hoog: 10 jaar
Hoog
Hoog
Laag
Laag
55
123,87
92,90
116,81
56
123,70
92,78
116,55
87,61 87,41
57
123,53
92,65
116,28
87,21
58
123,35
92,51
116,00
87,00
59
123,16
92,37
115,71
86,78
60
92,22
115,40 115,07
86,55
61
122,96 122,74
62
122,52
114,72
86,04
63
122,28
91,89 91,71
114,36
85,77
64
122,02
91,52
113,98
85,48
65
121,75
91,31
113,57
85;18
66
121,46
91,09
113,15
84,86
67
121,15
90,86
112,70
84,52
68
120,82
90,61
112,23
84,17
69
120,46
90,35
111,74
83,80
70
120,08
90,06
111,22
83,42
92,06
86,30
In woorden: Hoge uitkering gedurende 5 jaar Als de deelnemer besluit om op 60-jarige leeftijd met pensioen te gaan en vanaf 60 jaar gedurende 5 jaar een hoge uitkering wenst te ontvangen en vervolgens een levenslange lage uitkering, dan zal de hoge uitkering 122,96% van het op de 60-jarige leeftijd opgebouwde ouderdomspensioen bedragen en de lage uitkering 92,22% van het opgebouwde ouderdomspensioen. Dus was het opgebouwde ouderdomspensioen op leeftijd 60 € 9.000,- (levenslang uit te keren vanaf leeftijd 65; ofwel levenslang een ouderdomspensioen van € 7.283,70 (= 80,93% x € 9.000,-)uit te keren vanaf leeftijd 60; zie voor het pereentage 80,93% de tabel vervroegen/uitstellen van het ouderdomspensioen), dan zal gedurende 5 jaar € 8.956,04 (= 122,96%) x € 7.283,70) worden uitgekeerd en vanaf leeftijd 65 wordt € 6.717,03 (=92,22%) x € 7.283,70) uitgekeerd. Het partnerpensioen wijzigt niet en bedraagt 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen van € 9.000,-, ofwel € 6.300,-. Hoge uitkering gedurende 10 jaar Als de deelnemer besluit om op 62-jarige leeftijd met pensioen te gaan en vanaf 62 jaar gedurende 10 jaar een hoge uitkering wenst te ontvangen en vervolgens een levenslange lage uitkering, dan zal de hoge uitkering 114,72% van het op de 62-jarige leeftijd opgebouwde ouderdomspensioen bedragen en de lage uitkering 86,04% van het opgebouwde ouderdomspensioen. Dus was het opgebouwde ouderdomspensioen op leeftijd 62 € 11.000,- (levenslang uit te keren vanaf leeftijd 65; ofwel levenslang een ouderdomspensioen van € 9.650,30 (= 87,73% x € 11.000,-) uit te keren vanaf leeftijd 62; zie voor het pereentage van 87,73% de tabel vervroegen/uitstellen van het ouderdomspensioen), dan zal gedurende 10 jaar € 11.070,82 (= 114,72% x € 9.650,30) worden uitgekeerd en vanaf leeftijd 65 wordt € 8.303,12 (= 86,04% x € 9.650,30) uitgekeerd. Het partnerpensioen wijzigt niet en bedraagt 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen van € 11.000,-, ofwel € 7.700,-. Pensioenreglement 2015
Factoren behorende bij artikel 13.1,14 en 15 van dit pensioenreglement
Flexibiliteitsfactoren: Vervroeging / Uitstellen € 100 OP65 vervroegen of uitstellen
Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
OP65 0,6738 0,6977 0,7230 0,7499 0,7786 0,8093 0,8421 0,8773 0,9151 0,9559 1,0000 1,0485 1,1011 1,1583 1,2207 1,2889
In woorden: Vervroegen Als de deelnemer besluit om op leeftijd 61 zijn pensioenuitkering te laten ingaan, dan zal zijn ouderdomspensioen 84,21% van het op 61-jarige leeftijd opgebouwde ouderdomspensioen bedragen. Dus was het opgebouwde ouderdomspensioen op 61-jarige leeftijd € 10.000,- (levenslang uit te keren vanaf leeftijd 65), dan zal op leeftijd 61 levenslang €8.421,- worden uitgekeerd. Het partnerpensioen wijzigt niet en bedraagt 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen van €10.000,-, ofwel €7.000,-. Let op: Bij overiijden van de deelnemer vóór de pensioenrichtdatum is het partnerpensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioenrichtdatum ouderdomspensioen zou hebben opgebouwd (zie artikel 7 lid 6a). Bij vervroeging van de pensioeningangsdatum geldt dat het partnerpensioen 70% bedraagt van het opgebouwde ouderdomspensioen op de (vervroegde) pensioeningangsdatum. In bovenstaand voorbeeld zou bij een opgebouwd ouderdomspensioen van € 10.000,- op 61-jarige leeftijd en een bereikbaar ouderdomspensioen van €12.000,- het partnerpensioen voor vervroeging €8.400,- (70% van € 12.000,-) bedragen en na vervroeging € 7.000,- (zie bovenstaand). Uitstellen Als de deelnemer besluit om op leeftijd 67 zijn pensioenuitkering te laten ingaan, dan zal zijn ouderdomspensioen 110,11% van het opgebouwde ouderdomspensioen op leeftijd 65 bedragen. Dus was het opgebouwde ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd €12.000,-, dan zal op leeftijd 67 levenslang € 13.213,20 worden uitgekeerd. Het partnerpensioen wijzigt niet en bedraagt 70% van het op 65-jarige leeftijd opgebouwde ouderdomspensioen van € 12.000,-, ofwel € 8.400,-. Pensioenreglement 2015
Pensioenreglement 2015
Factoren behorende bij artikel 13.1 en 16.2 van dit pensioenreglement Flexibiliteitsfactoren: Uitruilen NP € 100 NP voor direct ingaand OP op leeftijd x Leeftijd
OP
55
7,67
56 57
7,85 8,02
58
8,20
59
8,38
60
8,56
61 62
8,74
63
9,12
64
9,30
65
9,49
66
9,68
67
9,87
68
10,06
69
10,26
70
10,49
8,93
In woorden: Als de deelnemer besluit om op leeftijd 61 zijn pensioenuitkering te laten ingaan en tevens kiest voor uitruil van het volledige partnerpensioen voor ouderdomspensioen, dan zal zijn ouderdomspensioen 84,21% (zie tabel vervroegen/uitstellen) plus 6,12% (70% x 8,74%) = 90,33% van het op 61-jarige leeftijd opgebouwde ouderdomspensioen bedragen. Dit ingeval het opgebouwde partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen bedraagt. Was de oorspronkelijke situatie dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum recht had op een opgebouwd ouderdomspensioen van € 10.000,- (levenslang uit te keren vanaf leeftijd 65; ofwel na vervroeging een levenslang een ouderdomspensioen van €8.421,- (= 84,21%) x € 10.000,-) uit te keren vanaf leeftijd 61; zie voor het pereentage 84,21% de tabel vervroegen/uitstellen van het ouderdomspensioen) en een opgebouwd partnerpensioen van € 7.000,-, dan geldt na uitruil een ouderdomspensioen van €9.033,- (levenslang uit te keren vanaf leeftijd 61) en komt het recht op partnerpensioen te vervallen. Wordt er voor gekozen om 50% van het partnerpensioen uit te ruilen, dan geldt na uitruil een ouderdomspensioen van €8.727,00 (84,21% plus 3,06% (35% x 8,74%) = 87,27 % van het op 61-jarige leeftijd opgebouwde ouderdomspensioen van € 10.000,-), levenslang uit te keren vanaf leeftijd 61. Het partnerpensioen is in dit geval € 3.500,-. Let op: Volgens artikel 16 lid 4 komt het partnerpensioen dat op grond van artikel 12 (scheiding) toekomt aan de ex-partner van de (gewezen) deelnemer, niet voor uitruil in aanmerking.
Pensioenreglement 2015
Factoren behorende bij artikel 13.1 en 16.3 van dit pensioenreglement Flexibiliteitsfactoren: Uitruilen OP € 100 OP op pensioenleeftijd X voor NP Leeftijd
NP
55
1.303,78
56
1.274,69
57
1.246,83
58
1.219,96
59 60
1.193,98 1.168,78
61
1.144,23
62
1.120,44
63
1.096,99
64
1.074,76
65
1.053,45
66
1.032,96
67
1.013,64
68
994,45
69
974,81
70
953,36
In woorden: Een deelnemer wil op de pensioenrichtdatum (thans de 65-jarige leeftijd) € 1.00,- ouderdomspensioen uitruilen voor partnerpensioen. Door uitruil wordt een extra partnerpensioen van € 100,- x 10,5345 = € 1053,45 verkregen. Na uitruil is het ouderdomspensioen vanzelfsprekend € 100,- lager
Pensioenreglement 2015
Factoren behorende bij artikel 13.1 en 17 van dit pensioenreglement Flexibiliteitsfactoren: conversie Indien 100% OP/ 0% NP
Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
OP 1,3436 1,3343 1,3251 1,3159 1,3067 1,2976 1,2885 1,2795 1,2705 1,2616 1,2527 1,2440 1,2352 1,2266 1,2180 1,2095
Indien 100% OP/70% NP
Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
OP/NP 1,3549 1,3453 1,3357 1,3262 1,3167 1,3073 1,2979 1,2885 1,2792 1,2700 1,2608 1,2517 1,2427 1,2337 1,2248 1,2160
Indien 100% OPI 50% NP
Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
OP/NP 1,3518 1,3423 1,3328 1,3233 1,3139 1,3046 1,2953 1,2860 1,2768 1,2677 1,2586 1,2496 1,2406 1,2318 1,2230 1,2143
Indien 100% OP1100% NP
Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
OP/NP 1,3594 1,3497 1,3400 1,3303 1,3207 1,3111 1,3016 1,2921 1,2827 1,2733 1,2640 1,2548 1,2456 1,2365 1,2275 1,2186
Indien op ingangsdatum van het ouderdomspensioen door de deelnemer gekozen wordt voor conversie, zoals beschreven onder artikel 17 van het pensioenreglement, dan zullen de bereikte / toegekende pensioenen worden verhoogd met bovengenoemde factoren.
Pensioenreglement 2015
In woorden: Indien het ingaande ouderdomspensioen voor een 60-jarige (gewezen) deelnemer € 1.000 bedraagt en er geen partnerpensioen is (verhouding 100%) / 0%) dan zal het ouderdomspensioen bij aanvang, doorde in artikel 17 genoemde conversie, wijzigen naar € 1.297,60 (€ 1.000 * 1,2976). Indien het ingaande ouderdomspensioen voor een 69-jarige (gewezen) deelnemer € 1.000 bedraagt en het partnerpensioen bedraagt € 500 (verhouding 100% / 50%) dan zal het ouderdomspensioen bij aanvang, door de in artikel 17 genoemde conversie, wijzigen naar € 1.223 (€ 1.000 * 1,2230) en het partnerpensioen wijzigt in dat geval naar € 611,50 (€ 500 * 1,2230). Indien het ingaande ouderdomspensioen voor een 65-jarige (gewezen) deelnemer € 1.000 bedraagt en het partnerpensioen bedraagt € 700 (verhouding 100% / 70%) dan zal het ouderdomspensioen bij aanvang, doorde in artikel 17 genoemde conversie, wijzigen naar€ 1.260,80 (€ 1.000 * 1,2608) en het partnerpensioen wijzigt in dat geval naar € 882,56 (€ 700 * 1,2608). Indien het ingaande ouderdomspensioen voor een 57-jarige (gewezen) deelnemer € 1.000 bedraagt en het partnerpensioen bedraagt eveneens € 1.000 (verhouding 100% /100%) dan zal het ouderdomspensioen bij aanvang, door de in artikel 17 genoemde conversie, wijzigen naar€ 1.340 (€ 1.000 * 1,3400) en het partnerpensioen wijzigt in dat geval eveneens naar € 1.340 (€ 1.000 * 1,3400).
Pensioenreglement 2015
Begripsomschrijvingen De begripsomschrijvingen in de statuten gelden ook voor dit pensioenreglement. Daarnaast wordt in dit reglement verstaan onder: Basispensioenregeling Het deel van deze pensioenregeling waaraan iedere deelnemer gehouden is om deel te nemen. Bestuur Het bestuurvan de Stichting Pensioenfonds voor Verioskundigen. Collectieve actuariële gelijkwaardigheid Voor de bepaling van de hoogte van het pensioen na uitruil of vervroeging wordt voor mannen en vrouwen uitgegaan van dezelfde factoren. Er wordt dus geen verschil gemaakt tussen de levenskansen van een mannelijke en een vrouwelijke deelnemer. Deelnemer Eenieder die als verioskundige is ingeschreven in het register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, alsmede eenieder die in vorenbedoeld register als verioskundige is ingeschreven geweest, dan wel heeft voldaan aan alle eisen die aan inschrijving als verloskundige zijn gesteld; en, die in Nederland werkzaam is binnen de geboortezorg of binnen de geboortezorg bestuuriijke functies bekleedt en de pensioendatum nog niet heeft bereikt. Geen deelnemer is de verioskundige die zijn beroep uitsluitend uitoefent in publiekrechtelijke of privaatrechtelijke dienstbetrekking en die op grond van dat dienstverband verplicht deelneemt aan het pensioenfonds ABP of het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Franchise De franchise is het deel van uw pensioengevend inkomen waarover u geen pensioen opbouwt. Gepensioneerde De persoon die op grond van dit pensioenreglement een ouderdomspensioen van het pensioenfonds ontvangt. Gewezen deelnemer De persoon van wie het deelnemerschap in de pensioenregeling is geëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het pensioenfonds heeft gekregen en behouden. Kind Een kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Norminkomen voor loondienstmedewerkers Het norminkomen voor loondienstmedewerkers wordt jaariijks volgens een vaste methodiek afgeleid van het norminkomen voor zelfstandigen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de correctie voor werkgeverslasten. Norminkomen voor zelfstandigen Het norminkomen voor zelfstandigen wordt als volgt bepaald: het tarief per partus - zoals vastgesteld door de Nederiandse Zorgautoriteit (NZa) - vermenigvuldigd met het aantal normpartus op jaarbasis minus de vaste kostenaftrek. De vaste kostenaftrek is in dit verband een pereentage van het norminkomen voor zelfstandigen. Dit pereentage wordt vastgesteld door de Nederiandse Zorgautoriteit. Ouderdomspensioen (OP) Maandelijkse uitkering die de deelnemer vanaf zijn pensioendatum tot zijn overiijden ontvangt.
Pensioenreglement 2015
Pensioenreglement 2015
Partner a. De echtgenoot/echtgenote van de deelnemer; of b. De persoon met wie de deelnemer een bij de burgeriijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan; of e. De persoon met wie de deelnemer een gezamenlijke huishouding voert, mits: de deelnemer en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; en de partner geen bloed- of aanvenwant in de rechte lijn is van de deelnemer; en de deelnemer en de partner gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend. Partnerpensioen (PP) Periodieke uitkering aan de partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, die wordt uitgekeerd na het overiijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Pensioenaangroei De aan een kalenderjaar toe te rekenen aangroei van het bedrag van het jaariijks uit te betalen ouderdomspensioen, voor zover die aangroei het gevolg is van toename van de diensttijd in dat kalenderjaar Pensioendatum De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt. Pensioenfonds De Stiehting Pensioenfonds voor Verioskundigen. Pensioengerechtigde De persoon die op grond van deze pensioenregeling een pensioen van het Pensioenfonds ontvangt. Pensioengrondslag De basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen: het beroepsinkomen minus de franchise. Pensioenoverzicht Jaariijks overzieht van alle pensioenrechten en -bedragen die de deelnemer tot dan toe heeft opgebouwd en nog gaat opbouwen binnen de pensioenregeling. Premie Het bedrag dat een deelnemer jaariijks moet betalen op basis van deze pensioenregeling. Statuten De statuten van de Stiehting Pensioenfonds voor Verioskundigen. Verloskundige Iemand die als verioskundige is ingeschreven in het register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, alsmede eenieder die in vorenbedoeld register als verloskundige is ingeschreven geweest, dan wel heeft voldaan aan alle eisen die aan inschrijving als verioskundige zijn gesteld; en, die in Nederiand werkzaam is binnen de geboortezorg of binnen de geboortezorg bestuuriijke functies bekleedt en de pensioendatum nog niet heeft bereikt. Waardeoverdracht Het inbrengen van de waarde van een eerder (bij een vorige werkgever of in een vorige beroepspensioenregeling) opgebouwd pensioen in de regeling van een nieuwe werkgever of een nieuwe beroepspensioenregeling.
Pensioenreglement 2015
Wezenpensioen (Wzp) Uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer.
Pensioenreglement 2015
stiehting Pensioenfonds voor Verlosliundigen
Actuariële en bedrijfstechnische nota
augustus 2014
107512/109623
Inhoudsopgave 1. INLEIDING 2 . ORGANISATIE VAN SPV 2.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden 2.2 Externe deskundigen en uitbestede werkzaamheden 2.3 Wijze van functioneren, informatieverstrekking en verslaglegging 2.4 Controlemechanismen 2.5 Deskundigheid en educatie 2.6 Maatschappelijke verantwoordelijkheid 3. PENSIOENREGELING 3.1 Beroepspensioenvereniging 3.2. Uitvoeringsovereenkomst 3.3 Deelneemerschap 3.4 De inhoud van de pensioenregeling 4. HERVERZEKERING 5. BALANSOPSTELLING 5.1. De voorziening pensioenverplichtingen 5.2. De voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico's 5.3. De algemene reserve 6. BELEGGINGSBELEID 6.1. Het strategisch beleggingsbeleid 6.2. Opzet vermogensbeheer 6.3. Risicometing en -beheersing 6.4. Resultaatsevaluatie 6.5. Waarderingsgrondslag 7. BELEID MET BETREKKING TOT INKOOPTARIEVEN/PREMIESTELLING 7.1. Inkooptarieven 7.2. Kostendekkende premie 7.3. Gedempte kostendekkende premie 7.4. Feitelijke premie 8. TOESLAGBELEID 8.1. Onvoorwaardelijke toeslagbeleid 8.2. Voorwaardelijke toeslagbeleid 9. VEREIST EIGEN VERMOGEN EN STURINGSMIDDELEN 9.1. Vereist eigen vermogen 9.2. Beleggingsbeleid 9.3. Toeslagbeleid 9.4. Premiebeleid 9.5 Noodclausule 9.6. Continuïteitsanalyse Bijlage 1: Selectie- en monitoringproces vermogensbeheerders Bijlage 2: Vaststelling MVEV en VEV Bijlage 3: Financieel crisisplan
1 2 2 4 8 8 10 10 1 1 1 1 1 13 14 14 14 15 16 16 17 17 22 22 23 23 24 24 25 26 26 26 27 27 27 27 27 27 28
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
1. INLEIDING Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (SPV) is een beroepspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Uit het gestelde in artikel 140, lid 1 van de Wvb vloeit voort dat een beroepspensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) dient vast te stellen. De inhoud van deze abtn dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank (DNB) tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 35, 103, 131 tot en met 132 en 138 van de Wvb. Voorts bevat deze . abtn een beschrijving van het beleggingsbeleid en de sturingsmiddelen. Deze abtn is vastgesteld op 28 augustus 2014 geldt met ingang van 1 juli 2014 en vervangt alle voorgaande nota's. Het bestuur is te allen tijde bevoegd deze abtn te wijzigen.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
2 . ORGANISATIE VAN SPV 2.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden SPV wordt bestuurd door het bestuur, bestaande uit ten minste vijf en maximaal zeven leden. Bestuursleden zijn deelnemers of gewezen deelnemers die aanspraken hebben op ouderdomspensioen van SPV of gepensioneerde deelnemers in de pensioenregeling. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter een penningmeester en een secretaris. Alle bestuursleden worden benoemd door het Bestuur, na het horen van het verantwoordingsorgaan over de procedure, op voordracht van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verioskundigen. Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van SPV en de vaststelling of wijziging van statuten en pensioenreglement en de uitvoering van de pensioenregeling zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het bestuur heeft onder andere de volgende bevoegdheden: • • •
vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten. aangaan en ontslaan van contractuele verplichtingen met derden (waaronder benoeming administrateur, vermogensbeheerder, etc). benoeming accountant en actuaris.
Statutair vergadert het bestuur zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee andere bestuursleden dit wenselijk achten, doch tenminste acht keer per jaar Het bestuur stelt jaariijks binnen zes maanden na afloop van het verstreken boekjaar het jaarverslag over het verstreken boekjaar met daarin opgenomen de jaarrekening vast. Het bestuur verstrekt aan DNB de staten op de wijze zoals voorgeschreven in de Wvb. Het bestuur voert periodiek overieg met het bestuur van de deelnemersvereniging. Tevens voert het bestuur periodiek overieg met het bestuur van de Koninklijke Nederiandse Organisatie van Verioskundigen. Het bestuur van SPV heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur en toetst het gevoerde beleid van SPV. Het verantwoordingsorgaan kent minimaal vier en maximaal zes leden. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers en pensioengerechtigden. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderiinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden vormen een evenwichtige afspiegeling van de verschillende doelgroepen. Het bestuur van SPV overlegt ten minste tweemaal per jaar met het verantwoordingsorgaan over het beleid en de resultaten daarvan. Het bestuur bespreekt met het verantwoordingsorgaan de rapportage van het intern toezicht en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop dit is uitgevoerd en de naleving van de Code Pensioenfondsen. Daarnaast kent het verantwoordingsorgaan ook een aantal adviesrechten. De taken en verantwoordelijkheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het Reglement Verantwoordingsorgaan.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Het intern toezicht wordt gevormd door een visitatiecommissie en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht wordt in opdracht van het bestuur van SPV geleverd. Het intern toezicht rapporteert aan het bestuur van SPV. Het bestuur benoemt de leden van de visitatiecommissie na advies van het verantwoordingsorgaan. De visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest. Verder betrekt de visitatiecommissie de naleving van de Code Pensioenfondsen bij zijn taak. De bevindingen van het intern toezicht, het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop worden vermeld in het eerstvolgende jaarverslag van SPV. De visitatie vindt ten minste een keer per jaar plaats. Het bestuur heeft een Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid, bestaande uit een arts en een arbeidsdeskundige, aangewezen voor het vaststellen van de blijvende algehele arbeidsongeschiktheid van een deelnemer De Commissie rapporteert jaariijks over de behandelde aanvragen. De Commissie werkt volgens de procedure premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Hierin is onder andere bepaald dat in geval er een bezwaarschrift wordt ingediend er een herbeoordeling volgt waarbij de Commissie wordt aangevuld met een door het bestuur aan te wijzen bestuurslid. Een bestuurslid van SPV evalueert ten minste één maal per jaar de door de commissie verrichte werkzaamheden. Ook heeft het bestuur een Commissie van Geschillen, bestaande uit een advocaat, een actuaris en een verioskundige. Een deelnemer of een gewezen deelnemer kan ten aanzien van de voor haar genomen beslissingen door het bestuur, omtrent de in het reglement opgenomen zaken, in beroep komen bij de Commissie van Geschillen. Binnen de kaders van het door het bestuur vastgestelde beleid wordt de uitvoering van het pensioen- en beleggingsbeleid uitbesteed aan externe pensioen- en vermogensbeheerder(s) en maakt het bestuur tevens gebruik van externe deskundigen (zie hoofdstuk 2.2). Het pensioenfonds ontwikkelt geen activiteiten die niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds en heeft dus geen nevenactiviteiten.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Schematisch ziet het organigram van SPV er als volgt uit. Bestuur Verantwoordingsorgaan Adviserend actuaris Towers Watson
Visitatiecommissie Certificerend accountant Mazars Certificerend actuans Towers Watson Commissie van Geschillen Compliance Officer PGGM
T O E Z I C H T
A D V I S E R E N D
Beleggingscommissie Communicatiecommissie Commissie Pension Fund Govemance Comm ssie Beoordeling Art}eidsongeschiktheid Comm ssie Deelnemersdossiers Werkgroepen
Pensioenbeheer en administratie Syntrus Achmea Pensioenbeheer B V (SAPB;
Vermogensbeheer - Syntrus Achmea Vermogensbeheer B V (SAVBj
Figuur 1: Organisatieschema Stichting Pensioenfonds voor Verioskundigen 2.2 Externe deskundigen en uitbestede werkzaamheden Externe
deskundigen
Het bestuur benoemt, met inachtneming van artikel 43 Wvb de externe deskundigen, waarónder een adviserend actuaris, een certificerend actuaris en een externe accountant Als adviserend actuaris is benoemd Towers Watson. Als certificerend actuaris is benoemd Towers Watson. Als certificerend accountant is benoemd Mazars De externe certificerende accountant controleert de getrouwheid van de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van DNB. De accountant geeft de uitkomsten van de controle weer in een afzonderiijke controleverklaring bij de jaarrekening en bij de DNB-verslagstaten en rapporteert aan het bestuur zijn bevindingen omtrent de uitgevoerde controle. In de managementletter gericht aan het bestuur doet de accountant verslag van de eventueel geconstateerde tekortkomingen in de administratieve organisatie en de daarin besloten interne beheersmaatregelen en doet voorstellen tot mogelijke verbetering daarvan.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
De certificerend actuaris controleert de technische voorzieningen die in de jaarrekening en DNBverslagstaten worden opgenomen en beoordeelt de toereikendheid van de technische voorzieningen en de financiële positie van SPV. De certificerend actuaris legt de bevindingen vast in een afzonderiijke actuariële verklaring bij de jaarrekening en de DNB-verslagstaten. De certificerend actuaris stelt jaariijks ten behoeve van het bestuur een actuarieel verslag op omtrent de bevindingen en conclusies. De certificerend actuaris kan daarbij gebruik maken c.q. venwijzen naar de actuariële rapportages van SAPB en/of de adviserend actuaris. De adviserend actuaris ondersteunt en adviseert het bestuur terzake van ondenwerpen betreffende de opzet en uitvoering van de pensioenregeling en andere actuariële vraagstukken en ontwikkelingen. De externe deskundigen kunnen gevraagd en ongevraagd aan het bestuur hun advies uitbrengen, waarbij de certificerend actuaris gebonden is aan het bepaalde in artikel 143 van de Wvb inzake diens onafhankelijkheid van het pensioenfonds. De door het bestuur aan een externe deskundige verieende opdracht wordt vastgelegd in een door partijen ondertekende opdrachtbrief, waarin de inhoud en de wijze van uitvoering van de verstrekte opdracht, alsmede de daaromtrent gemaakte afspraken over verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid, duur, vergoedingen en andere voonwaarden worden vastgelegd. Het Dagelijks Bestuur evalueert periodiek de werkzaamheden van de adviseurs. Uitbestede werkzaamheden Als uitgangspunt voor het op structurele basis uitbesteden van bedrijfeprocessen hanteert het bestuur in overeenstemming met artikel 43 Wvb, dat het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering inclusief maatregelen inzake fraudepreventie door de uitvoerende externe organisatie voldoende wordt gewaarborgd en dat de vorm en de wijze van uitbesteding de verantwoordelijkheid van het bestuur voor de organisatie en beheersing van de uitbestede bedrijfsprocessen en het toezicht daarop niet ondermijnen. Indien deze waarborgen niet worden verkregen wordt door het bestuur niet overgegaan tot uitbesteding van de betreffende bedrijfsprocessen. Het bestuur heeft met inachtneming van artikel 43 Wvb het pensioenbeheer en het vermogensbeheer volledig uitbesteed aan exteme uitvoeringsorganisaties. Het pensioenbeheer is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer (SAPB). Het vermogensbeheer inclusief de selectie en monitoring van vermogensbeheerders is uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer (SAVB). Verder belegt SPV sinds het najaar van 2010 in hypotheken (middels een hypothekenpool) via Syntrus Achmea Real Estate & Finance (SA REF), onder aansturing van SAVB. Een beschrijving van het selectie- en monitoringsproces is opgenomen in bijlage 1. De uitbestede bedrijfsprocessen inzake pensioenbeheer aan SAPB bestaan onder meer uit; • het voeren van de deelnemersadministratie, onder meer: • Berekening van de in te kopen pensioenaanspraken op basis van de ter beschikking gestelde premie; • De verzorging van bewijzen van deelnemerschap met opgave van de verzekerde pensioenaanspraken; •
De vaststelling van de hoogte van pensioenbedragen bij de ingang van de pensioenen;
• • •
De berekening van de technische voorzieningen; Controle en vastlegging van het beroepsinkomen en berekening van de verschuldigde premie; Het verzorgen van aanvragen in het kader van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
•
Een periodieke verplichtstellingcontrole op basis van gegevens van de Koninklijke Nederiandse Organisatie voor Verioskundigen en het AGB-register van Vektis.
• •
bestuursondersteuning en -advisering; het verzorgen van het interne actuariaat;
• •
het verzorgen van de uitvoering (her)verzekeringsovereenkomsten; secretariële begeleiding;
• •
incasso van pensioenpremies; excasso van pensioenen;
•
financiële administratie en verslaglegging (jaarverslag, jaarrekening en DNB-verslagstaten).
Het aan SAVB uitbestede vermogensbeheer betreft onder meer: • •
•
•
Het bestuur adviseren en ondersteunen terzake van het strategische beleggingsbeleid, de in te zetten beleggingscategorieën en beleggingsrichtlijnen; Implementatie van het beleggingsproces binnen de kaders van het strategische beleggingsbeleid en beleggingsrichtlijnen bestaande uit het selecteren en aanstellen van operationele vermogensbeheerders en/of het selecteren van beleggingsinstellingen en daarin deelnemen; Portefeuillemanagement bestaande uit monitoring van de aangestelde operationele vermogensbeheerders en geselecteerde beleggingsinstellingen, alsmede het administreren en rapporteren van de resultaten. Balansmanagement bestaande uit het adviseren over het afdekken van het renterisico, inflatierisico, valutarisico en zakelijke waarden risico, uitgaande van het strategische beleggingsbeleid, en het uitvoeren en monitoren van het afdekkingbeleid voor deze risico's conform de beleggingsrichtlijnen.
Afspraken betreffende de uitbesteding zijn vastgelegd in afzonderiijke overeenkomsten tussen SPV enerzijds en de respectievelijke uitvoeringsorganisaties anderzijds. In de afzonderiijke overeenkomsten zijn alle relevante aspecten betreffende de uitbestede bedrijfsprocessen opgenomen en juridisch getoetst. Opgenomen relevante bepalingen zijn onder meer beschrijving aard en omvang van de uitbesteding, werkwijze, taken en bevoegdheden, verantwoordelijkheden inclusief zorgplicht van de uitvoeringsorganisatie jegens het fonds, looptijd en tussentijdse beëindiging, aansprakelijkheid, vergoedingen, informatieverstrekking en geheimhouding, belangentegenstelling en compliance. Nadere afspraken over de kwaliteiten het kostenniveau van de uitbestede dienstveriening, alsmede de daaromtrent overeengekomen prestatiedoelen zijn vastgesteld in afzonderiijke Service Level Agreements (SLA's), die integraal onderdeel zijn van de uitbestedingovereenkomsten. De overeenkomsten en de SLA's voorzien in een evaluatie- en beheerprocedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overieg tussen het bestuur en de uitvoerders worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. De afzonderiijke SLA's zijn zodanig ingericht dat het bestuur inzicht heeft in de wijze van inrichting en uitvoering van de uitbestede bedrijfsprocessen en de daarin door de uitvoeringsorganisatie verankerde maatregelen van interne controle en risicobeheersing inclusief maatregelen gericht op fraudepreventie. Handhaving van de getroffen maatregelen gericht op een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via interne en/of externe audits bij de uitvoeringsorganisaties. Omtrent de uitkomsten van deze audits wordt het bestuur geïnformeerd. Daarnaast heeft de externe accountant van SPV toegang tot alle gegevens en informatie betreffende de aan de pensioen- en vermogensbeheerders uitbestede werkzaamheden. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van de uitvoeringsorganisaties SAPB en SAVB een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door De Nederiandsche Bank gestelde eisen. Voor de
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
medewerkers van SAVB geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten gestelde eisen. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd in overeenstemming is met de daartoe in de overeenkomsten en SLA's vastgelegde afspraken. SAPB rapporteert daartoe ieder kwartaal aan het bestuur over de nakoming van de gemaakte afspraken door middel van een in de SLA afgesproken standaard SLA-rapportage (inclusief managementinformatie). Het bestuur kan de werkzaamheden van SAPB bijsturen aan de hand van deze SLA-rapportages. Het bestuur bespreekt zonodig de rapportages met de SAPB. Desgevraagd wordt aanvullende infonnatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. SAVB rapporteert en infonneert het bestuur door middel van in de SLA overeengekomen standaard maanden kwartaalrapportages omtrent de resultaten en ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille (zie nader hoofdstuk 6). Deze rapportages worden door het bestuur met SAVB besproken en stellen het bestuur daariDij in staat de werkzaamheden van SAVB bij te sturen. De pensioen- en vermogensbeheerder leggen in een SLA-jaarrapportage verantwoording af aan het bestuur omtrent de kwalitatieve aspecten van de uitvoering van de in de SLA overeengekomen dienstverlening en daaromtrent afgesproken prestatiedoelen. Aan de hand van deze SLA-jaarrapportage evalueert het bestuur jaariijks met de uitvoeringsorganisaties de wijze waarop de uitbestede werkzaamheden zijn uitgevoerd en in hoeverre daarbij de in de SLA gemaakte prestatieafspraken zijn nagekomen. De uitkomsten van deze evaluatie kunnen leiden tot wijzigingen van SLA afspraken en/of andere door partijen te nemen maatregelen. Terzake van onderuitbesteding (uitbesteding van werkzaamheden door SAPB en SAVB aan andere uitvoeringsorganisaties) is in de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant overeengekomen dat voor onderuitbesteding dezelfde uitgangspunten en voonwaarden gelden die ten grondslag liggen aan de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant en zijn vastgelegd in een modelovereenkomst en model-SLA voor onderuitbesteding. Voorts zijn in de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant voonwaarden opgenomen waaronder tot onderuitbesteding door de hoofdcontractant kan worden overgegaan en is geregeld dat Syntrus Achmea deze te allen tijde jegens het pensioenfonds verantwoordelijk is voor de onderuitbestede dienstveriening. Bij (de uitbesteding van) het vermogensbeheer dient de vermogensbeheerder zich te houden aan toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder het op 1 januari 2013 in de Wft verankerde verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie welk verbod zal worden gehandhaafd door de AFM.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
8
2.3 Wijze van functioneren, informatieverstrekking en verslaglegging De voorzitter stelt, in overieg met de bestuursadviseur van SAPB de agenda voor de bestuursvergaderingen vast De externe deskundigen en adviseurs bereiden samen met het bestuur beleidsvoornemens voor en vertalen ontwikkelingen in de omgeving van SPV in concrete beslispunten voor het bestuur Van de vergaderingen en de besluiten van het bestuur maakt SAPB een verslag en een actiepunten- en besluitenlijst. Het bestuur draagt de uitvoering van de besluiten op aan de verschillende partijen die betrokken zijn bij SPV. Zij bewaakt de voortgang van de uitvoering aan de hand van mondelinge of schriftelijke voortgangsrapportages. De Commissies werken binnen hun eigen taakgebied op dezelfde wijze als het bestuur Voor de uitvoering van haar taak beschikt het bestuur structureel over de volgende management informatie: • •
maand- en kwartaalrapportages inzake het integrale vennogensbeheer in relatie tot de verplichtingen; kwartaalrapportages aan DNB
•
kwartaal- en jaarrapportages in het kader van de afspraken die zijn overeengekomen in een Service
•
Level Agreement. Onderdeel van deze rapportages zijn: rapportage inzake de resultaten inzake de volledigheidscontrole; verantwoording van de verrichte buitencontractuele werkzaamheden. het al eerder gememoreerde jaarverslag met de daarbij behorende verklaringen en toelichtingen van de accountant en actuaris.
Het bestuur heeft de bestuursadviseur de opdracht gegeven om éénmaal per jaar een begroting op te stellen. Tot slot wordt elk kwartaal een rapportage over de gerealiseerde kosten aan het bestuur ter beschikking gesteld. Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij SPV aanwezige informatie heeft SPV een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor de bestuursleden en de door het bestuur aangewezen personen en instanties. In het kader van een adequate beheersing van compliance risico's en het toezicht op de naleving van de gedragscode, heeft het bestuur in 2011 een compliance officer van PGGM aangesteld. De externe compliance officer ondersteunt het bestuur bij de formulering van het compliance-beleid voortvloeiend uit de pensioenwetgeving en de Wet financieel toezicht en adviseert het bestuur over de gedragscode en actuele compliancevraagstukken. De externe compliance officer is voorts belast met de uitvoering van de monitoring van privé-beleggingstransacties van eventuele insiders en nevenfuncties, het omgaan met koersgevoelige informatie door insiders ("Chinese Walls"), de periodieke beoordeling van de aanwijzing van eventuele insiders. De externe compliance officer rapporteert jaariijks aan het bestuur zijn bevindingen. 2.4 Controlemechanismen Het bestuur is verantwoordelijk voor de juiste en volledige registratie van het daadwerkelijke bedrijfsgebeuren van SPV. Daar een belangrijk gedeelte van de uitvoering van SPV is ondergebracht bij de pensioenadministrateur en de vermogensbeheerder zijn ook daar maatregelen genomen die de juiste en volledige registratie garanderen. De bevoegdheden van de pensioenadministrateur en de vermogensbeheerder zijn vastgelegd in afzonderiijke overeenkomsten, SLA's en procuratieregelingen.
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Verder zijn in dit kader bij de administrateur en de vermogensbeheerder onder andere de volgende specifieke maatregelen te noemen: •
controletechnische functiescheiding. Enkele belangrijke voortjeelden: scheiding van taken en verantwoordelijkheden van deelnemersadministratie en uitkeringen, tussen deelnemersadministratie en incasso, vermogensbeheer en vermogensadministratie. Controlerende functies bij functionarissen binnen de afdeling boekhouding en intern actuariaat. Scheiding bij de vermogensbeheerder tussen advisering (Strategisch Pensioen Management) en uitvoering (Vermogensbeheer).
• •
toepassen van vier ogen-principe bij de venwerking van mutaties. duidelijk vastgelegde bevoegdhedenstructuur- met betrekking tot de waarden binnen SPV. Uitgangspunten daarbij zijn het bepert<en van de bevoegdheden per persoon en het beperi<en van het aantal personen per bevoegdheid.
•
stelsel van maatregelen voor beveiliging van informatie: fysieke en logische toegangsbeveiliging, back up and recovery, uitwijkmogelijkheden, duidelijke changemanagement procedure.
•
toetsing van beleggingstransacties aan beleggingsrichtlijnen, rapportage van uitzonderingen.
•
klachtenprocedure en geschillenprocedrue.
SAPB en SAVB stellen tussentijds door middel van audits vast of de opzet en werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Voor de vermogensbeheerder worden de processen en audits ondenworpen aan de procedures vanuit de ISAE 3402 type II certificering. Jaariijks wordt een ISAE 3402 type II rapportage en managementletter verstrekt aan het bestuur. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van de uitvoeringsorganisaties een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door DNB gestelde eisen. Voorde medewerkers van SAVB geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gestelde eisen. Voor de vermogensbeheer medewerkers (account ClO, accountmanagers, beleggers en adviseurs) die een registratie hebben bij het Dutch Securities Institute (DSI) geldt dat zij periodiek een integriteitstoets (PIT) met succes dienen afte ronden en ondera/orpen zijn aan de gedragscode en procedures vanuit het DSI. SAPB informeert het bestuur elk kwartaal over de uitvoering middels de SLA-rapportage. Verder stelt de uitvoerder maandelijks door middel van audits vast of de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle werken. Hiervoor is de uitvoerder in het bezit van een ISAE 3402-11 verklaring. De externe accountant zal het bestuur middels de managementletter attenderen op door hem geconstateerde leemtes in de administratieve organisatie en het stelsel van interne controlemaatregelen. Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij SPV aanwezige informatie heeft SPV een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor de bestuursleden en de door het bestuur aangewezen personen en instanties. In 2008 is de gedragscode in samenwerking met een externe compliance officer van het Nederiands Compliance Instituut aangepast naar de modelgedragscode zoals opgesteld door de koepelorganisatie van de beroepspensioenfondsen, de Unie van Beroepspensioenfondsen. In 2011 is de gedragscode door de externe compliance officer (PGGM) getoetst. Op grond van de bevindingen van de compliance officer is de gedragscode aangepast. Overige toezichthouders (AFM, DNB) dragen op hun beurt ook bij aan de toetsing van opzet, bestaan en werking van de Administratieve Organisatie/ Interne Controle (AO/IC) (door middel van bijvoorbeeld themaonderzoeken).
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
10
2.5 Deskundigheid en educatie Het bestuur heeft een deskundigheidsplan opgesteld. In dat plan is een deskundigheidsverdeling opgenomen. Het deskundigheidsplan inventariseert in hoeverre de vereiste deskundigheden binnen het bestuur voorhanden zijn, en indien en voor zover niet voorhanden, op welke wijze een verbetering van die deskundigheden wordt bewerkstelligd. Jaariijks wordt het deskundigheidsplan na de uitgevoerde bestuursevaluatie geactualiseerd. Elk bestuurslid zorgt voor het venwerven en onderhouden van voldoende kennis öp,pensioengebied om zijn verantwoordelijkheid als bestuurslid waarte kunnen maken. Deze kennis wordt in 'principe een keer per jaar getoetst. Waar nodig zal zij haar kennis uitbreiden door het volgen van opleiding en cursussen. In de uitvoering van haar taken laat het bestuur zich bijstaan door adviseurs op diverse gebieden (accountant, actuaris en beleggingsadviseur). 2.6 Maatschappelijke verantwoordelijkheid Het bestuur ziet het als haar plicht en taak om uitvoering te geven aan de principes van maatschappelijk verantwoord beleggen. Daartjij hanteert het bestuur als uitgangspunt dat het pensioenfonds niet willens en wetens belegt in ondernemingen en instellingen die strafbare feiten plegen of moreel venwerpelijk gedrag vertonen. Aangezien het beheer over het belegde vermogen door het pensioenfonds is uitbesteed aan externe vermogensbeheerders wordt door het bestuur beoordeeld op welke wijze deze principes van duurzaam beleggen door de vermogensbeheerder worden ingevuld. Een wijziging van het beleid ten aanzien van verantwoord beleggen wordt besproken met het verantwoordingsorgaan.
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
11
3. PENSIOENREGELING 3.1 Beroepspensioenvereniging SPV voert de pensioenregeling uit die op verzoek van de beroepspensioenvereniging "Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verioskundigen" door de Minister van Sociale Zaken en Weri
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
12
voortgeduurd, waarbij de toekomstige onvoonwaardelijke toeslagveriening buiten beschouwing wordt gelaten. Het vanaf de overiijdensdatum in te kopen partnerpensioen wordt dan gebaseerd op de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag. Wezenpensioen Hetwezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid In geval van blijvende volledige arbeidsongeschiktheid wordt de premiebetaling tot uiteriijk pensioeningang maar niet langer dan tot de 65ste verjaardag overgenomen door SPV. De vrijgestelde premie wordt dan gebaseerd op de laatstelijk voor ingang van de arbeidsongeschiktheid vastgestelde pensioengrondslag. Gedurende de periode van premievrijstelling wordt deze pensioengrondslag jaariijks verhoogd met het totaal van de onvoonwaardelijke en de voonwaardelijke toeslag onder aftrek van 3%-punten. Deze jaariijkse verhoging kan niet negatief zijn. Toeslagen Op de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten wordt jaariijks een toeslag verieend van 2%. De opgebouwde en ingegane pensioenen van de gewezen deelnemers die op 31 december 2003 reeds inactief waren, worden jaariijks met een onvoonwaardelijke toeslag van 2,5% verhoogd. Afhankelijk van de financiële positie van SPV kan het bestuur jaariijks beslissen dat naast de onvoonwaardelijke toeslag een extra - voonwaardelijke - toeslag wordt verleend. Deze extra toeslagveriening wordt gedeeltelijk uit de premie gefinancierd. Voor de voonwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd. Premie De hoogte van de jaariijkse premie bedraagt 12,1% van de pensioengrondslag. Keuzemogelijkheden bij pensionering Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden: conversie van het ouderdomspensioen en bijbehorend partnerpensioen; Indien de deelnemer bij ingang van het ouderdomspensioen kiest voor conversie worden de pensioenen eenmalig verhoogd, maarwordt in ruil daan/oor de toekomstige jaariijkse toeslag met 2%punt verlaagd. vervroegen of uitstellen van het volledige ouderdomspensioen; De ingang van het ouderdomspensioen kan met maximaal tien jaar worden vervroegd of met vijfjaar worden uitgesteld. Het ouderdomspensioen en bijbehorend partnerpensioen worden in dat geval gereduceerd respectievelijk verhoogd. uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen en andersom; Bij uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen wordt het ouderdomspensioen verhoogd en het partnerpensioen veriaagd. Bij uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen gebeurt het omgekeerde. gebruikmaken van de hoog/laag-regeling. Tenslotte heeft de deelnemer, die gekozen heeft voor conversie de mogelijkheid om voor een hoog/laag constructie te kiezen. In dat geval zal de verhouding tussen het hoge en het lage deel van het ouderdomspensioen 133:100 bedragen. De deelnemer heeft de keuze om het hoge deel 5 of 10 jaar te laten uitkeren. Toepassing van deze keuze heeft geen invloed op de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
13
Alle omzettingen vinden plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Wat betreft de hierbij gehanteerde actuariële grondslagen wordt aangesloten bij de inkooptarieven (zie hoofdstuk 7): Rekenrente: 4% Overlevingstafels: O
mannen: berekeningsjaar 2014 (factoren 2014) AG-Prognosetafel 2012-2062 met
ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012. O vrouwen: berekeningsjaar 2014 (factoren 2014) AG-Prognosetafel 2012-2062 ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012. O wezen: de sterfte voor wezen wordt verwaarioosd. Leeftijdsverschil partners: de man wordt drie jaar ouder verondersteld dan de vrouw Voor de sekseneutrale factoren wordt de verhouding 100% vrouw, 0% man gehanteerd Er wordt rekening gehouden met toekomstige toeslagveriening van 3%. 4. HERVERZEKERING Gezien de omvang en het draagvlak van SPV worden alle risico's voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig in eigen beheer gehouden.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
14
5. BALANSOPSTELLING De technische voorzieningen bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en een overige technische voorziening, de voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico's. De algemene reserve is gelijk aan het eigen vermogen van SPV. 5.1. De voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het voonwaardelijke toeslagbeleid aan de deelnemers zijn toegekend per 1 januari volgend op de balansdatum. De VPV wordt dusdanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de verplichtingen van SPV. De toereikendheid van de VPV wordt jaariijks door de certificerend actuaris getoetst. Aan de berekening van de VPV liggen de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen ten grondslag: • •
Rekenrente: rentetermijnstructuur als gepubliceerd door DNB Toekomstige stijging: Het pensioenfonds kent een toeslagbeleid dat voor een deel onvoorwaardelijk en voor het overige voonwaardelijk is. Op basis van het onvoonwaardelijke deel van het toeslagbeleid worden de opgebouwde en ingegane pensioenen jaariijks verhoogd met 2%. De onvoonwaardelijke toeslag op de pensioenenaanspraken van de deelnemers die per 31 december 2003 reeds inactief waren en perde balansdatum nog steeds inactief zijn, bedraagt 2,5%. De onvoonwaardelijke toeslag op de pensioenen van de pensioengerechtigden die ervoor hebben gekozen hun pensioen te converteren naar een hoger pensioen bij ingang bedraagt, afhankelijk van het van toepassing zijnde conversiepercentage, 2% respectievelijk 3%-punten minder dan de onvoonwaardelijke toeslag die van toepassing zou zijn, indien het pensioen niet was geconverteerd. Bij de vaststelling van de VPV wordt rekening gehouden met de contante waarde van deze in de toekomst te verlenen onvoonwaardelijke toeslagen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige voonwaardelijke toeslagen.
•
Overievingstafels: — vrouwen: AG-Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterite op basis van Towers Watson En/aringssterfte model 2012; — mannen: AG-Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterfte op basis van Towers Watson En/aringssterfte model 2012;
• •
•
— wezen: de sterfte voor wezen wordt venwaarioosd De prognosetafels worden toegepast met de sterftekansen voor 2014 als startpunt per 31 december 2013/1 januari 2014. De fondsspecifieke ervaringssterfte is opgenomen in een bijlage bij deze abtn. Geboortedata: De leeftijd van de verzekerden wordt afgerond op een maand nauwkeurig. Gezinssamenstelling: Voor alle niet-gepensioneerden wordt een partnerfrequentie van 100% aangenomen, waarbij bij mannen een vrouwelijke partner wordt verondersteld en vice-versa. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van het bepaalde-partner systeem. Het leeftijdsverschil tussen een mannelijke en een vrouwelijke partner wordt op drie jaar gesteld. Toekomstige administratiekosten: Ter dekking van toekomstige administratiekosten wordt in de VPV een kostenvoorziening opgenomen. De hoogte van deze voorziening voor toekomstige kosten wordt vastgesteld op basis van een projectie van de uitvoeringskosten die het pensioenfonds per (gewezen) deelnemer in toekomstige jaren verwacht te maken indien alle deelnemers (zowel actief als inactief) vanaf de balansdatum inactief
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
15
zouden zijn. De hierbij gehanteerde actuariële aannames komen overeen met de grondslagen die worden gehanteerd bij de berekening van de overige onderdelen van de VPV. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende pensioenadministratiekosten voor het inactieve fonds, die jaariijks door Syntrus worden opgegeven (bedragen zoals toegepast per 31 december 2013): Jaariijkse vaste kosten (per 31 december 2013 € 20.551) Jaariijkse kosten per premievrije deelnemer (per 31 december 2013 € 21) Jaariijkse kosten per pensioengerechtigde (per 31 december 2013 € 62) Eenmalige kosten bij pensionering (per 31 december 2013 € 180) Eenmalige kosten bij overiijden (per31 december2013€ 182) In de projectie wordt naast deze jaariijkse administratiekosten voor één jaar € 532.769 aan kosten meegenomen in verband met de kosten voor controle en advies, de bestuurskosten, de kosten voor de website en overige kosten. Dit is gebaseerd op de venwachting dat, in het geval het fonds inactief wordt, de opgebouwde aanspraken na één jaar overgebracht worden naar een verzekeraar. Bij projectie is rekening gehouden met een toekomstige stijging van de uitvoeringskosten met 2% per jaar •
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid: De schadereserve voor arbeidsongeschikte deelnemers met premievrije pensioenopbouw is gelijk aan de contante waarde van de tot de pensioendatum vrijgestelde premies berekend op basis van de hiervoor genoemde actuariële grondslagen. Gedurende de periode van premievrijstelling wordt de pensioengrondslag jaariijks verhoogd met het totaal van de onvoonwaardelijke en de voonwaardelijke toeslag onder aftrek van 3%-punten. Deze jaariijkse verhoging kan niet negatief zijn. Om deze reden wordt bij de bepaling van de schadereserve rekening gehouden met een gelijkblijvende pensioengrondslag.
•
Wezenpensioen: Ter dekking van de aanspraken op wezenpensioen wordt een opslag van 3% gelegd op de VPV die wordt aangehouden voor het niet-ingegane partnerpensioen van actieven, premievrijen en arbeidsongeschikten.
•
•
Uitbetalingswijze: Voor de berekening van de VPV wordt ervan uitgegaan dat de pensioenen op continue wijze worden uitbetaald. Toe- en uittredingen: In verband met het gekozen financierings- en reserveringssysteem leiden toe- en uittredingen voor SPV niet tot actuariële voor- of nadelen.
5.2. De voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico's Ter dekking van nog niet ingegane arbeidsongeschiktheidsschades wordt een voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico's aangehouden ter dekking van de venwachte schades voor deelnemers die per balansdatum ziek zijn en aan wie naar verwachting na balansdatum premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zal worden verieend. De hoogte van deze voorziening wordt schattendenwijs vastgesteld op twee maal de risicopremie die voor arbeidsongeschiktheid wordt ingehouden op de totale jaarpremie van de actieven. 5.3. De algemene reserve De algemene reserve is het eigen vermogen van SPV en is gelijk aan het verschil tussen het vermogen en de technische voorzieningen. Het vermogen van SPV is per 31 december van enig boekjaar gelijk aan het totaal van de activa, verminderd met de schulden en overiopende passiva. De algemene reserve dient om toekomstige voonwaardelijke toeslagen te verlenen, om fluctuaties in het vermogen op te vangen en om actuariële veriiezen op te vangen. Voor de bepaling van het volgens de Wvb (minimum) vereist eigen vermogen wordt vera/ezen naar hoofdstuk 9 en bijlage: vaststelling MVEV en VEV
16
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
6. BELEGGINGSBELEID 6.1. Het strategisch beleggingsbeleid SPV probeert iederjaar de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken te verhogen. Er is sprake van een onvoora/aardelijke toeslag. Het pensioenfonds heeft geld gereserveerd voor deze onvoora/aardelijke toeslagverlening. Voor een deel is de toeslagveriening ook voora/aardelijk. Het bestuur beslist jaariijks in hoeverre de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken worden verhoogd bovenop de onvoora/aardelijke verhoging. De voora/aardelijke toekomstige verhoging wordt gedeeltelijk uit premies en gedeeltelijk uit beleggingsrendement betaald.. Om de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken te kunnen blijven verhogen, is het van het grootste belang dat de beleggingsresultaten van SPV op lange termijn en met aanvaardbare risico's zo hoog mogelijk zijn. Hiertoe heeft het bestuur van SPV aan de hand van de ALMstudie hetvolgende strategisch beleggingsbeleid vastgesteld. Vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid vindt in beginsel telkens voor een periode van driejaar plaats. Injuni 2013 heeft het bestuur van SPV een (veri
Aafrteten Europa Aamielen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Aandelen Japan Totaal Aandelen Investment Grade Euro ind. LOF Indexieningen High YiéW Obl^ates oF^comende maricten Hypothrt^en jTotaal Obligaties Direct Vastgoed Nederiand {Totaal Vas^oed
Strategische portefeuille j'rtèfeüilie;^ 2014
30.0%
8,5% 7.0% 5.5% 1.3% 23.3%|
65.0%
42.2% 3.0% 7.0% 5.0% 6.5% S3.7%|
5.0%
5.0% 6,0%!
Grondstoffen [Totaal Alteffwtiew Beleggingen
7,0% 7.0%!
Liquiditeiten ITotaal Llquiditeitwi
1.0% 1.0%|
jTotaal (»rtefeuil{e
100.0%
100.00%!
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
17
SPV heeft in 2012 besloten op basis van een portefeuilleconstructiestudie en aanvullende analyses het valutarisico strategisch voor 75% afte gaan dekken. Dit betreft de hoofdvaluta (de Amerikaanse dollar het Britse pond, de Japanse yen en de Zwitserse frank). De afdekking wordt ingevuld middels een overiay. Deze afdekking is aan het einde van het eerste kwartaal 2013 geïmplementeerd, de implementatie was destijds uitgesteld gezien de marktomstandigheden. Voor alle beleggingscategorieën zijn representatieve, marktconfonne indices vastgesteld die dienen als benchmaric voorrisicobeheersingen resultaatsevaluatie. Voor de invulling van de nominale rente afdekking wordt gebruikt gemaakt van het Liability Overiay Fund (LOF) en vastrentende waarden. Nadere details zijn opgenomen in de beleggingsrichtlijnen. Gebruik van derivaten is toegestaan, maar onder de conditie dat de gestelde bandbreedtes bij uitoefening niet mogen worden overschreden. SPV is zich bewust dat sprake is van een curverisico doordat wordt deelgenomen in het LOF en het LOF uitgaat van de gemiddelde verplichtingen van de betreffende participanten in het LOF. Het curverisico wordt gemonitort vanuit de reguliere (risico)rapportages van SAVB. Uit de reguliere hedge effectiviteitanalyses blijkt overigens dat het effect van het curverisico beperkt is. In 2013 heeft SPV het proces "Sturen op Risico" geïmplementeerd. Het doel van "Sturen op Risico" is om het lange termijn beoogde risicoprofiel te beheersen door de gekozen risicomaat op korte termijn te monitoren ('signaalfunctie'). Dit proces vormt het beleidskader om te bepalen of de portefeuille dient te worden aangepast of dat het huidige beleid kan worden voortgezet om binnen het gewenste risicoprofiel te blijven. Voor het korte termijn risicobeheer van de portefeuille ten opzichte van de verplichtingen wordt als risicomaat de ex ante tracking error ten opzichte van de verplichtingen (1-jaars horizon) gehanteerd. De bandbreedte voor deze tracking error is 4,4% tot 17,0%. Bij overschrijding van de bandbreedte zal de beleggingscommissie van SPV een advies ontvangen van de fiduciair beheerder over het lange termijn risico, de korte termijn vooruitzichten en de mogelijk te nemen acties. De genoemde bandbreedte betreft derhalve geen mandaatruimte om beleggingsposities in te nemen, maar is alleen bedoeld als signaalfunctie vanuit de monitoring door SPV. 6.2. Opzet vermogensbeheer Het beheer van de portefeuilles vastrentende waarden (inclusief hypotheken), aandelen, vastgoed en grondstoffen (commodities) vindt extern plaats. Het bestuur van SPV is belast met het toezicht op het vermogensbeheer. In vooricomende gevallen selecteert het bestuur één of meerdere externe vermogensbeheerders. De effecten zijn in bewaring gegeven bij een custodian. Naar aanleiding van het DNB themaonderzoek "Uitbesteding vermogensbeheer" heeft SPV haar beleggingsbeleid verder aangescherpt in het beleggingsplan en in de beleggingsrichtlijnen. Daarnaast heeft SPV - waar dit mogelijk was gezien de deelname in beleggingsfondsen - de restricties van een aantal onderiiggende mandaatrichtlijnen aan laten scherpen. De afspraken in de beleggingsrichtlijnen zijn concreter gemaakt bijvoorbeeld door het noemen van de manager waarmee iedere beleggingscategorie is ingevuld. Daarnaast is bijvoortjeeld vastgelegd of de beleggingscategorie wordt ingevuld met een beleggingsinstelling of een discretionair mandaat, en wordt vera/ezen naar de betreffende mandaatrichtlijnen. Dit zorgt voor een eenduidige opdracht aan de beheerder waardoor beheerste en integere bedrijfsvoering kan worden gewaarborgd. In het beleggingsplan zijn de beleidskaders van SPV vastgelegd. 6.3. Risicometing en -beheersing Met betrekking tot de beheersing van de beleggingsrisico's bevatten de door SPV opgestelde beleggingsrichtlijnen onder meer bepalingen omtrent (specifiek per mandaat c.q. vennogensbeheerder):
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
•
18
De normportefeuille en minimum en maximum allocatie van de beleggingscategorieën: met per categorie de index c.q. indices die dienen als benchmark alsmede outperformancedoelstellingen; de afdekking van het renterisico en de wijze waarop het renterisico wordt afgedekt de afdekking van het valutarisico en de wijze waarop het valutarisico wordt afgedekt de jaariijkse rebalancing derisicobeheersing:voor de beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt gebruik gemaakt van de ex-ante tracking error. Voor de liquide beleggingscategorieën geldt een ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van maximaal 4% voor aandelen, maximaal 2% voor vastrentende waarden maximaal 10% voor Grondstoffen en maximaal 3% voor de totale portefeuille. Bovengenoemde ex-ante tracking error cijfers zijn maxima; in de praktijk liggen de feitelijke tracking error cijfers beduidend lager zoals blijkt uit de reguliere risicorapportages aan SPV. de spreiding van effecten ten opzichte van de benchmark Diverse mandaat/beleggingsrestricties waaronder de maximale afwijking in duration voor vastrentende waarden ten opzichte van de benchmaric en de minimale credit rating voor vastrentende waarden (zijnde 'investment grade'), alsmede de additionele voorwaarden waaronder er een lager minimum kan gelden indien er gebruik wordt gemaakt van creditfondsen of -pools het gebruik van derivaten voor aandelen, obligaties en valuta en balansmanagement
•
de specifieke beleggingspools waarin mag worden belegd, inclusief de beschrijving van de stijl/strategie en of actief of passief wordt belegd
•
securities lending: het uitlenen van effecten (securities lending) is niet toegestaan voor de SAVB beleggingspools. Dit laat onveriet dat binnen de indexvolgende fondsen van BiackRock (momenteel ca. 11% van hettotale vermogen) securities lending kan plaatsvinden verantwoord beleggen: voor de aandelenportefeuilles Europa en de VS wordt een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid gevoerd. Dit beleid bestaat uit engagement (het aangaan van de dialoog met ondernemingen), corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en tot slot het uitsluiten van producenten van controversiële wapens. De beleggingsfondsen van SAVB waarin SPV belegt zijn in overeenstemming met de uitsluitinglijst van 'verboden' ondernemingen van de AFM. De ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie danwel landmijnen zijn uitgesloten van belegging. SPV sluit al jaren controversiële wapens uit als onderdeel van het Verantwoord Beleggen beleid. Een uitzondering op het veriDod op dustennunitie en landmijnen wordt gemaakt voor 'indextrackers' wanneer de betreffende index voor minder dan 5% belegd vermogen bestaat uit beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie en landmijnen. De indices van de indextrackers van BiackRock waarin SPV belegt hebben niet meer dan 5% in ondernemingen die betrokken zijn bij clustermunitie danwel landmijnen. Daarmee voldoet SPV aan de AFM vereisten voor controversiële wapens.
•
Liquiditeitsanaiyse SPV heeft beleid vastgesteld ter beheersing van het liquiditeitsrisico door middel van het opnemen van concrete afspraken in de beleggingsrichtlijnen. Door middel van stress tests wordt inzicht gegeven in het liquiditeitsrisico. Deze geven inzicht in de mate waarin de portefeuille over voldoende liquiditeit beschikt om marictschokken op te vangen. Indien het pensioenfonds niet slaagt voor de stress tests volgt advies vanuit de (Fiduciair) Beheerder. De beschrijving van de stress tests en het proces van de uitvoering zijn vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen. Dynamische Asset Aiiocatie SPV heeft een DAA beleid, waarbij afwijkingen van de floating benchmark gewichten (zie hierna bij het ondera/erp 'Benchmaric') zijn toegestaan op de benchmark categorieën. De ruimte voor afwijkingen is gelijk
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
19
aan +/-2,0%-punten ten opzichte van de floating benchmark gewichten waarbij ondenwegingen niet mogen leiden tot een negatieve weging. Voor afwijkingen groter dan 2,0% wordt door SAVB eerst een advies uitgebracht aan SPV. Pas na goedkeuring van SPV kunnen afwijkingen groter dan 2,0%-punten worden doorgevoerd tot een maximum van 5,0%. De bandbreedte is hierbij uitgedrukt als percentage van de totale beleggingen inclusief LOF. Posities kunnen zowel door middel van fysieke beleggingen als door middel van derivaten (futures) worden ingenomen. Debetstanden zijn enkel toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. Toelichting op het beleggingsbeleid De valutaverdeling wordt volledig weergegeven in de beleggingsrichtlijnen, waaruit volgt dat de weging van de euro voorde gehele portefeuille exclusief aandelen Europa minimaal 58% bedraagt. Inclusief aandelen Europa en high yield obligaties (waarbij het valutarisico binnen de pool voor 100% wordt afgedekt naar de euro) komt deze weging nog op een hoger niveau. Daarnaast wordt zoals aangeven bij paragraaf 6.1 het valutarisico van de vier hoofdvaluta's voor 75% afgedekt middels een overiay. Uit de verdeling over de diverse regio's in combinatie met de strategische weging, bandbreedtes en de afgesproken benchmark volgt automatisch de mogelijke verdeling over het overige gedeelte van de portefeuille. De portefeuille is echter gerelateerd aan de benchmark en zal derhalve deze in hoge mate weerspiegelen. De beleggingsstijl van de vermogensbeheerder kan worden omschreven als: "Licht actief'. Dit betekent dat er een actief beleid wordt gevoerd inzake vermogensbeheer, maar dat de afwijkingen ten opzichte van de benchmark beperkt zijn (een lage tracking error), om de risico's te bepericen. Zie ook de toelichting hiervoor Het pensioenfonds geeft in de richtlijnen een breed samengestelde benchmaric mee, waardoor het risico van fixatie van een bepaald gewicht in een bepaalde sector wordt voorkomen. Hierdoorwerden de specifieke risico's geminimaliseerd. Uitgangspunt bij het meegeven van deze benchmark is de relatie van de portefeuille aan de marktweging. Voor de vastrentende waarden pool wordt sinds 1 februari 2012 uitgegaan van een 75% weging voor kernlanden en 25% niet-kernlanden. De weging van de landen in deze benchmaric is bovendien niet langer schuldgewogen maar BBP gewogen. Beleggingsrichtlijnen SPV De beleggingsrichtlijnen vormen de schriftelijke vastlegging van de afspraken tussen SPV en de Beheerder. Deze richtlijnen worden vastgesteld door het bestuur en kunnen door het bestuur worden herzien. Risico
Het risiconiveau dient, gegeven de rendementsdoelstelling van het pensioenfonds zo laag mogelijk te zijn, door spreiding over beleggingssectoren beheersing risiconiveau nadruk op behoud van vermogen en stabiele groei en minder op korte termijn vermogenswinsten. Het percentage van de beleggingen dient per categorie te allen tijde binnen de hierboven genoemde bandbreedtes te zijn. Indien de bandbreedte door koersfluctuaties worden overschreden dient de vennogensbeheerder dit onvera/ijld te melden aan de voorzitter van het bestuur. Gemaakte afspraken zullen vervolgens door de vermogensbeheerder schriftelijk worden vastgelegd en worden gecommuniceerd aan het bestuur
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Omzet
Transacties in de portefeuille dienen gerechtvaardigd te zijn vanuit het streven om het beleggingsresultaat voor het pensioenfonds te optimaliseren. Omdat transactiekosten een vermindering van het vermogen bewerkstelligen en tevens gereflecteerd worden in het beleggingsresultaat, zal de omzet op het laagste niveau worden gehouden in relatie tot het implementeren van de te volgen strategie.
Algemene
De beheerder zal niet zonder schriftelijke toestemming van het Bestuur
Beperkingen
-
Valuta
20
aangaan van short sales of gelijkwaardige transacties belenen of belasten van vermogen, aangaan van securities lending (zie hiervoor bij paragraaf 6.3) programma's of activiteiten die op een andere wijze het vermogen belasten. aangaan van rechtstreekse belangen in de organisatie van de beheerder Participatie in een door de beheerder beheerd beleggingsfonds is toegestaan. Posities in buitenlandse valuta, anders dan in relatie tot beleggingen in daartoe in
aanmerking komende categorieën en regio's zijn niet toegestaan. Aandelen
De beheerder is bevoegd te beleggen in een gediversifieerde portefeuille van aandelen. Zie verder de beleggingsrichtlijnen bij de verschillende aandelen mandaten.
Vastrentende waarden
De beheerder is bevoegd te beleggen in een gediversifieerde portefeuille van vastrentende waarden, bestaande uit obligaties, onderhandse leningen en kortlopende rente-instrumenten, van de volgende uitgevende instellingen: overheden of instellingen waarvan de leningen gegarandeerd zijn door de overheid overige instellingen met een rating van minimaal BBB of een gelijkwaardige kwaliteit voor zover van toepassing. Het voorgaande geldt niet voor high yield obligaties, obligaties van opkomende landen (EMD) en hypotheken. Zie voor een uitgebreide toelichting de beleggingsrichtlijnen van de onderiiggende managers of beleggingsfondsen.
Duration
De effectieve duration van de totale door de beheerder beheerde portefeuille, berekend bij rentestanden van het moment, dient binnen de range te vallen van plus of min 20%, met een maximum van 1 jaar, van het geschatte marktgemiddelde.
Onroerend goed
De beheerder zal niet overgaan tot aankoop of participatie in fysieke onroerend goed projecten (anders dan middels vastgoed beleggingsfondsen).
Derivaten
Het is de beheerder toegestaan transacties in derivaten te verrichten met betrekking tot aandelen, obligaties en valuta en balansmanagement. Het is de beheerder uitsluitend toegestaan posities aan te gaan in opties, futures en tennijncontracten. Transacties in over-the-counter instrumenten zijn alleen toegestaan indien de
21
stiehting Pensioenfonds: voor Verloskundigen
tegenpartij tenminste een rating heeft van A. Het volgende dient in acht te worden genomen: -• Benchmark
Derivaten mogen worden gebruikt als defensief instrument. Derivaten mogen worden gebruikt voor het behalen van extra rendement, Het ongedekt schrijven van opties is niet toegestaan Het schrijven van put-opties is niet toegestaan Dérivateri rnogen worden gebruikt orn de duration aan te passen Derivaten mogen nletworden gebruikt om leverage te creëren
Binnen de gestélde richtlijnen streeft de vermogensbeheerder döor middel van een actief beleid naar een optimaal rendement. Het behaalde rendement zal worden : vergeleken met de onderstaande benchmaric die de strategische vermogensverdeling op lange termijn weerspiegelt
De portefeuille wordt in 2014 volgens onderstaande berKJin^rks aangestuurd: Benchmark normportefeuille Aandelen Bjnopa Aandelen Vetangde Staten A a i d ^ Opliormnde Mailiten Aandelen Japan lAaidelen Totaal InvEstnent (Brade Euro ind. LOF : Actief nifflKlaM : Passief mandaat (particliaties LOF) Hig}ir»td ObligaSes Oi^omende Ul3Ma\ - HC Obligaties Opkomende Maikten - LC Hvpottffikai lObligafies TcAaat
01-apr.13 : 11-0% 5.5% 5.5% 1.3% 23.3%
01-apr-14 Index*: 9.5% 7.0% 5.5% 1.3% 23.3%|
• 47.2% 472%-LOF
45.2% 'tö.2%-LOF; itxixx € ctistomizEd so\renEsgn (75-25) & non-sovaeign Cu^ontEed bendimark : 7.0% BOA/Menffi Lynch Giob^ A!dn4%3nccai H i ^ Yiëd Euró hedged index 2.0% JFM E m Global Diverged Euro hedged 3.0% JPM GBI - Emerging Markets Diversriisd Composite 6-5% Bardays Customized Swap Index 4-6 years 63.7%|
7-0% 2.0% 3.0% 5.0% 64.2%
Direct V^bjoed Nedefland** IVastqoed Totaal
5.0% 5.0%
5.0% 5.0%|
Grondstoffen {Altematieve Bejemnaen Totaal
6.5% 6.5%
7.0% 7.0%|
üquHtteit^ jUouUteitai Totaal
1.0% : i.0%
1.0% 1.0%l
jTotaal
100.0%
100.0%|
* alle indces zijn op basis van Total RuSum. Bij aandelenindices worden netto cfivit^tden herbele^ ( r ^ TR) "XKrect Vastgoed vwadt t d nader orde ni^ gerebalanced ! *•* ii^m^daum benctim^ S&P GSa excess return ••• Eonia per 1: april 2014 aarsluitend rnet de overgang van liet belegpngsbeield, daar«x>r S&P GSatotalreturn index implerr^taüe yindt pas plaats na explid^e goedkeuring van het bestuur
De toegestane bandbreedtes voor de hiervoor genoemde normportefeuiile gewichten zijn als volgt: +/- 5%-punten ;+/-5%-punten +/-5%-punten +/-3%-punten +/-5% punten
Aandelen (op regelniveau en totaal) Obligaties:inclusief hypotheken (op regelniveau en totaal) Vastgoed Grondstoffen Liquiditeiten
Waarbij de bandbreedtes; rpndom de beleggingscategorieën symmetrisch zijn verdeeld en geen negatieve gewichten zijn toegestaan. In verband met een lage liqüiditeit in de beleggingscategorieën Direct Vastgoed
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
22
Nederiand en Hypotheken kunnen deze categorieën op de korte termijn onder- en/of overwegingen vertonen. Deze worden bij de liquide beleggingscategorieën gecompenseerd. 6.4. Resultaatsevaluatie Het beleggingsresultaat (performance) wordt op dagbasis gemeten conform de Global Investment , Performance Standards (GIPS) en per maand gerapporteerd vanuit het systeem Simcorp Dimension van de Vermogensbeheerder. De performance van de verschillende beleggingscategorieën en van de onderiiggende mandaten wordt over voortschrijdende periodes vergeleken met vooraf vastgestelde en in de beleggingsrichtlijnen opgenomen benchmarics en aspiratieniveaus. In de kwartaalrapportages van SAVB wordt een toelichting gegeven bij de behaalde performance van de managers en wordt middels een 'stoplichten' methodiek een oordeel gegeven over alle managers. Indien een manager niet voldoet aan de perfonnance doelstellingen kan SAVB besluiten een andere manager aan te stellen, hiertoe zal een adviesnotitie worden voorgelegd aan het bestuur. Uit de kwartaalrapportages van SAVB dient te blijken of de gelopen beleggingsrisico's vallen binnen de restricties die hieraan zijn gesteld. Het bestuur is belast met bovenstaande resultaatsevaluatie. SAVB rapporteert aan het bestuur van SPV de bovenstaande resultaatevaluatie, nadat dit besproken is met de beleggingscommissie. 6.5. Waarderingsgrondslag De waardering van de beleggingen op de balans geschiedt op marictwaarde.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
23
7. BELEID MET BETREKKING TOT INKOOPTARIEVEN/PREMIESTELLING 7.1. Inkooptarieven De door de deelnemers ter beschikking gestelde premie wordt aangewend voor de inkoop van levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen alsmede de risicopremies voor arbeidsongeschiktheid en overiijden. De hoogte van de jaariijks ingekochte en verzekerde pensioenen wordt bepaald met door het bestuur vastgestelde inkooptarieven, die afhangen van de leeftijd van de deelnemer in dat jaar De door het bestuur vastgestelde inkooptarieven worden gebaseerd op de volgende onderdelen: • De actuarieel benodigde koopsom ter dekking van de jaariijkse inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen, rekening houdend met over deze inkoop in de toekomst te verlenen toeslagen van 3% per jaar; •
•
De actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van het bij overiijden van de deelnemer nog niet opgebouwde partnerpensioen, rekening houdend met over dit nog niet opgebouwde partnerpensioen in de toekomst te verienen toeslagen van 3% per jaar; Een inhouding van 3% op de beschikbare premie ter dekking van de reglementaire premievrijstelling bij blijvende algehele arbeidsongeschiktheid;
•
Een inhouding van 11% op de beschikbare premie ter dekking van jaariijkse administratiekosten;
•
Een inhouding van 0,5% op de beschikbare premie ter dekking van het wezenpensioen.
Aan de berekening van de inkooptarieven liggen de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen ten grondslag, voorzover afwijkend van de grondslagen die zijn opgenomen in hoofdstuk 5: • • •
Rekenrente: 4% De inkoopfactoren worden sexeneutraal vastgesteld op basis van een veronderstelde verhouding van 100% vrouw, 0% man Overievingstafels: - Vrouwen: overievingskansen 2014 (voor inkooptarieven 2014) uit Prognosetafels 2012-2062 met ervaringssterfte op basis van Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012 - Mannen: overievingskansen 2014 (voor inkooptarieven 2014) uit Prognosetafels 2012-2062 met ervaringssterite op basis van Towers Watson Ervaringssterfte 2012. Deze overievingskansen laten de vera/achte verbetering van de levensvera/achting buiten beschouwing.
Indien het pensioenfonds zich in de situatie van een dekkingstekort bevindt worden de inkooptarieven zonodig veriaagd zodat aan de premiedekkingsgraadeis wordt voldaan. Bij een reservetekort worden de inkooptarieven indien nodig veriaagd zodat het pensioenfonds op de einddatum van het langetermijnherstelplan (15 jaar na ingangsdatum van het herstelplan) uit de situatie van reservetekort is. De jaariijkse vaststelling van de inkooptarieven dient ruim voorafgaande aan het nieuwe jaar plaats te vinden in verband met de administratieve vera/erking en uitvoering van het pensioenregeling door de administrateur van het pensioenfonds. Om deze reden wordt een eventuele aanpassing van de inkooptarieven als gevolg van de premiedekkingsgraadeis of het langetermijnherstelplan gebaseerd op de rentetermijnstructuur per 30 september voorafgaand aan hetjaar In het geval van een dergelijke veriaging als gevolg van de premiedekkingsgraadeis of het langetermijnherstelplan worden de inkooptarieven voor alle leeftijden met een gelijk percentage veriaagd. Bij
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
24
de vaststelling van de eventuele verlaging wordt de korting niet verwerkt op de inkoopfactoren van het risicopartnerpensioen. 7.2. Kostendekkende premie Op basis van artikel 123 van de Wvb is het pensioenfonds verplicht om jaariijks een kostendekkende premie vast te stellen. De berekeningswijze van deze kostendekkende premie is wettelijk voorgeschreven. De actuarieel kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: • de actuarieel benodigde premie ter dekking van de jaariijkse inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen, rekening houdend met de over deze inkoop in de toekomst te verlenen onvoora/aardelijke toeslagen van 2% per jaar; •
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van het bij overiijden van de deelnemer nog niet opgebouwde partnerpensioen, rekening houdend met de over dit nog niet opgebouwde partnerpensioen in de toekomst te verienen onvoonwaardelijke toeslagen van 2% per jaar;
•
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van de reglementaire premievrijstelling bij blijvende algehele arbeidsongeschiktheid;
•
de benodigde opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag). Deze opslag wordt berekend over de hiervoor bedoelde actuarieel benodigde premie,risicopremiesen de opslag voor toekomstige administratiekosten van ingegane pensioenen; • de benodigde opslag ter dekking van de jaariijkse administratiekosten. Bij de vaststelling van deze opslag wordt rekening gehouden met hetgeen jaariijks uit de voorziening voor toekomstige kosten vrijvalt. Voor de berekening van de kostendekkende premie voor het boekjaar wordt uitgegaan van dezelfde grondslagen (inclusief de rentevoet) als die waarmee de technische voorzieningen per 31 december van het voorgaand boekjaar zijn vastgesteld. Daarnaast wordt de procentuele solvabiliteitsopslag in de kostendekkende premie in principe gebaseerd op de vereiste dekkingsgraad (het vereist vermogen uitgedrukt als percentage van de technische voorzieningen) per 31 december van het voorgaand boekjaar. De kostendekkende premie wordt op grond van artikel 125 van de Wvb jaariijks vermeld in de jaarrekening en het jaan/erslag van SPV. 7.3. Gedempte kostendekkende premie Op grond van artikel 123, lid 2 van de Wvb kan de kostendekkende premie worden gedempt. De beoordeling of de feitelijke premie die het fonds ontvangt toereikend is, vindt dan plaats ten opzichte van deze gedempte kostendekkende premie. Voorde berekening van de gedempte kostendekkende premie wordt niet uitgegaan van de rentetemijnstructuur per 31 december van het voorgaand boekjaar, maar van een gedempte rentevoet, die in principe van jaar op jaar constant is. SPV maakt gebruik van deze mogelijkheid en hanteert hierbij een vaste rekenrente van 4%. Dit percentage ligt onder het verwachte beleggingsrendement van SPV. De gedempte kostendekkende premie wordt op grond van artikel 125 van de Wvb jaarlijks vermeld in de jaarrekening en het jaarverslag van SPV. De gedempte kostendekkende premie wordt na afloop van het boekjaar vastgesteld.
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
25
7.4. Feitelijke premie De feitelijke premie is gelijk aan 12,1% van de pensioengrondslag. Het totale bedrag aan door SPV ontvangen feitelijke premie dient op grond van artikel 125 van de Wvb in dejaarrekening en het jaarverslag van SPV te worden vermeld. Het beleid van SPV is er op gericht om de inkooptarieven dusdanig vast te stellen dat de feitelijke premie in enig jaar hoger is dan de gedempte kostendekkende premie.
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
26
8. TOESLAGBELEID 8.1. Onvoonwaardelijke toeslagbeleid Op grond van het gestelde in artikel 19 lid 4 van het pensioenreglement worden de opgebouwde en ingegane pensioenen jaariijks met een onvoora/aardelijke toeslag van 2% verhoogd. De opgebouwde en ingegane pensioenen van de gewezen deelnemers die per 31 december 2003 reeds inactief waren (de garantiegroep), worden jaariijks met een onvoora/aardelijke toeslag van 2,5% verhoogd. 8.2. Voorwaardelijke toeslagbeleid Afhankelijk van de financiële positie van SPV kan het bestuur een extra toeslag verienen. Het beleid met betrekking tot het verienen van extra toeslagen is voora/aardelijk en er wordt door SPV geen bestemmingsreserve gevormd ten behoeve van het voonwaardelijke toeslagbeleid. Extra toeslagen worden uit de algemene reserve gefinancierd, indien en voorzover de algemene reserve daartoe naar het oordeel van het bestuur toereikend is. Leidraad voorhet voorwaardeiijke toesiagbeleid Het bestuur hanteert voor het voora/aardelijke toeslagbeleid de volgende leidraad: •
Geen extra toeslag, indien en zolang de algemene reserve uitgedrukt in de technische voorzieningen 20% of minder bedraagt;
•
Een extra toeslag van 1%-punt, indien en zolang de algemene reserve uitgedrukt in de technische voorzieningen tussen 20% en 50% bedraagt;
•
Een extra toeslag van meer dan 1 %-punt. Indien en zolang de algemene reserve uitgedrukt in de technische voorzieningen 50% of meer bedraagt.
Voor de garantiegroep wordt de voora/aardelijke toeslag bovenop de onvoonwaardelijke toeslag van 2,5% als volgt afgeleid van bovenstaande extra toeslag: •
Indien een extra toeslag van meer dan 0,5%-punt wordt verieend, wordt de voora/aardelijke toeslag voor de garantiegroep 0,5%-punt lager vastgesteld dan de extra toeslag. In dat geval is de totale toeslag (de som van de onvoonwaardelijke en de voora/aardelijke toeslag) voor de garantiegroep gelijk aan de totale toeslag voor de niet-garantiegroep.
•
Indien een extra toeslag van minder dan 0,5%-punt wordt verieend, bedraagt de voonwaardelijke toeslag voor de garantiegroep 0%. In dat geval bedraagt de totale toeslag voor de garantiegroep 2,5%.
Uitsluitend ter beoordeling aan het bestuur kan het bestuur op enig moment besluiten om van de leidraad af te wijken of om een andere leidraad voor het voora/aardelijke toeslagbeleid te gaan hanteren. Het bestuur hanteert in beginsel 30 september als jaariijkse peildatum voor het voora/aardelijk toeslagbeleid.
Stiehting Pensioenfonds voor Verioskundigen
27
9. VEREIST EIGEN VERMOGEN EN STURINGSMIDDELEN 9.1. Vereist eigen vermogen en minimaal vereist eigen vermogen Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 127 van de Wvb worden rekenregels toegepast zoals deze zijn venwoord in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. De evenwichtssituatie van SPV is gedefinieerd als de financiële positie waarin de algemene reserve precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen. In de evenwichtssituatie wordt met een zekerheid van 97V2% voorkomen dat het belegd vermogen binnen een periode van één jaar lager uitkomt dan de technische voorzieningen. Op basis van het in hoofdstuk 6 weergegeven strategische beleggingsbeleid van SPV bedraagt het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie ongeveer 15% van de technische voorzieningen. Het minimaal vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 126 van de Wvb bedraagt ongeveer 5% van de technische voorzieningen. Indien de algemene reserve lager uitkomt dan het minimaal vereist eigen vermogen en/of het vereist eigen vermogen is er sprake van een dekkingstekort en/of een reservetekort. Indien het bestuur voorziet of redelijkera/ijs kan voorzien dat SPV in een situatie van dekkingstekort en/of een reservetekort komt of gaat komen, zal het bestuur een concreet en haalbaar kortetermijnherstelplan en/of langetermijnherstelplan indienen bij DNB. In dit herstelplan, als bedoeld in artikel 133 van de Wvb, wordt door het bestuur aangegeven op welke wijze SPV naar venwachting binnen de wettelijke termijn uit de situatie van dekkingstekort en/of reservetekort zal komen. 9.2. Beleggingsbeleid Uit hoofdstuk 6 blijkt dat het strategische beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie wordt afgestemd op de verplichtingen van SPV. Door het strategische beleggingsbeleid in beginsel om de drie jaar te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in derisicoperceptievan het bestuur van SPV. 9.3. Toeslagbeleid In hoofdstuk 8 is het toeslagbeleid van het bestuur toegelicht Het toeslagbeleid is er op gericht om te allen tijde de onvoora/aardelijke toeslag van 2%-punt respectievelijk 2,5%-punt per jaar te kunnen honoreren. Voor het voora/aardelijke toeslagbeleid hanteert het bestuurde in hoofdstuk 8 genoemde leidraad. Daarbij is echter aangegeven, dat het bestuur volledige vrijheid heeft om van de leidraad voor de toekenning van extra toeslagen afte wijken of om een andere leidraad te gaan hanteren. 9.4. Premiebeleid In hoofdstuk 7 is het beleid van het bestuur met betrekking tot de inkooptarieven en de premiestelling toegelicht. Het bestuur stelt de hoogte van de inkooptarieven jaarlijks vast Het bestuur houdt bij de vaststelling van de inkooptarieven rekening met de hoogte van gedempte kostendekkende premie in relatie tot de feitelijke premie. Indien het pensioenfonds zich in de situatie van een dekkingstekort bevindt worden de inkooptarieven zonodig veriaagd zodat aan de premiedekkingsgraadeis wordt voldaan. Bij een reservetekort worden de inkooptarieven indien nodig veriaagd zodat het pensioenfonds op de einddatum van het langetermijnherstelplan (15 jaar na ingangsdatum van het herstelplan) uit de situatie van reservetekort is. 9.5. Noodclausule Op grond van het gestelde in artikel 24, lid 1 van het pensioenreglement kan het bestuur als uiterste maatregel de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten in het fonds verminderen, indien het
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
28
pensioenfonds niet in staat is binnen redelijke termijn over een toereikend eigen vennogen te beschikken en alle overige sturingsmiddelen zijn ingezet. Het bestuur zal uiteriijk tot deze noodmaatregel overgaan indien de dekkingsgraad drie kalenderjaren na de begindatum van het kortetennijnherstelplan lager uitkomt dan het minimaal vereiste niveau. De opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten zullen daarbij worden veriaagd naar een zodanig niveau dat de dekkingsgraad direct na de veriaging precies gelijk is aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Indien er daarna weer voldoende vertaetering van de financiële positie optreedt, besluit het bestuur op dat moment in hoeverre de financiële positie het mogelijk maakt om de in voorgaande jaren toegepaste veriagingen ongedaan te maken en neemt het eveneens een besluit over de wijze waarop deze veriagingen over voorgaande jaren ongedaan gemaakt zullen worden. Hierbij zal in ieder geval gelden dat het ongedaan maken van de in voorgaande jaren toegepaste veriagingen ten hoogste met een terugwerkende kracht van 5 jaar zal geschieden. Met deze noodmaatregel wordt voldaan aan het gestelde in artikel 135 van de Wvb met betrekking tot een kortetermijnherstelplan. Bij het eventueel toepassen van de noodmaatregel zal het bestuur op evenwichtige wijze invulling geven aan de belangen van alle (gewezen) deelnemers in het fonds. 9.6. Continuïteitsanalyse Periodiek maar minimaal eens in de drie jaar zal aan de hand van een ALM-studie/continuïteitsanalyse het hier beschreven beleid worden getoetst. Aan de hand van de uitkomsten zal onder meer worden beoordeeld ofde risico's zich nog binnen aanvaardbare grenzen bevinden, de sturingsmiddelen nog voldoende kracht hebben en de ambitie van SPV met betrekking tot het voora/aardelijke toeslagbeleid nog realiseerbaar is. Indien de uitkomsten van de analyse daartoe aanleiding geven zal het beleid worden aangepast. De bij de continuïteitsanalyse te hanteren veronderstellingen ten aanzien van beleggingsopbrengsten, inkomens- en prijsontwikkeling et cetera (parameters) zullen voorafgaand aan de analyse door het bestuur worden vastgesteld op basis van de dan geldende inzichten. Daarbij zullen de op dat moment geldende wettelijke richtlijnen met betrekking tot de parameters (thans vastgelegd in het Besluit Financieel Toetsingskader) in acht worden genomen. De volgende reguliere ALM-studie/continuïteitsanalyse wordt in 2015 uitgevoerd.
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 1 Selectie- en monitoringproces vermogensbeheerders
29
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
30
Het selectie- en monitoringproces van vermogensbeheerders door SAVB voor SPV heeft de volgende uitgangspunten: O O
Maatwerk dat kostenefficiënt voor het vermogensbeheer wordt geïmplementeerd Solide selectie en monitoring proces
O
Transparant: verantwoording afleggen over gemaakte keuzes
Het proces kent 7 stappen: 1. Doeisteiiing en randvoonvaarden In de portefeuilleconstructie wordt het door ALM ingegeven risicobudget verfijnd tot de strategische portefeuille. De strategische portefeuille wordt opgebouwd uit de bèta-allocatie (marktrisico) en het actieve risicobudget Gegeven dit risicobudget en rekening houdend met de wensen en randvoonwaarden van SPV (waaronder bijvoorbeeld de 'investment beliefs') wordt een op maat gesneden portefeuille van vermogensbeheerders voorgesteld. 2. Sourcing (manager identificatie) Via verschillende bronnen wordt inzicht verkregen in het universum van beschikbare vermogensbeheerders (managers): O O O
Eigen netwerk: meer dan 100 meetings met potentiële vermogensbeheerders per jaar Databases: eVestments voor aandelen en vastrentende waarden Gespecialiseerde consultants: Russell, Mercer en Towers Watson
3. Screening (samenstellen 'longlist')) Aan de hand van het selectieproces wordt het universum gefilterd wat resulteert in een zogenoemde 'long list. In deze fase ligt de nadruk op kwantitatieve screening: O O O
Performance en Risico meting over marktomstandigheden Performance en risico attributie Stijlconsistentie over een lange periode
een
lange
O
Assets under Management in verhouding tot het product
periode
en
onder
verschillende
4. Fundamentele analyse (reductie tot 'shortlist') Alle vermogensbeheerders op de researchiijst ontvangen een uitgebreide vragenlijst (RfP). Op basis van de RfP en aanvullende infomiatie wordt elke manager (kwalitatief) beoordeeld op verschillende criteria, tussen haakjes staan de wegingsfactoren: O O
Organisatie (waaronder het beloningsbeleid) Filosofie en proces i
(15%) (35%)
O
Personeel
(25%)
O O
Performance (incl. peergroup vergelijking) Risicomanagement
(15%) (10%)
Filosofie en proces samen met Personeel vormen hierbij het hart van toekomstige extra rendementen. Organisatie en Risicomanagement zijn belangrijke randvoonwaarden die ervoor moeten zorgen dat het team en het proces in staat blijven om perfomiance te behalen. Historische perfomiance wordt geanalyseerd om een oordeel te kunnen vellen in hoeverre de manager in staat is geweest om te doen wat hij zegt dat hij doet. Dit laatste ook vergeleken met een representatieve 'peergroup'.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
31
Het beoordelen van de RfP's gebeurt door twee personen die onaftiankelijk van elkaar de RfP's beoordelen op basis van vooraf vastgestelde criteria en scoringsmethodiek. De kwantitatieve analyse uit stap 3 wordt gecombineerd met de kwalitatieve analyse en leidt tot een score per vermogensbeheerders (1 matig tot en met 5 uitstekend) op elk van de boven genoemde onderdelen. Op basis van deze scores wordt een lijst van vermogensbeheerders samengesteld die aan een grondig due diligence onderzoek worden ondera/orpen: de zogenoemde 'short list. 5. Due diligence: keuze De vermogensbeheerders op de short list worden op locatie bezocht voor een due diligence onderzoek. Met verschillende afdelingen en directie worden gesprekken gevoerd. De analyses richten zich voornamelijk op consistentie met de antwoorden uit de RfP en tussen de verschillende afdelingen. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het risicomanagement De resultaten van de on-site bezoeken worden vastgelegd in een scoretabel met nadere toelichting. Op basis van alle beschikbare informatie wordt een definitieve vermogensbeheerder(s) keuze (selectie) voorgesteld. Alle stappen van dit proces worden vastgelegd. 6. Portefeuiiie constructie (Factseten Style Research) Op basis van de gemaakte keuze(s) onder punt 5 wordt een beleggingsportefeuille geconstrueerd, die voldoet aan de vooraf gestelde risico- rendementseisen. Deze optimalisatie vindt plaats op basis van zowel kwantitatieve factoren (bijv. wat betreft Infonnatie Ratio (IR), correlaties en stijl) als kwalitatieve factoren (procesdiversificatie, convictie en beheerfees (prijs/kwaliteitverhouding)). De uiteindelijke keuze wordt geformuleerd in eën advies aan SPV. Het advies wordt voordien uitgebreid besproken binnen het team Manager Selectie van SAVB. Het team toetst de bevindingen en aanbevelingen van de betrokken portefeuillemanagers. Dit advies zal vervolgens uitgebreid worden toegelicht en besproken in de beleggingscommissie, waarna een aanbeveling / finaal advies zal worden voorgelegd aan het bestuur Pas na een uitgebreide toelichting en goedkeuring door het bestuur zal tot implementatie worden overgegaan. Dit geldt overigens niet voor de multimanagerpool(s) van SAVB, waar de beheerder van de pool verantwoordelijk is voor vervanging en aanstelling van managers, al dan niet gedelegeerd aan het team Manager Selectie van SAVB. 7. liJionitoring vermogensbeheerders Continue diepgaande monitoring van vermogensbeheerders is noodzakelijk om tijdig de portefeuille bij te kunnen sturen. Concreet kan dit betekenen dat op basis van de monitoring het risicobudget anders moet worden verdeeld over de vermogensbeheerders of dat een vermogensbeheerder moet worden vervangen: Tijdens de monitoring vindt de beoordeling van de vermogensbeheerders plaats aan de hand van dezelfde kwantitatieve en kwalitatieve criteria zoals hiervoor toegelicht in het selectieproces. Het monitoring proces ziet er als volgt uit: O O
Dagelijkse toegang tot alle portefeuilleholdings en perfomiance meting (ex post). Maandelijkse analyse portefeuillekarakteristieken en 'in depth' performance en risico analyses (ex post).
O O
Op kwartaalbasis een review met de manager: on-site en bij SAVB (ex post en deels ex ante). Jaariijks: één keer per jaar voert een derde persoon uit het team Manager Selectie een review uit. Deze derde maakt een eigen analyse, inclusief peergroup-analyse, over deze manager
Opvallende zaken in de monitoring worden direct uitgezocht en besproken, indien noodzakelijk wordt ingegrepen en melding gemaakt aan SPV. Middels een 'stoplichten' methodiek wordt in de reguliere
Stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
32
kwartaalrapportage een oordeel gegeven over ieder manager en wordt een nadere toelichting gegeven door Manager Selectie SAVB. Voor de kwantitatieve monitoring wordt gebruik gemaakt van uitgebreide performance en portfolio analyse aan de hand van alle onderiiggende posities in de beleggingsportefeuilles van de managers. Hiervoor worden twee systemen gebruikt: O
O
Factset: geeft onder andere inzicht in de historische perfomiance, grootste portefeuilleholdings, sectorpositionering, fundamentele portefeuillekarakteristieken en tracking error bijdrages. Daarnaast kunnen ad-hoc rapportages en portefeuille analyses gemaakt worden. Style Research: wordt gebruikt voor diepgaande style analyses, zowel op snapshot basis als door de tijd. Hiermee wordt gemonitored of vermogensbeheerders consistent vasthouden aan het beleggingsproces en stijl.
Indien ongewenste risico's in de portefeuille worden gesignaleerd, worden maatregelen genomen om de portefeuille te beschermen. Afhankelijk van urgentie en de mate waarin ongewenste risico's zich manifesteren in de portefeuille wordt ingegrepen en afgestemd met SPV. In urgente gevallen zal de externe vermogensbeheerders direct van de portefeuille worden gehaald en worden alle risico's in de portefeuille geneutraliseerd in overieg met SPV.
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 2 Vaststelling MVEV en VEV
33
stiehting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 3 Financieel crisisplan
34