Deel II: intern recht I. Personen- en familierecht
Familierecht: o = de rechtsregels die de rechtspositie van de persoon als zodanig en in de relatie tot zijn echtgenoot en verwanten betreffen → niet in geldwaardeerbare rechten → vooral invloed canoniek recht en gewoonterecht o staat tegenover vermogensrecht → in geld waardeerbare rechten → vooral invloed RORE
A. Basisbegrippen → komen uit 19e E; in RORE en ME werden ze niet gebruikt zeer belangrijk: o Rechtssubject: elk wezen in wiens hoofde rechtsbelangen en verplichtingen bestaan o Rechtsobjecten: ding → geen rechten en plichten, MAAR: Rechtspersonen: entiteiten met rechten en plichten (door recht als mensen beschouwd) o Juridische persoonlijkheid: rechtsbekwaamheid + handelingsbekwaamheid rechtsbekwaamheid: de bekwaamheid om rechten te hebben → wordt bepaald door staat van de persoon handelingsbekwaamheid: de bekwaamheid om rechten uit te oefenen door het stellen van rechtshandelingen → wordt bepaald door geslacht, leeftijd, geestelijke of lichamelijke toestand o Rechtsfeiten: feiten waaraan recht bepaalde gevolgen hecht → rechtsgevolgen kunnen gewild of ongewild zijn Rechtshandeling: handeling die bepaalde juridische gevolgen heeft en die gesteld werd met oog op die gevolgen
B. Rechtsbekwaamheid Staat van een persoon = rechtspositie van een persoon als lid van de gemeenschap o bepaalt rechtsbekwaamheid van een persoon o nu: vrijheid en gelijkheid alle mensen vrij en gelijk in rechten o voor 1795 (Franse Revolutie dringt door bij ons) geen vrijheid en gelijkheid wel verschillen in rechtsbekwaamheid → sommige mensen hadden geen rechten of hadden er minder, terwijl anderen voorrechten hadden 1. Vrijen, slaven en horigen Slavernij bij Romeinen: o juridische betekenis slavernij: slaven zijn dingen, rechtsobjecten
1
juridische theorie is niet geheel houdbaar → in praktijk is slavernij genuanceerder; men kon niet ontkennen dat slaven mensen zijn opkomst beschermingsmaatregelen er waren voorstanders voor slavenrechten bv. men mag een slaaf niet zomaar doden Peculum = afgesplitst deel van het vermogen onder toezicht van een slaaf zodat die daarmee deel kon nemen aan economisch leven vrijlating van rechtsobject een rechtssubject maken van slaaf een mens maken heeft wel ander statuut dan iemand die vrij geboren is o Juridische is niet gelijk aan het sociale het is mogelijk dat men een slaaf is, maar toch een hoog sociaal aanzien geniet Horigheid in de ME o ontstaan omwille van feit dat de rechten van de slaven erop vooruit gingen en de rechten van de vrijen verminderden o horige = halfvrije geen slaaf want hij heeft rechten geen vrije want hij heeft niet alle rechten o Inperkingen vrijheid o.a. formiage (taks betalen voor het huwen van iemand uit andere heerlijkheid) mortemain (taks bij het overlijden van de horige) o Doorgeven statuut horige gebeurt altijd via de moeder → men is altijd zeker wie de moeder is o Verdwijnen horigheid in welvarende gebieden verdwijnt de horigheid omdat heren willen vermijden dat horigen wegvluchten uit hun gebied enkel in Land van Aalst blijft horigheid bestaan tot aan Franse Revolutie o juridische is niet gelijk aan het sociale het was mogelijk dat onvrije grote sociale status genoten bv. ministeriales dienstmannen die voor hun heer belangrijke functies vervulden velen waren ridders bepaalde families zijn zelfs tot de adel opgeklommen 2. Vreemdelingen en inboorlingen Vreemdelingen bij de Romeinen o Onderscheid tussen Romeinen en peregrini (vreemdelingen) o Voorrechten Romeinen connubium: recht om geldig huwelijk te sluiten volgens RORE commercium: recht om bepaalde rechtshandelingen te stellen die enkel Romeinen kunnen stellen o
2
ius civile geldt enkel voor Romeinen voor vreemdelingen gold hun eigen recht (personaliteitsbeginsel) → vreemdeling zijn rechtsbekwaam, maar hebben geen rechtsbekwaamheid o.g.v. RORE o ius gentium: tussen Romeinen en vreemdelingen of vreemdelingen onderling o Romeins burgerschap verkrijgen vrijlating naar ius civile verlening door overheid bv. bij soldaten → men moest 20 jaar in leger gediend hebben geboorte moeder Romeinse → kind Romein vader Romein + naar RORE gehuwd met Romeinse of vreemdelinge met connubium o soorten peregrini veel verschillen bevoorrecht: Latini oorspronkelijk: bewoners streek rond Rome → alle rechten zoals inwoners Rome, behalve ius honorum latini van de kolonies → geen ius honorum en geen connubium latini iuniani → vrijgelaten slaven → vallen niet onder ius civile, maar worden behandeld als latini uit de kolonies, maar dan zonder erfrecht gewone peregrini: van een bepaalde staat volkeren overwonnen door Romeinen die hun eigen recht mochten behouden gediscrimineerde peregrini: dediticii overwonnen volkeren die zich onvoorwaardelijk hebben overgegeven → enkel ius gentium van toepassing o Evaluatie Romeins systeem: vele soorten peregrini zorgde voor chaos, maar op lange termijn bevorderde het wel de integratie Na de Romeinen o Wie is vreemdeling? vreemdeling = niet- inboorling bepalen door: ius soli (recht van de bodem) → typisch voor immigratielanden o nationaliteit van geboorteplaats ius sanguinis (recht van het bloed) → typisch voor emigratielanden o burgerschap van zijn ouders, meestal vader voor Franse Revolutie: in principe ius soli → in bepaalde steden wel ius sanguinis 19e E: ius sanguinis via de vader o
3
veel betwistingen over nationaliteit omdat niet veel mensen konden stemmen door cijnskiesrecht en een paar stemmen verschil konden maken politiek belang 20e E o WOII: Amerikaanse/ Canadese soldaten met een Belgisch meisje → kind had geen nationaliteit ius sanguini via ouder → kinderen van Belgische moeder zijn ook Belg belangrijker worden ius soli: o negatief: kleinkinderen emigranten zijn niet van rechtswege Belg o positief: kinderen van immigranten zijn van rechtswege Belg Inboorling worden (burgerschap verkrijgen) Vroeger: steden: taks betalen, tijdje in de stad wonen en getrouwheidseed afleggen om burgerschap te verkrijgen naturalisatie: vorst verleent nationaliteit vorstendom → in Brabant onderscheid tussen gewone naturalisatie en brabantisatie (verleende alle rechten burgerschap) huwelijk voor vrouwen → verloren wel oorspronkelijke nationaliteit 19e E: zoals voordien (+ systeem Brabant overgenomen) 20e E: huwelijk: wie met Belg trouwde, kan nationaliteit krijgen → moet aanvragen, kan afgewezen worden invloed ius soli: keuzerecht o kind geboren in België kan gemakkelijk Belg worden naturalisatie: sterk versoepelen → 'snel- Belgwet': 3 jaar in België zijn + geïntegreerd of 7 jaar in België verblijven → 2012: strengere regels 2012: gewone vreemdelingen: → kort + strenger: 5 jaar + maatschapelijke integratie, economische participatie + taal van de streek kennen → lang + milder: 10 jaar + landstaal machtig + deelnemen aan leven in onthaalgemeenschap buitengewone sportlui, wetenschappers, kunstenaars: naturalisatie mogelijk Statuut vreemdeling soms positief moesten geen legerdienst vervullen bevoorrechte vreemdelingen → vreemde handelaars werden soms bevoorrecht: bepaalde taksen niet betalen en berecht door eigen rechtbanken
o
o
4
meestal negatief burgerlijk recht o algemene evolutie: → eerst was men horig → daarna: benadeling → gelijke behandeling door verdrag waarin staten bepaalden elkaars onderdanen niet te discrimineren → altijd gelijke behandeling o erfrecht → vooral hier benadeling: vreemdelingen niet bekwaam om te erven of te vererven niet vererven: aubaniteitsrecht → vreemdeling die stierf zonder erfgenamen na te laten in gebied van de heer, zijn goederen gaan naar de heer erven → vreemdeling kon niet erven van inboorling → door issuerecht: wel erven van inboorling mits betalen van taks beperkingen door F.R. afgeschaft → geen beperkingen in 19e E o procesrecht arrestatierecht: vreemdeling kon zonder rechterlijk bevel aangehouden worden + privépersonen mochten hen aanhouden en opsluiten collectieve aansprakelijkheid: vreemdeling was aansprakelijk voor betaling schulden van hun medeburgers borgstelling vreemdeling: vreemdeling die proces start, moest garantie geven dat hij kosten, schadevergoedingen zal betalen Sociaal recht o uitsluiting arbeidsmarkt o geen armensteun strafrecht o vooral discriminatie in de praktijk vaak wrede straffen voor vreemdelingen o uitlevering: aut dedere, aut judicare eigen onderdanen → vervolgen vreemdelingen → uitleveren publiekrecht o legerdienst: vroeger wel, nu niet → vanaf 19e E de gedachte dat eigen onderdanen beter voor hun land gingen vechten o openbare ambten:
5
voor F.R: volk wou geen vreemdelingen die openbare ambten bekleden, maar heren waren vaak zelf vreemdelingen die liever vertrouwelingen uit eigen streek aanstelden F.R: iedereen die idealen van de revolutie onderschreef, kon openbaar ambt vervullen Grondwet 1831: enkel Belgen kunnen openbare ambten vervullen stemrecht: sinds 2004 kunnen EU- onderdanen en andere vreemdelingen onder bepaalde voorwaarden stemrecht krijgen voor gemeenteraadsverkiezingen Belangrijkst: verblijfsrecht
o
o o
Verblijfsrecht voor Franse Revolutie principe: vreemdeling heeft geen recht om in een land te wonen en kan altijd uitgezet worden asielrecht = men kan in een Kerk niet gearresteerd worden Franse Revolutie positiever t.a.v. vreemdelingen 19e E groot belang nieuw asielrecht → politieke vluchtelingen kregen asielrecht weinig uitwijzingen 20e E: strakkere houding omwille van de vele migratiegolven Recent: asielproblemen (veel mensen willen naar België komen) zorgen voor verstrenging 2011: verstrenging voorwaarden gezinshereniging
C. Handelingsbekwaamheid
Handelingsbekwaamheid werd bepaald door o.a. leeftijd en geslacht o leeftijd is logisch o geslacht helemaal niet! Vrouwen = onbekwaam o voor ons ondenkbaar o maar anders in verleden o bewustwording daarvan door invloed feminisme op historici → vanaf jaren 60, 70 is er de tweede golf van het feminisme die aandacht besteedt aan de vrouw in het verleden Marie Popelin o was afgestudeerd als doctor in de rechten en wou advocate worden, maar ze werd niet toegelaten o startte een proces → in die periode geen belangrijk proces omdat de gemiddelde vrouw er niet van wakker lag o Vertekend beeld
6
van Marie Popelin zelf → gekend voor verliezen van proces → veel gerealiseerd tijdens de eerste golf van het feminisme; organiseerde het eerste vrouwencongres van haar medestanders → Isala van Diest, Isabelle Gatti de Gamond belang van deze zaak → het proces was in die periode niet zo belangrijk aangezien vrouwen daar niet echt belang aan hechtten belang van het recht → de enige reden waarom het recht vrouwen discrimineert, is omdat de onderliggende mentaliteit die opvatting heeft juridische discriminatie is minder belangrijk dan de mentaliteit waaruit ze voortkomt → in plaats van het recht te veranderen, moet men eerst de mentaliteit aanpassen cf. het ideaalbeeld van de moeder aan de haard Ook discriminatie door de natuur geen goede voorbehoedsmiddelen → seks zorgde voor grote kans op zwangerschap gevaren zwangerschap → 1/4 kans om in kraambed te overlijden Fysieke zwakte vrouwen → vroeger speelde fysieke kracht grote rol
o
1. De Vrouw geen eenvormig statuut vrouwen o dit werd bepaald door gewoonterecht → verschilde sterk naargelang gebied (kon zelfs verschillen per dorp) → ook nu nog verschillen per land o meestal benadeling uitzondering: meerderjarigheidsleeftijd meisjes werden theoretisch gezien meerderjarig op 12 jaar in de praktijk waren de maandstonden bepalend MAAR: relativeren → indien ze meerderjarig waren, konden ze uitgehuwelijkt worden o betere positie vrouwen in de steden o betere positie ongehuwde vrouw hadden keuze in klooster te gaan of in de prostitutie vele kozen voor huwelijk 1.a. Ongehuwde vrouw Bij de Romeinen o Onderscheid tussen sui iuris (eigen recht) <> aliene iuris → alieni iuris = staat onder pater familias (heeft patria potestas over haar) o sui iuris: vrouw staat niet onder pater familias of echtgenoot aanvankelijk nog niet handelingsbekwaam moet nog altijd onder man staan later: onder voogd
7
beter systeem: de voogd moet geen toestemming geven als de vrouw iets wil doen, hij moet enkel de handelingen stellen verdwijnt uiteindelijk ongehuwde vrouw handelingsbekwaam zoals een man Germanen en vroege ME o aanvankelijk: onbekwaam o na volksverhuizingen: bekwaam 5e E: mannen voeren veel oorlog, vechten veel en kunnen bijgevolg thuis niet veel doen → vrouwen krijgen bekwaamheid Verklaring: oorlog is goed voor vrouwen? → NEEN! Oorlog gaat altijd gepaard met verkrachting Late ME en moderne tijden o Er verschijnen allerlei beperkingen op handelingsbekwaamheid ongehuwde vrouw o Bijstand door een voogd, MAAR niet overal was geen algemeen fenomeen (bv. niet in Graafschap Vlaanderen) Soms op eigen verzoek van de vrouw → maar in welke mate was dat vrijwillig? bijstand is beperkt ter bescherming vrouw voogd moet geen toestemming verlenen; vrouw beslist zelf en alleen om bewust te maken van belang rechtshandeling (twee keer laten nadenken) vrouwen kennen niets van recht → haar helpen Teksten zijn niet altijd duidelijk optreden voogd vaak niet vermeld omdat het niet vereist is voor bewijsvoering o senatusconsultum velleianum Doel in RORE: bescherming vrouwen verbod om aansprakelijkheid op te lopen ten voordele van anderen → men stelde vast dat vrouwen zich te snel borg stelden vrouw die zich borg stelde, kon zich beroepen op senatusconsultum velleianum (is eigenlijk privilege) indien actio tegen hen werd ingesteld (was dus een exceptio) Bij ons: 12e E: opkomst ius commune en notaris → namen in akten op dat vrouw verzaakte aan sentusconsultum velleianum (hoewel niet bekend bij ons) → zo in gewoonterecht regel opgenomen: vrouwen mogen zich niet verbinden ten gunste van derden Niet hoe het bedoeld was:
8
RORE: vrouwen mogen zich verbinden ten voordele van derden, maar worden toch beschermd door senatusconsultum ius commune: vrouwen mogen zich geen borg stellen
Franse revolutie o beperkingen handelingsbekwaamheid verdwijnen o enkel voor privaatrecht vrouwen konden lenen erven en dus bijgevolg openbare functies uitoefenen door verdwijnen feodaliteit, is vrouw volledig onbekwaam om openbare functies te bekleden Conclusie 1: geen rechtlijnige evolutie, maar evolutie met vallen en opstaan → de Romeinen zijn progressief t.a.v. vrouwen, bij de Germanen gaan de vrouwenrechten opnieuw achteruit om weer vooruit te gaan en in de late ME weer een devalutie te kennen Conclusie 2: gehuwde vrouw: juridisch beter, MAAR: o maatschappelijk ideaal: gehuwde vrouw → maatschappij duwt vrouw richting huwelijk en kinderen o moeilijk om inkomen te verwerven → gaan dus toch huwen 1.b. De gehuwde vrouw Romeinen o aanvankelijk: onder manus vrouw die niet onder macht van pater familias staat, staat vaak onder macht van haar echtgenoot door huwelijk verandert niets: vrouw die trouwt blijft zelfde statuut behouden → sui blijft sui, alieni blijft alieni → man kan wel actio instellen om manus over vrouw te verkrijgen Indien vrouw weigert te trouwen met manus → na 1 jaar 'usus' verkrijgt man manus o verdwijnt al vlug trinocto abesse → als vrouw 3 nachten per jaar niet thuis is, wordt de termijn om manus te verkrijgen gestuit gehuwde vrouw = ongehuwde vrouw Van Germanen tot 1804 → geen grote verschillen, zelfde principes domineren gedurende deze hele periode o Maritale macht: man is heer en meester → houdt 3 elementen in verplichting tot gehoorzaamheid, anders: tuchtingsrecht indien vrouw haar man niet gehoorzaamd, mag hij haar slaan → vrouwenmishandeling is eigenlijk recht van de man
9
beperking: mag zijn vrouw niet doden → voor de rest is alles toegestaan achtergrond: vrouw was van de man verplichting tot samenwonen vrouw moet man volgen man kan zijn vrouw zelfs opsluiten als zij zijn huis verlaat, kan hij haar met geweld terughalen verplichting tot getrouwheid → 1 slippertje volstaat al om gestraft te worden, terwijl de man ontrouw mag zijn indien het niet al te publiek geweten is Relativering maritale macht: man heeft ook plichten t.a.v. de vrouw o moet in voorzien, haar eerbaar behandelen en trouw zijn → vrouw kan naar rechter stappen o maar plichten zijn lichter dan die van vrouw Wet ≠ praktijk rechtbanken o tuchtingsrecht is misschien wel recht van de man, maar in sommige gevallen gaat de rechtbank toch bestraffen Recht ≠ maatschappelijke realiteit o soms is er sociale druk om vrouw toch goed te behandelen (bv. familiale druk) Bekwaamheid gehuwde vrouw wel handelingsbekwaam niet handelingsbevoegd: husband and wife are one and the husband is that one als echtgenoot handelingsbekwaam is, kan optreden en echtgenoten geen tegengestelde belangen hebben, kan de vrouw geen rechtshandelingen stellen Uitzonderingen: gekke man, afwezige man, handelaarster (kan rechtshandelingen stellen, maar kan enkel handelaarster zijn met stilzwijgende toestemming van haar man), huishouden, tegengestelde belangen, testament, laster, strafrecht Macht over kinderen en goederen van het huwelijk meestal geen macht over de kinderen in Graafschap Vlaanderen wel → ouderlijke macht over kinderen goederen: geen niet over eigen goederen, niet over gemeenschappelijke goederen en niet over goederen van de man → zij blijven wel haar eigendom na overlijden man: rechten herleven → indien hij iets vervreemd heeft, kan zij haar zakelijke rechten op het goed nog laten gelden
o
o
10
→ vaak gesteund door familie omdat zij uiteindelijk deze goederen zullen erven Daarom: verzaking bij vervreemding tegen compensatie
Franse Revolutie o positief voor gehuwde vrouw o echter, geen burgerlijk wetboek de ontwerpen voorzagen wel in gelijkheid tussen man en vrouw o Vrouwenrechtenverklaring door Olympe de Gouges → in navolging van La déclaration des droits de l'homme et du citoyen → werd onthoofd Voor Napoleon: andere rechtstakken: o publiekrecht: uitsluiting vrouwen onlogisch: lenen → vrouwen konden lenen erven (kwamen wel als laatste) Lenen gingen gepaard met topposities (gravin, keizerin) → vrouw kon macht hebben over posities die zij zelf niet mocht uitoefenen o strafrecht vrouwenroof en verkrachting werden streng bestraft MAAR: tuchtingsrecht doodslag bij betrapping op heterdaad bestraffing overspel → werd 2 jaar in klooster opgesloten, indien de man toestemming gaf, werd ze vrijgelaten bestraffing kindermoord bestraffing hekserij o sociaal recht: uitsluiting van bepaalde beroepen vrouwen konden enkel beroepen uitoefenen indien ze lid waren van ambacht, maar enkel mannen konden lid worden o Bestraffing hekserij voor 80% vrouwen profiel: 50 + (lelijker) en arm → vrouwen die aan rand van de maatschappij staan Verklaring: divers, maar vooral asociaal gedrag verband met abortus → vroedvrouwen hielpen met abortus, soms ook als zwangerschap misliep Burgerlijk wetboek 1804 → Napoleon was een ramp voor de rechten van de vrouw o uitgangspunten van Napoleon: →Traditionele discriminatie van vrouwen versterkt door conservatieve opvattingen van Napoleon en zijn streven naar orde in de maatschappij vrouwenonrecht als element van orde echtgenoot/ vader als Napoleon van het gezin → elke man is een dictator binnen zijn gezin
11
maritale macht + tuchtingsrecht gehuwde vrouw is handelingsonbekwaam → kan enkel rechtshandelingen stellen na uitdrukkelijke en bijzondere machtiging van haar man handel drijven enkel na uitdrukkelijke toestemming discriminatie i.v.m. overspel → vrouw: 1x met een andere man zijn → man: aanhoudend met dezelfde vrouw die hij onderhoudt in zijn eigen woning Handelingsonbekwaamheid: o vrouw kan geen enkele rechtshandeling stellen → in principe kan ze zelfs geen brood kopen o uitweg: volmacht man kan vrouw volmacht geven, maar deze moet uitdrukkelijk en bijzonder (voor elke rechtshandeling) zijn o Nadelen: onhoudbaar vrouw moet voor elke uitgave van huishouden ofwel bijstand echtgenoot, ofwel schriftelijke toestemming hebben o Daarom: theorie huishoudelijk mandaat voor huishoudelijke aangelegenheden geacht stilzwijgend mandaat te hebben → lapmiddel Strafwetboek hekserij is verdwenen o wel bestraffing van abortus verschoningsgrond bij doodslag tuchtingsrecht staat niet in wet: is interne aangelegenheid van de familie → Napoleon vond dit heel vanzelfsprekend, was niet nodig om in wet te zetten bestraffing overspel mildere bestraffing verkrachting geen sanctie voor gedwongen prostitutie → volgens Napoleon bestaat dit niet Sociaal recht: interne aangelegenheid werkvloer publiekrecht: niets 19e E: Succes model Napoleon: verklaring wet van de stilte over vrouwenmishandeling en kindermishandeling sprak men niet, het kwam niet in de openbaarheid → kregen ook geen hulp geen degelijk onderwijs voor vrouwen gingen naar kloosterscholen
o
12
werden daar opgeleid om non te worden of moeder aan de haard Paradox: minder protest door afvijlen scherpe kantjes van handelingsonbekwaamheid → via het 'stilzwijgende' mandaat de facto macht over de kinderen → vrouwen voeden de kinderen op, dus het zijn in feite zij die de macht over de kinderen uitoefenen soms sympathie van rechters → er zijn rechters die proberen vrouwen te helpen indien een zaak van huiselijk geweld voor hen wordt gebracht De mislukking van Laurent Geen maritale macht handelingsbekwaamheid (zelfs voordeliger voor de vrouw) man en vrouw nemen alle beslissingen samen in het huishouden is het alleen de vrouw die de beslissingen neemt, indien de man niet akkord is, moet hij naar de rechtbank geen discriminatie bij overspel zowel voor man als voor vrouw is er vanaf de eerste keer sprake van overspel Verklaart zijn mislukking parlement vol met mannen Laurent ging zeer ver Mislukking van Poppelin Eerste vrouw met een diploma rechten → zij was lerares en schooldirectrice, maar nam ontslag om haar zieke broer te verzorgen → had tijd om rechten te studeren Probleem: toegang tot advocatuur werd geweigerd door Orde van Advocaten Proces bij Hof van Beroep te Brussel alle stukken zijn bewaard gebleven negatief advies O.M. → was sterk tegen: vrouw hoorde voor man en kinderen te zorgen Vonnis: in theorie bestaat een vonnis uit de feiten, waarop de wet wordt toegepast → feiten > wet > vonnis Hier: feiten worden beoordeeld op basis van vooroordelen en de wet dient als rechtvaardiging van de vooroordelen → feiten > vooroordelen > wet als rechtvaardiging cf. legal realism: wet dient om vooroordeel rechter goed te praten gevolg: men gaat rechters bestuderen, MAAR zij verzwijgen natuurlijk hun vooroordelen
o
o
13
→ zaak Poppelin is een uitzondering; toont hoe rechters echt werken en is daarom interessant Het had anders kunnen zijn Marie Poppelin was niet getrouwd en had geen kinderen, men had haar kunnen toelaten tot de advocatuur Belang: op zich beperkt, maar wel belangrijk voor de toekomst positief: Poppelin gaf de vrouwenbeweging een boost, bouwde deze uit negatief: ze heeft de zaak niet gewonnen o vrouwen gingen geen rechten studeren (konden toch beroep niet uitoefenen) → veel vrouwen studeerden farmacie o Conclusie: Napoleontisch model domineert nog einde 19e E Verwezenlijkingen eerste golf feminisme o Arbeidsrecht 1889: wetgeving op vrouwen- en kinderarbeid, MAAR beperkt (mijnen, jongeren) → reden waarom vrouwen niet meer in de mijnen mochten werken is omwille van de zedelijkheid. Het was daar altijd zeer warm, waardoor mannen en vrouwen hun kleren uitdeden. postnataal verlof werd niet betaald → men kon wel zwangerschapsverlof krijgen vooral beschermen 'baarmoeder' → vrouw louter en alleen beschermen zodat ze kinderen kan krijgen omwille van werkloosheid → door de vrouwen - en kinderarbeid te beperken, zijn er meer jobs voor mannen 1900: zelf arbeidscontracten sluiten: beperkt belang → in realiteit was dit al zo actief- en passief stemrecht werkrechtersraden → vrouwen konden werkrechter verkiezen en worden Rode draad: geen van deze wetten waren feministisch → feministes waren vooral vrouwen uit de bourgeoisie, zij werkten niet + Vrouwenlonen lager veel lager o Strafrecht handel in blanke slavinnen (prostituees), vrouwenhandel wordt aangepakt → men realiseert zich eindelijk dat prostitutie niet vrijwillig is Is gevolg internationaal feminisme o Conclusie: Belgische feministes waren te braaf Interbellum: voor- en achteruitgang o vooruitgang na WOI: actief stemrecht gemeenteraad → vrouwen konden eindelijk gemeenteraadsleden verkiezen
14
passief stemrecht → vrouwen konden verkozen worden, maar meestal niet op eigen kracht toegang tot handelsrechtbanken toegang tot advocatuur (Olga Peniakoff) → zij zou de eerste advocate worden. Zij had gestudeerd en zou stage doen, maar ze is overleden aan de Spaanse griep voordat ze het effectief werd 1932: vrouw kan zich tegen het bestuur van haar man verzetten voor de rechtbank → heel wat steun van rechters wilden vrouwen helpen Maritale macht en handelingsonbekwaamheid van de vrouw niet langer op superioriteit man gebaseerd: o noodzaak eenvormig beleid van het gezin vrouwen konden zelf beschikken over geld dat ze zelf hadden verdiend o Er is wel vooruitgang in het recht, maar de mentaliteit verandert niet Inconsequenties vrouwen konden advocate worden, maar thuis stonden ze nog steeds onder maritale macht Madeleine Schauvliege → was advocate, maar wou niet trouwen omdat ze dan onder maritale macht stond Vrouwen stemmen ook op mannen Reden: algemene mentaliteit → je kan het recht wel veranderen, maar daarom wijzigt de mentaliteit nog niet o Ook achteruitgang bv. Strafrecht: verbod op informatie en verkoop van de anticonceptiva Sociaal recht: crisis jaren 30 maatregelen t.o.v. vrouwen in overheidsdienst → wervingsstop aannemen van vrouwen → vrouwen wier echtgenoot bij de overheid werkten, ontvingen maar helft van hun loon Uitsluiten van de werkloosheid → kregen geen uitkering; moesten maar trouwen Voorstel Rutten: vrouwen mochten enkel werken in bedrijf van hun echtgenoot MAAR: duurde niet lang: er kwam hevig verzet van de vrouwenbeweging Impact Wereldoorlog II: o Positief: toelating vrouwen tot juridische beroepen → konden magistraat en notaris worden → eerste magistrate: Geneviève Pevtschin algemeen vrouwenstemrecht
15
MAAR: inconsequenties: maritale macht en handelingsonbekwaamheid bleef bestaan → vrouw kon rechter worden, maar was nog steeds handelingsonbekwaam, stond nog steeds onder macht van de man Vrouwen stemmen op mannen Reden: Algemene mentaliteit: nog steeds ideaal van de vrouw aan de haard o negatief: uitsluiting uit werkloosheid moeder aan de haardpremie etc. om vrouwen thuis te houden hogere lonen voor mannen ==> verwezenlijken ideaal thuisblijvende vrouw jaren 50 → dichter bij Napoleontische model dan ooit Burgerlijk recht o 1958 maritale macht afgeschaft → man niet langer baas Handelingsonbekwaamheid afgeschaft → vrouw kon ook rechtshandelingen stellen maar: nog handelingsonbevoegd → in praktijk kon ze nog geen rechtshandelingen stellen o man had als enige zeggenschap over de gemeenschappelijke goederen o 1976: Echte doorbraak vrouw kreeg zelfde handelingsbevoegdheid als haar man man en vrouw werden volledig gelijkgeschakeld verboden gelijkheid via huwelijkscontract te beperken o 1974: vrouw ook macht over de kinderen vaderlijke macht → ouderlijke macht Andere rechtstakken o sociaal recht: zwangere vrouwen steunen, niet uitsluiten → vroeger probeerde men ze zo snel mogelijk kwijt te raken Erkennen principe van gelijk loon → stond al in EG- verdrag, maar werd niet nageleefd → Stakingen door vrouwelijke arbeidsters in Luik o Strafrecht opheffing regels i.v.m. anticonceptiva → werd wel al wijd verspreid verkocht en gebruikt abortusverbod afgeschaft 1990 → werd niet consequent vervolgd o Publiekrecht: Eerste vrouw in de regering: Marguerite Legot- Deriemaecker Verklaring doorbraak: o vrouwen in de politiek
16
konden zowel stemmen als verkozen worden streven voor vrouwen o feminisme tweede golf veel radicaler, hebben bijgevolg ook meer bereikt o Europa veel zaken zijn gekomen onder Europese druk Essentiële problemen o Recht veranderde de sociale mentaliteit niet → recht is slechts vertolking van mentaliteit nog steeds feitelijke discriminatie t.a.v. vrouwen o Nog steeds geweld tegen vrouwen → verkrachting, huiselijk geweld politieke ondervertegenwoordiging discriminaties op werkvloer → vrouwen worden minder betaald dan mannen voor zelfde job o Oplossing: recht als wapen tegen discriminatie: net het omgekeerde van vroeger quotawetten, krachtdadiger optreden tegen partnergeweld recht dat voordien vijand was, wordt nu als wapen gebruikt tegen strijd tegen ongelijke behandeling Recht tegen vrouwendiscriminatie o geweld tegen vrouwen 1989: strengere wetgeving op verkrachting voordien gebeurde er o.a. een reconstructie → weinig aandacht voor positie slachtoffer 1997: strengere aanpak huishoudelijk geweld o politieke ondervertegenwoordiging quotawetten vanaf 1994 o.a. ritsprincipe o discriminaties op werkvloer wetten vanaf jaren 70, maar pas vanaf jaren 90 goed op gang o Hoogtepunt: 2001: artikelen tegen vrouwendiscriminatie in de grondwet o Probleem: toepassing in de praktijk wetten e.d. zijn enkel symbolisch, het is de praktijk die telt Conclusie: Emancipatie is zeer recent o waarom discriminatie? vrouwen zijn zwakker, dommer, ... → niet overtuigend WEL: mannelijk chauvinisme Vrouwen aan onze faculteit o de eerste: Madeleine Schauvliege, pas in 1912 → t.g.v. van Marie Poppelin waarom rechten studeren als je het beroep niet mag uitoefenen? o Marguerite Legot- Deriemaecker: eerste vrouwelijke minister o Eerste vrouwelijke prof: Gerda De Bock o Eerste vrouw als decaan: Yvette Merchiers (midden jaren 90)
17
o
Sinds 2012: ofwel rector ofwel vice- rector Ugent moet een vrouw zijn
2. Het kind a. Handelingsonbekwaamheid Meerderjarigheid o Bij Romeinen volwassenheid staat niet gelijk met meerderjarigheid → voor mannen op 14 jaar, voor meisjes op 12 jaar → meerderjarigheid werkt niet emanciperend belang volwassenheid einde voogdij geen einde macht pater familias o wel bij overlijden pater familias o wel bij emancipatie → zeer nadelig: men moet voor eigen onderhoud zorgen en kan niet meer erven → macht van de vader is gekoppeld aan plicht om voor onderhoud kind te zorgen o dus: meerderjarigheid zorgt voor beperkte handelingsbekwaamheid o Ons oude recht leeftijden: ook 14 en 12 jaar belang meerderjarigheid einde voogdij, geen einde van ouderlijke macht geen emancipatie: relatie met onderhoudsverplichting o milder dan bij Romeinen: indien men eigen inkomen verwerft of men huwt, wordt men geëmancipeerd o ouders kunnen ook uitdrukkelijk emanciperen → men staat niet langer onder ouderlijke macht, maar ouders moeten niet meer onderhouden term: jongere → iemand die nog bij zijn ouders woont, t.a.v. wie men nog onderhoudsverplichting heeft stijging leeftijdsgrens: meerderjarigheid werkt dan wel emanciperend o Burgerlijk wetboek 1804 leeftijd: 21 jaar (gewoonterecht van Parijs) → wel geëmancipeerd; einde aan vaderlijke macht → wel nog onderhoudsverplichting (band tussen onderhoudsverplichting en vaderlijke macht verbroken) vroegere emancipatie mogelijk uitdrukkelijk door vader van rechtswege door huwelijk o Anno 2014: sinds 1990: meerderjarig op 18 jaar → ook nog onderhoudsplicht verdere beperkte verlaging
18
Kinderrechtenverdrag → kind heeft recht om door rechter gehoord te worden in alle procedures die hem betreffen 1994: hoorrecht in Belgische wet MAAR: grote strafrechtelijke verantwoordelijkheid → botst met kinderrechtenverdrag en wet van 1994
Afstamming → vroeger was er onderscheidt tussen wettige kinderen en bastaarden, maar dit onderscheidt wordt vandaag niet meer gemaakt o Romeinen afstamming enkel belang voor vaderlijke macht (patria potestas) patria potestas over wettig kind → binnen geldig huwelijk verwekt en zowel vader als kind zijn Romein t.a.v. bastaarden geen onderhoudsplicht, zij hebben ook geen recht op erfenis men kan kinderen laten wettigen door de keizer o Oude recht: afstamming enorm belangrijk Wanneer is men wettig? moeder is gehuwd op ogenblik verwekking of geboorte o pater is est quem nutiae demonstrant (= vader is de persoon die huwelijk aanwijst) → echtgenoot moeder wordt vermoed vader van haar kinderen te zijn → vermoeden kan betwist worden (o.m. door afwezigheid van langer dan 300 dagen) kinderen uit putatief huwelijk (= huwelijk dat later nietig blijkt te zijn); kinderen uit nietig verklaard huwelijk is toch wettig als: o een van echtgenoten is te goeder trouw o huwelijk is voor priester voltrokken legitimatie enkel gewone bastaarden konden gelegitimeerd worden o 'speelkinderen': ouders waren niet getrouwd op ogenblik verwekking of geboorte, hoewel niets huwelijk in de weg stond o door later huwelijk van ouders worden zij gewettigd: volledig gelijkgeschakeld met wettige kinderen Andere bastaarden o overspelige bastaarden: ouders waren niet getrouwd en konden dit ook niet omdat 1 al gehuwd was o bloedschennige: kinderen van mensen die verwant waren o heiligschennige: kinderen van clericus en gewone persoon o door rescript van de vorst konden zij gewettigd worden, maar dit had slechts beperkte gevolgen (enkel binnen rijk van die vorst)
19
→ kon ook door paus gebeuren, dan gold dit voor volledige Roomse Rijk
Discriminatie buiten burgerlijk recht: uitsluiten eerbare functies o konden geen openbare ambten uitoefenen of priester worden o soms zelfs uitgesloten van toetreding tot ambacht geen vaderlijk gezag, noch onderhoud door vader kan niet vererven o bastaard die zonder afstammelingen erft, zijn nalatenschap gaan naar heer → bastaard heeft immers geen wettige familie o mildering: moeder en eventueel haar verwanten kunnen erven of bastaard kan over nalatenschap beschikken d.m.v. testament kan niet erven o in Vlaanderen: wel van moeder erven → moeder maakt geen bastaard; kind is nooit bastaard in relatie tot zijn moeder o kan nooit van vader erven → vader kan bastaard wel begunstigen door legaat of schenking Redenen discriminatie o Kerk morele redenen: Kerk was tegen de vrije liefde, zag familie als hoeksteen maatschappij en wilde vader op verantwoordelijkheid wijzen macht: Kerk kon bastaarden als inferieur laten bestempelen geld: erfrecht (indien men sterft zonder wettige kinderen, kan deel erfenis naar Kerk gaan) + legitimaties kostten geld (bracht extra geld in laatje) o Wereldlijke heren betwisting vermijden → o.a. betwisting troonopvolging vermijden door enkel wettige kinderen toe te laten belangen wettige echtgenoot en kinderen beschermen geld: erfrecht + legitimaties Belang discriminatie o aanvankelijk beperkt, maar toen de Kerk begon door te dringen kreeg het belang o MAAR: sociale verschillen → bastaarden van vorsten en belangrijke heren hadden betere positie dan andere bastaarden
20
Franse revolutie 'allons enfant de la patrie...' geen discriminatie! term 'bastaard' verdween uit het recht onderscheid tussen wettige en natuurlijke kinderen afgeschaft o Burgerlijk Wetboek 1804 → politieke gelijkschakeling bleef bestaan burgerrechtelijke discriminatie erven o niet van familie ouders → noch moeder, noch vader o enkel erven van ouders indien erkend, MAAR erkenning werd bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt erkende kinderen erven minder adoptie door natuurlijke ouders als oplossing o Arrest Marckx bewust ongehuwde moeder ontdekt bij de geboorte van haar kind, dat zij de afstammingsband moest laten vaststellen, terwijl ongehuwde moeder dat niet moest doen. stapt in naam van haar kind naar EHRM gaf haar gelijk en oordeelde dat het onderscheid tussen wettige kinderen en natuurlijke kinderen het EVRM schond Wet 31 maart 1987: afschaffen discriminatie o terminologie aangepast: huwelijkse en buitenhuwelijkse kinderen o elke discriminatie uitgesloten → uitzondering: overspelige kinderen o gemakkelijker om vaderschap vast te stellen Kritiek: o laat o slecht: laat nog veel ruimte voor discriminatie Wijzigingen in wet van 1 juli 2006 o Afstamming anno 2014: veel problemen, vooral door medische vooruitgang wat met ivf? wat met draagmoederschap? → volgens BE RE is vrouw die bevalt de moeder Adoptie = kunstmatige vorm van afstamming; buitenstaander verkrijgt positie van een kind o Romeinen: belang adoptant staat voorop doel: familia voortzetten (voorouderverering = voorouder leeft voort in afstammeling) → vooral mannen worden geadopteerd omdat vrouwen geen familia kunnen hebben, want zij hebben geen vaderlijke macht o
21
Voor Justinianus: 2 soorten adoptie adrogatio: adoptie persoon die niet onder patria potestas staat → kan adoptie van pater familias zijn → hiervoor wordt volksraad georganiseerd adoptio: adoptie persoon die wel onder patria potestas staat → banden met oorspronkelijke familie verdwijnen volledig, men kan niet meer erven van hen Onder Justinianus volle adoptie: door vader of grootvader = alle banden met oorspronkelijke familie verbroken o kind hoort bij familie indien het onder patria potestas staat → men gaat buitenechtelijke kinderen adopteren o grootvader gaat onwettig kind van zijn zoon adopteren om er een wettig kind van te maken → zoon kan broer van vader worden gewone adoptie: band met oorspronkelijke familie blijft behouden, men kan wel enkel van adoptant erven Vandaag: ook onderscheid tussen volle of gewone adoptie o volle adoptie: enkel mogelijk bij minderjarigen en moet niet door verwant gebeuren o oud recht: adoptie bestond niet indien geen afstammeling: erfenis gaat naar de Kerk of de vorst o Burgerlijk Wetboek: invoeren adoptie Reden: kinderloze personen erfgenaam bezorgen (ook hier: belang adoptant) geadopteerde moest meerderjarig zijn → zo garanderen dat hij familie kon verderzetten o 1940: ommekeer adoptie van minderjarigen werd mogelijk Reden: ouders hebben recht op kinderen en kinderen hebben recht op ouders aandacht voor belang van geadopteerde kind o Verdere evolutie: belang van het kind primeert cf. verstrengde adoptie uit buitenland → is niet altijd in belang van het kind sinds 2006: adoptie door holebi's ouderlijke macht: Romeinen o patria potestas = macht uitgeoefend door Romeinse man over al zijn wettige afstammelingen in de mannelijke lijn die zelf ook Romein zijn → foute term juiste term: patriarchaal geen vrouwen: man had evenveel macht over vrouw als over zijn dochter
22
pater familias (heeft patria potestas), filius potestas (man die onder patria potestas valt), filia familias (dochter des huizes) → echtgenote onder manus wordt als filia beschouwd cf. ons recht: goede huisvader → afgeleid van diligens pater familias sui iuris: zijn zelfstandig alieni juris: staan onder pater familias Voorwaarden patria potestas pater familias is Romein afstammelingen zijn wettig afstammelingen zijn Romeins in de mannelijke lijn Leeftijd e.d. speelt geen rol typisch voor Romeins conservatisme: geen enkel ander volk kent dit Inhoud patria potestas onbeperkte macht over familie o personen mag men doden of verkopen o goederen: alles is van pater familias → kind is niet rechtsbekwaam kon voor veel problemen zorgen indien filius familias schade berokkent of contract niet nakomt → senatusconsultum macadonianum MAAR: o personen patria potestas eindigt bij overlijden pater familias (en in die maatschappij werd men niet oud) verschil tussen recht en realiteit: vaders die hun zoons doodden, kwamen weinig voor o goederen peculium: filii familias kunnen dit krijgen (is deel van vermogen) om het zelfstandig te beheren en de opbrengsten kan men voor zichzelf gebruiken speciaal statuut bepaalde goederen, bv. goederen verworven tijdens militaire dienst → pater familias slechts beperkte markt Conclusie: belang vader staat voorop ouderlijke macht na Romeinen o inspraak moeder weduwe krijgt na overlijden van haar man de vaderlijke macht Vlaanderen Flamingant is er sprake van ouderlijke macht o Enkel ouders o Geen nationaliteitsvereisten o Milder door christendom vader heeft plichten
23
leven kind respecteren → abortus was verboden (niet in eerste weken zwangerschap) → ten vondeling leggen was verboden kinderen voeden, kleden en opvoeden geen juridische verplichting tot bruidsschat (is morele verplichting) door kinderen aangerichte schade vergoeden vader heeft ook rechten op het kind tuchtingsrecht: kind slaan of opsluiten o beperking: niet doodslaan beroep kind kiezen toestemming voor huwelijk weigeren rechten op goederen kind o aanvankelijk: alles voor ouders o later: enkel goederen beheren tot kind bekwaam is Ouderlijke macht: burgerlijk wetboek o positief: kind wordt volledig rechtsbekwaam o negatief: grotere vaderlijke macht → enkel vader heeft macht, betekent dus achteruitgang voor Vlaanderen na FR: onder soort familierechtbank Kind onder 16 jaar: als kind iets fout deed, kon vader opsluiting laten vorderen tussen 16 en 21 jaar: vader kan hogere straf eisen, maar rechter hoeft dit niet te volgen Ouderlijke macht na 1804: o terugkeer naar moeder: 1974: ouders oefenen in gelijkheid de ouderlijke macht uit 1995: uitoefening ouderlijke macht gebeurt gezamenlijk o inperken macht ouders 1912: progressieve wet op jeugdbescherming vaderlijke macht onder toezicht jeugdrechtbank spreekt maatregelen ter bewaking, opvoeding en behoeding uit 1965: rechten op het kind enkel nog in het belang van het kind 1987: ouderlijke macht wordt ouderlijk gezag 2000: GW waarborgt bescherming kind in zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit Voogdij o Romeinen Reden voogdij: er zijn geen ouders voogdij eindigt bij de meererjarigheid meerderjarigheid trad vroeg in → probleem, want zo kan er misbruik gemaakt worden sui iuris: kind dat alleen komt te staan wordt beschermd door voogd
24
voogd heeft belangrijke impact: zelfde rechten als pater familias; moet goederen van de persoon en de persoon zelf beheren → voogd kan winsten boeken als hij niet eerlijk is bij de Romeinen is er voogdij van zodra de vader stelt voogdij dient om het familievermogen te beschermen en niet omwille van het kind soorten voogdij: testamentair: pater familias duidt voogd aan die kind zal opvoeden wettelijke: naaste verwant in de mannelijke lijn als voogd datief: indien geen testamentaire of wettelijke voogd, is er een datief: lokale autoriteit duidt voogd aan Volgens cascade systeem Niet als voogd: de moeder kan wel als pater familias het toelaat indien vrouw 3 kinderen heeft, is er geen voogdij nodig gevaren voogdij ontmijnen: pupil die meerderjarigheid bereikte, kon procedure instellen tegen voogd om wanbeheer aan te klagen bekwaamheid pupil infantes: geen bekwaamheid → iemand jonger dan 7 jaar → moet bijgestaan worden door voogd infantia majores: kinderen ouder dan 7 jaar die met bijstand van hun voogd alle rechtshandelingen kunnen stellen o rechtshandeling zonder voogd is ofwel nietig, ofwel moet kind verplichting niet nakomen voordeel: rechtshandelingen kunnen gesteld worden zonder dat minderjarige lasten/ plichten moet dragen → wordt gemilderd door een actio zodat verkoper kan terugvorderen van een minderjarige: moet alle voordelen teruggeven die hij nog niet had op ogenblik dat hij goed aankocht nadeel: handelaars willen geen handel meer drijven met minderjarigen zonder voogd. Heel wat verkopers zijn bovendien verontwaardigd door feit dat pupil lasten niet moet dragen curatele met de meerderjarigheid werd einde aan voogdij gesteld, MAAR problemen: o meerderjarigheid trad op jonge leeftijd in en dit hield vaak gevaren in omat men nog niet bekwaam is
25
meerderjarigen mogen alles doen wat wet hen toelaat oplossing: Lex (P)laetoria o bevat strafbepalingen voor personen die misbruik maken van jongere o rechtsmiddelen: exceptio legis laetoria: als contract nog niet is uitgevoerd restitutio integrum: als contract is uitgevoerd; er wordt gedaan alsof er nooit contract gesloten is pervers effect lex laetoria, gevolg: o curatele als kind uit voogdij getreden was, werd het onder curatele gesteld. De curator kon het kind nog altijd bijstaan o term minderjarige: persoon die de leeftijd van 25 jaar nog niet overschreden heeft en nog steeds onder toezicht van curator staat o
o
oude recht feodale voogdij → in belang van leenheer of familie bestond aanvankelijk niet want lenen werden in ruil gegeven voor krijgsdiensten en waren niet vererfbaar. Vanaf 9e E werden ze wel vererbaar heerlijke feodale voogdij: heer neemt leen terug en zorgt voor opvoeding minderjarige → in ruil krijgt hij inkomsten leen + kateilen van de minderjarige → moet geen rekenschap afleggen over voogdij familiale feodale voogdij: erfgenaam minderjarige als voogd → krijgt inkomsten leen en kateilen + staat in voor de leendienst raakt al snel buiten gebrui gemene voogdij = normale voogdij ter bescherming van de persoon en de goederen van de minderjarige valt open als vader overlijdt voogd: o niet naaste erfgenaam, maar datief → vaak moeder o beperkte macht: alleen dagelijkse handelingen of handeling in voordeel pupil zonder machtiging → voor alle andere rechtshandelingen: machtiging vereist controle voogd door:
26
o
o
familie: toeziend voogd → vaak duidde men twee voogden aan (een langs vaders- en moederskant) lokale autoriteiten → door plaatselijke schepenbank → in grote steden door wezenkamer taak: voogd aanstellen, rekeningen controleren en slechte voogden voor rechtbank dagen belang voor stadsfinanciën: enerzijds is er controle om kind te helpen, maar anderzijds spelen ook stadsfinanciën rol (als kind geld had, moest dit belegd worden → vaak bij stad die goedkope leningen kon afsluiten weesboeken: bevatten alle staten van goed (alle goederen worden erin beschreven), staten van goed worden in weesboeken overgeschreven
Houdenisse in Vlaanderen Flamingant Voogij door overlevende ouder zonder controle → krijgt wel kateilen niet o voogdij vanaf 1804 voogd voogdij valt open bij overlijden van 1 van de ouders overlevende ouder neemt voogdij op zich bij overlijden beide ouders: cascadesysteem controle: lokale instellingen verdwijnen toeziend voogd blijft nieuwe organen: RBEA, vrederechter en familieraad familieraad: bepaalt wie voogdij op zich mag nemen o wordt bijgestaan door rechter die zorgt dat alles goed verloopt o werkt niet goed bij ons en werd snel lege doos o voogdijwet van 2001 voordien werd discriminatie tussen man en vrouw, huwelijkse en buitenechtelijke kinderen al opgeheven voogd: enkel bij overlijden beide ouders altijd datief (steeds opgelegd door rechter) kan geweigerd worden (als iedereen weigert wordt men onder voogdij van OCMW geplaatst) controle: grote rol vrederechter (opvolger schepenbanken en wezenkamers) grote betrokkenheid minderjarige Familierechtbank: sinds 1 september 20014
27
bevoegd voor alle familiale zaken zoals erkenning kind indien moeder zich verzet adoptie kind van echtgenoot betwistingen omtrent huwelijk en scheiding huisverbod bij huiselijk geweld in beroep: onbekwaamverklaarden Rode draad: rechten van het kind o men evolueert van het belang van anderen naar het belang van het kind o
D. De Rechtspersoon
= entiteiten die geen mensen zijn en toch bevoegd zijn o in het recht worden zij als mensen gezien o entiteiten hebben in principe geen rechten, maar kunnen wel rechtshandelingen stellen Terminologie o komt van pandektisten (uit 19e E) o hoewel recente term, is fenomeen niet nieuw, is resultaat van lange evolutie corporatie: groep van mensen die als één persoon aan rechtsverkeer deelneemt en die over vermogen beschikken dat hen als groep toebehoort stichting: vermogen zonder eigenaar en met bepaalde bestemming, dat in het recht als persoon behandeld wordt doen beroep op organen (= mensen die voor rechtspersoon in verkeer optreden)om in rechtsverkeer op te treden Rechtspersonen bestonden al vanaf Romeinse tijd: societas o veeleer tijdelijke vereniging van personen dan commercieel o wordt bij overlijden opgedoekt o Weinig theorie verder uitgewerkt in ME omwille van problematiek van de kloosters o uitgangspunt: gronden van een klooster waren van de patroonheilige van het klooster o bij invallen en plunderingen van de Vikingen vluchtten de kloosterlingen en bleven kloosters achter. Toen zij terugkeerden, was het klooster al ingenomen door andere mensen. Men stelt dan dat alles wat binnen kloostermuren stond van hen was (monniken zijn gezamenlijk 1 persoon) →- eerste groep van personen die optraden als één entiteit die samen gronden beheerden Pandektisten in 19e E werken theorie van rechtspersoon verder uit o theorie kwam na BW en is er dus niet in opgenomen → in aparte wetten geregeld belang erkenning overheid: o overheid bepaalt wie rechtspersoonlijkheid krijgt → men moet voldoen aan wettelijke voorwaarden o bepaalde verenigingen willen geen rechtspersoonlijkheid omdat dit met plichten gepaard gaat bv. vakbonden, politieke partijen
28
→ voordeel: leden vakbond zijn aansprakelijk voor eigen daden, moeten geen inzage geven in hun rekeningen
E. De familie begrip familie o niet in BW → niet geregeld redenen daarvoor in 1804: de FR wou de macht van adellijke families breken en dit idee bleef voortleven in 1804 eerste vermelding in 1987 o gevolg: → geen juridische definitie sociologisch definiëren: familie is groep van personen die met elkaar verwant zijn varianten: gezin: moeder, vader en kinderen uitgebreide familie: gezin + verdere verwanten (grootouders, tantes, ...) soms eerder huisgemeenschap: iedereen die onder zelfde dak woont geen juridisch/ rechtshistorisch onderzoek naar de familie achteruitgang familie: groter individualisme → zelfstandigheid komt meer en meer naar voor, daar waar vroeger de familie belangrijk was 1. Verwantschap twee vormen van verwantschap o bloedverwantschap: gebaseerd op afstamming; men stamt van zelfde persoon af of ene stamt van de andera af o aanverwantschap: verbindt iemand met echtgenoot en diens verwanten o kunstmatige vorm: adoptie o Bij Romeinen: ook nog agnaten personen die van zelfde stamvader afstammen en onder zijn patria potestas staan → enkel afstamming vader telt → enkel agnaten zitten in de familia bv. zoon van dochter is geen agnaat hedendaagse sporen: onze familienaam krijgen we nog steeds van onze vader in familia soms rare gevolgen: moeder is geen familie van haar kinderen → indien ze getrouwd is met manus, staat ze onder patria potestas van pater familias van haar man of man zelf en is ze een agnaat → getrouwd zonder manus: geen agnaat en dus geen familie (ook niet van haar eigen kinderen) vader soms geen familie van zijn kinderen → kind dat niet uit wettig huwelijk komt of vader is geëmancipeerdf
29
ons oude recht geen adoptie nieuwe vorm van verwantschap: doopsel verwantschap tussen doopmeter/ dooppeter enerzijds en gedoopte en de ouders anderzijds belangrijker dan bloedverwantschap → gevolg: men kan niet trouwen met doopmeter of -peter Lijnen van verwantschap o descendenten: afstammelingen (kinderen, kleinkinderen, ...) → vanaf dat men kinderen heeft, gaat de erfenis naar hen o ascendenten: voorouders (bloedverwanten in opgaande lijn; ouders, grootouders, ...) o in rechte lijn: ascendenten + descendenten → wanneer 1 persoon van de andere afstamt recht opgaande lijn: voorouders recht neergaande lijn: afstammelingen o zijlijn: collateralen (mensen met gemeenschappelijke voorouders, meestal broers en zussen) Graden van verwantschap → tonen hoe ver verwant van je afstaat o graad = generatie o systeem van telling: Romeins systeem (hedendaags) in rechte lijn: aantal graden tellen in zijlijn: terug tellen naar gemeenschappelijke voorouder en dan afdalen naar persoon en dan die graden optellen canoniek systeem → na Romeinen en tot 1804 hebben we dit systeem (vooral belangrijk om te weten met wie men mag trouwen) rechte lijn: zoals bij Romeinen graden tellen zijlijn: tellen van voorouder tot persoon van wie je de graad wil weten → broer is eerste graad verwant van jou (want tellen van je vader naar je broer is 1 graad) → bij Romeinse gradentelling is dit 2e graad o belang van graden van verwantschap canoniek recht: om te trouwen men mocht niet trouwen met persoon tot in 7e graad o.i.v. oudgermaans systeem: 4e graad Germaans recht: erven aanvankelijk tot 4e graad invoeren canoniek systeem: tot 7e graad Germaans en canoniek systeem wisselen dus o burgerlijk wetboek 1804: invloed oud recht trouwen: tot 4e graad (Romeins) o
30
erven: tot 12e graad (Romeins) → reden: 4e graad is afkomstig van canoniek recht, maar volgens Romeinse telling
1919: erven tot 4e graad (Romeins) → voordeel: indien er niemand meer is na 4e graad, dan gaat erfenis naar de staat en hoe verder graad loopt, hoe hoger de successierechten 2. De evolutie van de familie met ups en downs: het gaat niet om een rechtlijnige evolutie van familie naar individu o Romeinen: evolutie van familie naar individu familia: zowel goederen als personen o Germanen: evolutie van individu naar familie solidariteit grote familie is belangrijk voor recht → huisgemeenschappen vormen een sibbe = losse groep van personen die zich verbonden voelen door bewustzijn van gemeenschappelijke afstamming en een samenhorigheidsgevoel strafrecht: vetes: als lid van sibbe gedood of verwond wordt, neemt sibbe wraak bewijsrecht: bepaalde zaken moesten met eed worden bewezen, eed wordt afgelegd met eedhelpers (soort getuigen die bevestigen) en die waren vooral familie erfrecht: familieleden hebben recht op erfenis, maar ook inspraak over wat met erfenis zou gebeuren o vroege ME: aristocratie: grote familie grote familie van belang omdat men zo meer bezit kon hebben cognatisch: aristocratie kon van moederszijde geërfd worden onvrijen: kerngezin moeder belangrijkste element voor continuïteit familie: onvrijheid wordt door haar doorgegeven o vanaf 1100 aristocratie wordt agnatisch: nadruk op mannelijke lijn → familie is opeenvolging van vader op zoon omwille van leenrecht dat oudste zoon bevoordeelde moeder ook nog belangrijk, zeker wanneer er enkel dochters zijn o Tot Franse Revolutie: ook buiten aristocratie evolueert men in vele gevallen naar uitgebreide familie o Franse Revolutie en Burgerlijk wetboek: F.R. brak de macht van de familie o
31
uitgebreide familie uit recht verdwenen (komt niet voor in BW) streven naar kerngezin met sterke positie familievader → ieder gezin is een kleine dictatuur van de vader Recent: afbrokkelen kerngezin sterk toegenomen individualisme toenemen onregelmatige families → door echtscheidingen gevolgd door nieuw huwelijk of samenwonen vroeger ook, maar om andere redenen o veel alleenstaanden omwille van geestelijkheid (non, priester, monnik) of economisch (men was niet rijk genoeg om te trouwen) o wedersamengestelde families: men ging vaak hertrouwen. Vrouw deed dit vooral omdat zijn zelf geen financiële middelen had. Reden vaak hertrouwen: o gebrekkige emancipatie o ongelijke leeftijd huwenden: man trouwde vaak met veel jongere vrouw weinig kinderen: mensen waren arm en hadden weinig middelen om hun kinderen te onderhouden
o
3. Naam en familie naam= woord of geheel van woorden waarmee een persoon aangeduid wordt en waardoor hij van andere personen onderscheiden wordt Romeinen: systeem van 3 namen o praenomen: voornaam o nomen: familienaam o cognomen: bijnaam o gesofisticeerd, goed systeem om onderscheid te maken tussen personen o werkte goed tot aan Constitutio Antoniniana: alle vrije mannen werden Romeins staatsburger → zij hadden geen familienaam en kregen de naam van de keizer: iedereen had zelfde naam Germanen: 1 naam o naam bestaat vaak uit verschillende delen waarmee verschillende eigenschappen worden toegekend → werkbaar in kleine gemeenschap vanaf 1100: twee namen o door introductie christendom: meerdere personen dragen dezelfde naam → men geeft tweede naam om onderscheid te maken o opkomst agnatische familie: oudste zoon kreeg alles van zijn vader (ook de naam werd doorgegeven) → naam van het leen waar familie zich rond vestigt → als zoon stierf, adopteerde men iemand uit de familie om de naam verder te zetten
32
Familienaam o is gebaseerd op: voornaam, eventueel aangepast → Martyn, Claeys (< Niklaais) plaats van afkomst → Verschelden, Verplaatse beroepsnaam → De Clerck, De Ruyver, Haeck eigenschap → Lust, Engels koosnaam o aanvankelijk niet erfelijk → mogelijk dat vader en zoon andere naam hadden men kon naam nog veranderen terwijl men leefde cf. Willem de Bastaard → Willem de Veroveraar wordt verplicht erfelijk in Brussel in 13e E en elders na 1500 o Franse Revolutie familienaam niet vrij kiezen altijd naam van de vader naam bepaalt tot welke familie men behoort speciale procedure voor wijziging Discriminatoir? feit dat men automatisch familienaam vader krijgt, wordt door vele mensen als discriminatie gezien → meerdere procedures, zowel in binnen als in buitenland en voor EHRM door G. Verschelden opgeworpen als meest verwerpelijke wetsartikel Wet 8 mei 2014 tot wijziging van Burgerljk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind → men kan vanaf nu dubbele familienaam krijgen
F. Het huwelijk
Het huwelijk is een vormgebonden overeenkomst, waardoor twee personen, al dan niet van verschillend geslacht, toetreden tot een wettelijke instelling om zo een gebonden leefgemeenschap te vormen o tot 2003: van verschillend geslacht o vanaf 2003: niet meer vereist → invoering homohuwelijk Definitie: o huwelijk is juridisch aanvankelijk was het huwelijk een sociaal iets o huwelijk is een contract o huwelijk is een plechtig contract o huwelijk = verliefdheid
33
Doorheen de loop der eeuwen is het huwelijk voortdurend veranderd; andere opvattingen doorheen de geschiedenis → ook bovenstaande elementen waren in het verleden anders Huwelijk vroeger o eerst: sociaal fenomeen o later: juridisch, maar geen contract o vervolgens was het wel een contract, maar niet steeds aanvaard o pas 20 jaar geleden: contract en algemeen aanvaard o 2003: homohuwelijk → laatste grote verandering o Dus: vroeger zeer sterke veranderingen in huwelijk 1. Huwelijk bij de Romeinen In de vroegste fase: o niet juridisch maatschappelijk gegeven creëert geen juridische, maar een maatschappelijke band tussen twee personen → berustte niet altijd op vrije wil van de huwenden o gevolgen (beperkte) juridische gevolgen Wettigheid van de kinderen om Romeins burgerschap te verkrijgen vooral sociale gevolgen 2. Huwelijk bij de Germanen Huwelijk is juridisch, maar geen contract → er is geen sprake van contract tussen huwenden, zij moesten niet toestemmen Voor volksverhuizingen o roofhuwelijk: vrouw gaan stelen bij andere familie o zorgde voor veel problemen (geweld) Na volksverhuizingen: o 2 soorten huwelijk: officieel en een tweedrangshuwelijk o officiële huwelijk (= 'koophuwelijk') → (macht over) vrouw wordt verkocht basis: alliantie tussen families →twee families sluiten contract waardoor de families verbonden zijn koophuwelijk familie man geeft goederen of geld familie van de vrouw en krijgt in ruil een vrouw → voorkeur vrouw deed niet ter zake Fasen: 'koop': overeenkomst tussen familiehoofden 'verloving': man geeft geschenken aan familie van de vrouw → na betaling is men verloofd → man kan nog afzien van het huwelijk, meisje niet (leidde vaak tot vetes)
34
huwelijkssluiting: verschillende plechtigheden; feestmaal bij familie meisje, waarna zij overhandigd wordt en dan volgt bijslaap belang bijslaap: seks is de rechtshandeling waarmee het huwelijk ontstaat → er moesten getuigen zijn Evolutie: aanvankelijk: geld betalen aan familie (men koopt de vrouw) vervolgens: men koopt macht over de vrouw → koopprijs gaat naar vrouw zelf en niet naar haar familie o krijgt deze pas na overlijden man o bij huwelijkssluiting ontvangt zij symbolische koopprijs (cf. onze trouwringen) o Friedelehe (tweederangs huwelijk) echtgenote had lagere status Friedel < Friudula (betekent geliefde) liefde speelde wel een rol o Germanen kenden polygamie: mogelijk dat officieel huwelijk naast tweederangs huwelijken voorkwamen → beperkt tot aristocratie 3. Kerkelijk huwelijk Kerkelijke opvattingen: o huwelijk= contract uit liefde wederzijdse liefde tussen man en vrouw o huwelijk= sacrament kan niet ontbonden worden o gevolgen degene die trouwen moeten instemmen het zijn de personen zelf die beslissen en niet de familie geen polygamie o Doordringen kerkelijke opvattingen: na Karel de Grote stootte op hevig verzet → markt tijdens Karolingische periode beperkt na uiteenvallen van het rijk dringen opvattingen door o Kerkelijk monopolie op huwelijksrecht → Kerk is enige die mag oordelen over huwelijk en gevolgen ervan gevolgen toen: een huwelijksrecht voor heel Europa geen polygamie gevolgen nu: huwelijk vertoont overal in Europa nog vele gelijkenissen er wordt nog vaak voor de Kerk getrouwd o MAAR: oudere praktijken bleven ook nog voortleven Huwelijksleer voor concilie van Trente o huwelijkssluiting huwelijk = contract tussen twee personen van verschillend geslacht
35
Twee opvattingen over sluiten contract: consensualisme of plechtig contract (10 - 12e E) consensualisme: consensus echtgenoten volstaat voor huwelijkssluiting (gebaseerd op wederzijdse liefde) plechtig contract: bijslaap → hangt samen met vereiste van de Kerk dat huwelijk dient om kinderen voort te brengen Decretale: Veniens ad nos feiten: een man blijft bij vrienden logeren en kruipt 's nachts met de dochter in bed. Haar vader wordt wakker en de vriend trouwt meteen met de dochter → hij was echter al getrouwd en had al kinderen → naar bisschop om oplossing vragen → stelt vraag aan paus die beslist dat het eerste huwelijk geldt Oplossing paus: huwelijk in twee gevallen o verba de presenti (huwelijkswoorden): er is huwelijk, ook al geen bijslaap, MAAR: huwelijk kan ontbonden worden als nog geen bijslaap is geweest o verba de futuro (verlovingswoorden): deze woorden volstaan niet voor huwelijk; bijslaap vereist → vooral goed voor de vrouw; kan zo verleiders aan haar binden o Huwelijk is consensueel: het uitspreken van woorden volstaat Verband met casus: meisje had vader opzettelijk wakker gemaakt voordelen voor vrouwen: o vlug huwelijk (zo verleiders aan zich binden) o milde bewijsvoering Grondvereisten voor huwelijk grondvereisten = huwelijksbeletselen indien niet voldaan verhinderend: staan huwelijk in de weg indien men toch trouwt, is huwelijk wel geldig bv. trouwen tijdens vasten, men was verloofd met andere persoon Vernietigend: tasten geldigheid huwelijk aan onbekwaamheid van 1 van de echtgenoten → bv. huwelijksleeftijd, impotentie, bestaan vorig huwelijk, verschil in godsdienst, hogere wijdingen gebreken in toestemming echtgenoten (huwelijk is gebaseerd op toestemming echtgenoten) → ontbreken toestemming, wilsgebreken o wilsgebreken: geweld (altijd), bedrog (nooit: men mag liegen om met iemand te trouwen; verleiden gaat gepaard met leugens), dwaling (soms: over statuut wel, over identiteit) Relatie tussen echtgenoten (gaat zeer ver)
o
36
bloedverwantschap aanverwantschap overspel → casus: man was verloofd met tienjarig meisje, tijdens het wachten op het huwelijk, mocht hij met de moeder slapen → zo familie geworden van het meisje Toestemming ouders: GEEN vernietigend huwelijksbeletsel o Vormvereisten Kerkbannen (huwelijk moest vooraf bekendgemaakt worden) + huwelijk in facie ecclesie (in voorportaal van de Kerk) → bekendmaking zorgde ervoor dat men problemen vooraf kon aanmerken Clandestien huwelijk is wel geldig (vermijden van ontucht + gemakkelijk trouwen zonder toestemming familie) vormvereisten zijn verhinderend echtgenoten kregen wel boete gevolg: komt vaak voor Voordelen: bevorderen huwelijk Kerk wil dat seks binnen huwelijk gebeurt Nadelen: moeilijke bewijsvoering paradijs voor bigamisten → men kon gemakkelijk tweede huwelijk afsluiten als eerste niet bekend was → indien bigamie bekend werd: tweede huwelijk nietig en kinderen zijn bastaarden o Dispensatie = afwijking op huwelijksbeletselen Kan soms, maar kost geld kan niet bij o.a. impotentie, bigamie, verwantschap in rechte lijn Vanaf Trente 1563 → concilie dat aantal jaar geduurd heeft, onderwerp was hervorming van de Kerk omwille van protestantisme (1563 is jaar dat beslissing over huwelijk werd genomen) o algemeen kader: contrareformatie o voortaan: huwelijk is plechtig contract → geen louter consensueel huwelijk meer mogelijk vormvereisten: 3 voorafgaande kerkbannen huwelijk voor parochiepriester met 2 getuigen registratie in huwelijksregister gevolgen: indien vormvereisten niet nageleefd, is huwelijk nietig o MAAR: huwelijk blijft zaak van de huwenden zelf! geen toestemming van familie of Kerk vereist 4. Verzet van de familie en de overheid tegen het kerkelijk huwelijk Opvatting familie: o o o
37
huwelijk houdt geen verband met liefde, maar is een alliantie van families → zoon/ dochter als individu is niet belangrijk o Huwelijk zonder akkoord familie is toch geldig, daarom → Kerk had huwelijksrecht in handen, maar de families beheersten het wereldlijke recht (zij hadden maatregelen om huwelijk zonder toestemming tegen te gaan) strafrechtelijke maatregelen vrouwenroof = verkrachting (tegen zin van de vrouw) en verleiding (vrouw schaken met haar toestemming) staan op zelfde niveau erfrechtelijke maatregelen onterven e.d. Strafrecht o Vrouwenroof en verleiding: geen onderscheid in ME roof: vrouw tegen haar wil ontvoeren om ermee te huwen verleiding: met haar instemming een vrouw schaken om ermee te huwen Beiden houden aantasting autoriteit familie in o Vrouwenroof gelijkt op verkrachting voorwaarde: vrouw moet om hulp geroepen hebben straf: onthoofding met de plank ontkomen aan straf: vrouw besluit vrijwillig met de dader te trouwen o Verleiding: bestraft met verbanning en een boete Erfrecht → toont dat maatregelen tegen vrouwenroof en verleiding vooral bescherming familie beogen o verlies goederen en erfrecht ten voordele van familie familie denkt dat man de vrouw verleid om haar erfenis o bescherming familie staat voorop bij vrouwenroof is vrouw slachtoffer, maar wordt zij ook gestraft o maatregelen hebben weinig succes voorbeeld: Boudewijn en Judith Judith was dochter van Franse koning en getrouwd met de Koning van Wessex en na diens overlijden met zijn zoon. Wanneer ook die overlijdt, sluit haar vader haar op in een toren in afwachting van een nieuw huwelijk. Boudewijn schaakt haar echter en trouwt met haar. Uiteindelijk verkrijgt hij zo het Graafschap Vlaanderen. Overheid o voor de Verlichting is tussenkomst van overheid in huwelijk marginaal o Treedt enkel op tegen geldverspilling op trouwfeesten → kon meerdere dagen duren, er waren veel mensen aanwezig en vaak was er sprake van orgiën Charivari: bespotting van bepaalde mensen o.a. met ketelmuziek e.d. 5. De invoering van het burgerlijk huwelijk: de triomf van familie en overheid o
38
Opvattingen Verlichting: o einde maken aan bevoorrechte positie van de Kerk → ook monopolie op huwelijksrecht moet verdwijnen Edict Jozef II 1784: burgerlijk huwelijk, MAAR o blijft beperkt vormvoorwaarden blijven gelijk grondvoorwaarden blijven grotendeels gelijk (enkel invoering leeftijdsgrens 25 jaar voor huwelijk zonder toestemming) wordt ook nog voor pastoor gesloten Wijziging: burgerlijke rechtbanken zijn bevoegd; procedures komen voor burgerlijke rechtbank o tussenkomst ouders vereist bij personen jonger dan 25 jaar: toestemming ouders Franse Revolutie: o burgerlijk huwelijk echte secularisering huwelijk burgerlijke huwelijkssluiting op gemeentehuis voor ambtenaar burgerlijke stand huwelijk enkel zaak huwenden geen instemming verwanten nodig → wel voor minderjarigen strafrechtelijke en erfrechtelijke bepalingen verdwijnen in feite: kerkelijk huwelijk met burgerlijk sausje: rechtsregels worden overgenomen Burgerlijk Wetboek 1804: o ligt net zoals Franse Revolutie in lijn van het kerkelijk huwelijk o Uitzonderingen: voorrang burgerlijk huwelijk kerkelijk huwelijk is toegestaan indien voorafgegaan door burgerlijk huwelijk toestemming ouders is vereist jonger dan 21/ 25: toestemming beide ouders vereist jonger dan 30: akte van eerbied laten betekenen aan hun ouders → geen voorafgaande toestemming → ouders kunnen naar rechtbank stappen om tegen huwelijk op te komen ouder dan 30: kunnen altijd huwen na betekening akte van eerbied → na 3x laten betekenen: ouders kunnen niet tegen huwelijk opkomen Dus: geen echte vrijheid Na 1804 o geleidelijke terugkeer vrijheid vereiste van toestemming van de ouders werd afgezwakt akte van eerbied geleidelijk verdwenen o Maar tot 1983: niet altijd vrijheid
39
akte van eerbied is pas op dat moment verdwenen o dus huwelijk = liefde → pas volledig sinds 1983 7. Homohuwelijk en toekomst vanaf 2003: homohuwelijk o radicale breuk met het kerkelijk verleden o verandering niet zo radicaal als ze lijkt juridisch: enkel definitie veranderen + wijziging art. 1 BW voor personen van verschillend geslacht is huwelijk niet veranderd toekomst: o Heeft het huwelijk nog zin? achteruitgang kerkelijk huwelijk explosie aantal echscheidingen opkomst ongehuwd samenwonen o concurrentie samenwonen 1998: wettelijk samenwonen → geeft verkeerde indruk: is slecht geregeld, biedt weinig garanties voor duurzaam samenwonen en regelt vermogenswijze samenwonende niet adequaat reden: geen homohuwelijk nadeel: minder beschermd → uit elkaar gaan is niet geregeld gevolg: evolutie naar tweederangs huwelijk cf. beperkt erfrecht samenwonenden sinds 2013: meer samenwonen dan huwen is dit zinvol? Meestal: o test voor huwelijk o feitelijk samenwonen feitelijk samenwonen nog minder bescherming oplossing: invoeren Romeins huwelijk: altijd gevolgen koppelen aan samenwonen
G. De echtscheiding = de ontbinding voor te toekomst van een geldig huwelijk, tijdens het leven van de echtgenoten 1. De Romeinen Echtscheiding: ja, maar feitelijk gegeven → geen formaliteiten, rechtbanken moeten niet tussenkomen o aanvankelijk: enkel vanwege de man o later ook verstoting door de vrouw o echtscheiding met onderlinge toestemming is dan mogelijk 2. De Germanen Echtscheiding vooral voor man o alleen man kan vrouw verstoten o indien geen geldige reden: vete familie van de vrouw begint een vete om haar eer te wreken
40
Redenen: ze is een heks, kan geen kinderen krijgen, kan enkel dochters krijgen Soms speelt recht geen rol
o
3. De Kerk Vroege Kerk o huwelijk = onverbreekbaar is een sacrament bijbelpassage: wat God verbonden heeft, zal de mens niet scheiden o MAAR: vroege Kerk: onduidelijkheid kwam op in het Romeinse Rijk waar veel echtscheidingen zijn → veel discussie in bepaalde gevallen wel echtscheiding toegelaten o.g.v. andere bijbelpassages o.a. verstoting van de vrouw omwille van ontucht e.d. → sluit later huwelijk wel uit o Augustinus: huwelijk is onverbreekbaar (4e E) duurt tijdje vooraleer Kerk volgde o tot in 11e E lieten bepaalde clerici echtscheiding in bepaalde, uitzonderlijke gevallen toe Middeleeuwse Kerk o 8e - 11e E: algemeen aanvaarden onontbindbaarheid in Kerk o Daarbuiten: aanvankelijk weerstand → echtscheidingen kwamen nog frequent voor uitzondering: Lotharius II kinderloos huwelijk met Theutberga, maar had wel kinderen met zijn minnares Waldrada. Hij wil van Theutberga scheiden in met Waldrada trouwen en haar kinderen erkennen. Zijn bisschoppen laten echtscheiding toe, maar paus excommuniceert Lotharius, Waldrada en de bisschoppen. Hij is genoodzaakt Theutberga terug als echtgenote te nemen. Definitieve doorbraak: de vrouwen van Filips II August (1200) Isabella, Ingeborg en Agnes Filips verstootte zijn tweede echtgenote Ingeborg en zette haar gevangen om te trouwen met Agnes. De paus erkende dit huwelijk niet en onder dreiging van excommunicatie nam hij Ingeborg na 20 jaar terug als echtgenote. Als zelfs de machtigste vorst van die tijd zijn vrouw niet kon verstoten, was echtscheiding definitief uitgesloten Huwelijksverbod omzeilen o Niet bestaan van een huwelijk geen bewijs van huwelijkssluiting cf. clandestiene huwelijken
41
→ er was geen of beperkte publiciteit zodat men kon beweren dat er nooit huwelijk was geweest geen bijslaap → vooral door vrouwen ingeroepen plots huwelijksbeletselen ontekken o lange afwezigheid echtgenoot → wordt geacht overleden te zijn o intreden in klooster → beide partners moesten dit doen o de praktijk weggaan naar ander dorp en daar nieuw leven beginnen Substituut voor echtscheiding → Kerk erkende dat het soms niet zinvol was om echtgenoten te laten samenleven en bood alternatieven van echtscheiding aan o Separatio quoad torum et mensam = scheiding van tafel en bed beperkte gevolgen: wonen niet meer samen moeten geen echtelijke plichten meer vervullen mogen niet hertrouwen o Separatio quoad bona et habitationem = scheiding van goederen en woonplaats beperkte gevolgen: einde aan gemeenschap van goederen einde gemeenschappelijk leven wel nog echtelijke plichten vervullen → echtgenoten moesten af en toe met elkaar slapen om zo kinderen te verwekken o tussenkomst rechter is vereist → men kan niet eenzijdig of met onderlinge toestemming tot scheiding overgaan streeft naar verzoening kan zo geboden en bevelen geven → o.a. vrouwenmishandeling verbieden staat echtscheiding slechts toe in bepaalde gevallen gezamenlijk (met onderlinge toestemming): zelden, MAAR grote leugen (één van de twee bekent bepaald feit om zo echtscheiding te verkrijgen) → daarna in klooster gaan eenzijdig: bij fornicatio (ontucht) o aanvankelijk enkel vleselijk (bij overspel) o later ook geestelijke ontucht → ketterij, slagen en verwondingen, onverenigbaarheid van karakter o Nadeliger voor vrouw: bij de vrouw is 1x al overspel en zij wordt dan opgesloten in klooster
42
bij de man moet er sprake zijn van echt grof overspel 4. Terugkeer echtscheiding bij invoering burgerlijk huwelijk Edict van Jozef II: nog geen echtscheiding Franse Revolutie o ken wel echtscheiding onontbindbaar huwelijk gaat in tegen vrijheid o zeer soepele wetgeving altijd mogelijk bij onderlinge toestemming echtscheiding op eenzijdig verzoek wordt in vele gevallen toegestaan o Procedure: louter administratief, geen tussenkomst rechter vereist → enkel naar gemeentehuis formulier ondertekenen o veel echtscheidingen Burgerlijk wetboek van 1804 o wil echtscheiding inperken → tijdens FR veel echtscheidingen, BW reageert tegen zedenverwildering → voor iedereen, behalve Napoleon, het zeer moeilijk maken o Behoudt echtscheiding met terugkeer naar principes van kerkelijk recht scheiding naast echtscheiding → dit is scheiding van tafel en bed regeling echtscheiding gebaseerd op kerkelijke scheiding tussenkomst rechter vereist EOT: streven naar verzoening: lastige procedure (vooral bij EOT) → 6x naar voorzitter RBEA gaan om t"e verzoenen + toestemming ouders vereist + helft van bezittingen gaan naar kinderen EBF: slechts in 3 gevallen → enkel mogelijk indien echtgenoot iets fout heeft gedaan o EBF in 1804 = fout → echtgenoot heeft fout begaan overspel: maar voordeliger voor man dan voor vrouw bij vrouw is vanaf de eerste keer sprake van overspel bij man moet het gaan om bijzit die hij in de eigen woning onderhoudt gewelddaden, mishandelingen, grove beledigingen veroordeling tot infamerende straf = straf waardoor men slechte naam krijgt, bv. landverraad Belangrijk: straf voor fout is de onderhoudsuitkering wie fout beging, betaalt Echtscheiding 1804 - 2007: geleidelijke versoepeling o versoepeling vanaf jaren 30 gewijzigde sociale opvattingen → echtscheiding is niet langer schandaal lastige procedure schrikt niet af
43
emancipatie van de vrouw sociale zekerheid → niet langer zwakke positie van de vrouw veranderingen echtscheiding o.g.v. infamerende straf afgeschaft → tijdens WOII waren er veel landverraders 1974: geen discriminatie bij overspel → voor mannen en vrouwen gelijkgeschakeld invoering EFS: echtscheiding o.g.v. feitelijke scheiding → echtscheiding zonder dat er fout is, er is geen akkoord over de echtscheiding maar men woont niet meer samen soepelere procedure verruimen grove beledigingen → aanvankelijk enkel beledigingen die voor groot schandaal zorgden → door RS uitgebreid onderhoudsuitkering wordt alimentair → van straf naar onderhoudsverzekering 2007: fundamentele hervorming echtscheidingsrecht EBF en EFS zijn verdwenen EOT werd versoepeld → volledig akkoord over gevolgen echtscheiding echtscheiding o.g.v. onherstelbare ontwrichting ingevoerd → geen volledig akkoord over de gevolgen mogelijk indien 1 echtgenoot einde huwelijk wil geen foutcriterium → onderhoudsuitkering wordt enkel toegekend omdat echtgenoot behoeftig is Alimentatievergoeding → voor meest behoeftige echtgenoot → beperkt in duur: kan nooit langer zijn dan duur huwelijk en eindigt bij nieuw huwelijk of wettelijke samenwoning Sporen kerkelijk recht: scheiding van tafel en bed bestaat nog steeds, ook al is ze zinloos tussenkomst rechtbank vereist, ook bij EOT foutcriterium nog aanwezig bij echtscheiding o.g.v. herstelbare ontwrichting → verzoek tot onderhoudsuitkering kan geweigerd worden indien behoeftige echtgenoot zware fout begaan heeft waardoor samenleven niet meer mogelijk is
o
o
44
II. Zakenrecht A. Inleidende begrippen 1. Basisbegrippen van het hedendaagse zakenrecht Personen en familierecht <> vermogensrecht: o Praktisch verschil: personen - en familierecht: over persoon en relatie tot verwanten <> vermogensrecht: gaat over vermogen, in geld waardeerbare zaken o juridisch verschil: objectief recht: geheel van sanctionerende normen subjectief recht: belang van privépersoon waarvan hij respect kan afdwingen op grond van objectief recht → door recht privaat belang o Subjectieve rechten: extrapatrimoniale rechten: betreffen belangen die niet in geld waardeerbaar zijn (behandeld in familierecht) patrimoniale rechten: belangen die in geld waardeerbaar zijn (behandeld in vermogensrecht) → vermogen = geheel van in geld waardeerbare rechten en verplichtingen die aan persoon toebehoren o Vermogensrecht (patrimoniale rechten) omvat: zakenrecht (zakelijke rechten): geven onmiddellijke heerschappij over een bepaald goed, zonder de tussenkomst van een ander persoon verbintenissenrecht (vorderingsrechten): geven recht op een prestatie van een andere persoon: een doen, laten of een geven recht van intellectuele eigendom (intellectuele rechten): exclusieve rechten van een mens op het resultaat van zijn denken o Zakenrecht: zakelijke rechten op goederen (= wat vatbaar is voor eigendom): zaken: materiële voorwerpen waarvan men eigenaar kan zijn, en het eigendomsrecht zelf →zaken zijn alles wat in natuur bestaat, behalve de mens rechten: andere vermogensrechten: zakelijke rechten, vorderingsrechten en intellectuele rechten → zijn niet stoffelijk in natuur valt alles wat stoffelijk is uiteen in mensen (in personen- en familierecht) en zaken ( al dan niet vatbaar voor toe-eigening) goederen= zaken (die vatbaar zijn voor toe-eigening) + rechten Zakenrecht: zakelijke rechten op goederen: o eigendomsrecht: hoogste zakelijk recht <> andere zakelijke rechten → als men eigenaar is, kan men met goed alles doen wat niet verboden is o zakelijke genotsrechten: (m.b.t. zaak zelf): de houder van een zakelijk genotsrecht heeft de vruchten ePLrvan en mag eventueel erover
45
beschikken) → genotsrecht geeft recht om met zaak zelf iets te doen <> zakelijke zekerheidsrechten: hebben betrekking op geldwaarde van de zaak (geen recht op zaak zelf, wel op waarde ervan bij verkoop) Kenmerken zakelijke rechten: o numerus clausus: aantal zakelijke rechten is beperkt, enkel die rechten die de wet bepaald heeft o volgrecht: men houdt zakelijk recht, ongeaht wie die zaak heeft → wie zakelijk recht heeft, kan dit altijd uitoefenen op deze zaak, ongeacht de persoon die ze in zijn bezit heeft o voorkeurrecht: degene die zakelijk recht heeft op een zaak, wordt eerst betaald wanneer de zaak waarop het zakelijk recht slaat verkocht wordt om schuldeisers te betalen o OPLETTEN! Niet altijd zo, heel veel uitzonderingen 2. verschillen tussen hedendaagse en Romeinse zakenrecht Subjectief recht <> actio → wij spreken over subjectieve rechten, maar de Romeinen denken niet in termen van rechten (kennen begrip nog niet), maar in termen van actiones (al dan niet naar rechter kunnen stappen) → denken praktisch personen- en familierecht t.o.v. vermogensrecht <> personen- en familierecht, vermogensrecht en procesrecht → Wij plaatsten familierecht tegenover vermogensrecht, maar de Romeinen onderscheiden daarnaast ook nog het procesrecht (actiones zijn zeer belangrijk bij Romeinen) + familierecht is bij Romeinen niet noodzakelijk extrapatrimoniaal Verschil tussen personen-en familierecht is niet hetzelfde → Bij ons berust het verschil op het al dan niet in geld waardeerbaar zijn, bij Romeinen is dit niet zo bv. slaven, vrouwen en kinderen zijn in geld waardeerbaar Vermogensrecht= verbintenissenrecht, zakenrecht, intellectuele eigendom <> vermogensrecht = zakenrecht, erfrecht en verbintenissenrecht → Romeinen kennen intellectuele eigendom niet. Het erfrecht zit bij hen in het vermogensrecht aangezien bij hen de erfenis niet in de familie moet blijven, bij ons zit dit in het familierecht o.w.v. feit dat de erfenis binnen familie wordt doorgegeven Zakelijke rechten en vorderingsrechten <> actio in rem en actio in personam → Romeinen onderscheiden geen zakelijke rechten en vorderingsrechten (denken niet theoretisch, maar praktisch in actiones) → actiones in rem (vorderingen gericht op een zaak) en actiones in personam (vordering gericht op een persoon) zakelijke rechten op goederen <> zakelijke rechten op zaken → Romeinen maken onderscheid tussen lichamelijke zaken (zaken) en onlichamelijke zaken (rechten), zakelijke rechten slaan bij hen enkel op de zaken. Bij ons slaan zakelijke rechten op goederen, dus zowel op zaken als rechten Verder onderscheid <> geen verder onderscheid → Romeinen maken geen onderscheid tussen eigendom en andere zakelijke rechten en genotsrechten en zakelijke zekerheidsrechten, zoals wij dat doen gelijkenissen:
46
aantal zakelijke rechten is beperkt (bij Romeinen hangen zakelijke rechten samen met actiones en praetor kende een beperkt aantal specifieke actiones toe) o volgrecht en voorkeurrecht zijn niet altijd aanwezig, net zoals bij ons 3. Van actiones (in rem) naar (zakelijke) rechten Romeinen kennen begrip subjectief recht nog niet (en dus ook geen zakelijke rechten of vorderingsrechten), maar wel: o actiones in rem (zakelijk recht): vorderingen van iemand die beweert een recht op een zaak te hebben, tegen iedereen die hem verhindert dat recht uit te oefenen o actiones in personam (vorderingsrecht): vorderingen van iemand die beweert een recht te hebben op een prestatie van een persoon tegen deze persoon Actiones in rem Actiones in personam Betref recht op een zaak Betreft recht op een persoon Tegen iedereen Tegen één bepaalde persoon Geen band met tegenpartij nodig Wel band nodig Romeinen hebben actio in rem (zakelijk recht) en actio in personam (vorderingsrecht) ME: ius in rem, ius in personam en ius a rem (obtinendam) → in ME werkt men met zakelijk recht en vorderingsrecht → glossatoren creëren 3e categorie: ius ad rem obtinendam (speciale categorie vorderingsrechten), het recht om een zaak te verkrijgen: houder van een recht op levering van een bepaalde zaak verkrijgt de rechten van de houder van zakelijk recht, maar enkel tegenover degene die zaak moet leveren categorie verdween, maar term (ius ad rem) bleef bestaan → werd gebruikt voor vorderingsrechten, oude term (ius in personam) raakte in onbruik ius ad rem is niet hetzelfde als ius ad rem obtinendam o
B. Soorten van zaken 1. Zaken in de handel - zaken buiten de handel Bij Romeinen onderscheid: o res in patrimonio (nostro)= zaken in ons vermogen → zaken die tot vermogen privépersoon konden behoren o res extra patrimonium = zaken buiten het vermogen → zaken die niet tot vermogen privépersoon konden behoren Justinianus voert in: o zaken buiten de handel (res extra commercium): kunnen niet verkocht worden res communes: zaken die aan iedereen toebehoren res divini juris: zaken van goddelijke oorsprong overheidsgoederen o zaken binnen de handel (res in commercio): kunnen wel verkocht worden Zaken binnen de handel: 2. Res mancipi - res nec mancipi Res mancipi: zaken waarvoor mancipatio vereist is, o.a. gronden in Italië, slaven, last- en trekdieren
47
Res nec mancipi: zaken waarvoor geen mancipatio vereist is o oorsprong: primitieve Rome → Romeinse maatschappij nog op landbouw gericht o Res mancipi: zaken die voor landbouwer van belang waren → omwille van groot belang: niet zomaar eigendom overdragen o eigndomsoverdracht res mancipi vereisen mancipatio (speciale overdrachtsprocedure) o Rome evolueert → afgeschaft in CIC 3. Roerend - onroerend Mobilis (roerend): wat verplaatsbaar is Immobilis (onroerend): wat niet verplaatsbaar is Nu: o Romeinse terminologie behouden (roerend - onroerend) o inhoud is gewoonterechtelijk: roerend (kateil): brol onroerend (erve): waardevolle zaken Alle belangrijke zaken zijn onroerend, alle onbelangrijke zaken zijn roerend → Nu is onderscheid niet meer zo belangrijk: ook roerende goederen kunnen nu waardevol zijn (bv. aandelenportefeuille) o in BW worden roerend en onroerend ook toegepast op rechten (= onstoffelijke goederen) 4. Vervangbaar - niet-vervangbaar vervangbare zaken (genuszaken): soortzaken: zaken die door andere zaak van dezelfde soort kunnen vervangen worden → missen individualiteit → soortzaak kan geïndividualiseerd worden niet- vervangbare zaken (specieszaken): zaken die omwille van hun individuele kenmerken niet vervangen kunnen worden 5. Verbruikbare - niet-verbruikbare zaken verbruikbare zaken: zaak die tenietgaat bij eerste normale gebruik dat men ervan maakt niet- verbruikbaar: gaat niet (of slechts na lang gebruik) tenietgaan Belang voor lening: o bruikleen: niet- vervangbaar o verbruikleen: vervangbaar 6. hoofdzaken - bijzaken - delen pars (deel): essentieel onderdeel van de zaak zonder dewelke die niet kan functioneren (is niet zelfstandig) accessorium (bijzaak): zelfstandige zaak die niet los gezien kan worden van een andere zelfstandige zaak (bv. reservewiel van de auto) o accessorium sequitur principale (de bijzaak volgt de hoofdzaak) 7. Vruchten Vruchten: zaken die periodiek door exploitatie uit andere zaken gewonnen worden o natuurlijke vruchten (bv. appel) o burgerlijke vruchten (bv. huurgelden)
48
Bij Romeinen omvatten vruchten nog niet interesten en dividenten + termen burgerlijke en natuurlijke vruchten komen uit de ME
C. Eigendom, bezit en detentie 1. Inleiding Hedendaags recht: o Eigendom: recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en erover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of de verordeningen → men kan er alles mee doen, tenzij het verboden is o bezit: het hebben van een fetielijke macht over een zaak of een recht, waarbij men de wil heeft zich te gedragen als de eigenaar van de zaak → feitelijke macht + schijn van eigendom bv. iemand draagt een trui: feitelijke macht (het dragen) + indruk geven dat hij van hem is (maar kan niet bewijzen) o detentie of houderschap: louter feitelijke macht over de zaak van een ander, zonder dat men zic voordoet als eigenaar van de zaak → feit onderscheid: o eigendom: recht (rechter zal altijd beschermen) o bezit: feit met schijn van recht (rechter zal soms beschermen) o detentie: feit (rechter zal niet beschermen) 2. Ontwikkeling van dominium en possessio in RORE primitieve maatschappij: geen onderscheid: ik heb iets o gevaar voor anarchisme (recht van de sterkste) Vroegste Romeins recht: 2 categorieën o detentie (feit): geen bescherming door rechter o usus (recht): elk gebruik van een zaak dat door een recht beschermd wordt → elk genotsrecht ontstaan 3 begrippen: usus raakt in onbruik door opkomst dominium en possessio o onbepaalde vormen van usus: laten toe een zaak op alle mogelijke manieren te gebruiken o bepaalde vormen: laten toe zaak slechts op één manier of beperkt aantal manieren te gebruiken lagere usus: vormen van gebruik die door het recht worden beschermd tegen personen met een lager recht → afgedwongen met ander rechtsmiddel dan actio hogere usus hoogste usus: vorm van gebruik die door recht beschermd wordt tegen iedereen → afdwingen via actio (revindicatio) → usus met actio wordt dominium o possessio Aanvankelijk was Rome stadsstaat die Italië verovert → Romeinse staat heeft veel gronden → praetor laat privépersonen gronden gebruiken personen hebben geen usus of dominium (overheid heeft dit), maar wanneer zij in gebruik gestoord worden, zal praetor hen
49
beschermen (zo voorkomen dat staat de gronden verliest) → praetor beschermt via interdicten possessio = vergelijkbaar met lagere usus, privépersonen hebben niet hoogste recht op de door hen gebruikte grond Na verloop van tijd vragen mensen die geen hoogste usus hadden ook interdicten → possessio en interdicten worden ook gebruikt voor privégronden en vervangen zo lagere usus en bijbehorende rechtsmiddelen Term possessio: niet langer enkel betrekking op gronden, maar ook op andere zaken omdat mensen met dominium ook interdicten vragen →gevolg: dominium, possessio, detentie possessio, dominium en detentie
Romeinen Dominium Possessio detentie
nu Eigendom Bezit detentie
verschil: Bij Romeinen is het onderscheid praktisch (wat krijg ik van praetor?): dominium wordt beschermd via actio, possessio via interdicten en detentie wordt helemaal niet beschermd Bij ons is het verschil abstract: eigendom is een recht, bezit een feit met schijn van recht en detentie is een louter feit o Voordelen possessio/ bezit possessio/ bezit lijkt overbodig: ofwel heb je eigendom en bezit → sowieso winnen, ofwel heb je enkel eigendom → win je ook materieelrechtelijke functie bezit: mensen zonder dominium hebben vaak wel possessio → possessio kan eigendom worden politionele functie: bewijs dominium is moeilijk te leven + duurt lang → bewijs possessio makkelijker te leveren → gevolg: bij conflict vraag men interdict (duurt langer en is lastiger om bescherming via actio te verkrijgen) processuele functie: indien possessio is bewezen, moet tegenpartij dominium bewijzen → possessio alleen verliezen indien andere partij dominium kan bewijzen, niet mogelijk → possessio behouden, ook al kan men zelf dominium niet bewijzen 3. Dominium en possessio bij de Romeinen vergeleken met hedendaags recht Gelijkenissen tussen dominium en eigendom: o absoluut: gelden t.a.v. iedereen (moeilijkheid: bewijzen dat zijn recht beter is dan dat van iedereen) o algemeen: men kan de zaak op alle mogelijke manieren gebruiken → onbepaald: er is geen lijst van alle zaken die men met zijn eigendom kan doen → door humanisten in spreuk gegoten: usus (gebruik); fructus (vruchten) en abusus (= men kan bestemming van zaak bepalen) o
50
exclusief omwille van abusus (er kan maar 1 eigenaar zijn) cf. condominium: meerdere personen kopen samen een zaak: toch 1 eigenaar, nl. de groep (mede-eigendom) o voortdurend: Eigendomsrecht is voor altijd, tot zolang de zaak die er het voorwerp van is blijt bestaan → uitzonderingen: erfpacht en opstal o onbeperkt: er zijn grenzen aan eigendomsrecht, sommige dingen zijn verboden → Eerste beperking: recht van buren bij ons burenhinder en rechtsmisbruik, bij de Romeinen immissio → tweede beperking: wet Verschillen tussen dominium en eigendom: o dominium betreft alleen zaken, eigendom betreft goederen (zaken+rechten) o dominium is concreet (wie actio heeft, is dominus), eigendom is abstract o dominium heeft geen speciale positie, eigendom is uitgangspunt zakenrecht bij ons, (staat apart van andere zakelijke rechten; eigendom is de regel, andere zakelijke rechten de uitzondering) → speciale positie te zien in identificatie van eigendomsrecht met zaak die er voorwerp van uitmaakt o er zijn meer beperkingen aan eigendomsrecht dan aan dominium o er zijn veschillende soorten dominium, wij hebben slechts 1 soort eigendom soorten dominium: o Dominium: op zaken o peregrineneigenom: dominium behoort tot ius civile → alleen Romeinen kunnen eigendom hebben, MAAR vreemdelingen hebben vergelijkbaar recht (verdwijnt wanneer alle inwoners van rijk Romeinen worden) o provinciale eigendom: dominium enkel mogelijk voor gronden in Italië en roerende goederen, niet voor gronden in provincie → behoorden aan staat (die had dominium) MAAR particulieren konden over provinciale gronden vergelijkbaar recht hebben o tweederangseigendom: dominium was moeilijk te verkrijgen, indien men bezit had over zaak → na verloop van tijd eigenaar worden (verkrijgende verjaring) → hangt samen met actio publiciana: actio wordt verleend aan bezitter die eigenaar zou zijn geworden als hij zijn bezit niet verloren had → wie bezig is met verkrijgende verjaring wordt door praetor beschermd via actio publiciana → eigenom o.g.v. actio publiciana = praetoriaanse eigendom → actio publiciana geldt t.ov. iedereen (hebben geen exceptio), behalve t.o.v. eigenaar (heeft exceptio iusti dominii) o Bij Romeinen 4 CATEGORIEEN: dominium, praetoriaanse eigendom, possessio en detentie Definitie eigendom bij Romeinen → nooit door hen gedefinieerd: absoluut, algemeen, exclusief een voortdurend zakelijk recht, dat aan beperkingen onderhevig is en enkel toekomt aan Romeinse burgers op gronden in Italië of op andere zaken o
51
bezit = corpus + animus o bezit en possessio zijn vergelijkbaar qua functies o beiden veronderstellen bovendien volgende elementen: materieel element (corpus (lichaam)): feitelijke macht over een zaak intentioneel element (animus (wil)) o Animus heeft verschillende betekenis in ons recht en hedendaags recht: rol animus in RORE: als corpus twijfelachtig is: soms moeilijk vast te stellen of men feitelijke macht over zaak verkregen of verloren heeft (en dus bezit heeft verkregen of verloren) → kijken naar animus: had betrokkene bedoeling die feitelijke macht te verkrijgen of verwerven → animus= bedoeling feitelijke macht te verkrijgen rol animus in ons recht: om onderscheid te maken met detentie → animus= bedoeling zich te gedragen als eigenaar van de zaak niet nodig bij Romeinen: onderscheid possessio (kan interdict krijgen) en detentie (kan geen interdict krijgen) is duidelijk bezit animo suo corpore alieno (door toedoen eigen wil, door toedoen van andermans lichaam) bv. iemands portefeuille vasthouden, kot huren → iemand heeft corpus, andere heeft animus o bij Romeinen enkel bezit op zaken, bij ons op goederen (zaken + rechten) Na- klassieke periode is er geen onderscheid meer tussen dominium en possessio → twee categorieën: dominium+possessio en detentie Bij Justinianus zijn er weer 3(+) categorieën → wou RORE in eer herstellen 4. evolutie van het Romeinsrechtelijke dominium en possessio naar de hedendaagse eigendom en bezit Germanen: terug naar 2 o saisine (komt sterk overeen met usus) <> feit o nadelen saisine: moeilijk te bewijzen → als iemand zaak afpakte, ging men geweld gebruiken (eigenrichting als oplossing) → maatschappij met veel geweld → 2 oplossingen bloedig strafrecht voorstel Kerk: bezit weer invoeren o voordelen bezit: politionele, processuele en materieelrechtelijke functie o bezit terug invoeren door de Kerk: Kerk was vaak slachtoffer van geweld in die maatschappij o saisine verdween, maar er zijn overblijfselen in ons recht: saisine = inbezitstelling van de erfgenaam Glossatoren: o herontdekking CIC met dominium en possessio → probleem: wie is eigenaar leen, heer of vazal? vazal exploiteert heer heeft ook veel rechten
52
o
o
o
oplossing: beide hebben dominium → uit tekst CIC concluderen glossatoren dat er twee soorten eigendom zijn: vazal: dominium utile (eigendom naar analogie, nuttige eigendom) heer: dominium directum (eigenlijke eigendom, oorspronkelijke eigendom) gevolg: dominium van de glossatoren komt niet overeen met dominium RORE of onze eigendom → is niet exclusief en niet algemeen heer en vazal moeten rekening met elkaar houden, zelfs met achtervazallen rechten van familie in ius commune (glossatoren): meerdere eigenaars (≠exclusief) en verschillende eigenaars kunnen zaak niet op alle mogelijke manieren gebruiken (≠ algemeen) → enkel op die manieren verbonden aan hun hoedanigheid (heer, vazal...) vergelijkbaar voor cijnsgoederen (in ruil voor cijnsgoederen leverde men economische diensten) definitie door Bartolus (commentator): eigendom is het recht om op volledige wijze te beschikken over een lichamelijke zaak, tenzij dit door de wet verboden wordt → enkel over zaken, niet over rechten → volledige wijze is niet zo volledig: beperkingen door andere eigenaars, familie, buren, ... Bartolus: eigendom is Recht Volledig beschikken Over lichamelijke zaak Tenzij door wet verboden
Art. 544: eigendom Recht Meest volstrekte wijze genot te hebben of beschikken Over een zaak Mits gebruik niet strijdig is met wetten of reglementen Beperking: buren, wet
Beperking: buur, wet, leenheer/vazal, familie Quasi-dominium (= Geen quasi- eigendom praetorische eigendom) Humanisten: Hotman: o eigendom= ius utendi et abutendi → eigendom is recht om iets te gebruiken en te verbruiken vernunftrecht: 3 (maar er is verschil tussen wat vernunftrecht zegt en wat in werkelijkheid is) o Pothier (eigenlijk figuur praktische RL): eigendom= disposer à son gré = volledig, op de meest volstrekte wijze → eigendom is naar believen beschikken o verschil met Bartolus, gelijkenis met nu: slechts 1 soort en exclusieve eigendom: geen rekening meer met dominium utile en dominium directum, voor hen bestaat maar 1 eigendom → MAAR feodaliteit bestaat nog steeds; over de eeuwen heen is
53
macht vazallen groter geworden en die van de heren stelt nog weinig voor → Pothier houdt geen rekening met hen eigendom is algemeen en hoogste recht: er is slechts 1 soort eigendom, dus deze kon algemeen zijn (alle vormen van gebruik of beschikking omvatten). Eigendom= hoogste zakelijk recht, want andere zakelijke rechten waren beperkt eigendomsrecht = de zaak: als je een zaak hebt waar je alle rechten over hebt, heb je de zaak o verschil met Bartolus, verschil met nu: eigendom is onbeperkt → vernunftrecht koppelt eigendom aan vrijheid (eigendom= vrijheid met een goed te doen wat men wil) → onbeperkt → geen wettelijke beperkingen omdat men ervan uitging dat deze niet nodig zijn; zij gingen ervan uit dat eigenaars hun onbeperkte eigendomsrecht op rationele wijze zouden gebruiken en geen domme dingen zouden doen Franse revolutie: realiseert algemeen en exclusief eigendomsrecht door afschaffing feodaliteit → bij Franse revolutie wordt het echt 3 Burgerlijk wetboek 1804: o Definitie van eigendom: eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of verordeningen. o Misvattingen over deze definitie: Is Romeins: klopt niet: Romeinen hadden geen definitie! Eigendom zoals in art. 544 vindt zijn wortels wel in Romeinse dominium, maar directe oorsprong zijn definities van latere juristen Is liberaal o.i.v. vernunftrecht: klopt niet: ideeën vernunftrecht zijn slechts in beperkte mate overgenomen door F.R. term liberalisme: liberalisme betekent vrijheid, maar niet de volledige vrijheid → BW koppelt idee van eigendom niet aan vrijheid cf. tekst: 'mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of de verordeningen' → beperking aan eigendomsrecht → sommigen beweren dat volledige vrijheid niet in tekst stond, maar dat Napoleon niets verbood, MAAR Napoleon was militair (hij verbood veel dingen) 19e eeuw: o 2e helft 19e E: opkomst liberale ideologie o.i.v. pandektisten, MAAR breekt niet door: meerderheid blijft aanhanger van een eigendomsrecht dat beperkt was door rechten van anderen en de wetgever gevolg: ook in de rest van de 19e eeuw geen liberaal eigendomsrecht o einde 19e eeuw: ontstaan opvatting dat eigendomsrecht liberaal is en dat dit van Romeinse oorsprong is
54
verklaring: critici liberale ideologie gingen ervan uit dat de extremen de norm waren en overschatten succes ervan; dachten dat liberale ideologie in 1804 een egoïstisch eigendomsrecht in voerden (in realiteit nooit gebeurd) → betrokken RORE in hun kritiek o.w.v. pandektisten: zij zochten steun voor hun extreem liberala visie in het CIC (alsof hun opvatting toen als bestond en zij deze enkel overgenomen hebben) → Tweede exegetische school: tijdens en Napoleon en voor hen was er een extreem liberaal eigendomsrecht. FOUT: Napoleon was zeker niet liberaal belang opvatting: wijd verspreide mening dat 19e eeuwse en Romeinse eigendomsrecht liberaal was Nieuwe tendenzen: o NIET: wettelijke beperkingen op eigendom → eigendom is altijd al aan eigendomsbeperkingen onderhevig geweest o WEL: groter belang onteigeningen: groter overheidsoptreden en gebrek aan vrije ruimte → Vlaanderen is volgebouwd, grote infrastructuurwerken vereisen onteigeningen onderscheid juridische en economische eigendom: aandeelhouders (juridische eigenaars) staan tegenover de managers (economische eigenaars) die veel grotere greep op vennootschap hebben verdwijnen eigedomsrecht bij verhuring: verhuring is geen zakelijke recht, maar huren brengt vele rechten met zich mee (toegenomen bescherming huurders holt rechten eigenaars sterk uit) → nood aan soort eigendom die dit regelt opkomst intellectuele rechten: kopers van software, beeld of geluid hebben beperkte gebruiksrechten, licenties (geen eigendomsrecht in zin art. 544) → nood aan soort usus o gevolg: eigendomsbegrip volgens art. 544 volstaat niet meer, is niet soepel genoeg → noo aan complexer eigendomsbegrip (zoals eigendomsbegrip bij de Romeinen; zeer soepel) besluit: eigendom evolueert voortdurend, MAAR onbeperkte eigendom heeft nooit bestaan (vernunftrecht bleef theorie) 5. Verkrijging van eigendom en bezit Oorspronkelijk <> afgeleid o oorspronkelijke manier: er komt geen mens tussen → komt niet zoveel voor bv. schelpen rapen op het strand o afgeleid: door een rechtshandeling; er is wel iemand bij betrokken Eigendomsoverdracht door overeenkomst: o plaats in het recht: belangrijkste vorm van eigendomsverkrijging o Consensualisme: consensus (wilsovereenstemming) partijen= eigendomsoverdracht → vanaf dat er akkoord is, wordt eigendom overgedragen
55
bijkomende formaliteit is niet vereist (eigendomsoverdracht gebeurt automatisch) levering = inbezitstelling → er is nog bezit nodig: moet nog geleverd worden (leveringshandeling heeft enkel betrekking op bezit) o traditionalisme: consensus partijen zorgt niet voor eigendomsoverdracht (eigendom wordt niet automatisch overgedragen door wilsovereenstemming) bijkomende formaliteit vereist: levering → levering = eigendomsoverdracht bv. overdracht door mancipatio in RORE: formaliteit die eruit bestaat dat je naar een man gaat die met weegschaal op de markt in Rome staat met 5 getuigen. Die tikt dan met een muntje tegen de weegschaal en spreekt rituele woorden uit o Belang onderscheid: risico en faillissement: als zaak tenietgaat voor levering, is het belangrijk te weten wie eigenaar is o Ander onderscheid: causaal: vereist titel of causa voor eigendomsoverdracht(er moet gelden onderliggend contract zijn waardoor men eigenaar wordt) → causa = titulus= juridische rechtvaardiging men is eigenaar als de overeenkomst geldig is consensualistisch systeem is in principe ook causaal abstract: geldigheid overeenkomst staat los van eigendomsoverdracht (men is ook eigenaar als overeenkomst niet geldig is) als leveringshandeling gesteld is, is men eigenaar op voorwaarde dat bedoeling partijen was om eigendom over te dragen vaak traditionalistische systemen o termen zijn niet Romeins (komen vooral van padektisten) Romeinen kennen termen nog niet Romeins systeem: traditionalistisch geen onderscheid causaal en abstract → gemengd systeem Romeins recht = traditionalistisch → behandelen bij zakenrecht (in BERE wordt eigendomsoverdracht in verbintenissenrecht bestudeerd) Traditionalistisch systeem (dus systeem van Romeinen) veronderstelt 3 elementen: 1. beschikkingsbevoegdheid, 2. leveringshandeling, 3. titel (enkel vereist indien causaal systeem) Eigendomsoverdracht door overeenkomst in traditionalistisch systeem:
56
Beschikkingsbevoegdheid: nemo plus transferre potest quam ipse haberet = niemand kan meer overdragen dan hij zelf heeft → opdat iemand eigendom kan overdragen, moet hij eigenaar zijn o leveringshandeling en titel: → in klassieke periode bestonden 3 leveringshandelingen bij eigendomsoverdracht: mancipatio in iure cessio traditio → verschillen van elkaar: mancipatio en in iure cessio: formalistisch altijd eigendom, niet steeds bezit abstract: geen titel nodig traditio: informeel altijd bezit, niet steeds eigendom causaal: titel nodig → mancipatio → in iure cessio: verschillen met mancipatio: o geen vrijwaring (tegenpartij is niet gehouden te vrijwaren) o ook gebruiken voor res nec mancipi o gebruiken voor verkrijgen andere rechten dan eigendomsrecht is een schijnproces: er is geen geschil → partijen gaan naar praetor: verkrijger zegt d at zaak van hem is, vervreemder erkent dat de zaak van de verwerver is en de praetor wijst de zaak dan toe aan verwerver → in iure cessio = afstand in rechte → recht dat men heeft gaat terug op uitspraak praetor, er is dus geen vrijwaring nodig omdat men zich op praetor zelf kan beroepen moeilijkheden: o men kan in iure cessio uitvoeren met iemand die geen eigenaar is en toch zo eigenaar worden → maar in vroegste Rome gebeurde alles op de markt, men kon hiertegen dus protesteren o reis naar de praetor: Rome werd een wereldrijk → men moest steeds naar Rome reizen om in iure cessio uit te voeren verdwijnen: o systeem raakte in onbruik o praetor verdween in 4e eeuw en bijgevolg ook de in iure cessio Geen belang voor ons o
57
o
aangezien in iure cessio, net zoals de mancipatio niet meer werd gebruikt ten tijde van Justinianus, is het niet opgenomen in CIC en heeft ze dus geen belang voor ons
→ traditio twee betekenissen: o bezitsverschaffing (men wordt enkel bezitter) o bezitsverschaffing + eigendom Onderscheid maken d.m.v. causa = juridische rechtvaardiging → bij traditio: contract dat eigendomsoverdracht rechtvaardigt (reden die uitlegt waarom je eigendom uit overeenkomst krijgt) o traditio zonder causa: alleen bezitsverschaffing o traditio met causa: bezitsverschaffing + eigendomsverschaffing Belang traditio: o men werkte liever met traditio o toepasbaar in gevallen dat mancipatio en in iure cessio niet gebruikt kunnen worden (o.a. door vreemdelingen, op gronden buiten Italië) o in gevallen waar men toch mancipatio of in iure cessio moet gebruiken gaat de praetor toch beschermen via de actio publiciana Justinianus neemt traditio op in CIC ius commune: o onderscheiden traditio simplex: materieel →men draagt zaak materieel over aan tegenpartij bijzondere traditio: niet materieel → niet altijd mogelijk of praktisch om zaak over te dragen traditio longa manu (met lange hand): door zaak aan te wijzen → grond verkopen door grond vanuit toren aan te wijzen traditio brevi manu (met korte hand): koper is reeds detentor van de zaak → bv. huurder wordt koper traditio symbolica (symbolisch): door symbolische handeling; men levert iets dat symbool kan staan voor zaak → bv. sleutels van een huis CONSTITUTUM POSSESSORIUM Constitutum possessorium (bezitsafspraak) koopovereenkomst bevat ook huurovereenkomst: verkoper zal naderhand verkochte goed huren
58
aangezien verkoper als huurder een detentor is die de zaak houdt in naam van koperverhuurder, verschaft de overeenkomst over verhuur bezit aan koper (nl. animo suo, corpore alieno)→ geen materiële levering nodig aanvankelijk reële huur Na- klassiek recht: fictieve huur → aangezien constitutum possessorium enkel mogelijk is bij verhuring aan verkoper → fictief huurcontract opnemen in verkoopsovereenkomst → in verkoopsovereenkomst zetten dat verkocht goed verhuurd wordt aan verkoper om zo geen traditio te moeten uitvoeren ME: aparte clausule, zonder fictieve huur → clausule: verkoper bezit de zaak in naam en voor rekening van verkoper → evolueerde naar vermelding dat traditio had plaatsgevonden, ook al niet echt gebeurd → vermelding primeerde op werkelijkheid (wat men kan bewijzen telt en men kan traditio bewijzen) vernunftrecht: geen clausule: geen clausule van traditio vereist, overeenkomst op zich volstaat voor eigendomsoverdracht → niet overgenomen in praktijk; nog steeds vermelding clausule Burgerlijk Wetboek: volgde vernunftrecht → overeenstemming partijen volstond voor eigendomsoverdracht o gevolg: consensuele eigendomsoverdracht → constitutum possessorium is reden waarom vandaag consensualisme o problemen consensuealisme: → BW begrijpt consensualisme niet volledig → verkeerde definitie in art. 1582 (is formalistisch: geeft indruk nog te moeten leveren) → consensualisme niet mogelijk bij soortgoederen: eigendom gaat over indien men zaak individualiseert → gebrek publiciteit: opgelost in 1851 met invoeren registers (hypotheekkantoor: in registers wordt
59
verkoop onroerende goederen geregistreerd) gevolg: in onderlinge relatie is men eigenaar vanaf wilsovereenstemming, t.a.v. derden pas vanaf geregistreerd in hypotheekkantoor (men spreekt van registergoederen)
Verjaring o term: verjaring = tijdsverloop waaraan het recht gevolgen hecht o verkrijgende verjaring <> uitdovende verjaring verkrijgende verjaring: door tijdsverloop krijgt men recht uitdovende verjaring: door tijdsverloop verliest men recht o belang verkrijgende verjaring: als termijn van verkrijgende verjaring is verlopen, kan men eigendom heel gemakkelijk bewijzen (enkel bewijzen dat men tijdens die termijn eigenaar was) → als men eigendom door overdracht verkregen heeft, moet men eigendom bewijzen door beroep te doen op degene van wie men eigendom verkregen heeft (voorman), die moest ook eigendom bewijzen enz. → zeer lange keten o De Twaalf Tafelen wie speciale vorm usus verworven heeft, moet na periode van 2 jaar (bij gronden) of 1 jaar (andere zaken) niet langer beroep doen op voorman → volstaat dat men bewijst dat men gedurende die periode speciale usus had uitzondering: gold niet voor gestolen zaak o Klassieke periode: usucapio → verkrijgende verjaring in klassieke periode, 5 voorwaarden waaraan men moest voldoen (volgorde belangrijk!!) → leidt tot dominium (en is dus ius civile) Tempus → 2 jaar voor gronden, 1 jaar voor andere zaken → stuiting: indien termijnen onderbroken worden, is er usurpatio (stuiting van de verjaring) → gedurende die tijd moet er possessio geweest zijn possessio → tijd op zich volstaat niet; er moet gedurende periode bezit (d.i. recht op interdicten) geweest zijn →Er zijn bezitters die eigenaar mogen worden en bezitters die dit niet mogen: personen die niet voor zichzelf bezitten en toch recht hebben op interdicten, mogen geen eigenaar worden → daarom: titulus vereist titulus → maakt onderscheid tussen possessio die wel en possessio die niet tot eigendom kan leiden
60
o
→ juridische rechtvaardiging die usucapio rechtvaardigt → posessio civilis kan tot eigendom leiden bona fides → titulus volstaat niet; anders zouden kwaadwillige personen anderen van hun eigendom kunnen beroven (door contract te sluiten met iemand die niet eigenaar is of die onbekwaam is en door usucapio toch eigenaar worden) → vandaar: vereiste van bona fides (= ontbreken van malafides (= weten dat andere eigenaar niet is of onbewkaam is)) → enkel vereist bij begin van bezit → Wat indien zaak verkocht is door dief, terwijl men het niet weet? res habiles → zaak moet vatbaar zijn voor verjaring → niet vatbaar voor verjaring: * extrapatrimoniale zaken (men kan hierover geen dominium hebben) * gestolen, verduisterde of met geweld ontnomen zaken → geen usucapio, ook al is men te goeder trouw Na- klassieke periode Usucapio: in klassieke periode beperkt (niet voor vreemdelingen en niet voor gronden buiten Italië) → na- klassieke periode enkel nog 2e beperking (niet voor gronden in provincie): dus nood aan verjaring voor provinciale gronden Longi temporis praescriptio (= verweer van lange termijn) ontstaansreden: provinciale gronden verjaring heeft men enkel nodig indien er problemen zijn en bij problemen is er een proces → verweermiddel: 'ik heb dit al lang' = louter procedureel van uitdovend naar verkrijgend: → uitdovend: als rechter met verweer van lange termijn rekening houdt, dooft het recht van de tegenpartij uit, maar de verweerder verkrijgt er geen recht mee (tegenpartij kan haar recht niet uitoefenen, maar men verkrijgt daarom zelf nog geen recht dat men t.o.v. iedereen kan hard maken) o termijn varieert naargelang tegenpartij (woont tegenpartij in zelfde gemeente (aanwezige): 10 jaar, woont tegenpartij in andere gemeente (afwezige): 20 jaar) Probleem: men is nooit zeker, er kan altijd iemand anders komen om het op te eisen → daarom evolutie naar verkrijgende verjaring: nog steeds twee termijnen (10 jaar tussen aanwezigen, 20 jaar tussen afwezigen) → verkrijgt eigendom pas na 20 jaar uitdoving revindicatio (actio tot opeising dominium) na 30 jaar kan men niet meer revindiceren → gestolen, verduisterde of met geweld ontvreemde zaken kan men niet meer opeisen
61
geldt niet voor goederen van de staat problemen: na 30 jaar kan men niet revindiceren, maar persoon die zaak heeft is ook geen eigenaar (aangezien het nog steeds om uitdovende verjaring gaat) Justinianus → 476 N.C: Romeinen verliezen Italië (aangezien dominium enkel geldt voor gronden in Italië, geldt usucapio vanaf dan nog enkel op roerende zaken) Usucapio enkel voor roerende zaken gevolg bij Justinianus: o korte termijn met strenge voorwaarden: → usucapio (voor roerende zaken): termijn= 3jaar → longi temporis praescriptio (voor onroerende zaken): zelfde voorwaarden als usucapio, maar tempus is 10 of 20 jaar (naargelang aan- of afwezigheid, criterium: provincie i.p.v. gemeente) → beide verkrijgende verjaring o langere termijn met mildere voorwaarden → longissimi temporis: verkrijgende verjaring van 30 jaar zowel voor roerende als onroerende goederen, mildere voorwaarden (geen vereiste van res habilis of titulus, wel nog bona fides)(opvolger uitdoving reivindicatio) gewoonterecht + ius commune Germanen: uitdovende verjaringstermijn van 1 jaar en 1 dag (een jaar + eerste dag dat RB zetelt (zetelde om 6 weken)) → na 1 jaar en 1 dag verliest tegenpartij zijn recht om op te eisen terugkeer RORE door Kerk rond 1100: voorstander van langere en morele termijnen → 30 jaar ( t.o.v. Kerk 40 jaar) → voorwaarden verjaring worden in meer morele zin geïnterpreteerd bv. 'goede trouw' moet blijven bestaan tijdens de hele termijn van verkrijgende verjaring (bij Romeinen enkel in begin) aangezien gewoonterecht en ius commune door elkaar lopen, kunnen termijnen verschillen van regio tot regio Burgerlijk Wetboek van 1804 gebaseerd op gewoonterecht Parijs na 30 jaar doven alle rechtsvorderingen uit (in België tot 1998) verkrijgend o lange verkrijgende verjaring: 30 jaar, goede trouw en titel zijn niet vereist (zowel voor roerende als voor onroerende goederen) = longissimi temporis praescriptio bij Justinianus
62
korte verkrijgende verjaring: 10 of 20 jaar (naargelang aan- of afwezigheid (criterium: rechtsgebied HvB), res habiles niet vereist (geldt enkel voor onroerende goederen) = longi temporis praescriptio bij Justinianus Probleem: geen korte verjaring voor roerende goederen (geen verjaring = usucapio bij justinianus), MAAR WEL: art. 2279 BW oorsprong in Germaans recht: roerend goed heeft geen gevolg → bij roerende goederen geen volgrecht; eigenaar kan roerende goederen niet revindiceren, uitzonderingen: o contract waarbij men goed overhandigt om andere reden dan eigendomsoverdracht (men kan geen eigenaar worden o diefstal → uitzondering: indien goederen op de markt gekocht zijn, kan eigenaar revindiceren indien hij koper vergoed Invloed RORE: wel revindiceren, ook al is goed niet gestolen Germaanse opvatting wint: possession vaut titre = art. 2279 (bezit geldt als titel) betekenis omstreden: bezit geldt als juridische rechtvaardiging van eigendom (als men bezitter is, moet men niet bewijzen dat men eigenaar is. Tegenpartij moet eigendom bewijzen) → bedoelt om bewijsprobleem op te lossen andere vormen van oorspronkelijke eigendomsverkrijging o occupatio toe-eigening (iets is van degene die het pakt) van res nullius (zaak die aan niemand toebehoort) of res derelicta (zaak die is prijsgegeven = opgegeven zaak, eigenaar wil ze niet meer en het kan niets schelen wat er mee gebeurt) → altijd rekening houden met wil oorspronkelijke eigenaar principe is Romeins, term is ME Belang: Romeinen, koloniale periode en nu Romeinen: veel res nullius (veel lege grond, veel wilde dieren);er waren geen jacht- en visrechten → wat gevangen werd, behoorde toe aan jager of visser koloniale periode: lege terreinen waren volgens kolonisatoren res nullius → konden zonder problemen in bezit genomen worden (rechtvaardiging om gebieden toe te eigenen) → RS in bepaalde landen komt daarop terug waardoor grote stukken gebied teruggegeven moeten worden aan volkeren o
63
schatvondst: schat is een door de eigenaar weggestopte zaak die niet meer terug is bovengehaald en waarvan men, nadat men ze gevonden heeft, de eigenaar niet meer kan achterhalen → bij Romeinen en bij ons: indien gevonden op eigen grond, is de zaak van jou. Is ze op andermans grond gevonden, dan is de helft voor de vinder en de helft voor de eigenaar van de grond o separatio (vruchttrekking): afscheiding van de vrucht van de moederzaak eigenaar moederzaak wordt eigenaar vrucht, zelfs al plukt hij ze niet zelf → uitzondering: iemand die gerechtigd is vruchten te plukken wordt enkel eigenaar als hij ze zelf plukt o Accessio (natrekking): eigenaar van de zaak is ook eigenaar van een bestanddeel van de zaak principe: accessorium sequitur principale (bijzaak volgt de hoofdzaak) bij gronden: superficies solo cedit (opstal wijkt voor de grond) → eigenaar grond wordt eigenaar van hetgeen erop staat → gold niet in ME: huizen waren van hout en konden gemakkelijk verplaatst worden (// tenten nu) Nu ruimer begrip dan bij Romeinen (omvat ook separatio en zaakvorming) o commixtio (vermenging): twee verschillende soortzaken van verschillende eigenaars worden vermengd → mede- eigendom o specificatio (zaakvorming): nieuwe zaak wordt gemaakt uit de oude wie is eigenaar nieuwe zaak? Maker of eigenaar grondstof? Sabinianen: eigenaar grondstof (volgens hen is niets nieuws ontstaan) Proculianen: maker (iets geheel nieuws ontstaan) Justinianus: tussenoplossing: als zaak zonder veel problemen teruggebracht kan worden naar de gronstof, is ze van de grondstofeigenaar. In ander geval maker → negeert intellectuele inspanning maker ons recht: eerder Sabiniaans Verkrijging en verlies van bezit o verkrijging eigendom kan oorspronkelijk zijn (verjaring, zaakvorming...) of afgeleid (door overeenkomst o verkrijgen bezit: normaal gezien door traditio 6. Bescherming van dominium en possessio In RORE: o revindicatio = bescherming dominium o wanneer eigenaar geen bezit heeft o doel: gericht tegen ander die wel bezit vaststellen dat men recht (dominium) heeft
64
afgifte zaak door tegenpartij → enkel revindiceren tegen iemand die bezit heeft (om bezit zaak af te geven, moet men bezitter zijn) o Probleem: ander geeft zaak niet af → kan toch enkel tot boete veroordeeld worden bij formulaprocedure o oplossing: restitutieclausule in formula: verweerder heeft keuze tussen vrijwillig afgeven of verder zetten procedure → wordt veroordeel tot geschatte waarde van de zaak (litis aestimatio) Litis aestimatio: waarde wordt bepaald door rechter op grond van eed door de eiser (hogere waarde opgeven dan de werkelijke waarde) → verweerder moet dan meer betalen dan dat zaak waard is → alle belang erbij om het niet zover te laten komen o Interdicten = bescherming possessio interdict= verbod of een bevel van de praetor om een bepaalde situatie te handhaven of in het leven te roepen soort kortgeding: praetor geeft interdict na snelle procedure soorten: prohibitoir: verbieden bepaalde toestand te veranderen → gericht op behoud bezit restitutoir: bevelen vroegere toestand te herstellen → gericht op teruggeven bezit voorbeelden: uti possidetis (= zoals jullie bezitten, prohibitoir) → afblijven! beide partijen moeten zaken houden zoals zij die bezitten unde vi (omwille van geweld, restitutoir): wie een ander met geweld verdreven heeft; als iets van iemand is afgepakt met geweld werkt snel: praetor geeft meteen bevel, indien het niet nageleefd wordt, moet eigenaar actio instellen wIe krijgt interdict? BEZITTERS personen die zich voordoen als eigenaar (terecht voordoen, te goeder trouw of te kwaderr trouw) bepaalde personen die zich niet voordoen alsof ze eigenaar zijn → sekwester: personen die zaak waarover proces gevoerd wordt bij zich houden en na afloop aan winnende partij geven → precarist:hebben bezit 'ter bede': mogen zaak gebruiken van eigenaar maar moeten die meteen teruggeven als hij erom vraagt → erfpachter en pandhoudende SE In hedendaags recht: → bestaan nog steeds, maar op andere manier o Revindicatie: term is gebleven, vordering verschilt
65
Bij Romeinen enkel om dominium te beschermen, bij ons voor alle zakelijke rechten o bezitsvorderingen: Romeinen hadden meerdere soorten interdicten, wij hebben er twee behouden reïntegrande < unde vi (restitutoir): moet hersteld worden → aanpassing interdict unde vi door CARE en later Frans recht klachte (complainte): enkel op onroerende goederen en verbonden aan termijn van 1 jaar → door Franse ordonnantie ontwikkeld op basis van interdict uti possidetis veel gebruikt in 19e E: verwarrend → mensen gingen steeds beide vragen (nu: gewoonte om beide te vragen aangezien niemand verschil nog weet) Verschillen met RORE: het gaat om vorderingen, terwijl Romeinen met interdicten werkten en nu kunnen alleen personen die voor zichzelf bezitten een bezitsvordering instellen (bezitters zijn nu degenen die zich als eigenaar voordoen) Verlies bezit en eigendom: o verlies eigendom: ander wordt eigenaar of zaak gaat teniet o verlies bezit: men maakt iemand anders bezitter
D. Beperkte zakelijke genotsrechten 1. Inleiding zakelijke rechten: eigendom (men kan er alles mee doen) + beperkte zakelijke rechten (men kan er niet alles mee doen) beperkte zakelijke rechten: o beperkt = bepaald → beperkt betekent hier niet beperkt want dat zou impliceren dat eigendom onbeperkt is (wat niet waar is) → beperkt betekent bepaald: men kan vastleggen wat men ermee kan doen (eigendom is onbepaald) o beperkte zakelijke rechten = rechten op andermans zaak cf. iura in re aliena → term is niet Romeins, noch Me → komt uit 16e E → niet geheel on- Romeins: Romeinen erkenden bijzondere positie eigendom (dominium is gekoppeld aan revindicatio),andere zakelijke rechten aan actio Indeling beperkte zakelijke rechten: in 5 → veel kritiek (o.a. bezit is geen recht!) o andere indeling, nl. in zakelijke zekerheden en zakelijke genotsrechten → zakelijke genotsrechten: recht om met zaak zelf iets te doen → zakelijke zekerheden: recht op geldwaarde van de zaak bij gedwongen verkoop o zakelijke genotsrechten = imperkingen eigendomsrecht (en dus uitzonderingen → moeten beperkt gehouden worden) ofwel tijdelijke zakelijke genotsrecht: gekoppeld aan persoon, niet aan een zaak ► vruchtgebruik
66
→ gevolg: houdt op bij overlijden persoon en kunnen roerend of onroerend zijn ofwel eeuwig: recht is gekoppeld aan een zaak, men heeft het recht niet persoonlijk, maar enkel en alleen omdat men houder van zaak is ► erfdienstbaarheden → gevolg: 1. geen einde bij overlijden 2. verliest men zaak, dan is men recht kwijt 3. altijd onroerend 2. Vruchtgebruik (usufructus) letterlijk: gebruiksvrucht, maar door Grotius veranderd naar vruchtgebruik Ontstaansreden: ontstaan bij Romeinen: o Vrouwen konden trouwen zonder manus → probleem als man overlijdt: zij erven niet→ oplossing: in testament alles aan vrouw nalaten (maar erfgenamen van de man zijn niet noodzakelijk erfgenamen van de vrouw en men wou hen vooral iets nalaten)→ oplossing: vruchtgebruik: vrouw krijgt goederen voor de rest van haar leven + erfgenamen hebben zekerheid dat de goederen naar hen zullen terugkeren o Wij kennen dit systeem ook: als twee personen getrouwd zijn en 1 van de partners overlijdt, krijgt de andere vruchtgebruik → verschil met Romeinen: bij ons gaat dit van rechtswege, bij hen moet dit in testament staan + bij Romeinen is vruchtgebruik van man t.o.v. vrouw, bij ons gaat het langs beide kanten + bij Romeinen ook vaak gebruikt voor dochters (men wou dochter iets nalaten, maar gingen ervan uit dat haar kinderen genoeg van hun vader zouden erven) definitie: Normaal gezien hebben Romeinen geen definities ('elke definitie in het recht is gevaarlijk'), maar voor vruchtgebruik hebben ze er wel 1 (afkomstig van Paulus, 1 van de grote 5) o Vruchtgebruik is het recht om van andermans zaken gebruik te maken en de vruchten te trekken, voor zover de zaak zelf in stand blijft o betekenis 'in stand blijven': loutere vaststelling: men kan maar vruchtgebruiker zijn zolang de zaak in stand blijft → houdt geen verplichting in om zaak in stand te houden (tenzij bij contract, stipulatio) → er was wel de verplichting de zaak in stand te houden o.g.v. de cautio usufrctuaria, maar niet o.g.v. vruchtgebruik zelf o definitie is onvolledig: vergeten benadrukken dat het tijdelijk recht is (vruchtgebruik eindigt bij overlijden vruchtgebruiker) voorwerp vruchtgebruik: o aanvankelijk: zaken die zelf natuurlijke vruchten voortbrengen (gronden) o Later: later ook zaken die burgerlijke vruchten voortbrengen (zaken die men kan verhuren en verpachten) en vermogen → reden: ontwikkeling van begrip vruchten inhoud: o bevoegdheid zaak te gebruiken en er vruchten van te trekken discussie: wat zijn vruchten? bv. kinderen van slavin zijn geen vruchten en dus niet voor vruchtgebruiker. Slavin die in vruchtgebruik is en kinderen krijgt (dit is
67
omdat vruchtgebruiker haar gebruikt heeft) → kinderen naar eigenaar (worden dus van hun moeder gescheiden) Vruchtgebruiker moet handelen als een goed man → open norm; geval per geval kijken hoe vruchtgebruiker moet handelen Persoonlijk karakter vruchtgebruik: vruchtgebruiker moet zelf zaak gebruiken en vruchten plukken, MAAR: burgerlijke vruchten (o.a. gelden uit verhuring en verpachten): pachter plukt dan vruchten overdracht vruchtgebruik → wijzigt termijn vruchtgebruik niet; oorspronkelijke termijn mag niet overschreden worden o Conclusie: vruchtgebruik zorgt voor uitholling eigendomsrecht eigenaar heeft geen usus en fructus meer, enkel nog abusus, maar zelfs dat is beperkt → eigenaar heeft enkel naakte eigendom (nuda proprietas) → Vruchtgebruik is wel maar tijdelijk, dus ten laatste bij overlijden vruchtgebruiker krijgt eigenaar alle rechten terug vestiging en tenietgaan en bescherming vruchtgebruik: o vestiging kan op verschillende manieren, bv. door testament, door overeenkomst o tenietgaan vruchtgebruik overlijden vruchtgebruiker → soms gaven Romeinen zaken in vruchtgebruik aan de gemeente (termijn is dan 100 jaar) einde termijn → indien men overlijdt voordat termijn ten einde is, eindigt vruchtgebruik consolidatio (vereniging): vruchtgebruiker en eigenaar wordt zelfde persoon o bescherming: van vruchtgebruik: actio confessoria (vordering tot erkenning, vroeger: vindicatio ususfructus): eigenaar dwingen vruchtgebruik te erkennen → tegenpartij moet bezitter zijn → doel: laten vaststellen eigen recht → tegenpartij kan tot afgifte gedwongen worden tegen vruchtgebruiker: actio negatoria (vordering tot ontkenning): eigenaar kan deze richten tegen iemand die beweert vruchtgebruiker te zijn latere ontwikkeling vruchtgebruik o rechtsleer: Eigendom= usus + fructus+ abusus Vruchtgebruik = usus + fructus → eigendom= vruchtgebruik + abusus → men stelt dat vruchtgebruik altijd onderdeel eigendomsrecht is
68
Vanaf 16e E stelt men dat er altijd een vruchtgebruiker is (nl. de eignaar) o Praktijk: verwarring tussen lijftocht en vruchtgebruik → bij ons is er geen ius commune, maar gewoonterecht in gewoonterecht kent men geen vruchtgebruik, wel de lijftocht (tijdelijk recht) lijftocht is geen vruchtgebruik, maar lijkt er sterk op: enkel mogelijk bij onroerende goederen en hoort bij systeem van dominium directum en dominium utile → bij einde lijftocht wordt houder permanent recht geen exclusieve eigenaar (wel zo bij vruchtgebruik) men gaat lijftocht vruchtgebruik noemen later gaat men inhoud ususfructus op lijftocht toepassen → lijftocht verdwijnt dus o 1804: volledig RORE, maar invloed rechtsleer art. 578 BW (gebaseerd op definitie van Paulus): vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan een ander eigenaar is het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting deze in stand te houden Verschillen met definitie Paulus: 'zoals eigenaar zelf': overblijfsel 16eE (er is altijd vruchtgebruiker) zaak zelf in stand houden: niet verplicht bij Romeinen (loutere vaststelling daar, VG moet zich gedragen als een goed man) in BW wel verplicht nadruk dat vruchtgebruiker rechten uitoefent die een eigenaar eigenlijk heeft ook vergeten zeggen dat vruchtgebruik van tijdelijke aard is o Na 1804: weinig veranderd 3. Erfdienstbaarheden Ontstaan: o Romeinen kennen onbepaalde vormen van usus (laten toe zaak op alle mogelijke manieren te gebruiken) en bepaalde vormen van usus (zaak op één of beperkt aantal manieren gebruiken) ontstaansreden: soms moeten men met een andere grond iets kunnen doen, vooraleer men met de eigen grond iets kan doen definitie: fundus fundo servit (20e E: professor Dekkers): de ene grond dient de andere → erfdienstbaarheid: last p een stuk grond ten behoeve van een ander stuk grond voorwaarden: o op grond ten goede van een grond → gaat niet over mensen; men heeft erfdienstbaarheid enkel omdat men grond heeft o nut erfdienstbaarheid moet blijvend zijn o nabijheid beide gronden (moeten niet vlak naast elkaar liggen)
69
verschillende eigenaren (indien beide gronden zelfde eigenaar hebben, is er geen nood aan erfdienstbaarheden) o nooit actief (mag enkel gaan om niet- doen of dulden → nooit verplichting iets te doen) o belang voorwaarden: zodra aan voorwaarden is voldaan, is er sprake van een erfdienstbaarheid (men kan er dus zelf maken) vestiging, tenietgaan en bescherming erfdienstbaarheid: o vestiging: door overeenkomst of verjaring (2jaar) o tenietgaan: confusio (vermenging): zelfde persoon wordt eigenaar van beide gronden o bescherming: zelfde actiones als VG: actio confessoria en negatoria Evolutie: o Gewoonterecht verschilt van RORE: wettelijke + conventionele ED: in ME kunnen erfdienstbaarheden bij overeenkomst ontstaan of van rechtswege erfdienstbaarheid kan ook actief zijn: eigenaar kan verplicht zijn iets te doen in ME is geen erfdienstbaarheid door verjaring mogelijk → maar ius commune voorziet 2 mechanismen om te omzeilen: voortdurende ED: veronderstellen geen actie van een persoon voor uitoefening (kunnen wel door verjaring) zichtbare ED: bestaan is materieel zichtbaar (kunnen ook door verjaring) speciaal geval: mandeligheid (= gemene muur) → wettige erfdienstbaarheid eigenaar van gemene muur kan de andere verplichten de helft van het eigendomsrecht te kopen Burgerlijk Wetboek 1804: zowel RORE als gewoonterecht en ius commune o RORE: geen actieve erfdienstbaarheden o gewoonterecht: wettelijke erfdienstbaarheden o ius commune: erfdienstbaarheden kunnen door verjaring gevestigd worden → wel beperking: ze moet zichtbaar en voortdurend zijn 4. Erfpacht Erfpacht en opstal zijn tijdelijke eigendom en zijn niet opgenomen in BW 1804; zijn pas later gekomen → GEEN beperkte zakelijke rechten! → men heeft zelfde rechten als eigenaar, maar dit 'eigendomsrecht' geldt voor 99 jaar en niet eeuwig term is niet Romeins, maar komt van ME twee rechten in Rome: o Ius perpetuum in agro vectigali (eeuwigdurend recht op vectigal grond): gemeenten hadden gronden die ze particulieren lieten gebruiken (hadden eeuwigdurend recht, gebruiksrecht) privépersonen moesten jaarlijkse som geld (vectigal) betalen afgezien van betalen van vectigal heeft men alle rechten van een eigenaar o
70
gebruiker heeft actio in rem, maar is ook bezitter en kan dus interdicten krijgen o emphytheusis: langdurig, erfelijk en vervreemdbaar gebruiksrecht op andermans grond jaarlijks som geld betalen (canon) o Verschil emphytheusis en agro vectigali: gemeente - privépersoon vectigal - canon Justinianus schakelt emphytheusis en ius perpetuum in agro vectigali gelijk onder benaming emphytheusis ME: erfpacht (in het gewoonterecht had men iets dat erop leek) o erfpachter heeft dominium utile en eigenaar het dominium directum 1804: mede omwille van associatie met meervoudige eigendom niet opgenomen in BW o terug ingevoerd in periode van vereniging met Nederland: Nederland zou nieuw wetboek van Nicolaï invoeren, maar België werd onafhankelijk voor het werd ingevoerd. Echter, wet van erfpacht is al in werking getreden in België in 1825 5. Opstal = superficies: het recht om een gebouw te hebben op andermans grond oorsprong: o Romeinse steden gaven toestemming om gebouw te zetten op hun grond → in klassieke periode ook mogelijk op gronden van particulieren verschil met erfpacht: men is geen bezitter → opstalhouder wordt wel beschermd door speciaal interdict, bij langdurige opstal heeft hij ook actio in rem ME: beschouwd als dominium utile en in 16e E als beperkt zakelijk recht Omwille van associatie met meervoudige eigendom niet opgenomen in BW, maar door wetten Nicolaï in België weer ingetreden
E. Zakelijke zekerheden 1. Verschillen tussen Romeins en hedendaags recht Zakelijke zekerheden nu: o uitgangspunt: alle goederen van SA dienen tot onderpand om schulden te voldoen → SA is met al zijn goederen verbonden tot nakomen van zijn verbintenissen o Probleem:Bij insolvabiliteit (= waarde van alle goederen is niet voldoende om schuld te voldoen)zijn SE gelijk → alle SE zijn gelijk: pondsgewijze verdeling (beschikbaar bedrag wordt over SE verdeel naargelang de verhouding van hun schuld tot totale schuld) o Oplossing: zakelijke zekerheid: verleent voorrang (men wordt eerst uitbetaald, resterend bedrag wordt over overige SE's verdeeld) → moet voorafgaand zijn; indien derde partij niet akkoord is kan men dan ook zakelijke zekerheid vragen
71
Zakelijke zekerheid is accessoir: ze hangt samen met verbintenis (bv. men gaat niet zomaar hypotheek geven aan een bank zonder een lening te vragen) Zakelijke zekerheden in RORE: o aanvankelijk ander uitgangspunt in vroegste RORE: SA is met zijn persoon gebonden tot nakoming verbintenissen → als men schuld niet voldoet, verkoopt men u als slaaf → later geëvolueerd naar goederen o Eerste zakelijke rechten niet altijd beperkt zakelijk recht: SE zekerheid verschaffen door hem eigendom over te dragen als zekerheid → SE heeft dan eigendom en geen beperkt zakelijk recht (SE mag er niet alles mee doen, is voorwerp vertrouwensafspraak tussen SE en SA) Begrip 'zakelijke zekerheden' is onbekend sommige zakelijke zekerheden zijn: niet echt zakelijk → bv. aestimitum- zekerheid (= zekerheid van geschatte waarde): als SA schuld niet nakomt, mag men aan die waarde houden of verkopen. Unieke: er is geen volgrecht (als zaak verkocht wordt, is men zekerheid kwijt → niet echt zakelijk) niet echt zekerheid: eerder koop met recht van terugkoop → men draagt iets over als eigendom, maar als de schuld voldaan is, blijft de ander eigenaar (men heeft mogelijkheid terug te kopen, maar het is niet zeker dat dit lukt) 2. De oudste: de fiducia Fiducia= vertrouwensafspraak; → afspraak tussen SA en SE betreffende een zaak die SA aan SE door mancipatio of in iure cessio heeft overgedragen → volgens afspraak moet SE zaak teruggeven via mancipatio of in iure cessio als schuld voldaan is binnen bepaalde termijn o afspraak waardoor zakelijke zekerheid (fiduciaire eigendom) ontstaat o men draag zaak over aan SE, SE wordt eigenaar (voorwaardelijke eigendom moet teruggeven als SA betaalt) o vertrouwensafspraak: in principe niet juridisch afdwingbaar (men kan niet verplichten terug te geven) o niet accessoir: men is niet verplicht terug te geven (accessoir: schuld valt weg, zekerheid valt weg) verdwijnt omwille van: o band met mancipatio en in iure cessio: enkel voor Romeinen o mancipatio en in iure cessio verdwijnen o pignus (pand) was interessanter 3. pignus en de hypotheca Pignus = pand, maar pand= o pandzaak: zaak die in pand gegeven wordt o
72
pandovereenkomst: contract waardoor beperkt zakelijk recht tot zekerheid op zaak gevestigd wordt → overeenkomst over in pand geven tussen SA en SE o pandrecht: recht dat degene die pand heeft op dat pand heeft o Opgelet! Bij Romeinen betekent pignus enkel pandzaak en pandovereenkomst. Niet pandrecht want Romeinen denken niet in termen van rechten! Pignus= bezitloos pand + bezitspand o bezitloos pand: SA geeft iets in pand, maar houdt het zelf in bezit → geen bezitsoverdracht voordeel: soms heeft SA het pand nodig om mee te werken, voor SE niet altijd praktisch om pand in bezit te hebben, zaak kan meerdere malen in pand gegeven worden o bezitspand: SE heeft pand in bezit → er is bezitsoverdracht geweest voordelen: SE heeft meer zekerheid en minder last (SE moet pand niet gaan voreren) o hypotheca= bezitloos pand (Griekse term) Opgelet! o Romeinen: pignus= bezitloos pand + bezitspand hypotheca= bezitloos pand o 1804: pand = bezitspand hypotheek= bezitloos pand o Sinds vorig jaar bij ons: pand = bezitloos pand + bezitspand o Pand in ruime zin = Romeinse pignus o pand in enge zin = ons pand Regels i.v.m. pand o Allervroegste periode: pand is bezitspand en niet accessoir → pand is vervalpand: wordt schuld niet voldaan, dan mag pandhoudende SE pand houden evolueren naar verkoopspand: pandhoudende SE is verplicht pand te verkopen als schuld niet voldaan wordt verkoops beding: voor deze evolutie: in overeenkomst bedingt men dat als schuld niet nagekomen wordt, SE pand kan verkopen beding over overschot: Als men verkoopt en men krijgt meer dan de schuld, komt overschot toe aan SA indien deze dat in pandovereenkomst heeft bedongen, anders komt het aan SE toe uiteindelijk verplichting tot verkoop (= verkoopspand) o Vruchten bij bezitspand niet bepaald: vruchten worden van interesten afgetrokken → indien zaak meer vruchten voortbrengt dan interest, wordt de overschot afgetrokken van de hoofdsom (zo kan schuld tot 0 o
73
gereduceerd worden) → niet zo interessant voor SE (zo geraakt SA er makkelijk van af) Antichresis: vruchten zijn voor SE, zonder ze van interesten of hoofdsom af te trekken (indien er sprake is van beding van antichresis, gaat het om genotspand) o Rangorde van panden: SE met bevoorrecht pand > SE met niet bevoorrecht pand > oud pand > SE met niet bevoorrecht jong pand > SE met voorrecht > gewone SE BW van 1804: o onderscheid: pand = bezitspan op roerend goed hypotheek= bezitloos pand op onroerend goed o rangorde: voorrechten > hypotheken > gewone SE → chirografaire SE = gewone SE: term komt van Me. Een contract tussen SE en SA wordt op perkament gemaakt. Men schrijft twee keer hetzelfde (1x voor SE en 1x voor SA), in het midden schreef men chirografu. Ene kant was voor SE, de andere kant voor SA en bij conflict legt men dan twee stukken samen o slechte publiciteitsregeling (publiciteitssysteem, handig omdat hypotheken bezitloos zijn en niet zichtbaar, maar gold niet voor legale hyptoheken) van 1804 werd in 1851 opgelost (Hypogheekwet): legale hypotheken gelden t.a.v. derden pas na publicatie Evolutie na 1804: o voorrechten beschouwen als zakelijke rechten o uitbreiden aantal voorrechten (interessenjurisprudenz) → veel mensen zijn gaan lobbyen o Resulteert in chaotische wetgeving 4. Tiende - een voorbeeld van een middeleeuws zakelijk recht in ME waren er veel zakelijke rechten: men kon er zoveel maken als men wou → veel zakelijke rechten bestaan nu niet meer bv. tiende oorsprong: o vroege ME: men gaf tiende van de opbrengst van het veld vrijwillig aan de pastoor → werd gebruikt voor de mis, liefdadigheid... kwam gemeenschap ten goede vrijwillig; men kon mensen er niet toe dwingen o Verwording tot gewoon zakelijk recht: Onder Karolingers wordt het een verplichting (soort belasting), maar komt nog steeds ten goede aan gemeenschap (voor mis, liefdadigheid...) andere figuren (o.a. roofridders) pakken de tienden af van de pastoor en steken dit in eigen zak → gewone mens ziet er niets meer voor terug → tiende wordt zakelijk recht o zeer winstgevend: eeuwigdurend is bruto (voor aftrek van al de rest, wordt tiende gegeven → men kan veel winst van boer afpakken)
74
kan verpacht worden (iemand kan het recht om tienden te heffen voor een jaar overkopen en die doet dan al het werk) geen tegenprestatie (pastoor moest mis houden, aan liefdadigheid doen e.d., maar nu doet ontvanger er niets voor in de plaats) Kerk vond dit schandalig → tienden keren terug naar de Kerk, maar ditmaal naar de abdijen die er ook niets voor terugdoen Afgeschaft door Franse revolutie → goede zaak voor boeren
o o
Nota: Trust Diegene die trust opricht (settler of the trust), draagt zijn eigendom over aan vertrouwenspersoon (trustee) die dan die eigendom moet beheren ten gunste van een derde (beneficiary) bestaat in Engels en Amerikaans recht, is zeer interessant.
75
III. Verbintenissenrecht A. Inleiding 1. De verbintenis: basisbegrip van verbintenissenrecht Definitie verbintenis: o Niet gedefinieerd in BW o Rechtsbetrekking op grond waarvan één of meerdere personen gehouden zijn tot een prestatie (een geven, doen of laten) jegens één of meerdere andere personen Verbintenis < verbinden, vastbinden (oorspronkelijke betekenis), komt uit RORE (obligatio) Indien iemand bij Romeinen verbintenis niet nakwam, ging men wraak nemen later ging men die persoon vastbinden en die kon zich dan zo vrijkopen nog later mag men niet meer vastbinden, maar moet hij presteren verbintenis komt van het ‘vastbinden, gijzelen’ o Verbintenis = obligatio Maar obligatio is gekoppeld aan actio (nl. actio in personam), niet aan een recht Verdere begrippen: o Debitor: heeft debitum = schuldenaar o Creditor: heeft schuldvordering/ vorderingsrecht = schuldeiser o Debitum= prestatie die geleverd moet worden geen Latijnse term voor vorderingsrecht want Romeinen werken niet met rechten! Opgelet! Schuld is niet hetzelfde als aansprakelijkheid! o Schuld: u moet iets doen, u moet presteren o Aansprakelijkheid: men kan u vragen te presteren bv. Kind steekt huis in brand niet het kind, maar de ouders zijn aansprakelijk en moeten presteren (ouders hebben aansprakelijkheid zonder schuld en kind heeft schuld zonder aansprakelijkheid) 2. Classificatie van bronnen van verbintenissen Bron van een verbintenis: feit dat een verbintenis teweegbrengt Onderverdeling bronnen van verbintenissen: o Gaius: contractus + delictum fundamenteel, maar beperkt onderscheid komen overeen met ons contract en ons delict Contract: samentreffen van twee of meer wilsuitingen met oog op het doen ontstaan van één of meer verbintenissen alle contracten zijn overeenkomsten, maar niet alle overeenkomsten zijn contracten Delict: onrechtmatige daad (men doet iets fout en andere heeft schade) o Na- klassieke periode: contractus + delictum + ‘vuilbak’ meer verfijnd onderscheid, men houdt rekening dat verbintenissen kunnen ontstaan buiten het contract en de onrechtmatige daad o Justinianus heeft 4 categorieën van bronnen Reden: had voorliefde voor getal vier + splits restcategorie op
76
Splits de restcategorie van na- klassieke periode op in quasicontracten en quasi- delicten Quasi- contract: verbintenissen die niet door delict of wilsovereenstemming tot stand komen; persoon treedt op, maar zijn optreden is niet onrechtmatig en heeft daar ook niet de schijn van Quasi- delicten: min of meer onrechtmatige daad; optreden is niet fout, maar ook niet volledig juist Burgerlijk Wetboek 1804: 5 categorieën Contract en quasi- contract Delicten opgesplitst: opzettelijke delicten en onopzettelijke nalatigheid (=quasi delicten) Verbintenissen uit de wet (vroegere quasi- delicten)
o
B. Algemeen contractenrecht 1. Algemeen en bijzonder contractenrecht Onderscheid sinds vernunftrecht o Algemeen contractenrecht: rechtsregels die voor alle contracten gelden o Bijzonder contractenrecht: studie van elk afzonderlijk contract, waarbij dit gedefinieerd wordt en diverse voor dit contract geldende regels behandeld worden Onderscheid wordt nog steeds gemaakt in programma rechtenfaculteit Anachronisme: Romeinen kennen geen algemeen contractenrecht: voor elk contract hadden ze andere actio 2. Centraal element van contractenrecht: wilsautonomie van de partijen Belang wil van de partijen is recent Wilsautonomie komt van Vernunftrecht o Legde nadruk op vrije en zelfstandige individu mensen zijn vrij om contracten te sluiten die ze willen, zoals ze willen Niet als principe in BW sommige bepalingen kunnen wel in die zin gelezen worden, bv. Als men contract sluit, moet men het nakomen o Later wel opgekomen o.i.v. Duitse pandektistiek: wilsautonomie in contractenrecht, maar nooit door rechters toegepast wilsautonomie overgenomen, maar niet de idee die ermee samenhangt (nu: wat past best bij wil van de partijen?) 3. Contractvrijheid Twee betekenissen: o Materiële contractvrijheid: vrijheid om nieuwe types van contracten te creëren o Formele contractvrijheid: vrijheid een contract te sluiten zonder dat men met bepaalde formaliteiten rekening moet houden Formele contractvrijheid: o onderscheid tussen: consensualisme: wil partijen volstaat formele contractvrijheid ontwikkeld recht; groot vertrouwen tussen twee partijen
77
formalisme: wil volstaat niet, formaliteit vereist geen formele contractvrijheid primitief recht variant: reële contracten = contract waarbij formaliteit bestaat uit overhandigen van de zaak Formalisme en consensualisme in RORE: o 4 soorten contractus : Contractus re (reële contracten) : contracten die ontstaan door overhandigen van een zaak 4 soorten: pignus (pand), depositum (bewaargeving), mutuum (verbruikleen) en commodatum (bruikleen) bij ons: reële contracten Contractus verbis (contracten door woorden): ontstaan door uitspreken bepaalde woorden stipulatio: contract dat ontstaat door herhalen werkwoord van vraag bv. Wil je dat doen? Ja, ik wil nog steeds zo in Kerk Contractus literis (door geschrift) Contractus consensu(contracten door wilsovereenstemming): consensus partijen volstaat koop- verkoop, huur- verhuur, lastgeving, vennootschap belangrijkste contracen o Alleen laatste categorie is consensueel, maar Zijn belangrijkste contracten Formaliteiten zijn licht Indeling klopt niet: daarnaast ook nog pacta Pacta in ruime zin (= 4 categorieën contractus + pacta in enge zin)= onze contracten Pacta in enge zin: pacta nuda (pacta waarvoor normaal gezien geen actio is) uitzondering: wederkerige contracten (contractus innominati): beide partijen hebben verplichtingen. Wanneer ene partij reeds gepresteerd heeft, kan zij uitvoering overeenkomst vorderen van andere partij met bijzondere actio onbenoemde contracten bestaan nog steeds in ons recht, MAAR onbenoemde contracten = contracten waarvoor geen wettelijke regeling bestaat Formalisme en consensualisme na RORE: o Germanen: formalisme (primitieve maatschappij) bedoeling van formaliteiten was dat mensen zagen dat er een contract gesloten werd, zich dit bleven herinneren zodat zij later konden getuigen bv. Kus, high five, hand, handslag, tournéé generale (bij feodaliteit) als formaliteit bij sluiten contract o Terugkeer consensualisme door: Canonisten: pacta quantumcumque nuda servanda sunt: overeenkomsten, hoe naakt ook, moeten worden nageleefd enorme voorstanders consensualisme
78
Reden: zo gezegd door Christus in de bergrede: ‘ja is ja, nee is nee’, een gegeven woord moet zonder meer verbindend zijn Handelaars: formalisme vormde hinderpaal voor handelsverkeer o Verzet Romanisten (= glossatoren) Consensualisme niet als principe in CIC Zo gemakkelijk om lichtzinnig contract te sluiten Formaliteiten zijn gemakkelijk voor bewijsvoering o Reactie op bezwaren: Nog vele andere zaken staan niet in CIC Alleen ernstige contracten zijn bindend ‘causa’ (= titel, reden die rechtvaardigt dat contract bindend is, juridische rechtvaardiging) rechtvaardiging zodra iemand redelijk motief heeft om contract te sluiten causa heeft juridisch geen belang, enkel argument om romanisten te overhalen Formaliteiten behouden, maar enkel voor bewijsvoering indien formaliteiten niet nageleefd, is contract nog altijd geldig Latere evolutie: o Formaliteit voor bewijs= geschrift indien formaliteit enkel voor bewijs, dan is beste formaliteit het beste bewijs tegen wildgroei aan formaliteiten o Vernunftrecht: pacta sunt servanda Geen nood aan ‘causa’ (was enkel argument om romanisten te overtuigen) causa verdwijnt Burgerlijk Wetboek 1804: in principe consensualisme o MAAR: boven bepaald bedrag (375 euro) is geschrift nodig als bewijs o Causa nog steeds vereist (in BW: oorzaak) vernunftrecht had vooral invloed in Duitsland, ideeën zijn niet in Frankrijk doorgedrongen, vandaar nog steeds causa 4. Voorwaarden voor geldig contract Geldigheid contract vereist: o Toestemming o Bekwaamheid o Geldig voorwerp o Geldige oorzaak Niet in RORE! Ongeldigheid leidt tot nietigheid: o Relatieve nietigheid: schending privaat belang enkel ingeroepen worden door diegene wiens belangen geschaad worden o Absolute nietigheid: schending algemeen belang rechter kan ambtshalve opwerpen, iedereen kan ze inroepen o In verbintenissenrecht meestal relatief Toestemming o Reden bindend zijn contract is de toestemming
79
o
o
o
Daarom geen contract bij: geen toestemming gebrekkige toestemming: de wilsgebreken (dwaling, bedrog, geweld en benadeling) dwaling (error): onvrijwillige verkeerde voorstelling van de realiteit die iemand ertoe gebracht heeft te contracteren Leidt niet altijd tot nietigheid: bv. Mercedes kopen voor 5 euro → geen dwaling Wanneer wel? Romeinen: wel bij → error in corpore (dwaling in voorwerp): men dacht A te kopen, maar bleek B te zijn → error in negotio (dwaling betreffende rechtshandeling): bv. men dacht huis te huren, maar eigenlijk koopt men het o niet bij: → error in nomine (dwaling in naam): bv. hond kopen die Titus heet, maar eigenlijk Max heet → error in iuris: iedereen wordt geacht het recht tekennen o ingewikkeld bij: → error in pretio (vergissing wat prijs betreft): enkel dwaling indien de prijs meer is dan men had gedacht → error in substantia (vergissing betreffende essentie van de zaak): vergissing over eigenschappen van de zaak als die essentieel zijn is het dwaling → wat zijn essentiële eigenschappen? Middeleeuwen: vooral aandacht voor dwaling in kader van huwelijksrecht → error in personam: vergissing m.b.t. identiteit of statuut persoon met wie men trouwt Vernunftrecht: vooral aandacht voor error in substantia → essentiële eigenschap is elke hoedanigheid van de zaak die van essentieel belang is voor de dwalende partij BW 1804: o andere visie error in substantia: 'zelfstandigheid van de zaak' o overleven error in personame Belgische RS over error in substantia: o opvatting vernunftrecht o vereiste van verschoonbaarheid (normaal redelijk persoon zou zelfde dwaling begaan) Bedrog (dolus) elke list van een partij, waardoor deze haar tegenpartij ertoe brengt een contract te sluiten → 'dolus' kan zowel bedrog als opzet betekenen bij Romeinen Relatie met dwaling:
80
bedrog impliceert dwaling (bedrog komt erop neer dat men zich vergist heeft omdat andere daarvoor gezorgd heeft via listen of kunstgrepen) Romeinen: geen nietigheid bij bedrog, maar wel rechtsmiddelen van de praetor contract uitgevoerd: actio doli → bedrieger tot betaleing veroordeling + brengt eerloosheid mee contract niet uitgevoerd: zolang tegenpartij geen actio instelt, niet uitvoeren. Stelt tegenpartij toch actio in, kan men exceptio doli vragen Na Romeinen: ius commune maakt onderscheid tussen: o dolus causam dans (hoofdbedrog): men contracteert, waar men dit zonder bedrog nooit gedaan zou hebben → contract is nietig o dolus incidens: men zou zonder bedrog ook contract gesloten hebben, maar onder gunstigere voorwaarden → contract is geldig, maar men krijgt schadevergoeding BW: volgt ius commune Geweld (metus = vrees) gewelddaad of bedreiging die partij ertoe brengt toestemming te geven Romeinen: komt aanvankelijk niet voor bij Romeinen: echte Romeinen zijn macho's, zijn nergens bang voor zeer moeilijk te verkrijgen (zeer restrictief geïnterpreteerd); moet gaan om schrik die zelfs op meest standvastige persoon indruk zou maken geweld mag ook van derde uitgaan (indien het enkel van tegenpartij zou mogen uitgaan, zou het makkelijk te omzeilen zijn) ius commumne is milder → omwille van canonisten vergelijken met normaal persoon: men kan geweld inroepen als wilsgebrek indien het een normale persoon ook angst zou inboezemen rekening houden met individuele omstandigheden, MAAR: o geweld moet onrechtmatig zijn → dreigen met benen te breken (benen breken is onrechtmatig), dreigen met proces niet o eerbied voor ouders telt niet als schulduitsluitingsgrond ook onderscheid maken tussen hoofdgeweld en incidentieel geweld BW 1804: ligt in lijn ius commune
o
81
Latere RS: breidt begrip geweld uit → druk van louter feitelijke omstandigheden (bv. uitbarsten vulkaan) wordt ook als geweld aanvaard o benadeling (laesio) verlies dat een partij bij een contract lijdt omdat de eigen prestatie veel zwaarder is dan die van de tegenpartij Leidt niet altijd tot nietigheid (is niet echt geweld, is niet echt dwaling, ...) Romeinen: geen nietigheid, men moet niet zwak zijn uitzondering onder Justinianus: Zijn ambitieuze beleid vereiste veel geld, waardoor hij hoge belastingen hief (op het platteland). Hierdoor moesten veel boeren hun grond tegen lage prijzen verkopen → bracht belastingsinkomsten in gevaar o speciale benadeling: als men onroerend goed verkoopt voor minder dan de helft van de waarde, kon verkoper ontbinding vragen aan rechter → tegenpartij kon ontbinding voorkomen door toch nog volledige waarde te betalen o gebreken systeem: enkel voor 1 soort contract, 1 partij kan het inroepen en kan enkel voor onroerende goederen → lost probleem van boeren niet op Na de romeinen bij Germanen nooit nietighei ius commune (invloed CARE: milder) o Kerk: men mag andermans zwakheid niet misbruiken → meer nietigheid; zodra misbruik van zwakke positie van andere is er nietigheid → moet zelfs niet bewezen worden o Leidt tot discussie: hoe grens leggen tussen benadeling en niet- benadeling? → er moet juiste prijs (justum pretium) zijn → maar wat is de juiste prijs? o 18e E: iets is waard wat de zot er wil voor geven BW 1804: benadeling grotendeels afgeschaft, enkel systeem Justinianus behouden → voor meer dan 7/12 benadeeld (men heeft minder dan 5/12, dus minder dan helft gekregen) o Weer uitgebreid: WG: enkel details RS: in jaren 30 crisis (veel mensen in problemen en velen die ervan profiteeren): RS staat inroepen benadeling toe, maar vereisen bewijs (van zwakheid + profiteren) geldig voorwerp: o voorwerp contract = verbintenis o voorwerp verbintenis = prestatie (doen, geven of laten)
82
o
o
o
o
opdat contract geldig zou zijn moet: er verbintenis zijn voorwerp verbintenis moet geldig zijn bepaald/ bepaalbaar mogelijk geoorloofd bepaald/ bepaalbaar: → als men contract afsluit, moet schuldenaar weten waartoe hij gehouden is RORE vereiste dit niet, wel onderscheid tussen: actiones gericht op een certum (bepaald iets) actiones gericht op incertum (onbepaald iets): op 'wat ander verschuldigd is' Verschil: bij certum kan men meteen naar de marktwaarde kijken, bij incertum moet rechter inhoudt nog bepalen mogelijk: → impossibilium nulla obligatio est (niemand is gehouden tot het onmogelijke) Indien het gaat om iets dat er niet is, maar wel kan zijn → geen probleem Opgelet!: gaat hier om voorwaarden om contract te sluiten (dus om onmogelijkheid bij sluiten contract) → iets is onmogelijk bij sluiten contract = nietig → iets is mogelijk bij sluiten contract, maar is na sluiten niet meer mogelijk = overmacht geoorloofd: recht → geoorloofd = mag het? → kan door recht of door moraal zijn Romeinen: onderscheid leges perfectae (volmaakte wetten): strijdigheid leidt tot nietigheid leges minus quam perfectae (minder dan volmaakte wetten): strijdigheid leidt niet tot nietigheid, maar overtreder kan gestraft worden leges imperfectae (onvolmaakte wetten): niet nietig, geen straf, maar indien men o.g.v. contract actio instelt, zal praetor exceptio verlenen Opkomst en triomf leges perfectae: o Aanvankelijk bestonden leges perfectae niet (Romeinen vonden dat contract niet ongeldig verklaard kon worden) → boete opleggen om ervoor te zorgen dat men weg niet gaat schenden (= leges minus quam perfectae) o leges imperfectae: men kon exceptio inroepen tegen actio die tegenpartij instelt omdat je contract niet nakomt → wetten in nadeel van rijke Romeinen → enkel zinvol als men verbintenis nog niet heeft
83
o
uitgevoerd, als ze wel is uitgevoerd, kan men niet meer terug tijdens dominaat zijn alle wetten leges perfectae en leidden alle strijdigheden tot nietigheid
geoorloofd: moraal → wetgever kan niet alles voorzien nood aan begrip goede zeden (boni mores) Romeinen: aanvankelijk 'boni mores' niet juridisch; valt onder censor → bij Augustus (principaat), verschuiving naar recht omdat censuur minder impact heeft andere inhoud boni mores → inhoud was variabel: bepaalde zaken waren in een periode totaal onaanvaardbaar en in andere periode toegestaan bv. pacta successoria: contract sluiten over nalatenschap van persoon die nog niet overleden is → mag niet bij Romeinen, in ME kon het wel en bij ons weer niet Inhoudt verschilt naargelang regio bv. pacta de quota litis: beding over aandeel in opbrengst van proces → mocht niet bij Romeinen, bij ons macht dit ook niet, maar in Amerika is dit wel toegestaan (zgn. 'contigent fee') 4. uitvoering van contracten Romeinen: 2 soorten actiones o actiones stricti iuris (actiones van strikt recht) → enkel doen wat recht zegt o actiones bonae fidei (actiones van goede trouw) → doen wat fatsoenlijk is o Bij stricti iuris kan men ook exceptio doli vragen (men moet het uitdrukkelijk vragen bij bonae fidei) ME: Romanisten hadden voorkeur voor Romeins onderscheid, MAAR o voorkeuren Kerk: men moet zich altijd fatsoenlijk gedragen (bij alle contracten strakke rechtsregel verzachten door goede trouw) o voorbeeld feodaal recht: nadruk op verplichting van vazal om te goeer trouw te zijn t.o.v. zijn heer BW 1804: alle contracten moet men te goeder trouw uitvoeren → goede trouw als passe- partout norm, kan lacunes aanvullen 5. Wanprestatie Definitie: tekortkoming in nakoming van de verbintenis die de schuldenaar kan verweten worden Wanprestatie dekt verschillende tekortkomingen: o niet gepresteerd o niet tijdig gepresteerd o niet behoorlijk gepresteerd → een van tekortkomingen volstaat niet voor wanprestatie, deze moet ook verwijtbaar zijn aan schuldenaar Romeinen: o geen algemeen begrip, want er is geen algemeen contractenrecht o wel twee begrippen: tekortkoming (niet of niet behoorlijk gepresteerd)en verzuim (niet tijdig gepresteerd) o
84
o
o
tekortkoming voor CIC: → ingewikkeld, onderscheid tussen generieke verbintenissen: verbintenissen met betrekking op levering van soortzaak → altijd verwijtbaarheid, je moet altijd leveren (geen excuus om niet te leveren) → regel: genus non perit: soort vergaat niet niet- generieke verbintenissen actiones stricti iuris: alleen verwijtbaarheid als je met opzet (dolus) niet gepresteerd hebt/ culpa (nalatigheid, onopzettelijke fout) actiones bonae fidei o aanvankelijk: bij alle contracten: dolus malus (kwade trouw), dus bij opzettelijke fout aansprakelijk bij sommige contracten ook bijkomend aansprakelijk voor custodia (bewaking): contracten waarbij je iets van ander hebt en het moet teruggeven uitzondering: vis maior (overmacht): bij Romeinen beperkt tot 'act of God' (natuurramp) → geen aansprakelijkheid o Later: ook culpa (nalatigheid) bij custodia: altijd aansprakelijk in geval van culpa bij dolus soms (soms wel, soms niet aansprakelijk) → utiliteitsbeginsel: heb je er voordeel bij, dan ben je aansprakelijk voor culpa, geen voordeel, niet aansprakelijke voor culpa) tekortkoming in CIC: generieke verbintenissen: zoals voordien geen onderscheid stricti iuris en bonae fidei → gelijke regels en altijd aansprakelijk voor dolus en culpa, maar binnen culpa zijn variaties graden van culpa: culpa levissima (allerlichtste fout): zeer vlug aansprakelijk (vergelijken met meest zorgvuldige persoon) culpa levis (lichte fout) o in abstracto: referentiepersoon is normale persoon → de deligigens pater familias = zorgvuldige huisvader) o in concreto: vergelijken met uzelf (met dingen van een ander zo zorgvuldig zijn als met die van uzelf) → diligentia quam suis
85
Welke het zwaarst is, hangt af van wat voor soort persoon u bent. Voor heel zorgvuldige personen is in concreto het zwaarst. culpa lata ( de grove fout) → vergelijken met absolute oen → niet zo vlug aansprakelijk dolus (altijd aansprakelijk) > culpa (niet altijd) > vis maior (nooit) → terminologie komt vaak niet van Romeinen (cf. 'levissima' komt uit ME, levis in abstracto en concreto uit 17e E) o verzuim 'Mora debitoris' = niet- tijdige uitvoering van de verbintenis door de schuldenaar. → Schuldenaar enkel aansprakelijk indien verzuim aan hem te wijten is Bij Romeinen geen juridisch probleem, maar feitenkwestie: rechter beslist (rechter gaat feiten onderzoeken) bij interpellatio (ingebrekestelling): aanmaning SE aan SA om onmiddellijk of op later en uitdrukkelijk aangegeven tijdstip te presteren → SA is aansprakelijk geen interpellatio (mora ex re (= verzuim o.g.v. de zaak, term glossatoren): contract bepaalt zelf uitdrukkelijk wanneer overeenkomst moet uitgevoerd zijn of kan uit overeenkomst worden afgeleid gevolgen verzuim: eens er verzuim is, moet men geen excuses meer maken, men is sowieso aansprakelijk Ius commune en BW 1804: o begrip wanprestatie: men evolueert naar algemeen begrip door: ius commune: vermenging verzuim en tekortkoming → bij tekortkoming enkel aansprakelijk na interpellatio → bij verzuim enkel aansprakelijk bij culpa → zowel bij tekortkoming als bij verzuim interpellatio en culpa nodig gevolg: in BW 1 begrip met betrekking tot wanprestatie (nietnakoming verbintenis) o Wanneer verwijtbaarheid? bij fout veronderstelt nu schuld → aanvankelijk enkel iets verkeerd doen, maar Kerk vereiste dat men ook wist dat men iets verkeerd deed (schuld = fout + besef) → schuld < zonde: men kan maar zondigen indien men weet dat men zondigt principe: culpa levis in abstracto afwezigheid overmacht = afwezigheid fout → niet- nakoming niet aan schuldenaar te wijten in BW: vreemde oorzaak o specifieke problemen o
86
interpellatio (ingebrekestelling): → door vereiste van interpellatio in alle gevallen kreeg ze groter belang ius commune: soepel: dies interpellat pro homine (vervaldag stelt in gebreke i.p.v. de mens): als er datum in contract staat, is bereiken vervaldag ingebrekestelling BW: niet zo soepel: wel ingebrekestelling vereist, legt strikte regels op clausule rebus sic stantibus (clausule dat de zaken onveranderd moeten blijven): bij sluiten contracten baseren ze zich op bepaalde stand van zaken uitgangspunt: pacta sunt servanda → contract uitvoeren zoals overeengekomen, ook al zijn omstandigheden veranderd ius commune: in elke contract was clausula rebus sic stantibus stilzwijgend inbegrepen: men moest slechts uitvoeren indien omstandigheden niet veranderen terugkeer in jaren 30 20e eeuw in Duitsland (kenden toen hyperinflatie) → niet aanvaard in België gevolgen wanprestatie (hedendaags recht) o alle contracten: gedwongen uitvoering in natura: partij voert verbintenis uit zoals overeengekomen → niet altijd wenselijk, dan uitvoering bij equivalent bij equivalent: in gebreke gebleven partij moet waarde verbintenis betalen (schadevergoeding) = compensatoire schadevergoeding bij beide: moratoire schadevergoeding: vergoeding voor laattijdig uitvoeren verbintenis bv. Je koopt auto, maar die wordt niet geleverd tegen de afgesproken datum. Je bent verplicht nog steeds met het openbaar vervoer te gaan. Auto wordt uiteindelijk jaar te laat geleverd → kan vergoeding van de kosten van openbaar vervoer vorderen wederkerige contracten (contracten waarbij beide partijen moeten presteren) ontbinding door rechter vorderen (tegenpartij kan wel schadevergoeding vorderen voor wegvallen contract) zelf niet presteren (Exceptio non adempleti contractus) gevolgen wanprestatie bij Romeinen: o In principe uitvoering bij equivalent (maar dan is de vraag: hoeveel?) actiones betreffende certum: marktwaarde actiones betreffende incertum (over wat ander jou verschuldigd is): id quod interest ('datgene wat van belang is') stricti iuris: markwaarde bonae fidei: damnum emergens (geleden schade) + lucrum cessans (gederfde winst)
87
Justinianus neem laatste systeem over: rechter moet altijd id quod interest (geldt ook bij ons) gedwongen uitvoering in ius commune: o voorkeur: in natura - maar wat als ander niet wil? → ME: economie zit in dieptepunt, er is geen geld - gedwongen uitvoering bij equivalent verdwijnt nemo praecise ad factum cogi potest (niemand kan direct tot handelen gedwongen worden) men kan schuldenaar zelf niet dwingen verbintenis uit te voeren men kan hem wel onder druk zetten (bv. door gijzelen of gevangenzettting) ander op kosten van SA verbintenis laten uitvoeren gedwongen uitvoering in BW 1804: o volgt ius commune: gedwongen uitvoering in natura → geen probleem, in 1804 kon men SA nog steeds gevangen laten nemen (schuldgevangenschap) → loop jaren 1860 wordt schuldgevangenschap afgeschaft en is er geen mechanisme om indirect druk uit te oefenen gedwongen uitvoering in natura werk niet meer 1980: oplossing: dwangsom (= bijkomende veroordeling tot betaling van geldsom ingeval dat hoofdveroordeling niet wordt uitgevoerd → strijdig met nemo praecisi ad factum cogi potest? Nee, het gaat niet om directe druk (gekomen o.i.v. professor Storme, professor gerechtelijk recht. Eigenlijk hoort dwangsom bij verbintenissenrecht, maar hij wou er les over geven, daarom staat het in het gerechtelijk wetboek) 6. ontbinding → voor wederkerige contracten Romeinen: in principe geen ontbinding o wel in geval van laesio o wel indien uitdrukkelijk in contract opgenomen ontbindende voorwaarde: indien voldaan, is contract zonder meer ontbonden → niet naar rechter stappen ME: in principe wel, onder invloed van: o canonisten: fragenti fidem fides fragantur eidem (men moet zijn woord niet houden t.o.v. diegene die zelf zijn woord niet houdt) o feodaal recht: indien heer zich niet aan zijn woord houdt, is het contract ontbonden (weerstandsrecht) o basis: ontbinding mogelijk, zonder naar rechter te stappen → zorgt voor chaos o Vandaar: 1804: ontbinding wordt overgenomen, maar wel vereist dat men naar rechter gaat Exceptio non adempleti contractus = voert iemand zijn verbintenis niet uit, dan kan tegenpartij als represaille de eigen verbintenis ook niet uitvoeren
88
bij Romeinen: soms (bij contracten bona fidei) ME: altijd (o.i.v. kerk op grond van fragenti fidem fides fragantur eidem → hier benaming 'exceptio adempleti contractus' o niet opgenomen als algemene regel in BW, maar wel als toepassingsgevallen → door RS als algemene regel opgevat en bijgevolg bij alle contracten te gebruiken 7. tenietgaan van verbintenissen uitdoven van een verbintenis = beëindigd worden situaties o met voldoening SE: men presteert; SE krijgt wat SA hem verschuldigd is normaal geval: betaling (solutio) van wat verschuldigd is o zonder voldoening SE: SA wordt op andere manier van verplichting bevrijd bv. via kwijtschelding, verjaring... betaling (solutio) o ruime betekenis; meer dan enkel geld geven o principes RORE komen overeen met ons recht betaling door een derde principe: toegelaten (intuitu pecuniae) → contracten zijn gericht op prestatie (het geld), dus is betaling door derde toegestaan uitzondering: niet toegelaten (intuitu personae) → betaling door derde is niet mogelijk, prestatie is verbonden aan de persoon die ze uitvoert bv. schilderij laten maken door een bekende schilder. Men wil prestatie door die schilder, niet zijn assistent of iemand anders termen komen uit 19e E betaling aan derde: in principe niet uitdoving zonder voldoening o overmacht o tenietgaan contract: nietigheid, ontbinding verbreking: men maakt einde aan contract probleem van eenzijdige verbreking bij wederzijdse contracten voor onbepaalde duur o ons recht: niet abrupt, moet zorgvuldig zijn o RORE: wel abrupt; van ene moment op andere, zonder enige termijn die toeliet op opzegging voor te bereiden 8. Vertegenwoordiging en bedingen ten gunste van derden vertegenwoordiging o rechtshandeling van ene persoon (vertegenwoordiger), maar rechtsgevolgen zijn voor andere persoon (vertegenwoordigde) → toerekening van een rechtshandeling aan een andere persoon dan diegene die de rechtshandeling gesteld heeft o belang: heel het handelsverkeer is erop gesteund o o
89
voorwaarden: vertegenwoordiger moet: volmacht hebben (vertegenwoordigingsbevoegdheid) + men moet die respecteren → vertegenwoordiging is eigenlijk uitzondering op principe dat rechtshandeling slecht rechten en plichten meebrengt voor iemand indien hij ze zelf gesteld heeft → men verkrijgt volmacht door: een wet bv. vertegenwoordiging van kind door de ouders bevel van rechtbank door rechtshandeling: meest gebruikte 'de lastgeving' = contract waardoor de ene partij (de lastgever) de andere partij (lasthebber) ermee belast om in zijn naam en voor zijn rekening rechtshandelingen te stellen → contract waardoor je ander uw vertegenwoordiger maakt → niet elke vertegenwoordiging is lastgeving! optreden in naam van vertegenwoordigde? → aan andere partij duidelijk maken dat men voor iemand anders optreedt historisch gezien: ja nu: niet zo vertegenwoordiging ≠ bedingen ten gunste van derde o beding waarbij ene partij (bedinger) van andere partij (belover) een voordeel bekomt ten gunste van een derde die verder vreemd is aan het contract o verschil met vertegenwoordiging: aangezien derde er niet bij betrokken is, mag het beding niet in zijn nadeel zijn (het kan enkel positief zijn), bij vertegenwoordiging kan dit wel in nadeel vertegenwoordiger zijn omdat mijn zijn toestemming gegeven heeft (kan dus positief en negatief zijn) RORE: o geen onderscheid tussen vertegenwoordiging en beding ten gunste van derde voor beide: nemo alteri stipulari potest (niemand kan bedingen ten gunste van een ander) vertegenwoordiging en bedingen ten gunste van derde: verboden o gevolg: andere opvatting over lastgeving o Lastgeving bij Romeinen: (= mandatu): contract waarbij lastgever lasthebber ermee belast om iets om niet te doen (= gratis) verschil met onze lastgeving geen vertegenwoordiging; lasthebber treedt op in eigen naam en voor eigen rekening altijd om niet o RORE is voor oude, rijke mannen. Lastgeving zagen zij als vriendendienst waarvoor men geen geld mocht vragen o
90
→ mensen die mandatu afsloten en toch geld wilden: vroegen honorarium (eregeld) o honorarium: geen actio om betaling te eisen o Later: in cognitio extraordinaria wel een actio om de betaling van eregeld te eisen o hypocrisie: theorie van lastgeving is gratis, maar men kan toch betaling eisen feitelijke handelingen + rechtshandelingen → bij ons enkel mogelijk voor rechtshandelingen o Slavernij als substituut voor vertegenwoordiging In plaats van vertegenwoordiging werkte men met slaven → wat een slaaf krijgt is voor de meester, als een slaaf iets onrechtmatigs doet, is zijn meester aansprakelijk (er zijn speciale actiones) Rijken via slaven, armen via zoons → regels betreffende slaven ook van toepassing op de zoon Na de Romeinen o geen slavernij, dus wel vertegenwoordiging → nemo alteri regel blijft behouden, maar op een andere manier: vertegenwoordiging is toegelaten, maar bedingen ten gunste van derden blijven verboden Contract van lastgeving krijgt andere betekenis: contract om ander vertegenwoordiger te maken MAAR: historisch gezien is lastgeving gratis o Gevolgen: nemo alteri regel enkel van toepassing op bedingen ten gunste van derden ander visie op lastgeving: loon is nu wel mogelijk o uitdrukkelijk bedongen zijn o ook zo in BW enkel voor rechtshandelingen (alle lasthebbers zijn vertegenwoordigers, maar niet alle vertegenwoordigers zijn lasthebbers) BW verwart lastgeving met vertegenwoordiging Probleem van cafévrienden: trakteren op café bij de Romeinen o nemo alteri... → pint kopen voor vrienden is niet mogelijk want eigenlijk gaat het hier om een contract tussen caféhouder en de koper en hebben de vrienden er niets mee te maken → anderen trakteren is beding ten gunste van derden o drinken met slaven, zonen is nooit een probleem o omweg via schenking: met twee contracten werken één tussen caféhouder en koper één tussen koper en de vrienden → men geeft zelf de pinten o Procedurele oorsprong van nemo alteri stipulari dari potest : er is geen actio om uitvoering te eisen
91
o
o o
De minimis non curat praetor: de praetor houdt zich niet bezig met bagatelzaken Regel blijft bestaan na verdwijnen formulaprocedure: UITWEG: strafbeding zelf verbonden zijn: indien men zelf ook moet presteren kan men wel uitvoering eisen Trakteren op café is soms een formaliteit van overeenkomst (soort bekendmaking) Trakteren op café in 1804: terug nemo alteri en omweg via schenking werkt niet → voor schenking is steeds notariële akte vereist strafbeding + zelf verbinden: staan niet in BW, maar zijn door RS toegelaten Uitzondering in BW zelf: art. 1121 BW: beding ten gunste van derden kan wel als men zelf bij contract ook voordeel heeft
C. Bijzonder contractenrecht 1. Lening Lening= contract waarbij de ene partij (uitlener) aan de andere partij (ontlener) tijdelijk gebruik van een zaak afstaat Twee soorten lening: o commodatum: bruikleen: na gebruik of op overeengekomen tijdstip moet ontlener zaak zelf teruggeven aan uitlener o mutuum: verbruikleen: na gebruik of op overeengekomen tijdstip moet ontlener niet de zaak zelf, maar gelijkwaardige zaak teruggeven Voornaamste discussiepunt: interest = vergoeding voor ontlening o historisch gezien altijd al problematisch geweest (geld brengt geld op) o men vindt dat enkel eerlijke arbeid mag beloond worden en niet het hebben van geld o ofwel interest verboen, of wel tarief beperken RORE o Interest is toegelaten maar: afzonderlijke stipulatio is vereist → men krijgt het niet automatisch; men moet een apart contract (stipulatio) afsluiten tarief is beperkt: geen usura (woekerinterest = interest boven bepaald maximum) → tarief varieerde in loop van de Romeinse geschiedenis Kerkelijk interestverbod: o Reden: christendom volgt jodendom geld verdienen mag enkel door hard te werken; geld dat geld opbrengt mag niet! o Sancties: is een zonde (men gaat naar de hel) werd strafrechtelijk vervolgd (was diefstal) o Rem op economisch leven → wie geld nodig had, kon geen krediet krijgen
92
in vroege ME geen probleem, er was toch geen economie vanaf 1100: economie begint te groeien → men heeft leningen nodig om te kunnen investeren → allerlei manieren om interest verbod te omzeilen lenen bij joden → zowel in chirstendom als jodendom was de regel dat men niet mocht lenen bij een mede- christen, resp. mede- jood → leidde op LT tot holocaus: men haat zijn SE's → men haatte dus de joden omdat men schulden had bij hen verbod omzeilen met contractus mohatrae (komt van islam) = verkoop met beding van wederinkoop tegen hogere prijs bv. iemand wil 1000 euro lenen en tegenpartij wil 20% winst maken → lener zal goed tegen 1200 euro terugkopen o toenemende druk op interestverbod vanaf 16e E: opkomst protestantisme Calvijn laat interest toe (→ speelde grote rol in verspreiding calvinisme) Vernunftrecht: was tegen interestverbod omdat dit inging tegen vrijheid van contractanten Franse Revolutie en Burgerlijk Wetboek o F.R + BW: afschaffing interestverbod wilsvrijheid contractanten impliceert vrijheid interest vast te leggen onder Napoleon komt er wel maximuminterest o 1865: maximuminterest afgeschaft, maar woekerinterest is wel verboden in strafrecht (is een gewoontemisdrijf) o jaren 30: strafrechtelijk verbod op woekerinterest bood geen bescherming voor ontleners in zwakke positie tijdens de crisis invoeren speciale benadeling voor lening tegen interest o Terugkeer interestverbod in islamwereld interest kan niet gevolgen: 'halalbankieren', nl. alternatieve financiering huurkoop i.p.v. koop met hypothecaire lening → bank koopt het huis en men huurt het dan → huur is dan terugbetaling aan de bank en op het einde van de termijn kan men voor klein bedrag het huis overkopen bedrijven: risicokapitaal i.p.v. lening → bank geeft geld en krijgt aandelen in de plaats 2. Onderscheid tussen huur, aanneming en arbeidscontract 3 contracten o huur: een contract waarbij de ene partij (verhuurder) aan de andere partij (huurder) het tijdelijk genot van een zaak belooft tegen een prijs o aanneming: een contract waarbij de ene partij (opdrachtgever) de andere partij (aannemer) tegen een forfaitaire prijs met een bepaald werk belast dat deze in volle onafhankelijkheid zal uitvoeren o arbeidscontract: contract waarbij ene partij (werknemer) arbeid verricht voor en onder gezag van de andere partij (werkgever) tegen een loon
93
Geen onderscheid bij de Romeinen → bij ons 3 contracten, bij de Romeinen 1 (locatio- conductio) o Reden: zelfde actiones voor deze 3 gevallen actio locati en actio conducti o Termen locare en conducere in formulae van de actiones kwamen deze termen altijd voor locare: plaatsen, uitbesteden conducere: meenemen o Wie plaatst of meeneemt, hangt af van contract huur: verhuurder is locator, huurder is conductor arbeidscontract: WN is locator, werkgever is conductor aanneming: opdrachtgever is locator, aannemer is conductor o Verschillende situaties: steeds goed opletten 3 situaties kunnen eigenlijk niet gelijkgeschakeld worden bij elke situatie levert iemand prestatie en ontvangt die som geld, MAAR: bij huur en arbeidscontract betaalt conductor, bij aanneming betaalt locator bij huur en arbeidscontract gebruikt men actio locati, bij aanneming een actio conducti o conclusie: Romeinen maken geen onderscheid tussen huur van een zaak, huur van arbeid en tussen een arbeidscontract en aanneming Ius commune o Rechtssgeleerden maakten geen onderscheid <> praktijk o Latere juristen ius commune: toch onderscheid maken Voet: locatio /conductio rei: huur van een zaak locatio/ conductio operarum: van arbeid locatio/ conductio operis faciendi: aanneming → onderscheid was minder gebruikelijk Rest locatio/ conductio rei: huur van een zaak locatio/ conductio operae: aanneming en arbeidscontract Burgerlijk Wetboek 1804: o neem minst verfijnde indeling over: huur van een zaak huur van werk o Na verloop van tijd gaat men huur van werk ook opsplitsen → niet onder invloed van Voet, maar wel onder invloed van de arbeidersbeweging in de 19E (als werkgever aansprakelijk is voor WN, moet hij er ook gezag over hebben) o Belang: Hedendaags recht: onderscheid tussen huur van een zaak, huur van arbeid en aanneming Romeinen: geen onderscheid 3. Huur van een zaak = huur in enge zin Huur van zaken worden verder opgedeeld door gewoonterecht → huur en pacht o aanvankelijk geen huur veronderstelde geld en dat had men in die periode niet wel lenen en cijnsgoederen o Vanaf 1100: terugkeer huur: eerst voor grote domeinen
94
bv. men geeft grond die 200l grond oplevert in leen tegen 100l graan. Na verloop van eeuwen wordt de grond productiever en levert die 1000l graan op, maar heer krijgt steeds nog meer 100l graan → gaat verhuren, zo kan hij huurprijs optrekken o Onderscheid: huur: niet voor landbouwdoeleinden pacht wel voor landbouwdoeleinden verder onderscheid tussen landpacht en veepacht o Overgenomen in BW → huurder is zwakke partij, wordt niet beschermd Evolutie sinds BW → zwakke positie huurder, daarom bescherming o landpacht veel misbruik → gebeurde vaak dat pachter van het land gegooid werd vlak voor de oogst → wijziging wetgeving tussen Wereldoorlogen pachtwet → eigenlijk opgesteld door boerenbond, die heeft het laten goedkeuren door het parlement → gaat zo ver dat pachter nu sterke partij is i.p.v. eigenaar o Handelshuur: ingevoerd tussen wereldoorlogen = huur van een gebouw bestemd voor de handel als men een handelspand huur, moet dat voor langere termijn zijn want de huurder doet er investeringen aan en bouwt een klantenbestand op o Woninghuur = huur van de woning die de huurder tot hoofdverblijfplaats dient lange tijd geen wetgeving via detailregelingen en bepalingen van dwingend recht in gemeen huurrecht proberen huurder te beschermen 1991: algemene regeling in woninghuurwet → vaak gewijzigd omdat het moeilijk is belangen van huurders en verhuurders te verzoenen Verplichtingen van de verhuurder o zaak ter beschikking stellen o onderhoud o vrijwaring verplichtingen huurder o huurprijs betalen o voor zaak zorgen o zaak teruggeven bij einde huur o vernieuwing: verplichting te stofferen → huis van voldoende huisraad te voorzien zodat verhuurder hierop beslag kan laten leggen als huur niet betaald wordt Bescherming van de huurder → RORE voorziet niet in bescherming van de huurder o opzegging huur voor bepaalde termijn opzegging niet nodig, net als opzegtermijn Relocatio tacita: stilzwijgende hernieuwing → huurder blijft na afloop gehuurde goed bezetten zonder tegenstand verhuurder = hernieuwing huurcontract
95
Huur voor onbepaalde termijn RORE: opzegging kan langs beide kanten zonder opzegtermijn → huurder kon op elk ogenblik uit gehuurde goed gezet worden bij ons: gewoonterecht: er moet opzeggingstermijn zijn (kennisgeving dat men contract wil beëindigen) → opzegging is altijd gekoppeld aan opzeggingstermijn (termijn dat men het effectief beëindigd) o Reden voor verschil tussen RORE en nu: geen belangengroepen om aandacht op problemen te vestigen en oplossing te eisen juristen komen uit hogere kringen, zij hebben geen contact met arme huurders en schrijven wat voor zichzelf het beste is 4. Aanneming Juridisch weinig problemen 5. Arbeidscontract Vooral belang vanaf 2e helft 19e E: ontwikkeling arbeidsrecht o vanaf dan veel tewerkstelling in fabrieken e.d. o bij Romeinen niet zo belangrijk want zij hadden slaven
E. Delicten en quasi-delicten 1. Delicten en quasi- delicten bij de Romeinen Term delictum: o Gaius maakte een ondeerscheid tussen contractus en delictum ( =/onrechtmatige daad) → men is verbonden omdat men iets verkeerds gedaan heeft o Handelen tegen het recht: het recht geschonden tegen zorgvuldigheidsnorm o Verschillen tussen delictum en hedendaagse onrechtmatige daad Delictum is ruimer, omvat: delicta privata: onrecht waarbij enkel privaat belang is geschonden → zelf oplossen, men moet zelf actio instellen (boetes zijn dan voor slachtoffer) → Romeinen treden niet op bij private belangen omdat dat optreden politieapparaat en gerechtelijk apparaat veronderstelt (Romeinen investeren daar niet in) → Rijken kunnen zelf optreden(hebben daar de middelen voor) delicta publica: schending van publiek belang onrechtmatige daad: omvat enkel delicta privata Delictum is gericht op boete → onrechtmatige daad geeft altijd recht op schadevergoeding, maar niet steeds recht op boete (bv. per ongeluk iemands gsm laten vallen)→ boete enkel bij strafbaar feit Delictum: altijd straf o Reden: oorsprong delicta → Primitieve mens denkt niet in termen van fout,
96
o
o
schade en causaal verband; wil enkel wraak nemen → Talio- principe: enkel aan ander doen wat aan uzelf is aangedaan → later: afkopen van de wraak, slachtoffer beslist of hij akkoord gaat → daarna: verplicht afkoping te aanvaarden (= boete) ==> altijd boete want men moet altijd de wraak afkopen o Soms ook schadevergoeding o Onderscheid is in praktijk minder belangrijk Delictum is geen algemeen principe onrechtmatige daad: algemeen principe: door uw fout veroorzaakte schade vergoeden (art. 1382BW) Algemeen principe = uiting ontwikkeld recht Romeinen: geen algemeen principe o wel: verschillende delicta o gevolg: geen delict, geen straf! cf. Engelse torts Actiones bij delict: soorten actiones poenales: actio om boete te eisen reipersecutoriae: om schadevergoeding te eisen mixtae: zowel om schadevergoeding als boete te vorderen o schadevergoeding: 1x waarde o boete: rest Kenmerken poenale en gemengde actiones: passief onovererfbaar: enkel instellen t.o.v. dader en niet zijn erfgenamen bij meerdere daders: onbeperkte cumulatie: men kan van elke dader het volledige bedrag eisen poenale + reipersecutoire: kan (men kan zowel boete als schadevergoeding vrage gemengde + reipersecutoire: kan niet belangrijkste delicten: furtum: diefstal damnum iniuria datum: schade toegebracht door onrechtmatigheid iniuria: bewuste krenking andermans persoonlijkheid
Furtum o betekenis nu: diefstal= bedrieglijk wegnemen van andermans onroerende zaken o Ruimere betekenis in RORE: ook heling (kopen van dief, wetende dat goed gestolen is) ongeoorloofd gebruik (je mocht iets gebruiken, maar gebruikt het om iets ander te doen dan overeengekomen)
97
ook wegnemen eigen zaak: bedrieglijk wegenemen van goed bij pandhoudende SE o Actio furti (= poenale actio): onderscheid: furtum manifestum (actio als men dief op heterdaad betrapt): 4x waarde furtum nec manifestum: 2x waarde Reden verschil: bij betrapping op heterdaad is men kwader, aangezien boete het afkopen van de wraak is, moet men meer betalen o Combinatie mogelijk met reipersecutoire actio Lex Aquilia → basis damnum iniuria datum o 286 VC (jaar na 287 VC: Lex Hortensia waarmee alle plebiscieten ook leges werden) o Belang: Lex aquilia is basis van damnum iniuria datum → bij ons nog steeds aquiliaanse aansprakelijkheid ingeval van extracontractuele aansprakelijkheid o.g.v. fout o Inhoud: eerste paragraaf: doden slaaf of viervoetig vee tweede paragraaf: verbranden, breken, vernielen van slaven, vietvoetig vee e.a. zaken o Tekstproblemen: veel later dan oorspronkelijke lex Aquilia (twijfels bij juistheid) o uitgebreid door: interpretatie van de wet: 'vernielen' kreeg zeer ruime interpretatie (elke vorm van beschadiging) praetor: verleende in bepaalde gevallen die niet onder Lex Aquilia vielen toch actio die op actio legis aquiliae was geïnspireerd o Elementen damnun iniuria datum damnum: schade iniuria: fout datum: oorzakelijk verband Daarnaast ook: boete → stemt overeen met ons art. 1382 BW, maar bij ons krijgt men schadevergoeding, bij Romeinen werkt men met boete o Damnum: welke schade damnum in corpus datum = schade aan een zaak zaakbeschadiging: altijd toepassing lex aquilia schade betreffende een zaak: uitzonderlijk → schade waarbij er niets kapot is, er niet echt schade is bv. ontsnapte hond (beest is nog gezond, maar is weg, je hebt er niets meer aan) morele schade: nooit (Romeinen zijn stoere macho's) Speciaal geval: Vrijen (verwonding of doodslag vrije personen) → geen Lex Aquilia Redenen: o men is geen eigenaar van zijn eigen lichaam → Lex Aquilia geldt enkel voor eigendom
98
Liberum corpus nullam recipit aestimationem (op het lichaam van een vrije persoon staat geen prijs) → men kon niet bepalen hoeveel vrije persoon waard was, men kon dus ook schadevergoeding en boete niet berekenen Uitzonderingen: gevallen die dicht aanleunen bij slavernij wel actio legis Aquiliae krijgen o Zoon onder partria potestas: pater familias kan geen vergoeding krijgen voor overlijden of schade aan zijn zoon, maar kan wel dokterskosten vorderen + vergoeding voor arbeid zoon die verloren is gegaan o verwonding van persoon die ten onrechte als iemands slaaf dient (slaaf bij vergisssing) Iniuria: handelen zonder recht (onrechtmatigheid) niet bij: zelfverdediging machtiging door overheid noodzaak toestemming (volenti non fit iniuria → wie het wil, doet men geen onrecht aan) Aanvankelijk enkel iniuria bj dolus (opzet), later ook indien culpa (nalatigheid of onzorgvuldigheid) → was culpa levissima: zeer snel nalatigheid of onzorgvuldigheid Datum: causaliteit nu: veel theorievorming RORE: geen theorievorming interesseerde Romeinen eigenlijk niet meestal duidelijk (schade moet directe gevolg zijn van fysiek handelen van de dader): o contact lichaam dader met beschadigde zaak Boete: twee tarieven: onrechtmatig doden andermans slaaf of viervoetig vee: hoogste waarde die zaak had in voorgaande jaar onrechtmatig verbranen, breken, vernielen van slaven, viervoetig vee en andere zaken: boete zoveel als in dichtsbijzijnde 30 dagen interpretatieproblemen: waarde: mocht men ook met financiële gevolgen verlies rekening houden? voorafgaande jaar: wat is uitgangspunt? 30 dagen: o vroeger: voor schadeverwekking o nu: na schadeverwekking: redenen boete omvatte ook schadevergoeding: actio bij Lex Aquilia is dus gemengde actio vooral duidelijk bij veroordeling o
o
o
o
99
als men bekent, betaalt men 1x waarde (= boete en schadevergoeding) o bekent dader niet, betaalt hij 2x waarde (1x schadevergoeding, 1x boete) Rol eigen fout: o nu: minder schadevergoeding o RORE: ofwel geen ofwel volledige schadevergoeding *bv. iemand lokt slaaf onder boom waarin iemand aan het snoeien is en snoeier gooit tak op zijn hoofd → lex Aquilia * bv: indien er waarschuwing staat dat iemand aan het snoeien is, maar slaaf negeert dat en er valt per ongeluk tak op zijn hoofd → alles betalen of niets betalen Iniuria (= bewuste krenking van andermans persoonlijkheid) o vult lacune Lex Aquilia op: enkel van toepassing op zaken van een ander → niet voor doodslag of verwonding van vrije personen o Oorsprong in XII- Tafelenwet → boetes vastgelegd, maar door inflatie wordt die hoge boete na verloop van eeuwen zeer klein → rijke Romeine slaat iedereen die hij tegenkomt in het gezicht omdat de boetes toch maar laag zijn → gaan klagen bij praetor en hij helpt hen (zij zullen dan op hem stemmen) o herwerken systeem door praetor geen vast tarief meer veralgemenen o gevallen van iniuria opzettelijke verwonding van vrije persoon beledingend optreden laster: luidop beledigend spreken over iemand in openbaar stalking: iemand voortdurend belagen om oneerbare voorstellen te doen → vrije vrouw (lang haar, lang kleed), slaving (kort haar, kort kleed) → duidelijke wie men oneerbare voorstellen kon doen → na verloop van tijd gingen vrije vrouwen ook korte rokken dragen → onduidelijkheid voor mannen aantasting eer bv. van rechter zeggen dat hij corrupt is slaan of folteren andemans slaaf → speciaal geval: iemand had andermans slaaf gecastreerd; Lex Aquilia niet inroepen omdat gecastreerde slaaf meer waard was (men leed dus geen schade → wel inniuria inroepen omdat castreren iemands slaaf iets over heer wil zeggen o Actio iniuriarum toepassingsvoorwaarden in bovenstaande gevallen animus iniuriandi = opzet → culpa komt niet in aanmerking o
100
Ook actief onovererfbaar: enkel slachtoffer kan actio instellen foutloze aansprakelijkheid: o fout door filius familias en slaven: Noxalis deditio: kinderen onder patria potestas Actio noxalis: als schade berokkend wordt door zoon of slaaf, kan pater familias of meester kiezen: schade vergoeden of zoon/ slaaf aan tegenpartij geven → vorm van schadebeperking: heer kan nooit meer schade hebben dan hij wil gaat ver bij FIFA: verdwijnt bij Justinianus: rechtstreeks vorderen tegen dader blijft bestaan bij slaven ook andere gevallen voor aansprakelijkheid van andermans daad Quasi- delicten o plaats in verbintenissenrecht van quasi- contracten en quasi- delicten: quasi-delicten: strikt gezien geen fout, maar scheelt niet veel quasi- contracten: totaal geen fout → verbintenissen die niet uit delict of wilsovereenstemming totstandkomen; persoon treedt op, maar optreden is niet onrechtmatig en heeft daar ook niet de schijn van Onderscheid omwille van Justinianus' voorkeur voor 4 o Belangrijkste: Actio de deiectis vel effusis (actio over weggeworpen of uitgegoten zaken): bij Romeinen gooit men afval vanuit huis zonder meer op straat → bij Romeinen bouwde men in de hoogte (flatgebouwen), mensen gooiden vaak uitwerpselen e.d. op straat en dat kwam vaak op anderen terecht → niet echt fout, maar toch niet volledig correct Actio de posito vel suspenso (actio over geplaatste of opgehangen zaken): actio voor wanneer iets van gebouw gevallen was en schade had veroorzaakt → in Rome was veel geld te verdienen met flatgebouwen → vaak bouwen zonder goede kwaliteit → kon instorten, stukken afvallen... → eigenaar is aansprakelijk (risico- aansprakelijkheid) o Risico- aansprakelijkheid: bij actiones voor quasi- delicten geen vereiste van culpa of schuld → komt overeen met foutloze aansprakelijkheid quasi- delicten: aansprakelijkheid wegens controle over risicofactor: bepaalde factor brengt risico met zich mee; men heeft er de voordelen van, dus moet men de risico's ook maar dragen ook in andere gevallen: schade door dieren schade door FIFA of slaven 2. Delicten en quasi- delicten in gewoonterecht vroege middeleeuwen: primitiever systeem o aansprakelijk voor schade door dieren:
101
RORE: eigenaar voor RB gebracht in GR: dier voor rechtbank o collectieve aansprakelijkheid → individuele aansprakelijkheid verdween Handelaars bv. Brugse handelaar in Gent betaalt zijn schulden niet, volgende Bruggeling in Gent zal de schuld moeten betalen vete: voor elke schade, zonder onderscheid of proportionaliteit, wel mogelijkheid tot afkopen geen proportionaliteit: bv. iemand beledigt u, u vermoordt zijn vrouw geen onderscheid: heel de familie kan aangevallen worden → vaak de zwakkeren men kon afkopen: vaste tarieven (tegelijk boete en schadevergoeding) → vanaf 11e E gaat overheid optreden Hoge en late ME: o vanaf 1100: vete onder druk Redenen: vete negeert algemeen belang ontwricht maatschappij steunde louter op privébelang families, terwijl ook overheid belang heeft bij beteugeling misdrijf → overheid gaat optreden bij een misdrijf o Daarom: overheidsoptreden, bijgevolg onderscheid: misdrijf: strafrecht van overheid onrechtmatige daad: geen recht van overheid, daarom zelf onderhandelen (zoen) → zoen= formaliteit bij contract: twee leiders van partijen zoenen elkaar om contract te bezegelen > verzoening → maagzoen: magen = familie → aangezien heel de familie heeft meegevochten, moet heel de familie betalen en heel de andere familie ontvangen nood aan vaste regels: haalt men uit RORE 3. Delicten en quasi- delicten in ius commune bouwt erder op RORE neem echter niet alles ongewijzigd over o noxalis deditio van slaven verdwijnt want slavernij is verdwenen o verdwijnen furtum als delict Reden: diefstal wordt bestraft door overheid (verdwenen uit privaatrecht) engere definitie o.g.v. Germaanse opvattingen: enkel diefstal van zaak zelf → bedoeling om terug te brengen = geen diefstal Recent bij ons terug verruimt: wegnemen zaak voor kortstondig gebruik terug diefstal o Belangrijkste evoluties: iniuria, aquiliaanse aansprakelijkheid iniuria o groot belang:
102
eer en goede naam belangrijk in die maatschappij men mocht geen vetes of duels meer uitvechten → alternatief nodig: iniuria als manier om aantasting eer en goede naam zonder bloedvergieten te beteugelen o veel meer gevallen dan in RORE bv. als boerenpummel vooraan in de mis gaat zitten, vloeken waar kinderen bij zijn... o Animus iniuriandi wordt vermoed → in RORE moest men animus iniuriandi (opzet) bewijzen → in ius commune moest men afwezigheid bewijzen o verschillende sancties mogelijk strafrechtelijke procedure amende honorable: dader erkent openlijk dat hij verkeerd gehandeld heeft (blootshoofds en blootsvoets) o Verdwijnt vanaf 17eE door opkomst algemeen principe van onrechtmatige daad → algemeen principe past op alle gevallen, men heeft geen bijzondere regel meer nodig o overleeft wel nog in strafrecht (laster en eerroof) → privaarechtelijke oorsprong nog zichtbaar in feit dat er pas vervolgd wordt na klacht slachtoffer Aquiliaanse aansprakelijkheid o in RORE: damnum iniuria datum, maar grote verschillen tussen Aquiliaanse aansprakelijkheid en actio legis aquiliae o oorzaak: evolutie in praktijk o Verschillen: fout schade oorzakelijk verband peoenaal karakter ONTWIKKELING ALGEMEEN PRINIPE o Fout (culpa) onderscheid culpa en dolus culpa in ruime zin= fout fout kon zijn: dolus (opzet) of nalatigheid (culpa in enge zin) Achtergrond: evolutie van fout naar schuld o.i.v. canoniek recht schuld = fout + toerekenbaarheid → iets fout doen volstaat niet, men moet weten dat het fout is (toerekenbaar) → schuld komt van zonde (er is pas sprake van zonde indien men weet dat het verkeerd is) cf. strafrecht o schade: sterk uitgebreid Bij Romeinen: enkel zaakschade en uitzonderlijk schade betreffende een zaak (enkel indien men slaaf losliet) ius commune: zaakschade + altijd schade betreffende een zaak + louter vermogensschade (zuiver financiële schade)
103
Bij Romeinen geldt Lex Aquilia niet voor vrijen in ius commune geldt aquiliaanse aansprakelijkheid ook voor doodslag of verwoning vrije man → bv. iemand wordt vermoord; weduwe en kinderen kunnen schadevergoeding eisen Bij Romeinen komt morele schade niet in aanmerking in ius commune viel morele schade wel onder aquiliaanse aansprakelijkheid → aanvankelijk slechts 1 geval: vrouw die in haar gezicht verminkt is, kan schadevergoeding vorderen. Zij kan dat omdat haar 'marktwaarde zakt'; vrouw moet aan een (rijke) man geraken en dat is gemakkelijker als ze mooi is (dus eigenlijk wel nog materiële achtergrond) causaliteit: in ius commune, net zoals bij Romeinen geen (of beperkte) theorievorming over causaliteit. verdwijnen poenale karakter → bij Romeinen gaat het om een boete, bij ons om schadevergoeding; overgang gebeurt in deze periode Reden voor verdwijnen: er komt onderscheid tussen onrechtmatige daad (privaatrecht) en een misdrijf (strafrecht) poenale karakter verdwijnt omdat overheid zich bezighoudt met het bestraffen van misdrijven en dus niet meer nodig dat aquiliaanse aansprakelijkheid tot boete leidde gevolgen: geen verdubbeling meer: verdubbeling was als straf bedoeld geen onbeperkte cumulatie meer: indien één dader volledige schadevergoeding betaalt, zijn alle andere daders bevrijd (hoofdelijke aansprakelijkheid) passieve overerfbaarheid: erfgenamen kunnen ook gehouden worden om schade te vergoeden (bij Romeinen kon dit niet → invloed CARE: iemand die schade berokkend heeft en die niet vergoed heeft, is geen goede persoon en komt dus niet in de hemel. Erfgenamen moeten de schade vergoeden zodat die persoon niet in de hel komt bedrag schadevergoeding wordt bepaald o.g.v. waarde van de zaak op ogenblik dat schade wordt toegebracht ontwikkeling algemeen principe van aansprakelijkheid voor onrechtmatige extracontractuele daad: Romeinen: geen algemeen principe van aansprakelijkheid; Lex Aquilia voorzag enkel in bepaalde gevallen in aansprakelijkheid → gevallen uitgebreid door praetoren Ius commune: sterk uitbreiden aantal gevallen, maar geen algemeen principe → groot kluwen
o
o
o
104
Daarom: Vernunftrecht (ook nog ius commune!): algemeen principe van onrechtmatige daad = als men door zijn fout andere schade berokkent, moet men deze vergoeden late ontwikkeling algemeen principe omwille van: vereist abstract denken (is niet zo gemakkelijk) → mensen denken niet in abstracte termen (fout, schade, causaliteit) is niet zo logisch als wij denken (meeste mensen willen gewoon schadevergoeding indien er schade is, ongeacht of er een fout is) o Andere vormen van aansprakelijkheid: quasi- delicten: verdwijnen wel aansprakelijkheid van ouder voor kinderen, van aanstellers voor aangestelden beperking voor aanstellers: eigen fout aansteller (bv. aannemen dronkenlap) binnen kader tewerkstelling gebeuren (dan is men onbeperkt aansprakelijk), gebeurt het buiten kader van de aanstelling dan is men aansprakelijk voor het loon dat men aan de dader moet 4. Burgerlijk Wetboek van 1804 volgt ius commune → ius commune: 1 principe: extracontractuele aansprakelijkheid is fout aansprakelijkheid = wie door zijn schuld schade toebrengt, moet deze vergoeden in BW niet 1 principe, maar 2 Reden: nieuwe invulling onderscheid delicten en quasi-delicten o 1382BW: opzet → misdrijf = delict o 1383BW: culpa (nalatigheid, onvoorzichtigheid) → oneigenlijke misdrijven = quasi- delicten o MAAR: als men voor opzettelijke en onopzettelijke fouten aansprakelijk is, is men aansprakelijk voor fouten in het algemeen aansprakelijkheid voor anderen en zaken: o art. 1384: andermans daad ouders voor kinderen, aanstellers voor aangestelden en leraars voor leerlingen toch nog idee van fout: ouders (niet goed opgevoed), aanstellers (slecht personeel aangenomen), leraars (slechte controle) o art. 1385BW: voor dieren systeem van Romeinen: indien dieren iets verkeerds doen, is eigenaar aansprakelijk (dier moet wel tegen aard handelen) o art. 1386BW: schade door instortende gebouwen cf. actio de posito o 1385 en 1386 BW zijn overbodig: het gaat ook om fout eigenaar (resp. geen goed toezicht, geen goed onderhoud) → kan men oplossen met 1382 BW
105
5. Latere ontwikkelingen juridische ontwikkelingen o verdwijnen onderscheid 1382 en 1383 BW → was eigenlijk algemeen principe dat door BW werd opgesplits o Stuwadoorsarrest na verloop van tijd ging men art. 1382 ook toepassen op contracten stuwadoorsarrest bepaalt dat 1382 BW enkel gebruikt kan worden indien fout en schade volledig vreemd zijn aan contract Schade = schending van elk rechtmatig belang → aanvankelijk: schade = schending recht bv. man heeft vrouw en maîtresse. Hij voorziet beide vrouwen in hun levensonderhoud. Als hij wordt doodgereden, kon enkel de vrouw schadevergoeding eisen, maar niet de maîtresse omdat zij geen recht had op onderhoud. → geëvolueerd naar schending rechtmatig belang → moet wel rechtmatig zijn; doorspoelen van iemands cocaïne valt niet onder 1382BW o theorieën over oorzakelijk verband sociale ontwikkelingen o art. 1386bis: ontoerekeningsvatbaren in ius commune pas aansprakelijk indien schuld (fout + toerekenbaar) → niet altijd eerlijk bv. rijke gek steekt huis arme sukkelaar in brand Vandaar: billijkheidsregeling in art. 1386bis: rechter kan indien dader ontoerekeningsvatbaar is, naar billijkheid beslissen → rijke gek zal moeten betalen, arme gek niet o impact verzekeringen vlugger fout aanvaarden (verzekering betaalt toch) belangrijker worden opzet (voor verzekeringen wordt dit essentieel: moeten enkel uitbetalen indien er geen sprake is van opzet) → zelf is men sowieso aansprakelijk, opzet of niet o invloed belangengroepen: privileges voor bepaalde daders 1382BW bepaalt dat men zelfs voor lichtste fout aansprakelijk is belangengroepen hebben bij WG een betere aansprakelijkheidsregeling bedongen belangrijkste: art. 18 AOW: aansprakelijkheid WN's wordt beperkt tot zware fout, opzettelijke fout en gebruikelijke lichte fouten o explosieve groei extra- contractuele aansprakelijkheid door: moderne techniek: vlugger schade → bv. auto berokkent meer schade dan paar en kar burger is mondiger en stapt sneller naar RB ontstaan risico- aansprakelijkheid Risico- aansprakelijkheid o = foutloze aansprakelijkheid o oorsprong: industrialisering → BE was tweee land ter wereld om te industrialiseren, maar maakte er
106
geen wetten over. bv. eerste wet over schade door een trein komt pas 70 jaar na onze eerste spoorlijn bv. schade door stoommachines (ontploffingsgevaar) → als er één ontplofte, was het heel moeilijk om fout te bewijzen → rechters gaan op zoek naar mechanisme om slachtoffers en families te helpen o probleem: moeilijk te bewijzen fout o geen wetgeving, daarom RS: vele ontwikelingen nieuwe interpretatie art. 1384 lid 1 door Faider 1384 lid1 is eigenlijk geen inhoudelijk artikel, enkel een verwijzing naar art. 1385 en 1386 BW Faider bekijkt 1384 lid1 inhoudelijk: 'men is aansprakelijk voor zaken die onder zijn bewaring staan' → faider zegt dat men het inhoudelijk moest opvatten om zo slachtoffers en hun families te helpen wordt overgenomen door Laurent Toekomst: o Principles European Group on Tort Law: voorgestel in mei 2005 → telt 14 pagina's → weg met eenvoud? o Probleem: groeiende tendens naar theorie dat schuld niet bestaat (Jan Verplaetse)
107
IV. Erfrecht A. Inleiding
Patrimoniaal familierecht: erfrecht + huwelijksvermogensrecht Erfrecht o rechtstak die overgang van vermogen van overleden persoon naar één of meerdere personen regelt o bestond aanvankelijk niet → in primitieve tijd was er geen privébezit van gronden + roerende goederen werden mee begraven o Termen erflater (cujus): diegene over wiens nalatenschap het gaat erfopvolger (successor): degene die nalatenschap krijgt erfopvolging (successio): vermogensovergang Testament: erflater beslist zelf wat hij aan wie nalaat → wil erflater bepaalt wat er gebeurt bij versterf (wettelijke devolutie): als er geen testament is → niet verwarren met devolutierecht Verband tussen beide: testamentvrijheid: wet bepaalt of men testament mag maken en hoever dat mag gaan suppletief recht: het is niet omdat men testament mag maken, dat men er één maakt → indien er geen testament gemaakt wordt, valt men terug op het suppletieve recht o Groot belang erfrecht vroeger: belangrijkste manier om vermogen op te bouwen was er één te erven → nu bouwt men zelf vermogen op
B. RORE: o
o
Romeinen zijn kampioenen van het testament; elke Romein die een beetje geld heeft, maakt er één → wettelijke devolutie van weinig belang Na Romeinen wordt wettelijke devolutie wel belangrijk
C. Erfrecht in Gewoonterecht 1. veelheid aan regelingen Erfrecht bij versterf bestond uit vele regelingen omdat o gelijkheidsbeginsel bestaat niet: invloed van statuut personen Erfrecht kon verschillen naargelang statuut van personen bv. horige had ander erfrecht dan edelman o Geen eenheid van massa van nalatenschap: invloed statuut goederen: bij ons geldt principe van eenheid van massa van nalatenschap: heel de nalatenschap is een groot geheel waarvoor dezelfde regels gelden gewoonterecht maakt onderscheid naargelang aard en oorsprong van de goederen:
108
Kateilen (brol, niet bedoeling om die door te geven) <> erven (waardevolle goederen; bedoeling om van generatie op generatie door te geven) → bij erven nog onderscheid: o Allodia (erven waarvoor men geen diensten moeten doen t.o.v. heer o tenures (erven waarvoor men diensten moet doen) lenen: meer prestigieuze diensten verlenen → militaire dienst cijnsgoederen: economische diensten → bv. 3 kippen leveren ook binnen lenen en cijnsgoederen kon erfrecht verschillen naargelang heer die men heeft, ook indien men zelfde heer heeft kan men ander erfrecht hebben aanvankelijk niet erfelijk, later wel Eigen goederen (goederen die men zelf van familie geërfd heeft) <> verworven goederen (goederen die men door eigen inspanningen verworven heeft) Gevolgen complexiteit: o veel verwarring: te veel recht waardoor mensen het niet begrepen → factor van geweld o Bastaarden (cf. familierecht) o Later: langstlevende 2. Descendenten Principe: o dichter sluit verder uit → grootmoeder sterft: kinderen en niet de kleinkinderen zullen erven o Gelijkheid binnen eenzelfde graad is iedereen gelijk MAAR: uitzonderingen Zeer veel regelingen omwille van (Redenen): o invloed van statuut personen → er is geen gelijkheidsbeginsel, niet iedereen is gelijk) o invloed van statuut goederen (geen eenheid van nalatenschap) → men maakt onderscheid tussen erven en kateilen, goederen die men geërfd heeft en zelf verworven, ... o Erfrecht = gewoonterecht verbrokkeling: er zijn duizenden erfrechten groot belang conflictenrecht = recht dat zet welk recht van toepassing is erven: ligging van het goed of recht van rechtbank waarvan goed afhangt Kateilen: sterfhuis (recht van plaats waar men overleden is) → geldt niet voor grote steden: bij hen gold recht van poorterschap (waar de inwoner ook overlijdt, hun recht geldt)
109
Uitzonderingen → bevestigen de regel: hoewel er vele uitzonderingen zijn op gelijkheid van erfgenamen, is het toch de regel die het meest van toepassing is → kan tot ongelijke verdeling leiden (1 kind bevoorrecht) of tot gelijke verdeling (met uitsluiting van aantal kinderen) o bevoordeling 1 erfgenaam: primogenituur eerstgeboorterecht eersteborene? → gaat om oudste, nog in leven zijnde kind bij openvallen nalatenschap In begin erfde die alles, na verloop van tijd werd dit gemilderd en erfde hij een groter deel dan de rest typisch voor leenrecht belang leenheer: dure uitrusting voor militaire dienst → dure uitrusting vereist, als de lenen over alle kinderen verdeeld worden, bestaat de kans dat zij niet genoeg inkomsten meer hebben om die uitrusting te veroorloven → als uitrusting over alle kinderen verdeeld is, is geen van hen er iets mee; ieder krijgt een stukje, maar met aparte delen is men niets (bv. dochter met een zwaard → weinig nut) o klopt voor kleine lenen, maar niet voor grote → beter voor de heer dat het leen over kinderen verdeeld wordt, zo hebben zij minder macht belang familie: concentratie erfenis = macht → als erfenis over alle kinderen verdeeld wordt, heeft elk maar een klein stukje en is de macht van de familie kleiner → concentratie nalatenschap bij de oudste, zorgt ervoor dat die als familiehoofd rijk en machtig is o voorbeeld: vorstenhuizen: troonopvolging steeds door oudste kind Altijd gekoppeld aan mannenvoorrecht = voorrang voor de mannen → dochters tellen ofwel totaal niet mee (aanvankelijk), later komt het erop neer dat dochter wel kunnen ervan, maar steeds jonger beschouwd worden dan jongste zoon o MAAR: compensatie in huwelijksvermogensrecht (vrouwen worden bevoordeeld omdat mannen ze nodig hebben om een zoon te produceren) Verklaring: o voorkeur leenheer voor ervaren strijder → mannen zijn meer geschikt als strijder o voorkeur familie voor krachtige leider → leenrecht komt bij ons voor toen er nog vetes werden uitgevochten. Familie wil iemand die goed kan vechten om die vetes uit te vechten
110
domineren mannelijke lijn: familie wordt doorgegeven in mannelijke lijn → als dochter erft, komt haar erfenis door huwelijk aan de familie van de echtgenoot toe Aanvankelijk is primogenituur absoluut, maar later is dit gemilderd In het begin kreeg de oudste zoon dus alle lenen en de rest van de kinderen de overige goederen. Na verloop van tijd blijft er niet veel meer over om aan andere kinderen na te laten → men verandert erfrecht: oudste krijgt niet alles meer (wel nog groter deel), zodat voor jongere kinderen ook nog erfenis overblijft Uitsluiting aantal erfgenamen mannenvoorrecht ook buiten leenrecht bestaat er mannenvoorrecht vrouwelijke erfgenamen worden uitgesloten → Mannelijke erfgenamen verdelen erfenis dan in gelijke delen onder elkaar verklaring: dochters krijgen bij huwelijk bruidsschat mee en kunnen verder door hun echtgenoot onderhouden worden bevoordeling kinderen uit eerste huwelijk belangrijke uitzondering o gelijkheid tussen erfgenamen geldt niet voor kinderen uit verschillende bedden → recht streefde naar bevoordeling kinderen uit eerste huwelijk Redenen: o Kinderen uit eerste huwelijk worden bevoordeeld omdat zij door stiefouder benadeeld worden (gaan hun eigen kinderen voortrekken) Devolutierecht ( vooral ten Oosten van de Schelde) o Wanneer twee personen getrouwd zijn en één ervan overlijdt, komen alle erven toe aan de kinderen. Langstlevende echtgenoot heeft enkel nog lijftocht → zo kan men niet weggeven aan kinderen uit later huwelijk o geldt niet voor leenrecht: oudste zoon uit later huwelijk gaat voor op dochter uit eerste huwelijk o Politieke betekenis: Lodewijk XIV Devolutierecht is zeer belangrijk geweest voor Vlaanderen omdat zij daardoor groot stuk grondgebied verloren zijn → was rechtvaardiging voor Franse Koning voor devolutie- oorlog Louis XIV was getrouwd met Spaanse prinses en Spaanse Koning is heerser over Zuidelijke Nederlanden. Koning van Spanje is zoon uit o
o
111
tweede huwelijk, terwijl de prinses dochter was uit eerste huwelijk Probleem: privaatrecht en publiekrecht stonden los van elkaar + vrouw had afstand gedaan van haar rechten troonopvolging wordt door leenrecht bepaald en devolutierecht geldt niet voor lenen Devolutierecht geldt ten Oosten van de Schelde en Rijsel ligt ten Westen o Probleem met gelijkheid: het is mogelijk dat erfgenaam tijdens leven van erflater al iets van hem gekregen heeft → verstoort gelijkheid 3. Ascendenten Tweede orde: naast kinderen staan ouders dichtste bij u Aanvankelijk geen erfgenamen o in principe sterven ouders voor hun kinderen Later soms wel: als er geen collateralen (zijverwanten) zijn 4. Collateralen Principes o zoals bij descendenten: voor gaat dichter op verder binnen zelfde graad is er gelijkheid MAAR: eerst werken met parentelen (groepen van afstammelingen) en dan pas met collateralen o Parentelen dichtere parentelen sluiten verdere parentelen uit binnen elke parentele sluit een dichtere graad een verdere uit o Familiaal terugvalrecht paterna paternis, materna maternis vaderlijke goederen vallen aan vaderlijke verwanten, moederlijke goederen aan moederlijke verwanten bv. Zoon erft iets van zijn moeder en niets van zijn vader. Hij overlijdt en laat twee erfenamen na (oom langs vaderskant en verre neef langs moederkant). Eigenlijk zou het naar oom moeten gaan (dichtste), maar o.w.v. terugvalrecht gaat het naar de neef o Tendens bevoordeling volle broers en zussen o.a. door kloving In die tijd ook veel 'nieuw samengestelde' gezinnen (men kon veel halfbroers en halfzussen hebben) → bevoordelen volle broers en zussen door kloving Kloving: erfenis opdelen in twee denkbeeldige stukken (stuk van moeder en stuk van vader) halfbroer en halfzus waarmee men vader gemeenschappelijk heeft, erft uit stuk vader Volle broer of zus erft uit beide delen
112
5. Erfloze nalatenschap Indien geen verwant binnen 7e canonieke graad (aanvankelijk 4e canonieke graad) o wel verwant binnen 7e canonieke graad, maar behoort niet tot familie waarvan goed kwam Gaat naar heer met hoogste rechtsmacht of langstlevende echtgenoot 6. Wettelijke devolutie Principes: o Bescherming van familie tegen buitenstaanders vooral goed te zien in familiaal terugvalrecht o Binnen familie gelijkheid Leenrecht: macht van familie zo belangrijk dat zelfs de gelijkheid ervoor opgeofferd wordt
D. Testament 1. Definitie Eenzijdige, herroepbare rechtshandeling waarbij iemand beschikt of een deel of het geheel van zijn goederen voor de tijd dat hij er niet meer zal zijn o zolang men dood is, kan men zich nog bedenken o voor de tijd dat hij er niet meer zal zijn: als hij dood is o Eenzijdig! Begrip legaat: beschikkingen waarbij iemand 1 of meerdere goederen aan een ander vermaakt Belang: kan wettelijke devolutie buitenspel zetten 2. Verdwijnen testament Bij Romeinen: testament zeer populair o Romeinen maakten veel testamenten o elke Romein met een beetje geld, maakte er één Na Romeinen (volksverhuizingen) verdwijnt het testament o Gewoonterecht vindt wettelijke devolutie zo belangrijk dat zij liever geen testament hebben o Kerk: voorkeur voor schenkingen Kerk heeft liever geen testament omdat zij willen dat indien men geen erfgenamen heeft, men het via schenking aan de Kerk nalaat (Kerk heeft het onmiddellijk, men kan zich niet meer bedenken) → Schenking: contract waarbij ene partij (schenker) zich dadelijk en onherroepelijk ontdoet van een zaak ten gunste van een andere partij (begiftigde), die aanvaardt schenking is contract, testament is eenzijdig schenking is dadelijk, testament als men overleden is schenking is onherroepelijk, bij testament kan men zich nog bedenken o Vroege ME: veel schenkingen aan Kerk, maar verzwakt na 1100 schenkingen waren eigenlijk carrousel (vader schonk, zoon nam het terug enz.) vanaf 1100 valt carrousel weg: men kan het niet meer terugnemen, dus gaat men niet meer geven
113
→ aantal gronden verminderde ook, dus ook de bereidheid tot geven Kerk gaat het testament opnieuw bovenhalen 3. Terugkeer testament Kerk haalt testament weer boven Voordelen testament: o voor de tijd men er niet meer zal zijn (men heeft er zelf geen last meer van, kan het goed blijven gebruiken tot hij zeker is dat men het niet meer nodig heeft) o Herroepelijk: men kan zich nog altijd bedenken → veel mensen vergeten hun testament en bedenken zich niet meer o Testament herleeft in 12e E, bij ons vanaf 13e E Testament = Kerk (Kerk bouwt het uit in functie van wat zij wil) → Kerk verkoopt testament als manier om naar hemel te gaan (om goed te taan bij God, moet men de Kerk iets nalaten) o Vorm: grote soepelheid geen zware formaliteiten, zodat het gemakkelijk was om Kerk iets na te laten (mondeling volstaat) Twee getuigen volstaan → Pastoor kwam voordat men stierf langs en nam twee misdienaren mee Heel wat fraude → overheid gaat ingrijpen via Eeuwig Edict boven bepaalde waarde vereist men geschift o Inhoud Vrome formules (mouwvegen bij God) Herstel onrecht dat men heeft aangericht (i.e. zonde) → men geraakt pas in de hemel indien men geen zondaar is, dus als men schulden heeft, moet men die voldoen) → stimuleert aquiliaanse aansprakelijkheid Legaten aan Kerken → lokale recht verlangde dat het verleden werd voor bevoegde rechtbank o Zelfs indien men al deze zaken gedaan heeft, is men nog niet zeker dat men naar hemel gaat. Om naar hemel te gaan, moet er voor u gebeden worden. Opdat voor u gebeden zou worden, moet men iets aan Kerk geven → zoveel mogelijk Kerken iets nalaten, zodat er op veel plaatsen voor hen gebeden werd o Testamentuitvoerders: clerici → bij Romeinen gebeurt dit door erfgenamen Kerk wil dat er afzonderlijke testamentuitvoerders zijn, dit zijn clerici zodat Kerk zeker is at ze haar geld krijgt o Toepasselijk recht: canoniek recht (Liber Extra) bevoegde rechtbank zijn de offcialiteiten → Kerkelijke rechtbanken (geven Kerken gelijk) 3. Kleine testamenteervrijheid Ons oude recht kent beperkte testeervrijheid
114
geen erfstelling: men mag niet heel zijn vermogen aan iemand nalaten testament dient voor bijzondere legaten (1 of meer met naam genoemde goederen) soms nood aan octrooi voor bepaalde erven, in het bijzonder lenen, toelating nodig van de heer ten Westen van de Schelde: reserve aan erfgenamen voorbehouden deel 2/3 of 4/5 is voorbehouden aan erfgenamen → erflater kan slechts over 1/3 of 1/5 van zijn goederen beschikken Ten Oosten van de Schelde: devolutierecht onbeschikbaarheid goederen ten voordele van kinderen uit eerste huwelijk moet sowieso naar kinderen gaan Romeins recht: grote testamentvrijheid → weinige beperkingen die zij hebben, nemen we over o Lex Falcidia: minstens 1/4 voor erfgenaam → erfgenamen moet minstens 1/4 krijgen van wat hij bij wettelijke devolutie gekregen zou hebben in belang legatarissen o Querela inofficiosi testamenti (klacht van onbehoorlijk testament): testament waarbij men niet genoeg krijgt, aanvankelijk bepaald door recht men moet minstens legitieme portie hebben, anders is het testament nietig in belang van familie Justinianus: bij 4 kinderen moet men minstens 1/3 krijgen van wat men normaal gekregen zou hebben, 5 of meer kinderen minstens de helft Invloed RORE vanaf 16e eeuw: o overname beperkingen testeervrijheid → kleine vrijheid die er was, nog verder beperken o overname fideicommissaire substitutie (erfstelling over de hand) → men duidt erfgenaam van erfgenaam aan erflater regelde voor alle volgende generaties erfopvolging van nalatenschap majoraat: overgang van oudste zoon op oudste zoon → goederen die onder majoraat vallen, kunnen door SE niet afgenomen worden → erfgenamen kunnen ook niet verkwisten, want moeten doorgeven o RORE versterkt gewoonte 4. Openvallen nalatenschap In principe bij overlijden
115
ook mogelijk bij burgerlijke dood → voor privaatrecht is men dood, maar eigenlijk leeft men nog bv. in klooster treden → bezittingen meteen naar erfgenamen Gevolg: saisine (le mort saisit le vif) = de dode geeft bezit door aan levende (bezitsvoortzetting) o gebeurt automatisch; er moet niets speciaals gebeuren o cf. le roi est mort, vive le roi → koningschap wordt automatisch overgedragen o Aanvankelijk tenure: door overlijden gaat tenure terug naar heer. Die met deze opnieuw uitgeven aan erfgenaam → late ME: erfgenaam van tenure heeft ook saisine Keuzerecht erfgenaam o in gewoonterecht kan men erfenis weigeren indien schulden groter zijn dan waarde goederen MAAR: men weet niet steeds of schulden groter zijn passiva o Late ME: aanvaarding onder voorbehoud van boedelbeschrijving (men maakt inventaris) alles wordt openbaar verkocht (men weet pas wat iets waard is als men het verkoopt), maar als men zaken in 1 groot blok verkoopt, krijgt men er minder voor dan indien men alles apart zou verkopen 5. De schulden Aanvankelijk: erfgenamen erven enkel activa o onderscheid tussen: persoonlijke schulden (verbonden als persoon): vervalt bij overlijden zakelijke schuld: verbonden als houder goed → erfgenaam is gebonden schuld te vereffenen als houder van het goed Factoren van verandering o vanaf 1100: handelaar willen meer zekerheid bij verkopen o Invloed Kerk: Kerk wilde dat men het onrecht dat men tijdens leven had aangericht, herstelde ook schulden moesten voldaan worden → anders naar de hel Gevolg: 13e E: men erft ook schulden o enkel verhaalbaar op kateilen o erven kunnen niet door SE geraakt worden Schulden moeten door testamentuitvoerders voldaan worden omdat de Kerk vreesde dat de erfgenamen dit niet zouden doen 6. Verdeling onder meerdere erfgenamen verdelen erfenis gebeurt door erfgenamen rechtbanken komen enkel tussen bij conflicten Probleem: giften van erflater aan erfgenaam o verstoren gelijkheid, maar zijn wil van de erflater o Keuzerecht erfgenaam: inbreng (erfgenaam plaatst hetgeen hij van erflater gekregen heeft terug in nalatenschap) en meedelen in nalatenschap niet inbrengen en niet meedelen in nalateschap DUS: bescherming gelijkheid o
116
Maar: legaten en schenkingen blijven aan regels onderworpen soms krijgt men te veel en moet het herleid worden tot beschikbaar deel (ingekort worden) Conclusie: o erfrecht ab intestaat: bescherming familie tegen buitenstaanders + gelijkheid o Rest van erfrecht gaat er niet tegen in o Andere gevaren: overdrachten onder levenden (verkopen of geven aan iemand anders) taksen 7. Overdrachten onder levenden Omvat o schenkingen o verkoop hoewel men geld in de plaats krijgt, ziet men ook verkoop als onterving in maatschappij is grond en niet geld belangrijk geld is kateile en grond in erve → erven en kateilen worden door verschillende erfgenamen geërfd Vervreemding = onterving → men gaat optreden tegen overdrachten onder levenden o beperkingen: laudatio parentum voorkooprecht nakooprecht Laudatio parentum o erfgenamen moeten hun toestemming geven bij vervreemding o Men moet steeds toestemming vragen o Sanctie: calumnia vordering tot revindicatie men kan opeisen zonder enige vergoeding voor tegenpartij o Nadeel: elke mogelijke erfgenaam moet optreden → kan lastig doen, afpersen e.d. iemand wordt vlug vergten o Daarom: versoepelingen enkel naaste erfgenamen verkoop om financiële redenen vereist geen toestemming betalen losprijs (vrijkopen uit gevangenschap) o losprijs dient ervoor om familie te ruïneren zodat de zoon niet tegen gijzelnemer ten strijde kan trekken Nood: armoede o iedereen gaat zeggen dat men arm is o moet door RB worden vastgesteld → in RB zetelen uw gelijken en die gaan u gelijk geven o
117
profijt: men doet voordeel met de verkoop
voorkooprecht o wie erve wil verkopen, moet deze eerst te koop aanbieden aan verwanten o voorrang dichtste erfgenaam → indien twee familieleden erve willen kopen, krijgt de dichtste verwant de voorkeur o Aankondiging in parochiekerk → zo te koop aanbieden aan verwanten geen reactie: men mag erve vrij verkopen o Overgang naar nakooprecht indien men goed niet vooraf te koop heeft aangeboden, kan degene die klaagde nakooprecht krijgen nadat goed verkocht is, kan familie goed verkopen door betaling kosten en verkoopprijs nakooprecht o recht om plaats koper in te nemen binnen bepaalde periode op voorwaarde dat de overeengekomen prijs aan koper betaald wordt verwanten krijgen erve niet voor verkoop aangeboden o voorrang dichtste erfgenaam o termijn: 1 jaar en 1 dag niet zo interessant voor koper o overleven voorkooprecht: kerkbannen verkoper kan goed eerst te koop aanbieden aan familieleden dit gebeurt in kerkbannen (= aankondigingen van verkoop tijdens hoogmis) nakooprecht valt weg dan Bedingen over niet opengevallen nalatenschap o overeenkomst over nalatenschap van levende persoon o voorkooprecht en nakooprecht gaan enkel daar over Conclusie: o overdrachten onder levenden kunnen niet afwijken van wettelijke devolutie 8. Fiscale factor: successierechten Belang van het fiscale: o indien successierechten zeer hoog lagen, zouden ze ervoor gezorgd hebben dat er van erfenis niet veel overbleef Daarom: successierechten in oude recht beperkt o allodia: geen taksen o tenures: zeer lage taksen reden: waar aanvankelijk niet overerfbaar; na overlijden kwamen zij terug toe aan heer en die gaf het dan terug aan erfgenaam mits een kleine vergoeding aanvankelijk kon heer vragen wat hij wou Later beperkt tot: inkomsten tenure gedurende 1 jaar, dubbele cijns of forfaitaire som conclusie: ook fiscus verstoort wettelijke devolutie weinig
118
o
oude recht: erfrecht is belangrijkste tak van erfrecht heel het recht moet zich aanpassen aan de twee principes van het erfrecht
E. De Franse Revolutie Franse Revolutie wil nieuwe maatschappij → moet oude maatschappij dus breken en dus het centrale punt van de oude maatschappij (het erfrecht) F.R wil met nieuw erfrecht volgende doelstellingen bereiken: o deconcentratie erfrecht draait om het beschermen van de macht van de familie door de erfenis in zo klein mogelijke stukjes te verdelen, wil men macht van de adel breken o verjonging jongeren zijn meer geneigd een revolutie te ondersteunen daarom: jongeren bevoordelen o vereenvoudigen: streven naar meer rationeel- geordende maatschappij (cf. Verlichting) FRANSE REVOLUTIE HEEFT ERFRECHT HERVORMD!!! → altijd vermelden! 1. Deconcentratie Eliminatie adel door maximale versplintering van erfenissen Algemeen: o geen uitzonderingen meer op gelijkheid → alle uitzonderingen afschaffen lenen: feodaliteit wordt afgeschaft → en dus ook daarmee gepaard gaande primogenituur andere goederen: afschaffing mannenvoorrecht en eerstgeboorterecht o Beperking testeervrijheid → gevaar dat men via testament probeert oudste zoon alles na te laten aanvankelijk geen testamenten later: beperkt toegelaten indien kinderen: over 1/10 beschikken geen kinderen: 1/6 beschikken Begiftigde mocht geen erfgenaam zijn, erfstellingen over de hand waren uitgesloten o Schenking aan Kerk is volledig uitgesloten o Schenking aan erfgenaam: altijd inbrengen schenkingen konden gebruikt worden om erfgenaam te bevoordelen en opnieuw tot concentratie te komen o afschaffen voorrecht voor volle broers en zussen → kregen groter deel dan halfbroers en -zussen o stimuleren van kloving in bepaalde gevallen zelfs herkloving 2. Verjonging beperking testament o aanvankelijk mocht men geen testament maken
119
o later kon men slechts 1/10 aan zijn kinderen nalaten o Zo kon men kinderen niet onder druk zetten Benadeling ascendenten: buiten eerste groep sluiten o oudere generaties benadelen o F.R. werkt met parentelen: eens men buiten eerste groep gaat: jonger gaat voor op ouder o bv. Broer vader sterft → ons systeem: uw vader erft → Franse Revolutie: kind vader erft 3. Vereenvoudiging Men houdt geen rekening met: o regionale verschillen: één recht voor heel Frankrijk verklaart deels afkeer voor testament: zo oude recht van de streek opnieuw kunnen invoeren o standsverschillen: één recht voor iedereen (geen onderscheid adel, horige, vrij, ...) → was strijdig met beginsel van gelijkheid (égalité) o Aard en oorsprong goederen eenheid van massa van nalatenschap alle goederen zelfde erfrecht 4. Gevolgen Erfrecht niet langer centraal in recht o andere rechtstakken moeten zich niet meer naar erfrecht schikken o cf. overdracht onder levenden vroeger: toestemming vragen aan familie na FR: niet meer, men is vrij om te verkopen Geldt niet voor schenkingen: men mocht niet schenken aan Kerk Erfrecht is instrument van de revolutie, MAAR: o Overgangsproblemen erfrecht moet met terugwerkende kracht gaan tot 14 juli 1789 (bestorming Bastille) → chaos → retroactiviteit afschaffen → chaos o Frauderen bv. schuldbekentenis schrijven t.a.v. iemand die men wilde bevoordelen o Op LT wel succesvol doel was macht van de adel breken en hun macht is effectief gebroken MAAR: Essentie oude recht blijft: o bescherming familie tegen buitenstaanders door beperking schenkingen en testament versterkt o binnen familie: gelijkheid versterkt door afschaffen van de uitzonderingen op de gelijkheid
F. Burgerlijk Wetboek
Matigt de Franse Revolutie o grotere vrijheid o terugkomen op verjonging o verminderde extreme versplintering
120
o verdere vereenvoudiging Grotere vrijheid o Grotere testeervrijheid groter beschikbaar deel indien geen kinderen: over alles beschikken als men 1 kind heeft, is helft beschikbaar, 2 kinderen 1/3, 3 of meer 1/4 Beschikbaar deel kan ook naar erfgenaam gaan → mogelijk dat erfgenaam zijn deel krijgt + deel van het vrij te beschikken deel o soepeler t.o.v. schenkingen, maar nog altijd beperkingen (in Franse geest zijn schenkingen idioot) vereiste van notariële akte → compleet idioot; telkens als men iets geef, zou er akte vereist zijn inkorting mogelijk beperkingen schenkingen aan de Kerk: Schenkingen aan kloosters: hadden geen rechtspersoonlijkheid (RP is niet voorzien in BW), bestaan dus eigenlijk niet en kunnen dus geen schenkingen ontvangen schenkingen aan pastoors: o men mag personen die persoon tijdens laatste ziekte bijstaan, niets geven o Erfstellingen over de hand zijn beperkt toegelaten zo beperkt dat men in de praktijk er geen gebruik van maakt Verder vereenvoudigen o afschaffen herkloving→ teruggaan naar gewone kloving o overnemen van orden uit CIC → F.R werkte met ingewikkeld parentelensysteem Terugkomen op verjonging o Napoleon wou jongeren niet meer bevoordelen, vreesde dat zij tegen hem zouden revolteren o Dichter gaat voor op verder → ander systeem werkte toch niet Verminderen versplintering o herkloving uitsluiten o terugkeer bevoordeling volle verwanten Essentie oude recht blijft: o bescherming familie tegen buitenstaanders o gelijkheid binnen de familie o Familie is kleiner geworden: nadruk op ouders en kinderen
G. Na 1804
1919: enkel tot 4e graad erven o in Napoleontisch systeem kon men erven tot 12e canonieke graad o officiële reden: tijdens WOI veel mensen omgekomen en notarissen moeten zoeken tot 12e graad naar erfgenamen → te veel werk o Echte reden: als erven maar kan tot 4e graad en er is niemand in 4e graad, gaat erfenis naar de staat
121
Formaliteiten schenking versoepelen o rechters laten traditio toe (iets verkrijgen door het gewoon te geven, geen notariële akte vereist bij sommige schenkingen) Bijzondere wetten tegen versnippering o speciale regels voor kleine nalatenschappen, landbouwbedrijven, ... Invloed andere rechtstakken o Nemen functies erfrecht over vennootschapsrecht: grote vermogens bestaan niet langer uit onroerende goederen, maar uit geld en waardepapieren mogelijk om tot grote nalatenschap te komen door allerlei venootschapsrechtelijke e.a. constructies sociale zekerheidsrecht men moet niet erven van ouders om te kunnen overleven o verstoren erfrecht: confiscatoire successierechten familie kan niet machtig worden
H. Bedenkingen
Nu is de staat de belangrijkste erfgenaam o indien geen partner, nakomelingen of ouders, erft de staat Testeervrijheid stelt weinig voor o een derde in testament opnemen, betekent eigenlijk vooral de staat begiftigen (hoge successsierechten) Successierechten nodigen uit tot frauderen o gewone mensen betalen successierechten o rijken zetten constructies op om niet te hoeven betalen Toekomst o ons erfrecht gelijkt nog steeds goed op het oude erfrecht dezelfde principes worden in vaandel gedragen familie is wel kleiner geworden o Veranderingen? discussie erfenissprong: geef geld aan kleinkinderen → kan niet werken: bij overlijden weet men nooit hoeveel kleinkinderen er (zullen) zijn nadruk op opvoeding en opleiding → ouder moet vooral tijdens zijn leven voor zijn kinderen zorgen, niet na zijn dood o MAAR: tendens tot veranderingen leeft enkel bij proffen en notarissen eigenbelang van proffen (willen zaken veranderen) + notarissen worden enkel geconfronteerd met mensen die niet tevreden zijn Fiscale hinderpaal: geen zin om meer testeervrijheid te geven als belastingen toch met alles gaan lopen o Probleem: erfrecht voorziet in de bescherming van de familie tegen buitenstaanders Wat met echtenoot/ echtgenote? → partner ziet men ook graag
122
V. Huwelijksvermogensrecht
Huwelijksvermogensrecht bepaalt de vermogenssituatie van de echtgenoten tijdens hun huwelijk en bij de ontbinding ervan o huwelijken gaan teniet door overlijden van één van de echtgenoten of echtscheiding o hier worden vooral de rechten van de langstlevende behandeld Essentiële begrippen o huwelijkscontract: een overeenkomst waarin het geldende huwelijksvermogensrecht gewijzigd wordt o Eigen goederen: eigen goederen van een echtgenoot (behoren enkel aan hem/ haar toe) o Gemeenschap van goederen: goederen die aan beide echtgenoten toebehoren o Huwelijksvermogensstelsel: geheel van regels dat de vermogenssituatie van een bepaald huwelijk regelt → huwelijksvermogensstelsel waar bepaalde of alle goederen van beide echtgenoten zijn is een gemeenschapsstelsel algemene gemeenschap: alle goederen zijn gemeenschappelijk, er zijn geen eigen goederen beperkte gemeenschap van goederen: elke heeft eigen goederen → aanwinsten na huwelijk zijn gemeenschappelijk → wat men voor huwelijk had of later geërfd heeft, zijn de eigen goederen scheiding van goederen: geen gemeenschappelijke goederen, alle goederen zijn eigen goederen
A. Romeins recht
Onderscheid tussen: o huwelijk met manus: alle goederen vrouw komen toe aan familie van haar man → geen eigen goederen en geen gemeenschap kan wel erven (wordt namelijk gelijkgesteld met een dochter) o huwelijk zonder manus: gekoppeld aan dotaal stelsel = scheiding van goederen met benadeling van de vrouw
B. De Germanen
Aanvankelijk: enkel man heeft eigen goederen o vrouw heeft enkel wat zij op haar lichaam draagt Na de invallen: vrouw ook eigen goederen o bruidsschat van de familie (zij kan daarna wel niet meer erven) o van de echtgenoot dos ex marito (bruidsschat van de echtgenoot): voor het huwelijk komt men overeen dat vrouw bepaalde dingen van de man zal krijgen → vroegere koopsom voor de vrouw Morgengabe (ochtendgift) pretium virginatis bedrag dat man betaald na consummatie van het huwelijk; prijs voor de maagdelijkheid van de vrouw kon aanzienlijk zijn (kasteel, hele streek)
123
Vermenging morgengabe en dos ex marito: dos ex marito nog steeds vereist dat vrouw maagd is bij het huwelijk (MNL: maagd = jong meisje) eigenlijk niet vereist dat ze 'maagd' is, maar wel dat het haar eerste huwelijk is → bij tweede huwelijk, moet de tweede man voor vele zaken niet meer zorgen Nadelen voor familie: dos ex marito is in volle eigendom als man geen kinderen heeft bij zijn vrouw, gaat zijn erfenis naar de vrouw als zij kinderen heeft uit tweede huwelijk, kunnen zij die goederen dan erven → kan ervoor zorgen dat erfenis uit familie van de man verdwijnt
C. Na de Franken Lenen: doarium Rest 1. Doarium = dos ex marito enkel blijven bestaan bij aristocratie → enkel van toepassing op lenen (doarium enkel voor vrouw → tegenhanger bevoordeling mannen in leenrecht) Ontstaansreden: dos ex marito was in volle eigendom en kon dus verloren gaan voor familie van de man o dos ex marito wordt vruchtgebruik echtgenote heeft niet langer alle rechten op deze lenen o vrouw moet man overleven en is tijdelijk (eindigt bij haar overlijden) Zorgt soms voor twist: erfenis gaat naar de oudste zoon, maar moeder heeft doarium Enkel voor vrouwen: compensatie voor bevoorrechting mannen in leenrecht o zij brengt de oudste zoon op de wereld (is eigenlijk beloning) Soorten: o costumier: lijftocht op de helft van de lenen (is door gewoonterecht vastgelegd) o conventioneel: bij overeenkomst (zal altijd hoger liggen dan costumier) 2. Gemeen recht doarium = uitzondering o geldt enkel voor vrouwen o voorkeur voor vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot op nalatenschap eerststervende in combinatie met gemeenschapsstelsel nalatenschap: eigen goederen overledene + helft van gemeenschappelijke goederen Gemeenschap o Activa Algemene gemeenschap: zelden → lenen behoren in principe nooit tot gemeenschap
124
beperkte gemeenschap komt meeste voor soms enkel kateilen, meestal kateilen + aanwinsten Soms speciale systemen: bv. Luikse manplévie = tijdens leven is alles van de man, als hij overlijdt erft zijn vrouw alles o Passiva: schulden tijdens huwelijk + schulden van voor het huwelijk Alle schulden van beide echtgenoten zitten in gemeenschap Rechten op gemeenschap bij ontbinding o Verdeling actief meestal helftdeling → langstlevende ontvangt de helft, de erfgenamen de rest niet verdelen van bepaalde goederen bv. omdat het geen nut heeft ze te verdelen → wapenuitrusting heeft weinig nut voor een vrouw o Verdeling passief voorlopig passief (aansprakelijkheid, van wie kan men vorderen) / definitief passief (wie heeft schuld, wie moet opdraaien) Vlaanderen: SE kunnen van langstlevende vorderen (voorlopig passief), langstlevende kan helft wel terugvragen van de erfgenamen buiten Vlaanderen: schulden betalen in verhouding tot wat men van kateilen krijgt recht weduwe om te verzaken aan nalatenschap krijgt niets van activa, maar moet passiva ook niet dragen d.m.v. ritueel: wanneer kist wordt buitengedragen, staat de vrouw daar in haar kleed. Zij gooit sleutels en beurs op kist van haar man Rechten op de nalatenschap van de overledene o nalatenschap eerststervende = eigen goederen eerststervende + diens aandeel in de gemeenschap o Normaal: vruchtgebruik o Uitzonderlijk: eigendom → alle goederen eerststervende worden toegekend aan langstlevende Huwelijkscontract o men kan afwijken van meeste regels over rechten van langstlevende o moet men voor huwelijk afsluiten → zo kan familie nog macht uitoefenen kan niet meer gewijzigd worden o Keuzerecht langstlevende echtgenoot kiezen tussen ofwel rechten die gewoonte toekent ofwel rechten uit huwelijkscontract Conclusie: oude recht: bevoordeling langstlevende
D. Franse revolutie en burgerlijk wetboek
Franse revolutie: afschaffen doarium (lenen worden afgeschaft) o weinig invloed voor grootste deel van het volk o voerde wel nieuw huwelijksvermogensrecht is, maar men kon huwelijkscontract opstellen waarin men bepaalde dat men volgens oude recht ging werken
125
Burgerlijk wetboek o breuk met het verleden Napoleon wil niet dat men naar oude recht terugkeert → schaft oude recht volledig af o nieuw recht = achteruitgang gemeenschap = beperkte gemeenschap van roerende goederen en aanwinsten → sluit aan bij wat al was mogelijkheid om in huwelijkscontract een ander systeem te kiezen niet dat van het oude recht vooral omwille van Zuid- Frankrijk waar men het dotaal stelsel nog gebruikte → in BW is dotaal stelsel nog uitgewerkt zodat men gemakkelijk naar notaris kon gaan om dit te vragen Alternatieven in BW → dotaal stelsel er was een wettelijk stelsel met vele alternatieven die door de wetgever werden uitgewerkt (belangrijkste: dotaal) Afschaffing rechten op nalatenschap sterke benadeling langstlevende enkel recht op aandeel in gemeenschap erven was uitgesloten (enkel indien er geen bloedverwanten in 12e graad of natuurlijke kinderen waren) → vooral in nadeel vrouwen
E. Na 1804
Napoleon liet ons achter met slecht systeem dat vooral de vrouwen benadeelde Aanpassingen: o 1976: gemeenschap van roerende goederen en aanwinsten wordt een gemeenschap van enkel aanwinsten in 1824 waren roerende goederen nog niet echt belangrijk, maar de waarde van die goederen is in de loop der tijd gestegen de wetgever beperkte de gemeenschap dan tot aanwinsten o 1976: schrappen dotaal stelsel werd niet echt meer toegepast was discriminerend t.o.v. vrouwen o 1981: erfrecht gewijzigd terugkeer bevoordeling langstlevende vruchtgebruik op hele nalatenschap als er kinderen zijn indien geen kinderen: volle eigendom van aandeel vooroverledene in gemeenschap terugkeer naar de liefde voor de echtgenote die voorgaat op de liefde voor de familie Wijzigingen erfrecht o in BW geen erfrecht voor langstlevende o 1896: beperkt vruchtgebruik voor langstlevende → op een deel van de nalatenschap kwam ten einde bij hertrouwen o 1981: terugkeer naar bevoordeling langstlevende
126
vruchtgebruik nalatenschap indien geen kinderen: volle eigendom nalatenschap Conclusie: terugkeer naar oude recht, maar komt er relatief laat Nota: probleem van ongehuwde partners o enkel bevoordeling langstlevende indien die gehuwd is o 2007: beperkt erfrecht voor wettelijk samenwonende enkel vruchtgebruik op gezinswoning en huisraad enkel wettelijke samenwonende → feitelijk samenwonenden niet beschermd
127