Christus alleen! Deel II
De enige Schuilplaats - William Mason ‘Doet aan de Heere Jezus Christus.’ Romeinen 13:14
Jaargang 8 nummer 5 – maart 2006 Eerder uitgegeven preken van jaargang 8 1. Volledig melaats, volmaakt genezen! 2. Jezus Christus. Ook uw Koning? 3. Wandelen met God 4. Tegen hoop op hoop!
C.H. Spurgeon Joseph Hart George Whitefield Ralph Erskine
Toelichting foto omslag: We kennen het nu vooral van de verhalen: de angst die reizigers in vroeger tijden bezette wanneer zij de wolven hoorden huilen. In deze preek gebruikt William Mason deze angst als beeld voor de angst, twijfel en aanvechting die de kinderen van God bezetten kan. Hij laat het ons zien: er is slechts één volkomen en volmaakte Heiland en Verlosser (Christus alleen!). Wat ons ook aanklaagt, beschuldigt of angst aanjaagt, we moeten bij Hem zijn én blijven. ‘Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld.’ (Joh. 3:17). Mason maant ons aan blijvend te schuilen in deze enige Schuilplaats. ‘Die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God.’ (Joh. 3:18) Carolus Tuinman zong het: 'Wie toch bemint zijn kudde meer, dan deze Herder, Die de Heer, alleen is van Zijn schapen. Al gaat de satan briesend om, nooit rooft hij Jezus' eigendom. Zij mogen zeker slapen.'
Bronvermelding Oorspronkelijke titel: Preface, chapter V-VI Uit: The Believer’s Pocket Companion or, One thing needful to make poor sinners rich and miserable sinners happy, by William Mason Uitgegeven door: S. Jackson – 1813 Deze Tabernakeluitgave is de tweede van een serie van vier boekjes. In september 2005 verscheen het eerste deel. In deze vier delen willen we de inhoud van ‘The Believers Pocket Companion’ in haar geheel uitgeven onder de serietitel ‘Christus alleen!’. De preek is vertaald onder verantwoordelijkheid van Stichting De Tabernakel. De originele Engelse preek is te vinden op onze website: http://www.tabernakel.nl Vormgeving en druk: Drukkerij AMV, Lunteren
Preek ‘Doet aan de Heere Jezus Christus.’ Romeinen 13:14 V. Christus aandoen in ons geweten. Ik heb eens gelezen van iemand die een vet schaap liet vermageren. Hij gaf het elke dag voldoende voedsel dat goed en gezond voor hem was en een zachte en gemakkelijke verblijfplaats en bescherming tegen alle gevaar. Niets kon het dier schade toebrengen. Toch vermagerde het schaap. Dit bereikte hij door het in een ijzeren kooi te plaatsen en een uitgehongerde wolf in een andere kooi er dichtbij. Deze wolf huilde, snuffelde en krabde steeds om bij het arme schaap te komen. Dit was zo’n naar geluid en zag er zo akelig uit, dat het schaap bang werd. Het had weinig zin om te slapen en nog minder om te eten. Daardoor werd zijn vet snel minder, zodat hij erg mager werd. Precies op dezelfde manier behandelt satan, die verscheurende wolf, vele schapen van Christus. Hij beschuldigt, kwelt en verschrikt hun geweten. Als zij om vrede smeken, zegt hij tegen de arme zondaar wat Jehu tegen de boden van Joram zei: ‘Wat hebt gij met de vrede te doen? Keer om naar achter mij’ (2 Kon. 9:18). Christus wordt hem voorgezet als zijn voedsel, zijn kleding, en tot vrede voor zijn geweten. Toch laat de ziel, door te luisteren naar de leugens van satan en de overmacht van het ongeloof, na zich met Christus te voeden en Hem aan te doen om vrede voor zijn geweten te krijgen. Daardoor wordt hij erg mager en leeft hij helemaal niet rustig. Hoe wordt hierdoor het heerlijke werk van Christus onteerd! En onder wat een gewetensnood gaan veel van Zijn geliefde schapen gebukt! Maar waarom is dat nodig voor iemand onder ons? Heeft de goede Herder niet Zijn leven voor Zijn schapen afgelegd? Heeft het werk van Christus, Zijn leven en sterven voor hen, niet volkomen aan het recht van God genoeg gedaan? Heeft Zijn opstanding uit de doden dat niet volkomen geopenbaard? Is het hof des hemels niet volkomen bevredigd met wat Hij voor ons gedaan en geleden heeft? Zijn dit feiten of fabels? Als wij ze werkelijk geloven, wat kunnen we dan nog meer wensen om ons geweten gerust te stellen en ons vrede te geven? De dood en de opstanding van Christus zijn toereikend genoeg om vrede te geven aan het geweten van de grootste zondaar buiten de hel. Ja, deze feiten zullen buiten twijfel die zondaar, die ze met zijn hart gelooft, vervullen met vrede. Als wij deze waarheden in het geweten vasthouden, zullen we steeds vrede met God houden. Daarom: steeds als u uw zonden ziet en overweegt wat voor ellendige zondaar u bent, moet u opnieuw het leven, de dood en de opstanding van de Zoon van God aandoen in uw geweten, als de grootste, dierbaarste en meest vertroostende waarheid ter wereld. Er is geen andere weg voor u om vrede in uw geweten te krijgen. Wat is het zalig en vreugdevol om het antwoord van een goed geweten naar God te hebben! Petrus zegt ons duidelijk hoe wij eraan kunnen komen. Komt dat, omdat wij aan alle eisen van Gods heilige wet kunnen beantwoorden en kunnen zeggen dat wij die wet volkomen gehouden hebben? Nee, dit is het antwoord van een leugenachtig geweten. Maar het antwoord van een goed geweten naar God komt hierdoor en door niets anders: ‘Door de opstanding van Jezus Christus, Die opgevaren is ten hemel en aan de rechterhand van God zit’ (1 Petr. 3:21,22). Daar ‘verschijnt Hij voor het aangezicht van God voor ons’ (Hebr. 9:24). Nu, medezondaar, die net als ik eens een dwalend schaap geweest bent, maar nu bekeerd bent tot de Herder en Opziener van onze ziel, handel overeenkomstig uw hoge roeping en
uitnemend voorrecht. Doe de Heere Jezus Christus aan in uw geweten. Bewaar het geheim van het geloof iedere dag, ja, voortdurend, in een rein geweten. Wat is dit geheim van het geloof? Het is het allerheerlijkste en verbazende dat er is. Terwijl de engelen het proberen in te zien, genieten vuile, ellendige, ja zelfs de grootste van de zondaars de troost ervan. Wat zijn u en ik, anders dan zondaars? Zelfs een beschuldigende satan en duister ongeloof kunnen ons zondaars niet nog slechter maken. Toch hebben we ons in ons geweten aan dit kostbare geheim van het geloof vast te houden: hoewel we in onszelf aangeklaagd worden door de zonde, veroordeeld worden door de wet en hopeloze, hulpeloze, verwoeste, verloren en wanhopige zondaars zijn, toch zijn we in Christus gerechtvaardigd van alle zonden, bevrijd van iedere veroordeling en hersteld in de liefde, de gunst en het beeld van God. We hebben vrede met Hem. We zijn gered in de Heere met een eeuwige verlossing. We hebben een hoop die absoluut onsterfelijk is. Terecht kunnen we het wel uitroepen van verwondering en verbazing: ‘Wat heeft de genade van God gewerkt? Wat heeft de liefde van Christus bewerkt? Een verlossing is die veel overvloediger is dan al de overvloed van de zonde!’ Ja, door aan dit geheim van het geloof in ons geweten vast te houden, worden we ware aanbidders van God en hebben we niet langer een ‘geweten der zonde’. Onze harten zijn ‘gereinigd van het kwaad [of schuldig] geweten’ (Hebr. 2:22). We zijn zelfs volmaakt, wat ons geweten betreft. Ons geweten is ‘gereinigd van dode werken, om de levende God te dienen’ (Hebr. 9:14). O, hoe heerlijk is het om Christus in ons geweten aan te doen! Wat een verheugende bezigheid is het om dit kostbare geheim van het geloof vast te houden met een rein geweten! Bedenk echter wel altijd dat u een uiterst subtiele en machtige vijand hebt, die met elke list, ingeving en leugen dit gezegende werk zal tegenstaan. Wees op uw hoede voor hem, want satan is op uw ondergang uit (1 Petr. 5:8). Eens was hij een openlijke vijand van het werk van Christus voor ons. Nu is hij een openlijke vijand van alle vrede, troost, blijdschap en heiligheid die we vanuit het werk van Christus in ons ontvangen. Hij gaat voortdurend rond als een brullende leeuw, op zoek naar iemand die hij kan verslinden. Hoewel het hem niet toegestaan zal worden om onze zielen te vernielen, toch zal hij brullen en tieren. Hij zal zich met inzet van alle middelen inspannen om onze vrede te verstoren en onze troost in Christus weg te nemen. Daarom zal hij u verzoeken en aanklagen, zodra hij kans ziet om het gevoel van zonde, schuld en veroordeling in uw geweten binnen te dragen. Nu is er maar één manier om satans listen te weerstaan. Het is deze manier: ‘Wederstaat, vast zijnde in het geloof’ (1 Petr. 5:9). Wat wordt hier anders bedoeld dan het aandoen van Christus in ons geweten? Dan ons te verbergen in dat wat Hij gedaan heeft, en wat ons toebehoort? Weersta elke aanval van de boze in dit geloof. Beschuldigt hij u van zonde? Neem uw schild van het geloof: uw verlossing, ja, de vergeving van àl uw zonden door het bloed van Christus. Het bloed van Christus reinigt voor God van alle zonden. Dit bloed is gestort door een heilige Zaligmaker. Dit bloed is aangenomen door een rechtvaardige Rechter. Dit bloed zal al de vurige pijlen van uw vijand uitblussen. Dit kalmeert de angsten in geweten en brengt u vrede. De Geest getuigt het: ‘Voor u is er nu geen verdoemenis meer vanuit God, want u bent in Christus Jezus’ (naar Rom 8:1). Beschuldigt de boze u dat u een zondaar voor God bent en vervloekt bent door Zijn heilige wet? De beschuldiging is terecht: beaam het. Maar laat het de vrede in uw geweten niet verstoren. Doe Christus aan. Hij is uw Borstwapen van de gerechtigheid. ‘Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden
rechtvaardigheid Gods in Hem’ (2 Kor. 5:21). ‘Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons’ (Gal. 3:13). ‘Door Dezen wordt u vergeving der zonden verkondigd; en dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt’ (Hand. 13:38,39). ‘Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere’ (Rom. 5:21). Waarom wordt Christus met Zijn genade en gerechtigheid ons zo in de Schrift voorgehouden? Toch zeker opdat wij Hem in ons geweten zouden aandoen, om aan elke eis van de wet en de gerechtigheid van God te kunnen beantwoorden en om elke aanklacht van satan tot zwijgen te brengen. Op deze manier mogen wij vrede en blijdschap in God hebben en er verzekerd van zijn dat wij het eeuwige leven in Christus hebben. Wat is het kostbaar om zo in de Heere te leven en te blijven! Zo hoort u te leven, als kinderen van God, als lidmaten van Christus en erfgenamen van de heerlijkheid. Satan is bestand tegen alles wat wij in onszelf zijn. Hij brengt beschuldigingen in tegen alles wat we doen. Daardoor bezwaart hij ons geweten. Maar wij zijn volmaakt in Christus. Zijn volmaakte arbeid is ons schild des geloofs, waarmee wij alle vurige pijlen van de boze kunnen uitblussen en hem volkomen overwinnen. Met dit schild moeten we ons geweten beschermen tegen elke aanval. Dan zullen wij, door deze ervaring van het geloof, met blijdschap zingen: ‘Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams, en door het woord hunner getuigenis van de verzoening, gerechtigheid en zaligheid van onze lieve Zaligmaker’ (Openb. 12:10,11). Satan beschuldigt ons niet alleen van zonde, maar hij verleidt ons ook tot zonde. Hij geeft ons vaak de meest afschuwelijke gedachten in. Dit hoeft ons niet angstig te maken. Waarom zou het ons bang maken? Tienduizenden kunnen ons geweten niet beschuldigen. Wat die verschrikkelijke influisteringen betreft: satan zal er rekenschap van moeten geven; wij niet. Onze Heere is in alles verzocht geweest zoals wij, maar zonder zonde. Zondaars die verzocht worden, moeten dit bedenken en zien op de Heiland Die verzocht is geweest. Naar Hem moeten we vluchten om genade om staande te kunnen blijven en om kracht om te overwinnen. Zo zullen wij altijd bewijzen dat wij meer dan overwinnaars zijn door Hem Die ons liefgehad heeft. Pas er dan toch voor op, dat u de vijand geen ruimte geeft, ook geen ogenblik. We hebben de dierbare Christus, Zijn rijke genade, Zijn verzoenend bloed, Zijn volmaakte gerechtigheid en Zijn heerlijke zaligheid tot wapenrusting voor ons geweten. Laten we ons geweten dan hiermee bekleden om overwinning en vrede te ontvangen. Onze uiterste twijfels en angsten zijn vijanden van de eer van onze Heere en van de vrede van ons geweten. Als we zien dat wij een heerlijke Heiland hebben en een volbrachte zaligheid en in Hem volmaakt zijn, waarom zouden die twijfels en angsten dan zo de overhand in ons hebben? Als dat zo is, komt dat omdat u Christus niet de hoogste plaats in uw geweten geeft. U hebt niet genoeg aandacht voor deze altijd heerlijke, zondenbedwingende en zielsheiligende waarheden: ‘En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden’ (1 Joh. 2:1 en 2). ‘Zijn bloed reinigt ons van alle zonde’ (1 Joh. 1:7), zowel voor God als in ons eigen
geweten. ‘En wij worden rechtvaardigheid in Hem’ (2 Kor. 5:21). U gelooft er niet vast in en leeft er niet voortdurend uit. Dr. Sibbs zegt het uitnemend: ‘Hier gaat het om in de godsdienst en de troost van christenen: om in zichzelf als het ware verloren te zijn en alleen in Christus gevonden te worden. Ze hebben geen eigen gerechtigheid, maar de gerechtigheid van God in Hem. Dit is een geheim dat alleen een gelovige ziel kent. Niemand ziet zijn verdorvenheid beter; niemand ziet zich méér bevrijd. Zij hebben een inwendig oog om hun verdorvenheid te zien en een inwendig geloof om God verzoend te zien. Christus wordt niet méér geëerd, dan als wij bij het gevoel van zonden, gebreken, onvolkomenheden, vlekken en smetten ons kleden met de gerechtigheid van Christus. Dan kunnen we met vrijmoedigheid in de kleren van onze oudste Broeder naar de troon der genade gaan. Het strekt Christus tot eer als wij zoveel aan Zijn gerechtigheid toeschrijven, dat wij daarmee bekleed vrijmoedig door het vuur van Gods recht en wat daar allemaal voor vreselijks bijhoort door kunnen breken, als wij dit alles in Christus voldaan zien. Want Christus kan met Zijn gerechtigheid aan de eisen van het recht van God beantwoorden, omdat Hij volledig voor ons voldoening aangebracht heeft. En als wij bekleed zijn met Zijn gerechtigheid en voldoening, kunnen wij er ook aan beantwoorden. Het is kenmerkend voor een verstandige en gelovende christenziel, dat zij de gerechtigheid van Christus buiten zichzelf op grote waarde schat. Zij arbeidt, leeft en sterft om daarin te kunnen bestaan.’ Gods dierbaar Woord is het beste geneesmiddel voor alle twijfels en angsten. Het enige tegengif voor ongeloof is de waarheid zoals die in Jezus is. Als wij dit geloven, worden wij vervuld ‘met alle blijdschap en vrede in het geloven en overvloedig in de hoop door de kracht van de Heilige Geest’ (Rom. 15:13). ‘En de God des vredes zal de satan haast onder uw voeten verpletteren’ (Rom. 16:20). VI. Waarom we Christus aan moeten doen. Waarom moeten we Christus aandoen? Ongetwijfeld omdat wij niet één keer fatsoenlijk adem kunnen halen, geen ogenblik gelukkig kunnen leven en ook geen enkele vreugdevolle voetstap op de levensweg naar de dood en de eeuwige wereld die zeker komen, kunnen zetten wanneer we Hem niet genieten. Van alle mensen is een echte christen de ellendigste, als zijn verstand, zijn geheugen en zijn gewetendeze geliefde Christus, Zijn dierbare liefde, Zijn verbondsgenade en volbrachte zaligheid niet bezitten. 1. In de eerste plaats is de tekst: ‘Doet aan de Heere Jezus Christus’, een gebod voor u, gelovige. Al is het niet in de vorm van een wettisch bevel: ‘Doe dat en leef, vervul de wet en word zalig’, toch is het een gebod onder de wet van het geloof, waardoor alle goddelijke troost genoten wordt en alle menselijke roem uitgesloten is. Het is een gebod dat voortkomt uit de verbondsgenade en liefde voor u, gelovige, die door Jezus voor God leeft en reeds in Hem aangenomen, vrijgesproken, gerechtvaardigd en zalig bent. De geïnspireerde Paulus geeft dit gebod door de Heilige Geest, Die Jezus verheerlijkt en Zijn lidmaten troost. Hij wil dat wij door de voortdurende gehoorzaamheid aan dit gebod geestelijker van gestalte mogen zijn, nederiger van hart, heiliger in dit leven en meer getroost in onze ziel. Denk er daarom niet te makkelijk over. Bedenk dat u door alle heilige banden van verbondsgenade en liefde verplicht bent om het gebod van het Evangelie te gehoorzamen. Zoals de staf van Aäron alle staven van de tovenaars van Farao verslond, zo neemt dit gebod alle andere geboden in zich op. Als liefde de vervulling van de hele wet is, dan is het aandoen
van Christus de vervulling van de hele wet én van het Evangelie. De dienaren van Naäman zeiden tegen hem: ‘Zo die profeet tot u een grote zaak gesproken had, zoudt gij ze niet gedaan hebben? Hoeveel te meer, naardien hij tot u gezegd heeft: Was u, en gij zult rein zijn?’ (2 Kon. 5:13). Dus, als de apostel tot u zegt: ‘Gelovige, doe de Heere Jezus Christus aan, en wees gelukkig in uw verstand, blij in uw geheugen en vredig in uw geweten’, wilt u het dan niet doen? Beschouw dit altijd als het ene nodige. U moet het werk doen. De kracht om het te doen komt van de Heere. 2. Immers, in de tweede plaats, de dagelijkse ervaring leert u de noodzaak om Christus aan te doen. Dit gebod is gepast voor uw gevallen staat, als een naakte, arme, hopeloze, hulpeloze, onheilige zondaar in uzelf. Ook past dit gebod bij uw wedergeboren staat als een nieuw schepsel, een gelovige in Christus. Sommigen denken zo hoog van gelovigen, alsof zij geen zondaars meer zijn. Daarom kunnen zij de uitdrukkingen ‘gelovige zondaars’ en ‘geredde zondaars’ niet uitstaan. Maar laat de ervaring het laatste woord hebben. Ik durf te verzekeren, dat als u zich niet elke dag als zondaar beschouwt, u de waarheid niet gelooft. Ja, als u niet inziet, dat u in uzelf een naakte, arme, hopeloze, hulpeloze, onheilige zondaar bent, dan ziet u zichzelf niet in het licht van de waarheid. U kent uzelf niet, zoals u gekend bent. ‘De zonde is niet boven mate zondigende in u’ (Rom. 7:13). Het eigen ik wordt door u niet vernederd en verafschuwd. Christus is niet de meest dierbare in uw ogen. Hoewel de zonde in ons woont, heerst zij toch niet over ons. Dat kan ook niet, want wij zijn niet onder de wet, die slechts de vloek over de zonde uitspreekt. Maar wij zijn onder de genade van Jezus, die ons de zonde doet haten en daadwerkelijk de macht ervan bedwingt. Hoewel u een gelovige in Christus bent, bent u toch een naakte zondaar in uzelf. U hebt geen gerechtigheid die u zelf bewerkt hebt, die u kan beschermen tegen het goddelijke recht, die kan voldoen aan alle eisen van Gods wet en u recht kan geven op Zijn gunst. Uw eigen gerechtigheid is niet beter dan vuile vodden, die te haveloos zijn om uw schaamte te bedekken en te vuil om het doordringende oog van Gods reinheid te verdragen. Maar uw gerechtigheid moet verbrand worden door het vuur van Zijn gerechtigheid. Weliswaar hebt u in Christus een oneindig volmaakte en eeuwige, heerlijke gerechtigheid om voor God te verschijnen. Maar het is even waar dat u slechts de troost hiervan kunt genieten door Christus in uw verstand, geheugen en geweten aan te doen. En het is niet minder waar dat u een naakte zondaar bent, ondanks al uw werken, plichten en verrichtingen, de genaden van de Geest die in u zijn en de vruchten van gerechtigheid die u voortbrengt. U moet in Christus gevonden worden en met Zijn gerechtigheid bekleed worden. Anders kunt u voor God niet gerechtvaardigd worden, maar moet u eeuwig om uw zonde door Hem verdoemd worden. Alleen als u dit inziet, ziet u noodzaak om Christus aan te doen. Maar de Heilige Geest overtuigt ons van zonde. Hij leert ons inzien dat wij door de zonde alles zijn kwijtgeraakt en laat ons zien hoe naakt wij zijn. Opdat wij Christus zouden aandoen en, door de ervaring van het geloof, met de Kerk zouden zeggen: ‘Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan’ (Jes. 61:10). Prijs dan toch de Geest, dat Hij u ogen gegeven heeft om uw naaktheid te zien. Doe dan steeds als u dit inziet Christus opnieuw aan, opdat u in Hem mag roemen, de Heere onze gerechtigheid. Nog eens: hoewel u een gelovige in Christus bent, toch bent u arm in uzelf. Er is geen armer en behoeftiger wezen in de schepping dan u, als u dit inziet. U ziet in uzelf een totaal gebrek aan alles wat goed is. U ziet uw oneindige schuld aan de wet en aan het recht en u hebt geen
cent om die schuld af te lossen. U zult ook nooit kunnen betalen. Ja, elke dag wordt uw schuld groter. U kunt niet anders verwachten dan de dag van afrekening. Door deze bedenkingen moeten de vrees en nood u wel opjagen. De vrees om eeuwig opgesloten te worden in de helse gevangenis moet u wel schrik aanjagen. Wat kunt u doen in zulke omstandigheden? Wat anders, dan uw gezegende Borg Christus aan te doen! Wat anders, dan op elke eis van de wet en het recht te antwoorden met Zijn stervende woorden ‘Het is volbracht’. De schuld is betaald. De schuldeiser is tevreden gesteld, ja, Hij heeft genoegdoening ontvangen van Christus en met u in Hem. Sla dit opnieuw in uw verstand en geheugen op, zodat uw geweten er de troost en de Heere er alle eer van mag ontvangen. Daarom: weg met uw verslagen hart en somberheid. Leef in overeenstemming met uw blijde voorrecht. Zult u zich in armoede vernederen? Zult u kermen in uw ellendige toestand? Zult u in behoefte wegkwijnen, worstelen met ellende en onder nood gebukt gaan? Wat? Terwijl u de genade van onze Heere Jezus kent, Die om ons arm geworden is, opdat wij door Zijn armoede rijk gemaakt zouden worden? Doe onder het diepste gevoel van armoede Christus aan, in Wie u onnaspeurlijke rijkdom bezit. Het is de nederige les van het geloof, te weten dat wij in onszelf niets zijn. Maar het is de vreugdevolle ervaring van het geloof, te weten dat wij alle dingen in Christus hebben. Rust toch niet zonder de troost hiervan. Heb uw goddelijke Borg lief, zegen Hem en beroem u in Hem. Leun dagelijks op uw Liefste, in het volle besef van uw eigen zwakte. Dan zult u veilig, lieflijk en getroost uit deze wereld komen, terwijl u zingt: ‘Maar wie op Hem betrouwt, op Hem alleen, ziet zich omringd met Zijn weldadigheên.’ Nog eens: al bent u een gelovige in Christus, u bent zelf een hopeloze zondaar. Daarom moet u Christus aandoen, Die onze Hoop is, opdat uw ziel sterk, levendig en vreugdevol in de hoop mag zijn. Wat? Bent u al zoveel jaar in Christus zijn en toch nog steeds in uzelf een hopeloze zondaar? Wat? Hebt u niets in uzelf om het anker der hoop op te werpen? Nee. Wat? Werpt u een anker uit ín het schip om het vast te kunnen houden? Mens, hoe dwaas! Natuurlijk, de genade van de hoop is in uw hart. Maar het voorwerp van die hoop is Christus. Het anker der hoop moet uitgeworpen worden in de wijde oceaan van Gods liefde tot zondaars in Christus. O, dat werk van die wettische geest, die altijd eigen roem zoekt. Altijd wil ze een goede gedachte over onszelf koesteren en dat wij iets in onszelf hebben om op te vertrouwen en ons op te beroemen! Deze geest verzet zich tegen de eer van Christus en weerhoudt ons ervan Hem aan te doen als onze enige hoop en voornaamste heerlijkheid. Daardoor verliest ons hart zo vaak de moed en verlaten onze vertroostingen ons. Want de hoop in zichzelf zal spoedig de geest geven. Zij kan leven zolang de zonneschijn van een warme zielsgestalte duurt. Maar als de noordenwind waait, een wolk in het gemoed opkomt, een nieuw gevoel van de zonde in het geheugen opspringt, of een stormpje van verdorvenheid in het geweten raast, dan verwelkt de hoop zelf als de wonderboom van Jona. Daarom zien we zoveel belijdende christenen steeds op en neer gaan en wankelen. Nu eens zijn zij vol licht, vreugde en vrede, dan weer zijn zij vol duisternis, nood en verschrikking. Ervaart u dat ook wel eens? Waarom? Omdat u iets in uzelf zoekt om op te hopen en u zich afwendt van Christus, Die nadrukkelijk ‘onze hoop’ genoemd wordt (1 Tim. 1:1). Daarom moeten we Hem (en Hem alleen!) steeds aandoen. We moeten geheel uit Hem leven als de enige hoop voor ons, hopeloze zondaars.
Broeders, overweeg uw roeping. Het is als met de gelovige Abraham ‘te geloven op hoop tegen hoop’ (Rom. 4:18). Want alles in de natuur en ons eigen ik is hopeloos. Ja, in ons is niets dan zwarte wanhoop. Wij hebben het vonnis des doods in onszelf, zodat wij niet op onszelf zouden vertrouwen. Zonde, dood en wanhoop staan geschreven op alles wat wij zijn en op alles wat wij doen. Wij ervaren dat de ene zonde, lust of verdorvenheid na de andere in ons opkomt. Net zoals bij David. Eerst viel een beer hem aan, toen een leeuw, vervolgens een reus, na een reus een koning en daarna streden de Filistijnen tegen hem. Waarom gebeurde dit allemaal? Om hem te oefenen in het gebruik van zijn wapens en om hem zijn hoop op de Heere te laten stellen. Waarom worden zulke vijanden als dierlijke lusten, woedende verdorvenheden, reusachtig ongeloof, machtig vleselijk redeneren, enzovoort in de natuur overgelaten? Zij hebben allemaal als doel dat wij onze eigenwaan verliezen, dat wij alle hoop in onszelf verliezen en dat wij Christus onze hoop gaan aandoen. Zo ‘werkt de bevinding hoop’ (Rom. 5:4). Wij moeten altijd strijden en oorlog voeren tegen ons hopeloze eigen ik. Daarom moeten we steeds opnieuw Christus aandoen, opdat wij levendig en getroost zijn door de zoete ervaring van deze dierbare waarheid: ‘Christus in ons, de Hoop der heerlijkheid’ (Kol. 1:27). Verder: hoewel u een gelovige in Christus bent, bent u toch een hulpeloze zondaar in uzelf. Wat? zeggen sommigen. Een bekeerde, een gelovige, een kind van God en toch een hulpeloze zondaar? Ja. Een zuigeling is wat het natuurlijke betreft niet hulpelozer dan een gelovige in geestelijke zaken. Wat is dan het verschil tussen een gelovige en een ongelovige? In wezen dit: de ongelovige heeft geen besef van zijn eigen zwakheid. Daarom pocht hij luidkeels op en beroemt hij zich tevergeefs in zijn eigen kracht. Hij ligt onder deze vloek: ‘Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt’, want ‘zijn hart wijkt van den HEERE af!’ (Jer. 17:5). Maar de gelovige weet en ervaart dat hij uit zichzelf niet in staat is om zelf iets te denken of te doen. Hij ziet de voortdurende noodzaak om versterkt te worden naar de inwendige mens door de kracht van de Geest. Diegene is gezegend, die op de Heere vertrouwt, wiens hoop de Heere is. Maar worden wij dan niet sterker in onszelf en ontdekken wij niet meer hulp en kracht in onszelf om onze vijand te weerstaan, de goede strijd te strijden, de loopbaan te lopen en de heiligmaking te vervolmaken? Beslist niet. Als wij dat denken, is het duidelijk dat wij niet in Christus opwassen, maar in onszelf verachteren. De Heere heeft mij iets van deze zaak laten kennen, na wel twintig jaar in Christus te zijn. Daarom verklaar ik met vrijmoedigheid, dat ik mij juist die zwakke, hulpeloze zondaar voel, die ik was toen ik voor het eerst tot Jezus kwam, met de woorden: ‘Heere, help mij, Heere, red mij of ik ga verloren.’ Ja, ik merk dat ik nu hulpelozer ben dan toen. Ik zie een blijvender noodzaak om Christus aan te doen en te zeggen: ‘Gewisselijk, in de HEERE [niet in mijzelf] is sterkte’ (Jes. 45:24). Ik ben er absoluut zeker van dat ik nooit vaster geloofd heb dan nu in deze waarheid van mijn Heere: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen’ (Joh. 15:5). Nooit, nooit eerder zag ik minder reden om op mijn eigen kracht te vertrouwen. Nooit eerder heb ik zozeer de noodzaak gezien om naar mijn Heere te luisteren en Hem te gehoorzamen, als Hij zegt: ‘Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde’ (Jer. 9:24). Het is de heerlijkheid en de vreugde van mijn ziel om deze les van de barmhartigheid van mijn Heere voor mij, zwakke, hulpeloze, vuile zondaar te verstaan en te kennen.
Alles goed en wel, maar hier is de arme, hulpeloze zondaar, aan alle kanten omgeven door vijanden, zowel van binnen als van buiten. Hij wordt geroepen om de oorlog van de Heere te voeren tegen de wereld, het vlees en de duivel, om plichten uit te voeren, om genaden te beoefenen, om het kruis van de Heere te dragen en om Hem in de wedergeboorte te volgen. Kan hij dit alles doen zonder hulp? Beslist niet. Gezegend is onze Verbondsgod, dat Hij ons niet in onze hulpeloosheid laat liggen. Hij heeft het dierbare geloof in ons hart gelegd. Jezus is hiervan zowel de Werkmeester als het Voorwerp. Omdat het geloof van Hem afkomstig is, leidt het de ziel uit zijn natuur en het eigen ik tot Hem, Die alle dingen geschapen heeft. Daarom is dit het werk van de gelovige ziel: ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal.’ Hier wordt het geloof geoefend. ‘Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft’ (Ps. 121:1,2). Dit is de ervaring van het geloof. Welke Heere heeft de hemel en de aarde gemaakt? Niemand anders dan de Heere Jezus. U wordt aangespoord Hem aan te doen. Johannes zegt het opzettelijk zo: ‘Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is’ (Joh. 1:3). Eeuwige lof aan u, gezegende Geest, voor Uw getuigenis van de eeuwige macht en godheid van onze Immanuël. U zij eeuwig dank, liefhebbende Vader, dat U voor hen die geen kracht in zichzelf hebben, hulp besteld hebt bij Iemand Die machtig is. Dat U een Verkorene uit het volk verhoogd hebt, om de Hulp te zijn van zondaars die geen hulp in zichzelf kunnen vinden. U zij eeuwig lof, Zoon van God. Want hoewel wij onszelf verwoest hebben, hebt U ons liefdevol verzekerd, dat ‘in Mij uw hulp is’ (Hos. 13:9). Genadige Geest, stel mij in staat om het tot mijn dagelijkse werk, mijn voortdurende plicht, mijn belangrijkste voorrecht en grote zorg te maken om mijn verstand, geheugen en geweten te bekleden met die vreugdevolle waarheid, dat Christus, mijn Heere en mijn God, mijn hulp en schild is tegen elke vijand. Als ik dit geloof, kan ik al mijn vijanden wel uitdagen, kan ik glimlachen om hun aantal, kan ik hun macht trotseren, kan ik in elke aanval de overwinning uitroepen en triomferend roepen: ‘Ik ben meer dan overwinnaar door Christus, Die mij liefgehad heeft.’ Toen Alexander optoog tegen een volk dat op de rotsen woonde, lachten zij toen hij naderde. Zij daagden zijn macht uit met de vrijmoedige woorden: ‘Tenzij uw soldaten in de lucht kunnen vliegen, vrezen wij u niet. Wij zijn veilig: onze verdediging is ondoordringbaar.’ Zo bent u, mijn ziel die in Christus, de Rots van uw heil, woont, veilig en beschut tegen elke vijand. ‘Die zal in de hoogten wonen, de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn’ (Jes. 33:16). U ervaart en voelt van uur tot uur, dat u geen kracht in uzelf hebt om uzelf te helpen in de strijd tegen een vijand, bij het beteugelen van een zonde, bij het doden van een lust, bij het beoefenen van een genade of bij de uitvoering van een plicht. Hoewel u ziet dat dit steeds het geval is, laat het u niet ontmoedigen. Paulus was even hulpeloos in zichzelf als u; toch zegt hij: ‘Ik vermag alle dingen.’ U kunt ook alles. Met precies hetzelfde middel als hij: ‘door Christus, Die mij kracht geeft’ (Fil. 4:13). Een goed begin is een goed einde. Begin met Christus. Doe Hem aan als uw sterkte, dan zult u elk werk tot Zijn eer voltooien. Wat is dit een zoet en aangenaam leven. ‘Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen’ (Ps. 71:16). Doe Christus aan. Want hoewel u een geheiligde gelovige in Hem bent, bent u in uzelf een onheilige zondaar, een brok zonde, een massa onreinheid. Uw natuur is aards, uw verlangens zijn zinnelijk en uw karakter is duivels. In uw vlees woont niets goeds. Allerlei kwaad komt
eruit voort. Daarom hebt u geen heiligheid, behalve die u hebt in Christus en die u van Hem alleen ontvangt. Hier klinkt het besluit van de hemel: ‘Zonder heiligheid [persoonlijke heiligheid van hart, lip en leven] zal niemand de Heere zien’ (Hebr. 12:14). En dit is de verklaring van de verbondsgenade: ‘Christus is ons [zondaars] van God geworden tot heiligmaking’ (1 Kor. 1:30). Zie de heerlijkheid van de genade van het Evangelie. God laat u niet werken om heiligmaking te krijgen om u op die manier te heiligen, maar u bent geheiligd in Christus. En u moet Hem voortdurend aandoen om uw lusten te bedwingen, uw verdorvenheden te doden, uw karakter zacht en lieflijk te maken, uw gestalte geestelijk te maken, uw genegenheden te heiligen en uw ziel te verlevendigen om voor God te leven. Wanneer u zo uw heiligmaking volmaakt in de vreze Gods, zult u getroost leven. Als de levendige gemeenschap en de heilige omgang met Christus in het verstand, het geheugen en het geweten gevoelig onderhouden worden, blijven wij kuis voor Hem. Wij zullen geen hoererij tegen Hem bedrijven. Wij zullen ons vat bewaren in heiligmaking tot Zijn eer. En hoewel de zonde in ons niet dood is, zullen wij toch voor de zonde dood zijn. Zij zal al haar machtige bekoring in onze ogen verliezen. Wij zullen zelfs de schijn des kwaads van ons hart verafschuwen en elk zinnelijk genot zullen wij vertreden. Omdat de nieuwe mens met Christus bekleed is, zullen wij de oude mens met zijn werken afleggen. Ons enige hoofddoel zal zijn om Christus in alles te behagen. Verdiep u toch in dit punt. Heilig zijn is op God lijken. Hoe meer Christus aangedaan wordt, hoe heiliger we worden in handel en wandel. Hoe meer heiligheid, hoe meer we van God genieten, hoe meer zekerheid dat we een kind van God zijn en dat we eeuwig de tegenwoordigheid van God zullen genieten. U zult ondervinden dat dit waar is, als Christus aangedaan wordt als de vrede, de troost en de blijdschap van het hart. Alles wat strijdt met heiligheid, moet in dit leven afgelegd worden. 3. In de derde plaats moeten wij Christus aandoen, omdat wij door de Heere geroepen worden om onszelf te verloochenen en Hem te volgen. Maar als Christus niet inwendig aangedaan wordt, zullen we weinig moed en kracht hebben om Hem in dit leven te volgen. Nooit eerder werd het Evangelie meer opgepronkt dan in onze tijd (als mooie kleding en een vrolijk gewaad het mogen versieren). Er is nauwelijks een tijd geweest dat Christus meer volgelingen had dan nu (als er van de belijders gezegd kan worden dat zij Hem volgen, terwijl zij zich verlustigen in ijdel genot en de ontspanning van deze zondige tijd). Maar helaas! Zulke dingen verderven het verstand. Zij laten zien hoe ijdel deze dingen zijn. Ze verdrijven Christus uit het geheugen en zijn volstrekt in strijd met alle zelfverloochenende gehoorzaamheid. Bovendien, hoe verdrietig wordt op deze wijze geld verkwist, terwijl velen van de gunstgenoten van Christus het nodige missen. Hoe kan men dit toch voor de Heere verantwoorden! Een bedelaar vroeg eens een aalmoes aan een eerbiedwaardige en vrome dame. Zij gaf hem zes penny’s met de woorden: ‘Dit is meer dan God me ooit gegeven heeft.’ ‘O,’ zei de bedelaar, ‘dat moet u niet zeggen, mevrouw, want u bent erg rijk en God heeft u alles gegeven.’ ‘Nee,’ antwoordde zij, ‘ik spreek de waarheid. God heeft het mij niet gegeven, maar Hij heeft mij geleend wat ik heb, om het aan mensen als u te geven. Ik ben slechts de rentmeester van de Heere en moet Hem rekenschap geven.’ Werd dit maar meer bedacht! Men kan net zo goed denken dat een duivel gelukkig kan zijn in de vlammen van de hel, als dat een kind van God geluk kan zoeken en vinden in een schouwburg, aan de kaarttafel of bij welke vleselijke ontspanning dan ook, terwijl de liefde van Christus warm is in zijn gemoed.
Of terwijl Zijn verdriet en lijden vers in zijn geheugen liggen. Of terwijl de besprenging van Zijn bloed in zijn geweten gevoeld wordt en de vrede van God in zijn ziel heerst. In zulke tijden van verkwikking zal de ziel niet vragen: ‘Wat voor kwaad zit er in sport, spel en ijdel genot?’ Maar zij zal vragen: ‘Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?’ (Ps. 116:12). Kunnen zij die zich overgeven aan zulke ijdele zaken ooit de kracht en de troost van de liefde van Christus ervaren hebben? Zo ja, dan moeten zij Christus weer uitgedaan hebben. Dan hebben zij de gevoelige overtuiging van zonde verloren. Zij hebben niet meer de overtuiging om zich te onthouden van de schijn van het kwaad en van de absolute noodzaak om het kruis op te nemen en Hem te volgen. Want als hun verstand geoefend zou zijn in het aandoen van Christus, dan zouden de ijdele en opgesmukte kleren afvallen als herfstbladeren. Hun dorst naar dwaas genot zou gesmoord worden door Christus, het levende water. En de heilige gemeenschap met Hem zou hen doen afzien van hun vroegere wandel en van de oude mens die verdorven is overeenkomstig de bedrieglijke lusten. Want deze lusten kunnen nooit samen met de liefde van Christus in één hart heersen . Doe dan toch Christus aan en u zult uzelf verloochenen en Hem volgen. U zult beschermd zijn tegen de begeerlijkheid van het vlees, de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens. In plaats dat uw gedachten uitgaan naar leugens en bedrieglijk genot, zullen ze door God opgeslokt worden. Uw geheugen zal bezet zijn met de dingen die ons overvloedig door God gegeven worden. Er zal vrede in uw geweten zijn in de liefde van uw Verbondsgod in Christus. Uw leven zal toegewijd zijn aan de eer van God, uw Vader. En u zult zich beijveren om niet te leven naar de lusten van de mens, maar naar de wil van God. Want als Christus in uw verstand en geheugen is, zal uw geweten teer zijn. Het zal zelfs de schijn des kwaads vrezen en verafschuwen en u opwekken tot alle heilige, zelfverloochenende gehoorzaamheid. Dit is het wezenlijke verschil tussen naamchristenen en echte christenen. Het eerste zal een mens laten leven voor zichzelf en de zonde en hem dood laten zijn voor Christus. Het tweede zal hem dood doen zijn voor zichzelf en de zonde en levend voor Christus. Daarom onderwijst Paulus niet als een heidense filosoof om naar het vlees te leven en het vlees te verzorgen tot begeerlijkheden om de lusten daarvan te vervullen. Hij vermaant niet als een moderne, dorre, wettische prediker om deze deugd aan te doen en die ondeugd te laten varen. Maar hij zegt: ‘Doet aan de Heere Jezus Christus.’ Dit is de enige manier om meteen alle deugden aan te doen en alle ondeugden af te leggen. Als Christus aangedaan wordt, zal alles wat haaks staat op Zijn dierbare liefde, ons heilig geloof en onze blijde hoop zeker afgelegd worden. Christus is het ene nodige. Zorg ervoor om Hem steeds meer aan te doen. Toen Pompejus met argumenten en overredingen zijn soldaten er niet van kon weerhouden de legerplaats te verlaten, ging hij zelf in de smalle uitgang liggen met de woorden: ‘Vertrek nu maar als je wilt; maar als je gaat, zul je je generaal vertrappen.’ Daar konden ze niet tegenop. Niemand ging. Zo kunnen wij de legerplaats van Christus niet verlaten voor genot dat zinnelijk en niet toegestaan is, zonder als het ware de Zoon van God te vertrappen. Denk hier eens over na. De rabbijnen waren gewoon tegen hun leerlingen te zeggen dat de zonde God hoofdpijn bezorgt. Dit weten we zeker: de zonde heeft de Zoon van God diep gegriefd. Als u aan uw zonden denkt en aan de dierbare liefde en het verschrikkelijke lijden van Christus voor uw zonden en u doet Christus aan, dan zal dit u met blijdschap uzelf doen verloochenen. En met grote verrukking zult u Jezus in de wedergeboorte volgen.
4. Waarom moeten wij, in de vierde plaats, Christus aandoen? Omdat het de wil van God onze Vader is. ‘Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem’ (1 Joh. 4:9). Zo komt het openbaar dat wij gehoorzame kinderen van God zijn, als wij de Zoon van God aannemen, aandoen en uit Hem leven. ‘Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde’ (Ef. 1:6). Gelovige, overweeg dit toch. Laat uw hart zich hierin verheugen. Laat uw verstand hierop rusten. Sla dit op in uw geheugen, opdat er altijd vrede, zaligheid en troost in uw geweten zullen zijn met het oog hierop: hoewel u een zondaar in uzelf bent, bent u toch helemaal door God aangenomen en heeft God behagen in u in Zijn Zoon, uw oudste Broeder. Hierdoor wordt Gods rijke, vrije en overvloedige genade verheerlijkt. ‘Het heeft de Vader behaagd dat in Christus alle volheid zou wonen’ (Kol. 1:19). Met welk doel? Met dit vreugdevolle doel, dat wij uit Hem zouden leven, en ‘uit Zijn volheid genade voor genade ontvangen zouden’ (Joh. 1:16), totdat genade is verslonden door heerlijkheid. Luister dan toch voortdurend naar de stem van uw hemelse Vader. Hij roept ons met de teerste liefde en hartelijke genegenheid toe: ‘Ziet Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft’ (Jes. 42:1). En nog eens: ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb, hoort Hem’ (Matth. 17:5). Wat houdt deze oproep om op Christus te zien en naar Hem te horen in? Het is alsof onze hemelse Vader tegen ons zegt: ‘Mijn lieve kinderen die ik met een eeuwige liefde bemin, Ik wil dat u heilig en zalig bent. Met dat doel heb ik u Mijn geliefde Zoon gegeven. Ik wil dat u uw ogen alleen op Hem gevestigd houdt. Laat het oog van uw verstand afgewend zijn van alle andere voorwerpen en op Hem gericht zijn. Zie Hem als de Heere, uw gerechtigheid. Laat het oor van uw ziel steeds luisteren naar Zijn aangename stem. Luister naar Hem, als Hij spreekt in gerechtigheid, machtig om u te verlossen. Aanschouw Hem dan, luister naar Hem, om uw verstand, geheugen en geweten te bekleden met Zijn volkomen verzoening voor uw zonden – Zijn volmaakte gehoorzaamheid aan de wet – als uw gerechtigheid, door Hem uitgewerkt tot uw rechtvaardiging. Kleed u met het heerlijke werk dat Hij volbracht heeft voor uw zaligheid. Doe Mijn geliefde Zoon aan als uw Priester, Die voor uw zonde gestorven is en altijd leeft om voor u te bidden. Hij leeft, als uw Middelaar om u te zegenen, als uw Borg om u te troosten, als uw gerechtigheid om u te rechtvaardigen, als uw heiligheid om u te heiligen, als uw verlossing om u te verheerlijken en als uw Koning om in u te regeren en voor u te overwinnen, totdat u de heerlijkheid zult beërven. Want Ik heb Hem als verbond voor u gegeven. In en van Hem zult u alle zegeningen van Mijn eeuwige liefde en Mijn vrede, die alle verstand te boven gaat, ontvangen. Dit zal uw hart en gemoed bewaren in de kennis en liefde van Mij en in de lieflijke gemeenschap met Mij en Mijn geliefde Zoon Jezus Christus.’ Laten wij dan toch onze liefhebbende Vader gehoorzamen, door zo Zijn geliefde Zoon te aanschouwen, naar Hem te luisteren en Hem aan te doen als Zijn meest vrije en onschatbare, dierbare gave aan ons, arme zondaars. Want onze Heere zegt: ‘Want de Vader Zelf heeft u lief, omdat gij Mij liefgehad hebt’ (Joh. 16:27). Onze liefdevolle Vader verlustigt Zich in al Zijn lieve kinderen, omdat zij Zijn eniggeboren en geliefde Zoon liefhebben en zich in Hem verlustigen. 5. In de vijfde plaats moeten wij Christus aandoen, omdat dit Zijn eigen gezegende wil is met betrekking tot ons. Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij voor ons alles in allen zou
zijn: onze spijs om ons te voeden en onze drank om ons te verkwikken. Hij zegt: ‘Mijn vlees is waarlijk spijs en Mijn bloed is waarlijk drank.’ Hij leefde om onze gerechtigheid te zijn en om ons daarmee te bekleden. Hij is gestorven om onze zonden, om ons zalig te maken. Hij leeft weer om ons te troosten. Daarom zegt Hij: ‘Blijft in Mij – blijft in deze Mijn liefde’ (Joh. 15:4 en 9). Wat bedoelt Hij daarmee? Ongetwijfeld dat wij ons verstand zouden bekleden met Hem. Dat wij Hem altijd in gedachten zouden houden en ons geweten altijd zouden oefenen met de wonderen van Zijn vrije, onverdiende, onveranderlijke liefde voor ons. Laten we daarom altijd in Hem blijven, Hem aanhangen, Hem geloven, om nieuwe kracht, vrede en blijdschap van Hem te ontvangen; om voortdurend vruchten te dragen tot Zijn eer en heerlijkheid. Christus roept ons steeds toe: ‘Hoort en uw ziel zal leven’ (Jes. 55:3). Leef uit dit woord van genade en waarheid. Leef uit Zijn bloed en gerechtigheid. Leef in de troost van een vrijgesproken, gerechtvaardigde en geheiligde staat. Leef in een vredige geestesgestalte. Leef in de vreugdevolle geheugen aan Zijn liefde en heil. Leef met een hart dat gereinigd is van een kwaad geweten door Zijn bloed. Leef uit alle volheid van genade die in Hem is, terwijl u uit Zijn volheid genade voor genade ontvangt. Tot het geloof overgegaan is in aanschouwen, de hoop in vervulling gegaan is en de liefde plaatsgemaakt heeft voor het volle genot van Christus in het rijk van zaligheid en heerlijkheid. Dit alles komt voort uit het horen van de woorden van Christus. Maar is ons gemoed soms verslagen door het gevoel van onze zonden, lusten en verdorvenheden? Is ons geheugen en ons geweten ermee belast? Wat moeten we in dit geval doen? Doe het volgende! Bedenk dat Christus altijd dezelfde liefhebbende, dierbare Heere blijft. Zoals wij altijd zondaars blijven, zo verliest Hij nooit Zijn naam en verandert Hij Zijn natuur niet. Zijn Naam is altijd Jezus, Zaligmaker. Zijn natuur is altijd liefde. Doe Hem daarom opnieuw aan. Bekleed uw verstand, geheugen en geweten opnieuw met de uitnemend grote en dierbare beloften, die zo overvloedig van Zijn genadige lippen vloeien. Hoor Zijn liefdevolle roep: ‘Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt.’ Verblijd u in Zijn dierbare belofte: ‘Ik zal u rust geven’ (Matth. 11:28). Lieve Heiland! Zouden wij tot U komen met de hele last van onze gevallen natuur, onze zondige lusten, en onze vuile verdorvenheden? Heere! Wat zijn Uw gedachten hoger dan onze gedachten! Als wij zeer gebukt gaan onder het gewicht van onze zonden, lusten en verdorvenheden, dan zijn wij geneigd om van U weg te vluchten. Dan denken wij dat U niets met ons te maken wil hebben, maar dat U ons zal wegjagen, als wij bij U durven te komen. Maar, Heere, wilt U ons echt verkwikken en rust geven? Ja Heere, het is hoogverraad tegen U om dit argwaan te koesteren! Heere, vermeerder ons geloof! Heere, vergeef ons ons ongeloof. Heere, help ons U te geloven en U aan te kleven. Want dit gezegende woord van U blijft altijd van kracht: ‘U geschiedde naar uw geloof’ (Matth. 9:29). 6. In de zesde plaats moeten wij Christus aandoen, omdat het de wil van God de Heilige Geest is, dat wij Hem aandoen. Eerst overtuigde Hij ons van zonde. Hij deed ons beseffen dat wij geen gerechtigheid in onszelf hebben, en Hij deed ons geweten beven onder het gevoel van schuld. Waarom deed Hij dat? Omdat Hij Christus verheerlijkt en de Trooster is van al Zijn beminde gelovigen. Daarom wilde Hij ons uitdrijven uit ons naakte ik tot de volheid van Christus. Hij toonde ons het verdorven oordeel dat wij van nature over onszelf, de zonde en de gerechtigheid hebben, opdat wij nergens anders in zouden schuilen dan in de wonden van Jezus tegen onze zonden. En opdat wij ons verstand met Zijn gerechtigheid zouden bekleden en steeds zouden bedenken dat onze hele zaligheid in Christus is. Zodat wij in en uit Hem de
vrede van het geweten, de vreugde van de ziel en de heiligheid van hart en leven zouden vinden. De Geest getuigt voortdurend van Christus en van de waarheid zoals die in Hem is. Hij neemt het uit Christus en verkondigt het aan ons. Met welk doel? Opdat wij die zaken mogen ontvangen, toepassen en toe-eigenen, zodat wij ze in ons verstand, ons geheugen en ons geweten zouden genieten, om de zalige gerechtigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest te ontvangen. Het is de Heilige Geest, Die ons heeft wedergeboren tot Christus. Hij geeft ons verlangens naar Hem en houdt die verlangens in onze ziel levendig. Alle aansporingen in het Woord om ons op te wekken om op Christus te zien, in Hem te geloven, Hem aan te doen en aan te kleven, zijn door Zijn inspiratie gegeven. Ja, laat ons altijd bedenken, dat het Zijn genadige hulp is als wij ooit Christus aandoen. De Geest komt liefdevol onze zwakheden te hulp. Hij stelt ons elke dag genadig in staat om op Christus te zien om zaligheid, op Hem te leunen om kracht, Hem aan te doen als onze gerechtigheid, Hem aan te kleven als onze Geliefde, gemeenschap met Hem te genieten en te verlangen naar Zijn komst, Opdat wij eeuwig met Hem verheerlijkt mogen worden. Maar, zegt Paulus, ‘Zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe’ (Rom. 8:9). Daarom is het van het allergrootste belang om te weten of wij de Geest van Christus hebben. Maar hoe kunnen wij dit weten? Wij kunnen dit ongetwijfeld weten, als wij beseffen dat wij Christus nodig hebben en Zijn waarde weten, zodat wij naar Hem verlangen, tot Hem komen, in Hem geloven en Hem aandoen om schuldvergeving, vrede, heiligheid en zaligheid te ontvangen. Dan hebben we ongetwijfeld de Geest van Christus. Immers, zonder de Geest zouden we dat nooit kunnen. Van onszelf hebben we niet het minste inzicht, niet de minste wil of neiging om dit te doen. Maar als ons hart daartoe wél genegen is, dan kunnen we er volkomen zeker van zijn dat dit komt door het onderwijs en de invloed van de Geest. Daarom mogen wij gerust aannemen dat wij de Geest van Christus hebben. Dit is de belijdenis aan de Heere Jezus van hen die Zijn Geest hebben: ‘Wij hebben ook in de weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht; tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte onzer ziel’ (Jes. 26:8). Als dat de taal van uw hart is, als dat de begeerte van uw ziel is, arme, twijfelende en verslagen zondaar, beroemt en verheugt u dan, want u hebt de Geest van Christus, even zeker als Paulus die had. Zo komen de heilige, gezegende en heerlijke drie personen van de Drie-eenheid overeen, om aan ons te getuigen van de mens Christus Jezus, van onze zaligheid in Hem. Daarom moeten we Hem steeds aandoen, als de heerlijkheid van onze geest, de vreugde van ons geheugen, en de troost van ons geweten. Want het heeft de drie-enige God behaagd, dat alle beloften, die ons gegeven zijn, aan ons gedaan zijn in Christus Jezus. 7. Dat is tegelijk ook de zevende reden waarom we Christus moeten aandoen: alle beloften, die ons gegeven zijn, zijn aan ons gedaan in Christus Jezus. Gelovige, Petrus sprak een lieflijk woord dat genoeg is om uw ziel te verkwikken en uw hart te doen opspringen van vreugde: ‘Door welke ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden’ (2 Petr. 1:4). ‘Ja,’ zegt een arme zondaar, ‘maar als ik kijk naar de dierbare beloften van God, zie ik in mijzelf zoveel vuilheid dat ik niet één belofte waard ben, dat ik er zo ongeschikt voor ben, dat ik er helemaal niet bij pas. Dan schrik ik door ongeloof van de belofte terug en kan er nooit aan denken dat zij ook
voor mij is.’ Inderdaad. Er staat niet één belofte in het hele boek van God, die u waard bent, waar u recht op hebt of die u toebehoort, als u op uzelf ziet als een gevallen zondaar voor God. Het zou de hoogste verwaandheid in u, in mij of in het heiligste kind van God op aarde zijn om dat te denken. Maar dit is de heerlijkheid van ons, arme zondaars: ‘Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Christus Jezus ja en amen [zij zullen zeker in ons vervuld worden], Gode tot heerlijkheid’ (2 Kor. 1:20). Daarom, als u Christus niet aandoet, kunt u geen troost halen uit de zoete liefdesverklaringen en de dierbare beloften van God. Neem bijvoorbeeld dit gezegende woord: ‘Want de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun gebed’ (1 Petr. 3:12). Nu ziet u dat u zelf een arme zondaar bent. Hoe kunt u dit dan op uzelf toepassen of er enige troost uit halen? Dat kunt u niet, tenzij u Christus aandoet. Want u bent niet rechtvaardig in uzelf, maar alleen in Hem, als u gekleed bent met Zijn gerechtigheid. De oren van God staan normaal gesproken ook niet open voor uw gebed. Alleen als u bent aangenomen in Zijn geliefde Zoon en als uw gebeden in Zijn Naam gedaan worden en door Hem tot de Vader. Bedenk dit. Nog eens: het is beloofd. ‘Hij zal de voeten Zijner gunstgenoten bewaren’ (1 Sam. 2:9). Het is beloofd dat ‘in de ogen des Heeren de dood Zijner gunstgenoten kostelijk is’ (Ps. 116:15). Ook is beloofd dat ‘Christus zal komen om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen’ (2 Thess. 1:10). Maar u en ik zien dat wij zondaars zijn. Hoe kunnen zulke dierbare liefdesverklaringen dan voor ons bestemd zijn? Alleen als wij heiligen in Christus zijn. Een heilige is iemand die barmhartigheid gekregen heeft. Namelijk die barmhartigheid, die God bewijst aan zondaars, door Christus, in de levendmaking en de heiliging door Zijn heilige Geest. Immers, God, Die ons heeft liefgehad en verkoren en Die ons in Christus rechtvaardigt, heiligt ons ook en maakt ons in Hem heilig. Daardoor worden wij heilige broeders in Christus en heiligen in Hem. Zodat alle dierbare beloften in Hem voor ons zijn. Want wij zijn één met Christus. Als wij dan Christus aandoen, mogen wij Paulus vrolijk nazeggen: ‘Alles is onze’ (1 Kor. 3:21). Alle beloften voor dit leven en voor het toekomende leven. ‘Alles is onze.’ Waarom? Omdat wij ‘van Christus zijn’ (vers 23). ‘Wij zijn gezegend en zullen gezegend worden met alle geestelijke en tijdelijke zegeningen in Christus, door God de Vader, gelijk Hij ons in Hem uitverkoren heeft’ (Ef. 1:3). Hoe zoet is het dan door de heilige bladzijden te bladeren om de ene na de andere belofte te lezen en ze in Jezus allemaal toe te eigenen tot eer van God! Dit is geen aanmatiging: niets van de hoogmoed van de Farizeeër, die gerechtigheid in zichzelf heeft, die deze en de andere belofte naar zich toehaalt, omdat hij denkt dat hij rechtvaardig, heilig en goed in zichzelf is. Nee. Maar als we alle beloften in Christus zien en Hem aandoen, dan genieten we de vertroostingen van de beloften en verheugen wij ons in Christus, hoewel wij geen vertrouwen in het vlees hebben. Verheug u, want er is geen woord van God met betrekking tot ons staan in dit leven en onze eeuwige staat in het toekomende leven, dat niet voortvloeit uit het liefdevolle hart van een Verbondsgod in Christus. Alle beloften zullen vervuld worden ten nutte van ons, tot verheerlijking van de waarheid van de eeuwig gezegende Belover. Laten we dan toch Christus aandoen en niet langer door ongeloof twijfelen aan een van de beloften. Want onze hoop op het eeuwige leven is zeker. ‘Want God, Die niet liegen kan, heeft het in en door Christus beloofd, voor de grondlegging der wereld’ (Tit. 1:2). 8. Ten slotte moeten wij Christus aandoen, omdat Hij tot onze Rechter is aangesteld. Wat! Zal die Jezus, Die ons zo liefgehad heeft dat Hij aan het vloekhout hing en Zijn leven gaf met Zijn
bloed en zielsangst als een offer voor onze zonden, onze zielen oordelen? Wat een blijde waarheid is dit! Hij zal ons oordelen. Wat anders kan ons zo’n opluchting geven, zo’n blijdschap in ons geheugen en zo’n vrede aan ons geweten? Gelovige, wat leeft en handelt u toch beneden uw stand, als u voortdurend vreest en schrikt als u aan de oordeelsdag denkt! Weliswaar is die dag heel vreselijk; het is een ontzaglijke gedachte om voor de Rechter van levenden en doden te verschijnen en het plechtige, onherroepelijke oordeel te horen: ‘Komt, gij gezegenden’ of ‘Gaat weg van Mij, gij vervloekten.’ Maar bedenk altijd: wie zal dit ontzaglijke oordeel uitspreken? Uw liefdevolle Heiland en genadige Rechtvaardiger. Het is die lieve Christus, Die onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft aan het hout, Die onze zonden uitgedelgd heeft door Zichzelf te offeren, Die voor eeuwig een einde aan de zonden gemaakt heeft, Die volkomen verzoening voor de ongerechtigheid en een eeuwige gerechtigheid aangebracht heeft om ons volkomen en voor eeuwig te rechtvaardigen. Het gevolg is het onherroepelijke oordeel van het recht zelf. ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn’ (Rom. 8:1). Er zal door hun Rechter op die ontzaglijke dag ook geen veroordeling tegen hen ingebracht worden of wat voor vonnis dan ook tegen hen uitgesproken worden. Want zij zullen in Hem eeuwig gerechtvaardigd bevonden worden en voor eeuwig van hun zonden vrijgesproken. Hij weet heel goed dat Hij hen met Zijn eigen bloed verlost heeft. Hij heeft hen door Zijn eigen gerechtigheid gerechtvaardigd. Hij heeft hen door Zijn eigen Geest geheiligd. Daarom zal Hij hen toeroepen: ‘Komt, gij gezegenden, erft Mijn heerlijkheid.’ Kijk dan door het geloof terug naar Christus aan het kruis. Kijk moedig vooruit naar Christus op de rechterstoel. Doe Christus aan en leg uw angsten af. Ja, word vervuld met vrijmoedigheid, vrede en vreugde bij de gedachte aan de oordeelsdag. Want zie, het is uw liefdevolle en geliefde Bruidegom, Die in het openbaar in de tegenwoordigheid van God, engelen en mensen met u gaat trouwen. Dit is het gevolg van uw ondertrouw met Hem, door de Geest, door het geloof. Want hebt u zelf Christus als uw enige Zaligmaker gekozen? Vlucht u naar Hem als uw enige Toevlucht? Roept u tot Hem om u nu te verlossen van uw zonden en van de toekomende toorn? Wie heeft u dit hart en dit geloof gegeven? Ongetwijfeld Hij Die u liefgehad heeft en voor u gestorven is. En zal Hij, kan Hij uw ziel verwerpen en u, het voorwerp van Zijn liefde, die Hij gekocht heeft met Zijn bloed, het onderwerp van Zijn genade, het lid van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn benen, tot eeuwige toorn en ondergang veroordelen? Onmogelijk! Wees bang om maar een ogenblik aan deze gedachte toe te geven. Want het verwoest de blijdschap van het geloof en de werkingen van Zijn liefde. ‘Hij zal komen [o hoor en verheug u] om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven in dien dag’ (2 Thess. 1:10). Wat zal de heerlijkheid van onze Heiland schitteren, in de meest glanzende heerlijkheid. Wat zal Hij schitteren in Zijn liefde, roeping, rechtvaardiging, heiliging en bewaring van al Zijn lieve volk tot het eeuwige leven! Wat zal Hij bewonderd worden in Zijn heiligen en door Zijn heiligen, in Zijn heerlijke Persoon, in Zijn dierbare ambten, in Zijn eeuwige liefde voor hen en in Zijn eeuwig heil voor hen! Engelen, aartsengelen en alle hemelse legerscharen zullen aangestoken worden met de grootste bewondering, als zij de volle uitstraling zien van deze zaken, waar zij nu verlangen in te zien. Heiligen, wat een bewondering, verwondering en vreugde zullen uw verrukte zielen vervullen bij het zien van de heerlijkheid die dan van uw verheerlijkte Hoofd in u zal schitteren! ‘Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem
geopenbaard worden in heerlijkheid’ (Kol. 3:4). Waar? Aan Zijn linkerhand met schrik, schaamte en verwarring? Neen! Maar wij zullen ‘met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid’ (Kol. 3:4). En ‘zo zullen wij altijd met de Heere zijn’ (1 Thess. 4:17). Terecht mag Paulus er wel aan toevoegen: ‘Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.’ Ziel, waar zoekt u troost? Pas op voor uw gevoelens. Zij komen vaak voort uit een verhitte fantasie en leiden tot het slechtste soort geestdrift. Ik heb mensen gekend die dingen najaagden die helemaal niet overeenkwamen met hun belijdenis. Zij spraken ijdel over het gevoel van de liefde van God. Als u troost vindt op een andere manier dan die overeenkomt met de heilige woorden en heiligende leer, die van Christus getuigen, zal ongetwijfeld uiteindelijk blijken dat u zich vreselijk bedriegt en ernstig teleurgesteld wordt. Zie dan het echte werk van het geloof en het bijzondere ambt van de Heilige Geest en hoe zij samenwerken in het troosten van zielen. De Heilige Geest is zowel Getuige als Trooster. Hij getuigt van Jezus in het Woord en Hij troost de ziel alleen door het geloof in het Woord. Dit is de reden waarom ik zo lang bij dit punt heb stilgestaan, waaróm wij Christus moeten aandoen, zoals Hij in het Woord geopenbaard is. Want ‘met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden’ (Hebr. 10:14). Dat betekent: aan het kruis is Christus (door Zichzelf één keer te offeren) geworden tot een volkomen en genoegzame offerande, tot een zoenoffer en voldoening voor de zonde. Aan dit offer hoeft niets aan toegevoegd te worden, en dat kan ook niet. Het werk waardoor wij in eeuwigheid volmaakt werden, is volkomen en voor eeuwig volbracht. Hij heeft de wet volkomen voor ons vervuld. Hij heeft in onze plaats volkomen aan het recht voldaan, onze zonden volkomen verzoend, volledige vrijspraak en volkomen verlossing van de vloek voor ons verworven, en ons volkomen gerechtvaardigd van alle verdoemenis. Zo zijn wij voor eeuwig volmaakt. Wij! Wie? Ja, allen die geheiligd zijn. Dat wil zeggen: afgezonderd en apart gezet voor de eeuwigheid door de keus van de Vader, om deel te hebben aan de volmaakte zaligheid van Zijn geliefde Zoon. Maar ook geheiligd en afgezonderd door de Heilige Geest in de tijd van alle verdorven opvattingen, van alle vertrouwen in eigen gerechtigheid, van onheilig leven en zondig handelen. Geheiligd en afgezonderd om de volmaakte liefde en de volmaakte zaligheid van de Zoon van God door een heilig geloof te genieten. Wat is het geloof eenvoudig in zijn aard! Het is niets meer of minder dan het geloof in de waarheid. Wat is het geloof heerlijk in zijn vruchten! Het brengt immers de volheid van de volkomenheid van het heerlijke werk van Christus en de zaligheid in de ziel. Zo wordt juist aan het doel van de verkiezing van God in ons voldaan. ‘Want God heeft ons van de beginne verkoren tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes en geloof der waarheid’ (2 Thess. 2:13). Zo krijgen wij volkomen vrede met God. En terwijl wij Christus aandoen als onze lieve Vriend, geliefde Bruidegom en dierbare Heiland, zullen wij ons verblijden bij de gedachte aan Zijn verschijnen als onze Rechter, om ons welkom te heten in het Koninkrijk dat voor ons bereid is. Hij heeft ons toebereid om daarvan te genieten. Wanneer ik op de Heere bouw, aan Zijn beloften mij vertrouw, verlies ik mijn gerechtigheid, ontvang ik Zijn rechtvaardigheid. Geen gril, begrip, of vaag idee, nee, veel meer brengt geloven mee:
het voedt en sterkt me als een rank in Hem aan wie ik ’t leven dank. Dit is de Koning van ons hart, een Vriend, Die trouw is, ook in smart, Zijn liefde is zoals Zijn macht: onmeetbaar groot en vol van pracht. Jezus, ons einde en begin, Uw Geest leidt ons de hemel in. Ik loof U voor al wat U deed, ‘k vertrouw op U in lief en leed.