DEEL I: ART.0 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN VOOR DE BOUWGEBIEDEN 0.1 Hoofd- en nevenbestemmingen Alle hoofdbestemmingen van de zones zijn voorgesteld op het plan. Nevenbestemmingen zijn alleen toegestaan wanneer de hoofdbestemming per perceel reeds aanwezig is of indien ze samen met de hoofdbestemmingen gerealiseerd worden. 0.2 Inplanting van de gebouwen 1. De verschillende bouwstroken, waar gebouwen kunnen ingeplant worden, zijn op het bestemmingsplan als één zone weergegeven. De specifieke voorschriften worden in het hoofdstuk bijzondere stedenbouwkundige voorschriften bepaald. 2. Constructies: de constructies moeten in harmonie zijn met het straatbeeld. Bij het aanbouwen aan een bestaand gebouw dient de aansluiting harmonisch te gebeuren. Dit betreft o.a. de dakhelling, de materialen, de afwerking van de scheidingsmuren, het gebouwenvolume, de verhoudingen… Bij het aanbouwen aan gebouwen met een ander gabarit dan voorzien in het RUP mag de nieuwe constructie afwijken van de zonevoorschriften om een harmonische overgang mogelijk te maken. De resterende delen van de blinde gevels moeten degelijk afgewerkt worden. 0.3 Terreinbezetting De terreinbezetting wordt uitgedrukt in het procent (%) of in m² oppervlakte van het perceel gelegen binnen de betreffende zone. 0.4 Bouwvolume 1. Het toegelaten bouwvolume is omschreven in de voorschriften. Het wordt aangegeven door een combinatie van dakvorm, maximum aantal bouwlagen, bouwdiepten en bouwhoogten. 2. De hoogte, diepte en dakvorm van hoofd- en bijgebouwen moet in harmonie zijn met de aanpalende gebouwen en/of omgeving. Desbetreffend kan niet gerefereerd worden naar bestaande gebouwdiepten en/of gebouwhoogten, die niet in overeenstemming of storend zijn met of voor de omgeving. 0.5 Bouwhoogte 1. De maximale bouwhoogte wordt bepaald voor de kroonlijsthoogte en de nokhoogte met uitzondering van de uitbouwen zoals voor technische ruimten en voor schouwkanalen. 2. Het College van Burgemeester en Schepenen kan de verplichting opleggen deze hoogte te wijzigen omwille van de harmonie met het straatbeeld, of omwille van het vrijwaren van waardevolle perspectieven… 3. De hoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot aan de bovenkant van de kroonlijst. Dit aanzetpeil kan maximum 0.35m hoger liggen dan de as van de voorliggende straat of het peil van het maaiveld indien dit hoger ligt dan de as van de weg ter hoogte van de voordeur. 4. Het aantal volle bouwlagen wordt gerekend tussen de inkomdorpel en de bovenkant van de kroonlijst. 0.6 Dakvorm - In alle zones zijn hellende en/of gebogen dakvormen toegelaten. Vlakke dakvormen worden slechts toegelaten volgens de bepalingen in deel II. - De dakhelling dient gerealiseerd met vlakken of bogen met een helling begrepen tussen de 20° en de 5 5° t.o.v. het horizontaal vlak en voor zover er gee n andere cijfers in de specifieke voorschriften aangegeven worden. - Dakkapellen: een dakkapel is een uitbouw op het dak met venster, afgewerkt met een punt- of trapgevel of een boogvorm. In zadeldaken zijn uitspringende dakkapellen met 2.00m hoogte, over een lengte < ½ van de bouwbreedte en op en op minimum 1.00m afstand van de zijgevel of gemene muur toegelaten.
0.7 Uitzicht en materialen - De gebouwen moeten worden opgetrokken in degelijke duurzame gevelmaterialen. Die esthetisch en harmonieus moeten passen in het straatbeeld. - Definitief zichtbaar blijvende, vrijstaande zijgevels van gebouwen moeten zoals de voorgevel van één der beide gebouwen worden behandeld voor wat de keuze der materialen en de afwerking betreft. 0.8 Afsluitingen 1. Materialen: De keuze van de afsluitingen van de percelen is vrij. In de tuinen of niet bebouwde zones zijn eveneens levende hagen of een combinatie van levende hagen en materialen toegelaten. Betonplaten zijn niet toegelaten, tenzij over een hoogte van 0.40m, gemeten vanaf het maaiveld en gecombineerd met palen / draad van maximum 1.50m hoogte. 2. Hoogte: Maximumhoogte van 1.80m voor levende hagen en struiken en voor een draadafsluiting /houten panelen is dit 1.80m. Indien specifieke eisen, ten aanzien van de zichtbaarheid in het openbaar domein, noodzakelijk zijn, kunnen beperkende verplichtingen opgelegd worden. 3. Opmerking: Omwille van de veiligheid wordt voor de hoekpercelen de maximale hoogte van de groenaanplant aan de rooilijn op 0.80m vastgelegd over een afstand van minimum 4.00m gemeten vanaf de hoek. 4. Bij halfopen en gesloten woningbouw mag de scheidingsmuur op de perceelsgrens in metselwerk met een maximum hoogte van 2.00m verlengd worden tot 4.00m achter de achtergevel. 0.9 Nuts- en gemeenschapsvoorzieningen Gebouwen /constructies specifiek voor gemeenschapsvoorzieningen of openbare nutsvoorzieningen kunnen in elke (bebouwings)zone worden toegelaten indien zij geen fundamentele afbreuk doen aan of hinderend zijn voor de omgeving. De constructies en/of bouwwerken dienen qua inplanting, voorkomen en gabariet in overeenstemming te zijn met deze van de desbetreffende zone. Binnen een zone van 5.00m aan weerszijde van de gracht is het oprichten van gebouwen, het stapelen van materialen en het wijzigen van het maaiveldniveau verboden. Het onderhoud van de gracht moet steeds mogelijk blijven. 0.11 Diversen Het volledig of gedeeltelijk bovengronds plaatsen van brandstoftanks is verboden. In de voor- en zijtuinstroken is de plaatsing van goederen, afval, wrakken, containers (tenzij tijdelijk) en dergelijke meer, verboden.
1. Bestemming:
2. Inrichting:
3. Inrichting van de tuinen:
ARTIKEL 1: ZONE VOOR OPEN BEBOUWING Artikel 1 – Zone voor open bebouwing 1.1 - Minimum 70% van de totale vloeroppervlakte dient voorzien te worden als woonfunctie. Het is Hoofdbestemming verboden de gebouwen in te richten zonder woonfunctie - De gronden zijn bestemd voor ééngezinswoningen en de daarbij horende tuinen. 1.2 - Dienstverlening, verzorging en lokale handel waarvan de activiteit ondergeschikt dient te zijn aan de Nevenbestemming woonbestemming. Inrichtingen die door hun schaal of aard van de activiteit de draagkracht van het woongebied overschrijden en/of de rust en de veiligheid van woonomgeving kunnen aantasten, zijn verboden. De bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer dan 30% bedragen van de totale bebouwde vloeroppervlakte. 1.3. Verboden - Bedrijven gericht op de productie en of het stapelen van goederen, op verkoop van brandstoffen, giftige en/of explosieve stoffen. - Verwerkende bedrijvigheden - Groot- en kleinschalige handelsbedrijven en supermarkten - Disco’s en dancings In deze zone zijn enkel open bebouwingen mogelijk 2.1 Terreinbezetting - maximum 250m² grondoppervlakte voor woningen met één bouwlaag en maximum 200m² grondoppervlakte voor woningen met twee bouwlagen. 2.2 Bouwlijnen - De plaatsing t.o.v. de rooilijn: - Minimum 5.00m en maximum 8.00m - Plaatsing t.o.v. de zijkavelgrens - De afstand van elke zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimum 3.00m. - Plaatsing ten opzichte van de achterkavelgrens - Minimum 10.00m - Toegelaten bouwdiepten - Woningen met één bouwlaag: maximum 18.00m - Woningen met twee bouwlagen: - maximum 15.00m op het gelijkvloers - maximum 12.00m op de verdieping 2.3 Toegelaten - Maximaal 2 bouwlagen, met een maximale kroonlijsthoogte van 6.00m boven het bouwhoogten referentiepeil en een maximale nokhoogte van 12.00m. - Op die plaatsen, waar geen verdieping wordt toegepast, is een maximale kroonlijsthoogte van 4.00m boven het referentiepeil en een maximale nokhoogte van 9.00 m bepaald. 2.4 Toegelaten dakvormen - Vrij. Het betreft de niet grafisch aangeduide zone waar verhardingen, bijgebouwen en constructies i.v.m. het wonen kunnen opgericht worden.
3.1 Toegelaten verhardingen De niet bebouwde perceelsdelen dienen ingericht als tuin. Maximaal 10% van deze ruimte mag worden verhard, ten behoeve van oprit, parkeerplaatsen, tuinpaden, terrassen en tuinaanhorigheden, geen gebouwen zijnde. 3.2 Toegelaten bijgebouwen Samen met het hoofdgebouw mag de oppervlakte voorzien in artikel 2.1 niet overschreden worden. - Plaatsing: Het bouwen op de perceelsgrens is enkel toegelaten vanaf de maximum bepaalde bouwdiepte van het hoofdgebouw en in zover de muur op de perceelsgrens wordt opgetrokken uit volle baksteen. Bij een nietbakstenen constructie wordt een zijdelingse afstand van minimum 2.00m tot de zijkavelgrens verplicht. Maximum oppervlakte is 15m². - Gabarit: Maximale hoogte van de kroonlijst op 2.50m boven het referentiepeil. Deze hoogte mag toenemen onder een hoek van maximaal 45° tot een ma ximale nokhoogte van 4.00m boven het referentiepeil. Bij vlakke daken is de kroonlijsthoogte maximum 3.00m - Dakvorm: De dakvorm is vrij te bepalen. - Materialen: Vrij, mits duurzaam en esthetisch verantwoord.
ARTIKEL 2: PROJECTZONES 1. Bestemming:
2. Inrichting:
Artikel 2 – Projectzones De zone is bestemd voor wonen en aan wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder die ‘aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen wordt verstaan: gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimtes, openbare verharde ruimten en recreatieve voorzieningen. De woonzones dienen opgevat te worden als multifunctionele ruimtes. Zone specifiek gericht naar geclusterde bebouwing (= complex van bebouwing die één architectonische eenheid vormen) en naar geschakelde bebouwing (= bebouwingswijze waarbij kleine groepen van gelijkvormige huizenblokken van elkaar worden afgescheiden door bouwvrije zijtuinstroken). De realisatie gebeurt volgens één of meerdere totaalprojecten, die al dan niet gefaseerd kunnen uitgevoerd worden. Bij de eerste vergunningsaanvraag dient een gedetailleerde samenhangende invulling/ontwikkeling van de invulling van de gehele of gedeeltelijke zone te worden verduidelijkt door de opmaak van een informatief document van de inrichting. Bij latere vergunningsaanvragen die afwijken van de inrichtingsstudie, dient een nieuwe studie voorgelegd te worden. Dit document is niet bindend en omvat minstens de volgende aspecten met betrekking tot de gehele betreffende zone: - Plan met de gehele ordening of gedeeltelijke ordening per fase van de zone; - Differentiatie in het bebouwingstype; - Parkeerruimtes (verplicht op eigen terrein) en verhardingen; - Groene ruimten; - Aanduiding collectieve ruimten, openbare ruimten, speelruimten. Deze ruimtes samen hebben een oppervlakte van minimum 5% van de niet bebouwde of verharde oppervlakte; - Oplossing voor wateropvang, waterbuffering. - Inplanting en bebouwing: ° Bouwdiepte op de gelijkvloers maximum 20m. ° Bouwdiepte op de verdieping maximum 15.00m; ° Aantal bouwlagen: maximum 2 bouwlagen voor eenge zinswoningen en maximum 3 bouwlagen en één bijkomende bouwlaag binnen het dakvolume voor meergezinswoningen; ° Kroonlijsthoogte: maximum 9.00m; ° Nokhoogte: maximum 15.00m; Een vergunningsaanvraag van de projectzone houdt rekening met een natuurlijke wateropvang en een kwalitatief openbaar domein. De beoordeling van de aanvraag gebeurt volgens volgende principes: - de groenaanleg, - morfologie van de bebouwing - de verkeersafwikkeling.
1. Bestemming: 2. Inrichting:
1. Bestemming:
1. Bestemming: 2. Inrichting en beheer:
ARTIKEL 3: OPENBARE GROENZONE Artikel 3 – Openbare groenzone Groenaanleg onder de vorm van graspartijen, laag- en hoogstammige streekeigen beplanting. Ook toegelaten: kleine constructies in functie van waterbeheersing en recreatie. Maximum 5% van de totale zoneoppervlakte mag verhard worden in functie van schuilhokjes, sportpleintjes of paden. Daarbij dient gebruik gemaakt te worden van kleinschalige, uitbreekbare en waterdoorlatende materialen.
ARTIKEL 4: OPENBAAR DOMEIN Artikel 4 – Openbaar domein 1.1 De hoofdfunctie blijft verkeer en ontsluiting binnen de leefbaarheid en de verblijfskwaliteit van de Hoofdbestemming bebouwde woonomgeving. De gronden op het bestemmingsplan aangewezen voor openbare wegen zijn bestemd voor wegen, parkings, pleinen en groenaanleg. 1.2 - Overheids- en nutsgebouwen met een maximale grondoppervlakte van telkens 20.00m². Nevenbestemming - Voorzieningen voor het normaal functioneren van het verkeer, straatmeubilair en groenvoorzieningen. De bijzondere voorzieningen, zoals o.a. signalisatie, verlichting, straatmeubilair en schuilhokjes mogen de voetgangers en het overige verkeer niet hinderen
ARTIKEL 5: RESERVATIESTROOK AQUAFIN Artikel 5 – Reservatiestrook Aquafin Deze in overdruk weergegeven strook is, ongeacht de zonering aangegeven in de grondkleur, tevens bestemd voor het inrichten van afwateringsstroken onder de vorm van open en overwelfde grachten. - Alle werken die kunnen resulteren in het verhinderen van de exploitatie van de grachten, het hinderen van het optimaal functioneren ervan of het verlagen van de veiligheid zijn verboden. - Binnen een zone van 5.00m aan weerszijden van de gracht is het oprichten van gebouwen, het planten van diepgewortelde bomen, het stapelen van materialen en het wijzigen van het maaiveldniveau verboden. - Waar op het grafisch plan de reservatiestrook is aangegeven, is het onderhoud, het beheer en de exploitatie van de grachten toegelaten.