Tender ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?’ Studiekeuzegesprekken bij grote groepen studenten bij RSM
Praktijkbeschrijving
Deel 1, 2, 3 OW 10.0838
Datum: 24 augustus 2009
1
Deel 1: Context beschrijving Doel: inzicht geven in de specifieke instellings- en opleidings context waarin de studiekeuzegesprekken worden gehouden.
Dit hoofdstuk van de praktijkbeschrijving wordt inzicht gegeven in de context waarbinnen de pilot Studiekeuzegesprekken bij grote groepen studenten bij RSM plaatsvindt. Het gaat hier om alle (nietbeïnvloedbare) contextvariabelen. Instelling
Erasmus Universiteit Rotterdam
Soort instelling
WO
Soort opleiding
[naam opleiding]
Bacheloropleiding Bedrijfskunde (Business Administration)
[voltijd, deeltijd, duaal]
Voltijd
[specifieke toelatingseisen]
VWO profiel E&M VWO profiel N&T VWO profiel N&G VWO profiel C&M inclusief Wiskunde A1,2 Einddiploma vierjarig erkende HBO opleiding Universitair Bachelordiploma Buitenlands diploma
Locatie Aanmeldingen
Rotterdam [aantal]
e
2007-2008: ongeveer 800 1 jaars (definitieve aanmelders) e
2008-2009: ongeveer 900 1 jaars (definitieve aanmelders) Algemene kenmerken van de studenten
[Binnenlandse / buitenlandse]
Nederlands 99% / Buitenlands 1%
[vooropleiding]
Bijna allemaal VWO
[geslacht]
M: 71%
binnen deze opleiding
V: 29% [leeftijd] Datum instroom Gemiddeld Propedeuserendement
Gemiddeld percentage uitvallers
Gemiddeld: 19 September e
[na een jaar]
(1 jaar afgerond) 23 tot 25%
[na twee jaar]
(1 jaar afgerond) ongeveer 50%
[voor Propedeuse] [na Propedeuse]
1 jaar (vroege stoppers + Neg. BSA) ongeveer 40% e Na 1 jaar 5 tot 8 %
e
e
Specifieke risicogroepen
Laag VWO wiskunde cijfer
Bijzonderheden
nvt
2
Deel 2: Redeneerketen Doel: inzicht geven in de vooronderstellingen met betrekking tot de manier waarop de gesprekken zullen leiden tot het gewenste resultaat.
De redeneerketen wordt in de volgende tabel uiteengezet. Het probleem De studie-uitval in jaar 1 van de bachelor Bedrijfskunde (Business Administration) is relatief groot. Het valt daarbij op dat er zowel een groot aantal studenten al vroeg stopt (voor 1 februari) maar ook is er een groot aantal studenten met een negatief studieadvies (NBSA) aan het eind van het eerste jaar. Verder vallen nog twee zaken op: Het evaluaties geven aan dat er een soort ‘communicerende vaten’ fenomeen is: wanneer er in een bepaald jaar relatief veel vroege stoppers zijn, zijn er relatief minder studenten met een NBSA en vice versa. Resultaten na de eerste tentamenronde in december leken de afgelopen jaren zeer voorspellend voor de resultaten na één jaar. Bovenstaande zaken suggereren dat er mogelijk een gemeenschappelijke oorzaak is voor vroege uitval en voor NBSA uitval. In ieder geval duidt het er op dat er in te veel gevallen een verkeerde studiekeuze wordt gemaakt Een achterliggend probleem is dat we menen dat we nog voldoende inzicht hebben in de belangrijkste factoren die daadwerkelijk van invloed zijn op studie-uitval/studiesucces.
Diagnose en referenties:
Waardoor wordt het veroorzaakt? Uit de zogenaamde ‘eerstejaars monitor’ en uit exit-onderzoek blijkt dat belangrijke redenen om (vrijwillig of gedwongen) te stoppen in het eerste studiejaar, zoals aangegeven door de studenten zelf, te maken heeft met (te lage) verwachtingen over studiesucces en (onvoldoende) motivatie. Er is een sterk vermoeden de achtergrond voor bovenstaande is dat de aard van de opleiding (‘breed’) voor een deel van de aanmelders de reden is om de studie te kiezen (‘weet niet goed wat te kiezen, dan maar een brede studie. Kan dan altijd nog alle kanten op’). Het vermoeden bestaat verder dat met name de groep late aanmelders veel dergelijke aanmelders bevat. RSM gaat niet uit van een capaciteitsprobleem bij studenten: een vooronderstelling en uitgangspunt is dat iedereen met een VWO diploma in principe in staat is om de opleiding te volgen en af te ronden. Wel constateren we dat studenten met een laag VWO wiskundecijfer opvallend slechtere resultaten halen dan de overigen. De voorspellende waarde van het VWOcijfer wiskunde voor de studieresultaten na één jaar is zeer groot. Wat weten we van het probleem? Uit eigen onderzoek weten we dat de hoogte van het VWO-cijfer voorspellend is voor uitval/studiesucces. Uit evaluatiegegevens van studenten krijgen we de indruk dat verwachtingen en motivatie een belangrijke rol spelen bij uitval/studiesucces. Uit literatuuronderzoek en gerelateerd onderzoek blijkt dat minimaal vier andere factoren ook een rol kunnen spelen voor studiesucces: demografische gegevens en verwachtingen van ouders, extra-curriculaire activiteiten tijdens vooropleiding, activiteiten die studenten naast hun studie willen doen, studievaardigheden tijdens VWO. Een combinatie van de 7 genoemde factoren veroorzaakt waarschijnlijk studieuitval. Voor een aantal van de factoren moet de voorspellende waarde verder onderzocht worden. Wat weten we van mogelijke interventies/oplossingen? Allereerst moeten we constateren dat we niet direct kunnen zorgen dat de 7 factoren voor iedereen op de meest optimale manier aanwezig zijn. We kunnen wel indirect invloed uitoefenen door aanmelders voor de studie te wijzen op of te confronteren met de rol van die factoren voor studiesucces.
Interventie:
Interventie 1: groepsgesprekken organiseren waarbij de aanmelders geconfronteerd worden met belangrijke karakteristieken van de opleiding en waarbij, aan de hand van die confrontatie,
3
informatie verstrekt wordt over de rol van de factoren: een teamopdracht, SWOT-analyses in temaverband, triviantspel met vragen over kenmerken van en succesfactoren voor de studie. Interventie 2: van elke aanmelder achterhalen hoe de stand van zaken is met betrekking tot de 7 factoren. Een belangrijk doel hiervan is om achteraf de factoren de relateren aan studieuitval/studiesucces om de voorspellende waarde van die factoren, afzonderlijk en in combinatie, vast te stellen.
Outcome:
Interventie 1: studenten kiezen gerichter wel of niet voor de opleiding waardoor er minder studie-uitval en minder vertraging in de carrière van de studenten plaatsvindt. Interventie 2: een groter inzicht in de (combinatie) van factoren die studie-uitval/studiesucces beïnvloeden. Van deze kennis kan in de toekomst gebruik worden gemaakt door a. aanmelders voor opleidingen, en b. vooropleidingen. Vooral wanneer aangegeven kan worden met welke middelen de factoren eventueel beïnvloed of geneutraliseerd kunnen worden.
Mechanismen:
Interventie 1: De vooronderstelling is dat naarmate we er beter in slagen om de aanmelders bewust te maken van a. de rol van de factoren, en b. inzicht in de eigen ‘score’ op die factoren, dat de aanmelders gerichter (niet) kiezen voor de opleiding of maatregelen treffen om één of meerdere factoren voor henzelf te optimaliseren. Interventie 2: Het vaststellen en onderbouwen van de (combinatie van) factoren die een rol bij studiesucces/uitval, , waarvan we de voorspellende waarde nog niet kennen maar wel vermoeden, geeft opleidingen, vooropleidingen en aanmelders een middel in handen om studiekeuzes te verbeteren door gebruik te maken van die kennis en/of door mogelijkheden te zoeken om de factoren te beïnvloeden of neutraliseren.
In de volgende schema’s zijn interventie 1 en interventie 2 in hun onderlinge relatie geschetst: Interventie1
4
Interventie 2
5
Deel 3: Operationalisering van het gekozen arrangement studiekeuzegesprekken Doel: beschrijven van de ontworpen aanpak voor het doen van studiekeuzegesprekken
Bij het opzetten van de studiekeuzegesprekken zijn de volgende keuzes gemaakt. Hieronder is het arrangement en de ontwerpparameters beschreven.
Studiekeuzegesprekken Met wie?
Soort student
Oriënterende studenten
Risicoprofielen
Gesprekken experimentele groepen
Maken risicoprofielen door middel van
Online vragenlijst (zie ook bijlage 2)
Initiatief voor gesprek
Op basis van uitnodiging
Wanneer?
Voor de poort 7 groepen in juni 7 groepen in augustus Juni en augustus
Hoe?
Waartoe?
Duur
Eén bijeenkomst op één dag
Los of gekoppeld
Los (géén gesprekken met proefstudeerders)
Vorm
Groepsgesprek
Doel
Leren kiezen Inzicht geven in benodigde competenties en moeilijkheidsgraad Zie ook Deel 2: Redeneerketen
Wat?
Door wie?
Voorafgegaan door?
Gevolgd door?
Inhoud
Subgroepen voeren opdracht uit waarbij belangrijke karakteristieken van de opleiding aan de orde komen gevolgd door toelichting/informatieoverdracht
Format
Structuur van het gesprek, gespreksprotocol
Gespreksvoerder
Ouderejaars studenten (achtervang: studieadviseur + programmacoördinator + beleidsmedewerker
Leeftijd
22 à 23 jaar
Koppeling met
Digitale (zelf-) assessment
Indien van toepassing: Doel assessment
1. 2.
Actie van
Keuze voor wel/niet uitnodiging groepsgesprek Bepalen voorspellende kracht 7 factoren voor studieuitval/studiesucces
Groepsgesprek voor experimentele groep Exit-enquête voor experimentele groep (korte termijn) (zie bijlage 3) Koppeling studieresultaten aan score op factoren (langere termijn)
In samenhang met?
Resultaten definitieve aanmelding, preadvies, bindend studieadvies
Wat kost dat?
Betaalbaarheid
Zie controlling document
Organisatie?
Werkproces
Zie controlling document
6
Bijlage 1: Onderzoeksmodel
Doel interventies Doorverwijzen
Informatie verstrekken
Onderzoeksmodel Gebaseerd op: ROA, 2005
Faalangst wegnemen Leren kiezen
Adviseren
Binden
Motiveren
Deficiënties inventariseren
Verantwoor‐ delijk maken
Bijscholen
Persoonlijkheids 2) / studenten kenmerken
BSA / SLB
Persoonlijke / vakmatige competenties
Beeld van zichzelf Motivatie Kwaliteit informatie
Beeld van opleiding/ beroep
Binding
Kwaliteit studiekeuze
Kwaliteit / studeerbaar‐ heid opleiding
Kenmerken opleiding 1)
Resultaatevaluatie
1) • Bekendheid van het beroep • Imago van het beroep 2) • Beeldvormingscapaciteiten • Discount rate • Locus of control • Zelfvertrouwen • Anxiety • Risico aversie • Cognitieve vaardigheden
Studieuitval
Bijdrage aan kwaliteit van de beslissing (oordeel student / studiestaker / niet inschrijver /gespreks‐ voerder)
Uitval 1e jaar / 2e jaar Behaalde EC’s Pre‐advies # uitschrijvers /omzwaaiers
7
Bijlage 2: SKG factoren en geoperationaliseerde items SKG vragenlijst
Alle studenten die zich vooraanmelden via Studielink krijgen een online vragenlijst aangeboden via een link die in de aanmeldingsprocedure van Studielink wordt opgenomen. In deze enquête worden factoren gemeten die een bewezen of vermoede relatie hebben met de studieresultaten van studenten tijdens een wetenschappelijke opleiding. Daarbij zijn de volgende zeven factoren geselecteerd die voor de start van een opleiding kunnen worden gemeten.
1. Eindcijfers VWO (wiskunde, Engels, Nederlands). Het VWO-eindexamencijfer voor wiskunde is voorspellend voor prestaties van studenten bij RSM (ongepubliceerde observatie). Ook uit literatuur blijken voorafgaande cijfers de beste voorspellers te zijn voor prestaties van studenten in een academische opleiding. Bij de aanmelding voor de opleiding zullen in veel gevallen de eindexamencijfers
nog
niet
bekend
zijn.
Voor
de
online
vragenlijst
worden
de
schoolonderzoekcijfers gevraagd of eventueel de 5 VWO-cijfers. (Items bij vraag 9)
2. Demografische gegevens en verwachtingen van ouders. Uit onderzoek blijkt dat het land van herkomst van de ouders van de studenten en de verwachtingen/ betrokkenheid van ouders bij hun opleiding een relatie heeft met studieresultaten van studenten (zie o.a. Tinto & Cullen, 1973; Spady, 1970). (Items 4, 5, 13a, 13b, 13c, 13e)
3. Extra-curriculaire activiteiten van studenten tijdens vooropleiding. Uit recent onderzoek blijkt dat studenten die tijdens hun vooropleiding met een redelijke omvang bijzondere activiteiten naast hun ‘studie’ hebben gedaan (zoals topsport, bestuurstaken) 2,5 maal minder kans hebben op uitval. (Items bij vraag 12)
4. “Institutional commitment” van studenten, motivatie, wens om de studie te doen. De motivatie van studenten om juist bij RSM aan de Erasmus Universiteit te gaan studeren kan bepalend zijn voor het wel/niet slagen in de opleiding. Dit geldt ook voor de drijfveer voor de studiekeuze. Zie voor onderzoek op dit terrein Tinto (1975), Bennett (2003), Spady (1970) en Allen (1999). (Items 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14f)
5. Verwachtingen / optimisme van studenten over toekomstige studieresultaten. Duidelijke verwachtingen en optimisme van studenten om succesvol te zijn in de opleiding hebben een positief effect op studieresultaten die ze behalen (zie Hoy et al., 2006). (Items 15, 16)
8
6. Activiteiten die studenten naast hun studie willen doen. Het type activiteiten dat studenten van plan zijn om naast hun studie te gaan doen kan een negatieve dan wel positieve invloed hebben. Een negatieve invloed kunnen hebben het lidmaatschap van een studentenvereniging of veel werken naast de studie (Jordan & Nettles, 1999), terwijl studiegerelateerde nevenactiviteiten een positieve invloed kunnen hebben (Urlings-Strop et al., 2008). (Items vraag 17a, 17b, 17c, 17d, 17e, 17f)
7. Studievaardigheden tijdens VWO. Als laatste factor wordt gevraagd naar de studievaardigheden van studenten tijdens het VWO. Vonden ze leren gemakkelijk, konden ze goed hoofd- en bijzaken onderscheiden en konden ze hun activiteiten goed plannen? Ook de behoefte van studenten aan structuur en begeleiding tijdens het VWO wordt gevraagd. (Item 10, 11a, 11b, 11c, 11d)
De vragenlijst vraagt ook naar een aantal achtergrondvariabelen. (Items 1, 2, 3, 6, 7, 8)
9
Online vragenlijst studiekeuzegesprekken RSM 2009 Over de vragenlijst Deze vragenlijst maakt deel uit van een landelijk experiment naar het effect van studiekeuzegesprekken voorafgaand aan de start van een opleiding. De opleiding Bedrijfskunde van RSM doet mee aan dit onderzoek. Ongeveer de helft van de aanmelders voor de studie Bedrijfskunde zal uitgenodigd worden voor een gesprek over de studie (aan het begin van de zomer of aan het eind van de zomer). In de gesprekken kunnen aankomende studenten nader kennismaken met de specifieke kenmerken van de studie en de eisen die gesteld worden. Om in de toekomst goede studieadviezen te kunnen geven en om het experiment goed te laten verlopen vragen wij u vriendelijk om deze vragenlijst volledig in te vullen.
Instructie voor het invullen De vragenlijst bestaat uit 17 onderdelen. Om de lijst volledig te kunnen invullen moet bij elke vraag een antwoord worden gegeven. Bij de meeste vragen moet één antwoord worden gegeven. Wanneer meerdere antwoorden mogelijk zijn is dit aangegeven.
Let op, voor de vragenlijst heb je je OCW-correspondentienummer nodig. Dit kan je in StudieLink vinden op de pagina met je persoonlijke gegevens.
1. Wat is je OCW studentnummer?
2. Wat is je geslacht? Vrouw Man
3. Wat is je geboortedatum? Dag Maand n menu om dag, maand en jaar te kiezen]
Jaar
[Pull dow
4. Waar ben jij geboren en waar zijn je ouders/verzorgers geboren? Ikzelf Vader/ verzorger Kies Land… Kies Land… [Pull down menu met lijst alle landen om land te kiezen]
Moeder / verzorgster Kies Land…
5. Wat is de postcode van je huidige woonadres?
10
6.
Wat is je laatst genoten opleiding? VWO HBO-opleiding, propedeuse behaald HBO-opleiding, einddiploma behaald Universitaire opleiding, propedeuse behaald Universitaire opleiding, einddiploma behaald Anders
7.
Wanneer heb je VWO-eindexamen gedaan/ga je eindexamen doen? In 2008 of eerder In 2009 Ik heb nooit eindexamen VWO gedaan (dit antwoord linkt automatisch door naar vraag 12)
8.
Welk VWO-profiel volg je / heb je gevolgd? Cultuur en Maatschappij Economie en Maatschappij Natuur en Gezondheid Natuur en Techniek Niet van toepassing
9. Welk gemiddeld cijfer heb je behaald voor je schoolexamen VWO en wat was je gemiddelde cijfer op het laatste rapport van 5 VWO? Geef het cijfer met 1 decimaal achter de komma (bijv. 7,6)
Vak Wiskunde A1,2 Wiskunde B1 Wiskunde B1,2 Economie 1 Economie Economie 1,2 Management en Organisatie Nederlands Engels Wiskunde
Schoolexamencijfer …,… …,… …,… …,… …,… …,… …,…
5 VWO cijfer …,… …,… …,… …,… …,…
Niet van toepassing
…,… …,…
10. Hoeveel uur besteed(de) je op het VWO gemiddeld per week aan school (inclusief lessen, leren voor proefwerken thuis, opdrachten)? …..
uren per week
11
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
11. De volgende vragen gaan over hoe je het leren op het VWO ervaart. Klik bij elk van de vragen één antwoord aan.
a. Het leren ging me gemakkelijk af op het VWO b. Het plannen ging me gemakkelijk op het VWO c. Ik kon goed hoofd- en bijzaken onderscheiden tijdens het leren op het VWO d. Ik heb op het VWO veel hulp / ondersteuning nodig gehad bij het leren
12. Heb je de afgelopen drie jaar naast je school/ studie bijzondere activiteiten uitgevoerd met een minimale omvang van 160 uur per jaar (gemiddeld 3 tot 4 uur per week)? Geef bij elk van onderstaande opties aan of dit wel of niet het geval is. Type activiteit Bestuurs- of commissiewerk Topsport Muziekopleiding aan het conservatorium Minimaal 2 extra vakken op het VWO Naast het VWO vakken op een hogeschool of universiteit gevolgd Eigen bedrijf geleid ……. Anders namelijk… …….
Ja
Nee
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
13a. Mijn ouders stimuleren mij om te gaan studeren 13b. Mijn ouders helpen mij bij het maken van een goede studiekeuze 13c. Mijn ouders vinden het vanzelfsprekend dat ik ga studeren 13d. Mijn ouders verwachten dat ik een universitaire studie met succes kan voltooien
Helemaal mee oneens
13. De volgende vragen gaan over de verwachtingen en betrokkenheid van je ouders bij je studiekeuze. Beantwoord de vragen door één antwoord aan te klikken.
12
Beetje wel/ beetje niet van invloed
Beetje van invloed Sterk van invloed
Niet van invloed
14a. Deze studie biedt mij goede kansen op de arbeidsmarkt 14b. Ik heb vrienden/familie/bekenden die dezelfde studie doen of hebben afgerond 14c. Bedrijfskunde is een breed georiënteerde opleiding 14d. De opleiding sluit goed aan bij mijn interesses 14e. Ik vind de inhoud van de opleiding interessant 14f. Ik kan veel geld verdienen als ik de opleiding heb afgerond
Helemaal niet van invloed
14. De volgende vragen gaan over motieven om te kiezen voor de studie Bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Geef bij elk motief aan in hoeverre het van invloed is op jouw keuze voor de studie Bedrijfskunde.
15. Hoeveel uur denk je per week aan je studie te gaan besteden (inclusief colleges, werkgroepen, zelfstudie)? …..
uren per week
16. Wat verwacht je van jouw studieprestaties in het eerste jaar? Ik haal minimaal de helft van de vakken in het eerste jaar Ik haal minimaal drie kwart van de vakken in het eerste jaar Ik haal alle vakken in het eerste jaar
17. De invulling van het eerste studiejaar is voor iedereen anders. De ene student richt zich bijvoorbeeld op het studeren, de andere richt zich op het nieuwe sociale leven, op het sporten of juist op het werken. Geef bij elk van onderstaande activiteiten aan hoeveel uur je er gemiddeld per week gedurende het eerste studiejaar aan denkt te gaan besteden.
Activiteit 17a. Sporten 17b. Meedoen aan activiteiten van een studentenvereniging 17c. Een baantje bij de opleiding 17d. Een baantje zonder raakvlak met mijn studie 17e. Actief zijn in medezeggenschapsorganen van de opleiding/faculteit/universiteit 17f. Uitgaan met medestudenten
Gemiddeld aantal uur per week gedurende eerste studiejaar …. uren per week
Ik heb er nog niet over nagedacht
…. uren per week
…. uren per week …. uren per week
…. uren per week
…. uren per week
Dit is het einde van de vragenlijst. RSM dankt u hartelijk voor uw medewerking. Een aantal van de invullers zal uitgenodigd worden voor een nader gesprek. De betreffenden zullen hierover een bericht ontvangen op hun thuisadres.
13
Bijlage 3: Exit-enquête voor deelnemers groepsgesprekken
Evaluatie formulier Kennismakingbijeenkomst/studiekeuzegesprekken Bacheloropleiding Bedrijfskunde Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit Rotterdam
Kruis het antwoord aan dat het meest met je mening overeenkomt.
Is de dag geweest zoals je dat verwachtte?
Vind je dat je op deze dag wat meer over studie bedrijfskunde te weten bent gekomen?
Helemaal wel
Een beetje
Neutraal
Niet helemaal
Helemaal niet
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Zijn de elementen van de studie bedrijfskunde, zoals je die vandaag bent tegengekomen, zoals je dacht dat ze zouden zijn?
O
O
O
O
O
Heb je een beter idee gekregen of de studie bedrijfskunde voor jou een goede keuze is?
O
O
O
O
O
Ben je tevreden over het verloop van de dag?
O
O
O
O
O
Opmerkingen:
14
15