Strand en zee
VO onderbouw
1
De zee – wat denk je zelf?
Quiz Doel: Eerste kennismaking met zee d.m.v. ludieke quiz. Deze kan vragen en discussies oproepen over de zee. Materialen: − Muziek (en evt. beeld) van ‘Vamos ala Playa’ van Righeira of van Miranda of ‘Aan de kust’ van Bløf. − Quizvragen in de vorm van een powerpoint. Groepsgrootte: Klassikaal
Inleiding (10 minuten)
Laat bij het begin van de les een lied horen over de zee: ‘Vamos ala Playa’ van Righeira of van Miranda of ‘Aan de kust’ van Bløf. Of een ander nummer wat met de zee te maken heeft. Maak een woordweb met in het midden het woord ‘zee’.
Kern (15 minuten)
De leerlingen maken kennis met verschillende aspecten van de zee. De quiz (zie achter deze les) kan een introductie zijn op een project over de zee, waarbij ook de andere lessen gebruikt kunnen worden. De vragen kunnen digitaal gepresenteerd worden. De leerlingen schrijven de antwoorden op een blaadje. De antwoorden worden gepresenteerd met foto’s, eventueel kunnen er nog passende filmpjes bij gezocht worden. Antwoorden van de quiz: 1. vrouw, heeft in het algemeen meer isolerend onderhuidsvet op de botten (en meestal ook een gunstiger oppervlakte/inhoud ratio). 2. gestippelde dieseltreinworm. 3. a, ervaren zeelieden worden ook zeeziek. Er is een bril tegen zeeziekte, die heeft een laagje vloeistof tussen twee laagjes glas. Dit werkt als een waterpas waardoor je dus steeds een stabiele lijn ziet, net alsof je steeds naar de horizon kijkt. 4. c, hij heeft relatief veel zout in het lichaam dat trekt zoet water aan waardoor hij opzwelt 5. a, 6. a, b en c 7. e 8. c, afhankelijk met of zonder filter. 9. b 10. b 11. 8000
1. De zee – Wat denk je zelf?
Duur: 35 minuten
1
Strand en zee
1 Afronding (10 minuten)
De zee – wat denk je zelf?
Spreek de quiz na. Laat de leerlingen in tweetallen een meerkeuzevraag bedenken over het strand en de zee. Dat kan gaan over dieren in zee, eigen ontdekkingen of ervaringen met de zee.
1. De zee – Wat denk je zelf?
VO
2
1. Stel je voor, je valt in de winter overboord. Het zeewater is 0°C en je
hebt alleen je zwemkleding aan. Volgens de reddingsbrigade heb je
dan ongeveer 2 minuten te leven.
Wanneer hou je het waarschijnlijk het langst uit? a) Als je een vrouw bent. b) Als je een man bent. c) Mannen en vrouwen houden het even lang uit.
2. Welk dier bestaat echt? a) Rondvormige appelkwal b) Geelgerande golfduiker c) Gestippelde dieseltreinworm
3. Wat is juist? a) Er is een bril uitgevonden die ervoor zorgt dat je niet zeeziek wordt. b) Zeeziekte is een soort angst voor water. c) Ervaren zeelieden worden nóóit zeeziek, ze zijn aan de zee gewend.
4. Wat gebeurt er als je een vis uit zee meeneemt, en thuis bij je
goudvis in de vissenkom gooit?
a) Hij wordt blind en gaat drijven. b) Niks, misschien dat de goudvis schrikt. c) Hij zwelt op en gaat dood.
5. De zee in het verleden, welk antwoord klopt wel? a) In de oorlog kookten mensen eieren in zeewater, omdat ze dan
geen extra zout nodig hadden. Zout was namelijk heel schaars en
duur. b) In de tijd van de Romeinen gooiden ze olie op de zee om golven
minder hoog te maken.
c) Het woordje ‘zeep-sop’ is afgeleid van zee-sop, het schuim dat je
wel eens op zee ziet.
d) Er bestonden vroeger grote zeedieren die schepen konden ver
woesten (ook wel zeemonsters genoemd), maar deze zijn door
klimaatverandering uitgestorven.
6. Wat is juist? Meerdere antwoorden! a) Haringen kunnen scheten laten van 8 seconden lang. b) Haringen laten scheten om met de belletjes vijanden in de war te maken. c) Haringen communiceren met elkaar door middel van scheten. d) Haringen laten vaak scheten als ze alleen zijn.
7. Wat is waar? a) Zeehonden zijn de grootste vijanden van zeekatten. b) Zeekomkommers en zeedruifjes zijn onderwaterplanten. c) Zeekoeien worden in Indonesië gehouden voor hun melk. d) Alleen B en C zijn waar. e) Bovenstaande antwoorden zijn allemaal niet waar.
8. Hoelang duurt het voordat een sigarettenpeuk in zee helemaal is afgebroken? a) 3 tot 4 weken b) 10 maanden c) 1 tot 3 jaar d) 10 jaar
9. Wat wordt bedoeld met ‘zeepokken’? a) Een ziekte die zeelieden vroeger kregen, omdat ze niet genoeg
verse groente aten.
b) Diertjes die familie zijn van de kreeft. c) Zo noem je de geluiden die belletjes onderwater maken als ze op de
oppervlakte knappen.
10. Hoe snel zwemmen zeehonden? a) 15 km/uur b) 30 km/uur c) 100 km/uur
11. Hoeveel verschillende soorten dieren en planten
zijn er ongeveer in de hele Noordzee?
a) 500 b) 1500 c) 5000 d) 8000
Dieseltreinworm
haring
zeehond
zeekat
zeedruif
zeekomkommer
Zeepokken
Algen
Driedoornige stekelbaars
Wijting
Strandvlo
Bultrug walvis