FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
De wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling: meer- of minderwaarde voor de strafprocedure? Een operationele en kwalitatieve analyse. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00702250) Vanderhaegen Maxime Academiejaar 2012-2013
Promotor : Prof. Dr. Traest Philip
Commissarissen : Gombeer Tessa Van Puyenbroeck Laurens
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
Ondertekende, VANDERHAEGEN Maxime (studentennummer 00702250) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 19 augustus 2013
Handtekening:
Trefwoorden -Wet van 22 juni 2005 -Wet 10 februari 1994 -Herstelbemiddeling -Bemiddeling in strafzaken -Slachtoffer-daderbemiddeling
i
Voorwoord Graag zou ik iedereen willen bedanken die me heeft geholpen bij het tot stand brengen van mijn Masterproef. Vooreerst mijn oprechte dank aan mijn promotor, Prof. Dr. Philip Traest, die me heeft bijgestaan om mijn Masterproef in goede banen te leiden. Hij heeft me op de goede weg geholpen om mijn Masterproef tot een goed einde te brengen. Alsook met vragen kon ik steeds bij hem terecht. Daarnaast wil ik ook alle mensen bedanken die hebben meegeholpen aan het kwalitatieve onderzoek. Ook wil ik hen bedanken voor de tijd die ze voor mij hebben vrijgemaakt zodat ik me een duidelijk beeld kon schetsen over de herstelbemiddeling en de bemiddeling in strafzaken. Vervolgens zou ik Ingrid Vanderhaegen, Hilde Sterckx, Annelien Heireman en Koen D'Haenens die de Masterproef hebben nagelezen op mogelijke fouten, willen bedanken. Ook mijn ouders, Teun Van Overstraeten en Nienke Heireman verdienen een woord van dank voor alle steun en hulp die ze mij hebben gegeven tijdens het schrijven van deze Masterproef. Ten slotte nog een speciaal woord van dank aan Kris De Smet. Een goede vriend die een heldhaftige strijd heeft gevoerd. Bedankt om me te leren relativeren, te leren doorzetten wanneer ik het moeilijk heb en in alles het positieve te zien. Jij liet me inzien dat ik dankbaar moet zijn dat ik deze kans heb gekregen en dat ik ze met beide handen moet grijpen. Je wordt ontzettend gemist.
ii
Inhoudsopgave Trefwoorden ................................................................................................................................ i Voorwoord ................................................................................................................................. ii Inleiding ..................................................................................................................................... 5 Deel 1: Bemiddeling in de strafprocedure .................................................................................. 8 1.
Geschiedenis .................................................................................................................... 8
2.
Begripsomschrijving ..................................................................................................... 13 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6.
3.
Wat is bemiddeling? .............................................................................................. 13 Herstelbemiddeling ................................................................................................ 14 Bemiddeling in strafzaken ..................................................................................... 16 Begripsverwarring.................................................................................................. 17 Relatie tussen herstelbemiddeling en herstelrecht ................................................. 18 Achterliggende principes ....................................................................................... 19
De procedure ................................................................................................................. 22 3.1. 3.2.
De verschillende fasen van herstelbemiddeling ..................................................... 23 De verschillende fasen van bemiddeling in strafzaken .......................................... 26
4.
Wetgeving ..................................................................................................................... 29
5.
Praktijk van de bemiddeling .......................................................................................... 33
6.
Verschillende inzichten ................................................................................................. 35 6.1. 6.2.
Maatschappelijk perspectief ................................................................................... 35 Theoretische perspectieven .................................................................................... 36
Deel 2: Een onderzoeksanalyse ................................................................................................ 40 1.
Probleemstelling ............................................................................................................ 40 1.1. 1.2.
2.
Probleemstelling .................................................................................................... 40 Onderzoeksvragen .................................................................................................. 41
Onderzoeksdesign ......................................................................................................... 43 2.1. 2.2. 2.3.
Afbakening van de populatie ................................................................................. 43 Beperkingen van de resultaten ............................................................................... 43 Onderzoeksstrategieën en onderzoekstechniek ...................................................... 44
iii
3.
Methodologie ................................................................................................................ 46 3.1. 3.2. 3.3.
4.
Onderzoeksresultaten .................................................................................................... 49 4.1. 4.2.
5.
Steekproef .............................................................................................................. 46 Gegevensverzameling ............................................................................................ 46 Gegevensanalyse .................................................................................................... 47
Kwantitatief luik .................................................................................................... 49 Kwalitatief luik ...................................................................................................... 52
Bevindingen .................................................................................................................. 62 5.1. 5.2. 5.3.
Bevindingen uit de interviews................................................................................ 62 Slachtoffers en daders over bemiddeling ............................................................... 63 Mensen uit de sector over bemiddeling ................................................................. 66
Conclusie .................................................................................................................................. 69 Bibliografie............................................................................................................................... 72 Wetgeving ............................................................................................................................. 72 Wetenschappelijke literatuur................................................................................................. 72 Wetenschappelijke artikelen ................................................................................................. 75 Elektronische bronnen .......................................................................................................... 76 Grijze literatuur ..................................................................................................................... 77 Bijlage ......................................................................................................................................... i 1.
Wet van 22 juni 2005 ...................................................................................................... ii
2.
Schematische weergave van de procedures van bemiddeling ......................................... v Figuur 1. Strafprocedure van de bemiddeling in strafzaken (art. 216ter Sv.) ..................... v Figuur 2. Procedure van de herstelbemiddeling (voor de wet van 22 juni 2005) ................ v
3.
Interviewvragen bemiddelaars ....................................................................................... vi
4.
Interviewvragen justitieassistenten .............................................................................. viii
iv
Inleiding "Marie-Claire is slachtoffer van een handtassendiefstal. Ze vindt dat de dader gestraft moet worden, maar zit met heel wat vragen en wil hem die rechtstreeks stellen. Jan zat aan de drugs en heeft een winkel overvallen. Hij maakt zich zorgen over de man die hij toen in elkaar geslagen heeft en vraagt zich af hoe het met hem gaat. Bart heeft de GSM van Els gestolen en betaalt die via een bemiddeling terug. Tom is door de ex-vriend van Lindsay in een ruzie van de trap geduwd. Hij was vier maanden werkonbekwaam en zal een blijvend rugletsel hebben. In de bemiddeling worden excuses overgebracht en een voorschot betaald op de schadevergoeding."1 Dit zijn enkele voorbeelden van bemiddeling. In de voorbeelden is duidelijk merkbaar dat zowel slachtoffers als daders met diverse vragen zitten. Als slachtoffer kan je je afvragen waarom juist jij werd uitgekozen. Of de dader spijt heeft van wat hij gedaan heeft en of je schade vergoed wordt? Daders kunnen zich afvragen of ze het nog goed kunnen maken met hun slachtoffer en wat zal er met hen nu gebeuren? De bemiddeling heeft via de praktijk al bewezen dat ze verdienstelijk is. Daarom heeft de regering een wet ontworpen inzake de bemiddeling in het kader van de strafrechtelijke procedure in ruime zin.2 Sinds de jaren negentig komt de methode van bemiddeling steeds vaker in beeld in België. Sedert een twintigtal jaren zijn er op verschillende niveaus van de strafrechtelijke procedure initiatieven ontstaan inzake slachtoffer-daderbemiddeling en dit op het niveau van het parket, tijdens het behandelen van de zaak voor de rechtbank en op het niveau van de strafuitvoering. Ook door de nasleep van de onvrede met justitie eind jaren tachtig en omwille van de gerechtelijke achterstand wou men de parketten ontlasten. Voor de strafbemiddeling werd zeer snel een wettelijke basis gecreëerd. Dit heeft geleid tot de Wet van 10 februari 1994. De procureur des Konings werd de mogelijkheid gegeven om in bepaalde strafzaken een
1
SUGGNOME FORMUM VOOR HERSTELRECHT EN BEMIDDELING, (x) 'Bemiddeling' [WWW]. http://www.suggnome.be/bemiddeling.php [14/12/2012] 2 EYCKMANS, D., 'Stand van zaken uitvoeringsbesluiten bij de wet van 2 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van Strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 4, 20.
5
bemiddeling voor te stellen.3 Een elftal jaar later kwam de Wet van 22 juni 2005 die een gestructureerd wettelijk kader biedt voor personen die betrokken zijn in een strafrechtelijke procedure zodat deze op vrijwillige basis een beroep kunnen doen op de bemiddeling. 4 Deze wet regelt de verwettelijking van de herstelbemiddelingspraktijk. Hierdoor krijgt de bemiddeling een vaste plaats in de strafrechtelijke procedure.5 Hiernaast toonde men op internationaal vlak steeds meer interesse voor alternatieve geschilbeslechtende en -oplossende technieken. Ook de Belgische wetgever was geïnteresseerd en dit uitte zich in de nieuwe bemiddelingswet in 21 februari 2005 omtrent burgerlijke zaken.6 Centraal in deze masterproef stelt zich de vraag of de bemiddeling conform de Wet van 22 juni 20057 een meer- of minderwaarde biedt voor de strafprocedure. Voor het empirisch onderzoek beperk ik me tot een onderzoek van de bemiddeling met als populatie de meerderjarigen. In de wet van 15 mei 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming, kreeg de bemiddeling tussen slachtoffer en daders een prominente plaats in het vernieuwde jeugdrecht, dit geheel even terzijde.8 Het doel in deze studie is tweezijdig. Enerzijds wordt er op een beschrijvende wijze een analyse gemaakt over de beide wetten om na te gaan hoe deze zich tot elkaar verhouden. Anderzijds wordt er een kwalitatieve analyse uitgevoerd. Deze beoogt na te gaan of de bemiddeling een meer- of minderwaarde levert voor de strafprocedure. Specifiek wordt er op zoek gegaan naar het totaal aantal bemiddelingen en het aantal geslaagde bemiddelingen sinds de inwerkingtreding van de wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling en het aantal procedures die eindigen in een geslaagd akkoord. Om hieruit een conclusie te kunnen formuleren, zijnde of de werklast is verminderd sinds de
3
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 22-23.; AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, p.214. 4 EYCKMANS, D., 'Stand van zaken uitvoeringsbesluiten bij de wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van Strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 4, 20-21. 5 Suggnomè vzw,' Stand van zaken met betrekking tot het wetsontwerp tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering en in het Wetboek van strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 2, 34-35. 6 DE MEYER, F., Bemiddeling in familiezaken, burgerlijke en handelszaken en sociale zaken, Gent, Roularta Books, 2007, p.267. 7 De wet van 22 juni 2005 wordt hierna regelmatig weergegeven als de nieuwe bemiddelingswet. 8 VAN GARSSE, L., 'Implementatie van de herstelbemiddeling: veranderingsmanagement in samenspraak', Panopticon, 2008, nummer 5, 14-15.
6
implementatie van de bemiddeling in het Wetboek van Strafvordering en nagaan of deze wet een meer- of minderwaarde blijkt voor de strafprocedure. Wat is bemiddeling? Door een grondige literatuurstudie wens ik hier een zo volledig mogelijk antwoord op te krijgen. In de masterproef wordt een vergelijkende studie gedaan tussen de bemiddeling in strafzaken en de nieuwe bemiddelingswet van 22 juni 2005. Hoe staan andere belangrijke actoren (bemiddelaars, Procureur des Konings, slachtoffer, daders, beide partijen) hier tegenover? Aan de hand van interviews met verscheidene actoren die in contact zijn gekomen met bemiddeling en de toepassing van deze wetten, wordt er geantwoord op zowel de beschrijvende als op de evaluerende onderzoeksvragen. Dit onderzoek beoogt zowel theoretisch als beleidsmatig relevant te zijn. In België bestaan verschillende vormen van bemiddeling. Dit kan heel verwarrend overkomen. Je hebt bijvoorbeeld bemiddeling voor meerderjarigen en minderjarigen, slachtoffer-dader bemiddeling. Op het niveau van politie bevindt zich de politiële schadebemiddeling en op niveau van de strafuitvoering bevindt zich de herstelbemiddeling.9 De twee vormen die in deze masterproef verder zullen uitgediept worden zijn, de bemiddeling in strafzaken en de bemiddeling conform de Wet van 22 juni 2005. Zoals hierboven al kort is aangehaald, wordt deze masterproef beperkt tot de wetten die betrekking hebben op strafzaken en niet op de burgerlijke zaken zoals deze beschreven staan in de wet van 21 februari 2005 in het Gerechtelijk Wetboek. De Masterproef is opgedeeld zijn in twee delen, enerzijds een literatuurstudie en anderzijds een onderzoeksanalyse. In het eerste deel wordt een overzicht gegeven van relevante begrippen en definities die belangrijk zijn om het empirisch onderzoek te kunnen plaatsen. Alsook wordt de geschiedenis en de wetgeving vermeld. Vervolgens wordt de procedure beschreven van beide wetten. In het tweede deel van de Masterproef zal worden nagegaan of de wet rond de herstelbemiddeling al dan niet effectief is voor de strafprocedure.
9
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 32.
7
Deel 1: Bemiddeling in de strafprocedure
In dit deel wordt eerst de historiek van bemiddeling besproken. Daarna wordt er toegelicht wat bemiddeling juist is. Al de verschillende termen komen hier aan bod alsook de achterliggende principes. Nadien wordt de procedure van zowel de herstelbemiddeling als de bemiddeling in strafzaken weergegeven. Vervolgens komt de wetgeving aan bod Tot slot worden de praktijk en de verschillende perspectieven van bemiddeling weergeven.
1. Geschiedenis Conflicten zijn er altijd al geweest. Enige vorm van bemiddeling als methode van conflicthantering komt voor in elke periode van de geschiedenis. In tijden van oorlog stond de kerk vroeger symbool als een neutrale plaats. In de geschiedenis zijn er verscheidene herkenbare vormen ontstaan van bemiddeling, zoals ombudsdiensten, sociale bemiddeling tussen arbeiders, vakbonden en werkgevers, scheidings- en relatiebemiddeling, enzovoort.10 Het concept bemiddeling heeft zich snel verspreid over de wereld als manier van conflictoplossing en vond zijn weg als alternatief of toevoeging voor het traditionele strafrecht.11 De praktijk in Vlaanderen omtrent slachtoffer-dader bemiddeling en herstelrecht is langzaam gegroeid. Met de Wet op de bemiddeling van 22 juni 2005 werd deze bekrachtigd. De praktijk lijkt nog relatief bescheiden, maar de figuur van slachtoffer-dader bemiddeling heeft definitief bestaansrecht verworven door de wettelijke basis. Hierdoor kan de maatschappelijke verankering van de bemiddelingspraktijk alleen maar toenemen.12 Aan deze wet is echter een hele evolutie vooraf gegaan.
10 11
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 21-22. VAN SCHIJNDEL, R.A.M., Confidentially and victim-offender mediation, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu, p.
9. 12
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 22.
8
Zoals reeds aangehaald is bemiddeling niets nieuws. Het is iets van alle tijden en komt vrijwel overal voor.13 In de vorige eeuw werd er heel wat ongenoegen geuit over het strafrecht. Met de opkomst van verscheidene wetenschappen zoals sociologie, psychologie en criminologie ging men zich afvragen wat nu een gepaste, maatschappelijk reactie zou kunnen zijn op criminaliteit.14 In de tweede helft van de 20ste eeuw was er het besef dat het strafrecht steeds verder verwijderd raakte van de burgers. Mensen klaagden over logge procedures, de onbegrijpelijke taal die rechters en advocaten spraken en het trage gerechtelijke apparaat.15 Tevens werd de tweede helft van de 20ste eeuw gekenmerkt door de opkomst van het feminisme. Deze emancipatorische beweging fulmineerde tegen misdrijven waarvan vrouwen en kinderen slachtoffer werden. Intrafamiliaal geweld, seksueel misbruik binnen het gezin en verkrachting: het heeft lang geduurd vooraleer men deze vormen van criminaliteit ernstig ging nemen.16 Vroeger werd binnen de criminologie vooral de 'dader' bestudeerd.17 Tot in de jaren zeventig was er geen of nauwelijks aandacht voor het slachtoffer in de juridische procedure. De aandacht ging bij delicten overwegend uit naar de motieven, achtergronden en toerekeningsvatbaarheid van de dader. Door de veroordeling van de dader kon het slachtoffer kon slechts een emotionele genoegdoening verkrijgen.18 Pas in de tweede helft van de jaren tachtig kreeg men in de academische wereld aandacht voor het slachtofferschap. 19 In de afgelopen decennia heeft er zich een slachtofferperspectief ontwikkeld die de rechten, de
13
PAUWELS, L., Cursus Etiologische Criminologie: Van klassieke naar hedendaagse causale benaderingen van criminaliteit, 302. 14 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 22. 15 Ibid, 22. 16 Ibid, 22-23. 17 PAUWELS, L., Cursus Etiologische Criminologie: Van klassieke naar hedendaagse causale benaderingen van criminaliteit, 302. 18 FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 15. 19 PAUWELS, L., Cursus Etiologische Criminologie: Van klassieke naar hedendaagse causale benaderingen van criminaliteit, p.302.
9
belangen en de specifieke positie van slachtoffers van misdrijven erkent in juridische procedures. Het besef groeide dat juridische vergelding alleen onvoldoende was.20 Bij herstelbemiddeling is ook de morele dimensie van belang: het kunnen omgaan met morele verontwaardiging en verbijstering, woede en schaamte.21 Zoals eerder aangehaald in deze masterproef zitten slachtoffers vaak met de vraag: "Waarom moest mij dit overkomen?, Waarom heeft de dader dat gedaan?, Beseft de dader wat hij heeft gedaan? Heeft hij spijt en schuldbesef?". Antwoorden op dergelijke vragen zijn belangrijk voor de emotionele verwerking van het leed dat is aangedaan zodat het slachtoffer kan begrijpen en plaatsen wat er is gebeurd. Deze vragen zijn vragen voor de dader, in een juridische procedure is hier echter geen ruimte voor. Door de opkomst van de 'Restorative Justice' in de vroege jaren '70 of het herstelrecht internationaal, werd de slachtofferbeweging verbreed. Deze beweging maakte vooral zijn opgang in de Angelsaksische wereld, in landen als Canada, Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten.22 In alle West-Europese landen bestaan ondertussen al verschillende vormen van bemiddeling. Ook op Europees niveau heeft men aandacht voor dit fenomeen. In de aanbeveling R (99) 19 van de Raad van Europa wordt vermeld dat iedere lidstaat moet voorzien in één of andere vorm van slachtoffer-dader bemiddeling.23 In de visie van het herstelrecht wordt een misdrijf primair gezien als een inbreuk op persoenen en relaties in de gemeenschap waarbij men dan het herstel van de schade nastreeft die door het misdrijf is ontstaan. In een maximalistische visie van het herstelrecht zijn in alle stadia van het rechtssysteem mogelijkheden voorzien tot vrijwillig overleg tussen daders en slachtoffers in een bemiddelingsproces.24
20
FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 15-16. 21 Ibid, 15-16. 22 MCCOLD, P., 'The recent history of restorative justice: mediation, circles, and conferencing' in Handbook of Restorative Justice, SULLIVAN, D. en TIFFT, L. (eds.), London/New york, Routledge, 2006, p. 23; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 23. 23 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 23. 24 RAES, A., 'Een communicatieve en participatieve justitie: wat is de rol van justitie bij een bemiddeling in strafrechtelijke context?', Suggnomè vzw, 2008, nummer 2, p. 5.
10
In Leuven startte in de jaren negentig een wetenschappelijk onderzoek om na te gaan of het mogelijk was om te bemiddelen tussen daders van vrij zware criminaliteit en hun slachtoffers, én of het resultaat hiervan in rekening kon worden gebracht bij verdere strafrechtelijke afhandeling. Het onderzoek werd positief geëvalueerd waardoor dit in 1996 leidde tot de oprichting van de Bemiddelingsdienst Arrondissement Leuven of afgekort BAL. 25 Later is het van een arrondissementeel naar een nationaal project gegroeid. Hieruit werd dan het Vlaamse Forum voor Herstelrecht en Bemiddeling opgericht in 1998, beter bekend als vzw Suggnomè. Deze vereniging implementeerde, ook voor wat Vlaanderen betreft, de bemiddelingspraktijk in andere gerechtelijke arrondissementen en zorgde voor de uitbouw hiervan.26 Naast Leuven werd er in 1999 een analoog aanbod van herstelbemiddeling voorzien in de arrondissementen Brugge, Dendermonde en Kortrijk. In 2000 en 2001 kwamen respectievelijk Oudenaarde en Tongeren aan bod. In 2002 volgden de arrondissementen Antwerpen en Mechelen. Uiteindelijk werd in 2004 herstelbemiddeling ingevoerd in Gent en in 2005 volgden Turnhout en Brussel.27 Bemiddeling in het kader van strafrecht is ook geen nieuw gegeven. Ruim twintig jaar geleden werd in België al het idee van herstelgericht denken en de methodiek van bemiddeling op verschillende niveaus van de strafrechtsbedeling ingevoerd. Sinds de jaren negentig kwam de methode van bemiddeling steeds vaker in beeld in België. Deze werd geïntroduceerd op de verschillende niveaus van de strafrechtsbedeling. Ook door de nasleep van de onvrede met justitie eind jaren tachtig en omwille van de gerechtelijke achterstand wilde men de parketten ontlasten. Dit leidde tot de wet van 10 februari 1994. De procureur des Konings werd de mogelijkheid gegeven om in bepaalde strafzaken een bemiddeling voor te stellen.28 Later werd door de wet van 22 juni 2005 het Wetboek van
25
VAN GARSSE, L., 'Implementatie van de herstelbemiddeling: veranderingsmanagement in samenspraak', Panopticon, 2008, nummer 5, 16. 26 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 25-26; VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 116-117. 27 Ibid, 116-118. 28 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 22-23.
11
Strafvordering gewijzigd inzake de bemiddeling.29 Doordat men op internationaal vlak steeds meer interesse toonde voor alternatieve geschilbeslechtende en -oplossende technieken werd ook de Belgische wetgever geïnteresseerd en dit uitte zich in de totstandkoming van de nieuwe bemiddelingswet van 21 februari 2005.30 Bemiddeling in strafzaken werd in het leven geroepen door de overheid om reden dat men de parketten wilde ontlasten en zo sneller kon inspelen op zaken van relatief kleine criminaliteit. Bijgevolg werd door de onvrede met justitie en met de gerechtelijke achterstand waarmee de rechtbanken eind jaren tachtig en begin jaren negentig kampten, in 1994 een nieuw artikel toegevoegd aan het wetboek van strafvordering. Door artikel 216ter werd bemiddeling in strafzaken mogelijk.31 Er werden verschillende pogingen ondernomen om het justitiesysteem te humaniseren, en zo de kloof tussen de bevolking en het rechtssysteem te verkleinen. Men experimenteerde om een manier te vinden om daders de schade te laten herstellen die ze hadden berokkend bij hun slachtoffers. Deze experimenten wekten in eerste instantie twijfels op bij Justitie. Maar gelukkig waren er enkele rechters die deze optie wel positief benaderden en zo de bemiddeling in het strafrechtsysteem toelieten.32
29
Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, B.S. 27/07/2005, 33323- 33325. 30 DE MEYER, F., Bemiddeling in familiezaken, burgerlijke en handelszaken en sociale zaken, Gent, Roularta Books, 2007, p.267. 31 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 35. 32 UMBREIT, M. S., COATES, R. B., en VOS, B., 'Victim offender mediation: evolving evidence-based practice' in Handbook of Restorative Justice, SULLIVAN, D. en TIFFT, L. (eds.), London/New york, Routledge, 2006, p. 52.
12
2. Begripsomschrijving 2.1. Wat is bemiddeling? Er zijn verscheidene definities als het gaat om de term bemiddeling. Ze omvatten uiteindelijk allemaal hetzelfde: een methodiek waarbij een slachtoffer en een dader met de hulp van een neutrale persoon (bemiddelaar) een gesprek voeren over het misdrijf. Deze communicatie kan zowel rechtstreeks als onrechtstreeks gebeuren. De beide partijen nemen de zaak in eigen handen.33 Uit verschillende bronnen uit de literatuur blijkt dat men het eens is over de noodzakelijke inhoudelijke elementen van een dergelijke definitie.34 Conflicten of geschillen zijn een zeer normaal gegeven in een menselijk leven en onze samenleving. Zolang die beheersbaar blijven of worden opgelost, belemmeren ze het sociaal verkeer niet. Wanneer conflicten escaleren, kunnen beide partijen in een spiraal terecht komen van brutaal en zinloos geweld. Bemiddeling is een manier om conflicten te hanteren waarbij een derde neutrale persoon, de bemiddelaar, samen met de partijen op zoek gaat naar een oplossing voor het geschil.35 Mensen gaan in een samenleving met elkaar om op een enigszins ordelijke en vreedzame manier. Iedere samenleving heeft eigen waarden en normen. Doordat dit niet altijd voor iedereen evident is, zijn er door de maatschappij gevolgen verbonden aan normoverschrijdend gedrag.36 Bemiddeling is een vorm van alternatieve geschilbeslechting die zijn weg heeft gevonden naast de traditionele gerechtelijke geschilafdoening. Alternatieve geschilbeslechting is een onderdeel van het justitiebeleid dat moet gevorderd worden. De doelstellingen die hier aan de grondslag liggen, zijn de dejudisering van geschillen en dat op een kwalitatief en effectieve
33
Suggnomé VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 26-27. AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, 231-233. 35 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 21. 36 FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, p. 7. 34
13
wijze afdoen van geschillen, een meer pluriforme toegang tot recht en het verminderen van de druk op de rechtspraak.37 "Mediation
is
een vorm van bemiddeling
in
conflicten, waarbij
een neutrale
bemiddelingsdeskundige, de mediator, de onderhandelingen tussen partijen begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen."38 Ook het Engelstalig begrip 'Restorative Justice' heeft een gelijkaardige definitie. De auteur Paul McCold omschrijft dit begrip als een proces waarbij beide partijen samenkomen na een strafbaar feit. Beiden partijen zoeken naar een oplossing om te kunnen omgaan met de gevolgen van het misdrijf. Slachtoffer(s) en dader(s) komen met elkaar in contact door faceto-face gesprekken en komen samen tot een resultaat.39 Bemiddeling heeft als voordeel dat er een dialoog wordt opgestart tussen dader en slachtoffer. Het biedt het slachtoffer de mogelijkheid om heel het gebeuren een plaats te geven. Heel dit gebeuren valt onder het toeziende oog van een bemiddelaar die in het geval van de herstelbemiddeling een losstaande dienst is. De essentie van alle verschillende definities is hetzelfde. 2.2. Herstelbemiddeling Door de auteurs Frijns en Mooren wordt herstelbemiddeling als volgt omschreven: "Herstelbemiddeling is een vorm van bemiddeling waarbij de partijen bestaan uit het slachtoffer en de dader van een delict. Het doel van de bemiddeling is het verwerken van leed aan de kant van het slachtoffer en het verwerken van schuld aan de kant van de dader". Hier is het uitgangspunt dat de partijen deelnemen op basis van vrijwilligheid.40
37
COMBRINK-KUITERS, L., NIEMEIJER, E., TER VOERT, M., Ruimte voor Mediation: Evaluatie van projecten bij de rechterlijke macht en gefinancierde rechtsbijstand, Meppel, Boom Juridische uitgevers, 2003, p. 222. 38 BRENNINKMEIJER, A.F.M, 'Mediation' in Handboek mediation, BONENKAMP, H.J., BRENNINKMEIJER, A.F.M. en VAN BRUGGEN, J, (eds.)Den Haag, Sdu Uitgevers, 2003, p. 1. 39 MCCOLD, P., 'The recent history of restorative justice: mediation, circles, and conferencing' in Handbook of Restorative Justice, SULLIVAN, D. en TIFFT, L. (eds.), London/New york, Routledge, 2006, 23-24. 40 FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, p. 9.
14
Wanneer het contact tussen slachtoffer en dader alleen via de bemiddelaar verloopt, spreekt men van indirecte bemiddeling. Indien de bemiddeling uitmondt in een daadwerkelijke, door de bemiddelaar begeleide ontmoeting tussen dader en slachtoffer, spreken we van een directe bemiddeling.41 Bemiddeling is gebaseerd op drie belangrijke werkingsprincipes: de vrijwilligheid van de partijen, de vertrouwelijkheid van de gesprekken en de neutraliteit of meerzijdige partijdigheid van de bemiddelaar.42 Deze principes worden in onderdeel 2.6. uitvoeriger besproken. De bestraffing van een misdrijf heeft tot doel de rechtsorde te herstellen die door een delict is aangetast. Voor een betrokkene is het herstel van de rechtsorde een abstract antwoord op het persoonlijke leed of schade die het slachtoffer heeft geleden.43 Evenwel is herstel niet enkel te herleiden naar uitbetaling van de schade.44 Het is van belang dat de verwerking en herstel van het feit ook plaatsvindt op niveau van de persoonlijke ervaring.45 De betekenis van herstelbemiddeling ligt in het ernstig nemen van de morele dimensie. Het is een onderdeel van het verwerken van gevoelens van leed en schuld. Voor slachtoffers kan de betuiging van spijt en het erkennen van schuld door de dader een belangrijk antwoord zijn op al hun vragen en helpen om het leed dat hen is aangedaan te verwerken. Het contact tussen beide kan betekenen dat men elkaar terug aanziet als menselijk en dat men het negatieve beeld over elkaar kan los laten.46
41
FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, p. 9. 42 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 26. 43 FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 9-10. 44 VAN GARSSE, L., ‘Bemiddeling in de strafrechtelijke context. Suggesties voor regelgeving op basis van jaren bemiddelingspraktijk’, Panopticon, 2004, nummer 5, p. 53. 45 FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 9-10. 46 Ibid, 11-12.
15
2.3. Bemiddeling in strafzaken De wet van 10 februari 1994, houdt de regeling in van de procedure voor de bemiddeling in strafzaken. Bijgevolg wordt artikel 216ter in het Wetboek van Strafvordering ingevoegd. Het begrip bemiddeling in strafzaken wordt als volgt omschreven: "De bemiddeling in strafzaken is een alternatieve vorm van tussenkomst door de gerechtelijke overheid om een oplossing te bieden aan de conflictsituatie veroorzaakt door een misdrijf en waarbij beroep gedaan wordt op de medewerking van de delinquent en in voorkomend geval van het slachtoffer".47 Volgens het art. 216ter Sv. zijn er een reeks mogelijkheden tot buitengerechtelijke afhandeling die als bemiddeling kunnen aangeduid worden:
De procureur des Konings kan de verdachte verzoeken om de schade volledig te herstellen. De dader moet hiervan een bewijs leveren. Het slachtoffer kan opgeroepen worden om te bemiddelen over de regeling van de schadevergoeding.
De procureur des Konings kan de dader verzoeken om een geneeskundige behandeling of een andere soort therapie te volgen, in het kader van seksuele delicten of drank- of drugsverslaving.
De procureur des Konings kan de dader verzoeken om in te stemmen met de uitvoering van een maatschappelijke dienstverlening.
De procureur des Konings kan onder voorwaarden de dader een bepaalde vorming laten volgen.
Chris Van den Wyngaert haalde aan dat wanneer je aan bemiddeling denkt, je meteen aan het beeld van dader en slachtoffer denkt. In sommige gevallen gaat het echter om een bemiddeling tussen een parketmagistraat en de verdachte. Het parket stelt een bepaalde voorwaarde aan de verdachte waarmee deze moet instemmen en waaraan deze moet voldoen vooraleer het verval van de strafvordering tot zich meebrengt.48 Bemiddeling kan worden aangeboden, door de procureur des Konings, wanneer de maximumstraf minder dan twee jaar
47
LE ROY, A., Eén jaar bemiddeling in strafzaken, Oudenaarde, Parket van de Procureurs des Konings, 1995, p.
6. 48
VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu, 2011, 752-753.
16
gevangenisstraf bedraagt. Een justitieassistent voert de bemiddeling uit. In sommige gevallen zijn daders niets met enkel een gevangenisstraf of geldboete. Hun probleem of achterliggende oorzaak waarom ze overgaan tot een misdrijf wordt niet aangepakt, bijvoorbeeld zoals bij een drugproblematiek of agressieprobleem.49 Men is niet verplicht om in te gaan op het aanbod. De vrijwilligheid, als principe, is hier iets relatiever doordat bij weigering uiteraard een dagvaardiging volgt. Niemand kan verplicht worden om deel te nemen aan een bemiddeling. Ook de principes van vertrouwelijkheid en neutraliteit liggen bij bemiddeling in strafzaken anders doordat de bemiddelaars in deze situatie justitieassistenten zijn en dus werken onder de bevoegdheid van Justitie. Het is bovendien de procureur die beslist of er al dan niet geseponeerd wordt op basis van het bemiddelingsresultaat.50 2.4. Begripsverwarring Door de geschiedenis heen zijn er verschillende vormen ontstaan van bemiddeling, hierdoor kan begripsverwarring ontstaan. In België kent men verschillende vormen van slachtofferdader bemiddeling: bemiddeling in strafzaken, herstelbemiddeling en bemiddeling op politieniveau. Voor strafbemiddeling werd al snel een wettelijke basis gecreëerd, voor herstelbemiddeling pas in 2005.51 In de wet van 22 juni 2005 spreekt men evenwel niet van herstelbemiddeling, maar gewoon van bemiddeling. Doordat men op internationaal vlak steeds meer interesse toonde voor alternatieve geschilbeslechtende en -oplossende technieken, werd ook de Belgische wetgever geïnteresseerd. Dit uitte zich in de totstandkoming van de wet van 2001 inzake de proceduregebonden bemiddeling in familiezaken52. Aan deze wet werd niet veel aandacht geschonken, toch werd de interesse herbevestigd met de goedkeuring van de nieuwe
49
Suggnomé VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 35. Ibid, p. 35. 51 AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, 214. 52 Wet van 19 februari 2001 betreffende de proceduregebonden bemiddeling in familiezaken, B.S. 3 april 2001. 50
17
bemiddelingswet van 21 februari 2005.53 Al meteen is het duidelijk dat beide data voor verwarring kunnen zorgen. Het onderzoek in deze masterproef zal echter beperkt worden tot de wetten die geregeld zijn in het Wetboek van Strafvordering betreffende de bemiddeling. Wanneer men in deze masterproef termen aan bod komen als alternatieve afhandeling, bemiddeling of conflictgeschillen slaat dit steeds op de slachtoffer-dader bemiddeling. De Raad van State heeft voor de wet van 22 juni 2005 opgemerkt dat er een mogelijke verwarring kan ontstaan met het concept van bemiddeling in strafzaken. De bemiddeling in strafzaken wordt ook geregeld in het Wetboek van strafvordering in artikel 216ter. De regering besliste om deze twee procedures naast elkaar te laten bestaan.54 2.5. Relatie tussen herstelbemiddeling en herstelrecht Hoe is nu net die bemiddeling ontstaan? Bemiddeling is een belangrijke methode van het herstelrecht. Slachtoffer-dader bemiddeling of 'victim-offender mediation' werd geïnitieerd in Canada en de VS.55 Soms kan deze kwestie voor enige verwarring zorgen.56 Herstelrecht of 'Restorative Justice' word door Frijns en Mooren omschreven als activiteiten en opvattingen die dienen als alternatief voor en als aanvulling op de traditionele strafrechtelijke visie en praktijk. Het centrale uitgangspunt is dat deze herstelrechtelijke visie moet worden opgevat als een concrete schending van de individuele belangen van het slachtoffer. De dader draagt de verantwoording voor het herstel van het slachtoffer. Dit brengt met zich mee dat de centrale rol binnen het herstelrecht toebedeeld is voor het slachtoffer en dat de dader als een volwaardig moreel subject wordt gezien.57
53
DE MEYER, F., Bemiddeling in familiezaken, burgerlijke en handelszaken en sociale zaken, Gent, Roularta Books, 2007, p.267. 54 SUGGNOME VZW, 'Stand van zaken met betrekking tot het wetsontwerp tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering en in het Wetboek van strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 2, 34-35. 55 VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 9. 56 AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, p. 161. 57 FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 31.
18
Volgens het herstelrechtelijk model van de vzw Suggnomè wordt een misdrijf niet louter beschouwd als een overtreding van de strafwet maar als een inbreuk op personen en relaties. Het misdrijf wordt benaderd in zijn volledige context met oog op persoonlijke, morele en sociale aspecten in plaats van enkel op een juridische en technische wijze. Er wordt stilgestaan en nadruk gelegd op hoe de dader zijn verantwoordelijkheid kan opnemen en wat er moet gedaan worden om de schade te herstellen die het slachtoffer heeft geleden.58 2.6. Achterliggende principes De kenmerken of werkingsprincipes bij beide wetten zijn bijna hetzelfde. De beginselen vrijwilligheid, neutraliteit en vertrouwelijkheid dienen wel genuanceerd te worden in een strafrechtelijke context. Hieronder worden de drie beginselen die aan de basis liggen van de methode van bemiddeling, weergegeven. Verder worden de gelijkenissen en/of verschillen aangetoond tussen de bemiddeling in strafzaken en de herstelbemiddeling. 59 De drie beginselen:
De bemiddeling gebeurt op vrijwillige basis Partijen zijn niet verplicht om op het aanbod in te gaan. Ze kunnen ook op elk ogenblik vragen om te stoppen met de bemiddeling. 60 Niettegenstaande wordt dit principe toch in vraag gesteld. Beide partijen kunnen op verschillende manieren druk ervaren. De dader, wanneer we spreken alvorens het vonnis is uitgesproken, kan eerder deelnemen om een goede indruk te maken op het parket en de rechter en niet dusdanig om het slachtoffer tegemoet te komen. Bij bemiddeling in strafzaken wordt ook hier de vrijwilligheid in twijfel getrokken doordat daders kunnen deelnemen met
58
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 24. AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, p. 235.; Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, B.S., 27 juli 2005, 33323- 33325.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 47-48.; COUNCIL OF EUROPE, (1999) ' Recommendation R (99) 19 of the Committee of Ministers to member States concerning mediation in penal matters' [WWW]. https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=420059&Site=DC [15/05/2013] 60 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 47. 59
19
het oog op het feit dat er niet zal vervolgd worden en geen strafblad zal krijgen.61 Uit de definitie van herstelbemiddeling wordt er benadrukt dat er een uitgesproken aandacht is voor de persoonlijke betrokkenheid van de partijen. De waarde die daarmee verbonden is de menselijke autonomie. Er wordt van uitgegaan dat partijen beschikken over het vermogen om in conflictsituaties zelf te bepalen of de optie herstelbemiddeling voor hen zinvol is.62
Bemiddelaar is een onpartijdige, neutrale persoon Bij dit beginsel hoort een kleine opmerking. Bij bemiddeling, zoals beschreven in de Wet van 22 juni 2005, is de bemiddelaar een neutraal, onpartijdig persoon doordat deze afkomstig is van een erkende bemiddelingsinstelling die buiten de partijen staat. De bemiddelaar staat als het ware in het midden tussen de partijen.63 In de Memorie van Toelichting van de Wet van 22 juni staat vermeld: " Het is van cruciaal belang dat de bemiddelaar die de partijen aan de bemiddeling doorheen het bemiddelingsproces begeleidt, deze neutraliteit in acht neemt en de belangen van alle betrokken aan de bemiddeling op een evenwichtige wijze behartigt."64 Maar niet bij alle types van bemiddeling is de positie van de bemiddelaar neutraal. Bij de bemiddeling in strafzaken komt deze onpartijdigheid in het gedrang, zowel van de procureur des Konings
evenals
van
de
vertegenwoordiger
van
het
justitieassistenten, Openbaar
aangezien
Ministerie.65
deze
Tevens
optreedt hoort
bij
als de
herstelbemiddeling de bemiddelaar professioneel en neutraal te zijn. Maar het zijn gewone mensen die vaak meer empathie voelen voor de ene dan voor de andere partij.66
61
AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, p. 235. 62 BUTINX, K. en CLAES, E., ‘Herstelbemiddeling in de fase van strafuitvoering: een beginreflectie’, Panopticon, 2006, nummer 5, 7-8. 63 Ibid, 7-8. 64 Ibid, 8. 65 AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, p. 235. 66 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 48.
20
De bemiddeling is strikt vertrouwelijk Inhoudelijke informatie kan tijdens een bemiddeling niet zonder toestemming tussen de partijen verspreid worden. Ook de partijen wordt gevraagd hetzelfde te doen. In het kader van eventueel noodzakelijke bescherming van één van de partijen of het helpen voorkomen van een verdere escalatie kunnen de grenzen van vertrouwelijkheid in het gedrang komen.67 Zonder deze vertrouwelijkheid kunnen beide partijen niet vrij uit spreken en gaan ze persoonlijk niet betrokken zijn in het bemiddelingsproces.68
67
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 47.; AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, 235. 68 BUTINX, K. en CLAES, E., ‘Herstelbemiddeling in de fase van strafuitvoering: een beginreflectie’, Panopticon, 2006, nummer 5, 8.
21
3. De procedure In dit hoofdstuk worden de verschillende fases van het bemiddelingsproces beschreven. Als eerste de verschillende fases van de herstelbemiddeling en nadien de fases van de bemiddeling in strafzaken. In de bijlage bevindt zich een twee schematische voorstellingen69 van de gehele procedure van de bemiddeling in strafzaken en de herstelbemiddeling. Hier wordt het hele verloop vanaf dat het feit gebeurd is tot de afsluiting van de bemiddeling in een schema weergegeven.70 De bemiddelaar nodigt de partijen uit om onderling de feiten en emoties met elkaar te bespreken, indien ze dit wensen. Dit kan indirect of direct gebeuren. Wanneer het op een indirecte manier gebeurt, gaat de bemiddelaar heen en weer tussen de partijen, informatie, vragen en boodschappen uitwisselen. Wanneer er gekozen wordt voor een directe manier, zal er een gezamenlijk gesprek plaatsvinden tussen de dader en het slachtoffer. De taak van de bemiddelaar bestaat er in om de partijen hierin te begeleiden, om een veilig kader te creëren waarin ze met elkaar op een respectvolle manier kunnen omgaan.71 De bemiddeling wordt aanzien als een proces. De dader kan zijn verantwoordelijkheid opnemen en het slachtoffer kan gehoord worden. Het gaat bijgevolg om veel meer dan het bereiken van een geschreven overeenkomst. Wanneer men dit laatste niet heeft bereikt, wil het niet zeggen dat een bemiddeling mislukt is. De weg die men heeft afgelegd kan soms belangrijker zijn dan een geschreven resultaat.72 Een belangrijke deelvraag is of de procedures van beide wetten gelijk lopen. Dit wordt in dit hoofdstuk bekeken vanuit de verschillende bronnen uit de literatuur en nadien behandeld in het tweede deel van deze proef, de analyse.
69
Zie bijlage 2: Schematische weergave van de procedures van bemiddeling. AERTSEN, I., 'Victim-offender mediation in Belgium' in Victim-Offender mediation in Europe: making restorative justice work, The European Forum for Victim-Offender Mediation and Restorative Justice (ed.), Leuven, Leuven University Press, 2000, 169-179. 71 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 26-27. 72 Ibid, p. 27. 70
22
De auteurs Frijns en Mooren benoemen het bemiddelingsproces als volgt: "Het bemiddelingsproces (van aanvraag tot afronding) is een psychologisch en moreel communicatie- en interactieproces dat is gericht op verwerking van de gebeurtenis door beïnvloeding van de beeldvorming over elkaar, door het uitwisselen van ervaringen, betekenissen , opvattingen, vragen en antwoorden van beide partijen."73 3.1. De verschillende fasen van herstelbemiddeling 3.1.1.De selectie van de dossiers Via verschillende kanalen kan een vraag voor een bemiddeling terecht komen bij de bemiddelingsdienst. Eerst en vooral kunnen daders en slachtoffers zelf een aanvraag doen voor een bemiddeling. Aan de andere kant kan ook een gerechtelijke instantie een voorstel tot bemiddeling doen. Op het niveau van het parket gebeurt de selectie van bemiddelingsdossiers, voor het vonnis, door een parketmagistraat en/of onderzoeksrechter.74 Een dossier moet voldoen aan enkele selectiecriteria om in aanmerking te komen voor bemiddeling. Herstelbemiddeling veronderstelt dat de dader gekend is en dat hij de ten laste gelegde feiten in de loop van het vooronderzoek heeft bekend. Dit is zeer belangrijk vermits de bemiddelaar zich niet mag vermengen in het vooronderzoek. Bovendien moet er een duidelijk gekend en identificeerbaar slachtoffer zijn. Het moet gaan om een strafrechtelijk dossier dat dagvaardingswaardig is. Een bemiddelaar heeft steeds de toelating nodig van de parketmagistraat, die het dossier behandelt, om een bemiddelingsdossier te kunnen opstarten. Ook wanneer één van de partijen een bemiddelingsvraag heeft, vraagt men eerst toestemming aan de bevoegde magistraat.75
73
FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 33. 74 VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 118-119.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 39-42. 75 VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 118-119.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 42-44.
23
Door de procureur des Konings wordt een verbindingsmagistraat aangeduid. Deze heeft nauw contact met de bemiddelaars. Verbindingsmagistraten worden door parketmagistraten gesignaleerd wanneer er een dossier in aanmerking komt voor bemiddeling. Zodoende hebben de verbindingsmagistraat en de bemiddelaar regelmatig overleg omtrent dossiers die eventueel geschikt kunnen zijn voor bemiddeling.76 3.1.2.De brief van het parket Eens een dossier werd geselecteerd door het parket, ontvangen de rechtstreeks betrokken partijen een brief met daarin het bemiddelingsaanbod. Hierin wordt vermeld dat de bemiddelingsdienst hen zal contacteren voor een eerste bemiddelingsgesprek. Hierbij wordt gepeild of iemand wenst deel te nemen aan de bemiddeling of niet. In de brief wordt ook verklaard dat het aanbod vrijwillig is, de dienstverlening kosteloos en dat de bemiddeling een vertrouwelijk karakter heeft.77 3.1.3.De fase van de indirecte bemiddeling De periode, tussen de ontvangst van de brief van het parket door de bemiddelaar en het eerste contact met de partijen door de bemiddelaar, tracht men zo kort mogelijk te houden. Het eerste contact zal telefonisch gebeuren. De bemiddelaar zal kort de inhoud van het bemiddelingsaanbod uitleggen en trachten om een persoonlijk gesprek vast te leggen om het aanbod verder toe te lichten. In de regel wordt eerst het slachtoffer gecontacteerd. Voor het eerste gesprek zal de bemiddelaar bij voorkeur bij de partijen aan huis komen op een voor hun gepast tijdstip. Tijdens dit gesprek overloopt de bemiddelaar de uitleg over de selectiecriteria
76
VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 119-120.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 43-44. 77 VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 120.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 44.
24
van een dossier, de plaats van de bemiddeling in de strafrechtsprocedure en de drie belangrijkste werkingsprincipes.78 Deze worden uitvoerig hierboven uitgelegd.79 Na het eerste gesprek zal de bemiddelaar enkele keren pendelen tussen de betrokken partijen. Het contact kan zowel bij de partij thuis plaats vinden als op de bemiddelingsdienst zelf. 3.1.4.De fase van de directe bemiddeling Indien beide partijen dit wensen, kan men toewerken naar een gezamenlijk gesprek. Dit is opnieuw geen verplichting: als de partijen dit niet wensen, kan de bemiddeling op een indirecte manier worden verder gezet. Het gezamenlijk gesprek vindt doorgaans plaats op de bemiddelingsdienst. In de praktijk kan een gezamenlijk gesprek een erg intensieve aangelegenheid zijn. Bij zwaardere delicten gaat het er vaak emotioneel aan toe.80 3.1.5.Afsluiten van de bemiddeling Partijen kunnen ook tijdens de bemiddeling een bemiddelingsovereenkomst opstellen en ondertekenen. Deze overeenkomst kan betrekking hebben op herstel van de schade, specifieke omstandigheden van de feiten of een uitdrukkelijke erkenning van schuld. Als beide partijen het eens zijn met de tekst van de overeenkomst wordt er een dading opgesteld. 81 Een bemiddelingsproces wordt afgesloten op het moment dat beide partijen niets meer hebben om over te communiceren. In de realiteit kan het zijn dat soms één van de partijen afhaakt.82
78
VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 120-121.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 45-50. 79 Cfr. 2.6. Achterliggende principes 80 VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 121-122.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 50-51. 81 VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 121-122.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 51-52. 82 Ibid, 52-53.
25
3.1.6.Terugkoppelen naar de gerechtelijke instantie In een afsluitende brief aan het parket wordt, met het oog op de principes van de vertrouwelijkheid en neutraliteit, niets vermeld over de inhoud van de bemiddeling. In de mededeling wordt enkel een standaardboodschap vermeld, zoals bemiddeling zonder of met overeenkomst afgesloten, geen bemiddelingsproces opgestart of het bemiddelingsproces stopgezet.83 Er zijn vijf fases die worden doorlopen. Het gaat om een aantal enigszins opeenvolgende stappen en de daarbij behorende aandachtspunten en taken voor de bemiddelaar. De eerste fase, de oriëntatiefase, begint bij een aanvraag van één van de partijen of een doorverwijzing. In fase twee, de contactfase, zoekt de bemiddelaar contact met de andere partij. Wanneer de andere partij niet wenst deel te nemen aan de bemiddeling eindigt deze fase. Wanneer er een positief antwoord is, gaat de bemiddelaar overwegen of een pendelfase noodzakelijk is. Deze fase wordt gekenmerkt door het feit dat de bemiddelaar heen en weer gaat tussen de partijen. Dit kan doorgaan tot de partijen toegroeien naar een vierde fase, de persoonlijke ontmoeting. In de laatste fase, de nazorgfase, sluit de bemiddelaar het proces af door met beide partijen individueel te evalueren hoe de impact van de ontmoeting is verlopen.84 Naderhand worden deze fasen vergeleken met deze van de bemiddeling in strafzaken. Dit wordt verder geanalyseerd in deel 2 van deze masterproef. 3.2. De verschillende fasen van bemiddeling in strafzaken Evenals bij de herstelbemiddeling is de procedure van bemiddeling in strafzaken geheel vrijwillig. Mits de procedure mislukt of wordt stopgezet, mag dit geen negatief gevolg hebben voor de dader of het slachtoffer.85
83
VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 122.; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 52-53. 84 FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 37. 85 COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, (7 mei 1999) ' Omzendbrief nr. COL 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep betreft bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://homeusers.brutele.be/cdc/justice/col9908n.pdf [16/05/2013]
26
3.2.1.De selectie van de dossiers Het is de procureur des Konings die beslist of een dossier in aanmerking komt voor bemiddeling in strafzaken. De magistraat moet rekening houden met enkele wettelijke criteria: de dader moet strafrechtelijk meerderjarig zijn op het ogenblik van de feiten, en dat het om een misdrijf gaat waarvoor men meent niet meer dan 2 jaar correctionele gevangenisstraf of een zwaardere straf te kunnen vorderen. Voor de criteria van het strafrechtelijk beleid moet de dader bekend hebben en moet er een identificeerbaar slachtoffer zijn.86 3.2.2.De voorbereidingsfase In het geval dat het dossier in aanmerking komt voor een bemiddeling, maakt de procureur des Konings het dossier over naar het justitiehuis in het gerechtelijke arrondissement. Vooreerst start de justitieassistent een bemiddelingsproces op tussen de dader en het slachtoffer. De justitieassistent informeert beide partijen over de procedure door middel van een onpartijdig gesprek met elk van hen. Hij tracht het slachtoffer en de dader samen te brengen met het oog op het herstellen van de schade. De redenen en de gevolgen van de feiten, maar ook de verwachtingen van de partijen om een overeenkomst te bereiken, worden onderzocht door de justitieassistent. Bijkomende maatregelen87 worden door de procureur des Konings voorgesteld aan de dader. De justitieassistent bespreekt samen met de dader de haalbaarheid van deze maatregel(en).88
86
COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, (7 mei 1999) ' Omzendbrief nr. COL 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep betreft bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://homeusers.brutele.be/cdc/justice/col9908n.pdf [16/05/2013]; FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, (juli 2007) 'Bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://justitie.belgium.be/nl/binaries/Bemiddeling%20in%20strafzaken_tcm265-138422.pdf [6/05/2013] 87 Uitvoerig besproken op pagina 20. 88 COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, (7 mei 1999) ' Omzendbrief nr. COL 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep betreft bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://homeusers.brutele.be/cdc/justice/col9908n.pdf [16/05/2013]; FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, (juli 2007) 'Bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://justitie.belgium.be/nl/binaries/Bemiddeling%20in%20strafzaken_tcm265-138422.pdf [6/05/2013]
27
3.2.3.De zittingsfase Indien de partijen een overeenkomst hebben bereikt, en op voorwaarde dat de dader de bijkomende maatregel heeft aanvaard, organiseert de procureur des Konings een bemiddelingszitting. Een proces-verbaal wordt tijdens de zitting opgesteld en ondertekend door de partijen waarin de concrete maatregelen en uitvoeringsmodaliteiten worden bepaald. 3.2.4.De uitvoeringsfase De justitieassistent volgt de dader op en controleert of deze zich houdt aan de opgelegde maatregel(en). Zo wordt toezicht gehouden over een correcte uitvoering van de afspraken die zijn vastgelegd tijdens de bemiddelingszitting.89 3.2.5.De afsluitingsfase Indien blijkt dat tijdens de uitvoeringsfase de overeenkomst niet werd gerespecteerd, is de bemiddelingsprocedure mislukt en gaat men in principe over tot vervolging van de dader. Wanneer het akkoord goed werd nageleefd, rapporteert de justitieassistent dit aan de procureur des Konings en zal dit voor de dader het verval van de strafvordering tot gevolg hebben.90
89
COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, (7 mei 1999) ' Omzendbrief nr. COL 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep betreft bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://homeusers.brutele.be/cdc/justice/col9908n.pdf [16/05/2013]; FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, (juli 2007) 'Bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://justitie.belgium.be/nl/binaries/Bemiddeling%20in%20strafzaken_tcm265-138422.pdf [6/05/2013] 90 COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, (7 mei 1999) ' Omzendbrief nr. COL 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep betreft bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://homeusers.brutele.be/cdc/justice/col9908n.pdf [16/05/2013]
28
4. Wetgeving In maart 2004 werd er een wetsontwerp uitgewerkt voor het bestaan van de herstelbemiddelingspraktijk de verzekeren. Het aanbod van bemiddeling werd mogelijk gemaakt in alle fase van de strafrechtelijke tussenkomst en in elke vorm van criminaliteit.
91
Bij het wetsontwerp voorafgaand aan de wet van 22 juni 2005 vermelde de memorie van toelichting de introductie van bemiddeling als pleidooi voor een omschakeling van de klassieke benadering van criminaliteit naar een meer slachtoffergerichte en herstelgerichte benadering.92 Op 22 juni 2005 werd de wet goedgekeurd ter invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in Voorafgaande Titel van Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van Strafvordering.93 De wet verscheen op 27 juli in het Belgische Staatsblad.
94
Hiermee
heeft de wetgever een kader gecreëerd waardoor een aanbod van herstelbemiddeling mogelijk is in alle fase van de strafrechtsbedeling. In de wet komt ook een duidelijke visie naar voor omtrent herstelbemiddeling en de herstelbemiddelingspraktijk.95 Artikel 2, § 2, uit de Wet van 22 juni 2005 die beschreven staat in het Belgische Staatsblad, definieert bemiddeling als "een proces dat aan personen in conflict toelaat om, als zij er vrijwillig mee instemmen, actief en in alle vertrouwelijkheid deel te nemen aan het oplossen van moeilijkheden die voortvloeien uit een misdrijf, met de hulp van een neutrale derde en gegrond op een bepaalde methodologie. Ze heeft tot doel de communicatie te vergemakkelijken en partijen te helpen zelf te komen tot een akkoord inzake de nadere regels en voorwaarden die tot pacificatie en herstel kunnen leiden."96
91
VAN GARSSE, L., 'Implementatie van de herstelbemiddeling: veranderingsmanagement in samenspraak', Panopticon, 2008, nummer 5, 18. 92 CLAES, B., 'Cijfers en letters: een wereld van verschil! Een verkenning van mogelijke spanningsvelden bij de normering van bemiddeling', Panopticon, 2008, nummer 3, p. 52. 93 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, B.S., 27 juli 2005, p. 33323. 94 VAN GARSSE, L., 'Implementatie van de herstelbemiddeling: veranderingsmanagement in samenspraak', Panopticon, 2008, nummer 5, 18. 95 BUTINX, K. en CLAES, E., ‘Herstelbemiddeling in de fase van strafuitvoering: een beginreflectie’, Panopticon, 2006, nummer 5, p. 7. 96 Artikel 2 § 2 uit de Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, B.S., 27 juli 2005, p. 33323; BUTINX, K. en CLAES, E., ‘Herstelbemiddeling in de fase van strafuitvoering: een beginreflectie’, Panopticon, 2006, nummer 5, 7.
29
De definitie van de term 'bemiddeling', zoals beschreven in de Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, is geïnspireerd door de definitie van de Raad van Europa over bemiddeling in strafrechtelijke zaken. 97 Bemiddeling wordt in artikel 3ter V.T. Sv. omschreven als: "Bemiddeling is een proces dat aan personen in conflict toelaat om, als zij er vrijwillig mee instemmen, actief en in alle vertrouwelijkheid deel te nemen aan het oplossen van moeilijkheden die voortvloeien uit een misdrijf, met de hulp van een neutrale derde en gegrond op een bepaalde methodologie. Ze heeft tot doel de communicatie te vergemakkelijken en partijen te helpen zelf te komen tot een akkoord inzake de nadere regels en voorwaarden die tot pacificatie en herstel kunnen leiden". Dus er wordt een mogelijkheid geboden aan personen die er direct belang bij hebben om beroep te doen op bemiddeling in het kader van een gerechtelijke procedure.98 De wetgever heeft voor deze wet haar inspiratie gehaald in de aanbeveling (99) 19 van de raad van ministers van de Raad van Europa over de bemiddeling in strafrechtelijke zaken.99 De visie op het herstelrecht en herstelbemiddeling heeft een wettelijke erkenning gekregen. In deze wet liggen ook een aantal waarden en beginselen vervat. Deze waarden en beginselen zijn al eerder aangehaald namelijk de vrijwilligheid, neutraliteit en vertrouwelijkheid. Deze waarden zijn sinds de Wet van 22 juni 2005 verankerd en geven nu richting aan de herstelbemiddelingspraktijk.100 Wanneer door beide partijen een geschil niet op eigen kracht kan beslecht worden, kunnen ze zich tot de rechter wenden. Men kan ook andere alternatieven zoeken voor het klassieke, retributieve strafrecht om een overeenkomst te bekomen waaronder bijvoorbeeld
97
Suggnomè vzw,' Stand van zaken met betrekking tot het wetsontwerp tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering en in het Wetboek van strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 2, 34-35. 98 Artikel 3ter van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering. 99 COUNCIL OF EUROPE, (1999) ' Recommendation R (99) 19 of the Committee of Ministers to member States concerning mediation in penal matters' [WWW]. https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=420059&Site=DC [15/05/2013]; BUTINX, K. en CLAES, E., ‘Herstelbemiddeling in de fase van strafuitvoering: een beginreflectie’, Panopticon, 2006, nummer 5, 7. 100 Ibid, p. 7.
30
bemiddeling.101 Zoals eerder gezegd in de Angelsaksische wereld, Canada, Groot- Brittanië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde staten maakte de slachtofferbeweging zijn opkomst. Ondertussen bestaan er in bijna alle landen van West-Europa vormen van slachtoffer-dader bemiddeling. Ook op Europees niveau heeft men aandacht voor dit fenomeen.102 Bemiddeling of mediation wordt volgens de Europese Commissie als volgt gedefinieerd: "een gestructureerde procedure waarin twee of meer partijen bij een geschil zelf pogen om op vrijwillige basis met de hulp van een neutrale en gekwalificeerde derde (de bemiddelaar/mediator) hun geschil te schikken. Deze procedure kan door de partijen worden ingeleid of door een rechterlijke instantie worden voorgesteld of gelast, dan wel in een lidstaat wettelijk zijn voorgeschreven."103 In dezelfde lijn ligt de definitie van bemiddeling van de Raad van Europa, de term bemiddeling luidt als volgt: "refers to a dispute resolution process whereby parties negotiate over the issues in dispute in order to reach an agreement with the assistance of one or more mediators".104 Voor een meer juridische benadering van het begrip bemiddeling kan men verwijzen naar de werkdefinitie van Allemeersch: "een wijze van geschillenoplossing waarbij een derde de partijen begeleidt in een poging om hen zelf te doen uitkomen op een akkoord dat geheel of gedeeltelijk een einde maakt aan hun geschil".105 Het begrip bemiddeling werd in de wet van 2005 niet gedefinieerd en bijgevolg werden hierboven enkele definities uit de literatuur vanuit verschillende invalshoeken voorgesteld.106 Men is in ons land al enige tijd bezig met bemiddeling. Dus de klassieke afhandeling van een geschil zou een ultimum remedium moeten zijn en men promoot een buitengerechtelijke afhandeling.107
101
EUROPESE COMMISSIE, (09/05/2012) 'Bemiddeling/mediation' [WWW]. https://ejustice.europa.eu/content_mediation-62-nl.do [19/11/2012] 102 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 23. 103 EUROPESE COMMISSIE, (09/05/2012) 'Bemiddeling/mediation' [WWW]. https://ejustice.europa.eu/content_mediation-62-nl.do [19/11/2012] 104 Recommendation Rec, (2002) '10 of the Committee of Ministers to member States on mediation in civil matters' [WWW]. https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=306401&Site=CM&BackColorInternet=9999CC&BackColorInt [1/12/2012] 105 ALLEMEERSCH, B., 'Bemiddeling en verzoening in het burgerlijk proces', T.P.R., 2003, 413-414. 106 ALLEMEERSCH, B., GAYSE, B. en SCHOLLEN, P., De nieuwe wet op de bemiddeling, Brugge, Die Keure, 2005, 15-16. 107 DE MEYER, F., Bemiddeling in familiezaken, burgerlijke en handelszaken en sociale zaken, Gent, Roularta Books, 2007, p. 267.
31
Op 10 maart 2006 werd de vzw Suggnomè erkend als bemiddelingsdienst in het kader van de Wet van 22 juni 2005. Dankzij deze erkenning en subsidiering door de FOD Justitie dient Suggnomè elke vraag om bemiddeling die conform is aan de wettelijke bepalingen en vragen van partijen die een direct belang hebben in het kader van een strafrechtelijke procedure te behandelen. Dit is mogelijk in elke fase van de strafrechtsgang tot en met de fase van de strafuitvoering. Met de Wet van 22 juni 2005 heft de FOD Justitie het onderscheid op tussen de behandeling voor het vonnis en in de fase van strafuitvoering.108
108
Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2007, Leuven, 20 maart 2008, 105106.
32
5. Praktijk van de bemiddeling Sinds de jaren negentig bestaan er in België verschillende vormen van slachtoffer-dader bemiddeling.109 In de praktijk zien we dat naast bemiddeling voor meerderjarige daders en hun slachtoffers, ook bemiddeling voor minderjarigen wordt aangeboden in alle gerechtelijke arrondissementen in Vlaanderen. Het grote verschil tussen bemiddeling voor minder- en meerderjarigen is dat er een apart jeugdrecht bestaat voor minderjarige verdachten. In deze context bestaat er ook de mogelijkheid tot HERGO (herstelgericht groepsoverleg). Deze maatregel wordt opgelegd door de jeugdrechtbank. Hierbij is het niet enkel de dader en het slachtoffer die rond de tafel zitten, maar ook hun omgeving (familie, vrienden, buren,...), samen met een politieambtenaar en een moderator. De methodiek en de principes van bemiddeling met minderjarigen zijn dezelfde als bij bemiddeling voor meerderjarigen. Hier wordt niet verder op ingegaan vermits deze masterproef zich enkel toespitst op bemiddeling voor meerderjarigen.110 In dit hoofdstuk worden de verschillende vormen kort vermeld. Een overzicht van de erkende bemiddelingsdiensten door de Federale Overheid.111
Bemiddeling in strafzaken: de dienst Justitiehuizen. Elk gerechtelijk arrondissement beschikt over een dienst bemiddeling in strafzaken. De bemiddeling wordt uitgevoerd door justitieassistenten op uitdrukkelijk mandaat van de procureur des Konings.
Herstelbemiddeling bij meerderjarigen: wordt eveneens gesubsidieerd door de Federale Overheidsdienst Justitie maar in tegenstelling tot de bemiddeling in strafzaken is niet het personeel van de overheid die de bemiddeling uitvoert. In 1998 werd de vzw Suggnomè opgericht. Zij staan in voor de implementatie van herstelbemiddeling in Vlaanderen. Afhankelijk van het wordt het aanbod van bemiddeling gedaan door het parket of door de bemiddelingsdienst zelf. De grootste
109
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 32. Ibid, 33-34. 111 GOOSEN, T., 'Noodzaak van een eenheid van structuur binnen de organisatie van de bemiddelingsdiensten?', Suggnomè vzw, 2006, nummer 4, 6-7.; VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 116-133; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 32-36.; AERTSEN, I., 'Victim-offender mediation in Belgium' in VictimOffender mediation in Europe: making restorative justice work, The European Forum for Victim-Offender Mediation and Restorative Justice (ed.), Leuven, Leuven University Press, 2000, 157-162. 110
33
doorverwijzers zijn in de praktijk de parketmagistraten en onderzoeksrechters, alhoewel in principe iedere belanghebbende partij om bemiddeling kan vragen. Een groot verschil met de andere projecten is dat hier ook een bemiddelingsaanbod kan worden voorgesteld in de fase van de strafuitvoering. De bemiddelingsdiensten worden
ondersteund
door
een
arrondissementele
stuurgroep.
Het
is
een
samenwerkingsverband tussen verschillende actoren uit het veld (justitiehuis, politie, parket, balie, gevangenis, Centrum Algemeen Welzijnswerk,...). Deze groepen werken op lokaal niveau aan een herstelgericht strafrechtelijk beleid.
Schadebemiddeling op politieniveau: deze projecten worden bij de politiediensten of de stadsdiensten zelf opgevolgd. De bemiddelaar kan deel uitmaken van het politiekorps of kan iemand zijn die door de stad wordt aangesteld via veiligheids- en preventiecontracten. Er wordt hier doorgaans bemiddeld over lichtere feiten. Deze worden behandeld in het kader van APO of Autonoom Politioneel Onderzoek. Het gaat om zaken zoals klein vandalisme, graffiti, kleine diefstallen, slagen en verwondingen zonder grote letsels, enzovoort. Dit wordt niet verder uitgediept in deze studie.
34
6. Verschillende inzichten 6.1. Maatschappelijk perspectief Sancties opleggen is toebedeeld aan het strafrecht. De onderwerpen veiligheid, criminaliteit en strafrecht staan in het midden van de maatschappelijke discussie en staan hoog op de agenda van menig politieke partij. Een delict is volgens de auteurs Frijns en Mooren een schending van verhouding tussen burgers onderling en tussen burgers en de samenleving. De samenleving moet hulp bieden aan slachtoffers en daders van delicten. Hier is het project Herstelbemiddeling een belangrijk initiatief geweest.112 De inhoud van elke bemiddeling is uniek. Voor zowel het slachtoffer als voor de dader kan een bemiddeling betekenisvol zijn. Niet enkel op individueel niveau kan bemiddeling toegepast worden maar ook op niveau van de samenleving kan het een instrument zijn om burgers nauwer te betrekken bij het recht. De meeste burgers beschouwen wetgeving en recht te technisch. Iets waar geen ruimte is voor eigen, persoonlijke en morele opvattingen. Deze visie wordt versterkt tijdens het strafrechtelijk onderzoek en de rechtszitting. Tijdens een rechtszaak is er te weinig ruimte voor het eigen verhaal.113 Een misdrijf situeert zich in een driehoeksverhouding tussen dader, slachtoffer en de samenleving. De samenleving wordt vertegenwoordigd door de gerechtelijke instanties. Via bemiddeling probeert men een overeenstemming te vinden tussen het individuele belang van partijen onderling en het algemene belang van de samenleving.114 Op
bijna
alle
maatschappelijke
bemiddelingsinitiatieven
domeinen
ontstaan:
zijn
er
in
burenbemiddeling,
de
laatste
decennia
buurtbemiddeling,
echtscheidingsbemiddeling, familiebemiddeling, sociale bemiddeling, slachtoffer-dader
112
FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, 7. 113 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 233235. 114 Ibid, 236.
35
bemiddeling, schuldbemiddeling en zakenbemiddeling. Voor elk type van conflict vind je wel een bemiddelaar of een bemiddelingsdienst.115 Doordat conflicten zich steeds meer afspelen in ruimere samenlevingsverbanden ligt de nadruk op de onderlinge communicatie en het evenwicht in relaties. Vaak dient men terug te grijpen naar onderliggende, relationele of sociale problemen om dit te herstellen. Hiervoor zijn technieken als bemiddeling meer geschikt dan de klassieke justitiële interventie.116 Burgers zijn mondiger geworden ten opzichte van gezag en aanvaarden niet zomaar traditionele waarden en normen. Dagelijks komen we conflicten tegen in onze samenleving doordat we allemaal verschillende belangen en opvattingen hebben en andere waarden en normen. Voor storend gedrag en conflicten haalt men nu meer dan ooit de politie erbij of spant men een rechtszaak aan. De bevolking wil wel op eigen initiatief met elkaar communiceren maar toch heeft men nood aan een externe beslisser. 6.2. Theoretische perspectieven Bemiddeling is een methodiek waarbij partijen direct of indirect met elkaar kunnen communiceren over het misdrijf en de gevolgen, dit onder begeleiding van een neutrale bemiddelaar. Slachtoffer-dader bemiddeling is complementair aan het strafrecht. Hier is het conflict een door de gerechtelijke instanties gedefinieerd misdrijf. Doordat het een inbreuk vormt op de openbare orde en het strafrecht van openbare orde is, moet er bij een overtreding gereageerd worden. In het klassieke rechtssysteem gebeurt de dagvaarding door het Openbaar Ministerie, namelijk de procureur des Konings. Beide partijen verschijnen voor de rechter, maar laten zich hierbij vaak vertegenwoordigen door hun advocaten. De rechter neemt dan een beslissing over hoe er al dan niet gestraft zal worden. Men wil van het klassieke rechtssysteem af en overgaan tot alternatieve afhandeling zoals bemiddeling. Bij bemiddeling wordt het conflict teruggeven aan de rechtstreeks betrokken partijen.117 Wanneer de bemiddeling is gelukt, dan zal in geval van de bemiddeling in strafzaken, het verval van de
115
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 237. AERTSEN, I., Slachtoffer -daderbemiddeling - Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, Leuven, Universitaire Pers, 2004, p. 81. 117 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 2631. 116
36
strafvordering met zich meebrengen118 en volgens de Wet van 22 juni 2005 kan men tijdens een gerechtelijke procedure een beroep doen op de bemiddeling. De bemiddelingsprocedure wordt hier afgehandeld door een erkende, onafhankelijke bemiddelingsdienst. In tegenstelling tot de bemiddeling in strafzaken zal hier het verval van de strafvordering niet het gevolg zijn. De rechter kan hier wel rekening mee houden in het vonnis.119 De slachtoffer-dader bemiddeling behoudt de beginselen van het strafrecht. Het strafrecht steunt op een aantal beginselen, ook wel het 'magna charta' van het strafrecht genoemd. Hierdoor wordt de burger beschermd tegen willekeurig overheidsoptreden. Het principe van legaliteit vereist dat misdrijven en straffen op voorhand in de wet zijn vastgelegd. De strafwet bepaalt dus wat kan en wat niet kan. Het proportionaliteitsbeginsel vereist dat de straffen in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf. Een belangrijk beginsel voor de bemiddeling is deze van subsidiariteit. Volgens dit beginsel mag de staat slechts optreden waar het werkelijk nodig is. De gevangenisstraf moet als ultimum remedium, d.w.z. als laatste mogelijkheid, gezien worden. Eerst moeten alle andere mogelijkheden tot oplossing uitgeput worden en de minst radicale straf gezocht worden. Er dient gelijkheid te zijn; wanneer mensen hetzelfde misdrijf hebben gepleegd, moeten die ook eenzelfde straf krijgen. Tegensprekelijkheid betekent dat elke partij de kans moet hebben om zich te verdedigen voor de rechtbank. Al deze principes zorgen ervoor dat straffen op een humane manier en met respect voor de mensenrechten gebeurt.120 Nu passen we deze beginselen toe op de bemiddeling. Het conflict via de bemiddeling teruggeven aan de partijen zorgt voor meer tegensprekelijkheid dan wanneer ze zich rechtstreeks of via hun advocaten tegenover de rechter mogen uitspreken. Via dat communicatieproces wordt de mogelijkheid geboden om het hele verhaal te doen en bij het misdrijf en de gevolgen stil te staan. Legaliteit blijft essentieel. Ook bij bemiddeling vertrekt men van de juridische kwalificaties. Enkel bij feiten die als misdrijf zijn omschreven, kan er
118
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, (juli 2007) 'Bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://justitie.belgium.be/nl/binaries/Bemiddeling%20in%20strafzaken_tcm265-138422.pdf [26/11/2012] 119 Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, B.S. 27/07/2005, 33323- 33325. 120 VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu, 2011, p. 11-18..; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 30-31.
37
een bemiddelingsaanbod worden gedaan. Ook proportionaliteit blijft bestaan. Bij het bespreken van een mogelijke oplossing wordt er rekening gehouden met de verhouding tussen het gebeurde en de mogelijke straf of schadevergoeding. Via de bemiddeling wordt door de subsidiariteit er door de partijen eerst gekeken, hoe men kan omgaan met de gevolgen van het conflict. Alleen het gelijkheidsbeginsel kan in het gedrang komen. Meedoen aan de bemiddeling is vrijwillig maar wanneer daders niet aan de bemiddeling willen deelnemen, zouden ze niet zwaarder mogen gestraft worden.121 Halen slachtoffers voldoening uit bemiddeling na een misdrijf? Het is niet gemakkelijk als slachtoffer om een strafrechtelijke procedure mee te maken. Slachtoffers hebben hier dan ook geen inspraak in. De partijen verschijnen voor de rechter maar vaak laten ze zich hierbij vertegenwoordigen door hun advocaten. Onderzoek naar verklaringen van het slachtofferschap deed pas laat zijn intrede en dat in vergelijking met de studies naar daderschap. Pas halverwege vorige eeuw verschenen enkele studies waarin slachtoffers van criminaliteit ook aandacht kregen. De auteurs waaronder Von Hentig en Medelsohn schonken aandacht aan slachtoffers en zij worden aanzien als de grondleggers van de victimologie.122 Victimologie wordt beschouwd als een wetenschappelijk discipline. De laatste jaren staat slachtoffer-dader bemiddeling of restorative justice in het middelpunt van de belangstelling. Een groep criminologen heeft recentelijk een reeks studies uitgevoerd. Deze studies hebben uitgewezen dat slachtoffers die aan een bemiddeling hebben deelgenomen, meer tevreden zijn en minder klachten hebben dan slachtoffers wier zaak op de traditionele strafrechtelijke manier is verlopen. Maar het resultaat van deze studie laat nog vele vragen onbeantwoord. Victimologisch gezien weten we ondanks de verschillende empirische onderzoeken nog steeds niets definitiefs over de helende werking van slachtoffer-dadergesprekken.123 Maar de
121
VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu, 2011, p. 11-18..; Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 30-31. 122 PAUWELS, L., Cursus Etiologische Criminologie: Van klassieke naar hedendaagse causale benaderingen van criminaliteit, p.302. 123 VAN DIJK, J.J.M., GROENHUIJSEN, M.S. en WINKEL, F.W., 'Victimologie. Voorgeschiedenis en stand van zaken', Justitiële Verkenningen, jaargang 33, nummer 3, 2007, 9-29.
38
victimologie blijft een belangrijk discipline waar nog veel empirisch onderzoek naar kan gedaan worden. Vinden slachtoffers het klassieke rechtssysteem beter of verkiezen ze toch de alternatieve buitengerechtelijke afhandeling? In het empirisch onderzoek van deze masterproef peilen we kort naar de mening van slachtoffers betreffende de bemiddeling.
39
Deel 2: Een onderzoeksanalyse
In het tweede deel van deze Masterproef wordt eerst de probleemstelling en de onderzoeksvragen besproken. Daarna wordt het onderzoeksdesign en de methodologie van de Masterproef toegelicht. Nadien worden de onderzoeksresultaten weergegeven van de interviews. Tot slot komen nog enkele bevindingen omtrent de bemiddeling aanbod.
1. Probleemstelling 1.1. Probleemstelling In mijn masterproef tracht ik een vergelijking weer te geven tussen de bemiddeling zoals beschreven in de Wet van 22 juni 2005 in het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de bemiddeling in strafzaken zoals beschreven in artikel 216ter in het Wetboek van Strafvordering.
De
Wet
van
22
juni
2005
regelt
de
verwettelijking
van
de
herstelbemiddelingspraktijk.124 Het doel is om verwarring te voorkomen en duidelijk het verschil en de gelijkenissen tussen beide weer te geven. En om na te gaan of de nieuwe wet op de bemiddeling een meer- of minderwaarde heeft voor de strafprocedure. Ondervinden de rechters een effect nu veel conflictgeschillen buitengerechtelijk worden afgehandeld? Is er werkelijk minder werklast voor de rechtbanken? Hoe staan andere belangrijke actoren (bemiddelaars, Procureur des Konings, slachtoffer, daders, beide partijen) hier tegenover? Op al deze vragen wordt getracht een zo duidelijk mogelijk antwoord te geven. In België bestaan verschillende vormen van bemiddeling. Dit kan heel verwarrend overkomen voor veel personen. Je hebt bijvoorbeeld bemiddeling voor meerderjarigen en minderjarigen, slachtoffer-dader bemiddeling. Op het niveau van politie bevindt zich de politiële
124
Suggnomè vzw,' Stand van zaken met betrekking tot het wetsontwerp tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering en in het Wetboek van strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 2, 34-35; DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, (x) ' Médiation' [WWW]. http://www.dsbspc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=68&Itemid=93 [17/12/2012]
40
schadebemiddeling en op niveau van de strafuitvoering bevindt zich de herstelbemiddeling.125 De twee vormen die in deze masterproef verder zullen uitgediept worden zijn, de bemiddeling in strafzaken en de bemiddeling conform de Wet van 22 juni 2005. Zoals hierboven al kort is aangehaald, wordt deze masterproef beperkt tot enkel de wetten die betrekking hebben op strafzaken en niet op de burgerlijke zaken zoals deze beschreven staan in de Wet van 21 februari 2005 in het Gerechtelijk Wetboek. Vooreerst hoopt deze studie een bijdrage te leveren op een beschrijvende analyse van de bemiddeling en hoe deze verschillende fases verlopen. Het praktijkgericht onderzoek bestaat in grote mate uit kwalitatief onderzoek door middel van interviews. Daarnaast wil ze ook een bijdrage leveren aan de evaluerende analyse van slachtoffer-daderbemiddeling in de strafprocedure door na te gaan wat de invloed van deze wetten op de strafprocedure is. Het beoogt ook een beleidsmatige relevantie. De resultaten van dit onderzoek kunnen relevant zijn voor de verscheidene actoren die meewerken en die in de praktijk in contact komen met bemiddeling. Indien zij dit wensen zullen zij op de hoogte worden gebracht van het resultaat van het onderzoek. 1.2. Onderzoeksvragen De centrale vraag genereert zowel beschrijvende als evaluerende kennis, net zoals de deelvragen. Bij mijn onderzoeksanalyse zou ik de volgende centrale onderzoeks- en deelvragen willen beantwoorden: Heeft de Wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling een meer- of minderwaarde voor de strafprocedure?
Wat verstaat men onder het begrip bemiddeling bij de Wet van 22 juni 2005?
Hoe verloopt het proces van een bemiddeling bij de nieuwe bemiddelingswet?
Wat vinden de verschillende actoren van de bemiddeling zoals beschreven in de Wet van 22 juni 2005? (Actoren waaronder een bemiddelaar, een advocaat, een rechter, de partijen, vzw Suggnomè)
125
Wat is het effect van deze wet op de werking van de strafprocedure?
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 32.
41
Vervolgens zou ik evenzeer een antwoord willen bieden door een vergelijking te maken met de Wet van 10 februari 1994.
Wat verstaat men onder het begrip bemiddeling in strafzaken?
Hoe verloopt het proces van een bemiddeling bij de bemiddeling in strafzaken?
Lopen de procedures van beide wetten gelijk?
42
2. Onderzoeksdesign 2.1. Afbakening van de populatie Alle eenheden, in deze situatie is dit de bemiddelingswet, de kenmerken van het begrip bemiddeling en de personen die in aanraking komen met dit fenomeen, te samen waarover uitspraken gedaan worden verder in deze masterproef benoemt als "een populatie".126 In het onderzoek hanteer ik de jaarverslagen van vzw Suggnomè voor het kwantitatieve luik. Een korte en algemene toelichting van het cijfermateriaal zal worden weergegeven. Vervolgens zal ik voor het kwalitatieve luik mij toeleggen op de analyse van de door mij afgenomen interviews bij zowel bemiddelaars als justitieassistenten. Ook andere actoren (daders, slachtoffers en gerechtelijke instanties), zullen besproken worden in deze studie. Aangezien het bij deze laatste moeilijk was om een interview af te nemen en het feit dat er een onderzoek dient gevoerd te worden en het onmogelijk was dit binnen de korte tijdspanne te verrichten, om beide onderzoekstechnieken nauwgezet uit te voeren op relatief korte tijd, gebeurd deze bespreking door secundaire literatuur. Voor het kwantitatieve luik, spits ik mij vooral toe op het cijfermateriaal van de herstelbemiddeling en niet op die van de bemiddeling in strafzaken, opdat mijn uiteindelijke doel is te weten of de bemiddeling een meer- of minderwaarde vormt voor het strafrechtsprocedure. De vergelijking tussen de bemiddeling in strafzaken en de herstelbemiddeling is bijkomend. Tenslotte zal ik enkel de jaarverslagen met cijfermateriaal van Vlaanderen vergelijken, en niet per arrondissement. 2.2. Beperkingen van de resultaten Enkele factoren hebben beperkingen teweeg gebracht op de resultaten van het empirisch onderzoek. Bij het opstellen van het onderzoeksplan, heb ik stil gestaan bij de onderzoekstijd. De operationele als kwalitatieve analyse zijn wat groots om in de beschikbare tijdspanne een dergelijk onderzoek te starten. Het spreekt vanzelf dat ik daarom de focus op het ene aspect heb gelegd zijnde de kwalitatieve analyse. De bereikbaarheid van de respondenten verliep
126
BAARDA, D. B. en DE GOEDE, M. P. M, Methoden en technieken: praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Houten, Stenfert Kroese, 1995, 24-25.
43
stroever en nam meer tijd in beslag dan verwacht. Met als gevolg dat ook het tijdspad127 steeds meer en meer opschoof. Ook het probleem van non- respons128 speelde mee: je hangt af van de mensen of ze al dan niet willen meewerken. Ook het geografisch en financieel aspect zijn belangrijke factoren die voor beperkingen zorgen in dit onderzoek. Dit had zeker gevolgen voor de representativiteit. Als dataverzamelingsmethode werden de gegevens verkregen via mondelinge interviews. De respondenten werden kennisvragen maar ook opinievragen voorgelegd. Voor alle resultaten van die onderzoeken dient er rekening gehouden te worden met de betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek. Bij interviews kunnen ook problemen voorkomen zoals selectief geheugen of sociaal wenselijk antwoorden.129 2.3. Onderzoeksstrategieën en onderzoekstechniek Om een bepaalde strategie vast te stellen moeten er enkele kernbeslissingen worden genomen. Wordt het een onderzoek in de breedte of in diepte? In deze studie wordt er een diepgaand onderzoek gevoerd waarin een tijdruimtelijk beperkt fenomeen in al zijn facetten wordt bekeken, namelijk de Wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling. Wordt het een kwalitatief of een kwantitatief onderzoek? Doordat men wil achterhalen of deze wet een meer- of minderwaarde heeft voor de strafprocedure is een combinatie van beide onderzoeksvormen nuttig, maar of dit haalbaar is binnen één academiejaar zal het verdere onderzoek uitwijzen. Een laatste kernbeslissing is of het een empirisch of bureauonderzoek wordt? De studie zal een eerder empirisch onderzoek zijn maar ondersteund door een literatuurstudie. Voor men een empirisch onderzoek start, voert men best eerst een degelijke literatuurstudie uit. Zo krijgt men een goed zicht op het thema bemiddeling.130
127
BAARDA, D. B. en DE GOEDE, M. P. M, Methoden en technieken: praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Houten, Stenfert Kroese, 1995, 45-48. 128 Ibid, p.144. 129 Ibid, 163-166. 130 DECORTE, T., Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling. Een handleiding, Gent, Academia Press, 2011, 153-159.
44
De onderzoeksstrategie die het beste past om een empirische studie te doen over de Wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling is de casestudy. "Een casestudy is een onderzoek waarbij de onderzoeker probeert om een diepgaand en integraal inzicht te krijgen in een of enkele tijdruimtelijk begrensde objecten of processen".131 De voordelen van deze strategie zijn dat men een integraal beeld krijgt van het onderzoeksobject, men heeft minder voorstructurering nodig dan een survey of experiment en het onderzoek is veel wendbaarder. Het nadeel kan zijn dat soms de externe geldigheid onder druk staat. Dit omdat men vaak uitspraken doet over één enkele organisatie of een paar personen in tegenstelling tot een survey onderzoek waar veel mensen worden ondervraagd.132
131
DECORTE, T., Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling. Een handleiding, Gent, Academia Press, 2011, 176. 132 Ibid, 184-186.
45
3. Methodologie 3.1. Steekproef In een klassiek onderzoek wordt normaal een steekproef getrokken. Dit is gebaseerd op toeval. Het random samplen heeft als doel om de generaliseerbaarheid en de objectiviteit van de gegevens te waarborgen. De onderzoekseenheden worden dus toevallig gekozen uit de populatie. In een kwalitatief onderzoek heeft een random steekproef geen zin. Want door een toevalsteekproef heb je het risico dat er mensen zijn geselecteerd die helemaal niets met het thema van je onderzoek te maken hebben. Daarom opteert men in kwalitatief onderzoek voor doelgericht steekproeftrekken. Hierbij vertrek je als onderzoeker met vooropgestelde criteria om de eenheden te selecteren. Het doel is om een diepgaand inzicht te verwerven in het thema, in dit geval bemiddeling.133 De bemiddeling fungeert hier als het ware als een doelgerichte steekproef voor de totale populatie, in dit geval de hele bevolking. 134 Het heeft geen zin om mensen die nog niet in aanraking zijn gekomen met het fenomeen bemiddeling of het strafrecht te bevragen over de bemiddeling. Het is in dit geval opportuun om de personen te bevragen die met het concept bemiddeling in contact zijn gekomen. 3.2. Gegevensverzameling Er zal gebruik gemaakt worden van, indien mogelijk, kwantitatieve gegevens maar vooral van kwalitatieve informatiebronnen waaronder interviews en documenten die handelen over de bemiddeling. De nadruk bij dit onderzoek ligt op het beschrijven, analyseren en begrijpen van de complexiteit van de bemiddeling als verschijnsel. Het waarnemen strekt zich uit een periode van een twintig jaar. Er wordt dus gedurende een periode waargenomen om inzicht te krijgen in eventuele ontwikkelingen of processen135: van het begin van de Wet van 10 februari 1994 over de bemiddeling in strafzaken en de nieuwe Wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling tot op heden. Hoe kwam dit tot stand, waarom kwam dit tot stand en vooral hebben deze wetten een meer- of minderwaarde voor onze strafprocedure? Een casestudy kan
133
MORTELMANS, D., 'Het kwalitatief onderzoeksdesign' in kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T en ZAITCH, D. (eds.), Leuven/Den Haag, Acco, 2009, p. 99. 134 BAARDA, D. B. en DE GOEDE, M. P. M, Methoden en technieken: praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Houten, Stenfert Kroese, 1995, 126-127. 135 LEYS, M., 'De gevalstudie' in kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T en ZAITCH, D. (eds.), Leuven/Den Haag, Acco, 2009, 178.
46
enkel- of meervoudig zijn. In deze situatie is het eerder een meervoudige gevalstudie doordat er meerdere onderzoekseenheden zullen worden bestudeerd en onderling vergeleken.136 Dit doordat er twee wetten en de verschillende actoren worden vergeleken die hierbij komen kijken. In mijn empirisch onderzoek ga ik gebruik maken van kwalitatieve databronnen. Door middel van een gesprek of een interview zal ik trachten te achterhalen wat verschillende actoren denken en zeggen over de Wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling. We kunnen deze actoren opdelen in verschillende categorieën.137 Enerzijds hebben we 'dader(s)' en 'slachtoffer(s)'. Anderzijds hebben we de categorie justitie, waar zich actoren als rechters, advocaten, de procureur des Konings en justitieassistenten bevinden. Ook mogen we de erkende bemiddelingsdienst niet vergeten die de buitengerechtelijke afhandeling leidt, namelijk de vzw Suggnomè. De vzw Suggnomè is een erkende bemiddelingsdienst voor Vlaanderen. De erkende bemiddelingsdienst in Wallonië is 'aslb Médiante'.138 Deze studie beperkt zich tot de bemiddelingsdiensten in Vlaanderen. Deze informatie werd bekomen via documentverzameling en open interviews, grotendeels met praktijkwerkers. Voor het oogpunt van slachtoffers en daders op de bemiddeling baseer ik me hierbij op geschreven bronnen. Het is vooral van belang om er achter te komen of deze bemiddeling in de positieve of negatieve zin gunstig is voor de strafprocedure. 3.3. Gegevensanalyse Voor het empirische onderzoek zal er gebruik gemaakt worden van een kwantitatieve analyse aan de hand van secundaire data. Dit wil zeggen dat deze gegevens door anderen werden verzameld.139 Het cijfermateriaal voor de kwantitatieve analyse voor deze masterproef werd verzameld uit de jaarverslagen van de vzw Suggnomè.
136
LEYS, M., 'De gevalstudie' in kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T en ZAITCH, D. (eds.), Leuven/Den Haag, Acco, 2009, 176-178. 137 VAN GEMERT, F., 'Kwalitatieve databronnen in de criminologie' in kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T en ZAITCH, D. (eds.), Leuven/Den Haag, Acco, 2009, 149-157. 138 DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, (x) ' Médiation' [WWW]. http://www.dsbspc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=68&Itemid=93 [17/12/2012] 139 LIEVENS, J., 'Werken met secundaire kwantitatieve data' in Een samenleving onderzocht. Methoden van Sociaal-wetenschappelijk onderzoek, BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), Antwerpen, De Boeck, 2006, p. 344.
47
Via verschillende invalshoeken wordt getracht om een antwoord te bieden op de vraag of de bemiddeling nu al dan niet een meerwaarde vormt voor de strafprocedure. Er werd dus vooral gebruik gemaakt van een kwalitatieve methode, namelijk interviews, maar ook van literatuurstudie, die een vergelijking tussen de bemiddeling in strafzaken en de bemiddeling voorzien door de Wet van 22 juni 2005 weergeeft. Deze verschillende inzichten geven een beeld over de situatie.
48
4. Onderzoeksresultaten De resultaten van het onderzoek worden hier uitgebreid geanalyseerd en beschreven. Als eerste licht ik kort de operationele analyse toe. Vervolgens geef ik de belangrijkste resultaten weer van het kwalitatief onderzoek met de interviews van zowel bemiddelaars als justitieassistenten. Tot slot maak ik een analyse van secundaire data omtrent andere actoren die in aanraking zijn geweest met bemiddeling. 4.1. Kwantitatief luik Voor het kwantitatief onderzoek wordt er geopteerd om de volgende vragen te beantwoorden. Wat is het totaal aantal bemiddelingen en het aantal bemiddelingen, die eindigen in een geslaagd akkoord, sinds de inwerkingtreding van de Wet van 22 juni 2005? Om uit deze cijfergegevens te kunnen afleiden wat de meer- of minderwaarde van deze wet is voor de strafprocedure. Voor de operationele analyse, die slechts een bijkomstige bijdrage levert aan deze masterproef, worden de cijfergegevens uit de jaarverslagen van vzw Suggnomè140 bekeken en vergeleken. Voor het staven van het onderzoek naar de werking van de bemiddelingswet werden deze cijfergegevens geanalyseerd. De jaarverslagen lopen van 2002 tot 2012. Om een beeld te krijgen over de werking van de bemiddelingswet worden cijfers uit drie jaarverslagen vergeleken. Een jaarverslag uit 2003 voor de inwerkingtreding van de wet, een jaarverslag uit 2006 van kort na de inwerkingintreding van de wet en een laatste jaarverslag uit 2012. De analyse zal gebeuren door de algemene cijfers van Vlaanderen te vergelijken. De arrondissementele cijfers en deze van Aslb mediante uit Wallonië zullen niet worden vergeleken in deze masterproef. Van een zuivere vergelijking kan men niet spreken vermits de cijfers verschillen, om reden dat men in 2003 nog niet in elk arrondissement een bemiddelingsdienst had. Toch kan het een beeld schetsen van de evolutie. De cijfers die worden weergegeven zijn zodoende een samenvatting van alle arrondissementen van Vlaanderen.
140
De jaarverslagen kunnen teruggevonden http://www.suggnome.be/documentatie_verslag.php
worden
op
de
website
van
vzw
Suggnomè.
49
Elke melding die mogelijk kan leiden tot een bemiddeling, noemt men een aanvraag. Deze aanvragen hebben in wezen betrekking op een strafrechtelijk dossier. De redenen waarom een aanvraag niet wordt opgenomen, zijn: de aanvraag voldoet niet aan de criteria voor bemiddeling, het interfereert met een lopend onderzoek of de zitting is te kort bij. Men spreekt van bemiddelingsdossiers wanneer beide partijen, zowel dader als slachtoffer, via een persoonlijk gesprek uitleg hebben gekregen over de bemiddeling.141 In 2003 ontvingen de bemiddelingsdiensten in totaal 432 aanvragen voor een bemiddeling. Van de arrondissementen (die toen al een bemiddelingsaanbod hadden) werden 233 dossiers doorverwezen naar de
bemiddelingsdiensten. De verwijzer is in drie kwart van de
doorverwijzingen de gerechtelijke instanties met als grootste doorverwijzer het parket. Van de 781 potentiële bemiddelingsdossiers resulteerden 402 dossiers effectief in een slachtofferdader relatie die werd opgestart. In 2003 werden 414 bemiddelingdossiers afgesloten. Van de volledig doorlopen bemiddelingsprocessen in 2003, werd er in 38 percent142 van de dossiers een schriftelijke overeenkomst bereikt.143 Na de implementatie van de Wet van 22 juni 2005 en bijhorende uitvoeringsbesluiten werd 2006 gezien als een testjaar. In 2006 bereikten 948 aanvragen de bemiddelingsdiensten. Hiervan werden er 823 aanvragen effectief opgenomen om een bemiddeling op te starten. Van de 1797 potentiële slachtoffer-dader relaties die werden geselecteerd, startte men 715 bemiddelingsdossiers op, waarvan 602 dossiers effectief. Dit wil zeggen dat men na het eerste gesprek wil verder gaan met de bemiddeling. In 2006 werden 698 bemiddelingsdossiers afgesloten. Dit aantal ligt hoger omdat de nog niet afgewerkte dossiers van vorige jaren in 2006 wel werden afgerond. Van de volledig doorlopen dossiers werd ruim voor de helft van de dossiers of 51,4 percent een schriftelijke overeenkomst bereikt tussen de partijen.144 In 2012 ontvingen de bemiddelingsdiensten in totaal 2065 aanvragen tot slachtofferdaderbemiddeling, waarvan 1882 aanvragen effectief werden opgenomen. De overige
141
Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2006, Leuven, 26 maart 2007, 66-91. 270 dossiers werden volledig doorlopen waarvan 147 met een schriftelijke overeenkomst en 123 zonder schriftelijke overeenkomst. 143 Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2003, Leuven, april 2004, 59-83. 144 Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2006, Leuven, 26 maart 2007, 66-91. 142
50
aanvragen voldeden niet aan de criteria voor bemiddeling. Van de 3414 potentiële bemiddelingsdossiers
die
werden
geselecteerd,
resulteerden
er
1233
in
een
bemiddelingsdossiers met een slachtoffer-dader relatie. Dit wil zeggen dat beide partijen interesse tonen. In 2012 werden 1355 bemiddelingsdossiers afgesloten. Van de volledig doorlopen dossiers resulteerde 40 percent in een schriftelijke overeenkomst. Ook hier was de grootste doorverwijzer het parket.145 Tabel 1: Samenvatting cijfergegevens
Vlaanderen
2003
2006
2012
Totaal aantal aanvragen
432
948
2065
Aantal potentiële bemiddelingsdossiers
781
1797
3414
Aantal effectieve bemiddelingsdossiers
402
602
1882
Afgesloten bemiddelingsdossiers
414
698
1355
Uit deze evolutie kan je afleiden dat er een groeiende toename is van het aantal dossiers bij de bemiddelingsdiensten. Dit kan een gevolg zijn van de verwettelijking van de bemiddeling. Het begrip is dankzij de wet ingebed in het strafrechtsysteem waardoor dit alternatief steeds vaker wordt gekozen. Men zal moeten nadenken over de dossierselectie want in de toekomst zullen er meer doorverwijzingen komen eens iedereen vertrouwd is met het concept slachtoffer-dader bemiddeling.146
145 146
Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2012, Leuven, 2012, 113-131. Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 99.
51
De Wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling trad in werking op 31 januari 2006. Uit het registratiesysteem van de vzw Suggnomè werden tussen 31 januari 2006 en 31 januari 2013 7859 opgestarte bemiddelingsdossiers geregistreerd. Voor het totaal aantal geslaagde bemiddeling ligt dit enigszins anders. Zoals hierna uit de interviews ook zal blijken, ligt het slagen van een bemiddeling niet enkel en alleen aan een schriftelijke overeenkomst maar ook hoe beide partijen de bemiddelingsprocedure ervaren. Wanneer dit een positieve ervaring is, dan spreekt men ook van een geslaagde bemiddeling. Van het totaal aantal opgestarte bemiddelingsdossiers werden er effectief 6495 dossiers behandeld. In dezelfde periode werden 7692 bemiddelingsdossiers afgesloten waarvan 1927 besloten werden met een schriftelijke overeenkomst tussen beide partijen.147 Deze cijfers geven een beeld over de werking van de bemiddelingsdienst. Maar het geeft geen volledig beeld of een bemiddelingsdienst goed of slecht presteert. Een bemiddelingsdienst staat in relatie met instituten zoals gevangenissen, parketten van de procureur des Konings, dienst justitiehuizen en welzijnsorganisaties. Dus het gebruik van algemene standaarden en kwantitatieve indicatoren kunnen geen volledig beeld weergeven.148 4.2. Kwalitatief luik De klemtoon in deze masterproef ligt vooral op de kwalitatieve analyse van de wet omtrent de bemiddeling. De interviews werden vertrouwelijk afgenomen. De anonimiteit van de respondenten wordt gegarandeerd. Enkel de sector waarin de respondenten werken, is vrijgegeven om een duidelijk onderscheid te kunnen maken. Er zijn drie bemiddelaars van vzw Suggnomè geïnterviewd en drie justitieassistenten die werken voor justitie, specifiek voor het justitiehuis, dienst bemiddeling in strafzaken. Voor de aanvang van elk interview werd het principe van 'informed consent'149 of geïnformeerde toestemming toegepast; zodat de respondenten kennis hebben genomen over het doel van het onderzoek, wat er gebeurt met het
147
Deze gegevens zijn bekomen uit een e-mail van de stafmedewerker van vzw Suggnomè. Deze cijfergegevens komen rechtstreeks uit het registratiesysteem en werden nog niet gepubliceerd. 148 CLAES, B., 'Cijfers en letters: een wereld van verschil! Een verkenning van mogelijke spanningsvelden bij de normering van bemiddeling', Panopticon, 2008, nummer 3, p. 56. 149 DECORTE, T., Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling. Een handleiding, Gent, Academia Press, 2011, 521-522.
52
interview en wat hun rol daarin is. De respondenten hebben een formulier150 ondertekend waarin bovenvermelde informatie uitgebreid is uitgelegd en waarin ze toestemming hebben gegeven voor een bandopname. 4.2.1. Interviews bemiddelaars Allereerst werd bij de interviews gevraagd wat de bemiddelaars verstonden onder het begrip 'bemiddeling' bij de Wet van 22 juni 2005. De definitie, zoals deze omschreven staat in de Wet van 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling, omvat alles wat vzw Suggnomè voor de implementatie van deze wet bedoelde met het begrip bemiddeling en de bemiddelingspraktijk. In eigen woorden zetten de bemiddelaars hun definitie van bemiddeling uiteen. Telkens kwamen ongeveer dezelfde woorden en zinnen naar voor. Dat het een communicatieproces is tussen slachtoffers en daders (slachtoffer-daderbemiddeling), met behulp van een neutrale bemiddelaar. Één persoon sprak zelfs ruimer en noemde alle betrokkenen van een misdrijf. Vervolgens zeiden de meeste bemiddelaars: "Het is een gesprek over de feiten en gevolgen van een misdrijf binnen de strafrechtelijke procedure. Dit gesprek kan zowel indirect als direct. Het doel van de bemiddeling is om gezamenlijk tot een soort van oplossing te komen, de feiten een plaats te kunnen geven, te komen tot herstel. Het herstel heeft betrekking op zowel materiële als immateriële schade die werd berokkend." Als voorbeeld van de aard van feiten waarvoor een bemiddeling werd opgestart of werd doorverwezen naar de dienst werden geweldsdelicten of beter persoonsdelicten (slagen en verwondingen, overval met geweld,...) vermeld. Er werd steeds benadrukt dat niemand verplicht is tot bemiddeling. In een van de interviews werd het verschil vermeld tussen indirecte en directe bemiddeling. Tijdens een eerste bemiddelingsgesprek peilen bemiddelaars naar wat de gevolgen zijn geweest voor het slachtoffer, welke verwachtingen beide partijen hebben en luisteren zij naar de dader wat er is gebeurd. In een van de gesprekken werd vernoemd dat een bemiddeling alle kanten uit kan. Vervolgens werd er gepeild naar de voor- en nadelen van bemiddeling. Bij de drie gesprekken was het standpunt van de bemiddelaars duidelijk: ze zijn overtuigd van de voordelen van bemiddeling. De opgesomde voordelen zijn dat zowel slachtoffers als daders een stem krijgen in heel het gebeuren. Dat is wat de betrokken partijen het belangrijkste vinden: ze worden
150
Voorbeeld van het formulier bevindt zich in de bijlage.
53
gehoord door strafrechtelijke instanties en de bemiddelaars zelf. Het is voor hen betekenisvol dat er iemand naar hen luistert. Mensen krijgen antwoorden op hun vragen. Dankzij de bemiddeling kunnen ze verwerken wat is gebeurd, vinden ze hun evenwicht terug en kunnen het gebeuren afsluiten. Bemiddeling kan ook een manier zijn voor de daders om te tonen aan hun omgeving dat zij verantwoordelijkheid kunnen opnemen voor hun daden. De nadelen waren voor de bemiddelaars moeilijker om over te vertellen. Ze dienden hierover even na te denken. Nadelig voor een bemiddeling zijn externe factoren, bijvoorbeeld rechters of advocaten, waardoor ze het idee krijgen dat ze verplicht zijn tot bemiddelen. Het zich onder druk gezet voelen, zou niet mogen bij een bemiddeling. Wanneer praten niet in het karakter van mensen zit, komt het tijdens de bemiddeling niet goed. Zeker langs daderzijde komt dit voor: zij worden vaak onder druk gezet door hun advocaat. Dit kan een effect hebben op hun vonnis, wat ook niet het doel is voor de bemiddeling. Een ander nadeel is dat partijen zich bedot voelen. Bijvoorbeeld wanneer een slachtoffer denkt dat de dader mee in een bemiddeling stapt om een minder zware straf te krijgen. Een gepolariseerde situatie is ook een nadeel voor een bemiddeling, aangezien één of beide partijen niet openstaan voor het verhaal van de andere. Is er veel veranderd in de herstelbemiddelingspraktijk sinds men de herstelbemiddeling in het kader van de strafprocedure heeft geïmplementeerd? Heeft de wet voor verbetering gezorgd in de bemiddelingspraktijk? De meningen waren verdeeld. De meningen over de veranderingen in de herstelbemiddelingspraktijk sinds de wet is geïmplementeerd verschillen van arrondissement tot arrondissement. Voor de ene bemiddelaar is er niet veel veranderd aan de dagelijkse werking van de vzw Suggnomè, voor de andere bemiddelaar is er een duidelijk verschil sinds de wet in 2005 er is gekomen. Men is het erover eens dat dankzij de wetgeving er een middel is gekomen om meer gewicht te leggen in hun vraag naar bemiddelingsdossiers bij de gerechtelijke instanties. Eén bemiddelaar sprak zelfs "dat er poorten zijn open gegaan". In de beginjaren werkte niet elk parket mee aan het project, omdat het te veel verwarring zou brengen in de bemiddeling in strafzaken. Het doorverwijzen van bemiddelingdossiers hangt nog steeds af van persoonlijke meningen. Indien deze personen "bemiddelingsminded" zijn, worden dossiers gemakkelijker doorverwezen dan wanneer iemand niet voor het concept bemiddeling te vinden is. De doorverwijzing blijft dus ondanks de wet nog steeds een kwestie van individuen, het hangt af van de "goodwill" van personen. De wet biedt wel een mogelijkheid, maar wordt niet gezien als een verplichting.
54
Er zijn echter enkele positieve veranderingen opgetreden sinds de implementatie van de Wet van 22 juni 2005. Dankzij de wet moeten de mensen (slachtoffers en daders) die in contact komen met het parket geïnformeerd worden over de bemiddeling en de bemiddelingsdienst vzw Suggnomè. Ten tweede kan vzw Suggnomè sinds de inwerkingtreding van de wet de bemiddeling uitvoeren in elke fase van de strafrechtsbedeling. "Plots was alles mogelijk en konden we in elke fase werken". "De wet heeft een kader gegeven om te mogen werken maar toch de vrijheid laat om onze methode toe te passen". Sinds de wet is er een bewustwording gekomen van de gerechtelijke instanties, waardoor er een betere samenwerking is met het parket door de verbindingsmagistraat. Hoe zal dit in de toekomst evolueren? Eén van de bemiddelaars legde uit dat in tegenstelling tot het strafrecht, dat al heel lang bestaat, de introductie van het herstelrecht in het strafrecht, in vergelijking met het bestaan van het strafrecht, op ongeveer tien jaar tijd al heel wat heeft bereikt. In elk arrondissement is nu een bemiddelingsdienst voorzien. Vroeger konden bemiddelaars geen beroep doen op hun beroepsgeheim in bijvoorbeeld assisenzaken. Nu kan dit wel dankzij de wet. Er is echter nog geen wet over de deontologie van vzw Suggnomè, maar dit wordt wel voorzien vanuit de dienst zelf. Over de verplichting van het parket en andere gerechtelijke instanties om de mensen te informeren over de bemiddeling is het duidelijk dat dit niet in elk arrondissement wordt toegepast. Pas dit jaar komt er een richtlijn van het Parket-Generaal over hoe het parket daar concreet mee zal omgaan. Hopelijk zal er dan een lineair aanbod zijn voor iedereen, in elk arrondissement. Heeft het invoeren van de Wet van 22 juni 2005 een effect gehad op de werking van de strafprocedure? Het doel van vzw Suggnomè is herstelrechtelijk gedachtegoed in het strafrecht brengen. Men streeft ernaar om van het strafrechtsysteem een meer communicatieve en participatieve justitie te maken. Hiervoor gebruiken ze de methode van bemiddeling. Met de bemiddeling "wordt daar effectief rekening mee gehouden in de vonnissen, merken rechters dat überhaupt op?". Ook hier hangt het opnieuw af van arrondissement tot arrondissement en van persoon tot persoon. Er wordt af en toe rekening mee gehouden, net zoals met andere factoren. Het heeft wel een groot effect wanneer een rechter hier aandacht voor heeft. Mensen krijgen immers het gevoel dat er naar hen wordt geluisterd en dat ze gehoord worden. Dit is wat men bedoelt met communicatieve justitie. Partijen kunnen meer deelnemen aan het strafrechtelijk gebeuren en dit is waar de vzw Suggnomè naar streeft. De
55
bemiddelingsdossiers die doorstromen naar de vzw zijn slechts een heel klein percentage van alle strafrechtelijke dossiers. En zoals bij het kwantitatieve luik reeds werd vermeld wordt nog eens een klein deel van de doorgestroomde aanvragen effectief een bemiddeling. Van deze bemiddelingen mondt slechts een klein deel uit in een schriftelijke overeenkomst. Uit de gesprekken met de bemiddelaars kan worden afgeleid dat de impact van de bemiddeling op de strafprocedure miniem is. Maar het maatschappelijk belang er van wordt wel ingezien. Als buitenstaander, zoals bijvoorbeeld de belanghebbende (daders/slachtoffers, relevante diensten), vormt het een uitdaging om door de veelheid van maatschappelijke actoren en door het doolhof van bemiddelingsdiensten een duidelijk beeld te krijgen. Is dit anno 2013 al verbeterd? De drie bemiddelaars vinden dat dit nog steeds een doolhof is. Is er al enige uniformiteit tussen de verschillende diensten? Tussen justitie, politie en hulpverlening is het moeilijk om van uniformiteit te spreken. Niettegenstaande dat men over hetzelfde thema bezig is, heeft men allemaal een andere finaliteit. Over de uniformiteit tussen de diensten van Suggnomè over de verschillende arrondissementen heen verschilt men van mening. Er zijn arrondissementele verschillen doordat men andere samenwerkingspartners heeft. Men beoogt wel dezelfde werkwijze en zelfde standaard brieven. De uniformiteit "hangt af van de goodwill van lokalen betrokken", er wordt gekeken wat er op lokaal vlak haalbaar is. Van een lineair aanbod is nog niet in ieder arrondissement sprake. Op methodisch vlak is er wel uniformiteit. Maar niet op alles kan er uniformiteit zijn, er is sowieso een verschil in werken. De menselijke gesprekken, daar bestaan geen standaarden voor, dit is een menselijk gegeven waar je niet onderuit kunt. Er zit dus een verschil op de bemiddelaars en veel heeft te maken met vooropleiding. Alle ondervraagde de bemiddelaars zijn het erover eens dat de Wet van 22 juni 2005 hiertoe niet heeft bijgedragen, het was al van voorheen. Hieronder151 wordt de verwarring tussen de strafbemiddeling en herstelbemiddeling uiteengezet. Tevens vermeldde de literatuur dat het streven naar uniformiteit in spanning staat met de mate waarin de organisatie de vrijheid heeft zelf de werking uit te bouwen en aan lokale noden aan te passen. De overheid mag geen absolute uniformiteit opleggen, dit zou de vooruitgang van de organisatie bemoeilijken.152
151
Cfr. 4.2.2. Interviews justitieassistenten en vergelijkingen met de bemiddeling. CLAES, B., 'Cijfers en letters: een wereld van verschil! Een verkenning van mogelijke spanningsvelden bij de normering van bemiddeling', Panopticon, 2008, nummer 3, p. 56. 152
56
4.2.2.Interviews justitieassistenten en vergelijking met de bemiddeling Voor elk interview werd aan de justitieassistenten gevraagd wat zij verstaan onder het begrip 'bemiddeling in strafzaken' bij de Wet van 10 februari 1994. In eigen woorden zetten zij hun definitie uiteen. Telkens kwamen ook hier ongeveer dezelfde woorden en zinnen naar voor. Dader en slachtoffer komen buiten de rechtbank tot een akkoord of tot een herstel van schade. De belangrijkste voordelen waren dat het voor het slachtoffer en de dader snel gebeurt en dat er inspraak van beide partijen mogelijk is. Eén justitieassistent sprak van "van kort op de bal spelen". Justitieassistenten worden, in tegenstelling tot bemiddelaars van zw Suggnomè, gemachtigd door de procureur des Konings om te bemiddelen tussen daders en slachtoffers van strafbare feiten. Ook hier zit in de definitie weer een belangrijk verschil met de bemiddeling van de Wet van 22 juni 2005, namelijk dat de dader een strafbaar feit heeft gepleegd waar een gevangenisstraf tot en met twee jaar kan gevraagd worden. Het belangrijk verschil is dus dat bemiddeling volgens de nieuwe bemiddelingswet in alle fasen de strafrechtelijke procedure kan, ook deze van de strafuitvoering.153 De bemiddeling in strafzaken is ook al elf jaar eerder wettelijk ingekaderd. Als men bij de bemiddeling in strafzaken komt tot een geslaagde bemiddeling, en de bijkomende maatregelen, opgelegd door de procureur, worden door de dader voltooid, kan dit voor de dader een verval van strafvordering meebrengen. Dit is een groot voordeel voor de dader, want de feiten komen niet op zijn strafblad te staan. De mogelijkheden van bemiddeling in strafzaken houden in de materiële vergoeding van schade, maar ook de vergoeding van de morele schade. Dit is een gelijkenis met de bemiddeling. Ook acute problemen kunnen op korte termijn worden aangepakt. Aangezien beperking van bemiddeling van strafzaken slechts gedurende zes maand mogelijk is, kan dit een beperking vormen. Aan de andere kant kan dit een voordeel zijn, omdat het probleem op korte termijn wordt aangepakt. Anders dan in de bemiddeling is dat de justitieassistent bij bemiddeling in strafzaken nog steeds verder kan werken met de dader, in het geval het slachtoffer niet wil meewerken. In de interviews werd gevraagd wat zowel bemiddelaars als justitieassistenten verstaan onder neutraliteit. In bovenstaande theorie werden de achterliggende principes al uiteengezet. Nu, er
153
VAN GARSSE, L., ‘Bemiddeling in de strafrechtelijke context. Suggesties voor regelgeving op basis van jaren bemiddelingspraktijk’, Panopticon, 2004, nummer 5, p. 49.
57
is een verschil voor het principe neutraliteit bij de bemiddeling en neutraliteit bij de bemiddeling in strafzaken. Voor de bemiddelaars van vzw Suggnomè, waar het principe van neutraliteit duidelijk staat omschreven in de literatuur, is het houden van de neutraliteit een dagelijkse praktijkoefening. Het wordt omschreven als het ondersteunen in de communicatie tussen beide partijen. Als bemiddelaar mag er niet geoordeeld worden; dit is de taak van de rechter. De bemiddelaar staat als het ware tussen beide partijen en is dus onpartijdig. Bemiddelaars zijn zich bewust van hun rol en nemen altijd een professionele houding aan. Het kan wel zijn dat men als bemiddelaar meer sympathie heeft voor de ene partij als voor de ander, dan komt het er op aan het evenwicht te bewaren en zich professioneel op te stellen. Bijna alle bemiddelaars als justitieassistenten lieten blijken dat het normaal is dat problemen heel herkenbaar zijn of meer raken dan andere problemen. Eén persoon kon dit mooi verwoorden: "Je bent ook maar een mens". Eén bemiddelaar merkte op dat het belangrijk is dat hun dienst los staat van het justitiehuis, het parket of de rechtbank. Dit is nu net het verschil tussen vzw Suggnomè en de dienst bemiddeling in strafzaken. Maar zowel bemiddelaars als justitieassistenten proberen het evenwicht te bewaren en in het midden te staan van beide partijen. Hoe verloopt de procedure van de bemiddeling en van de bemiddeling in strafzaken? Loopt deze gelijk voor beide wetten? Uit de theorie kan je al afleiden dat de verschillende fases grotendeels gelijklopen. Zowel de bemiddelaars als de justitieassistenten zetten bondig in eigen woorden de verschillende fases uiteen. Bij het selecteren van de dossiers beslist de procureur des Konings of een dossier in aanmerking komt voor bemiddeling in strafzaken. In tegenstelling tot de bemiddeling kunnen de dossiers via verschillende kanalen terecht komen bij vzw Suggnomè. Enkele criteria waar een dossier moet aan voldoen stemmen overeen, bijvoorbeeld moet de dader bekend hebben en moet er een identificeerbaar slachtoffer zijn. Wanneer bij bemiddeling de dossiers geselecteerd zijn door de parketmagistraat of de onderzoeksrechter, weten de partijen nog niets van bemiddeling af. Vzw Suggnomè stuurt dan informatiebrieven naar beide partijen. Deze fase komt niet voor bij de bemiddeling in strafzaken. Bij bemiddeling in strafzaken heet men drie fases die enigszins anders zijn dan bij de bemiddeling. De justitieassistenten spreken hier van de voorbereidende fase, de bemiddelingszitting en de opvolgingsfase. Deze komen overeen met wat de theorie zegt. Opvallend was dat men bij de bemiddeling in strafzaken eerst gaat polsen of de dader bereid is om mee te werken, terwijl men bij de bemiddeling men eerst met het slachtoffer een
58
gesprek voert. Het is logisch voor de bemiddeling in strafzaken, want als men daar eerst het slachtoffer contacteert en naderhand de dader niet wil meewerken, is dit "heel jammer" voor het slachtoffer. Zowel bemiddelaars als justitieassistenten starten de bemiddeling apart op. Men gaat eerst bij beide partijen een gesprek voeren vooraleer men ze laat samenkomen. Bij bemiddeling spreekt men van een "match" als beide partijen willen meewerken aan de bemiddeling. Bij de gesprekken wordt er eerst teruggekoppeld vooraleer men beide partijen laat samenkomen. Van de dossiers komt slechts dertig procent tot een ontmoeting. De meerderheid van de bemiddelingen verloopt via de bemiddelaar die over en weer pendelt tussen dader en slachtoffer.154 Vaak gebeurt dit zelfs niet en wordt er verder onderhandeld via de bemiddelaar of justitieassistent. Een verschil tussen bemiddeling in strafzaken en bemiddeling is dat bij de voorbereidende fase van bemiddeling in strafzaken: naast het uitnodigen van de partijen om te bemiddelen tot een overeenkomst tussen dader en slachtoffer, formuleert men de bijkomende maatregelen bij de dader. Een volgende verschil is de zittingsfase van de bemiddeling in strafzaken. Indien er een overeenkomst is bereikt wordt er bemiddelingszitting georganiseerd bij de substituut-procureur des Konings, "daar worden alle afspraken bekrachtigd en vanaf dan loopt de proeftermijn van zes maanden", dit is niet voor de bemiddeling. Wel gaat men voor de bemiddeling terugkoppelen naar de gerechtelijke instanties. Het grote verschil is dat de bemiddeling die tot een goed eind loopt bij de bemiddeling in strafzaken een gevolg heeft, dit in tegenstelling tot de bemiddeling, namelijk het verval van strafvordering voor de dader. Veel van de eerste kennismakingsgesprekken tussen de bemiddelaars of justitieassistenten gebeurd telefonisch. Uit de vergelijking tussen beide procedures kan worden afgeleid dat de grote lijnen van beide bemiddeling wel hetzelfde zijn, maar er zitten toch grote verschillen op. Het kan in eerste instantie dus verwarrend overkomen dat deze gelijk zijn, maar de wetgever heeft er goed aan gedaan om deze beide naast elkaar te laten bestaan. Om verder te gaan op deze verwarring tussen de herstelbemiddeling en de strafbemiddeling, werd naar de mening gevraagd van zowel de bemiddelaars als de justitieassistenten omtrent dit probleem. Volgens de bemiddelaars komt het er op neer dat de strafbemiddeling, dat
154
Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslagkrant 2012, Leuven, 2012, p. 2. (jaarverslagkrant)
59
vanuit het parket komt, een afhandelingsmodaliteit is. Van zodra in een dossier een rechter aan te pas komt, kan dit niet meer via de bemiddeling in strafzaken worden behandeld. Iemand verwoordde zeer mooi dat de herstelbemiddeling een andere finaliteit heeft: "herstelbemiddeling is er gekomen van mensen uit het werkveld, die hadden van er zit iets in dat herstelrecht. We willen een vzw oprichten die bezig is met herstel. We willen ervoor zorgen dat daders en slachtoffers met elkaar kunnen praten over feiten, zonder dat daar gevolgen aan verbonden zijn. Dat het puur gaat om het communiceren zelf. De mensen een andere kijk kunnen geven over dat misdrijf en dat helemaal los staat van afhandeling". Strafbemiddeling en herstelbemiddeling zijn uit een heel andere weg gegroeid. "Whats in a name": vroeger hanteerde vzw Suggnomè de naam herstelbemiddeling, nu gebruikt men de naam slachtoffer-dader bemiddeling. Bij bemiddeling in strafzaken legde iemand uit dat men een juridisch kader heeft: "stok achter de deur". Wanneer een dader niet mee stapt in de bemiddeling wordt hij gedagvaard. Dit verschilt met herstelbemiddeling, hier heeft men als voordeel dat men echt uit vrije wil deelneemt, want bij de bemiddeling in strafzaken is deze keuze eerder beperkt. Ook haalde een justitieassistent nog eens aan dat het verschil ligt in de bemiddeling in strafzaken: deze heeft een beperking tot twee jaar straf, het is dus eerder voor kleinere criminaliteit. Ondanks de verschillen tussen beiden moet ook de gelijkenis worden benadrukt: beiden gebruiken wel dezelfde methode, namelijk bemiddelen, en men hanteert dezelfde principes155. In een artikel over de noodzaak van een eenheid van structuur binnen de organisatie van de bemiddelingsdiensten heeft men het hier ook over. In Vlaanderen zijn er heel wat verschillende bemiddelingsdiensten beschikbaar. Deze diensten zijn vrij onafhankelijk van elkaar ontwikkeld waardoor er een gebrek is aan eenheid en uniformiteit. Volgens het artikel zullen vragen inzake bemiddeling niet eenduidig worden beantwoord door verschillende diensten. Dit is duidelijk geworden tijdens de interviews: zowel de verschillen onderling als tussen de herstelbemiddeling en strafbemiddeling. De verwarring was volgens het artikel alom aanwezig, ondanks beide een andere finaliteit hebben. De auteur stelde voor om het huidig artikel 216ter van het Wetboek van Strafvordering anders te omschrijven. In artikel 553 heeft de wetgever het verschil tussen een zuivere bemiddeling en de bemiddeling in
155
Vrijwilligheid, neutraliteit en vertrouwelijkheid.
60
strafzaken als volgt geformuleerd: "Onder voorbehoud van artikel 216ter van dit Wetboek, kan elkeen die een direct belang heeft in elke fase van de strafprocedure en tijdens de strafuitvoering verzoeken om bemiddeling"156. De wetgever erkent hiermee dat beide bemiddelingsprocessen
een andere finaliteit hebben. Een goede stap in de richting van
eenheid in de structuur is de nieuwe bemiddelingswet van 22 juni 2005.157
156
Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, B.S., 27 juli 2005, 33323- 33325. (Artikel 553 tot 555 in het Wetboek van Strafvordering) 157 GOOSEN, T., 'Noodzaak van een eenheid van structuur binnen de organisatie van de bemiddelingsdiensten?', Suggnomè vzw, 2006, nummer 4, 7-11.
61
5. Bevindingen 5.1. Bevindingen uit de interviews In de voorbije jaren werd 'herstel' wettelijk naar voor gebracht in het Belgische strafrechtelijk beleid. De slachtoffer-dader bemiddeling kreeg een vooraanstaande plaats in het Wetboek van Strafvordering.158 Dankzij de initiatieven voor het opstarten van de herstelbemiddeling met bevindingen uit zowel penologische als victimologische hoek werd met de bemiddeling een goede methodiek neergezet. Het is duidelijk dat zonder de wettelijke basis er een hinderpaal was voor de geloofwaardigheid van de bemiddelaars. Zonder die wettelijke basis waren er ook arrondissementele verschillen wat zorgde voor versnippering.159 Uit de interviews is gebleken dat er nog steeds verschillen zijn tussen de arrondissementen. Uit de interviews viel meteen op dat mensen die dagelijks in de praktijk staan grote voorstanders zijn van de bemiddeling. Ze maken allemaal duidelijk wat het individuele en maatschappelijke nut is van deze vorm van conflictbemiddeling. Het wettelijk kader heeft tot doel om het aanbod van bemiddeling herkenbaar te maken voor burgers en alle betrokken instanties. De wet biedt garantie voor homogeniteit van het aanbod in de gerechtelijke instanties en voor zorgt voor rechtszekerheid voor de partijen die in de bemiddeling zijn betrokken. Van het streven naar een rechtsgelijk aanbod van bemiddeling aan iedereen die naar aanleiding van een misdrijf betrokken is in een strafrechtelijke procedure is nog niet overal sprake.160 Uit de interviews met de bemiddelaars is gebleken dat er voor alle arrondissementen er nog geen lineair aanbod is om partijen te informeren. In ieder arrondissement zal het gesprek tussen de bemiddelaar en zijn cliënten op een andere manier verlopen. Dit heeft vooral te maken met het karakter en eigenheid van iedere individuele bemiddelaar. Op andere vlakken zou de werking wel identiek moeten zijn in Vlaanderen. Dit is evenwel anno 2013 nog steeds niet het geval.
158
VAN GARSSE, L., 'Implementatie van de herstelbemiddeling: veranderingsmanagement in samenspraak', Panopticon, 2008, nummer 5, 14. 159 Ibid, 17-18. 160 CLAES, B., ‘Slachtoffer-daderbemiddeling in strafrechtelijke context. Markante vaststellingen in feiten en beleid bij het jaarverslag 2006 van de vzw Suggnomè.’, Panopticon, 2007, nummer 5, p. 56.
62
5.2. Slachtoffers en daders over bemiddeling Het meemaken van een delict is voor vele slachtoffers een traumatische ervaring. Lang nadat het delict heeft plaatsgevonden kunnen de consequenties zich nog laten voelen. Ook wanneer er minder ernstige fysieke en materiële gevolgen zijn, kan het gepleegde feit een emotioneel spoor nalaten.161 In de openbare rechtszittingen is er meestal geen of te weinig tijd of ruimte voor de sociale, emotionele of psychische gevolgen van een misdrijf. Professionals associëren herstel niet in de eerste plaats met het financiële aspect van de zaak, in de vorm van schadevergoeding via burgerlijke partijstelling, maar veeleer met de subjectieve beleving van het misdrijf.162 Het is daarom dat herstelbemiddeling als initiatief een communicatieve ruimte biedt, het laat slachtoffers en daders toe om met elkaar te kunnen praten over een gerechtelijke kwestie. Dit kan door middel van de bemiddelaar informatie te delen of via een rechtstreekse ontmoeting die de bemiddelaar begeleidt. Beide partijen kunnen dankzij deze methodiek terug rust vinden en er kan gewerkt worden aan het herstel van de geleden schade. De nood en vraag naar communicatie tussen slachtoffers en daders is groot. Een citaat van een moeder van een slachtoffer beschrijft de situatie goed: "Hoe kon je zo laf zijn? Spijt komt altijd te laat"[...]"Het voelt goed dat ik de dader iets kon zeggen"163. Dit laat zien hoe belangrijk het is voor partijen om zich te kunnen uitdrukken tegenover de andere betrokkene. Het laat ruimte om in interactie te gaan met de dader.. Waarom heeft de dader dat gedaan? Hoe kan ik aan het slachtoffer zeggen dat ik spijt heb?164 Partijen zitten vaak nog met allerlei vragen Uit een praktijkvoorbeeld worden enkele citaten weergegeven om zowel in het perspectief van het slachtoffer als van de dader de bemiddeling te zien en ervaren. De situatie wordt als volgt omschreven in het voorbeeld van een bedreiging met een wapen van een minderjarig meisje. De personen in deze bemiddeling zijn aan de slachtofferkant het meisje en haar
161
FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, p. 15. 162 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 83-84. 163 BATAILLIE, D. en SOETEWAY, L., (maart 2011) 'Herstelbemiddeling. Een maatschappelijk gedragen aanbod bij straftrechtelijke conflicten.' [WWW]. http://www.herstelrecht.be/media/artikels/Strop&Toga%20%20maart%202011.pdf [10/07/2013] 164 BATAILLIE, D. en SOETEWAY, L., (maart 2011) 'Herstelbemiddeling. Een maatschappelijk gedragen aanbod bij straftrechtelijke conflicten.' [WWW]. http://www.herstelrecht.be/media/artikels/Strop&Toga%20%20maart%202011.pdf [10/07/2013]
63
ouders, langs de daderkant de dader met zijn vriendin en de neutrale bemiddelaar. "Toen we de brief met het bemiddelingsaanbod van het parket kregen, was ik bang, want ik wist niet wat er ging gebeuren",... "Maar over de mogelijkheid van bemiddeling werd niet gesprokken door de justitieassistente. Dat werd pas duidelijk met de brief van het parket. Dus dit was nieuw. Ik wist niet waar ik mij aan moest verwachten."165 Hieruit blijkt dat de dader nog helemaal geen idee had wat bemiddeling inhield en hij niet op de hoogte werd gebracht door andere instanties over bemiddeling, tot hij de brief kreeg van het parket. De dader in dit voorbeeld wilde zijn verantwoordelijkheid opnemen voor de feiten, want hij had er spijt van wat hij gedaan had. Dit is een goed voorbeeld van vrijwilligheid, wat nodig is voor herstelbemiddeling. Ook aan de zijde van de slachtoffers wist men niets van het bestaan van bemiddeling tot ze de brief kregen. "Ongeveer vier maanden na de feiten kregen we van de rechtbank een brief waarin stond dat we de mogelijkheid hadden om met de dader te bemiddelen. Voordien hadden we daar nog nooit van gehoord".166 In het praktijkvoorbeeld wordt duidelijk dat elke bemiddeling anders is. Ook al loopt het niet zoals verwacht, toch hebben beide partijen positief gereageerd op de bemiddeling. Op het einde van de bemiddeling gaf het slachtoffer een kaartje met daarop "vergeten kan ik niet, maar wel vergeven".167 Dat is wat bemiddeling doet met het slachtoffer. Het slachtoffer heeft de feiten een plaats kunnen geven. Dat de dader zijn fout inziet is ook belangrijk voor de bemiddeling. Woorden van de dader: "Luister eerst eens naar het slachtoffer en bekijk je mening dan nog eens een keer. Sta eens stil bij de vragen: Wat heb je gedaan? Hoe erg is het? Wat gaat er gebeuren? Hoe kunnen we zoeken naar een oplossing?".168 De bemiddeling werd vier maanden na de feiten aangeboden. Langs beide kanten vond men dat het aanbod veel eerder mocht gebeuren, omdat ze na de feiten nergens echt terecht konden met al hun vragen. Het slachtoffer heeft de bemiddeling nodig gehad om uiteindelijk de feiten te verwerken.169 Nog enkele woorden over hoe beide partijen de bemiddeling hebben ervaren. "Als ik opnieuw iets dergelijks zou meemaken, zou ik meteen weer deelnemen aan een bemiddeling en ik kan het anderen ook aanraden", zei de dader. De moeder van het
165
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 64-65. Ibid, p. 66. 167 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 71. 168 Ibid, p. 72. 169 Ibid, 61-79. 166
64
slachtoffer zei: "We hebben lang getwijfeld, maar nu we weten hoe bemiddeling werkt, zouden we sneller op het aanbod ingaan".170 Op deze situatie kan de theorie over bemiddeling toegepast worden. De dader kan zijn verantwoordelijkheid opnemen en zijn fout herstellen, het slachtoffer kan vertellen wat voor gevolgen deze feiten hebben en kan vragen stellen. Dit alles gebeurt op een communicatieve manier buiten het gerecht met een neutrale bemiddelaar. De mensen krijgen een stem in heel het strafrechtelijk gebeuren. "Ontmoeting met de dader is pijnlijk maar heilzaam". "Ondanks weerbots goede manier om af te ronden".171 Uit deze twee citaten leer je hoe slachtoffers de bemiddeling hebben ervaren. Ook voor daders wordt bemiddeling positief ervaren. "Zeker als dader ... als je iets wil doen voor je slachtoffer is het belangrijk" [...] "Voor mij was de bemiddeling eigenlijk perfect".172 In dit geval wou de dader heel graag samen rond de tafel zitten met zijn slachtoffer, het is wel niet gelukt maar hij vindt dat hij al ver is geraakt. Hij vond dat hij heel veel steun heeft gehad van de bemiddelaar en ervoer dat hij op dezelfde manier werd behandeld als het slachtoffer. Dit is natuurlijk waarvoor het begrip neutraliteit staat. Ook uit de interviews is gebleken dat het voor de partijen belangrijk is dat er iemand naar hun verhaal luistert. Dat men terug controle krijgt over de situatie (slachtoffer leeft minder in angst en daders laten zien dat ze ook maar een mens zijn). Soms loopt een bemiddeling niet zoals verwacht. Mensen hebben een verkeerde perceptie van bemiddeling, zien hun verwachtingen niet gerealiseerd of zijn soms ontgoocheld doordat maar één kant wil bemiddelen. Dit kan altijd gebeuren, maar uit de gesprekken van de bemiddelaars is het merendeel van de ondervraagden toch positief over het concept bemiddeling. Uit het standpunt van slachtoffers en daders die een bemiddeling hebben meegemaakt, is het naar mijn mening een meerwaarde dat de bemiddeling werd geïmplementeerd in de strafrechtelijke procedure. De implementatie van de wet heeft onrechtreeks dit effect. Door deze wet hebben de onafhankelijke bemiddelingsdiensten een middel om er toch op te
170
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 78-79. Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslagkrant 2012, Leuven, 2012, p. 25. (jaarverslagkrant) 172 Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 193194. 171
65
hameren bij de gerechtelijke instanties dat de maatschappij echt wel nood heeft aan een gegeven zoals bemiddeling. 5.3. Mensen uit de sector over bemiddeling In het vorige hoofdstuk wordt de bemiddeling besproken vanuit het oogpunt van mensen uit de sector die in hun functie voortdurend werken met slachtoffers en daders van misdrijven, en vertrouwd zijn met bemiddeling naar aanleiding van strafrechtelijke feiten. Om de vooropgestelde vragen te beantwoorden, werden de afgenomen interviews geanalyseerd. Aan de ene kant werden drie praktijkmensen van de vzw Suggnomè uit verschillende arrondissementen geïnterviewd. Aan de andere kant werden drie justitieassistenten geïnterviewd die de bemiddeling in strafzaken hanteren. Verder werd er gebruik gemaakt van secundaire data van professionals die hun mening geven over de plaats van bemiddeling in de strafrechtelijke procedure. Uit de bronnen werden drie interessante teksten genomen. Deze gaan namelijk om personen die als beroepsuitoefening in contact komen met bemiddeling, maar vooral met de gerechtelijke instanties. Dit om een beeld te vormen hoe er vanuit de gerechtelijke instanties wordt gedacht over bemiddeling. Er moet echter met een kritisch oog worden gekeken, aangezien deze personen werden geïnterviewd voor het boek van vzw Suggnomè en ook kort na de inwerkingtreding van de wet. Uit de ervaring van de onderzoeksrechter blijkt dat de meeste verdachten in dat stadium van het gerechtelijk onderzoek zelden gevoelens van spijt tonen ten aanzien van het slachtoffer. Zijn mening omtrent bemiddeling is dat men aan mensen die sporadisch in aanraking komen met Justitie, men zeker bemiddeling kan aanbieden en dit dan ook effectief een meerwaarde heeft. De dader moet inzicht hebben in zijn eigen daden, dit vindt de onderzoeksrechter noodzakelijk vooraleer hij een dossier overmaakt voor bemiddeling. Hij merkt ook dat er bij mensen toch de gedachte speelt dat het resultaat van bemiddeling van invloed kan zijn op de toekenning van de strafmaat. "Eerlijk gezegd stel ik geen al te hoge verwachtingen m.b.t. het bemiddelingsresultaat, maar ben ik van mening dat bij een geslaagde bemiddeling iedereen
66
erbij gebaat is".173 Hier merkt men duidelijk dat de verwachtingen niet hoog zijn, maar men begint er wel het nut van in te zien. Net zoals de onderzoeksrechter deel ik de mening dat het resultaat van de bemiddeling wel een zekere invloed heeft tijdens een proces. De onderzoeksrechter vindt bemiddeling belangrijk omdat het conflict terug in de handen van de dader en het slachtoffer wordt gegeven en dit eventueel tot een verzoening kan leiden snel na de feiten. Uit de interviews kon men al afleiden dat de rechters, onderzoeksrechters en parketmagistraten nog niet allemaal de reflex hebben om een dossier over te maken aan de bemiddelingsdiensten. Het komt er op aan voor de bemiddelaars om te blijven sensibiliseren en de betrokken actoren er attent op te maken. Ook de onderzoeksrechter vindt dat iedereen die betrokken is bij de strafrechtprocedure de mogelijkheid van bemiddeling in het achterhoofd moet houden en het bemiddelingsproces naar waarde schatten. "Nadelen zijn er volgens mij niet verbonden aan bemiddeling, ik zie enkel voordelen. Als mensen kunnen bemiddelen en hun conflict zelf in handen kunnen nemen, kan dit voordelen bieden voor beide partijen".174 De volgende professional is eerste Substituut Procureur des Konings bij het parket. Naast zijn standaard takenpakket, houdt de substituut procureur zich ook bezig met alternatieve afhandeling van strafdossiers waar slachtoffer-dader bemiddeling ondervalt. " Het is hoe dan ook een goede zaak als er vragen van daders of slachtoffers in het kader van slachtofferdader bemiddeling beantwoord kunnen worden".175 Hij meent ook dat als de bemiddeling de verwerking kan bewerkstelligen dat dit zonder twijfel als een meerwaarde kan beschouwd worden. Hoe denkt een rechter over slachtoffer-dader bemiddeling? Deze rechter heeft het project op het parket van dichtbij gevolgd. "Bemiddeling voorafgaand aan de zitting kan zeker zinvol zijn, ik zie eigenlijk enkel voordelen" [...] "Op de zitting staat de formele setting een openhartig gesprek tussen dader en slachtoffer vaak in de weg". Zowel voor daders als voor slachtoffers ziet hij alleen maar voordelen in van de bemiddeling.
173
Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 97. Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, 95-99. 175 Ibid, 108-109. 174
67
De vzw Suggnomè hoopt dat de gerechtelijke instanties steeds meer overtuigd geraken van deze zienswijze. Echter niet iedereen is reeds overtuigd van de vele voordelen die bemiddeling biedt. Er zijn nog te veel actoren die twijfelachtig staan tegenover bemiddeling in de strafprocedure. Zoals men eerder aanhaalde bij de interviews hangt het vooral af van het feit of de personen die dossiers doorverwijzen bemiddelingsminded zijn of niet.
68
Conclusie In de conclusie van deze Masterproef worden nogmaals kort de belangrijkste elementen weergegeven uit de verschillende hoofdstukken, om vervolgens een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen die in deze Masterproef werden gesteld. Als eerste worden bepaalde zaken uit de literatuurstudie belicht met betrekking tot de beschrijving van de begrippen. Vervolgens komen de geschiedenis en de wetgeving aan bod. Ook worden de belangrijkste punten weergegeven van de vergelijking van de procedure van herstelbemiddeling en bemiddeling in strafzaken. Als laatste uit het eerste deel van deze Masterproef komen de bemiddelingspraktijk en de verschillende inzichten aan bod. Uit de omschrijving van de begrippen kan worden vastgesteld dat er veel verwante begrippen en definities zijn die uiteindelijk allemaal hetzelfde beogen. Bemiddeling, herstelbemiddeling, slachtoffer-dader bemiddeling, mediation: ze betekenen allemaal hetzelfde. Naast de herstelbemiddeling is er ook de bemiddeling in strafzaken waartussen zowel gelijkenissen als verschillen bestaan. Dit brengt verwarring met zich mee. Daarnaast zijn er 3 belangrijke principes die typerend zijn voor bemiddeling, namelijk vrijwilligheid, vertrouwelijkheid en neutraliteit. Vanuit het hoofdstuk over de geschiedenis kan men afleiden dat bemiddeling van alle tijden is. Bemiddeling heeft zijn weg uiteindelijk gevonden naar het traditionele strafrecht. De maatschappelijke verankering van bemiddeling kan alleen maar toenemen dankzij de Wet van 22 juni 2005. De Belgische wetgever haalde zijn inspiratie uit de Europese aanbevelingen omtrent bemiddeling en op 22 juni 2005 werd de wet goedgekeurd. Wat later volgde de officiële erkenning van vzw Suggnomè als bemiddelingsdienst in het kader van de Wet op 22 juni 2005. Lopen nu beide procedures gelijk? Bij beide vormen van bemiddeling, bemiddeling in strafzaken en herstelbemiddeling, is de procedure toch overwegend verschillend. Het grote verschil tussen beide is dat herstelbemiddeling kan voorkomen op alle niveaus van de strafrechtsbedeling, ook de fase van strafuitvoering. De bemiddeling in strafzaken komt daarentegen enkel voor op het niveau van het parket. Een verder opmerkzaam verschil tussen beide is bij de bemiddeling in strafzaken. Wanneer de procedure gunstig is verlopen, als gevolg het verval van strafvordering teweeg brengt. De bemiddeling in strafzaken wordt dan 69
ook aanzien als een alternatieve maatregel voor de klassieke straf. Bij de procedure van herstelbemiddeling, als deze positief is doorlopen, kan hier mogelijk rekening worden mee gehouden tijdens het gerechtelijk proces. In de praktijk bestaan drie verschillende erkende bemiddelingsdiensten: de bemiddeling in strafzaken, de herstelbemiddeling bij meerderjarigen en de politionele schadebemiddeling. Vanuit het maatschappelijk perspectief kan de bemiddeling niet alleen betekenisvol zijn voor slachtoffers en daders, maar ook voor de maatschappij. Dankzij de bemiddeling kan de kloof tussen de burgers en het recht verkleind worden. In het tweede gedeelte van deze Masterproef wordt de onderzoeksanalyse nader toegelicht. In het eerste deel werden al enkele onderzoeksvragen beantwoord door de literatuurstudie. Bijvoorbeeld wat er wordt verstaan onder de begrippen bemiddeling bij de Wet van 22 juni 2005 en bij de bemiddeling in strafzaken. Het verloop van beide procedures werd ook al uitgeklaard. In de interviews wordt hier eveneens naar gepeild. In het tweede deel wordt vooral op zoek gegaan wat nu het effect is van de Wet van 22 juni 2005 op de strafprocedure en wat de mening is van verschillende actoren is over bemiddeling. Voor de operationele analyse werd er op zoek gegaan naar wat het totaal aantal bemiddelingen is en het aantal bemiddelingen die eindigden in een geslaagd akkoord. Uit de jaarverslagen van vzw Suggnomè kan worden afgeleid dat er een positieve evolutie is van het aantal dossiers. Dankzij de wet heeft de bemiddelingsdienst een wettelijk kader om in te werken waardoor ze meer gewicht kunnen geven aan de bemiddeling. En dankzij de wet is er al wat meer bekendheid van het concept bemiddeling, dit is te merken aan de stijgende lijn van het aantal dossiers. Voor het kwalitatieve luik werden interviews van bemiddelaars en justitieassistenten afgenomen. Uit deze interviews kunnen enkele belangrijke punten worden aangehaald. Duidelijk is dat de bemiddelaars volledig achter het concept bemiddeling staan. Wat natuurlijk normaal is maar dit is naar mijn mening belangrijk dat ze dit doen om andere actoren mee te krijgen met hun visie. Het probleem rond de uniformiteit die nog niet op punt staat komt in de interviews aan bod. Er is nog niet in elk arrondissement een lineair aanbod voor het informeren van de partijen over de bemiddeling. Nog op te merken is dat de wet niet veel heeft veranderd aan de bemiddelingspraktijk zelf. De wet is ruim gebleven zodat de werking van de bemiddelingsdienst kon blijven zoals ze voorheen was. Wat wel een positief
70
effect is van de implementatie van de bemiddelingswet is dat de bemiddeling nu ook kan toegepast worden in de fase van de uitvoering. Zoals eerder aangehaald is dit een verschil met de bemiddeling in strafzaken. Het effect van de bemiddeling op de strafprocedure is momenteel eerder miniem. Maar het maatschappelijk nut wordt er wel van ingezien. Er dient te worden in acht genomen dat niet alle dossiers geschikt zijn om in een bemiddeling te stoppen. Er zijn verschillende criteria waaraan een dossier moet voldoen om een bemiddeling te kunnen starten. Zoals eerder aangegeven zijn de dossiers die terecht komen bij de bemiddelingsdienst al een klein deel van alle strafrechtelijke dossiers en daarvan zijn er een klein aantal die werkelijk starten met bemiddeling in vergelijking met alle dossiers. Ook moet er in acht worden genomen dat slachtoffers en daders die een bemiddeling starten hiervoor gekozen hebben en bij aanvang reeds een voorkeur voor bemiddeling hebben. Uit de interviews kan men afleiden dat niet iedereen zich hierin kan vinden. Het is echter een pluspunt voor de personen die hier wel nood hebben aan bemiddeling om hier ruimte voor te laten, zodoende dat de reguliere strafrechtelijke afdoening ultimum remedium wordt. Uit de afgenomen interviews en de literatuur kan worden afgeleid dat de meerwaarde van bemiddeling ongetwijfeld er uit bestaat dat het een middel is voor daders en slachtoffers om het conflict terug in eigen handen te nemen en zo de feiten te kunnen verwerken en een plaats te geven. Hoewel men kan twijfelen dat het de wet is die hieraan heeft meegeholpen. Men kan hieruit al zeker afleiden dat de Wet van 22 juni 2005 geen minderwaarde is voor de strafprocedure. Wat wel een meerwaarde blijkt van de wet is dat het de bemiddelingsdienst vzw Suggnomè een wettelijk kader heeft waardoor zij meer kunnen bereiken. Heeft de Wet van 22 juni 2005 nu een meer- of minderwaarde voor de strafprocedure? Het heeft de strafprocedure zeker niet negatief beïnvloed, maar een groot effect heeft het nog niet bereikt. Dit kan in de toekomst natuurlijk wel veranderen. Maar in het perspectief gezien is men nog niet zo lang bezig met de bemiddeling te in te brengen in de strafrechtelijke procedure, het zal dus nog zijn tijd vergen vooraleer men effectief een effect hiervan zal ondervinden. Men is al op de goede weg naar een meer communicatieve justitie.
71
Bibliografie Wetgeving Artikel 3ter van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering. Wet van 10 februari 1994 houdende de regeling van een procedure voor de bemiddeling in strafzaken, B.S. 27 april 1944. (Artikel 216ter in Wetboek van Strafvordering) COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL. Omzendbrief nr. 8/99 van het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep. Brussel, secretariaat van het College van procureurs-generaal, 7 mei 1999. Wet van 19 februari 2001 betreffende de proceduregebonden bemiddeling in familiezaken, B.S. 3 april 2001. Wet van 21 februari 2005 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling, B.S. 22 maart 2005. Wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering, B.S., 27 juli 2005, 33323- 33325. (Artikel 553 tot 555 in het Wetboek van Strafvordering)
Wetenschappelijke literatuur ALLEMEERSCH, B., GAYSE, B. en SCHOLLEN, P., De nieuwe wet op de bemiddeling, Brugge, Die Keure, 2005, p. 94. AERTSEN, I., Slachtoffer-daderbemiddeling. Een onderzoek naar de ontwikkeling van een herstelgerichte strafrechtsbedeling, in Samenleving Criminaliteit & Strafrechtspleging 29, Leuven, Universitaire Pers, 2004, p. 471.
72
AERTSEN, I., 'Victim-offender mediation in Belgium' in Victim-Offender mediation in Europe: making restorative justice work, The European Forum for Victim-Offender Mediation and Restorative Justice (ed.), Leuven, Leuven University Press, 2000, p. 382. BAARDA, D. B. en DE GOEDE, M. P. M, Methoden en technieken: praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Houten, Stenfert Kroese, 1995, p. 304. BRENNINKMEIJER, A.F.M, 'Mediation' in Handboek mediation, BONENKAMP, H.J., BRENNINKMEIJER, A.F.M. en VAN BRUGGEN, J, (eds.)Den Haag, Sdu Uitgevers, 2003, p. 430. COMBRINK-KUITERS, L., NIEMEIJER, E., TER VOERT, M., Ruimte voor Mediation: Evaluatie van projecten bij de rechterlijke macht en gefinancierde rechtsbijstand, Meppel, Boom Juridische uitgevers, 2003, p. 222. DE MEYER, F., Bemiddeling in familiezaken, burgerlijke en handelszaken en sociale zaken, Gent, Roularta Books, 2007, p.312. DECORTE, T., Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling. Een handleiding, Gent, Academia Press, 2011, p. 265. FRIJNS, J.M.L.A. en MOOREN, J.H.M., Herstelbemiddeling. Een brug tussen slachtoffer en dader, Utrecht, De Graaff, 2004, p.159. LE ROY, A., Eén jaar bemiddeling in strafzaken, Oudenaarde, Parket van de Procureurs des Konings, 1995, p. 28. LEYS, M., 'De gevalstudie' in kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T en ZAITCH, D. (eds.), Leuven/Den Haag, Acco, 2009, p. 544. LIEVENS, J., 'Werken met secundaire kwantitatieve data' in Een samenleving onderzocht. Methoden van Sociaal-wetenschappelijk onderzoek, BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), Antwerpen, De Boeck, 2006, p. 390.
73
MCCOLD, P., 'The recent history of restorative justice: mediation, circles, and conferencing' in Handbook of Restorative Justice, SULLIVAN, D. en TIFFT, L. (eds.), London/New york, Routledge, 2006, p. 574. MORTELMANS, D., 'Het kwalitatief onderzoeksdesign' in kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T en ZAITCH, D. (eds.), Leuven/Den Haag, Acco, 2009, p. 544. PAUWELS, L., Cursus Etiologische Criminologie: Van klassieke naar hedendaagse causale benaderingen van criminaliteit, p.351. Suggnomè VZW, Waarom? Slachtoffer-dader bemiddeling in Vlaanderen, Antwerpen, Garant, 2005, p. 269. UMBREIT, M. S., COATES, R. B., en VOS, B., 'Victim offender mediation: evolving evidence-based practice' in Handbook of Restorative Justice, SULLIVAN, D. en TIFFT, L. (eds.), London/New york, Routledge, 2006, p. 574. VAN
DEN
WYNGAERT,
C.,
Strafrecht,
strafprocesrecht:
in
hoofdlijnen,
Antwerpen/Appeldoorn, Maklu, 2011, p. 1277. VAN GARSSE, L. GOOSEN, T. en BERGHMANS, M., ‘Een overzicht van de herstelgerichte bemiddelingsprojecten’ in Bemiddeling en herstel in de strafrechtsbedeling, KOOLS, L. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, p. 162. VAN GEMERT, F., 'Kwalitatieve databronnen in de criminologie' in kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T en ZAITCH, D. (eds.), Leuven/Den Haag, Acco, 2009, p. 544. VAN
SCHIJNDEL,
R.A.M.,
Confidentially
and
victim-offender
mediation,
Antwerpen/Appeldoorn, Maklu, p. 224.
74
Wetenschappelijke artikelen ALLEMEERSCH, B., 'Bemiddeling en verzoening in het burgerlijk proces', T.P.R., 2003, 413-414. BUTINX, K. en CLAES, E., ‘Herstelbemiddeling in de fase van strafuitvoering: een beginreflectie’, Panopticon, 2006, nummer 5, 7-22. CLAES,
B.,
‘Slachtoffer-daderbemiddeling
in
strafrechtelijke
context.
Markante
vaststellingen in feiten en beleid bij het jaarverslag 2006 van de vzw Suggnomè.’, Panopticon, 2007, nummer 5, 56-59. CLAES, B., 'Cijfers en letters: een wereld van verschil! Een verkenning van mogelijke spanningsvelden bij de normering van bemiddeling', Panopticon, 2008, nummer 3, 52-56. EYCKMANS, D., 'Stand van zaken uitvoeringsbesluiten bij de wet van 22 juni 2005 tot invoering van bepalingen inzake bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van Strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 4, 2021. GOOSEN, T., 'Noodzaak van een eenheid van structuur binnen de organisatie van de bemiddelingsdiensten?', Suggnomè vzw, 2006, nummer 4, 6-11. RAES, A., 'Een communicatieve en participatieve justitie: wat is de rol van justitie bij een bemiddeling in strafrechtelijke context?', Suggnomè vzw, 2008, nummer 2, 3-9. SUGGNOME VZW, 'Stand van zaken met betrekking tot het wetsontwerp tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering en in het Wetboek van strafvordering', Suggnomè vzw, 2006, nummer 2, 3435. VAN DIJK, J.J.M., GROENHUIJSEN, M.S. en WINKEL, F.W., 'Victimologie. Voorgeschiedenis en stand van zaken', Justitiële Verkenningen, jaargang 33, nummer 3, 2007, 9-29.
75
VAN GARSSE, L., ‘Bemiddeling in de strafrechtelijke context. Suggesties voor regelgeving op basis van jaren bemiddelingspraktijk’, Panopticon, 2004, nummer 5, 47-63. VAN GARSSE, L., 'Implementatie van de herstelbemiddeling: veranderingsmanagement in samenspraak', Panopticon, 2008, nummer 5, 14-30.
Elektronische bronnen BATAILLIE,
D.
maatschappelijk
en
SOETEWAY,
gedragen
aanbod
L.,
(maart
bij
2011)
'Herstelbemiddeling.
straftrechtelijke
conflicten.'
Een
[WWW].
http://www.herstelrecht.be/media/artikels/Strop&Toga%20-%20maart%202011.pdf [10/07/2013] COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL, (7 mei 1999) ' Omzendbrief nr. COL 8/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep betreft bemiddeling in strafzaken' [WWW]. http://homeusers.brutele.be/cdc/justice/col9908n.pdf [16/05/2013] COUNCIL OF EUROPE, (1999) ' Recommendation R (99) 19 of the Committee of Ministers to
member
States
concerning
mediation
in
penal
matters'
[WWW].
https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=420059&Site=DC [15/05/2013] DIENST
VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, (x) ' Médiation' [WWW].
http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=68&Itemid=93 [17/12/2012] EUROPESE COMMISSIE, (09/05/2012) 'Bemiddeling/mediation' [WWW]. https://ejustice.europa.eu/content_mediation-62-nl.do [19/11/2012] FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, (juli 2007) 'Bemiddeling in strafzaken' [WWW].
http://justitie.belgium.be/nl/binaries/Bemiddeling%20in%20strafzaken_tcm265-
138422.pdf [6/05/2013] SUGGNOME FORMUM VOOR HERSTELRECHT EN BEMIDDELING, (x) 'Bemiddeling' [WWW]. http://www.suggnome.be/bemiddeling.php [27/04/2013]
76
RECOMMENDATION REC, (2002) '10 of the Committee of Ministers to member States on mediation
in
civil
matters'
[WWW].
https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=306401&Site=CM&BackColorInternet=9999CC&BackC olorInt [1/12/2012]
Grijze literatuur Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2003, Leuven, april 2004, p. 265. (jaarverslag) Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2006, Leuven, 26 maart 2007, p. 124. (jaarverslag) Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2007, Leuven, 20 maart 2008, p. 144. (jaarverslag) Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslag 2012, Leuven, 2012, p. 142. (jaarverslag) Suggnomè vzw - Forum voor herstelrecht en bemiddeling, Jaarverslagkrant 2012, Leuven, 2012, p. 28. (jaarverslagkrant)
77
Bijlage
i
1. Wet van 22 juni 2005 MONITEUR BELGE — 27.07.2005 — BELGISCH STAATSBLAD 33323-33325 LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N. 2005 — 1801 [C − 2005/09529] 22 JUNI 2005. — Wet tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. — Algemene bepaling Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. — Bepaling tot wijziging van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering Art. 2. In de Voorafgaande Titel van hetWetboek van strafvordering wordt een artikel 3 ter ingevoegd, luidend als volgt : « Aan de personen die een direct belang hebben in het kader van een gerechtelijke procedure wordt de mogelijkheid geboden om beroep te doen op bemiddeling, overeenkomstig de desbetreffende wettelijke bepalingen. Bemiddeling is een proces dat aan personen in conflict toelaat om, als zij er vrijwillig mee instemmen, actief en in alle vertrouwelijkheid deel te nemen aan het oplossen van moeilijkheden die voortvloeien uit een misdrijf, met de hulp van een neutrale derde en gegrond op een bepaalde methodologie. Ze heeft tot doel de communicatie te vergemakkelijken en partijen te helpen zelf te komen tot een akkoord inzake de nadere regels en voorwaarden die tot pacificatie en herstel kunnen leiden. » HOOFDSTUK III. — Bepalingen tot wijziging van het Wetboek van strafvordering Art. 3. Artikel 163 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en gewijzigd bij de wet van 7 februari 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien er door een bemiddeling elementen overeenkomstig artikel 555, § 1, aan de rechter ter kennis worden gebracht, wordt dit in het vonnis vermeld. De rechter kan hiermee rekening houden en vermeldt dit in voorkomend geval in het vonnis. » Art. 4. In artikel 195 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en gewijzigd bij de wet van 24 december 1993, wordt ii
een vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : « Indien er door een bemiddeling elementen overeenkomstig artikel 555, § 1, aan de rechter ter kennis worden gebracht, wordt dit in het vonnis vermeld. De rechter kan hiermee rekening houden en vermeldt dit in voorkomend geval in het vonnis. » Art. 5. In boek II, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van titel VI, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing : « Titel VI. - Bemiddeling ». Art. 6. In boek II, titel VI, van hetzelfde Wetboek, wordt artikel 553, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing : « Artikel 553. § 1. Onder voorbehoud van artikel 216ter van dit Wetboek, kan elkeen die een direct belang heeft in elke fase van de strafprocedure en tijdens de strafuitvoering verzoeken om bemiddeling. § 2. Het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, de onderzoeksgerechten en de rechter zien erop toe dat de personen betrokken in een gerechtelijke procedure worden geïnformeerd over de mogelijkheid een bemiddeling te vragen. Voor zover zij dit in concrete dossiers opportuun achten, kunnen zij zelf aan de partijen een bemiddeling voorstellen. § 3. De vraag tot bemiddeling wordt gericht aan een dienst bedoeld in artikel 554, § 1. Deze dienst kan de procureur des Konings inlichten van deze vraag en, in voorkomend geval, om de toelating verzoeken kennis te mogen nemen van het dossier. § 4. De partijen kunnen tijdens de bemiddeling worden bijgestaan door een advocaat. » Art. 7. In boek II, titel VI, van hetzelfde Wetboek, wordt artikel 554, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing : « Artikel 554. § 1. Bemiddelaars maken deel uit van een dienst die bemiddeling aanbiedt en die door de Minister van Justitie is erkend. De erkenningscriteria worden door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaald en hebben betrekking op de rechtspersoonlijkheid van de dienst, de activiteiten van de dienst, de multidisciplinaire samenstelling van de dienst en het verplicht zorgen voor een aangepaste vorming en een gespecialiseerde ondersteuning. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit tevens de procedures voor de toekenning, schorsing en intrekking van de erkenning evenals de regeling van de financiering van deze diensten. § 2. Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt ten behoeve van deze diensten een ″deontologische commissie″ bemiddeling opgericht. Deze commissie heeft tot taak een deontologische code inzake bemiddeling op te stellen en te actualiseren en deontologische problemen op te volgen. De commissie bestaat uit twaalf leden die worden aangewezen op basis van hun kennis en ervaring inzake de materie. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van de commissie. In de samenstelling wordt de taalpariteit in acht genomen. » Art. 8. In boek II, titel VI, van hetzelfde Wetboek, wordt artikel 555, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing :
iii
« Artikel 555. § 1. De documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in het kader van de tussenkomst van de bemiddelaar zijn vertrouwelijk, met uitzondering van datgene waarmee de partijen instemmen om het ter kennis van de gerechtelijke instanties te brengen. Zij kunnen niet worden aangewend in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve, arbitrale of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. § 2. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve uit de debatten geweerd. § 3. Onverminderd de verplichtingen die hem bij wet worden opgelegd, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag niet worden opgeroepen als getuige in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve, arbitrale of in enige andere procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van een bemiddeling kennis heeft genomen. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar. » HOOFDSTUK IV. — Inwerkingtreding Art. 9. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt, namelijk uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand die volgt op die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. In afwijking van het vorige lid, treedt artikel 9 in werking de dag waarop de wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 22 juni 2005. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mme L. ONKELINX Met ’s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX
iv
2. Schematische weergave van de procedures van bemiddeling Figuur 1. Strafprocedure van de bemiddeling in strafzaken (art. 216ter Sv.)
Figuur 2. Procedure van de herstelbemiddeling (voor de wet van 22 juni 2005)
v
3. Interviewvragen bemiddelaars 1. Wat wordt er verstaan/verstaat u als bemiddelaar onder het begrip 'bemiddeling' bij de wet van 22 juni 2005?
Kunt u hier een voorbeeld bij geven om dit te verhelder?
Wat zijn de mogelijkheden van bemiddeling? Zijn er beperkingen? Waar liggen de grenzen van bemiddeling?
Voor- en nadelen van bemiddeling? Wat weegt door?
2. Wat wordt er verstaan onder de neutraliteit van een bemiddelaar?
Als u dit concept van neutraliteit eens kritisch zou moeten analyseren, wat zou u er dan over kunnen zeggen? Heeft u een praktisch voorbeeld?
Hoe moeilijk is het om die neutraliteit voortdurend te behouden (is dit eigenlijk een realistische verwachting)? Hebben er zich situaties voorgedaan waar u dit zelf moeilijk vond? Zo ja, hoe gaat u hiermee om?
3. Is er volgens u veel veranderd in de herstelbemiddelingspraktijk sinds men de herstelbemiddeling in het kader van de strafprocedure heeft geïmplementeerd?
Zo ja, op welke vlakken/niveaus situeert deze verandering zich? Gaat het volgens u om een positieve/negatieve verandering? Kan u dit staven aan de hand van voorbeelden? Hoe ziet u dit in de toekomst evolueren? Hoe zou u dit zelf graag zien evolueren?
4. Zou het invoeren van de wet van 22 juni 2005 volgens u een effect hebben te weeg gebracht op de werking van de strafprocedure?
Zo ja, op welke manier? Kan u hier praktische voorbeelden van geven? Gaat het om een positief/negatief effect?
Kan u dit staven aan de hand van
voorbeelden? 5. Zijn bij de invoering van de wet van 22 juni 2005 bepaalde herstelrechtelijke basiswaarden, uitgangspunten of werkingsprincipes opgegeven (verdwenen)?
Verduidelijking: neutraliteit, vertrouwelijkheid, vrijwilligheid,…
6. Hoe verloopt de procedure van de bemiddeling? Zijn er verschillen opgetreden in deze procedure sinds de inwerkingtreding van de wet van 22 juni 2005?
Op welk vlak situeren deze verschillen zich juist? Voorbeelden? Die verschillen die optreden, zijn deze positief/negatief? Staven met voorbeelden?
vi
Heeft u eventueel zelf voorstellen hoe dit verbeterd kan worden in de toekomst?
7. Hoe wordt vanuit uw oogpunt de herstelbemiddeling ervaren voor de slachtoffers en daders? Is dit voor hun persoonlijk een meerwaarde?
Voorbeelden?
Heeft de bemiddeling steeds de gewenste uitkomst? Zo nee, welke factoren bepalen dat bemiddeling als iets goed/slechts ervaren wordt?
Hoe moeilijk/ makkelijk is het om een bemiddeling te starten? Zijn de betrokken partijen altijd even gewillig?
Voor wie is, volgens u, de bemiddeling het moeilijkst. (Op wie weegt zo een bemiddeling het meeste door)?
Hebben beide partijen evenveel baat bij zo een bemiddeling?
Voor welke misdrijven start men een bemiddeling op? Kan dit ook voor zwaarder feiten? De literatuur is hier niet eenduidig over.
8. Als buitenstaander, zoals bijvoorbeeld de belanghebbende (daders/slachtoffers, relevante diensten), vormt het een uitdaging om door de veelheid van maatschappelijke actoren en het doolhof van bemiddelingsdiensten een duidelijk beeld te krijgen. Is dit anno 2013 al verbeterd?
Is er al enige uniformiteit tussen de verschillende diensten? En indien dit zo is, zou dit dankzij de nieuwe bemiddelingswet van 22 juni 2005 kunnen zijn?
Heeft dit streven naar uniformiteit en de controle door de overheid enige spanning gebracht aan werking van de organisatie?
9. Er heerst een grote verwarring tussen herstelbemiddeling en strafbemiddeling. Waarom heeft de wetgever twee naast elkaar bestaande bemiddelingen opgestart? (Waarom kan bijvoorbeeld een justitieassistent geen herstelbemiddeling uitvoeren?)
welk onderscheid ziet u?
Is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen beide begrippen?
10. Hoe verloopt de samenwerking tussen justitie (magistratuur, justitiehuizen, balie), politie en de bemiddelingsdiensten? Is er een adequate, wederzijdse en inhoudelijke communicatie?
Op arrondissementeel niveau, lokaal of voor heel Vlaanderen.
vii
4. Interviewvragen justitieassistenten 1.
Wat wordt er verstaan/verstaat u onder het begrip 'bemiddeling in strafzaken' bij de wet van 10 februari 1994?
Kunt u hier een voorbeeld bij geven om dit te verhelder?
Wat zijn de mogelijkheden van bemiddeling in strafzaken? Zijn er beperkingen? Waar liggen de grenzen van bemiddeling?
2.
Voor- en nadelen van bemiddeling? Wat weegt door?
Wat wordt er verstaan onder de neutraliteit van een justitieassistent bij een bemiddeling in strafzaken?
Als u dit concept van neutraliteit eens kritisch zou moeten analyseren, wat zou u er dan over kunnen zeggen? Heeft u een praktisch voorbeeld?
Hoe moeilijk is het om die neutraliteit voortdurend te behouden (is dit eigenlijk een realistische verwachting)? Hebben er zich situaties voorgedaan waar u dit zelf moeilijk vond? Zo ja, hoe gaat u hiermee om?
3.
Hoe verloopt de procedure van de bemiddeling in strafzaken?
Op welk vlak situeren deze verschillen zich juist? Voorbeelden? Die verschillen die optreden, zijn deze positief/negatief? Staven met voorbeelden?
Heeft u eventueel zelf voorstellen hoe dit verbeterd kan worden in de toekomst?
4.
Er heerst een grote verwarring tussen herstelbemiddeling en strafbemiddeling. Waarom heeft de wetgever twee naast elkaar bestaande bemiddelingen opgestart? (Waarom kan bijvoorbeeld een justitieassistent geen herstelbemiddeling uitvoeren?)
5.
welk onderscheid ziet u?
Is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen beide begrippen?
Zou het invoeren van de wet van 22 juni 2005 volgens u een effect hebben te weeg gebracht op de werking van de strafprocedure? Zijn er verschillen opgetreden in deze procedure sinds de inwerkingtreding van de wet van 22 juni 2005?
Ondervinden de rechters een effect nu veel conflictgeschillen worden buitengerechtelijk afgehandeld? Is er werkelijk minder werklast voor de rechtbanken?Is er minder druk op de rechtspraak? Hoe staat de procureur des Konings hier tegenover?
viii
Zo ja, op welke manier? Kan u hier praktische voorbeelden van geven? Gaat het om een positief/negatief effect?
Kan u dit staven aan de hand van
voorbeelden? … 6.
Is er volgens u veel veranderd in de strafprocedure sinds men de herstelbemiddeling in het kader van de strafprocedure heeft geïmplementeerd?
Zo ja, op welke vlakken/niveaus situeert deze verandering zich? Gaat het volgens u om een positieve/negatieve verandering? Kan u dit staven aan de hand van voorbeelden? Hoe ziet u dit in de toekomst evolueren? Hoe zou u dit zelf graag zien evolueren?
7.
Hoe verloopt de samenwerking tussen justitie (magistratuur, justitiehuizen, balie), politie en de bemiddelingsdiensten? Is er een adequate, wederzijdse en inhoudelijke communicatie?
8.
Op arrondissementeel niveau, lokaal of voor heel Vlaanderen.
Hoe wordt vanuit uw oogpunt de bemiddeling in strafzaken ervaren voor de slachtoffers en daders? Is dit voor hun persoonlijk een meerwaarde?
Voorbeelden?
Heeft de bemiddeling steeds de gewenste uitkomst? Zo nee, welke factoren bepalen dat bemiddeling als iets goed/slechts ervaren wordt?
Hoe moeilijk/ makkelijk is het om een bemiddeling te starten? Zijn de betrokken partijen altijd even gewillig?
Voor wie is, volgens u, de bemiddeling het moeilijkst. (Op wie weegt zo een bemiddeling het meeste door)?
9.
Hebben beide partijen evenveel baat bij zo een bemiddeling?
Als buitenstaander, zoals bijvoorbeeld de belanghebbende (daders/slachtoffers, relevante diensten), vormt het een uitdaging om door de veelheid van maatschappelijke actoren een duidelijk beeld te krijgen. Is dit anno 2013 al verbeterd?
Is er al enige uniformiteit tussen de verschillende arrondissementen? En indien dit zo is, zou dit dankzij de nieuwe bemiddelingswet van 22 juni 2005 kunnen zijn?
Heeft dit streven naar uniformiteit en de controle door de overheid enige spanning gebracht aan werking van de organisatie?
ix
Vakgroep Strafrecht en criminologie
Geachte mevrouw, Geachte heer, Als studente Master in de Criminologische wetenschappen aan de universiteit van Gent voer ik in het kader van mijn Masterproef een onderzoek naar de werking van de wet 22 juni 2005 betreffende de bemiddeling. Met mijn onderzoek wil ik gaan kijken wat deze wet betekent voor de strafprocedure. Daarenboven wil ik nagaan of deze wet een meer- of minderwaarde biedt voor de strafprocedure. Tot slot wens ik deze wet te vergelijken met de wet van 1994 betreffende bemiddeling in strafzaken. Voor mijn Masterproef streef ik ernaar een operationele en kwalitatieve analyse uit te voeren omtrent dit thema. Voor het kwalitatief onderzoek neem ik een interview af van u die de wet van 22 juni 2005 omtrent de bemiddeling of de bemiddeling in strafzaken hanteert in de praktijk. De afname van dit interview zal ongeveer één uur in beslag nemen. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van een bandopnemer. De opnames zullen echter enkel gebruikt worden tijdens het uitschrijven van de interviews. Volledige anonimiteit tijdens de verwerking van de gegevens is gegarandeerd. Aan de hand van deze brief geeft u aan op de hoogte te zijn van de hierboven geschetste informatie en stemt toe om deel te nemen aan dit onderzoek. ……………………….. …………………………. Datum Handtekening respondent Maxime Vanderhaegen, masterstudent criminologische wetenschappen Prof. Dr. Philip Traest, promotor
x