DE WET BETREFFENDE DE RECHTEN VAN VRIJWILLIGERS (3 juli 2005, B.S. 29 augustus 2005)
Meer dan 1.000.000 Vlamingen zetten zich dagdagelijks in voor hun vereniging of organisatie. Dit belangrijk sociologisch gegeven, het engagement van de vrijwilliger, werd nu ook door de wetgever herkend en erkend.1 Deze nieuwe wet, die aan de vrijwilliger een wettelijk statuut geeft, zal voor heel wat beroering zorgen in de wereld van de verenigingen. Dit omwille van het feit dat er een dubbele verplichting opgelegd wordt aan de "verantwoordelijke" van een éénmalige en/of regelmatig terugkerende activiteit. Om u enigszins wegwijs te maken gaan wij de verschillende elementen van deze wettelijke regeling van nader bekijken. Volgende punten komen aan bod in de wet: Toepassingsgebied van de wet, of het antwoord op de vraag: "Wat is dat nu vrijwilligerswerk?" en "Welk soort vrijwilligerswerk valt hieronder?". De informatieverplichting in hoofde van de vereniging: hoe moet dat gebeuren?; wat moet er vermeld worden? Wie is er verantwoordelijk wanneer er iets verkeerd loopt? De verzekeringsplicht : wat moet er verzekerd worden? Mag een vrijwilliger vergoed worden? Hoeveel mag die vergoeding maximaal bedragen? Is het mogelijk om en vrijwilligerswerk te verrichten en toch zijn recht op uitkeringen niet te verliezen? Op deze laatste materie wordt in dit bestek niet verder op ingegaan. ( zie Hoofdstuk VIII van de wet ) 1. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE WET. De wetgever heeft duidelijk willen bepalen welk soort vrijwilligerswerk onder toepassing van deze wet valt. Het betreft eerst en vooral het vrijwilligerswerk dat in België verricht wordt. M.a.w. iedereen die beroep doet op een vrijwilliger in België moet beantwoorden aan de verplichtingen opgelegd door de wet. Bijgevolg zal een buitenlandse organisatie die hier in België actief is, moeten voldoen aan de door de wet opgelegde verplichtingen (organisatienota en verplichte verzekering, zie verder). Vrijwilligerswerk in het buitenland valt ook onder de toepassing van de wet op voorwaarde dat : • de organisatie gebeurt vanuit België. • de hoofdverblijfplaats van de vrijwilliger bevindt zich in België. Aldus wordt hier het criterium "hoofdverblijfplaats" of "territorium van waaruit men handelt" gehanteerd. Dat betekent dat een vereniging die enkel met buitenlandse vrijwilligers in het buitenland werkt, geen rekening dient te houden met deze wetgeving, zelfs al gebeurt de organisatie vanuit België. Voor zover de betrokkenen natuurlijk geen "hoofdverblijfplaats" hebben in België. Deze bepalingen wensen echter op geen enkele manier afbreuk te doen aan de geldende rechtsregels van het land waarin men actief is.
1
Een decreet van 23.03.1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, B.S. 19.05.1994 behandelt ook reeds deze materie. Het decreet beperkt zich echter tot een regelgeving in de beide voornoemde sectoren en kende geen algemene toepassing. Enkel erkende of vrijwilligersorganisatie die naar erkenning streven zijn gehouden door dat decreet.
Jos Renard
Feys, Renard, Bossuyt & Co NV www.groepnba.com
1
De wet voorziet dat de koning bepaalde categorieën van personen uit de toepassing van deze wet kan sluiten. Wat is "vrijwilligerswerk"? Het betreft iedere activiteit die: • onbezoldigd en onverplicht wordt verricht. • buiten de sfeer van "een arbeidscontract", een "dienstencontract" of een "statutaire aanstelling" wordt verricht. Laten we wat nader ingaan op die verschillende begrippen. •
Activiteit: hiermede wordt bedoeld dat het louter aanwezig zijn bij bijvoorbeeld een manifestatie als toeschouwer moeilijk als "vrijwilligerswerk" kan weerhouden worden. Verondersteld wordt dat een "prestatie" geleverd wordt, een actieve handeling. Dat de grens soms moeilijk te trekken is lijkt mij evident maar is zeker niet van belang ontdaan. Dit heeft automatisch implicaties op het gebied van de verzekerbaarheid in het kader van de organisatie. Tevens zal de aard van de gerichtheid van de actie (extern of niet ) een rol spelen bij het omschrijven van het begrip “vrijwilligerswerk”. Meer daarover later.
•
Onbezoldigd: is niet te verwarren met "niet betaald". Een wedde of loon bedingen voor te leveren prestaties kan niet in deze context. Een vergoeding ontvangen voor gemaakte kosten kan wel. Hoofdstuk VII van deze wet voorziet in een alternatief vergoedingssysteem. Ofwel wordt men een forfaitaire vergoeding toegekend die bepaalde grenzen niet overschrijdt (€ 24,79/dag; € 600/kwartaal; € 991,57/jaar aan index 103,14) ofwel bewijst men zijn kosten. Opgepast, indien men een vergoeding ontvangt boven de gestelde normen zonder het bewijs te leveren van de gemaakte kosten, dan verliest de betrokkene de kwalificatie van "vrijwilliger". De Koning heeft de bevoegdheid om bepaalde categorieën van vrijwilligers een hogere vergoeding toe te kennen. Nu reeds mogen bepaalde vrijwilligers een andere enof hogere vergoeding ontvangen. Denken we maar aan de vrijwillige brandweerlui, stewards in het voetbal enz…
•
Onverplicht: het gepresteerde mag niet voortvloeien uit een juridische verplichting (arbeidsovereenkomst, dienstencontract of statutaire aanstelling ). Denken we bijvoorbeeld aan de gemeenschapsdienst voortvloeiend uit een alternatieve straf. Belangrijk ook is dat men nooit en werknemer en vrijwilliger kan zijn van dezelfde organisatie. Ook een persoon die zijn diensten verhuurt (vb. traiteur en zijn personeel die de maaltijd verzorgen) of die omwille van een statutaire aanstelling (vb. de bestuurder van de vzw) actief is in de organisatie, kan niet beschouwd worden als vrijwilliger.
Voor wie verricht men vrijwilligerswerk? Het was zeker niet de bedoeling van de wetgever om iedere vrijwillige inzet onder het begrip "vrijwilligerswerk" te laten vallen. Aldus worden alle activiteiten die een privé of familiaal karakter hebben uit de toepassing geweerd. Er wordt verondersteld dat de activiteit ingericht wordt door een "organisatie", dus ruimer dan het louter toevallig of eenmalig gebeuren. (vb. een lift geven aan de buur) De beoogde activiteit is deze die gericht is op of gebeurt ten behoeve van een ander persoon, een groep van personen, een organisatie of de samenleving in zijn geheel. Voorbeelden: boodschappen doen voor bejaarden in het kader van de gemeentelijke bejaardenzorgorganisatie; meehelpen bij de bediening bij het feest ingericht door een oudercomité.
Jos Renard
Feys, Renard, Bossuyt & Co NV www.groepnba.com
2
Indien de activiteit enkel gericht is op zichzelf, bijvoorbeeld het deelnemen aan een zelfhulpgroep, dan kunnen we hier ook niet spreken van vrijwilligerswerk. Opgepast, soms is ook hier de grens niet gemakkelijk te trekken. Denken we maar aan een zelfhulpgroep die een koffietafel organiseert. Onder "organisatie" wordt verstaan: elke feitelijke vereniging, iedere private of publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk. M.a.w., de activiteiten moeten georganiseerd worden door instanties die geen winstbejag nastreven. Dit laatste sluit echter niet uit dat de actie op zich bedoeld kan zijn om een pecuniair of geldelijk belang te realiseren. Dit kan echter enkel gebeuren in het licht van het realiseren van zijn statutair doel (al dan niet geformaliseerd). Bijvoorbeeld: • Een commerciële vennootschap (BVBA, NV, enz.) zet een humanitaire actie op touw. De personen die hieraan meewerken worden niet beschouwd als vrijwilliger. • Een wijkcomité organiseert een geldinzameling voor de slachtoffers van een woningbrand. Medewerkers hieraan zijn wel te beschouwen als vrijwilligers. OPGEPAST Een "feitelijke vereniging" is het samengaan van twee of meerdere personen teneinde een bepaald doel of meerdere doeleinden te realiseren. (we beperken ons hier tot niet-commerciële doeleinden) Gezien het feit dat een dergelijke vereniging geen enkele rechtspersoonlijkheid geniet, worden alle engagementen verondersteld genomen te zijn door iedereen die deel uit maakt van de vereniging. Dit wil zeggen dat iedereen met zijn eigen vermogen aansprakelijk zal zijn voor alle schulden en verbintenissen door de vereniging aangegaan. Bijgevolg zal ieder lid van de vereniging aansprakelijk geacht worden voor de verkeerde of foutieve handelingen van iedere vrijwilliger en zal hij instaan met zijn persoonlijk vermogen teneinde de berokken schade te vergoeden. Wanneer u actief bent in een dergelijk verband, overweeg dan samen met de andere leden of het inderdaad niet opportuun is om uw vereniging te structureren onder de vorm van een vzw. De vzwstructuur geniet rechtspersoonlijkheid en biedt aldus voor u een eerste vangnet bij een eventuele aansprakelijkheidsstelling. Wie verricht vrijwilligerswerk? Enkel een fysisch persoon kan als vrijwilliger beschouwd worden. De vraag die zich men hier kan stellen is of een kind, een minderjarige, vrijwilliger kan zijn? Deze vraagstelling is niet zonder belang, en dit in het licht van de verplichting die opgelegd is aan de organisatie om aan iedere vrijwilliger voor aanvang van de activiteit een "organisatienota" voor te leggen en eventueel te laten aftekenen voor kennisname. In principe zijn niet-ontvoogde minderjarigen handelingsonbekwaam. Dat betekent dat zij normaal hun rechten en plichten niet zelf kunnen uitoefenen. Dat zij geen rechtshandelingen (vb. een contract afsluiten tot aankoop van een rennersfiets) kunnen stellen maar verplicht aangewezen zijn op de tussenkomst van de ouders of wettelijke voogd. Dat deze handelingsonbekwaamheid niet absoluut is blijkt enerzijds uit een aantal gewoonterechtelijke en wettelijke regels. De dagelijkse praktijk laat bijvoorbeeld toe dat boodschappen kunnen verricht worden, video gehuurd, filmticket gekocht wordt. Verder volstaat het in bepaalde gevallen om de toestemming te vragen als minderjarige tot het stellen van bepaalde rechtshandelingen. Bijvoorbeeld : een arbeidscontract als jobstudent afsluiten. Wettelijk bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om een bankrekening te openen vanaf de leeftijd van 16-jaar. Een decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp (B.S. 4.10.2004) voorziet uitdrukkelijk in de keuzemogelijkheid voor een minderjarige
Jos Renard
Feys, Renard, Bossuyt & Co NV www.groepnba.com
3
m.b.t. jeugdhulp. Daar wordt zelfs uitdrukkelijk bepaald dat “de minderjarige van twaalf jaar of ouder wordt vermoed in staat te zijn tot een redelijke beoordeling van zijn belangen.” Rekening houdende met de maatschappelijke realiteit durven wij hier dan ook pleiten voor de rechtsbekwaamheid van de minderjarige. Strict juridisch zouden de ouders de organisatienota moeten tekenen maar vanuit praktische overwegingen (vb. functionele noodzaak) zou deze toch bekwaam moeten geacht worden om een overeenkomst als vrijwilliger te onderschrijven en bijgevolg ook kennis te krijgen van de "organisatienota". Toch blijft het ons inzien van belang dat de wetgever hier meer duidelijkheid zou scheppen m.b.t. enerzijds de handelsbekwaamheid van de minderjarige en anderzijds een ondubbelzinnige omschrijving van wat een vrijwilligersovereenkomst inhoudt (rechten, plichten, ontslagregeling, opzegregeling, enz.). 2. DE ORGANISATIENOTA. Een nieuw instrument werd hier gecreëerd. Alhoewel over een dergelijk document reeds gesproken wordt in het decreet van 23.03.1994 over georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, met name de "afsprakennota"(art 7). De organisatienota is dus een geschrift, een document, opgemaakt door de organisatie waarin bepaalde informatie wordt opgenomen. Welke gegevens hier moeten worden opgenomen, wordt verder besproken. Wat is de betekenis van een dergelijke nota? De organisatie wordt verplicht om vooraleer de vrijwilliger deel neemt aan de activiteiten, hem of haar een nota te overhandigen. De bewijslast dat dit gebeurd is, ligt bij de organisatie. Daartoe mag de vereniging de vrijwilliger vragen om de organisatienota te tekenen voor ontvangst. Op dat ogenblik wordt ook de datum op het document vermeld. Wat moet er in de nota worden vermeld? • • • • •
De sociale doelstelling en het juridisch statuut van de organisatie. Betreft het een feitelijke vereniging dan moeten de verantwoordelijke(n) met naam genoemd worden. De bevestiging dat een verzekeringscontract werd afgesloten. Dat er ook andere risico’s door de verzekeringspolis gedekt worden, met vermelding van welke risico’s dat dan zijn. Of de organisatie vergoedingen betaalt, de hoegrootheid daarvan en in welke gevallen. Indien dit relevant is, mededelen aan de vrijwilliger dat hij gehouden is tot geheimhouding conform Art. 458 van het Strafwetboek2, met vermelding van het integrale artikel. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een vrijwilliger een vertrouwensrol vervult. Denken we aan de aan hem of haar meegedeelde medische informatie.
Een voorbeeld van een organisatienota voor een vzw vindt u hier, voor een feitelijke vereniging hier. 3. DE AANSPRAKELIJHEID EN DE VERPLICHTE VERZEKERING. In artikel 5 van deze wet wordt er een niet weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid voorzien in hoofde van de organisatie voor de schade die door een vrijwilliger aan een derde veroorzaakt wordt. De wetgever verwijst hier uitdrukkelijk naar art.1384 lid 3 "aansprakelijk … op de wijze waarop aanstellers aansprakelijk zijn voor hun aangestelden ". M.a.w. de verhouding werkgever-werknemer wordt hier getransponeerd naar organisatie-vrijwilliger. 2
Art 458 SW. Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hen zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot ze maanden en met een geldboete van honderd tot vijfhonderd frank. Jos Renard
Feys, Renard, Bossuyt & Co NV www.groepnba.com
4
Dit komt nogmaals tot uiting gezien verder in de wet staat dat de vrijwilliger enkel kan aansprakelijk gesteld worden voor • zijn bedrog, • zware schuld • lichte schuld, wanneer deze laatste bij de vrijwilliger eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Dit is een directe verwijzing naar art. 18 van de Wet op de Arbeidsongevallen. Hierdoor wordt een door de rechtspraak gehanteerde interpretatie in wet gegoten. Deze fictie houdt echter een probleem in wanneer men te maken heeft met een "feitelijke vereniging". Zoals reeds voorheen vermeld, heeft deze organisatie geen rechtspersoonlijkheid. Bijgevolg kan deze ‘op zich’ niet als aansprakelijke aangesproken worden maar dient elk lid afzonderlijk aansprakelijk gesteld te worden. Bijgevolg kan een vrijwilliger die een fout begaan heeft, als lid aansprakelijk gesteld worden. Dit was zeker de bedoeling niet van de wetgever, bijgevolg heeft hij een andere fictie in de wereld geroepen. Van zodra een persoon, in het kader van een feitelijke vereniging, een organisatienota heeft ondertekend, dan geldt in zijn hoofde een onweerlegbaar vermoeden dat hij of zij geen lid kan zijn van die feitelijke vereniging. M.a.w., deze persoon wordt immuun voor iedere aansprakelijkheidsstelling, bedrog, zware schuld of gewoonlijke lichte schuld uitgesloten. Wat zijn de minimale vereisten waaraan het verzekeringscontract dient te voldoen? Dekking moet voorzien worden voor : •
de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie. Vb. in het kader van een vakantiewerking verdrinkt een kind bij het zwemmen in een meer, de organisatie wordt aansprakelijk gesteld op basis van een gemis aan toezicht.
•
de burgerlijke aansprakelijkheid van de vrijwilliger. Het betreft hier de schade die veroorzaakt wordt zowel aan de organisatie zelf, de begunstigde van de activiteit, aan andere vrijwilligers en aan derden. Vb. een vrijwilliger verlies zijn evenwicht op een trap en kwetst bij zijn val een andere vrijwilliger.
•
Deze dekking moet verworven zijn zowel gedurende de activiteiten als op weg van en naar de activiteiten.
De contractuele aansprakelijkheid mag uit de dekking gesloten worden. Verzekeringtechnisch gezien lijkt het mij vrij eigenaardig dat in het kader van een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering ook de schade aan de verzekeringsnemer zelf dient verzekerd te worden. Het ware voldoende geweest van de immuniteit van de werknemer ook door te trekken tot de vrijwilliger. Wellicht heeft de wetgever dezelfde (eigenaardige) redenering aangehouden als in het decreet op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector. De Koning kan voor bepaalde categorieën vrijwilligers bijkomende verzekeringen vereisen zoals een rechtsbijstandsverzekering voor risico’s verzekerd onder de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie en de vrijwilligers evenals een ongevallenverzekering. Tevens wordt er nog een koninklijk besluit verwacht die de hoegrootheid van de te verzekeren kapitalen zal bepalen.
Jos Renard
Feys, Renard, Bossuyt & Co NV www.groepnba.com
5
Deze wet voorziet ook dat het vrijwilligerswerk geacht wordt verricht te zijn in het kader van de privéactiviteiten van de betrokken persoon. M.a.w., de familiale verzekering mag de activiteiten van een vrijwilliger niet meer uitsluiten uit de waarborg en moet ze opnemen in haar dekking. Tot slot, de Koning kan bepaalde vrijwilligers onttrekken aan het toepassingsgebied van een aantal sociale wetten zoals arbeidswet, wet op feestdagen enz… Wanneer treedt de wet in voege? Deze wet is van kracht vanaf 1 februari 2006, zijnde de eerste dag van de zesde maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Organisaties die echter op dat ogenblik reeds gebruik maken van vrijwilligers krijgen uitstel tot 1 juli om zich in regel te stellen met de wet. 4. Bemerkingen Dat er uiteindelijk enige rechtszekerheid geschapen werd omtrent de figuur van "de vrijwilliger" lijkt mij zeker positief. De verplichting voor de organisatie om zich te verzekeren voor de fouten van de vrijwilliger en het wettelijk gecreeerde vermoeden van aansprakelijkheid in hoofde van de vereniging voor deze fouten is zeker een geruststelling voor de betrokkenen. Het verplicht overmaken van een organisatienota lijkt mij echter een brug te ver. De afsprakennota werd in het leven geroepen voor organisaties die erkend werden door de overheid en tevens gesubsidieerd werden. In dergelijk geval spreken wij over vrij gestructureerde verenigingen. Organisaties die minder afhankelijk zijn van de goodwill en spontaneïteit van haar leden, medewerkers, vrijwilligers. Als we het landschap van het vrijwilligerswerk schouwen dan stellen we vast dat meer dan 1 miljoen mensen in Vlaanderen zich dagdagelijks inzetten voor hun vereniging en dit op een vrij spontane manier. Me dunkt dat door het verplichten van de vereniging om iedere medewerker een dergelijke nota te laten ondertekenen, we het formalisme in de hand werken zonder enige realiteitszin. Meer nog, op termijn schept het bijkomende problemen m.b.t. de aansprakelijkheidsproblematiek. Wanneer bijvoorbeeld een oudercomité (al dan niet gestructureerd in een VZW), naar aanleiding van een opendeurdag van een school beroep doet op een toevallige aanwezige om de bediening van de bezoekers vlotter te laten verlopen, en men vergeet van een organisatienota te laten tekenen, waar ligt dan de aansprakelijkheid bij een eventueel ongeval? Het oudercomité zal normaal gezien hier gehouden worden tot het betalen van de schade. Maar is de verzekeringsmaatschappij gehouden tot tussenkomst? Is de dekking verworven voor een persoon die geen organisatienota heeft getekend? Hoe zal het oudercomité het bewijs kunnen leveren dat deze persoon beantwoordde aan de kwalificatie "vrijwilliger" zoals door de wet bedoeld werd? Wellicht was het eenvoudiger geweest van bij de aanvang te aanvaarden dat van zodra iemand zich ten dienste stelt van een organisatie, men geacht wordt een overeenkomst van "terbeschikkingstelling" te hebben aangegaan. Daarbij ontstaat het vermoeden dat diegene die zich ter beschikking stelt onder "gezag" van de organisatie werkt. Daarvoor gelden dan de normale aansprakelijkheidsregels zoals omschreven in art. 1384 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. In een huishoudelijk reglement worden de verplichte vermeldingen van de organisatienota opgenomen. Dit zou toelaten van enerzijds op een vlotte manier verder beroep te doen op de zo belangrijke vrijwilliger en anderzijds een zekerheidsstelling betekenen voor de betrokkenen en dit zonder ons te bezondigen aan overdreven formalisme.
Jos Renard
Feys, Renard, Bossuyt & Co NV www.groepnba.com
6
5. Praktisch De wet op het vrijwilligerswerk heeft twee gevolgen in de praktijk. Laat iedereen die meewerkt in uw vereniging een organisatienota tekenen voor kennisname, dus ook de leden van uw organisatie. U bewaart dit getekend en gedagtekend exemplaar. Wellicht is het opportuun om een exemplaar te overhandigen aan de betrokkene. Iedere vereniging of VZW die met vrijwilligers werkt moet een aangepaste polis burgerlijke aansprakelijkheid afsluiten. Meer info omtrent deze polis, algemene voorwaarden en een vragenlijst voor een tariefopgave vindt u op www.groepnba.com . De polis BA wordt het beste aangevuld met een polis rechtsbijstand. Alle info hieromtrent vindt u ook op www.groepnba.com Veel succes. Jos Renard Feys, Renard, Bossuyt & co NV CBFA 13371
Jos Renard
Feys, Renard, Bossuyt & Co NV www.groepnba.com
7