ADVIES Artikel 9, 10, 11 en 12 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers
De wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers ligt ons na aan het hart omdat de Vlaamse Jeugdraad gelooft in de kracht van vrijwilligerswerk als vrijplaats voor jongeren om zichzelf, de andere en de wereld rondom zich te leren kennen. De vrijwilligerswet is nu bijna twee jaar van kracht en vandaag willen we ons standpunt over het arbeidsrechtelijk aspect en het vergoedingsaspect duiden in dit advies, zonder verder in te gaan op andere tekortkomingen in deze wet.
1
VLAAMSE JEUGDRAAD 7 mei 2008
ADVIES 08/13
Advies artikel 9, 10, 11 en 12 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers De Vlaamse Jeugdraad in vergadering op 7 mei 2008 onder voorzitterschap van Stefaan Marien en waarbij aanwezig waren: Kurt Beheydt, Lien Boutsen, Kathleen Claessens, Stéphanie Dangreau, Toon Fonteyne, Bruno Houthoofd, Stijn Jacobs, Kurt Janssens, Barbara Poppe, Elizabeth Van der Plaetsen, Tom Van den Borne, Tess Van Deynse, Eva Vereecke, Bram Vermeiren, Hanne Vermeiren en Jasper Ysebaert Brengt met 10 stemmen voor, 6 onthoudingen en 1 stem tegen het volgende advies uit:
1. De aanleiding Er zijn nog heel wat onduidelijkheden over de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers. Bovendien is deze wet nog steeds niet ten volle uitgevoerd wegens het uitblijven van een aantal koninklijke besluiten. We betreuren deze gebrekkige uitvoering, maar focussen ons in dit advies op een beperkt aantal artikels van de wet. Enerzijds het artikel dat de relatie met de arbeidswetgeving regelt (artikel 9), en anderzijds de artikels m.b.t. de onkostenvergoeding van vrijwilligers (artikel 10, 11 en 12). Over deze artikels is er op dit ogenblik namelijk heel wat discussie, cfr. de ontwerptekst van voormalig minister Piette, de platformtekst van het Vlaams Minderhedencentrum, de actie van Vluchtelingenwerk Vlaanderen op 6 maart l.l. Bovendien is in de wet van 3 juli 2005 bepaald dat de hoogte van de onkostenvergoedingen die vrijwilligers kunnen ontvangen na twee jaar onderworpen moet worden aan een evaluatie. De wet is in werking getreden op 1 augustus 2006 dus het einde van die twee jaar nadert met rasse schreden.
2. De realiteit en belang voor kinderen en jongeren en hun organisaties In Vlaanderen bestaan er veel soorten vrijwilligers, verdeeld over erg uiteenlopende sectoren. Door die grote diversiteit is het niet eenvoudig om het vrijwilligerswerk te vatten. Het speelt zich af in heel veel domeinen: cultuur, erfgoed, gezondheid, ouderen, welzijn, sport, jeugd… Het vrijwilligerswerk proberen te stroomlijnen is bijna onbegonnen werk. In een eerder advies n.a.v. de opmaak van het statuut van de vrijwilliger klaagden we dit reeds tevergeefs aan (advies 05/03 van 2 februari 2005). Vandaag wijst de realiteit er echter op dat het bijzonder moeilijk is om elke sector een juist antwoord te bieden. De manier waarop er naar vrijwilligers wordt gekeken, verschilt van sector tot sector. De jeugdsector heeft zo zijn zeer eigen kijk en dynamiek als het over vrijwilligers gaat. Het vrijwilligerswerk binnen onze sector wordt voornamelijk gekenmerkt door spontaniteit. Zo zit het ook met vrijwillige engagementen. Vrijwilligers nemen in de jeugdsector een flink stuk van de ‘output’ voor hun rekening maar bestempelen zich vaak toch niet als vrijwilliger.1 Ze doen het gewoon omdat ze het leuk vinden, omdat ze een plek vinden waar ze samen met anderen ‘hun ding’ kunnen doen, om ervaringen op te doen. De jonge vrijwilliger, die op zoek gaat naar een engagement, doet dat omdat hij zich op de ene 1
KRAX, november 2000
2
of de andere manier bij de organisatie betrokken voelt, thematisch of persoonlijk.2 Typisch in de jeugdsector is dat jongeren zich vaak niet bewust zijn dat ze vrijwilligerswerk doen (vb. ze zijn geen vrijwilliger van Scouts & Gidsen Vlaanderen, ze zijn scout of gids). En dat is ook net de kracht van onze sector. Volgens het onderzoek “Participatie van jongeren” (TOR) engageert in Vlaanderen ongeveer 1 op de 8 jongeren zich vrijwillig binnen jeugdverenigingen. De jeugdsector van gisteren en vandaag haalt er een deel van zijn identiteit uit. Sociale cohesie en de opbouw van sociaal kapitaal zijn toverwoorden die in deze context wel eens in de mond genomen worden. Door o.m. hun vrijwillig engagement veroveren deze jongeren een zinvolle plek binnen onze samenleving, bouwen ze sociale netwerken uit, leren ze zichzelf, de andere en de wereld rondom zich kennen en leren ze het concept van ‘burgerzin’ kennen waarbij mensen verantwoordelijkheden op zich nemen. De meeste organisaties die vrijwilligers inzetten, doen dat om bepaalde redenen. Die redenen kunnen vertaald worden in wat men de ‘visie’ op het vrijwilligerswerk noemt. Organisaties leggen in hun vrijwilligersbeleid vaak de nadruk op ‘het soigneren en ondersteunen van vrijwilligers’. De wet betreffende de rechten van vrijwilligers kan daarbij als kapstok dienen, maar zal als instrument niet volstaan. Het vrijwilligerswerk heeft ondersteuning en ruimte nodig om verder te ontwikkelen. Dit statuut vertelt niets over de maatschappelijke en sociale waarde van het vrijwilligerswerk en evenmin over zijn functie in de maatschappij als vorm van participatie of solidariteit. Het is volgens altijd al een te juridische benadering geweest. We zouden graag ook een maatschappelijke, sociale benadering van vrijwilligers willen door meer erkenning en mogelijkheden voor het vrijwilligerswerk te creëren en er zo ook voor te zorgen dat de jeugdsector op een goede manier kan blijven werken.
3. Ons advies Algemeen: Het vrijwilligerswerk proberen te stroomlijnen is bijna onbegonnen werk. In een eerder advies n.a.v. de opmaak van het statuut van de vrijwilliger klaagden we dit aan maar tevergeefs (advies 05/03 van 2 februari 2005). Vandaag wijst de realiteit erop dat het erg moeilijk is om voor elke sector een juist antwoord te bieden. We zouden graag ook een maatschappelijke, sociale benadering van vrijwilligers willen door meer erkenning en mogelijkheden voor het vrijwilligerswerk te creëren, en er zo ook voor te zorgen dat de jeugdsector op een goede manier kan blijven werken.
De relatie met het arbeidsrecht (art. 9): Art. 9. §1. […]. Met de (vele) wijzigingen van de wet is o.m. ook art. 9, §1, uit de wet geschrapt. Die bepaling verleende de bevoegdheid aan de Koning om vrijwilligers, die bij het uitvoeren van hun vrijwilligerswerk arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, geheel of gedeeltelijk te onttrekken aan het toepassingsgebied van een aantal wetten, die behoren tot het domein van de arbeidsreglementering. De wetgever heeft die bepaling geschrapt omdat hij niet de indruk wilde wekken dat de opgesomde arbeidswetten in het algemeen van toepassing zijn op alle vrijwilligers. De schrapping betekent echter niet dat het arbeidsrecht helemaal niet van toepassing is, wel dat het niet expliciet zo wordt geformuleerd. Het vrijwilligerswerk wordt niet expliciet onttrokken aan de toepassing van het arbeidsrecht, zodat de overheid eventuele inbreuken kan vaststellen en bestraffen. In de memorie van toelichting staat dat het de intentie is om met de toepassing van het arbeidsrecht soepel om te gaan. Men gaat m.a.w. terug naar de situatie van voor de vrijwilligerswet. De Vlaamse Jeugdraad is duidelijk en herhaalt zijn vroeger standpunt met name in het geval van vrijwilligerswerk kan men niet van arbeid spreken (zoals bedoeld in de arbeidswetgeving).
2
REDIG, G., (2006),“Handboek werken met vrijwilligers, wetgeving en praktijk”, Politea, p. 1
3
Het feit alleen al dat de wetgever expliciet koos voor ‘een statuut van de vrijwilliger’ toont aan dat het de duidelijke wil van de wetgever was om vrijwilligerswerk uitdrukkelijk te onderscheiden van elke vorm van arbeid. Vrijwilligers verrichten geen arbeid zoals men bedoelt binnen het arbeidsrecht. Arbeid in de zin van de arbeidswetgeving is juridisch afdwingbaar en staat haaks op het onverplicht karakter van vrijwilligerswerk dat niet juridisch afdwingbaar is. Een vrijwilliger staat ook niet onder het gezag van een organisatie zoals een werknemer onder het gezag van zijn werkgever staat. In essentie, en zo benadrukten ook de indieners van de wet, is vrijwilligerswerk het onbezoldigd en onverplicht uitvoeren van een taak of activiteit ten behoeve van derden. Dit vrije, onverplichte karakter van het vrijwilligerswerk houdt in dat de vrijwilliger op elk moment kan beslissen de taak niet uit te voeren of de uitvoering stop te zetten. De huidige wet bevat geen bepaling meer over de toepassing van het arbeidsrecht op vrijwilligers.3
De wet stelt niet uitdrukkelijk dat vrijwilligerswerk géén arbeid is en dat blijven wij problematisch vinden omdat we zo geen garanties krijgen dat onderstaande bepalingen niet van toepassing zijn. Ook al benadrukt de memorie van toelichting dat zich op dat vlak in de praktijk geen interpretatieproblemen voordeden, vinden we dit een gemiste kans om voor eens en altijd komaf te maken met die onduidelijke en onzekere situatie. We herhalen dat het garanderen van de veiligheid en het welzijn van de vrijwilliger buiten kijf staat. We aanvaarden dat voor bepaalde groepen van vrijwilligers bepalingen van het arbeidsrecht gelden, maar benadrukken het onderscheid tussen vrijwilligers en werknemers. Graag zien we dit dan ook als uitgangspunt in de wet. De huidige onzekere situatie blijft zorgen voor een te grote last op het merendeel van de vrijwilligersactiviteiten.
Bepalingen inzake verbod op kinderarbeid (Arbeidswet): -15-jarigen mogen niet langer deelnemen aan de jaarlijkse verkoopactie van een vereniging zonder de zware administratieve procedure om een individuele afwijking op dit verbod te verkrijgen. Bepalingen inzake rust- en arbeidstijden/zondagsrust (Arbeidswet): jeugdverenigingen zullen niet langer op zondag actief mogen zijn. Jeugdbewegingen zullen de rust- en arbeidstijden en zondagsrust ook moeten respecteren tijdens hun jaarlijkse weekenduitstapjes en kampen. Bepalingen inzake nachtarbeid (Arbeidswet): jeugdleiders zullen niet langer nachtspelen mogen organiseren. Bepalingen inzake welzijn: Organisaties die enkel werken met vrijwilligers en dus totnogtoe niet aangesloten zijn bij een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, zullen dit in de toekomst wel moeten doen. Wie gaat dat betalen? Vrijwilligers moeten ook onderworpen worden aan medische onderzoeken. Wie gaat deze kosten op zich nemen? Uit de voorbeelden blijkt dat de toepassing van het arbeidsrecht op de activiteiten van de vrijwilligers absurd en onmogelijk is. Art. 9. §2. Onder de voorwaarden die de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt, zijn de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan niet van toepassing op het vrijwilligerswerk. Ons land wil een open samenleving zijn in de wereld. Migratie is daar een vast onderdeel van. Het is dan ook normaal dat binnen de jeugdsector meer en meer vreemdelingen hun verantwoordelijkheid opnemen en als vrijwilliger een handje willen toesteken.4 We kunnen dat alleen maar toejuichen. Vrijwilligerswerk is voor mensen die nieuw zijn in België vaak een eerste opstap om actief te participeren aan de maatschappij en zich ten volle te integreren. Vrijwilligerswerk geeft een zinvolle invulling aan de wachttijd tijdens een verblijfsprocedure. Het geeft mensen de kans competenties in te 3
PEETERS, J., (2006),“Handboek werken met vrijwilligers, wetgeving en praktijk”, Politea, p. B6, 6-8 VLAAMS MINDERHEDENCENTRUM, (26 februari 2008), een duidelijk en werkbaar kader voor vrijwilligerswerk voor vreemdelingen, platformtekst ondertekend door ABVV, ACAT Vlaanderen, Bond Zonder Naam, Brussel Onthaal, Convivial, De Overmolen, EVA centrum Ekeren, Filet Divers, Genks Comité Vluchtelingen, Kerkwerk Multicultureel Samenleven, Limburgs Platform voor Vluchtelingen, Netwerk Hulpverlening Slachtoffers van Mensenhandel, Onthaalgroep Vluchtelingen Overijse, Protestants Sociaal Centrum Antwerpen, CAW De Terp, SIAL Lubbeek, VAKA/Hand in Hand, Vlaamse Jeugdraad, Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk,… 4
4
zetten, te onderhouden of te verwerven. Vrijwillige inzet helpt bij het verwerven van een nieuwe taal, draagt bij tot een positief zelfbeeld, kan een opstap zijn naar werk. Vrijwilligerswerk kan een belangrijke hefboom zijn in de interculturele dialoog en we willen dan ook dat de wetgever een degelijke regeling voor vreemdelingen uitwerkt. Graag willen we voor de uitwerking van deze regeling samen met de verantwoordelijke beleidsmakers rond de tafel gaan zitten.
De kostenvergoeding (art. 10, 11, 12): Art. 10, 11 en 12 van de vrijwilligerswet regelen de kostenvergoeding die organisaties aan vrijwilligers kunnen geven. Deze artikels bepalen de hoogte en andere restricties zoals het feit dat er twee systemen bestaan die niet gecombineerd mogen worden. Het systeem van de forfaitaire kostenvergoeding: De vrijwilliger moet geen bewijzen voorleggen maar ontvangt van de organisatie een bepaald bedrag dat de wettelijke vastgelegde maximumgrenzen niet mag overschrijden. Cruciaal bij de forfaitaire kostenvergoeding zijn de volgende elementen: - Maxima mogen nooit worden overschreden (dag- en jaarmaxima). - De organisatie moet zelf nagaan of de maxima per vrijwilliger niet worden overschreden. - De vrijwilliger moet voor zichzelf controleren of hij de maxima niet overschrijdt, ongeacht in hoeveel organisaties hij actief is. - De vrijwilliger houdt in de gaten dat hij gedurende eenzelfde kalenderjaar in één kostenvergoedingssysteem zit. - Het wettelijk maximum geeft het plafond aan van mogelijk uit te betalen bedragen. Omdat het over een ‘kostenvergoeding’ gaat, moeten er geen belastingen worden betaald zolang de maxima worden gerespecteerd. Overschrijding leidt ertoe dat de vrijwilliger zijn status van vrijwilliger verliest en dus niet langer beschermd wordt door de vrijwilligerswet. Het systeem van de reële kostenvergoeding: De kosten die de vrijwilliger voor de uitvoering van zijn opdracht maakt, kunnen worden terugbetaald op voorwaarde dat er een bewijs wordt voorgelegd. Het gaat om kosten die de vrijwilliger maakt in het kader van zijn engagement. De wet stelt dat de realiteit en de omvang van de gemaakte kosten door een ‘bewijskrachtig document’ aangetoond moeten kunnen worden. De wetgever verstaat onder ‘werkelijke’ kosten: - Vervoerskosten (tickets openbaar vervoer, kilometervergoeding,..). - Verblijfskosten (hotel, eten, …). - Telefoon-, fax- en internetkosten. - Opleidingen en cursussen (op voorwaarde dat ze gerelateerd zijn aan het vrijwilligerswerk). Voor de Vlaamse Jeugdraad is het duidelijk dat de onkostenvergoeding, hetzij forfaitair, hetzij reëel, niet beschouwd kan worden als een inkomen of een prestatievergoeding, en dat deze vergoedingen geen rechten kunnen openen. We zien de onkostenvergoeding (forfaitair, reëel) als een instrument dat gebruikt kan worden binnen het vrijwilligersbeleid van een organisatie. Een organisatie kan ervoor kiezen om haar vrijwilligers te ondersteunen door kosten terug te betalen, door hen een vergoeding te geven. De Vlaamse Jeugdraad pleit ervoor om de vervoerskosten uit de forfaitaire vergoeding te halen. Deze organisatie-eigen kosten worden best enkel door middel van een reële vergoeding (eventueel gelimiteerd tot een bepaald bedrag) terugbetaald. Naast deze reële vergoeding moet het mogelijk blijven ook een forfaitaire vergoeding uit te betalen. We pleiten echter niet voor een verhoging van de bedragen die als forfaitaire vergoeding per dag en per jaar mogen betaald worden aan de vrijwilligers. Met de forfaitaire vergoeding heeft de wetgever een systeem gecreëerd waarin de effectieve kosten niet bewezen moeten worden. Dit maakt dat in sommige gevallen vrijwilligers een bedrag ontvangen dat iets hoger is dan de kost die ze werkelijk gemaakt hebben. Als een organisatie kiest voor dit forfaitaire systeem worden de vrijwilligers met hoge vervoerskosten (bv. omdat ze ver wonen of voor hun vrijwilligersopdracht grote verplaatsingen moeten doen) benadeeld.
5
Een voorbeeld: een vrijwilligersactiviteit vindt plaats in Oostende, organisatie x beslist om te werken met het systeem van forfaitaire vergoedingen. Vrijwilliger ‘y’ komt uit Bredene en vrijwilliger ‘z’ uit Lommel. Vrijwilliger ‘z’ heeft meer kosten dan vrijwilliger ‘y’ en toch krijgen ze eenzelfde onkostenvergoeding en is de onkostenvergoeding voor vrijwilliger ‘y’ te groot en voor vrijwilliger ‘z’ te klein. Door een financiële compensatie te geven aan vrijwilligers kunnen er drempels worden weggewerkt. Op die manier kan vrijwilligerswerk een keuze worden voor iedereen, ook voor de maatschappelijke kwetsbare en de minder gegoede jongeren. Vrijwilligerswerk moet dan ook zo kosteloos mogelijk zijn. We zijn ervan overtuigd dat een overheid een beleid moet voeren voor vrijwilligers. Vrijwilligerswerk en vrijwilligers as such maken een wezenlijk deel uit van het maatschappelijk kapitaal van een samenleving. Binnen dit maatschappelijk kapitaal onderscheidt men verschillende vormen: psychologisch kapitaal (het vermogen tot stabiliteit, zelfsturing, autonomie, identiteitsvorming), het sociaal kapitaal (het vermogen tot het ageren in het werken van relaties, die te sturen, ze aan te wenden), het cultureel kapitaal (het vermogen tot eigen symbolen, communicatiesystemen, …), het economisch kapitaal (de ruilwaarde die men heeft of verwerft op de markt), het politiek kapitaal (het vermogen tot betrokkenheid met het aansturen van gemeenschappelijke zaken). In die zin kan engagement (in individuele projecten, particuliere projecten van verenigingen of overheden) leiden tot verhoging van het maatschappelijk kapitaal in onze samenleving.
4. Besluit De wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers ligt ons na aan het hart omdat de Vlaamse Jeugdraad gelooft in de kracht van vrijwilligerswerk als vrijplaats voor jongeren om zichzelf, de andere en de wereld rondom zich te leren kennen. De vrijwilligerswet is nu bijna twee jaar van kracht en vandaag willen we ons standpunt over het arbeidsrechtelijk aspect en het vergoedingsaspect duiden in dit advies zonder verder in te gaan op andere tekortkomingen in deze wet. De Vlaamse Jeugdraad vindt dat men in het geval van vrijwilligerswerk niet van arbeid kan spreken (zoals bedoeld in de arbeidswetgeving) en dat er nood is aan een degelijke regeling zodat vreemdelingen ook vrijwilligerswerk kunnen doen. Voor de Vlaamse Jeugdraad is het duidelijk dat de onkostenvergoeding, hetzij forfaitair, hetzij reëel niet beschouwd kan worden als een inkomen noch als prestatievergoeding en dat deze vergoedingen geen rechten kunnen openen. We pleiten er wel voor om de kilometervergoeding uit de forfaitaire vergoeding te halen zodat organisaties een forfaitaire vergoeding én een, al dan niet gelimiteerde, kilometervergoeding kunnen geven. We pleiten NIET voor een verhoging van de forfaitaire vergoeding.
6