Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice
NOTA DE WERVING, SELECTIE, INITIËLE OPLEIDING EN LOOPBAAN VAN MAGISTRATEN IN BELGIË EN IN ENKELE ANDERE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE – DIVERSITEIT TROEF
VOORWOORD Deze studie is tot stand gekomen naar aanleiding van de reflectie door de leden van de Verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie (2000-2004) over de carrière van de magistraten. De Verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie besliste op 17 april 2002 om een werkgroep op de richten die zou nadenken over de diverse vaststellingen gedaan door de leden van de beide benoemingscommissies op het vlak van de selectie, de benoemingen en de vorming van de magistraten. De opdracht van de werkgroep werd als volgt omschreven: het hervormen van de toegang tot de magistratuur, van de benoeming, de vorming en de loopbaan van de magistraten. De werkgroep zal via constructieve voorstellen proberen te komen tot de ontwikkeling van een algemeen totaalconcept. De Verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie besliste tijdens deze vergadering ook dat de bedoelde werkgroep zich kon laten bijstaan door een deskundige. Teneinde het denkproces te begeleiden besliste de werkgroep op 27 november 2002 om gebruik te maken van de geboden faciliteit, en zich door een expert te laten bijstaan. Om de werkzaamheden te situeren in een Europese context en meteen op zoek te gaan naar de “best practices” kreeg de administratie van de Hoge Raad voor de Justitie de opdracht een vergelijkende studie te maken waarin de actuele situatie in België wordt getoetst aan de situatie buiten onze landsgrenzen. Hiertoe kon de Hoge Raad voor de Justitie rekenen op de medewerking de Federale Overheidsdienst Buitenlandse zaken en de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen, de leden van het European Judicial Trainig Network, het European Network for Councils of Justice waarvoor onze welgemeende dank. De bestudeerde problematiek is onderhevig aan permanente evoluties en het uiteindelijke resultaat is dan ook een momentopname die werd afgesloten op 31 december 2004. Wij wensen u een goede lectuur en hopen dat deze bescheiden bijdrage u zal helpen bij elke verdere reflectie over een “moderne loopbaan voor de Belgische magistraten”. Brussel, 27 april 2005
Edith Van den Broeck, Voorzitter BAC
Jacques Hamaide, Voorzitter CND
2
DEEL I: INLEIDING I.1. Het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht I.1.1. I.1.2.
Organieke onafhankelijkheid Functionele onafhankelijkheid
I.2. Waarborgen I.2.1. I.2.2. I.2.3. I.2.4
Algemeen Controle door de federale uitvoerende macht Controle door de federale wetgevende macht De Hoge Raad voor de Justitie
DEEL II: WERVING, SELECTIE, INITIËLE OPLEIDING EN LOOPBAAN VAN MAGISTRATEN II.1. België II.1.1. Werving van magistraten vóór 1998 II.1.1.1. Werving van magistraten vóór 1991 II.1.1.2. De wet van 18 juli 1991 betreffende de wijziging van de voorschriften van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de opleiding en de werving van magistraten II.1.2. De actuele situatie: de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek en tot oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie, de wet van 3 mei 2003 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 22 december 2003 houdende diverse bepalingen. II.1.2.1
Inleiding
II.1.2.2.
De werving van magistraten
II.1.2.2.1. II.1.2.2.2.
Het examen inzake beroepsbekwaamheid Het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage
II.1.2.3.
De opleiding tot magistraat
II.1.2.4.
Loopbaan
II.1.2.4.1. II.1.2.4.2. II.1.2.4.3
De benoemingsvoorwaarden De benoemingsprocedure Aanwijzingen
3
II.2. De situatie in enkele andere landen van de Europese Unie II.2.1. Denemarken II.2.1.1. II.2.1.2. II.2.1.3. II.2.2. Duitsland II.2.2.1. II.2.2.2. II.2.2.3. II.2.3. Finland II.2.3.1. II.2.3.2. II.2.3.3. II.2.4. Frankrijk II.2.4.1. II.2.4.2. II.2.4.3. II.2.5 Griekenland II.2.5.1. II.2.5.2. II.2.5.3. II.2.6. Italië II.2.6.1. II.2.6.2. II.2.6.3. II.2.7 Luxemburg II.2.7.1. II.2.7.2. II.2.7.3. II.2.8 Nederland II.2.8.1. II.2.8.2. II.2.8.3. II.2.9 Oostenrijk II.2.9.1. II.2.9.2. II.2.9.3. II.2.10 Portugal II.2.10.1. II.2.10.2. II.2.10.3. II.2.11 Spanje II.2.11.1. II.2.11.2. II.2.11.3. II.2.12 Zweden II.2.12.1. II.2.12.2. II.2.12.3.
Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan Werving van magistraten Opleiding tot magistraat Loopbaan
4
DEEL III: SYNTHESE EN BESLUIT III.1. Synthese II.3.1. Werving van magistraten II.3.2. Opleiding tot magistraat II.3.3. Loopbaan III.2 Besluit
BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE
5
DEEL I : INLEIDING De Hoge Raad voor de Justitie evalueert momenteel de procedures van toegang tot de magistratuur en de benoeming, de vorming1 en de loopbaan van de magistraten, teneinde het bestaande systeem te evalueren en waar nodig voorstellen tot bijsturing of wijziging te formuleren. Ter ondersteuning van deze werkzaamheden is het nuttig om de bestaande situatie kort te toetsen aan de situatie buiten onze landsgrenzen, met het oog op het vinden van elementen ter optimalisatie van de actuele situatie in België. Dit moet toelaten om aan de hand van een vergelijking tussen de verschillende bestaande systemen in een aantal andere landen van de Europese Unie, per land en per systeem de eventueel bruikbare elementen met betrekking tot werving, basisopleiding en loopbaan van magistraten te distilleren. Er is gebruik gemaakt van de binnen de HRJ beschikbare internationale literatuur en van een aantal relevante websites. Daarnaast werd aan de bevoegde overheden in de hierna behandelde landen een verzoek tot informatie gericht2. De aandacht ging daarbij in het bijzonder uit naar de volgende vragen: -
hoe wordt men magistraat? (wetgeving, procedure, benoemingsvoorwaarden, basisopleiding, enz.) wat zijn de carrièremogelijkheden? (zetel of openbaar ministerie, kan men overstappen tussen deze beide, enz.) wat zijn de bevorderingsvoorwaarden? (leeftijd, ervaring, andere specifieke voorwaarden, enz.)
Aan de hand van de op korte termijn beschikbare informatie wordt hierna, naast een iets uitgebreider gedeelte over de actuele situatie in België, een licht geworpen op de actuele situatie in enkele andere landen van de Europese Unie3. Per land wordt in de mate van het mogelijke nagegaan: -
op welke wijze de werving van magistraten gebeurt hoe de initiële opleiding tot magistraat verloopt hoe de normale loopbaan van een magistraat er uitziet.
De informatie die dit overzicht mogelijk maakt, maakt tegelijkertijd ook de beperking ervan uit4. Er wordt dan ook geen absolute volledigheid beoogd. Het doel van deze nota is de lezer in het kort kennis te laten maken met de werving, selectie, initiële opleiding en loopbaan van magistraten in enkele andere lidstaten van de Europese Unie.
1
In de analyse van de situatie in andere EU-landen wordt het aspect vorming beperkt tot de initiële basisopleiding. 2 Ofwel rechtstreeks, ofwel via de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers ter plaatse (met dank aan de Federale Overheidsdienst voor Buitenlandse Zaken voor hun bereidwillige medewerking). Dank ook aan Edith Van den Broeck en Jacques Hamaide voor hun raadgevingen en het ter beschikking stellen van hun documentatie en expertise, alsook aan Marc Bertrand voor zijn gevatte opmerkingen en raadgevingen. 3 De zg. Common Law-landen werden niet opgenomen. 4 Men dient er immers rekening mee te houden dat de wijze waarop deze verschillende aspecten per land wordt behandeld, mede bepaald is door de gedetailleerdheid en de precisie van de verkregen informatie.
6
De respectieve rechtssystemen en rechterlijke organisatie van de verschillende landen die hierna aan bod komen, worden gekenmerkt door specifieke eigenschappen die onlosmakelijk verbonden zijn met de binnen deze landen heersende rechtscultuur en maatschappelijke situatie. Hoewel dit alles onvermijdelijk een invloed heeft op de wijze waarop binnen deze landen de werving, selectie, initiële opleiding en de loopbaan van de magistraten is geconcipieerd, wordt hierop in het bestek van deze vergelijking niet verder ingegaan5. De beschikbare tijd en informatie laten dit niet toe. Men dient zich bij het beoordelen van de hierna uiteengezette informatie hiervan bewust te zijn. Er wordt enkel ingegaan op de beroepsmagistraten en op functies die kunnen leiden tot een benoeming als beroepsmagistraat. De zg. lekenrechters vallen buiten het bestek van dit overzicht. De aandacht moet ook worden gevestigd op het feit dat aan dezelfde begrippen en functies in de verschillende landen niet steeds een identieke invulling wordt gegeven.
5
Voor bijkomende informatie zie http://europa.eu.int/comm/justice_home/ejn/index_nl.htm
7
I.1. Het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht De Belgische Grondwet onderscheidt drie machten: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Gezamenlijk oefenen zij de totaliteit van de soevereiniteit van de Belgische Natie uit. Het principe van de scheiding van deze drie staatsmachten is essentieel in een democratische rechtsstaat: elk van deze drie staatsmachten wordt afzonderlijk uitgeoefend door onderscheiden instellingen. Art. 36 GW bepaalt: “De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat”. Art. 37 GW bepaalt: “De federale uitvoerende macht, zoals zij door de Grondwet is geregeld, berust bij de Koning”. Art. 40 GW bepaalt: “De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de hoven en rechtbanken. De arresten en vonnissen worden in naam des Konings ten uitvoer gelegd”. Het principe van de scheiding van deze drie staatsmachten situeert zich zowel op het organieke als op het functionele vlak. (cf. infra) Het principe van de scheiding der machten is bovendien nauw verwant met de notie ‘rechtsstaat’. Het begrip ‘rechtsstaat’ impliceert immers essentieel de onderwerping van de Staat aan haar eigen rechtsregels. De praktische omzetting van dit principe is enkel mogelijk indien uitgegaan kan worden van een rechter die zowel t.a.v. de Staat als t.a.v. de burger volledig onafhankelijk is. De rechterlijke macht is dan ook, meer dan de andere twee staatsmachten, een onafhankelijke macht. Recht wordt gesproken door onafhankelijke rechters.
I.1.1. Organieke onafhankelijkheid Organieke onafhankelijkheid betekent dat elk van de drie onderscheiden machten uitgeoefend wordt door onderscheiden instellingen. Een volledige onafhankelijkheid tussen de drie staatsmachten is evenwel ondenkbaar, aangezien zowel een samenwerking als een controle tussen deze organen noodzakelijk is opdat de soevereiniteit van de Staat zich zou kunnen manifesteren. De onafhankelijkheid waarvan sprake moet dan ook worden gerelativeerd. De grondwetgever zelf heeft daarom vormen van interactiviteit tussen de drie machten voorzien door een bepaald aantal wederzijdse controles en samenwerkingsmechanismen in het leven te roepen (zie infra).
8
I.1.2. Functionele onafhankelijkheid Art. 151 §1 GW bepaalt: “De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden. Het openbaar Ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging onverminderd het recht van de bevoegde minister om de vervolging te bevelen en om de bindende richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen.” Functionele onafhankelijkheid houdt aldus in dat de rechter in alle eer en geweten het geschil kan beslechten dat hem ter behandeling wordt voorgelegd, zonder dat hij zich ten aanzien van enig gezag moet verantwoorden. Dit impliceert ook dat de rechter in de loop van het beslissingsproces geen enkele externe invloed mag ondergaan. De onafzetbaarheid van de rechter, zoals omschreven in het art. 152 GW, is uiteraard een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg teneinde diens onafhankelijkheid te waarborgen: de rechters worden benoemd voor het leven.
I.2. Waarborgen I.2.1. Algemeen Sedert de zaak-Dutroux is de werking van het Belgische rechtssysteem en de correcte rechtsbedeling, of beter de kritiek op de tekortkomingen ervan, niet meer uit de publieke en politieke actualiteit weg te branden. Deze zaak vormde immers een katalysator zonder voorgaande voor de uitbarsting van het aanhoudend en latent ongenoegen bij het publiek over de soms gebrekkige en archaïsche werking van het Belgisch politioneel en justitieel apparaat. Om het geschokte vertrouwen van de bevolking te herstellen, lanceerden de regering en het Parlement einde 1996 verschillende hervormingen, gericht op meer kwaliteit, efficiëntie en menselijkheid binnen de justitiële en politionele wereld. Centraal in de voorstellen ten opzichte van de magistratuur, waarvan het aanzien om velerlei redenen een absoluut dieptepunt bereikt had, stonden: • •
de uitschakeling van “politieke benoemingen” en de invoering van “externe controle” op de werking van justitie.
Al deze hervormingen leidden uiteindelijk tot het zg. Octopusakkoord, dat onder meer voorzag in de oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie. (cf. Infra) Samen met de federale uitvoerende en wetgevende macht, oefent de opgerichte Hoge Raad voor de Justitie “externe controle” uit op de naleving van de hoger geformuleerde doelstellingen, m.n. een objectivering van de benoemingsprocedures voor magistraten, een mandatensysteem voor korpschefs, een evaluatiesysteem voor magistraten en externe controle op de werking van de rechterlijke orde. De controle door de federale wetgevende en uitvoerende macht wordt hierna summier besproken. De Hoge Raad voor de Justitie wordt – als belangrijkste controle-orgaan – uitgebreider besproken.
9
I.2.2. Controle door de federale uitvoerende macht De regering mag principieel op de rechterlijke macht geen enkele vorm van rechtstreekse controle uitoefenen. Op dit principe bestaan evenwel een aantal uitzonderingen zoals het zg. positief injunctierecht in hoofde van de Minister van Justitie en de toezichtbevoegdheid van de Minister van Justitie op de goede werking van het Openbaar Ministerie met de daaraan gekoppelde tuchtrechtelijke bevoegdheden I.2.3. Controle door de federale wetgevende macht De federale wetgevende macht oefent haar controlebevoegdheid uit door middel van de volgende instrumenten : - interpellatie- en vragenrecht t.o.v. de Minister van Justitie ; - onderzoeksrecht (art. 56 GW). I.2.4. De Hoge Raad voor de Justitie Naast deze controlemechanismen heeft de grondwetgever met de grondwetsherziening van 20 november 1998 (art. 151 GW) en de Wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek voorzien in de oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie. De Hoge Raad voor de Justitie is een grondwettelijk orgaan ‘sui generis’ dat onder geen enkele van de drie machten valt en dat statutair en financieel volledig onafhankelijk is. De grondwettelijke basis van de Hoge Raad voor de Justitie is van groot belang voor zijn rol op het kruispunt van de drie staatsmachten: de Hoge Raad voor de Justitie benadrukt zijn onafhankelijke positie en kan daardoor zijn missie uitvoeren zonder binding met de specifieke belangen die binnen de drie staatsmachten kunnen spelen. Hieraan ontleent de Hoge Raad voor de Justitie een groot deel van zijn kracht. De Hoge Raad voor de Justitie bestaat uit 44 leden (22 magistraten verkozen door hun collega's/22 niet-magistraten die door de Senaat worden benoemd met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen) die een mandaat bekleden voor vier jaar en verdeeld zijn in twee taalcolleges van elk 22 leden: 11 magistraten en 11 niet-magistraten. De dubbele taal- en socioprofessionele pariteit wordt doorgetrokken in de werking van alle organen van de Hoge Raad: zowel binnen de 28 leden tellende Benoemings- en Aanwijzingscommissie als binnen de 16 leden tellende Advies- en Onderzoekscommissie en in het Bureau. Zowel de onafhankelijkheid van de leden van de Hoge Raad als de continuïteit van zijn samenstelling is gewaarborgd. De 22 magistraten worden voor vier jaar verkozen door het voltallige magistratenkorps. De ongeveer 2.500 rechters en parketmagistraten worden daartoe in een Nederlandstalig en een Franstalig kiescollege opgedeeld. Een zekere spreiding van de mandaten over de diverse
10
rechtsinstanties en rechtsgebieden is gewaarborgd, zodat de grotere korpsen de Hoge Raad niet gaan domineren6. De niet-magistraten worden voor eenzelfde periode van vier jaar aangewezen door de Senaat, die daartoe met een meerderheid van tweederde moet beslissen. In elke taalgroep moeten er bij de 11 externen 4 advocaten en 3 hoogleraren zijn. Alle externen moeten houder zijn van minstens een hogeschooldiploma. Ze moeten een relevante beroepservaring van minstens tien jaar kunnen voorleggen. Kandidaten kunnen zich individueel aanbieden bij de Senaat, ofwel door een orde van advocaten of een universiteit of hogeschool voorgedragen worden7. Zowel de onafhankelijkheid van de leden van de Hoge Raad als de continuïteit van zijn samenstelling is gewaarborgd. De leden hoeven geen verantwoording af te leggen aan een externe instantie, wel aan de eigen Algemene Vergadering van de Hoge Raad, onder meer in verband met een strikt na te leven deontologie. Aan het eind van hun mandaat van vier jaar kunnen zij zich één keer herverkiesbaar stellen. Is een lid definitief verhinderd om zijn mandaat uit te oefenen, dan volgt een plaatsvervanger hem op. De Hoge Raad voor de Justitie heeft een drievoudige opdracht, die sinds 2 augustus 2000 effectief uitgeoefend wordt8: -
extern toezien op de werking van de rechterlijke orde, inclusief de behandeling van klachten. aan de beleidsmakers adviezen verstrekken voor een betere werking van de rechterlijke orde. een bepalende rol spelen in het benoemings- en vormingsbeleid bij de magistratuur, en dit op een objectieve manier. De benoemings- en aanwijzingscommissies van de Hoge Raad spelen een beslissende rol, zowel op het niveau van het examen, van de benoeming, als van de opleiding van magistraten.
Hierna wordt enkel ingegaan op de bevoegdheden van de Hoge Raad voor de Justitie op het gebied van de werving, de selectie, de initiële opleiding en de loopbaan van de magistraten. Vertrekkende vanuit een bondig overzicht van de recente evoluties op het vlak van de werving van magistraten in België, wordt de actuele situatie kort geschetst: -
hoe verloopt de selectie van de kandidaat-magistraten? hoe verloopt de initiële opleiding van magistraten? hoe wordt men uiteindelijk benoemd tot magistraat en hoe verloopt de verdere loopbaan9?
De Hoge Raad voor de Justitie evalueert momenteel de procedures van toegang tot de magistratuur en de benoeming, de vorming en de loopbaan van de magistraten, teneinde het 6
De eerste magistratenverkiezingen van 4 juni 1999 leverden ook in de praktijk een verscheiden gezelschap op van raadsheren, parketmagistraten, onderzoeksrechters en een vrederechter. 7 Ook hier laat de Hoge Raad in zijn eerste samenstelling een heterogeen beeld zien, met behalve advocaten en hoogleraren ook enkele bedrijfsjuristen, twee journalisten, een socio- criminologe en een griffier in zijn rangen. 8 Voor meer informatie over de bevoegdheden en de werking van de Hoge Raad voor de Justitie: www.hrj.be . 9 Er wordt enkel ingegaan op de aspecten van de loopbaan waarvoor een rechtstreekse tussenkomst van HRJ is vereist.
11
bestaande systeem te evalueren en waar nodig voorstellen tot bijsturing of wijziging te formuleren. Met het oog op het vinden van elementen ter optimalisatie en verbetering van de actuele situatie in België, wordt de blik ook gericht op de bestaande situatie op het gebied van de werving, de selectie, de initiële opleiding en de loopbaan van de magistraten in een aantal landen van de Europese Unie.
12
DEEL II : WERVING, SELECTIE, INITIËLE OPLEIDING EN LOOPBAAN VAN MAGISTRATEN II.1. België II.1.1. Werving van magistraten vóór 1998 II.1.1.1. Werving van magistraten vóór 1991 Het (oud) artikel 151 GW bepaalde dat vrederechters en de rechters in de rechtbanken rechtstreeks door de Koning worden benoemd. Het (oud) artikel 153 GW bepaalde dat de Koning de ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij de hoven en rechtbanken benoemt en ontslaat. In feite was het, op enkele uitzonderingen na10, de Minister van Justitie die over de benoemingen besliste. Om als magistraat te kunnen worden benoemd, dienden de kandidaten te voldoen aan de volgende voorwaarden: -
de Belgische nationaliteit bezitten niet vervallen zijn van het recht een openbaar ambt te vervullen houder zijn van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten de door de wet, naargelang de functie, bepaalde minimumleeftijd hebben bereikt voldoen aan de door de wet gestelde vereisten inzake kennis van de landstalen
De Minister van Justitie kon in beginsel vrij kiezen, op grond van een hem eigen opportuniteitsbeoordeling, uit de kandidaten die aan deze voorwaarden voldeden. De benoeming van een magistraat was dus een politieke daad bij uitstek waarvoor hij alleen aan het parlement verantwoording diende af te leggen11. Gaandeweg heeft het zwaartepunt van de benoemingspolitiek in de magistratuur zich verplaatst van de minister van Justitie naar de verschillende politieke partijen. In het kader van een ingewikkelde politieke dosering werden de benoemingen in de magistratuur verdeeld onder de belangrijke politieke partijen. De wet van 8 april 1971 tot organisatie van een gerechtelijke stage was een eerste (schuchtere) poging om de rekrutering en opleiding van parketmagistraten te verbeteren.
10
De leden van de arbeidsrechtbanken en de arbeidsauditoraten worden door de Koning benoemd op gezamenlijke voordracht van de ministers die Arbeid en Justitie binnen hun bevoegdheid hebben (art. 197 GW). 11 Uiteraard was de minister onderworpen aan de wetgeving inzake de formele motivering van administratieve akten, en kon tegen de door de minister van justitie genomen benoemingsbeslissing bij de Raad van State een annulatieberoep worden ingesteld, al dan niet voorafgegaan door een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging.
13
De Minister van Justitie beschikte over de mogelijkheid om doctors en licentiaten in de rechten tussen 22 en 30 jaar die ten minste één jaar balie-ervaring hadden, als stagiair bij een parket bij de rechtbank van eerste aanleg, een arbeids- of krijgsauditoraat aan te wijzen. De stage duurde meestal slechts 1 jaar, maar bood wel de mogelijkheid om na te gaan of de stagiair geschikt was voor een benoeming als parketmagistraat. Van opleiding van de stagiairs was echter nauwelijks sprake, omdat de stagiairs zeer snel in de parketdiensten werden ingeschakeld. II.1.1.2. De wet van 18 juli 1991 betreffende de wijziging van de voorschriften van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de opleiding en de werving van magistraten12 Door de wet van 18 juli 1991 werd voor het eerst ernstig werk gemaakt van de objectivering van de toegang tot de magistratuur. Hiertoe werden drie belangrijke innovaties aangebracht : a. De oprichting van een wervingscollege der magistraten b. De oprichting van adviescomité’s per rechtsgebied van de hoven van beroep en arbeidshoven13 c. De dubbele toegang tot de magistratuur: hetzij via de gerechtelijke stage, hetzij via het examen inzake beroepsbekwaamheid De wet van 18 juli 1991 kwam hierdoor in belangrijke mate tegemoet aan een aantal kritieken die bestonden tegen de gerechtelijke stage zoals voorzien door de wet van 8 april 1971. Zo maakte de wet van 1971 immers geen einde aan de partijpolitieke benoemingen van magistraten, vermits ook de aanwijzing van de gerechtelijke stagiair door de Minister van Justitie geenszins gebeurde op basis van objectieve criteria. De wet van 1971 voorzag ook niet in een opleiding van de stagiair, maar enkel in een tewerkstelling bij het parket van de rechtbank van eerste aanleg, een arbeidsauditoraat of een krijgsauditoraat, met het oog op het opdoen van praktische ervaring. Ten slotte was er op geen enkel moment sprake van een beoordeling van de stagiair, noch tijdens de stage, noch ter gelegenheid van de kandidatuur om te worden benoemd tot magistraat. a. Het wervingscollege der magistraten (oud art. 259 bis Ger. W.) bestond uit 22 leden, was paritair samengesteld uit Nederlandstalige en Franstalige magistraten, hoogleraren en advocaten14, benoemd door de Senaat voor een verlengbare periode van 4 jaar, en onderverdeeld in twee examencommissies, één van elke taalrol. Het Wervingscollege der Magistraten werd belast met de volgende taken: - het opstellen van de programma’s inzake beroepsbekwaamheid en van het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage
12
B.S., 26 juli 1991. De adviescomités werden afgeschaft door de wet van 22 december 1998 (zie infra). 14 Op deze manier werden voor het eerst niet-magistraten betrokken bij de procedure die toegang geeft tot de magistratuur. 13
14
- het verstrekken van advies aan de Minister van Justitie, op zijn verzoek en ten minste eenmaal per jaar, betreffende de opleiding van de magistraten en van de gerechtelijke stagiairs, alsmede betreffende de theoretische opleiding van deze stagairs - het jaarlijks organiseren van de voornoemde examens inzake beroepsbekwaamheid en de vergelijkende toelatingsexamens voor de gerechtelijke stage b. In het rechtsgebied van ieder hof van beroep en ieder arbeidshof werd een adviescomité opgericht. De taak van deze adviescomité’s bestond hoofdzakelijk uit het verstrekken van niet bindende adviezen aan de minister van justitie omtrent de benoeming van een kandidaat tot magistraat in het bedoelde rechtsgebied15. De adviescomité’s waren samengesteld uit de korpschefs het rechtsgebied en van het bij de benoeming betrokken gerechtelijk arrondissement, de stafhouder van het betrokken gerechtelijk arrondissement, bijgestaan door twee of drie advocaten (naargelang het geval). c. De wet van 18 juli 1991 voorzag in twee wegen om na het slagen in een examen tot de magistratuur toe te treden. Enerzijds een voor juristen met een ruimere beroepservaring (bekwaamheidsexamen), anderzijds voor juristen met een beperkte beroepservaring (gerechtelijke stage). Het grote pluspunt was dat om voor een functie in de magistratuur in aanmerking te komen, de kandidaten voor het eerst voorafgaand het bewijs diende te leveren van hun technisch-juridische bekwaamheid. Wie tot de gerechtelijke stage wou worden toegelaten, diende : -
een balie-stage van ten minste een jaar achter de rug te hebben16 geslaagd te zijn voor het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage
De gerechtelijke stage zelf duurde in beginsel drie jaar en behelsde een theoretische en een praktische vorming. De praktische vorming verliep in drie fasen (15 maanden bij het parket, 6 maanden bij een strafinrichting/politiedienst en 15 maanden bij een kamer van de rechtbank). Tijdens de stage stond de stagiair onder het toezicht van het Adviescomité en van twee stagemeesters, die belast waren met de begeleiding en de beoordeling van de stagiair. De stagiair ten slotte had gedurende zijn stage de hoedanigheid van ambtenaar, niet die van magistraat. Hij genoot tevens de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. Naast de gerechtelijke stage, was er ook een ‘directe’ toegang tot de magistratuur voorzien in de wet van 18 juli 1991, voor degenen die een relevante ervaring als advocaat, notaris, magistraat, universitair medewerker, enz, konden voorleggen. Daartoe diende de kandidaat wel te slagen in het zg. examen inzake beroepsbekwaamheid, dat uit een mondelinge en een schriftelijke proef bestond.
15
Uiteraard speelden zij een belangrijke rol bij de motivering van door de minister van zijn uiteindelijke keuze voor een welbepaalde kandidaat en in geval van een eventueel beroep tegen het benoemingsbesluit bij de Raad van State. 16 Zie infra voor de huidige voorwaarden.
15
II.1.2. De actuele situatie: de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek en tot oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie, de wet van 3 mei 2003 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek (de zg. reparatiewet) en de wet van 22 december 2003 houdende diverse bepalingen. II.1.2.1. Inleiding De wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en de aanwijzing van magistraten en de invoering van een evaluatiesysteem, voerde een volledige nieuwe benoemings- en aanwijzingsprocedure in voor magistraten. Sedert 2 augustus 2000 is deze wet volledig operationeel17. Hierna wordt enkel ingegaan op de bevoegdheden en de werking van de benoemings- en aanwijzingscommissies binnen de Hoge Raad voor de Justitie, aangezien deze bevoegd zijn voor : -
de voordracht van kandidaten voor benoemingen tot magistraat en de aanwijzing tot korpschef, bijstandsmagistraat of federaal magistraat; de organisatie van de examens inzake beroepsbekwaamheid en het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij koninklijk besluit.
Essentieel in de hele benoemingsprocedure is het tegensprekelijk karakter ervan, d.w.z. dat de kandidaat steeds in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn eventuele opmerkingen of bezwaren te formuleren. De wet voorziet daartoe meermaals in termijnen waarbinnen de kandidaat zijn opmerkingen (t.a.v. bepaalde – meestal negatieve – adviezen) kan toesturen aan de benoemingscommissie of kan vragen om door de commissie gehoord te worden. Hierna worden de verschillende etappes van toegang tot en bevordering binnen de magistratuur (werving – opleiding tot magistraat – benoeming en loopbaan) behandeld.
II.1.2.2. Werving van magistraten18 De werving van magistraten gebeurt door middel van jaarlijks georganiseerde examens19 De Hoge Raad voor de Justitie staat in voor de organisatie van21: 17
20
.
Naar aanleiding van de toepassing op het terrein was duidelijk geworden dat een aantal verduidelijkingen en toevoegingen noodzakelijk waren om de draagwijdte van enkele bepalingen ondubbelzinnig vast te stellen en een aantal problemen op te lossen. De wetten van 3 mei 2003 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek (B.S., 2 juni 2003) en van 22 december 2003 houdende diverse bepalingen zijn een poging om de voorwaarden en de procedure voor de voordracht en benoeming van kandidaten dan ook op een aantal punten aan te passen. 18 Voor statistische gegevens: zie www.hrj.be - jaarverslagen van de HRJ. 19 De benoemings- en aanwijzingscommissies van de Hoge Raad voor de Justitie organiseren ook de examens voor parketjuristen en referendarissen. Deze vallen buiten het bestek van het hier behandelde onderwerp, en worden verder niet besproken. 20 Bij de wet van 15 juni 2001 tot wijziging van de artikelen 190, 194, 259bis-9, 259bis-10, 259octies en 371 van het Gerechtelijk Wetboek, tot invoeging van een artikel 191bis in het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging
16
-
het examen inzake beroepsbekwaamheid dat in principe, gelet op de moeilijkheidsgraad, bedoeld is voor meer ervaren juristen het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage, voor jonge juristen die in principe slechts enkele jaren beroepservaring hebben
Algemene voorwaarde om aan de examens te kunnen deelnemen is houder zijn van het diploma van licentiaat in de rechten22.
van artikel 21 van de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de regels van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de opleiding en de werving van magistraten, werd het zg. mondeling evaluatie-examen ingevoerd. Over de datum van inwerkingtreding van de artikelen 3, 5, en 6 - over het mondelinge evaluatie-examen - verduidelijkt artikel 12 van deze wet dat deze door de Koning zou worden bepaald. Dit examen (de zg. “derde toegangsweg” tot de magistratuur) was bedoeld voor advocaten met een gedegen ervaring : iedereen die advocaat is geweest gedurende 20 jaar (of gedurende 15 jaar en die nadien een beroep heeft uitgeoefend waarvoor een goede kennis van het recht vereist is) kan vrijstelling genieten van het examen inzake beroepsbekwaamheid en in plaats daarvan een mondeling evaluatie-examen afleggen. In een arrest van 28 januari 2003 heeft het Arbitragehof de “derde toegangsweg” tot de magistratuur (voorlopig) afgesneden. Het Arbitragehof verwerpt in zijn arrest het argument van de regering dat de “derde weg” bedoeld is om het tekort aan rechters op te lossen. Zowel uit de parlementaire besprekingen van het wetsontwerp als uit de jaarverslagen van de HRJ blijkt dat er onder de leden van de magistratuur, de geslaagden voor het examen inzake beroepsbekwaamheid en de gerechtelijke stagiairs voldoende kandidaten voor de magistratuur zijn. Toch, zegt het Arbitragehof, kan de overheid het wenselijk vinden advocaten met een lange ervaring aan de balie aan te moedigen zich kandidaat te stellen voor een ambt in de magistratuur, door ze vrij te stellen van het bekwaamheidsexamen zoals het nu bestaat. Ook in andere landen leeft de opvatting dat de praktijk aan de balie het mogelijk maakt de noodzakelijke psychologische, menselijke en juridische kwaliteiten voor een functie als magistraat te verwerven. Dat neemt niet weg dat de rekrutering voor de “derde toegangsweg” de andere kandidaten niet mag discrimineren, aldus het Arbitragehof. Door enkel 20 jaar anciënniteit te eisen en door niet te bepalen in welke verhouding de nieuwe categorie van kandidaten tot de magistratuur kan toetreden, is het parlement “verder gegaan dan wat vereist is opdat ervaren advocaten tot de magistratuur kunnen toetreden”. Om die redenen vernietigde het Arbitragehof de bepalingen van de wet van 15 juni 2001 over de “derde toegangsweg”. Het Arbitragehof laat in zijn arrest wel uitschijnen dat het geen problemen zou hebben met een “zeer beperkte” openstelling van de “derde toegangsweg” om het mogelijk te maken ervaren advocaten tot magistraat te benoemen. Gelet op de vernietiging van de relevante bepalingen van de wet van 15 juni 2001, zal hiervoor een nieuw wetgevend initiatief nodig zijn. 21
De bevoegde benoemingscommissies binnen de HRJ kunnen een beroep doen op externe deskundigen om de subcommissies bij te staan bij de voorbereiding van de examens en bij de voorbereiding van de proeven. Deze deskundigen maken geen deel uit van de subcommissies en mogen niet deelnemen aan de beraadslagingen (art.259bis-10, §2, Ger.W.). 22 In tegenstelling tot de vaak gangbare mening, bestaat er voor de deelname aan het examen in beginsel geen nationaliteitsvereiste. Artikel 10 van de Grondwet voorziet de Belgische nationaliteit enkel als een vereiste om effectief magistraat te kunnen worden. Om nuttig deel te nemen aan de wervingsexamens voor de magistratuur is het de facto dus wel aangewezen reeds de Belgische nationaliteit te bezitten, of deze op korte termijn te verwerven (vóór de aanvang van de gerechtelijke stage of vóór het verlopen van de geldigheidsduur van het getuigschrift van bekwaamheid voor de uitoefening van gerechtelijke functies).
17
II.1.2.2.1. Het examen inzake beroepsbekwaamheid Het examen inzake beroepsbekwaamheid betreft een zogenaamde “rechtstreekse” toegangsmogelijkheid tot de magistratuur. Het is, in principe, bedoeld voor de meer ervaren juristen. Het examen inzake beroepsbekwaamheid bestaat uit twee delen : • een schriftelijk deel dat twee proeven omvat: a) eerste proef: De kandidaten beschikken over vijf uur om een, zowel vormelijk als inhoudelijk, correct vonnis op te stellen over een zaak waarvan de gegevens in de vorm van een volledig dossier ter beschikking worden gesteld. Zij hebben de keuze uit drie materies : - burgerlijk recht, met inbegrip van gerechtelijk recht, - strafrecht, met inbegrip van strafprocesrecht, - sociaal recht, met inbegrip van gerechtelijk recht. De kandidaten die op deze proef ten minste 60 % van de punten hebben behaald, worden toegelaten tot de tweede proef. b) tweede proef: De kandidaten beschikken over vier uren om een verhandeling van maximum vier bladzijden op te stellen over een opgelegd actueel onderwerp van sociale, economische, politieke of culturele aard in verband met het recht. De kandidaten die ten minste 60 % van de punten hebben behaald op de tweede proef van het schriftelijke deel, worden toegelaten tot het mondelinge deel. • een mondeling deel: De kandidaten wordt een casus voorgelegd die zij dienen te bespreken, en die zij gedurende maximum 60 minuten, met behulp van hun wetboeken, mogen voorbereiden. Opnieuw hebben zij hebben de keuze uit de drie hoger vermelde materies. Het mondelinge gedeelte wordt eventueel afgesloten met een gedachtewisseling over het schriftelijke deel. De kandidaten die voor het mondelinge deel ten minste 60 % van punten hebben behaald, behalen het getuigschrift van bekwaamheid voor de uitoefening van gerechtelijke functies. De geslaagden behouden het voordeel van hun uitslag gedurende 7 jaar te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal van het examen, zodat zij niet onmiddellijk verplicht zijn zich
18
kandidaat te stellen voor een ambt in de magistratuur en een voor hen geschikt ogenblik om te postuleren kunnen afwachten. Tot en met 11 januari 2005 werden ook de plaatsvervangende rechters benoemd vóór 1 oktober 1993 geacht geslaagd te zijn voor het examen inzake beroepsbekwaamheid23. II.1.2.2.1. Het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage Het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage daarentegen is bedoeld voor juristen met een eerder beperkte beroepservaring. Bovenop de algemene deelnemingsvoorwaarden dienen de kandidaten het bewijs te leveren dat zij tijdens de periode van drie jaar voorafgaand aan de inschrijving voor het examen gedurende ten minste één jaar als voornaamste beroepsactiviteit hetzij een stage bij de balie, hetzij andere juridische functies hebben uitgeoefend. Het examen zelf bestaat, zoals het examen inzake beroepsbekwaamheid, uit een mondeling en een schriftelijk gedeelte. • een schriftelijk deel dat twee proeven omvat: a) eerste proef: De kandidaten beschikken over vier uur om een korte inhoud op te stellen van een rechterlijke beslissing, het aanduiden van de trefwoorden die haar kenmerken en het opstellen van een commentaar. Net zoals bij het examen inzake beroepsbekwaamheid, hebben de kandidaten de keuze uit drie materies : - burgerlijk recht, met inbegrip van gerechtelijk recht, - strafrecht, met inbegrip van strafprocesrecht, - sociaal recht, met inbegrip van gerechtelijk recht. De kandidaten die op deze proef ten minste 60 % van de punten hebben behaald, worden toegelaten tot de tweede proef.
b) tweede proef: De kandidaten beschikken over vier uren om een verhandeling van maximum vier bladzijden op te stellen over een opgelegd actueel onderwerp van sociale, economische, politieke of culturele aard in verband met het recht. De kandidaten die ten minste 60 % van de punten hebben behaald op de tweede proef van het schriftelijke deel, worden toegelaten tot het mondelinge deel. 23
Artikel 21 van de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de voorschriften van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de opleiding en de werving van magistraten, zoals gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 15 juni 2001.
19
• een mondeling deel: De kandidaten wordt een casus voorgelegd die zij dienen te bespreken, en die zij gedurende maximum 60 minuten, met behulp van hun wetboeken, mogen voorbereiden. Opnieuw hebben zij de keuze uit de drie hoger vermelde materies. De kandidaten die voor het mondeling gedeelte minstens 60% van de punten hebben behaald, worden gerangschikt. II.1.2.3. De opleiding tot magistraat Inzake opleidingen dient een onderscheid te worden gemaakt. Enerzijds is er de (verplichte) initiële opleiding van de gerechtelijke stagiairs, anderzijds is er de (facultatieve) permanente opleiding van de magistraten. Opleiding is immers zowel een recht als een plicht voor de (huidige en toekomstige) magistraten. Momenteel is niet voorzien in een ‘stage’ na het behalen van het getuigschrift van bekwaamheid voor de uitoefening van gerechtelijke functies. Een grote categorie van de pas benoemde magistraten wordt dus geacht om zonder enige (georganiseerde) basisopleiding onmiddellijk inzetbaar te zijn Voor elk gerechtelijk jaar bepaalt de Koning, bij een in ministerraad overlegd besluit, het aantal vacante plaatsten van gerechtelijk stagiair voor de Nederlandse en de Franse taalrol. Rekening houdend met de door de kandidaten behaalde rangschikking tijdens hoger vermeld vergelijkend toelatingsexamen, benoemt de minister van justitie het vereiste aantal gerechtelijk stagiairs, en wijst hij het gerechtelijk arrondissement aan waar zij hun stage zullen doorlopen. Wat de opleiding van de gerechtelijke stagiairs betreft dient een onderscheid te worden gemaakt tussen: -
de korte stage, die 18 maanden duurt en enkel toegang geeft tot het parket en de lange stage, die 36 maanden duurt en toegang geeft tot de zetel of het parket24.
De gerechtelijke stagiair moet vóór het einde van de 11de maand van de stage zijn stagemeester op de hoogte brengen van zijn keuze voor de korte of de lange stage25. De stage zelf bestaat uit een theoretische en een praktische opleiding. 24
Naar aanleiding van zijn advies (goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van 9 oktober 2002), met betrekking tot het wetsontwerp tot wijziging, wat de wedden van de magistraten betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, en over de voorgestelde amendementen 1 tot 5 van de regering, heeft de Hoge Raad voor de Justitie standpunt ingenomen omtrent de opportuniteit van het huidige onderscheid tussen de korte en de lange stage, en gepleit voor de afschaffing van dit onderscheid en de invoering van een eenheidsstage. De Hoge Raad voor de Justitie bevestigde zijn visie terzake in een aanbeveling betreffende de gerechtelijke stage (goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van 30 juni 2004).
20
Zowel de lange als de korte stage omvatten: -
een theoretische opleiding die bestaat uit een door de Federale Overheidsdienst Justitie georganiseerde cyclus van cursussen. Het is echter de verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie die de richtlijnen en programma’s voor de gerechtelijke stage uitwerkt.
-
een praktische opleiding die telkens verloopt in verschillende stadia, afhankelijk van de aard van de stage.
De praktische opleiding voor de lange stage verloopt als volgt: -
-
van de eerste tot de 15de maand bij een parket, waarvan één maand in een administratieve dienst van een of meer parketten26. Tijdens de stage op een parket heeft elke stagiair de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie en hulpofficier van de procureur des Konings, de arbeidsauditeur of de krijgsauditeur. Na 6 maanden kan de stagiair door de procureur-generaal of de auditeur-generaal worden aangesteld om het ambt van openbaar ministerie geheel of gedeeltelijk uit te oefenen27. van de 16de t.e.m. de 21ste maand in een strafinrichting, een politiedienst, een notarisof gerechtsdeurwaarderkantoor of in een juridische dienst van een openbare economische of sociale instelling van de 22ste t.e.m. de 36ste maand in een of meer kamers van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een rechtbank van koophandel of in de krijgsraad, waarvan één maand in een of meer griffies28.
De praktische opleiding voor de korte stage verloopt als volgt: -
van de eerste tot de 12de maand bij een parket, waarvan één maand in een administratieve dienst van een of meer parketten29 30 van de 13de t.e.m. de 15de maand in een strafinrichting, een politiedienst, een notarisof gerechtsdeurwaarderkantoor of in een juridische dienst van een openbare economische of sociale instelling van de 16de t.e.m. de 18de maand opnieuw bij een of meer parketten.
Gedurende de stage wordt de gerechtelijke stagiair begeleid en geëvalueerd door één (korte stage) of twee (lange stage) stagemeesters31. De minister van justitie kan de gerechtelijke stage ook vroegtijdig beëindigen wegens professionele ongeschiktheid of om ernstige redenen32, of de gerechtelijke stage schorsen33. 25
De stagemeester deelt dit op zijn beurt mee aan de procureur-generaal van het betreffende rechtsgebied, die het op zijn beurt overmaakt aan de minister van justitie. 26 De parketjuristen die minstens drie jaar graadanciënniteit hebben, worden vrijgesteld van deze eerste fase. 27 In de praktijk worden de meeste gerechtelijke stagiairs na zes maanden effectief ingeschakeld in de gewone taken van het parket, waardoor het opleidingsaspect in sommige gevallen enigszins wordt verwaarloosd. 28 De referendarissen bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg die minstens drie jaar graadanciënniteit hebben worden vrijgesteld van deze derde fase. 29 De parketjuristen die minstens drie jaar graadanciënniteit hebben, worden vrijgesteld van deze eerste fase. 30 Zie voetnoot 12. 31 Op de taken van de stagemeesters wordt in het kader van deze nota niet verder ingegaan.
21
Wanneer op het einde van de 18de (korte) of 36ste (lange) maand de benoeming van de stagiair niet kan plaatshebben bij gebrek aan een openstaande plaats waarvoor de stagiair in aanmerking komt, kan de duur van de opleiding door de minister worden verlengd met een of twee perioden van telkens zes maanden34. Gedurende deze periode kan de stagiair een rechter vervangen35.
b. Voor de permanente opleiding van reeds benoemde magistraten wordt een onderscheid gemaakt tussen de functiegebonden opleidingen, de thematische opleidingen en de methodologische opleidingen. Binnen de functiegebonden opleidingen bestaan er opleidingen bestemd voor magistraten die nog niet of sinds kort een nieuw ambt hebben opgenomen waartoe zij benoemd zullen worden of werden, en de opleidingen bestaande uit uitwisseling van beroepservaringen.
32
Mits inachtneming van de formaliteiten voorzien in art. 259octies, §6, eerste en tweede lid, Ger.W. Art. 259octies, §6, derde en vierde lid, Ger.W. 34 De facto in de meeste gevallen. 35 Artikel 259octies, § 6, laatste lid, Ger.W. De door de wetgever gekozen formulering lijkt ongelukkig gekozen, is vaag en geeft aanleiding tot interpretatieproblemen. In de eerste plaats dient te worden opgemerkt dat de stagiair niet de hoedanigheid van magistraat heeft (artikel 259octies, § 7, tweede lid, Ger.W.). Verder bepaalt artikel 259octies, § 7, vierde lid, Ger.W., dat de gerechtelijke stagiair na zes maanden stage door de procureur-generaal kan worden aangesteld om het ambt van openbaar ministerie geheel of ten dele uit te oefenen, enkel voor de duur van de stage bij het parket van de procureur des Konings en/of van de arbeidsauditeur. Daarnaast staat volgens artikel 259octies, § 7, zesde lid, Ger.W. de gerechtelijke stagiair die de lange stage doorloopt “de rechter of de rechters bij uit wie de kamer van de rechtbank waarvoor hem dienstverwijzing is verleend, is samengesteld. Hij woont de beraadslagingen bij, maar kan geen rechter vervangen”. De wetgever heeft voor de periode van de verlenging van de lange stage blijkbaar willen voorzien in een afwijking op dit laatste. Het nieuwe artikel 259octies, § 6, laatste lid, Ger.W. maakt geen onderscheid tussen de verlenging van de korte stage en van de lange stage, zodat de mogelijkheid voor een gerechtelijke stagiair om tijdens de verlenging van de stage “een rechter te vervangen” lijkt te gelden voor zowel de stagiairs die de korte stage hebben doorlopen als voor diegenen die de lange stage hebben doorlopen. De gerechtelijke stagiair die geopteerd heeft voor de korte stage op het parket kan aldus (in theorie) tijdens de verlenging van de stage op het parket “een rechter vervangen”. M.a.w. de wetgever lijkt toe te staan dat iemand die is gemachtigd om het ambt van openbaar ministerie geheel of ten dele uit te oefenen, de (theoretische) mogelijkheid krijgt om “een rechter te vervangen”. De rollen van de (toekomstige) staande magistratuur en de zittende magistratuur lijken hierdoor wel heel sterk met elkaar te worden verweven, waardoor men zich kan afvragen welke de garanties van wederzijdse onafhankelijkheid zijn. Bovendien is het op zijn minst vreemd te noemen dat een gerechtelijke stagiair die de korte stage (18 maanden) heeft doorlopen, tijdens de verlenging van zijn/haar stage (van de 18de tot de 24ste en van de 24ste tot de 30ste maand) de (theoretische) mogelijkheid krijgt om “een rechter te vervangen”, terwijl voor de gerechtelijke stagiair die opteert voor de lange stage en die tussen de 18de en de 36ste maand een specifiek op de zittende magistratuur gerichte opleiding doorloopt die mogelijkheid op dat ogenblik nog niet bestaat. De voorbereidende werken (Parl. St., Kamer, 20032004, 473/24, 46-47) zijn uiterst beknopt over de invulling die aan de ingevoegde tekst dient te worden gegeven. Toch lijkt het de bedoeling van de wetgever geweest te zijn om in de eerste plaats de gerechtelijk stagiairs te viseren die hun lange stage verlengd zien. De uiteindelijk door de wetgever gekozen formulering en plaats van het invoegen van de nieuwe bepaling in artikel 259octies Ger. W. zijn echter van die aard dat zij aanleiding geven tot onduidelijkheid en ruimte laten voor interpretatieproblemen. Het is onvoorzichtig van de wetgever om op deze wijze, zonder het afwegen van de pro en contra en zonder de mogelijke draagwijdte na te gaan, te beslissen over een belangrijke (fundamentele) uitbreiding van de bevoegdheden van de gerechtelijk stagiairs tijdens de verlenging van hun stage. 33
22
De thematische opleidingen zijn gespecialiseerde opleidingen in het kader van een bepaalde rechtstak. De methodologische opleidingen ten slotte beogen de magistraten bepaalde niet-juridische vaardigheden bij te brengen (informatica, schriftelijke en verbale expressie, management, …).
23
II.1.2.4. Loopbaan In artikel 151 GW is een belangrijk onderscheid ingevoerd tussen de ambten binnen de magistratuur waarin men voor het leven wordt benoemd36, en de functies waarin men tijdelijk is aangewezen en die aldus mandaten worden (korpschef, adjunct-mandaten en bijzondere mandaten). Artikel 58bis, 1°, Ger.W. geeft een opsomming van de gerechtelijke ambten in dewelke men wordt “benoemd”37. II.1.2.4.1. De benoemingsvoorwaarden De actuele benoemingsvoorwaarden vinden we terug in artikel 58bis Ger. W. en in de artikelen 187 e.v. Ger. W. Om in aanmerking te komen voor een benoeming in een van de ambten opgesomd in artikel 58bis, 1°, Ger. W., moet steeds aan drie standaardvoorwaarden voldaan zijn, namelijk: -
doctor of licentiaat in de rechten zijn voldoen aan de bij de wet gestelde eisen inzake kennis van de landstalen (art. 286, §1 Ger. W.) voor het bij artikel 259bis-9, §1, Ger. W. voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid geslaagd zijn of de bij artikel 259octies §2 en §3 Ger. W. voorgeschreven gerechtelijke stage doorgemaakt hebben38 niet vervallen zijn van het recht een openbaar ambt te vervullen.
Een kandidaat die benoemd wordt tot een ambt bedoeld in artikel 58bis, 1°, kan zich in de loop van de drie jaar die volgen op de bekendmaking van het benoemingsbesluit in het Belgisch Staatsblad, geen kandidaat stellen voor een benoeming tot een ander ambt bedoeld in artikel 58bis, 1°, of voor hetzelfde ambt in of bij een ander rechtscollege39.
36
voor de onafzetbaarheid – zie supra en artikel 152 GW de benoeming tot vrederechter, rechter in de politierechtbank, toegevoegd vrederechter, toegevoegd rechter in de politierechtbank, plaatsvervangend rechter in een vredegerecht of in een politierechtbank, rechter en toegevoegd rechter in de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel, plaatsvervangend rechter, substituut-procureur des Konings, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in handelszaken, toegevoegd substituut-procureur des Konings, substituut-arbeidsauditeur en toegevoegd substituut-arbeidsauditeur, raadsheer in het hof van beroep en in het arbeidshof, plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep bedoeld in artikel 207bis, § 1, substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep, substituut-generaal bij het arbeidshof, raadsheer in het hof van cassatie en advocaat-generaal bij het hof van cassatie. 38 Wanneer de bijzondere voorwaarden verschillen naargelang de toegangsweg tot de magistratuur, zal in het hierna volgende overzicht een onderscheid worden gemaakt tussen de gerechtelijke stage en de beroepsbekwaamheid. 39 Art. 216bis Ger.W., zoals ingevoegd door artikel 13 van de wet van 3 mei 2003. Deze bepaling is niet van toepassing op plaatsvervangende magistraten, en evenmin op de toegevoegde rechter, de toegevoegde substituutprocureur des Konings en de toegevoegde substituut-arbeidsauditeur die slaagde in een taalexamen bepaald in de wet van 15 juni 1935 over het gebruik der talen in gerechtszaken, en die zich kandidaat stelt voor een nieuwe functie in het rechtscollege waar hij zijn bevoegdheden uitoefent. 37
Er bestaat echter een discrepantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst van dit artikel. De Nederlandse tekst bepaalt dat een kandidaat “die benoemd wordt” tot een ambt bedoeld in artikel 58bis, 1°, Ger.W., zich in de loop van de drie jaar die volgen op de bekendmaking van het benoemingsbesluit in het Belgisch Staatsblad geen kandidaat kan stellen voor een benoeming tot een ander ambt bedoeld in artikel 58bis, 1°, Ger.W., of voor
24
Bovenop deze standaardvoorwaarden dienen, afhankelijk van het te begeven ambt waarvoor men postuleert, ook nog een reeks specifieke voorwaarden inzake leeftijd en/of beroepservaring voldaan te zijn. Schematisch kunnen deze voorwaarden als volgt worden voorgesteld : Ambt Basisbenoemingen
Voorwaarden
Vrederechter, rechter in de politierechtbank, • toegevoegd vrederechter of toegevoegd rechter in de politierechtbank •
35 jaar oud + a) 12 jaar balie, parketmagistraat, rechter of notaris OF gedurende 12 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan ten minste drie jaar in een gerechtelijk ambt OF b) 5 jaar staatsraad, auditeur, adjunctauditeur, referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van State, referendaris bij het hof van cassatie, referendaris bij het 40 Arbitragehof
hetzelfde ambt in of bij een ander rechtscollege. De Franse tekst van dit artikel heeft het echter over “un candidat nommé à une fonction”. Het niet overeenstemmen van de Franse en de Nederlandse tekst geeft, in samenlezing met artikel 61 van de wet van 3 mei 2003 (inwerkingtreding), aanleiding tot interpretatieproblemen: a)
geldt de “wachttermijn” van 3 jaar enkel voor de vacatures én de navolgende benoemingen nà de inwerkingtreding (02.06.2003) van het nieuwe artikel 216bis Ger.W. (cf. Nederlandse tekst)? b) of dienen eventuele kandidaten, die reeds vóór de inwerkingtreding van dit artikel benoemd waren (bv. op 01.02.2003) ook een “wachttermijn” van 3 jaar te respecteren (cf. Franse tekst)?
Men kan er vanuit gaan dat de onder a) vermelde interpretatie de meest logische en correcte interpretatie van artikel 216bis Ger. W. inhoudt (zoniet worden de kandidaten die reeds op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel benoemd waren, a posteriori geconfronteerd met een totaal nieuw gegeven dat bij de beslissing om al dan niet te postuleren voor een vacante betrekking een determinerende rol kan spelen), en de enige correcte is (hetgeen wordt bevestigd door de bevoegde diensten bij de FOD Justitie). Om interpretatieproblemen te vermijden, en met het oog op de rechtszekerheid, leek het in overeenstemming brengen van de Nederlandse en Franse tekst van artikel 216bis Ger.W. aangewezen. Bij de wijziging van artikel 216bis, Ger.W. door de wet van 22 december 2003 heeft de wetgever echter nagelaten de Nederlandse en de Franse tekst in overeenstemming te brengen. 40
In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in b) in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van 12 jaar voorgeschreven in a).
25
Rechter in de rechtbank van eerste aanleg, de • arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel of toegevoegd rechter41 •
gerechtelijke stage (lange) OF getuigschrift beroepsbekwaamheid42 + a) 10 jaar balie (ononderbroken) of b) 5 jaar parketmagistraat, rechter, staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, referendaris bij het Hof van Cassatie, referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van State, referendaris bij het Arbitragehof, referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg of c) 12 jaar43 44 balie, notaris, academische of rechtswetenschappelijke functie, juridische functie in openbare of private dienst
41
De wet van 3 mei 2003 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek (B.S., 2 juni 2003) bevatte een aantal bepalingen die de procedure en voorwaarden voor de aanwijzing en benoeming van magistraten wijzigde. Artikel 11 van de wet van 3 mei 2003 bepaalde zonder meer dat artikel 191 van het Gerechtelijk Wetboek werd opgeheven. Deze opheffing had als storend gevolg dat de op dat ogenblik in dienst zijnde magistraten van het openbaar ministerie die werden benoemd nadat zij de korte stage hadden doorgemaakt, niet meer konden solliciteren voor een vacante plaats van rechter, behalve indien zij geslaagd waren in het examen beroepsbekwaamheid en gedurende vijf jaar een ambt van magistraat van het openbaar ministerie hadden uitgeoefend (artikel 190, § 2, Ger. W., zoals gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 3 mei 2003). Artikel 191, § 1, Ger. W., dat werd gewijzigd bij de wet van 1 december 1994 om rekening te houden met het onderscheid tussen respectievelijk de korte (toegang parket) en de lange gerechtelijke stage (toegang zetel), voorzag in een overstapmogelijkheid (“passerelle”) van het parket naar de zetel, waardoor een magistraat van het openbaar ministerie die de korte stage had doorlopen, tot rechter kon worden benoemd indien hij gedurende ten minste vijf jaar het ambt van magistraat van het openbaar ministerie had vervuld. Doordat enerzijds het ongewijzigd gebleven artikel 190, § 1 Ger. W. bepaalde dat men om tot rechter te kunnen worden benoemd, moest geslaagd zijn in het examen beroepsbekwaamheid of de lange gerechtelijke stage moest hebben doorgemaakt, en anderzijds het (gewijzigde) artikel 190, § 2, 2°, Ger. W. bepaalde dat de kandidaat die geslaagd was voor het examen beroepsbekwaamheid daarenboven moest voldoen aan de bijkomende voorwaarde om gedurende ten minste vijf jaar “het ambt van magistraat van het openbaar ministerie” te hebben vervuld, was het duidelijk dat niet alleen de overstapmogelijkheid werd opgeheven, maar dat daarenboven de magistraten van het openbaar ministerie die de korte stage hebben doorgemaakt, dienden geslaagd te zijn voor het examen beroepsbekwaamheid om in aanmerking te komen voor een benoeming tot het ambt van rechter.
Navraag bij de bevoegde diensten van de FOD Justitie leert echter dat het nooit effectief de bedoeling van de wetgever was geweest om de bestaande “passerelle” van parket naar zetel op te heffen. De voorwaarden om als rechter te kunnen worden benoemd hielden echter een ongelijke behandeling in ten aanzien van een bepaalde categorie van magistraten van het openbaar ministerie die hadden geopteerd voor de korte gerechtelijke stage. De betreffende bepalingen leken hierdoor tevens het voorwerp te kunnen uitmaken van een mogelijk vernietigingsberoep bij het Arbitragehof. Omdat het afschaffen van deze “passerelle” niet de bedoeling van de wetgever was geweest, drong een zeer spoedige aanpassing van de wetgeving zich op. Artikel 5 van de wet van 22 december heeft artikel 191 Ger.W. dan ook opnieuw ingevoegd, met als doel een einde te stellen aan deze voor parketmagistraten die de korte stage
26
Substituut-procureur des Konings, toegevoegd substituut-procureur des Konings, substituutarbeidsauditeur of toegevoegd substituutarbeidsauditeur
•
gerechtelijke stage (korte of lange) OF
getuigschrift beroepsbekwaamheid45 + a) 5 jaar balie, gerechtelijk ambt, notaris, academische of rechtswetenschappelijke functie, juridische functie in openbare of private dienst46 of b) 4 jaar staatsraad, auditeur, adjunctauditeur, referendaris bij het hof van cassatie, adjunct-referendaris bij de Raad van State, referendaris bij het Arbitragehof, referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg47
•
Substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in fiscale zaken
• •
idem als substituut-procureur des Konings + titels of verdiensten kunnen voorleggen waaruit gespecialiseerde kennis in het fiscaal recht blijkt. Voor de kandidaten die hieraan voldoen, en die het getuigschrift beroepsbekwaamheid hebben behaald, volstaat 4 jaar balie, gerechtelijk ambt, notaris, academische of rechtswetenschappelijke functie, juridische functie in openbare of private dienst.
hebben doorlopen vervelende situatie. Voor de vacatures die na 10 januari 2004 in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, is voor parketmagistraten die de korte stage hebben doorlopen opnieuw voorzien in de overstapmogelijkheid (“passerelle”) van het parket naar de zetel, indien zij gedurende ten minste vijf jaar het ambt van magistraat van het openbaar ministerie hebben vervuld. 42 De vereiste ervaring wordt met één jaar verminderd voor de kandidaat die de kennis van de andere taal dan die waarin hij de examens in het doctoraat of het licentiaat in de rechten heeft afgelegd, bewijst door voorlegging van het getuigschrift van wettelijke tweetaligheid (N/F). 43 In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in b) in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van 12 jaar voorgeschreven in c). 44 Voor de kandidaat-rechter in een fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg die houder is van een diploma waaruit een gespecialiseerde opleiding in het fiscaal recht blijkt, afgegeven door een Belgische universiteit of door een niet-universitaire instelling van hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 357, § 1, tweede lid, Ger.W., wordt de duur verminderd van 12 tot 10 jaar. De duur wordt eveneens verminderd tot 10 jaar voor de kandidaat-rechter in de arbeidsrechtbank die houder is van een diploma van licentiaat in het sociaal recht uitgereikt door een Belgische universiteit. 45 De vereiste ervaring wordt verminderd met één jaar voor de kandidaat die de kennis van de andere taal dan die waarin hij de examens in het doctoraat of het licentiaat in de rechten heeft afgelegd, bewijst door voorlegging van het getuigschrift van wettelijke tweetaligheid (N/F). 46 Deze termijn wordt verkort tot 4 jaar voor de kandidaat-substituut-arbeidsauditeurs die houder zijn van een diploma in het sociaal recht, uitgereikt door een Belgische universiteit, en voor de kandidaten die geslaagd zijn voor het wettelijk taalexamen. 47 In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in b) in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van 5 jaar voorgeschreven in a).
27
Bevorderingsbenoemingen Raadsheer in het hof van beroep of in het arbeidshof
•
•
•
15 jaar juridische functies, waarvan de laatste 5 jaar als lid van de zittende magistratuur of parketmagistraat OF getuigschrift beroepsbekwaamheid + 15 jaar balie (ononderbroken) OF getuigschrift beroepsbekwaamheid + 15 jaar balie en zittende magistratuur of parketmagistraat (gecumuleerde ervaring) OF
•
gerechtelijke stage + 7 jaar lid van de zittende magistratuur of parketmagistraat
Substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep of substituut-generaal bij het arbeidshof Substituut-auditeur-generaal
idem raadsheer hof van beroep of in het arbeidshof idem substituut-procureur-generaal
Raadsheer in het hof van cassatie of advocaatgeneraal bij het hof van cassatie
15 jaar juridische functies, waarvan de laatste 10 jaar als parketmagistraat of zetelend magistraat
Federaal magistraat
5 jaar magistraat van het openbaar ministerie of onderzoeksrechter
28
II.1.2.4.2. De benoemingsprocedure48 Kort samengevat ziet de benoemingsprocedure, zoals omschreven in de artikelen 259ter e.v, Ger. W., er als volgt uit : Na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad, beschikt de minister van justitie over 45 dagen om de verschillende adviesverleners (de korpschef waar benoeming moet geschieden, en in voorkomend geval de korpschef waar de kandidaat werkzaam is49, en/of de vertegenwoordiger van de balie en/of de decaan en rector50) te verzoeken een advies betreffende de kandida(a)t(en) over te maken. Na deze termijn beschikken de adviesverleners op hun beurt over 30 dagen om hun advies over te maken aan het Ministerie én aan de kandida(a)t(en). De kandidaten zelf beschikken bijkomend nog eens over een termijn van 15 dagen om hun opmerkingen op de adviezen over te maken aan het Ministerie. Binnen de 100 dagen na de publicatie van de vacante plaats in het Belgisch Staatsblad, maakt de Minister van justitie het volledige benoemingsdossier51 over aan de Hoge Raad voor de Justitie met het verzoek over te gaan tot voordracht van een kandidaat. Deze termijn wordt met 40 dagen verlengd indien het gaat om vacante plaatsen van raadsheer in het hof van cassatie, raadsheer of plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep of raadsheer in het arbeidshof52. Binnen de 40 dagen na het overmaken van het dossier door de Minister van justitie, moet de Hoge Raad voor de Justitie, meer bepaald de Nederlandstalige, de Franstalige of de Verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie, aan de Minister van Justitie één kandidaat per vacante plaats voordragen53. De kandidaten kunnen de bevoegde commissie binnen de 100 dagen (in voorkomend geval 140 dagen) na de publicatie van de vacante plaats in het Belgisch Staatsblad vragen om door de commissie te worden gehoord54. 48
Voor statistische gegevens – zie www.hrj.be – jaarverslagen HRJ. Als magistraat, plaatsvervangend magistraat, referendaris, parketjurist of gerechtelijk stagiair. 50 Wanneer de kandidaat hoogleraar is. 51 Dit dossier bevat: - de kandidatuur met alle relevante stavingstukken met betrekking tot de studies en beroepservaring - een curriculum vitae - de schriftelijke adviezen, en in voorkomend geval de door de kandidaat gemaakte opmerkingen - de verslagen van de gerechtelijke stage wanneer het gaat om een gerechtelijke stagiair - in voorkomend geval de definitieve beoordeling in het evaluatiedossier - de stukken waaruit de betekening van de adviezen aan de kandidaat blijkt - in voorkomend geval het beleidsplan (vacante plaats van korpschef). 52 In deze gevallen is immers een bijkomend advies van respectievelijk de algemene vergadering van het hof van beroep van de vacante plaats of van het hof van cassatie vereist. 53 Hiertoe wordt een lijst met de voorgedragen kandidaat en de niet voorgedragen kandidaten, alsook het procesverbaal van voordracht bij een ter post aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs aan de minister van justitie overgemaakt. Een afschrift van de lijst wordt bij gewone brief meegedeeld aan de kandidaten, aan de korpschef van de vacante plaats en de korpschef van de voorgedragen kandidaat. 54 Artikel 18, 11°, van hoger vermelde wet van 3 mei 2003 voorziet in de inlassing in artikel 259ter, §4, Ger.W. van de mogelijkheid voor de benoemings- en aanwijzingscommissies om ambtshalve te beslissen alle kandidaten te horen (voor de vacante plaatsen gepubliceerd na 2 juni 2004). Een kandidaat die niet verschijnt op het door de benoemingscommissie bepaalde tijdstip wordt, behoudens in geval van overmacht, geacht te verzaken aan de mogelijkheid om gehoord te worden. In geval van overmacht, die soeverein door de benoemingscommissie wordt beoordeeld, wordt de kandidaat opnieuw opgeroepen, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de termijn waarover de benoemingscommissie beschikt om de voordracht te doen. Voor de vacante plaatsen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad vanaf 15 juli 2004 wordt van het onderhoud met de kandidaat een geluidsopname gemaakt. Die opname wordt door de Hoge Raad voor de Justitie samen met het dossier over de voordracht bewaard. Het op deze manier opgenomen onderhoud wordt uitgetikt wanneer de 49
29
De bevoegde benoemingscommissie onderzoekt in de eerste plaats of de kandidaten op de 100ste dag (in voorkomend geval 140 dagen) na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad voldeden aan de benoemingsvoorwaarden, behalve indien de kandidaat gerechtelijk stagiair is. De gerechtelijke stagiairs dienen slechts aan de benoemingsvoorwaarden te voldoen op het ogenblik van de benoeming. De voordracht gebeurt bij een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen en moet gemotiveerd zijn. Van de voordracht wordt een proces-verbaal opgesteld dat door de voorzitter en een lid van de bevoegde benoemingscommissie wordt ondertekend. Uit dit proces-verbaal moet blijken dat de voordracht is gebeurd na afweging van de titels en verdiensten van de kandidaten op grond van criteria die betrekking hebben op de bekwaamheid en geschiktheid van de kandidaten, en waarom de commissie de voorgedragen kandidaat meer bekwaam en geschikt acht dan de andere kandidaten. Doet de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie binnen de voorgeschreven termijn geen voordracht, dan kan de minister van justitie vanaf de 40ste tot de 55ste dag na het verzoek tot voordracht de benoemings- en aanwijzingscommissie bij ter post aangetekende brief aanmanen om een voordracht te doen. De benoemings- en aanwijzingscommissie beschikt dan vanaf de verzending van de aanmaning over 15 dagen om alsnog een voordracht te doen. Wanneer de benoemings- en aanwijzingscommissie geen voordracht doet, worden de kandidaten hiervan binnen de 15 dagen door de minister van justitie per aangetekend schrijven verwittigd, en wordt de vacante plaats opnieuw gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Na de mededeling van de voordracht door de bevoegde benoemingscommissie aan de Minister van Justitie, dient de Koning de binnen 60 dagen de voorgedragen kandidaat te benoemen of op gemotiveerde wijze te weigeren. In geval van weigering beschikt de Hoge Raad voor de Justitie over 15 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de weigeringsbeslissing, om eventueel over te gaan tot een nieuwe voordracht. Telkens wanneer de Koning niet beslist binnen de termijn van zestig dagen beschikken de betrokken benoemingscommissie en de kandidaten vanaf de vijfenzestigste dag over een termijn van vijftien dagen om bij een ter post aangetekende brief een aanmaning aan de Koning te betekenen. Wanneer de Koning binnen vijftien dagen na de betekening geen beslissing treft, wordt zijn stilzwijgen geacht een afwijzende beslissing te zijn waartegen beroep bij de Raad van State kan worden ingesteld.
kandidaat bij de Raad van State beroep instelt tegen de benoeming voor de functie waarvoor hij zich kandidaat stelde. Op dezelfde wijze wordt het onderhoud van de kandidaat die tot de genoemde functie werd benoemd, uitgetikt. Daartoe zendt de Minister van Justitie een kopie van het bij de Raad van State ingestelde beroep aan de voorzitter van de betrokken benoemingscommissie. De uitgetikte tekst wordt door de voorzitter en een lid van de benoemingscommissie gelijkluidend verklaard en door tussenkomst van de Minister van Justitie overgezonden aan de Raad van State. Artikel 19, 6°, van de wet van 3 mei 2003 voorziet in het inlassen van een art. 259quater, §3, tweede lid, 4°, Ger.W., dat bepaalt dat de benoemings- en aanwijzingscommissie alle kandidaten hoort voor een mandaat van korpschef. Ook deze bepaling is enkel van toepassing vacante plaatsen gepubliceerd na 2 juni 2004.
30
Schematisch kan de benoemingsprocedure als volgt worden voorgesteld: Publicatie vacature BS 45 d
- vanaf publicatie
verzoek om advies door FOD Justitie - aan korpschef waar benoeming moet geschieden - aan korpschef waar kandidaat werkzaam is - aan vertegenwoordiger van de balie - aan decaan en rector 30 d
- vanaf verzoek om advies - sanctie: noch gunstig, noch ongunstig OF indien unaniem gunstig advies vereist: geen rekening houden met advies Æ kennisgeving door FOD Justitie aan kandidaat binnen 8 dagen
overmaken advies aan FOD Justitie + aan kandidaat 15 d
- vanaf kennisgeving - sanctie: verval - 90 dagen na publicatie igv laattijdig advies
Opmerkingen kandidaten aan FOD Justitie Ö
BENOEMINGSDOSSIER • de kandidatuur met alle relevante stavingstukken met betrekking tot de studies en beroepservaring • een curriculum vitae • de schriftelijke adviezen, en in voorkomend geval de door de kandidaat gemaakte opmerkingen • de verslagen van de gerechtelijke stage wanneer het gaat om een gerechtelijke stagiair • in voorkomend geval de definitieve beoordeling in het evaluatiedossier • de stukken waaruit de betekening van de adviezen aan de kandidaat blijkt.
100 d - vanaf publicatie 140 d. indien tussenkomst Alg. Verg. - CONTROLE : benoemingsvoorwaarden ok ? Opm. : gerechtelijke stagiairs: pas op ogenblik benoeming - verzoeken kandidaten aan BAC om gehoord te worden of beslissen alle kandidaten ambtshalve te horen Overzending benoemingsdossier aan HRJ: - BAC met verzoek over te gaan tot voordracht (art. 259ter, §4, Ger.W.) - Alg. Verg met verzoek over te gaan tot geven gemotiveerd advies (voor raadsheer Cass, (plvv) raadsheer HvB, raadsheer Arb. H.) (art. 259ter, §3, Ger.W.)
Zitting BAC horen van kandidaten die erom verzocht hebben (OF uiterlijk vanaf 2 juni 2004: horen alle kandidaten indien ambtshalve door de commissie beslist of indien vacante plaats korpschef) - voordracht bij 2/3 meerderheid (+ min. 10 van de 14 leden aanwezig) - opstellen PV (ondertekend door voorzitter + lid BAC) 40 d
- na verzoek - aanmaning door minister van justitie vanaf de 40ste tot de 55ste dag na het verzoek tot voordracht om een voordracht te doen
31
- sanctie: kennisgeving door Ministerie aan kandidaten binnen 15 d. + nieuwe oproep in BS Mededeling voordracht - aan Ministerie (aangetekend): lijst voorgedragen / niet-voorgedragen kandidaat + pv - aan kandidaat (bij gewone brief): lijst voorgedragen / niet-voorgedragen kandidaat - aan de korpschef van de vacante plaats en de korpschef van de voorgedragen kandidaat(bij gewone brief): lijst voorgedragen / niet-voorgedragen kandidaat 60 d
- vanaf ontvangst voordracht - sanctie: aanmaning aan Koning door BAC en/of kandidaten (vanaf 65ste dag én binnen 15 dagen; - sanctie: nieuwe voordracht of nieuwe oproep; cfr art. 259ter §5 in fine Ger. W.) zoniet: weigeringsbeslissing vermoed
Benoeming door Koning + mededeling aan BAC en kandidaten - CONTROLE : benoemingsvoorwaarden gerechtelijke stagiairs ok ? OF Weigering (gemotiveerd) 15 d. vanaf ontvangst (eventuele) nieuwe voordracht door BAC
32
II.1.2.4.3. Aanwijzingen Naast de benoemingen tot een vacant ambt of functie in een hoger rechtscollege55 dient men de zogenaamde aanwijzingen in een mandaatfunctie te onderscheiden. Er zijn drie verschillende mandaten: a. het mandaat van korpschef56 b. het adjunct-mandaat57 c. het bijzonder mandaat58 a. Het mandaat van korpschef Enkel personen die reeds tot een gerechtelijke functie benoemd zijn en die deze functie reeds enige tijd uitoefenen kunnen in een mandaat van korpschef aangewezen worden. De benoemingsvoorwaarden hebben vooral betrekking op de vereiste anciënniteit. Deze dient echter niet volledig te zijn verworven binnen de magistratuur (zie overzichtstabel). De ideale korpschef De korpschefs worden voor een beperkte periode van zeven jaar59 aangesteld. Zij moeten er door de continue invoering van moderne managementtechnieken voor zorgen dat de rechtscolleges en parketten gesmeerd lopen. Gelet op het grote belang van de nieuwe korpschefs, heeft de wetgever hun aanwijzing geobjectiveerd door ze toe te vertrouwen aan de (V)BAC's van de Hoge Raad voor de Justitie. Net als bij de benoemingsprocedure verloopt de aanwijzingsprocedure in verschillende fasen binnen door de wet opgelegde termijnen (art. 259quater, Ger.W.). De procedure in kwestie is grotendeels gelijklopend met die van de eigenlijke benoemingsprocedure voor magistraten. Dat wil zeggen: ook hier begint alles met een tegensprekelijke adviesronde, moet een objectieve vergelijking van de kandidaten worden gemaakt, moet de (V)BAC met een tweederde meerderheid een bepaalde kandidaat voordragen aan de Koning, en kan laatstgenoemde slechts met een uitdrukkelijke motivering afzien van de aanwijzing. Voor de aanwijzing van de korpschefs bij de hoven is er nog een extra procedurestap: een voorafgaand advies van de volledige personeelsvergadering van het hof over de diverse kandidaten. 55
Zie overzichtstabel Æ bevorderingsbenoeming De voorzitters van de verschillende rechtbanken, de eerste voorzitters van de hoven, de procureurs des Konings, de arbeidsauditeurs, de krijgsauditeurs, de procureurs-generaal bij het hof van beroep en het arbeidshof, de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof, de federale procureur, de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. 57 ondervoorzitters in de verschillende rechtbanken, de kamervoorzitters van de hoven, de voorzitter en de afdelingsvoorzitters in het Hof van Cassatie, de eerste substituut-procureur des Konings, de eerste substituutarbeidsauditeur, de eerste substituut-krijgsauditeur, de eerste advocaat-generaal en de advocaat-generaal bij het hof van beroep, het arbeidshof en het militair gerechtshof, de eerste advocaat-generaal bij het hof van cassatie. 58 onderzoeksrechter, jeugdrechter, de beslagrechter, de jeugdrechter in hoger beroep, de bijstandsmagistraat en de federale magistraat. 59 Wanneer hij voortijdig zijn mandaat neerlegt, wordt een nieuwe aanwijzingsprocedure opgestart. Voor het Hof van Cassatie, het federale parket en de Brusselse rechtscolleges geldt een speciale regel: legt de korpschef daar voortijdig zijn mandaat neer, dan wordt hij, indien men op het ogenblik dat het mandaat openvalt nog minder dan 2 jaar verwijderd is van de normale einddatum van het mandaat, voor de rest van de termijn opgevolgd door een vervanger die hij zelf heeft aangewezen. 56
33
De kandidaten hoeven niet noodzakelijk uit het korps te komen waar de vacature zich voordoet (één uitzondering: het hof van cassatie60). Essentieel is wel dat ze bij hun kandidaatstelling een beleidsplan voegen, waarin de doelstellingen staan die ze tijdens hun mandaat willen nastreven. De (V)BAC's zullen bij hun selectie bovendien rekening houden met standaardprofielen, die de Hoge Raad voor de Justitie voor elke functie van korpschef opgesteld heeft. Op zijn Algemene Vergadering van 4 september 2000 keurde de Hoge Raad op voorstel van de VAOC de twintig profielen in kwestie goed61. Van integriteit tot zin voor openbare dienstverlening De profielen waaraan de (ideale) korpschefs moeten beantwoorden, behelzen een aantal resultaatgebieden. Van hen wordt verwacht dat ze: a) een beleid voeren b) een goed werkende organisatie weten op te zetten en te leiden c) een toegankelijke en een kwalitatieve dienstverlening (doen) realiseren. Dit vertaalt zich in acht concrete algemene competenties: integriteit (in de zin van loyauteit, consequent optreden), visie, omgevingsbewustzijn, groepsgericht leiderschap, kunnen plannen en organiseren, voortgangscontrole, besluitvaardigheid, en zin voor openbare dienstverlening. Daarenboven worden voor de leidinggevende functies in de magistratuur nog eens enkele specifieke inzake voorwaarden leeftijd en/of beroepservaring toegevoegd. Ambt Korpschefs
Voorwaarden
Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de • arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel •
maximum 60 jaar oud + a) 15 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste 5 jaar als lid van de zittende of staande magistratuur. OF b) de gerechtelijke stage hebben doorlopen en sedert ten minste 7 jaar lid van de zittende of staande magistratuur.
•
Procureur des Konings en arbeidsauditeur
•
maximum 60 jaar oud + a) 15 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste 5 jaar als lid van de zittende of staande magistratuur. OF b) de gerechtelijke stage hebben doorlopen
60 61
Zie overzichtstabel. B.S., 20 september 2000. Voor de verschillende profielen: zie bijlage
34
Eerste voorzitter van het hof van beroep, van het • arbeidshof •
en sedert ten minste 7 jaar lid van de zittende of staande magistratuur. maximum 60 jaar oud + 15 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste 7 jaar als lid van de zittende of staande magistratuur.
Procureur-generaal bij het hof van beroep, • federale procureur •
maximum 60 jaar oud + 15 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste 7 jaar als lid van de zittende of staande magistratuur.
•
maximum 63 jaar oud + 15 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste 5 jaar in het ambt van raadsheer in het Hof van Cassatie.
Eerste voorzitter van het Hof van Cassatie
•
•
Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie
•
maximum 63 jaar oud + 15 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste 5 jaar als advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie.
b. De adjunct-mandaten Bij de toewijzing van adjunct-mandaten62 heeft de Hoge Raad geen bevoegdheden. Dit blijft een bevoegdheid van de betrokken gerechtelijke instanties en de Koning. In het kader van deze nota wordt hierop dan ook niet verder ingegaan63. HOF VAN CASSATIE Voorzitter
• •
Afdelingsvoorzitter
• •
15 jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste 5 jaar in het ambt van raadsheer in het hof van cassatie. Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar. Sedert ten minste drie jaar het ambt van raadsheer in het Hof van Cassatie uitoefenen Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar
62
Zie voetnoot 43. Voor een uitgebreide bespreking: zie X. DE RIEMAECKER en G. LONDERS, Statuut en deontologie van de magistraat, Die Keure, Brugge, 2000, 99-101, 104-106 en 111-112.
63
35
voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar. Eerste advocaatgeneraal
• •
Sedert ten minste drie jaar het ambt van advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie uitoefenen Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar. HOF VAN BEROEP + ARBEIDSHOF
Kamervoorzitter
• •
Eerste advocaatgeneraal
• •
Advocaat-generaal
• •
Sedert ten minste drie jaar het ambt van raadsheer in hetzelfde hof uitoefenen. Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar. Sedert tenminste drie jaar de functie van advocaat-generaal bij hetzelfde hof uitgeoefend hebben Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar. Tenminste drie jaar het ambt van substituut-(procureur)generaal bij hetzelfde hof uitgeoefend hebben Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar.
1° AANLEG/ ARBEID/ KOOPHANDEL Ondervoorzitter
• •
Eerste substituut
• •
Sedert tenminste drie jaar het ambt van rechter in dezelfde rechtbank uitoefenen Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar.
Sedert ten minste drie jaar het ambt van substituut-procureur des Konings uitoefenen bij dezelfde rechtbank. Aangewezen voor 3 jaar, na gunstige evaluatie hernieuwbaar voor termijn van 3 jaar , definitieve aanwijzing na 9 jaar.
36
c. De bijzondere mandaten Ook de toewijzing van de bijzondere mandaten64 blijft een bevoegdheid van de betrokken gerechtelijke instanties en de Koning. Ook hier wordt in het kader van deze nota niet verder op ingegaan65. Enige uitzondering: de federale magistraten, leden van het federaal parket, en de bijstandsmagistraten moeten wél door de VBAC voorgedragen worden. 1°AANLEG/ ARBEID/ KOOPHANDEL Jeugdrechter, onderzoeksrechter, beslagrechter
• • •
In beginsel aangewezen uit rechters die gedurende drie jaar het ambt van openbaar ministerie of rechter in de rechtbank van eerste aanleg hebben uitgeoefend. Onderzoeksrechters moeten bovendien 1 jaar rechter zijn + specifieke opleiding gevolgd hebben Aangewezen voor 1) 1 jaar (1ste aanduiding) 2) 2 jaar (1ste verlenging) 3) kan nadien na gunstige evaluatie telkens voor 5 jaar worden verlengd
Opmerking Bovendien kan de voorzitter van de rechtbank, indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, bij wijze van uitzondering en na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, een werkend rechter aanwijzen om de voornoemde ambten gedurende een termijn van ten hoogste twee jaar waar te nemen, die tweemaal kan worden hernieuwd (art. 80 Ger.W.)
64 65
Zie voetnoot 44. Voor een uitgebreide bespreking: zie X. DE RIEMAECKER en G. LONDERS, o.c., 101-102, 106 en 112-113.
37
II.2. DE SITUATIE IN ENKELE ANDERE LANDEN VAN DE EUROPESE UNIE66 II.2.1. DENEMARKEN67 In het Deense rechtssysteem dient een onderscheid te worden gemaakt tussen een benoeming tot plaatsvervangend rechter, hulprechter en rechter II.2.1.1. Werving van magistraten Om plaatsvervangend rechter, hulprechter of rechter te worden, moet men: -
een licentiaatdiploma in de rechten hebben behaald68 de Deense nationaliteit bezitten de Deense taal machtig zijn.
Het Bestuur der Rechtbanken69 staat in voor de aanwerving van plaatsvervangende rechters en hulprechters. Het Bestuur der Rechtbanken beoordeelt de kwalificaties van de kandidaten voor de functie van plaatsvervangend rechter op basis van een gesprek, universiteitsdiploma's en relevante informatie over werkervaring, referenties van vorige werkgevers, gevolgde cursussen in het buitenland, enz. Denemarken kent geen formele ingangsproef of formeel ingangsexamen. Bij de beslissing tot aanwerving wordt vooral gelet op de persoonlijke indruk die de kandidaat maakt. Plaatsvervangende rechters zijn meestal tussen 25 en 35 jaar oud, en hebben al enige ervaring in een juridisch beroep70. De vacatures worden tweemaal per jaar aangekondigd in Deense vakbladen, wat telkens ongeveer 150 aanvragen oplevert. Ongeveer 60 kandidaten worden daaruit geselecteerd voor een gesprek. 30 daarvan worden jaarlijks aangeworven. De eigenlijke vastbenoemde rechters kunnen worden gerekruteerd uit alle geledingen van de juridische beroepen, b.v. plaatsvervangende rechters, ambtenaren, academici en praktiserende advocaten. Bij dit alles is een belangrijke rol weggelegd voor de Raad voor de Rechterlijke Benoemingen71 die er voor moet zorgen dat de benoemingsprocedure duidelijk en transparanter is. 66
Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden. 67 De van de Deense autoriteiten verkregen informatie heeft enkel betrekking op de zittende magistratuur. 68 Dit rechtendiploma wordt na 5 jaar studie uitgereikt. 69 Domstolsstyrelsen. 70 B.v. als advocaat of jurist in een ministerie. 71 Zie II.2.1.3. Loopbaan.
38
Bovendien zijn bepaalde initiatieven genomen om meer personen de kans te geven om zich met het ambt van rechter vertrouwd te maken. Zo voorziet de Deense Wet inzake Gerechtelijk Bestuur, in de mogelijkheid voor advocaten om te solliciteren naar een ambtstermijn van 3 maanden in een van de Hooggerechtshoven of in een Districtsrechtbank Dit initiatief werd genomen met het oog op een vermindering van het beroepsrisico dat voor advocaten met een privé-praktijk bestaat in verband met een tijdelijke benoeming van 9 maanden72 bij de Hooggerechtshoven.Tijdens deze ambtstermijn treden de advocaten als rechters op, met gelijke rechten als andere leden van de rechtbank, en krijgen zij een basis om te beslissen of zij een carrière als rechter zullen beogen en derhalve een eigenlijke termijn van tijdelijke benoeming bij een van de Hooggerechtshoven willen doorlopen. Vacatures worden publiek bekendgemaakt73.Om een bredere wervingscapaciteit voor het gerechtelijk apparaat te realiseren worden nu ook alle ambten voor rechters aangekondigd in relevante Deense vaktijdschriften, o.a. in het vakblad van de Deense Vereniging van Gediplomeerden in de Rechten, en in het Vaktijdschrift van de Vereniging van Advocaten.
II.2.1.2. Opleiding tot magistraat Tijdens de eerste drie jaren nemen plaatsvervangende rechters een volledig basisopleidingsprogramma door. Het is gebruikelijk dat dit opleidingsprogramma wordt doorlopen bij lagere Districtsrechtbanken die voor juridische opleiding in aanmerking komen. De betreffende Districtsrechtbank moet voor iedere plaatsvervangende rechter een persoonlijk opleidingsprogramma uitwerken. Dit programma wordt uitgewerkt conform algemene richtlijnen voor juridische opleiding, en omschrijft nauwkeurig de verantwoordelijkheden van de plaatsvervangende rechter. Het plan stipuleert ook hoe lang de plaatsvervangende rechter op de diverse juridische terreinen moet werken. Hij wordt begeleid door een met de opleiding belaste rechter. De plaatsvervangende rechter begint normaal met minder ingewikkelde zaken, zoals: tenuitvoerlegging van rechtspleging (gerechtelijke procedures), ruimtelijke ordening, eenvoudige erfrechtzaken, faillissementsrecht. Geleidelijk worden hem/haar ook eenvoudige strafrechtelijke en burgerrechtelijke zaken toegewezen. Omdat de opleiding van rechters in Denemarken vertrekt vanuit het principe "al doende leren", is het voor de opleiding van plaatsvervangende rechters uiteraard van vitaal belang dat de met de opleiding belaste rechter sommige van de hoorzittingen die door de plaatsvervangende rechter worden voorgezeten daadwerkelijk bijwoont. Evenzo is het belangrijk dat de (opleidende) rechter de geschreven werkstukken van de plaatsvervangende rechter doorneemt.
72 73
zie. II.2.1.2 en 3. Zowel voor nieuwe magistraten als voor promoties.
39
De opleidende rechter moet de plaatsvervangende rechter begeleiden bij de uitvoering van diens/haar taken. De plaatsvervangende rechter is echter verantwoordelijk voor zijn of haar eigen rechtsbeslissingen en is in die hoedanigheid in beginsel onafhankelijk74. Ieder jaar moet de opleidende rechter een onderhoud met de plaatsvervangende rechter hebben en zijn/haar bekwaamheden als plaatsvervangend rechter beoordelen en evalueren. De opleidende rechter moet hierover aan het Bestuur der Rechtbanken een schriftelijk rapport overleggen. Alle na 1 januari 2002 benoemde plaatsvervangende rechters moeten na hun basisopleiding van drie jaar een examen afleggen. Dit examen heeft als doel te beoordelen of de plaatsvervangende rechter geschikt is om zijn carrière bij de rechtbanken voort te zetten. De beslissing of een kandidaat al dan niet geschikt is wordt gesteund op: (1) de jaarlijkse kwalificatierapporten van de rechtbank waar de plaatsvervangende rechter zijn taak uitoefende, (2) een examen in schriftelijke communicatie waarbij de plaatsvervangende rechter een vonnis moet opstellen over een zaak die hen op video wordt getoond, en ten slotte (3) een mondeling examen op het einde van de 3 jaren basisopleiding75. Alle kandidaten voor een rechterambt moeten daarenboven hun geschiktheid als rechter bewijzen gedurende een periode tijdens dewelke ze als rechter optreden in een van de twee Hooggerechtshoven. Dit is een tijdelijke functie die normaliter 9 maanden duurt76, meestal telkens 3 maand in 2 à 3 verschillende afdelingen van het Hooggerechtshof. De tijdelijk benoemde rechter bij het Hooggerechtshof zal als dusdanig optreden op gelijke voet met de andere leden van het gerechtshof. Plaatsvervangende rechters doorlopen deze functie meestal na ongeveer 8 à 13 jaar. Op het einde van deze opleidings-/beoordelingsfase stelt de Voorzitter van het Hooggerechtshof een rapport op over de persoonlijke kwaliteiten van de plaatsvervangende rechter. De inhoud van dit rapport is van groot belang voor de toekomstige carrière van de plaatsvervangende rechter. Deze opleiding/beoordeling dient te worden doorlopen door eenieder die uiteindelijk (vast benoemd) rechter wenst te worden, en niet enkel door de plaatsvervangende rechters77. Bovenop de ervaring die men op het terrein verwerft, worden jaarlijks voor elke rechter een aantal weken opleiding voorzien. In de eerste plaats om op de hoogte te blijven van nieuwe wetgeving, en om de pas aangestelde plaatsvervangende rechters basisinformatie mee te geven. Voor de plaatsvervangende rechters is deze opleiding verplicht.
74
Nochtans kan men zich de vraag stellen of het systeem waarbij plaatsvervangende rechters, zoals het Deense rechtssysteem die kent, worden ingezet om recht te spreken voldoende garantie biedt inzake onafhankelijkheid? De plaatsvervangende rechters zoals Denemarken die kent staan immers onder een zekere vorm van toezicht. 75 Men verwacht dat de meeste plaatsvervangende rechters voor dit examen zullen slagen. 76 De wet voorziet in een uitzondering voor bepaalde beroepscategorieën: zie II.2.1.1 77 zie II.2.1.3. Loopbaan.
40
II.2.1.3. Loopbaan Na hun tijdelijke benoeming - meestal een ambtstermijn van ongeveer 9 à 12 jaar - zijn plaatsvervangende rechters klaar om te solliciteren voor de functie van hulprechter. Hulprechters worden meestal belast met het beheer van nalatenschappen (Hof voor Erfrecht) of kadastrale zaken, en zij werken als tweede-in-rang bij de Districtsrechtbanken. Zij zullen ook rechtszaken behandelen. Hulprechters zijn gemiddeld tussen 34 en 40 jaar oud. Na enkele jaren als hulprechter kan men solliciteren voor het ambt van vast benoemd rechter. Vast benoemde rechters zijn gewoonlijk tussen 40 en 70 jaar oud. De gemiddelde leeftijd voor een eerste benoeming tot rechter ligt rond de 40 jaar78. Vóór 1 juli 1999 werden vacatures voor [vast benoemde] rechters aangekondigd door het Ministerie van Justitie, waar ook de sollicitaties naartoe moesten worden gestuurd. De rechters werden benoemd door de Koningin, op aanbeveling van de Minister van Justitie. Zodoende had de Minister van Justitie de bevoegdheid en de parlementaire verantwoordelijkheid voor het benoemen van rechters. Volgens deze ingeburgerde praktijk was het de Minister van Justitie die de beslissing nam, op aanbeveling van de rechtbanken. Naar aloud gebruik volgde de Minister van Justitie steevast de aanbeveling van de rechtbanken. Sinds 1 juli 1999 worden rechters door de Koningin benoemd, op aanbeveling van de Minister van Justitie en op advies van de Raad voor Rechterlijke Benoemingen79. Aldus is de bevoegdheid bij de Regering (bij de bevoegde Minister) gebleven. Dit biedt de zekerheid dat de bevoegdheid tot benoeming van rechters berust bij een orgaan dat tegenover het Parlement verantwoording moet afleggen en waarvan het mandaat in laatste instantie op een democratische procedure is gesteund. De Raad doet aanbevelingen bij de Minister van Justitie inzake benoeming van alle rechters, met uitzondering van het ambt van de Voorzitter van het Hoogste Gerechtshof.80 78
De Deense wet kent geen leeftijdsvereiste. De Raad voor Rechterlijke Benoemingen (Dommerudnævnelsesrådet) is een onafhankelijk orgaan dat werd opgericht om de Minister van Justitie aanbevelingen te geven over de benoeming van rechters. Met de Raad voor Rechterlijke Benoemingen moet het makkelijker worden rechters aan te werven uit alle geledingen van de juridische beroepen, bij voorbeeld plaatsvervangende rechters, ambtenaren, academici en praktiserende advocaten, en moet worden verzekerd dat de benoemingsprocedure duidelijker en transparanter wordt.
79
De Raad voor Rechterlijke Benoemingen is samengesteld uit 1 rechter van het Hoogste Gerechtshof, 1 rechter van het Hooggerechtshof, 1 rechter van de Arrondissementsrechtbank, 1 praktiserende advocaat en 2 leden aangesteld door organisaties die een breed spectrum van belangen in de Deense samenleving vertegenwoordigen. De ambtstermijn is vier jaar en het Bestuur der Rechtbanken neemt de secretariaatstaken van de Raad waar.
80
De aanbevelingen betreffen ook kandidaten voor functies zoals tijdelijk benoemde rechters bij Hooggerechtshoven.
41
Men gaat er vanuit dat de aanbevelingen van de Raad voor Rechterlijke Benoemingen door de Minister van Justitie worden opgevolgd. Indien de Minister de aanbeveling van de Raad voor Rechterlijke Benoemingen niet opvolgt, dient hij hierover in het Parlement verslag uit te brengen. Bij zijn beoordeling over de kandidaturen dient de Raad voor Rechterlijke Benoemingen er rekening mee te houden dat de benoeming van rechters moet gebeuren op basis van een algemene beoordeling van de kwalificaties van de sollicitant voor de betrokken functie. Doorslaggevend zijn de juridische en persoonlijke kwalificaties van de sollicitanten, maar er wordt eveneens belang gehecht aan de omvang van de juridische ervaring van de sollicitanten. Een ander element dat een rol speelt bij de beoordeling, is het feit dat het gerechtelijk apparaat bij voorkeur is samengesteld uit rechters met een verschillende juridische achtergrond. Daarnaast gebeurt de beoordeling op grond van het beoordelingsrapport na de opleidingsperiode van 9 maanden bij het Hooggerechtshof. De Raad kan tevens inlichtingen inwinnen bij de Voorzitter van het betreffende Hooggerechtshof en bij de rechtbank waar de functie vacant is. De aanbeveling van de Raad moet gemotiveerd zijn en de Raad mag slechts één kandidaat aanbevelen. Als de leden van de Raad geen overeenstemming bereiken over wie aanbeveling verdient, wordt de beslissing genomen door stemming. Bij staking der stemmen heeft de Voorzitter van de vergadering de beslissende stem. De door de Raad verstrekte aanbeveling moet er melding van maken indien de leden van de Raad niet unaniem achter de aanbeveling staan, en de standpunten van de individuele leden moeten duidelijk worden vermeld81. Een benoeming tot rechter houdt in zich dat men door de Raad voor Rechterlijke Benoemingen geschikt is geacht. Om die reden is het nadien vrij eenvoudig om te veranderen van districtsrechtbank. Over het algemeen wordt men evenwel niet overgeplaatst voordat men een aantal jaren op dezelfde plaats zijn functies heeft uitgeoefend. De voorwaarden om rechter te worden in een Hooggerechtshof of in het Hoogste Gerechtshof zijn identiek aan de hoger vermelde voorwaarden om rechter te worden. Indien men rechter wil worden in het Hoogste Gerechtshof, dient men daarenboven zijn geschiktheid te bewijzen in minstens vier aan het Hoogste Gerechtshof voorgelegde zaken.
81
Nadat een beslissing is genomen, verspreidt de Raad voor de Benoemingen steeds een perscommuniqué met vermelding van de aanbevelingen bij de Minister van Justitie over wie tot rechter moet worden benoemd.
42
II.2.2. DUITSLAND De Duitse rechterlijke orde kent een federale structuur. Dit heeft tot gevolg dat de meerderheid van de magistraten werkzaam is in rechtbanken of parketten op het niveau van de Länder82. Slechts een kleine minderheid van de magistraten zijn werkzaam op het federale niveau83. II.2.2.1. Werving van magistraten Het uitgangspunt van de Duitse rechtenopleiding is het begrip van de Einheistjurist die, in theorie, in alle juridische beroepen en in alle Duitse Länder inzetbaar moet zijn. De rekrutering van magistraten geschiedt in Duitsland essentieel door de Länder afzonderlijk, doch in een geest van eenheid, overleg en samenwerking met de andere Länder. Om magistraat84 te kunnen worden moet men: -
de Duitse nationaliteit bezitten zijn rechtendiploma hebben behaald geslaagd zijn voor het eerste staatsexamen en een opleidingsstage hebben doorlopen die wordt afgerond met het tweede staatsexamen85 of universiteitsprofessor zijn verklaren dat men zich te allen tijde zal houden aan de door de Duitse grondwet gegarandeerde democratische grondbeginselen.
De rechtenopleiding in Duitsland bestaat uit een universitaire rechtenstudie die met het eerste staatsexamen87 – dat wettelijk verankerd is en waarvan de inhoud wordt vastgesteld door de Minister van Justitie van de Länder – wordt afgesloten en waarna men de titel van Diplomjurist verwerft. De Vorbereitungsdienst88 is een postuniversitaire, 30 maanden durende opleiding die de Diplomjuristen moeten volgen om de titel van Volljurist te behalen. De Vorbereitungsdienst wordt afgesloten met het tweede staatsexamen89. De Volljuristen zijn gekwalificeerd om magistraat te kunnen worden. De kandidaten die voor het tweede staatsexamen geslaagd zijn en die voldoen aan de andere voorwaarden om magistraat te kunnen worden, ontvangen een attest dat zij voor het leven de nodige
82
Eerste aanleg, hoger beroep, en de Verfassungsgerichte van de Länder. Het gaat om magistraten werkzaam in het Bundesverfassungsgericht (grondwettelijk hof), het federale Bundesgerichtshof, Bundesverwaltungsgericht, Bundesfinanzhof, Bundesarbeitsgericht en Bundessozialgericht. De Bundesgerichte zijn hoven van cassatie. 84 Zittende en staande magistratuur. 85 Zie verder. 87 Erste juristische Staatsprüfung. Ongeveer 25% van de kandidaten die voor het eerst deelnemen aan dit examen faalt. 88 De Vorbereitungsdienst staat in beginsel open voor iedere Diplomjurist. Er zijn echter meer kandidaten dan beschikbare plaatsen, zodat er momenteel wachtlijsten zijn. 89 Zweite juristische Staatsprüfung. 83
43
kwalificaties hebben voor de functie van rechter90. Zij mogen solliciteren voor een plaats als magistraat91. Er is dus geen echte ingangsproef voor de magistratuur. Voorafgaand aan de selectie van een rechter moet steeds het advies worden gevraagd van de raad voor rechterlijke benoemingen (Präsidialrat) van de betrokken rechtbank92. De selectie verschilt naargelang het Länd. In sommige Länder gebeurt de selectie onder de verantwoordelijkheid van de regionale minister van justitie, in andere door een daartoe bevoegde selectiecommissie waarin regionale parlementsleden of hun vertegenwoordigers zitting hebben, of in sommige gevallen ook leden van de rechterlijke macht of advocaten. De eigenlijke selectie gebeurt vooral op basis van de resultaten van het tweede staatsexamen93. Voorafgaand aan de selectie van een parketmagistraat moet steeds het advies worden gevraagd van de Staatsanwaltsrat worden gevraagd. De selectie verschilt gebeurt ook hier op het niveau van de Länder onder de verantwoordelijkheid van de regionale minister van justitie. In de meeste gevallen wordt procureur-generaal94 bij de selectie betrokken95. De voorwaarden en gevolgde procedures zijn grotendeels gelijklopend met de zittende magistratuur.
II.2.2.2. Opleiding tot magistraat De Diplomjuristen die worden toegelaten tot de Vorbereitungsdienst, de zogenaamde Referendare, volgen een opleiding van 30 maanden (Vorbereitungszeit). De opleiding omvat een praktisch en een theoretisch gedeelte96, en wordt afgesloten met het tweede staatsexamen. De organisatie van het praktische gedeelte van de Vorbereitungsdienst ligt in handen van de Oberlandes- en Landgerichte van de afzonderlijke Länder97. Het bestaat uit de volgende stages die elke Referendar dient te doorlopen98: -
in een burgerlijke rechtbank in een correctionele rechtbank (of op het parket) bij een overheidsinstelling in een advocatenkantoor bij een organisatie naar keuze van de Referendar99
De verplichte stages100 duren minstens drie maanden, de keuzestage minstens vier en maximaal zes maanden101. 90
Deze zogenaamde Befähigung zum Richteramt is, ondanks de term, vereist voor de toegang tot zowat alle juridische beroepen in Duitsland (openbaar ministerie, advocaat,…). 91 De vacatures voor magistraat op het niveau van de Länder worden gepubliceerd in de jobadvertenties, die op het federale niveau worden niet publiek vacant verklaard. 92 Als vertegenwoordigend orgaan van de zetel. 93 In geval van twijfel wordt ook rekening gehouden met de resultaten van het eerste staatsexamen en met de tijdens de Vorbereitungsdienst verkregen beoordelingen. 94 Vrije vertaling. 95 Voor de staande magistratuur zijn er geen selectiecommissies. 96 Beide gedeelten zijn verplicht. 97 De Referendaren krijgen voor elke stage een stagemeester toegewezen. 98 Deutsches Richtersgesetz, sec 5b. 99 Dit kan opnieuw een van de verplichte stageplaatsen zijn, een advocatenkantoor, een notarisstudie, enz. (zie Deutsches Richtersgesetz, sec 5b).
44
Het theoretische gedeelte wordt per Land georganiseerd in een opleidingscentrum van het regionale ministerie van justitie102. Voor dit gedeelte nemen de Referendar deel aan studiegroepen103. Deze mogen maximaal drie maanden in beslag nemen104. Na het praktisch en theoretisch gedeelte van de Vorbereitungsdienst105 wordt de opleiding afgesloten met het tweede staatsexamen106. Gedurende dit examen, dat ongeveer zes maanden duurt, worden, meer dan bij het eerste staatsexamen, de kennis en vaardigheden inzake het procesrecht getoetst. Het schriftelijk examen betreft enerzijds het schrijven van papers (onder toezicht) en het concipiëren van een vonnis of een dagvaarding aan de hand van bestaande dossiers. Het mondeling examen bestaat uit een casus en een interview met een panel. De geslaagden die aan de door de wet gestelde bijkomende vereisten voldoen107 ontvangen hun attest Befähigung zum Richteramt. Wanneer zij door de selectie komen, dienen de kandidaat-rechters een proef- en inwerkperiode te doorlopen. De Volljuristen die minder dan twee jaar ervaring in een ander juridisch beroep hebben, worden voor een periode van drie tot vijf jaar op proef benoemd. In deze periode is, wanneer zij niet voldoen, ontslag mogelijk. De magistraten op proef hebben dezelfde bevoegdheden en wedden als de voor het leven benoemde rechters of parketmagistraten maar hebben nog geen vaste benoeming in een bepaalde rechtbank of parket. Zo kunnen zij nog worden overgeplaatst zonder dat zij hiertoe hun toestemming dienen te geven. In sommige Länder dienen ook de kandidaat-rechters gedurende een deel van hun proefperiode de functie van parketmagistraat te vervullen. Gedurende de proefperiode moeten daarenboven verplicht een aantal theoretische cursussen worden gevolgd. Wanneer de magistraten op proef gedurende hun proefperiode gunstig werden beoordeeld108 door de voorzitter van de rechtbank of de korpschef van het parket waar ze werkzaam zijn, kunnen zij postuleren voor een vacante plaats. Indien zij worden weerhouden krijgen zij een benoeming voor het leven.
II.2.2.3. Loopbaan Op federaal niveau wordt de helft van de leden van het Bundesverfassungsgericht verkozen door de Bundesrat, de andere helft door een 12-ledig selectiecomité van de Bundestag. De magistraten van een Bundesgerichthof worden gezamenlijk geselecteerd door de op federaal niveau voor het hof bevoegde minister en een selectiecommissie (bestaande uit de op 100
Slechts een beperkt aantal, doch belangrijke, deelaspecten van de praktijk worden behandeld. De nadruk wordt vooral gelegd op procesrechtelijke aspecten (burgerlijke, straf- en administratieve procedures) en vormvoorschriften (aan de vormvereisten van een vonnis en de gedetailleerde motivering ervan wordt in Duitsland veel belang gehecht). 101 De exacte duur van deze stages wordt bepaald door de regelgeving van de Länder. 102 De Vorbereitungsdienst is op federaal niveau wettelijk verankerd en verder op het niveau van de Länder strak gereglementeerd. De Ministers van Justitie van de Länder zijn verantwoordelijk voor het opleidingsprogramma, de inhoud van het tweede staatsexamen en de organisatie van dit examen. 103 Ervaren juristen (vooral rechters) geven dan toelichting bij de beroepspraktijk. 104 De exacte duur wordt bepaald door de regelgeving van de Länder. 105 De duur van deze Vorbereitungsdienst kan worden verlengd wanneer de Referendar niet voldoet. 106 Ongeveer 12,5% van de deelnemers slaagt niet. 107 Zie hoger onder “werving van magistraten”. 108 In deze beoordeling worden zij gewezen op eventuele tekortkomingen.
45
het niveau van het Länd waar het hof is gevestigd bevoegde minister en leden van de Bundestag of hiertoe door het parlement aangeduide personen)109. Voordrachten kunnen gebeuren door de bevoegde federale minister en alle leden van het selectiecomité. Het advies van de raad voor rechterlijke benoemingen van het betrokken hof dient te worden gevraagd. Federale rechters worden benoemd door de Duitse Bondspresident110. De uiteindelijke selectie en benoeming van magistraten op het niveau van de Länder verschilt van Land tot Land. Nadat de kandidaat-magistraten hun proef- en inwerkperiode van minstens drie jaar hebben doorlopen, postuleren zij voor een vacante plaats in de zittende of de staande magistratuur, waar zij kunnen worden benoemd voor het leven. Omdat er weinig kansen op promotie zijn, beëindigt tweederde van de magistraten zijn loopbaan in het ambt waarin hij deze heeft aangevangen111. De Federale procureur-generaal (Generalbundesanwalt) en zijn medewerkers worden benoemd door de federale regering of de federale minister van justitie. De Duitse magistraten hebben een bij uitstek vlakke loopbaan. Bijvoorbeeld: een typeloopbaan voor een parketmagistraat ziet er als volgt uit: na 20 jaar als substituut wordt de parketmagistraat gedurende 10 jaar eerste substituut. Men sluit zijn loopbaan af met vijf jaar als procureur112. Het toekenning van een bevordering dient te gebeuren op basis van de volgende door de Grondwet opgelegde criteria113: -
geschiktheid kwalificaties professioneel talent
De overstap van de staande naar de zittende magistratuur, en vice versa, is mogelijk.
109
Artikel 95, tweede lid, van de Duitse grondwet. 16 ministers en 16 leden van de Bundestag of aangeduide personen. 110 De magistraten in een aantal bijzondere federale rechtbanken (b.v. militaire gerechtshoven,…) worden ook benoemd door de Bondspresident, maar enkel op voordracht van de bevoegde federale minister en zonder tussenkomst van een selectiecomité. 111 Dit geldt zowel voor de zittende als voor de staande magistratuur. 112 76% van parketmagistraten zijn substituut, 20% zijn eerste substituut en slechts 4% zijn procureur of hoger. Er dient te worden opgemerkt dat 50% van de parketmagistraten hun loopbaan beëindigen als substituut. 113 In sommige Länder bestaan er positief-discriminerende maatregelen voor vrouwen.
46
II.2.3. FINLAND II.2.3.1. Werving van magistraten Om rechter114 te kunnen worden moet men: • • • • • •
•
de Finse nationaliteit bezitten een rechtendiploma hebben behaald door ervaring in een rechtbank of elders bewezen hebben over de juiste beroepsbekwaamheid en persoonlijke kwaliteiten te beschikken die nodig zijn voor de uitoefening van de aan de functie inherente plichten. in beginsel voldoen aan de door de wet voorgeschreven taalvereisten115 voor bepaalde vacante betrekkingen kunnen bijzondere kwalificaties worden gevraagd. Voor een benoeming tot Voorzitter of rechter bij het Hoogste Gerechtshof of tot Voorzitter of rechter bij het Hoogste Administratieve Gerechtshof moet de kandidaat ruim voldoen aan de hoger vermelde kwalificaties en een uitstekende rechtsdeskundige zijn. Bovendien moeten Voorzitters van het Hoogste Gerechtshof en het Hoogste Administratieve Gerechtshof leiderskwaliteiten hebben. Naast de hoger vermelde kwalificaties zijn leiderskwaliteiten ook een vereiste voor de Voorzitter van een Hof van Beroep, de leidend rechter van een Districtsrechtbank, de leidend rechter van een Administratieve Rechtbank, de leidend rechter van het Verzekeringshof, de Voorzitter van het Arbeidshof en de leidend rechter van de Handelsrechtbank.
Finland kent geen formele ingangsproef of formeel ingangsexamen. Om als rechter te kunnen worden benoemd moet de kandidaat een verklaring over zijn of haar belangstelling voor een benoeming afleggen. Voordat een vacature kan worden ingevuld, moet de functie als vacant worden aangekondigd116 door de betreffende rechtbank117, behoudens de bij wet bepaalde uitzonderingen118. De aankondiging gebeurt in een officiële publicatie, waarin de kandidaten worden verzocht hun verklaring van interesse in te dienen119 120.
114
Ook voor tijdelijke gerechtelijke benoemingen - zie verder. Finland is een tweetalig land (Fins-Zweeds). Deze vereiste van talenkennis zou echter niet altijd even strikt worden nageleefd. 116 Ook voor tijdelijke gerechtelijke benoeming indien de benoemingstermijn één jaar of langer is. 117 De rechtbank die een vacante functie aankondigt en beslissingen neemt over het opnieuw aankondigen van een vacature en over de verlenging van de sollicitatietermijn, moet bij Decreet (Verordening) worden aangeduid. 118 Een aantal functies zijn vrijgesteld van de voorafgaandelijke aankondiging van de vacante plaats (artikel 4 van de wet inzake gerechtelijke benoemingen 205/2000): (1) Voorzitter van het Hoogste Gerechtshof en rechter bij het Hoogste Gerechtshof; en (2) Voorzitter van het Hoogste Administratieve Gerechtshof en Rechter bij het Hoogste Administratieve Gerechtshof; Het Hoogste Gerechtshof of het Hoogste Administratieve Gerechtshof moet vacatures voor bepaalde voormelde functies, bekendmaken overeenkomstig dezelfde procedure die ook geldt voor aankondigingen van vacatures. Personen die naar zulke functies dingen, moeten hun belangstelling schriftelijk meedelen aan het Hoogste Gerechtshof of het Hoogste Administratieve Gerechtshof, en wel voordat de vastgelegde termijn is verstreken. 115
47
Om Procureur-generaal of Substituut-procureur-generaal te worden moet men121: • de Finse nationaliteit bezitten • een rechtendiploma hebben behaald • goed vertrouwd zijn met het werk van een procureur of een rechter • goed vertrouwd zijn met bestuurszaken De Procureur-generaal en de Substituut-procureur-generaal worden benoemd zonder dat daarbij een vacature moet worden aangekondigd122. Om Nationaal Procureur123 124 of Districtsprocureur125 126 te worden moet men: • de Finse nationaliteit bezitten • een rechtendiploma hebben behaald • de nodige bekwaamheden hebben om de verwachte taken uit te voeren. Finland kent ook nog een categorie van (lagere) Procureurs met een beperkte bevoegdheid127128. Deze worden voor een bepaalde periode benoemd, en moeten enkel de Finse nationaliteit bezitten en een rechtendiploma hebben behaald. Ook voor de ambten binnen het openbaar ministerie lijkt er geen formele ingangsproef of formeel ingangsexamen te bestaan.
De vrijgestelde functies worden als volgt ingevuld (artikel 5 van de wet inzake gerechtelijke benoemingen 205/2000): De President van de Republiek zal de Voorzitters van het Hoogste Gerechtshof en het Hoogste Administratieve Gerechtshof benoemen zonder dat kandidaat een verklaring over zijn of haar belangstelling aflegt (al dient hij de facto wel met zijn benoeming in te stemmen). Het Hoogste Gerechtshof en het Hoogste Administratieve Gerechtshof moeten een met redenen omkleed voorstel indienen over een benoeming als rechter van het Hoogste Gerechtshof of, respectievelijk, Hoogste Administratieve Gerechtshof; dit voorstel zal worden overgemaakt aan de Regering die daarover een ontwerpbesluit moet nemen over de benoeming dat vervolgens aan de President van de Republiek dient te worden overgelegd. 119 Art. 20 wet 205/2000 inzake de gerechtelijke benoemingen. 120 Wie in een tijdelijke functie wordt benoemd, moet de verklaringen afleggen vóór en tijdens de benoeming, indien de termijn één jaar of langer is. Wie wordt voorgedragen als tijdelijk lid van het Hoogste Gerechtshof of het Hoogste Administratieve Gerechtshof, moet steeds een verklaring van belangstelling afleggen. 121 Art. 13 wet 199/1997 betreffende de Procureurs. 122 Art. 14 decreet 209/1997 over het Parket van de Procureur-generaal. 123 Art. 13 wet 199/1997 betreffende de Procureurs. 124 Met rechtsbevoegdheid in het hele land. 125 Art. 3 wet 195/1996 betreffende de Districtsprocureurs. 126 Met lokale rechtsbevoegdheid. 127 Art. 7 wet 195/1996 betreffende de Districtsprocureurs. 128 Ze kunnen worden belast met het uitvaardigen van strafmaatregelen na korte procesgang en met strafzaken die worden beoordeeld door een alleenrechtsprekend rechter bij de Districtsrechtbank. Een “lagere” Procureur met vier maanden ervaring kan individuele strafzaken behandelen die in de omstandigheden van dat ogenblik geen aanleiding kunnen geven tot een strafmaat die verschilt van of zwaarder is dan een boete of gevangenisstraf van twee jaar. Toch mag hij/zij geen strafzaken behandelen waarvan kan worden verwacht dat ze meerduidig, onduidelijk of anderszins moeilijk te behandelen zijn, of waarbij de verweerder zich in hechtenis bevindt.
48
II.2.3.2. Opleiding tot magistraat Op dit ogenblik kent Finland geen echt specifieke opleiding die noodzakelijk is om als rechter kunnen te worden benoemd129. De meest gebruikelijke manier om rechter te worden is door ervaring op te doen als klerk of juridisch secretaris bij een rechtbank of als referendaris bij een hof van beroep, of door een tijdelijke benoeming als rechter te bekomen130. De eigenlijke opleiding gebeurt in de Districtsrechtbanken onder toezicht van de voorzitter van deze rechtbank en het Hof van Beroep. Zoals in Denemarken vertrekt men in Finland voor de opleiding van rechters vanuit het principe "al doende leren". De opleiding zelf verloopt in meerdere fases en duurt minimum een jaar. Na twee maanden mag de stagiair beslissingen nemen in een aantal eenvoudige zaken. Na vier maanden mag hij beslissen in eenvoudige strafzaken of als (assistent-)rechter zitting houden in een kamer met twee andere rechters. Gedurende de basisopleiding moet de stagiair minstens 10 dagen als kamervoorzitter zitting houden, en dient hij gedurende deze periode over een bepaald aantal zaken te beslissen 131. Het opleidingsprogramma wordt uitgewerkt door de voorzitter van de Districtsrechtbank, zich hierbij baserend op de gedetailleerde inhoudelijke richtlijnen van het Hof van Beroep132. De uiteindelijke evaluatie van de bekwaamheden van stagiair gebeurt door de algemene vergadering van het Hof van Beroep, op schriftelijk advies van de voorzitter van de Districtsrechtbank die de opleiding heeft georganiseerd. Indien de stagiair geschikt wordt bevonden wordt hem of haar de titel van Adjunct-rechter toegekend. Tijdens hun opleiding zijn de stagiairs in overheidsdienst en ontvangen zij een wedde.
129
Momenteel wordt in Finland gewerkt aan een hervorming van de opleiding van magistraten. Het is de bedoeling dat in de toekomst (herfst 2004) een specifieke opleiding van 2,5 jaar wordt ingevoerd, die de kandidaten klaarstoomt voor de uitoefening van het ambt van rechter. De opleiding zal zowel praktisch als theoretisch zijn, en de stagiairs zullen gedurende de hele opleiding worden beoordeeld en geëvalueerd. Voor iedere stagiair zal een geïndividualiseerd opleidingsprogramma worden samengesteld dat rekening houdt met de door hem/haar reeds verworven ervaring. 130 Zie verder. 131 AAROLA, M., in Traité d’organisation judiciaire comparée, Dl. I, Union Internationale Des Magistrats (ed.), Bruylant, Brussel, 1999, 133. 132 De wet beperkt zich tot een algemene omschrijving van de opleiding.
49
II.2.3.3. Loopbaan Voor de invulling van de vacatures bij de rechtbanken133, bestaat er een onafhankelijke Commissie voor Gerechtelijke Benoemingen134. Deze Commissie heeft als taak voorbereidselen te treffen voor het invullen van vacante functies en een met redenen omkleed voorstel te formuleren i.v.m. een benoeming voor een functie bij de rechterlijke macht135. Ze maakt haar voorstel over aan de Regering opdat het ontwerpbesluit over die benoeming aan de President van de Republiek kan worden overgelegd. Alvorens haar benoemingsvoorstel te formuleren moet de Commissie voor Gerechtelijke Benoemingen de rechtbank die de vacante functie heeft aangekondigd om haar advies over de kandidaten vragen. In iedere zaak die verband houdt met een benoeming in een functie bij de rechterlijke macht, moet ook de beoordeling van de rechtbank worden gegeven door: (1) een Hof van Beroep, zoals samengesteld uit de Voorzitter, de Eerste rechters en nog twee andere leden die door de voltallige vergadering van het Hof van Beroep telkens voor één jaar worden verkozen; (2) het managementteam van een Administratieve Rechtbank; (3) het Verzekeringshof, zoals samengesteld conform de bepaling in artikel 5(4) van de Wet betreffende het Verzekeringshof (14/1958); (4) de Hoofdrechter van een Districtsrechtbank na overleg met de rechters van de Districtsrechtbank of met de directie; en (5) de Voorzitter van het Arbeidshof. De beoordeling van de rechtbank moet een gerechtvaardigd beeld geven over wie van de kandidaten in de functie moet worden benoemd. De Commissie kan zich nog op andere beoordelingen en rapporten steunen, en kan een gesprek met de kandidaten voeren en deskundigen bevragen. Alvorens het benoemingsvoorstel te formuleren moet een kandidaat ook de kans geboden worden, zijn of haar mening te geven over de beoordelingen en rapporten die tijdens de voorbereiding van de benoeming bijeen werden gebracht.
133
Met uitzondering van de zg. vrijgestelde functies – zie voetnoot 100. De Tuomarinvalintalautakunta. Deze Commissie voor Gerechtelijke Benoemingen wordt telkens voor een termijn van vijf jaar gevormd. Het door het Hoogste Gerechtshof voorgedragen commissielid is Voorzitter van de Commissie voor Gerechtelijke Benoemingen. Vice-voorzitter wordt het commissielid dat door het Hoogste Administratieve Gerechtshof wordt voorgedragen. Daarnaast bestaat de Commissie uit de volgende leden: 1 Voorzitter van een Hof van Beroep, 1 Hoofdrechter van een Administratieve Rechtbank, 1 Hoofdrechter van een Arrondissementsrechtbank, 1 Eerste rechter of rechter van een Hof van Beroep, 1 rechter van een Arrondissementsrechtbank, 1 rechter van een Administratieve Rechtbank, 1 rechter van een andere Administratieve Rechtbank of een rechter van een der bijzondere rechtbanken waarnaar in artikel 1(2)(6)-(8) van de wet 205/2000 inzake gerechtelijke benoemingen wordt verwezen, 1 advocaat, 1 Procureur en 1 persoon met ervaring in rechtswetenschappelijk onderzoek of onderricht. Ieder commissielid moet een persoonlijke vervanger hebben. 135 Op verzoek van de Rechtbank die het voorstel formuleert, kan de Commissie voor Gerechtelijke Benoemingen een oordeel vellen in iedere aangelegenheid die verband houdt met een benoeming tot Rechter bij het Hoogste Gerechtshof of het Hoogste Administratieve Gerechtshof. 134
50
Rechters worden door de President van de Republiek benoemd voor het leven, maar de pensioenleeftijd ligt op 67 jaar136. Daarnaast kent Finland een systeem van tijdelijke gerechtelijke benoemingen. Wanneer een ambtsfunctie bij de rechterlijke macht vacant is, wanneer de bekleder van de functie verhinderd is om zijn of haar taken naar behoren waar te nemen of wanneer de bekleder van die functie met vakantie is, kan gedurende die periode een tijdelijke gerechtelijke benoeming plaatshebben. Een tijdelijke gerechtelijke benoeming is ook mogelijk wanneer dit noodzakelijk is met het oog op het (hoge) aantal zaken van de rechtbank, de aard van de aanhangig gemaakte zaken of om een andere bijzondere reden. De President van de Republiek is bevoegd voor de tijdelijke benoemingen in functies bij het Hoogste Gerechtshof op voorstel van het Hoogste Gerechtshof, en tijdelijke benoemingen in functies bij het Opperste Administratieve Gerechtshof op voorstel van het Hoogste Administratieve Gerechtshof. Het Hoogste Gerechtshof is bevoegd voor tijdelijke benoemingen voor de functies van Voorzitter van een Hof van Beroep, Leidend rechter van het Verzekeringshof, Voorzitter van het Arbeidshof, Leidend rechter van de Handelsrechtbank en Leidend rechter van een Districtsrechtbank. Het Hoogste Administratieve Gerechtshof is bevoegd voor tijdelijke benoemingen voor de functies van Leidend rechter van een Administratieve Rechtbank. Het Hoogste Gerechtshof is bevoegd voor tijdelijke benoemingen met een ambtstermijn van één jaar of langer, voor de functies van rechter bij een Hof van Beroep, op voorstel van het Hof van Beroep, rechter bij een Districtsrechtbank en Technisch rechter, op voorstel van de Leidend rechter bij de Districtsrechtbank of Districtsrechtbank met de werking van een Nationale rechtbank, en rechter bij het Verzekeringshof op voorstel van de Leidend rechter van het Verzekeringshof. Tijdelijke benoemingen voor een termijn die korter is dan één jaar, gebeuren door de Voorzitter van het Hof van Beroep, voor de functie van rechter bij het Hof van Beroep, voor een termijn van maximum twee maanden, en door het Hof van Beroep, voor de functie van rechter bij het Hof van Beroep, voor een termijn van meer dan twee maanden, door de Leidend rechter van de Districtsrechtbank en voor de functie van rechter bij de Districtsrechtbank of Technisch Rechter. Het Hoogste Administratieve Gerechtshof is bevoegd voor de tijdelijke benoemingen met een termijn van één jaar of langer, voor de functies van rechter bij een Administratieve Rechtbank. Tijdelijke benoemingen voor de functies van rechter bij een Administratieve Rechtbank met een termijn van minder dan één jaar, gebeuren door de Leidend rechter bij de Administratieve Rechtbank voor een termijn van maximum twee maanden, en door de betrokken Administratieve Rechtbank voor een termijn van meer dan twee maanden (maar minder dan een jaar). Andere tijdelijke benoemingen gebeuren door de rechtbank in kwestie. De Procureur-generaal en de Substituut-procureur-generaal worden benoemd door de President van de Republiek, op voordracht van de Regering137. 136 137
AAROLA, M., o.c., 132. Art. 13 wet 199/1997 betreffende de Procureurs.
51
Een Nationaal Procureur wordt benoemd door de Regering, op voordracht door de Procureurgeneraal138. Een Districtsprocureur wordt benoemd door de Procureur-generaal139. De Procureur-generaal staat ook in voor de tijdelijke benoemingen voor de functie van hoofd van een parket of van een afdeling van het openbaar ministerie, alsook voor de tijdelijke benoeming van Districtsprocureurs indien de ambtstermijn langer dan één jaar is. De “lagere” Procureurs worden benoemd door het hoofd van het parket waar zij worden tewerkgesteld140. Het hoofd van het parket of van de afdeling van het openbaar ministerie staat tevens in voor de tijdelijke benoeming van Districtsprocureurs indien de ambtstermijn korter dan één jaar is. Benoemingen voor meer dan drie maanden moeten worden gemeld aan het Parket van de Procureur-generaal141.
138
Ibidem. Art. 4 wet 195/1996 betreffende de Districtsprocureurs. 140 Art. 7 wet 195/1996 betreffende de Districtsprocureurs. 141 Art. 7 decreet 1015/1997 betreffende de Districtsprocureurs. 139
52
II.2.4. FRANKRIJK II.2.4.1. Werving van magistraten Frankrijk kent twee soorten toegangswegen tot de magistratuur: via vergelijkende examens (de concours) of via de directe toegang tot de magistratuur Eerste manier – de concours Men dient een onderscheid te maken tussen de drie verschillende concours die jaarlijks worden georganiseerd en de buitengewone concours. De geslaagden voor de examens kunnen worden toegelaten tot de opleiding aan de Ecole Nationale de la Magistrature (ENM)142. Tijdens deze opleiding hebben zij de hoedanigheid van ‘auditeur de justice’. De geslaagden voor de buitengewone concours dienen slechts een beperkte opleiding te volgen. Alle kandidaten dienen te voldoen aan de volgende basisvoorwaarden: • • • • •
de Franse nationaliteit hebben al hun burgerrechten genieten van goed zedelijk gedrag zijn143 over een goede gezondheid beschikken voldoen aan de wetgeving inzake de dienstplicht
Opvallend is het feit dat de kandidaten niet over een rechtendiploma dienen te beschikken. Een diploma op een bepaald niveau en/of beschikken over een relevante beroepservaring voor de magistratuur144 volstaat. De kandidaten moeten wel over een zeer gedegen kennis van het recht beschikken, in het bijzonder op het gebied van het burgerlijk-, straf- en publiek recht. •
de drie vergelijkende examens (concours) voor de toegang tot de magistratuur
a. het eerste concours De kandidaten mogen maximaal 27 jaar oud zijn op 1 januari van het jaar waarin het examen wordt georganiseerd. Bovendien dienen de kandidaten in het bezit te zijn: -
van een diploma van vier jaar voortgezette opleiding na het behalen van hun baccalauréat, of van een diploma afgeleverd door het Institut d’études politiques, of dienen zij hun opleiding te hebben genoten aan de École Normale Supérieur
b. het tweede concours Dit concours staat open voor kandidaten die de leeftijd van 46 jaar en 5 maanden nog niet hebben bereikt, en die op 1 januari van het jaar waarin het examen wordt georganiseerd minstens vier jaar in een overheidsdienst hebben gewerkt
142
Zie verder. Er wordt een moraliteitsonderzoek uitgevoerd. 144 Afhankelijk van het type concours. 143
53
c. het derde concours145. De kandidaten voor dit concours mogen maximaal 40 jaar oud zijn, en dienen minimaal 8 jaar ervaring als lekenrechter, als lokaal politiek mandataris146 of in de privé-sector te hebben. Hoewel de voorwaarden om deel te nemen aan de onder hoger vermelde concours onderling verschillen, zijn de af te leggen proeven grotendeels identiek. Deze vergelijkende proeven, die bestaan uit een schriftelijk147 en een mondeling gedeelte148, hebben als doel de kandidaten te testen op hun juridische kennis en algemene ontwikkeling. De examenjury bepaalt welke van de kandidaten voldoen aan de minimumvereisten en stelt een rangorde op. Afhankelijk van het aantal beschikbare plaatsen worden de geslaagde kandidaten dan al dan niet toegelaten tot de opleiding tot magistraat. schriftelijk gedeelte a) een verhandeling over een onderwerp van algemene aard (voor de drie concours) b) een proefschrift over het burgerlijk recht (eerste en tweede concours) of een reeks vragen waarop bondig dient te worden geantwoord (derde concours) c) volgens de keuze van de kandidaat een proefschrift over het strafrecht of het publiek recht (eerste en tweede concours) of een bespreking of juridische studie op basis van voorgelegde documenten over het strafrecht of het publiek recht (derde concours) d) het maken van een synthesenota aan de hand van voorgelegde documenten in verband met een rechtsdomein mondeling gedeelte a) het “Grand oral”, een conversatie met de jury over een onderwerp van algemene aard, en om de intellectuele capaciteiten en de reeds opgedane ervaring van de kandidaat te testen. b) ondervraging over, naar keuze, handelsrecht of administratief recht c) ondervraging over het onderwerp (straf- of publiekrecht) dat de kandidaat niet heeft gekozen voor het schriftelijk gedeelte d) ondervraging over sociaal recht e) talenkennis149 f) fysische proef
•
buitengewone concours voor de toegang tot de magistratuur
Om tegemoet te komen aan het tekort aan magistraten bestaat de mogelijkheid om buitengewone concours te organiseren. Deze zijn gericht op kandidaten die reeds een langere beroepservaring hebben150. De voorwaarden waaraan deze kandidaten moeten voldoen en de testen die zij dienen af te leggen kunnen variëren naargelang de noodwendigheden.
145
De kandidaten die geen jurist zijn kunnen een twee jaar durende cursus volgen om hen op het examen voor te bereiden. Voor deze cursus dienen zij wel een toelatingsexamen af te leggen. 146 b.v. burgemeester. 147 Het schriftelijke gedeelte wordt afgenomen in de “centres de concours” binnen elk hof van beroep. 148 Het mondelinge gedeelte vindt plaats in de zetel van de ENM in Parijs. 149 B.v. Duits en Engels. 150 Vandaar de verkorte opleiding van zes maanden.
54
Bij wijze van voorbeeld kan worden verwezen naar het buitengewoon concours dat in maart 2002 werd georganiseerd. De toelatingsproef bestond uit een schriftelijk (drie proeven) en een mondeling gedeelte. Deze proeven waren vooral gericht op het professionele en het praktische aspect. Dit concours stond open voor kandidaten van maximum 35 jaar oud met een juridische ervaring van minstens 10 jaar in de juridische, economische of sociale sector die hen in het bijzonder moet toelaten een gerechtelijke functie waar te nemen. Tweede manier – directe werving In sommige gevallen is de toegang tot de magistratuur mogelijk zonder aan een concours deel te nemen. Bij de directe werving dient men een onderscheid te maken tussen de definitieve werving en de niet-definitieve werving. •
de definitieve directe werving
Opnieuw dient een onderscheid te worden gemaakt, deze keer tussen de kandidaten die zonder concours de opleiding aan de ENM mogen volgen, en zij die geen opleiding volgen. a. de directe aanwerving als auditeur de justice151 Wanneer men: a) houder is van een maîtrise en droit152 en b) tussen de 27 en de 40 jaar oud is op het ogenblik van het indien van zijn dossier c) en men ofwel minstens 4 jaar ervaring heeft in de juridische, economische of sociale sector die hen moet toelaten een gerechtelijke functie waar te nemen, ofwel doctor in de rechten is met een bijkomend diploma hoger onderwijs, ofwel na het behalen van zijn maîtrise en droit gedurende minstens drie jaar in dit domein lesgever of onderzoeker is geweest, kan men bij de kanselarij van de minister van Justitie een dossier indienen. Deze maakt, na controle van de formele vereisten, het dossier over aan de Commission d’avancement de la magistrature (die deel uitmaakt van de magistratuur). Deze commissie beoordeelt de kandidaten en geeft vervolgens een (niet gemotiveerd) advies. Enkel in geval van een advies waarin men geschikt wordt geacht, kan men tot de opleiding aan de ENM worden toegelaten. De opleiding van de auditeurs en justice die op deze wijze tot de ENM worden toelaten is identiek aan deze die zijn toegelaten op basis van de concours. b. de directe opneming in de magistratuur (zonder opleiding) Voor de directe opneming in de magistratuur, zonder opleiding, dient men een onderscheid te maken tussen de opname als magistrat du seconde grade, als magistrat du premier grade of als magistrat hors hiërarchie. In alle gevallen is een gunstig advies van de Commission d’avancement de la Magistrature vereist. 151 152
Met opleiding aan de ENM. Te vergelijken met een licentie in de rechten in België.
55
Volgende personen kunnen als ze minimum 35 jaar oud zijn, zonder opleiding aan de ENM, direct worden opgenomen als magistrat du seconde grade: a) zij die voldoen aan de diplomavoorwaarden die gelden voor het eerste concours, en die minstens zeven jaar ervaring hebben die hen moet toelaten een gerechtelijke functie waar te nemen b) de griffiers en de hoofdsecretarissen die minstens zeven jaar effectieve dienst hebben c) De categorie A-ambtenaren van het ministerie van justitie die niet aan de diplomavereisten voldoen, maar die zeven jaar effectieve dienst kunnen bewijzen. Volgende personen kunnen, zonder opleiding aan de ENM, direct worden opgenomen als magistrat du premier grade: a) zij die voldoen aan de diplomavoorwaarden die gelden voor het eerste concours, en die minstens zeventien jaar ervaring hebben die hen moet toelaten een gerechtelijke functie waar te nemen. b) de griffiers en hoofdsecretarissen die door de uitoefening van hun functie hiervoor door hun bekwaamheid en bevoegdheden in het bijzonder voor gekwalificeerd zijn. Er bestaat ook nog de mogelijkheid om, zonder opleiding aan de ENM, direct te worden opgenomen als magistrat hors hierarchie153. Hiervoor dient men te voldoen aan de diplomavoorwaarden die gelden voor het eerste concours, en minstens zeventien jaar ervaring te hebben die toelaten een gerechtelijke functie waar te nemen154. •
de niet-definitieve directe werving
Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen de gerechtelijke detachering en de tijdelijke magistraten. De gerechtelijke detachering staat open voor het magistratenkorps dat werd aangeworven via de École Nationale de l’Administration, universiteitsprofessoren en docenten in het recht, en die deze activiteit tussen de vier en de twaalf jaar uitoefenen. Hun benoeming is afhankelijk van een advies van de Commission d’avancement de la Magistrature en eventueel van de over hen bevoegde minister. Na hun detachering zijn de ambtenaren steeds gemachtigd om terug te keren naar hun korps. Wie jonger dan 65 jaar is en een beroepservaring heeft die hem in het bijzonder toelaat om een gerechtelijke functie waar te nemen (gepensioneerde magistraten, advocaten, …) kan worden benoemd tot tijdelijk magistraat.
153
b.v. raadsheer bij het Hof van Cassatie. Volledigheidshalve kan hieraan worden toegevoegd dat deze mogelijkheid ook openstaat voor de personen opgesomd in artikel 40 van de Ordonnance nr. 58-1270 van 22 december 1958 (portant loi organique) relative au statut de la magistrature. Het betreft onder meer universiteitsprofessoren, gewone staatsraden, advocaten bij de Raad van State of het Hof van Cassatie, enz. 154
56
II.2.4.2. Opleiding tot magistraat De opleiding van de magistraten gebeurt door de Ecole Nationale de la Magistrature (ENM). De ENM staat onder de voogdij van de Minister van Justitie. Ze is gevestigd in Bordeaux (met een antenne in Parijs), heeft een eigen begroting en wordt op onafhankelijke wijze beheerd. Het lerarenkorps van de ENM bestaat uit 21 gedetacheerde magistraten. De ENM verzorgt naast de initiële opleiding van de magistraten 155ook de voortgezette opleiding. De initiële opleiding van de magistraten is algemeen en pluridisciplinair (zowel zetel als parket). De reguliere opleiding duurt 31 maanden en bestaat uit een algemeen en een specialistisch gedeelte. De algemene fase omvat een basisopleiding en stages gedurende 25 maanden, en een specialisatiefase van 6 maanden omvat een specifieke voorbereiding op de functie die de kandidaat-magistraten in de toekomst zullen uitoefenen. Na de algemene opleidingsfase dient de kandidaat te kiezen voor de zittende of de staande magistratuur. Nadat ze de volledige opleiding met succes hebben doorlopen, worden de magistraten geïnstalleerd in hun eerste ambt. De algemene fase omvat: a) een korte inleidingsperiode in Bordeaux b) een stage van tien weken buiten de Franse rechterlijke organisatie (eventueel in het buitenland) c) een basisopleiding van zeven maanden in Bordeaux156 d) een buitenstage van veertien maanden. Deze omvat stages in alle functies die de auditeurs de justice na het afronden van hun opleiding kunnen bekleden157, en korte stages bij externe instanties die in verband staan met justitie158. e) een eindexamen Tijdens de opleiding worden de kandidaat-magistraten voortdurend beoordeeld. De behaalde resultaten worden opgeteld bij het resultaat van het eindexamen. Hiervan wordt een rangschikking opgemaakt. Aan het einde van de opleiding wordt een advies gemaakt, waarin tevens wordt gezegd welke functies de kandidaat-magistraat het best bij zijn eerste aanstelling kan bekleden. Nadat de auditeurs en justice hun keuze voor de zetel of het parket hebben 155
Van de auditeurs de justice. Men gaat er vanuit dat de auditeurs en justice bij de aanvang van hun opleiding reeds een voldoende theoretische juridische basiskennis bezitten. De opleiding aan de ENM is dan ook in de eerste plaats gericht op de uitoefening van het toekomstig beroep van magistraat. Hierbij wordt vooral aandacht besteed aan het functioneren van het recht in de praktijk en de toepassing van de procedures. Naast het bijbrengen van juridische vaardigheden beoogt de opleiding de kandidaat-rechters ook vertrouwd te maken met economie, sociale wetenschappen, medische wetenschappen, psychologie, psychiatrie, enz. Dit moet de toekomstige magistraten in staat stellen om de menselijke, sociale en economische context van het recht te kunnen analyseren, maar hen ook toelaten om de aan de experts waarmee zij in de uitoefening van hun beroep zullen worden geconfronteerd de juiste vragen te stellen en hun antwoorden te begrijpen. De toekomstige magistraten moeten ook de reikwijdte en de gevolgen van hun beslissing kunnen overzien. 157 8 weken parket, 7 weken tribunal de grand instance, 6 weken tribunal d’instance, 4 weken juge de l’application des peines (strafuitvoeringsrechter), 5 weken jeugdrechter, 6 weken onderzoeksrechter. 158 2 weken politie of gendarmerie, 1 week bij een vereniging of instelling actief in de jeugdbescherming, 2 weken gevangenis, 1 week gerechtsdeurwaarderskantoor, 1 week op een parketsecretariaat of griffie, 2 maanden advocatenkantoor. 156
57
gemaakt, worden ze opgedeeld in functie van deze keuze. Daarna begint de gespecialiseerde opleiding. De specialisatiefase van zes maanden is zowel theoretisch als praktisch en omvat: a) één maand introductiecursus159 b) een pre-affectatiestage van vijf maanden. Deze vindt plaats in de rechtbank of het parket en in de functie die de stagiairs na hun installatie zullen bekleden. Deze stage wordt aangevuld met korte stages bij de instanties waarmee ze in de uitoefening van hun toekomstige functie zullen moeten samenwerken.160 Tot slot dient de verkorte opleiding voor de geslaagden van het buitengewone concours 161 te worden vermeld. Deze duurt 6 maanden en omvat een theoretische (doch zeer praktijkgerichte) opleiding van een maand, en een stage van 5 maanden bij de toekomstige plaats van tewerkstelling.
II.2.4.3. Loopbaan De magistraten worden benoemd door de President van de Republiek op advies van de Hoge Raad voor de Magistratuur162. Tot de wet van 25 februari 1992 was de loopbaan opgesplitst in twee graden, die op hun beurt in twee groepen waren opgedeeld. De tweede graad (begin van de loopbaan) veronderstelde een inschrijving op de bekwaamheidslijst om te kunnen overgaan van de ene naar de andere groep. Voortaan verloopt binnen de tweede graad de trapsgewijze evolutie volgens anciënniteit. Nochtans veronderstelt de toegang tot bepaalde ambten, bij voorbeeld hoofd van een rechtscollege met één kamer, raadsheer-referendaris in het Hof van Cassatie, raadsheer in het hof van beroep van de tweede graad, of magistraat bij het centraal bestuur van het ministerie van Justitie, de inschrijving door de “bevorderingscommissie (commission d’avancement)” op de “speciale bekwaamheidslijsten”163. Dank zij de bevordering op basis van een speciale lijst kan men een jaar vroeger worden ingeschreven op de “bevorderingslijst (tableau d’avancement)” (normaliter veronderstelt dit een anciënniteit van tien jaar). Deze inschrijving door de bevorderingscommissie is een voorwaarde voor de overgang naar de eerste graad. De bevorderingscommissie beraadslaagt op basis van de evaluaties door de chefs van de hoven (voortaan om de twee jaar), en doet uitspraak over de betwistingen van deze evaluaties. 159
Dit gedeelte bestaat uit de overdracht van gespecialiseerde kennis en vaardigheden, een nadere kennismaking met de actoren van justitie waarmee men in de uitoefening van zijn toekomstige functie te maken zal krijgen, en er wordt aandacht aan relevante ethische, beheersmatige en bestuurlijke kwesties besteed. 160 politie/gendarmerie, notarissen, douanes, enz. 161 Zie hoger 162 Conseil supérieur de la magistrature. Zie ook de artikelen 64 t.e.m. 65 van de Franse Grondwet en de Ordonnance nr. 58-1270 van 22 december 1958 relative au statut de la magistrature. 163 Over de bevorderingen in het openbaar ministerie beschikken wij over geen verdere informatie.
58
De regels inzake beoordeling zijn vastgelegd in een decreet van 7 januari 1993. De evaluatie behelst een beschrijving van de activiteiten en van de gevolgde opleidingen, een beknopt verslag van het onderhoud, het advies van de chef van het rechtscollege, en soms het advies van de magistraten van het hof die nuttige toelichting kunnen geven. De inhoud van de voorlopige evaluatie wordt meegedeeld aan de magistraat die opmerkingen kan formuleren vooraleer hem de definitieve evaluatie wordt betekend. De overgang van de tweede naar de eerste graad, en de latere loopbaanevolutie gebeuren bij keuze. De Hoge Raad voor de Magistratuur, die tussenkomt voor iedere benoeming (ook voor de “auditeurs de justice”), moet dus vooraf nagaan of de vereiste juridische voorwaarden vervuld zijn. Hij geeft een conform advies (voor de benoemingen voor de zetel) of een gewoon advies, wat in het eerste geval betekent, dat het ministerie van justitie de weigering om conform advies te geven niet naast zich kan neerleggen, en dat het ministerie een nieuw voorstel moet doen. Binnen de eerste graad is de overgang van de eerste naar de tweede groep (waarin een minimumanciënniteit van 12 jaar wordt verondersteld), en verder, de overgang naar een groep “buiten hiërarchie”, nog enkel afhankelijk van de voorstellen van het ministerie van justitie en het conform advies (voor de zetel) of gewoon advies (voor het parket) verleend door de Hoge Raad voor de Magistratuur. De Hoge Raad voor de Magistratuur kiest echter rechtstreeks de magistraten van de zetel van het Hof van cassatie, de eerste voorzitters van de hoven van beroep, en de voorzitters van de tribunaux de grande instance. De procureurs-generaal bij de hoven van beroep van hun kant worden rechtstreeks aangewezen in ministerraad, zonder interventie van de Hoge raad. De inschrijving op een speciale bekwaamheidslijst veronderstelt dat de magistraat zelf zijn kandidatuur indient, terwijl de inschrijving op de bevorderingstabel gebeurt op voorstel van de eerste voorzitter van het hof van beroep. De magistraat die het abnormaal zou vinden dat hij niet wordt voorgedragen voor de bevorderingstabel kan de bevorderingscommissie rechtstreeks om zijn inschrijving op die tabel verzoeken. De inschrijving op een bekwaamheidslijst is definitief, terwijl de inschrijving op de bevorderingstabel slechts één jaar geldig is. Iedere evolutie in de loopbaan veronderstelt dat de magistraat geografische desiderata te kennen geeft die tijdens het onderzoek van de inschrijving op een lijst of op de bevorderingstabel in aanmerking zullen worden genomen, door het ministerie wanneer het voorstellen voor benoeming moet doen, en tenslotte door de Hoge raad voor de magistratuur, met name voor plaatsen die van dit orgaan afhangen. De door het ministerie uitgewerkte ontwerpen van benoeming worden verspreid onder de rechtscolleges en de vakorganisaties. Dat gebeurt via een document met daarop de naam van de weerhouden kandidaat en de lijst van niet weerhouden kandidaten met hun respectieve anciënniteit. Er wordt een termijn voorzien om opmerkingen in te dienen bij de Hoge raad voor de magistratuur, die de klachten onderzoekt.
59
II.2.5. GRIEKENLAND II.2.5.1. Werving van magistraten Jaarlijks wordt een vergelijkend toegangsexamen tot de nationale magistratenschool164 georganiseerd. De minister van justitie laat hiertoe een oproep publiceren in het Griekse Staatsblad165. De oproep bevat naast de datum van het examen en het examenprogramma, het aantal kandidaten die dat jaar tot de magistratenschool zullen worden toegelaten, maar ook het aantal reeds opgeleiden die over de verschillende rechtbanken zullen worden verspreid. Om aan het examen te mogen deelnemen dient men: -
de Griekse nationaliteit te bezitten in het bezit zijn van een rechtendiploma op 31 december van het jaar waarin het examen wordt georganiseerd minstens 25 jaar en ten hoogste 32 jaar oud te zijn te voldoen aan de dienstplichtwetten zijn burgerlijke en politieke rechten te genieten niet te zijn veroordeeld wegens een aantal in de wet opgesomde strafbare feiten
Het vergelijkend examen wordt afgenomen door een door de minister van justitie aangestelde examencommissie166. Het examen bestaat uit twee eliminerende delen.167 168 -
een eerste, schriftelijk, gedeelte over algemene kennis, grondwettelijk en administratief recht, burgerlijk en handelsrecht, algemeen strafrecht, en naar keuze over gemeenschapsrecht, fiscaal en financieel recht of arbeidsrecht.
-
een tweede gedeelte, bestaande uit: o een beknopte schriftelijke voorstelling van een praktijkonderwerp uit het grondwettelijk, administratief of internationaal publiekrecht, uit het burgerlijk en handelsrecht en uit een door de kandidaat uit de onderwerpen van de eerste proef gekozen rechtsdomein o een mondelinge proef over grondwettelijk en administratief recht, burgerlijk en commercieel recht, algemeen strafrecht, en over procedurerecht (burgerlijk, straf en fiscaal-administratief) o een mondelinge uiteenzetting door de kandidaat over een welbepaald dossier, met als doel zijn capaciteiten voor analyse en synthese te onderzoeken (enkel indien de oproep tot de kandidaten hierin voorziet)
164
Gevestigd in Thessaloniki. Vóór eind mei. 166 De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers uit de staande en de zittende magistratuur, de Raad van State en de universitaire wereld. 167 Enkel de geslaagden voor het eerste gedeelte worden toegelaten tot het tweede gedeelte. 168 De kandidaten hebben ook nog de mogelijkheid om zich vrijwillig schriftelijk en mondeling te laten ondervragen over een vreemde taal (Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en Russisch). 165
60
Op basis van de door de kandidaten behaalde resultaten wordt een eindrangschikking opgemaakt. De hoogst gerangschikte kandidaten169 worden toegelaten tot de nationale magistratenschool.
II.2.5.2. Opleiding tot magistraat De nationale magistratenschool verzorgt de opleiding van toekomstige burgerlijke, straf- en administratieve rechters, van toekomstige parketmagistraten en van toekomstige raadsheren in de Raad van State en het Rekenhof.170 De theoretische en praktische opleiding aan de nationale magistratenschool duurt zestien maanden. Daarna dienen zij een proefperiode van minstens twee jaar als stagiair-magistraat te doorlopen. De eerste twaalf maanden krijgen de kandidaat-magistraten een theoretische opleiding. De gedoceerde onderwerpen houden verband met:171 a. het ambt van de rechter, zoals privaatrechtelijke verhoudingen en geschillen, de grondwet en individuele rechten, bestuur en bestuursactiviteiten, Europese openbare orde, begroting en overheidsinkomsten en –uitgaven, misdrijven, strafrecht en strafvordering b. algemene kennis, de visie op hedendaagse maatschappelijke problemen en het verwerven van kennis in domeinen noodzakelijk voor een goede uitoefening van het ambt van rechter, onderzoek en methodologie, sociologie, psychologie, gerechtspsychologie, menswetenschappen, boekhouden, mensenrechten en informatica. Daarnaast wonen de kandidaat-magistraten discussiegroepen, enz. bij.
een
aantal
lezingen,
bijeenkomsten,
De kandidaat-magistraten wordt minstens één vreemde taal aangeleerd (Frans, Engels, Duits, Italiaans). Aan het eind van het eerste deel van hun opleiding leggen de kandidaat-magistraten mondelinge en schriftelijke examens af over rechtsmateries en in een van de vreemde talen. De geslaagden worden onderverdeeld in hun respectieve richtingen (burgerlijk, straf en administratief), afhankelijk van hun rangschikking in het vergelijkend toegangsexamen, de vorderingen die zij hebben gemaakt gedurende hun verblijf aan de magistratenschool, de aan het einde van het eerste deel afgelegde examens en hun eigen keuze. Gedurende de volgende vier maanden volgen de kandidaat-magistraten: a. bijkomende gespecialiseerde opleiding in de juridische richting waarin zij zullen terechtkomen na te zijn afgestudeerd aan de magistratenschool b. praktische opleidingen in gerechtelijke diensten, gerelateerd aan de gevolgde richting 169
Afhankelijk van het aantal dat was voorzien in de oproep tot de kandidaten - zie hoger. Ze verzorgt ook de voortgezette opleiding van reeds benoemde rechters. 171 Telkens gedurende vier uren in de voormiddag. 170
61
c. bijwonen van relevante seminaries, bezoeken van een aantal diensten waarmee zij in de loop van hun loopbaan in contact kunnen komen, en het aanleren van het opstellen van vonnissen, waarbij opnieuw de nadruk wordt gelegd op de door hen gekozen richting. De kandidaat-magistraten die de volledige opleiding hebben doorlopen, worden door de minister van justitie benoemd op plaatsen van stagiair-magistraat (afhankelijk van de richting die zij tijdens hun opleiding aan de magistratenschool hebben gevolgd)172. Na een proefperiode van twee jaar kunnen zij definitief worden benoemd.
II.2.5.3. Loopbaan Alleen wie is afgestudeerd aan de magistratenschool kan tot magistraat worden benoemd. Griekenland kent geen systeem waarbij ervaren advocaten, juristen, enz., tot magistraat kunnen worden benoemd. De magistraten worden benoemd door de President173. De eerste benoeming is steeds in een rechtbank van eerste aanleg. Bevorderingen tot en met de graad van raadsheer in het hof van cassatie of staatsraad bij de raad van state, gebeuren eveneens door de President op voorstel van de Hoge Gerechtelijke Raad174. De voorzitters en de ondervoorzitters van de drie hoogste rechtbanken (het Hof van Cassatie, de Raad van State en het Rekenhof) worden benoemd door de President, op voorstel van de Ministerraad.
172
De benoemde kandidaten moeten minstens het dubbele van de duur van hun opleiding aan de Nationale magistratenschool in dienst blijven. 173 Artikel 88 van de Griekse Grondwet. 174 Deze is samengesteld uit magistraten van het Hof van Cassatie en de Raad van State.
62
II.2.6. ITALIË II.2.6.1. Werving van magistraten Eerste manier – vergelijkend examen Om beroepsmagistraat te worden dient men te slagen voor een nationaal vergelijkend examen voor “uditore giudiziario”. Om deel te nemen aan het vergelijkend examen dient men: -
de Italiaanse nationaliteit te bezitten een rechtendiploma te hebben behaald tussen 21 en 40 jaar oud zijn alle burgerlijk en politieke rechten te genieten fysisch en psychisch bekwaam te zijn van goed zedelijk gedrag te zijn
Het vergelijkend examen wordt georganiseerd door de Consiglio Superiore della Magistratura (CSM)175, in samenwerking met het ministerie van Justitie. Omdat men te maken kreeg met een steeds toenemend aantal kandidaten werd tijdelijk een aan de schriftelijke en mondelinge proeven voorafgaande geautomatiseerde proef ingevoerd. Dit om de procedure van het vergelijkend examen te rationaliseren en te versnellen, en om deze procedure geschikt te maken om binnen redelijke termijnen en met de nodige precisie de evaluatie van de kandidaten te kunnen verwerken176. Doordat de eerste voorselectie aanleiding gaf tot een groot aantal moeilijkheden, werd de voorselectie in beginsel afgevoerd177. Om het grote aantal kandidaten voor het examen terug te schroeven en omdat de rechtenopleiding de kandidaten op onvoldoende wijze bleek voor te bereiden op een functie in de magistratuur, is voorzien dat voor diegenen die zich vanaf het academiejaar 1998-1999 hebben ingeschreven voor het eerste jaar van de rechtenopleiding aan de rechtsfaculteit van een universiteit, de deelname aan het vergelijkend examen wordt voorbehouden aan de kandidaten die voorafgaandelijk met succes een opleiding van één jaar178 hebben gevolgd aan een van de179 (op te richten) specialisatiescholen180 voor juridische ambten181. 175
Voor meer informatie over de samenstelling en de bevoegdheden van de CSM, zie VERDE, G., Le système judiciaire italien, in Il sistema giudiziario italiano, Consiglio Superiore della Magistratura, Rome, 1999, 53 e.v. 176 Zie OBERTO, G., Recrutement et formation des magistrats en Europe – Etude comparative, Editions du Conseil de l’Europe, Straatsburg, 2003, 26 e.v.: De eerste geautomatiseerde voorselectie bleek echter zeer duur en leverde niet het gewenste resultaat. Bovendien gaf dit aanleiding tot een groot aantal procedures bij de Raad van State, waardoor nog een groot aantal extra kandidaten tot de eigenlijke schriftelijk proeven dienden te worden toegelaten. Resultaat was dat het uiteindelijke aantal deelnemers aan de schriftelijke proef te vergelijken was met de periode vóór de voorselectie. In 2001 werden opnieuw voorselecties georganiseerd. 177 Wet nr. 48 van 13 februari 2001. De wet voorziet wel dat het systeem van de voorselectie tijdelijk nog kan worden gehanteerd voor de drie, met het oog op een zo spoedig mogelijke invulling van het groot aantal vacante plaatsen binnen de magistratuur, door de wet voorziene bijzondere vergelijkende examens (OBERTO, G., o.c, 31). In de loop van 2002 werden dan ook opnieuw voorselecties georganiseerd (zie: http://www.giustizia.it/concorsi/concmag.htm). 178 Wet nr. 48 van 13 februari 2001. Het Wetgevend Decreet nr. 398 van 17 november 1997 voorzag oorspronkelijk in een opleiding van twee jaar. 179 Met de directe medewerking van de universiteiten.
63
Het examen182 bestaat uit drie schriftelijke proeven (burgerlijk recht, strafrecht, en administratief recht)183 en mondelinge proeven over de belangrijkste juridische materies184. De geslaagden worden benoemd tot “uditorio giudiziario” en toegewezen aan een gerechtelijke dienst in de graad van eerste aanleg of een zetel van het hof van beroep om er een stage te doorlopen. Tweede manier - de rechtstreekse benoeming De Italiaanse grondwet bepaalt, als uitzondering op de rekrutering via vergelijkend examen, de rechtstreekse benoeming wegens “grote verdiensten” voor de plaats van raadsheer in het hof van cassatie voor universiteitsprofessoren in juridische materies en voor advocaten met een ervaring van vijftien jaar beroepservaring en die ingeschreven zijn aan de balie voor hogere rechtscolleges185. Het maximale aantal van op deze wijze benoemde magistraten mag niet meer dan 10% bedragen van het totale aantal raadsheren in het hof van cassatie. Deze nieuwe raadsheren worden door de CSM gekozen uit de door de Universitaire Raad en de Nationale Raad van de Balies hiertoe overgemaakte lijsten. Derde manier – vereenvoudigd vergelijkend examen Recent186 werd voorzien in een nieuwe parallelle rekruteringswijze door middel van een vereenvoudigd vergelijkend examen187 dat enkel openstaat voor advocaten van minstens 45 jaar die minstens 5 jaar effectieve ervaring hebben als advocaat of als ere-rechter. Het maximale aantal van op deze wijze benoemde magistraten mag niet meer dan 10% bedragen van het totale aantal magistraten188. Het examen bestaat uit het schrijven van drie verhandelingen (a. burgerlijk recht en burgerlijke rechtspleging, b. strafrecht en
180
De kandidaten die in het bezit zijn van een rechtendiploma en die geslaagd zijn in een toelatingsexamen, krijgen in deze scholen een doorgedreven en specifieke theoretische en praktische opleiding. 181 Wetgevend Decreet nr. 398 van 17 november 1997. Praktisch gezien zou dit systeem echter pas in werking kunnen treden vanaf 2004 (OBERTO, G., o.c, 24). 182 Voor bijkomende bijzonderheden, zoals bijvoorbeeld de samenstelling van examencommissie, de decentralisatie van de schriftelijke examens en de wijze van verbeteren, zie OBERTO, G., o.c, 29-30. 183 De kandidaten die op elk van de drie schriftelijke proeven 12 punten op 20 hebben behaald, worden toegelaten tot de mondelinge proeven. 184 a) Burgerlijk recht en basisbeginselen van het Romeins recht, b) burgerlijk rechtspleging, c) strafrecht en d) strafrechtspleging, e) administratief recht, grondwettelijk recht en fiscaal recht, f) arbeidsrecht, sociaal recht, g) Europees recht, h) internationaal publiek- en privaatrecht en elementen van juridische informatica, i) een door de kandidaten te kiezen taal van een van de EU-lidstaten. De kandidaten dienen op elk van de materies, met uitzondering van die onder i), 6 punten op 10, en op de schriftelijke en mondelinge proeven samen minstens een totaal van 98 punten te behalen. Met de op de ondervraging over de vreemde taal behaalde punten wordt enkel rekening gehouden voor de opmaak van de eigenlijke eindrangschikking. 185 Art. 106 Grondwet en Wet nr. 303 van 5 augustus 1998. 186 Wet nr. 48 van 13 februari 2001. 187 Het examen bestaat uit twee schriftelijke proeven die zowel een theoretisch als een praktisch karakter hebben. 188 Deze vergelijkende examens worden gelijktijdig met de hoger vermelde “gewone” vergelijkende examens, maar voor een aantal plaatsen dat niet meer dan 10% mag bedragen van het aantal plaatsen dat is voorzien voor het “gewone” vergelijkende examen.
64
strafprocesrecht, en c.administratief recht)189, en uit een mondeling examen over de belangrijkste juridische materies190. II.2.6.2. Opleiding tot magistraat Het beheer, de organisatie, de coördinatie en de controle van de stage zijn in handen van de CSM191. De duurtijd van de stage, vastgesteld door de CSM, mag in principe niet minder dan achttien maanden bedragen. Tijdens deze stage wordende toekomstige magistraten opgeleid on the job. De stage is opgedeeld in twee fases: - de algemene opleiding, waarbij men verschillende diensten doorloopt onder het toezicht van ervaren magistraten (13 maanden); - de gespecialiseerde opleiding, waarbij wordt voorzien in een specifieke opleiding met het oog op de uitoefening van de functies die men bij een eerste affectatie zal moeten uitoefenen (5 maanden). De stage heeft tot doel de professionele opleiding van de “uditori giudiziari” te verzekeren en hun geschiktheid voor het uitoefenen van gerechtelijke ambten na te gaan. Na de stage worden de "uditori giudiziari " geëvalueerd door de CSM. Wanneer men een gunstige evaluatie bekomt, kan men "magistraat" worden ("pubblico ministero" (openbaar ministerie) of "giudice" (rechter)). II.2.6.3. Loopbaan Het loopbaanverloop is hetzelfde voor alle magistraten van de zetel en van het openbaar ministerie. Om van het ene ambt naar het andere door te stromen, is enkel een evaluatie van de bekwaamheden nodig. De uditori giudiziari kunnen na de opleidingsfase worden tewerkgesteld in een rechtbank of parket van eerste aanleg. De CSM maakt een lijst met de vacante plaatsen, en roept de uditori giudiziari op om hun voorkeuren te kennen geven volgens de rangschikking van het vergelijkend examen en volgens de eventuele voorkeurtitels die zij bezitten. De verdere carrière van de magistraat is in hoofdzaak gebaseerd op anciënniteit. 189
De proeven a. en b. dienen zowel een theoretisch als een praktisch karakter te hebben. Dezelfde als de materies voorzien voor het “gewone” vergelijkende examen. 191 Decreet van 17 juli 1998 en de CSM-omzendbrief van 30 juli 1999. Het huidige opleidingssysteem voorziet in de tussenkomst van meerdere “organen” in de basisopleiding van de magistraten. Voor een meer uitgebreide uiteenzetting hierover: OBERTO, G., o.c, 44-45 190
65
Alle benoemingen gebeuren door de CSM. De magistraat kan van de staande naar de zittende magistratuur overstappen, en omgekeerd, op eigen aanvraag en mits goedkeuring van de CSM.
66
LUXEMBURG II.2.7.1. Werving van magistraten Om tot rechter te kunnen worden benoemd moet men192: -
de Luxemburgse nationaliteit bezitten zijn burgerlijke en politieke rechten genieten minstens vijfentwintig jaar oud zijn een rechtendiploma hebben behaald193 voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake de gerechtelijke stage overeenkomstig de wet van 6 december 1991 inzake de attachés de justice, minstens een jaar stage in de gerechtelijke diensten hebben doorlopen
Wie een rechtendiploma heeft behaald194 kan de gerechtelijke stage volgen195. Deze stage wordt afgerond met een eindexamen voor een door de minister van justitie aangestelde examenjury196. In deze schriftelijke proef worden de examinandi beoordeeld op hun capaciteiten inzake het schrijven en opstellen van juridische adviezen en nota’s, alsook van vonnissen en rekwisitoren, enz. Het resultaat van dit examen en het hierin behaalde klassement zijn van groot belang voor de verdere loopbaan van de toekomstige magistraat. De eerste benoeming als attaché de justice of als magistraat gebeurt namelijk op basis van het behaalde examenresultaat. De voorlopige benoeming tot attaché de justice is vaak de wachtkamer voor de toegang tot de magistratuur. De mogelijkheid bestaat immers om attachés die geslaagd zijn voor het eindexamen van de stage of die minstens twee jaar ervaring hebben als attaché, onder begeleiding van een magistraat te laten deelnemen aan zittingen, enz. (als rechter of parketmagistraat). Deze verplichte passage langs de functie van attaché heeft als voordeel dat de kandidaten een soort van proefperiode dienen te doorlopen en dat de onbekwame kandidaten in dit stadium reeds kunnen worden verwijderd. Wanneer er een vacante plaats is, wordt de oproep intern197 aan de kandidaten bekendgemaakt. De kandidaturen worden overgemaakt aan de Procureur général d’État die deze, eventueel met een advies, overmaakt aan wie dit aanbelangt.
II.2.7.2. Opleiding tot magistraat198 De hoger vermelde gerechtelijke stage199 duurt drie jaar, en verloopt onder begeleiding van een door de minister van justitie aangeduide commissie. Ze omvat een theoretische en 192
Hoewel niet formeel vereist wordt van de Luxemburgse magistraten een feitelijke kennis van het Frans, Duits en het Luxemburgs verwacht. 193 Een door een Luxemburgse jury afgeleverd diploma van doctor in de rechten of een en overeenkomstig de wet van 18 juni 1969 op voldoende wijze gehomologeerd en overgeschreven buitenlands rechtendiploma. 194 Idem vorige voetnoot. 195 Zie verder onder opleiding tot magistraat. 196 Samengesteld uit magistraten en advocaten. 197 D.w.z. binnen de rechtbanken en de parketten. 198 Deze identiek voor de toegang tot de magistratuur als tot de balie. 199 Identiek voor de toegang tot de magistratuur en tot de advocatuur.
67
praktische opleiding200 over de bijzonderheden van het Luxemburgs recht. De lessen worden georganiseerd in het Centre universitaire de Luxembourg, in samenwerking met de ministers van justitie en onderwijs, de Procureur général d’État en de balie. De lesgevers zijn magistraten en advocaten. Op het einde van de opleiding dienen de kandidaten een eindexamen af te leggen201 en ontvangen zij een getuigschrift. Advocaten die de Luxemburgse nationaliteit bezitten kunnen, zelfs voor ze het eindexamen van de opleiding hebben afgelegd, worden gevraagd om in een gerechtelijke dienst te werken. Ze kunnen dan als attachés worden toegevoegd aan een parket of een rechtbank om de magistraten bij te staan in hun werkzaamheden202.
II.2.7.3 Loopbaan Voor een benoeming tot vrederechter moet men minstens 27 jaar oud zijn. Bovendien moet men minstens twee jaar ervaring hebben als rechter in een arrondissementsrechtbank of als substitut du procureur d’État, of reeds meer dan 10 jaar plaatsvervangend vrederechter of rechter zijn. Om tot voorzitter van een arrondissementsrechtbank, procureur d’État, eerste ondervoorzitter en ondervoorzitter, raadsheer en advocaat-generaal bij het hof van beroep te worden benoemd dient men minstens 30 jaar oud te zijn en minstens drie jaar werkzaam zijn geweest als advocaat of in een gerechtelijke functie203. Een benoeming tot voorzitter van het Hoogste Gerechtshof (dat het hof van cassatie en het hof van beroep omvat), raadsheer bij het hof van cassatie, kamervoorzitter bij het hof van beroep, procureur général d’État, procureur général d’État adjoint en eerste advocaat generaal is pas mogelijk indien men minstens 35 jaar oud is. Bovendien moet men minstens zeven jaar werkzaam zijn geweest als advocaat of in een gerechtelijk functie.204 Een definitieve benoeming205 tot magistraat gebeurt, ongeacht de graad in de rechterlijke hiërarchie, steeds door de Groothertog. Hoewel hieraan geen enkel recht op bevordering kan worden ontleend, gebeuren de bevorderingen in de praktijk meestal op basis van de liste de préséance (voorrangslijst hierbij wordt rekening gehouden met de datum van benoeming, m.a.w. met de anciënniteit)206 en de lijst van de ranginneming207. Voor de benoeming tot voorzitter van het Hoogste gerechtshof, tot raadsheer bij het hof van cassatie, tot magistraat bij het hof van beroep (alle functies), of tot voorzitter, eerste ondervoorzitter of ondervoorzitter van een arrondissementsrechtbank, dient het Hoogste gerechtshof een advies uit te brengen. Dit advies gebeurt onder de vorm van de voordracht, na geheime stemming, van drie kandidaten. Ook de procureur général d’État geeft zijn advies. 200
Onder vorm van lezingen en seminaries. Zie hoger. 202 Zie ook hoger. 203 Sommige functies in overheidsdienst (b.v. regeringsadviseur) worden hiermee gelijkgesteld. 204 Idem vorige voetnoot. 205 Ook de bevorderingen. 206 zie de artikelen 115 t.e.m. 119 van de wet van 7 maart 1980 op de rechterlijke organisatie. 207 artikelen 120 en 121 van hoger vermelde wet van 7 maart 1980. 201
68
Voor de benoeming tot voorzitter en ondervoorzitter van een administratieve rechtbank of tot magistraat van het administratief hof, is het advies van het administratief hof vereist.
69
II.2.8. NEDERLAND II.2.8.1. Werving van magistraten Er zijn in Nederland verschillende manieren om magistraat te worden. Eerste manier Wie een studie Nederlands recht heeft voltooid, kan toegelaten worden tot de RAIO-opleiding (rechterlijk ambtenaar in opleiding)208. Men kan gedurende het hele jaar via een sollicitatieformulier solliciteren naar een plaats op de RAIO-opleiding. Op het moment van solliciteren moet aan de toelatingseis zijn voldaan. Bij dit formulier voegt men een afschrift van het diploma en cijferlijst. Of men in aanmerking komt voor toelating tot de RAIOopleiding hangt af van twee zaken: -
De resultaten van de selectieprocedure Het aantal beschikbare plaatsen, jaarlijks door de minister van justitie vastgesteld209.
Om toegelaten te worden tot de RAIO-opleiding, moet men volledig voldoen aan de formele eisen. Daarnaast leggen persoonlijke kenmerken een groot gewicht in de schaal (analytisch vermogen, besluitvaardigheid, vermogen om onder druk goed te presteren, communicatieve vaardigheden, zuiver beoordelingsvermogen). Ambitie en onderbouwing daarvan voor de functie van rechter of officier van justitie, spelen een belangrijke rol. De opleiding duurt in beginsel zes jaar. Het selectiegedeelte, georganiseerd door de RAIO-selectiecommissie210, bestaat uit 6 beoordelingsfases: a) Een toetsing op de formele selectievereisten211: de kandidaat moet afgestudeerd zijn in het Nederlands recht (“meester in de rechten”) met als onderdelen Nederlands burgerlijk recht, handelsrecht en strafrecht èn een van de volgende keuzevakken: Nederlands staatsrecht, administratief recht of belastingrecht. De kandidaat moet tevens van goed gedrag zijn. b) Een (niet-vergelijkende) schriftelijke analytisch/cognitieve test, afgenomen door een psychologisch adviesbureau c) Een persoonlijk onderhoud met een lid van de RAIO-selectiecommissie en een psycholoog, waarin de mondelinge uitdrukkingsvaardigheid, de wijze van optreden en de evenwichtigheid van de kandidaat worden getoetst d) Een assessment, zijnde een uitgebreid mondeling en schriftelijk persoonlijkheidsonderzoek
208
Het aantal opleidingsplaatsen per jaar is beperkt. Voor 2001 waren er bij voorbeeld 60 opleidingsplaatsen. In totaal zijn er ongeveer 250 raio’s. 209 De raio-opleiding gaat 2 maal per jaar van start. Men laat telkens een 30-tal kandidaat-rechters of kandidaatofficieren van justitie tot de opleiding toe. 210 Die specifiek voor deze taak is samengesteld. 211 Sedert 1.1.2001 is de leeftijdsvereiste van 30 jaar vervallen.
70
e) Een gesprek met een subcommissie van de RAIO selectiecommissie (zijnde 3 van de 20 leden van de RAIO-selectiecommissie) waarin de algemene juridische inzichten, de motivatie en het maatschappelijk engagement van de kandidaten worden getoetst. f) Een afrondingsgesprek, waarin de rechtspositie en standplaats van de betrokken kandidaat wordt besproken. Toelating tot de verschillende fasen van de procedure kan afhankelijk zijn van het resultaat van het vorige onderdeel. De gehele selectieprocedure duurt 8 weken. Kandidaten die door de RAIO-selectiecommissie zijn aanbevolen, worden benoemd door de Minister van Justitie. De Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR) is belast met de plaatsing bij één van de 19 rechtbanken. De niet-geslaagden beschikken na 3 jaar over nog één herkansing.
Tweede manier212 Wie na zijn studie Nederlands recht minimaal zes jaar juridische ervaring heeft opgedaan kan via de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht213 tot rechter214 worden benoemd (selectieprocedure voor ervaren juristen, de zg. buitenstaanders) Om in aanmerking te komen voor een vaste rechterlijke functie215 moet men aan de volgende formele voorwaarden voldoen: a) afsluitend examen in drie van de vijf volgende rechtsgebieden: a) burgerlijk recht, met inbegrip van burgerlijk procesrecht; b) strafrecht, met inbegrip van strafprocesrecht; c) bestuursrecht, met inbegrip van bestuursprocesrecht; d) staatsrecht; e) belastingrecht. Tot de drie vereiste rechtsgebieden behoren in ieder geval twee van de rechtsgebieden, genoemd in de onderdelen a tot en met c; b) Nederlandse nationaliteit; c) bij voorkeur ouder dan 30 voor een functie als rechter en ouder dan 35 voor een functie als raadsheer; d) ruime maatschappelijke ervaring; e) daarnaast moet men beschikken over hoge capaciteiten op intellectueel en contactueel gebied. Ook wordt men beoordeeld op specifieke gedragskenmerken zoals besluitvaardigheid, evenwichtigheid en het vermogen tot samenwerking. Men kan zijn belangstelling voor een functie als rechter kenbaar maken door indiening van een inlichtingenformulier. Tevens dient men drie referenten op te geven, bij voorkeur uit de werksfeer.
212
2/3 van alle rechters: BAAS, N.J., Rekrutering en (permanente) vorming van de rechtsprekende macht in vijf landen: een internationale verkenning, Onderzoeksnotities 2000/8, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Justitie, 2000, 146. 213 Een specifiek voor deze taak samengstelde selectiecommissie. 214 Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het openbaar ministerie (selectiecommissie openbaar ministerie). 215 Als rechter of raadsheer.
71
Wie aan de formele vereisten voldoet, wordt toegelaten tot de selectieprocedure. Daarbij worden onder meer de opgegeven referenten benaderd en wordt nagegaan of de kandidaat justitiële antecedenten heeft. Na ontvangst van alle informatie wordt de kandidaat uitgenodigd voor een gesprek met de Voorselectie-Commissie die beoordeelt of hij/zij kans van slagen heeft om de selectieprocedure met goed gevolg te doorlopen. In bepaalde gevallen wordt dit gesprek overgeslagen. Indien men wordt toegelaten tot het vervolg van de selectieprocedure volgen een psychologisch onderzoek en drie gesprekken met telkens twee leden van de commissie. Na afloop van de gesprekken oordeelt de commissie of de kandidaat in beginsel geschikt is voor een rechterlijke functie, al dan niet onder voorwaarden. Bij een positief oordeel geeft dit de kandidaat de mogelijkheid in opleiding te worden genomen bij een rechtbank216. Zonder het succesvol voltooien van die opleiding is men niet benoembaar.
Derde manier217 Parketsecretarissen, beleidsmedewerkers of staffunctionarissen uit weddenschaal 10 die minimum 4 jaar ervaring hebben en licentiaat in de rechten zijn, kunnen zich kandidaat stellen om officier van justitie enkelvoudige zitting218 te worden. Hiervoor is een onvoorwaardelijk gunstig advies vereist van het hoofd van het parket waar betrokken werkzaam is. Indien men wordt toegelaten volgen drie gesprekken met telkens twee leden van de commissie219. Er is geen psychologisch onderzoek. Na afloop van de gesprekken oordeelt de selectiecommissie voor het openbaar ministerie of de kandidaat in beginsel geschikt is voor een functie bij het openbaar ministerie. De kandidaat wordt dan voorlopig benoemd tot plaatsvervangend officier van justitie enkelvoudige zitting. Indien hij na een jaar opleiding een gunstige beoordeling verkrijgt, wordt hij benoemd tot officier van justitie enkelvoudige zitting. Bij een negatieve beoordeling volgt nog een bijkomend opleidingsjaar. Ingeval van een tweede negatieve beoordeling kan betrokkene steeds terugkeren naar zijn oorspronkelijke functie. Deze mogelijkheid staat ook open voor de gerechtssecretarissen van de zittende magistratuur220. Een officier van justitie enkelvoudige zitting kan doorstromen naar de functie van officier van justitie Hiervoor dient men wel een psychologische selectietest af te leggen.
216
Of bij een parket. Met dank aan dhr. Vincent Camonier, MD-adviseur Parket Generaal/Openbaar Ministerie (Den Haag). 218 Uitsluitend politierechtbank en verkeerszaken. 219 Zie hoger bij de selectie van de buitenstaanders. 220 De voorzitter van de rechtbank dient hiervoor gunstig te adviseren, en hij dient een terugkeergarantie te geven aan betrokkene. 217
72
II.2.8.2. Opleiding tot magistraat Het ministerie van justitie heeft de RAIO-opleiding opgedragen aan de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR221) te Zutphen. Deze onafhankelijke stichting - een instituut van de rechterlijke macht zelf verzorgt de theoretische vorming van de raio's en ontwikkelt programma's voor de praktijkopleiding. De RAIO-opleiding duurt in beginsel zes jaar222. De eerste vier jaar loopt men de "binnenstage": men werkt en studeert in de rechterlijke organisatie. Na de binnenstage volgt een tweejarige "buitenstage": men werkt buiten de rechterlijke organisatie. Heeft men de opleiding met succes voltooid, dan volgt overeenkomstig de keuze van de RAIO zijn benoeming tot gerechtsauditeur of substituut-officier. Als RAIO wordt men bij het begin van de opleiding aangesteld als rechterlijke ambtenaar in tijdelijke dienst. Tijdens de opleiding ontvangt men een salaris223. De binnenstage (theorie + praktijk) De binnenstage, die ook theorie omvat, duurt vier jaar. De RAIO maakt kennis met alle facetten van de rechtbank en het parket. De eerste drie jaar zijn voor iedere rechterlijke ambtenaar in opleiding identiek. De RAIO volgt een basiscurriculum bij een arrondissementsrechtbank en bij een parket. De eerste zes maanden fungeert hij als secretaris in de bestuurssector. Vervolgens doet hij twaalf maanden dienst als plaatsvervangend officier van justitie bij een parket. Aan het eind van de parketstage bepaalt hij de keuze voor rechter of officier van justitie. Deze keuze is bepalend voor de invulling van het vierde jaar (keuzestage). Afhankelijk van de keuze voor de zittende of staande magistratuur is de RAIO de laatste tien maanden van de binnenstage werkzaam als rechter (-plaatsvervanger) bij de rechtbank of als (plaatsvervangend) officier van justitie bij een parket. De buitenstage De buitenstage duurt twee jaar en vindt plaats binnen de rechtspraktijk, maar buiten de rechterlijke macht224. De RAIO doet zelfstandig juridisch werk van niveau. In overeenstemming met de rector van de SSR regelt de RAIO de stageplaats. Doorgaans wordt deze in de advocatuur gevonden, maar een stageplaats in het bedrijfsleven of bijvoorbeeld bij een gemeente is ook mogelijk. 221
Naast de theoretische en praktische opleiding van de RAIO’s, verzorgt de SSR tevens de permanente vormingen van de magistraten en de bij- en nascholing van gerechts- en parketsecretarissen. 222 Eerder opgedane maatschappelijke (beroeps-) ervaring kunnen in mindering worden gebracht op deze termijn van zes jaar. Het is de rector van de SSR die hierover, samen met de raad van bestuur, beslist. De nog resterende tijd wordt verdeeld over de stages bij de zetel of het openbaar ministerie (afhankelijk van de reeds opgedane ervaring). 223 In de eerste drie jaar is deeltijds werken niet mogelijk. Met ingang van de keuzestage in het vierde jaar kan men eventueel deeltijds werken, maar nooit minder dan vijftig procent. In dat geval wordt de opleiding met een evenredige periode verlengd. 224 Een half jaar voor het beëindigen van de stage worden de RAIO’s die hebben gekozen voor een loopbaan binnen het openbaar ministerie, gevraagd om een lijst met 3 voorkeurparketten naar keuze over te maken. Aan de hand hiervan wordt een plaatsingsplan opgemaakt. Alle kandidaten worden ook uitgenodigd voor een gesprek. Er is een plaatsingsgarantie voor eenieder die de RAIO-opleiding met succes heeft volbracht (of dit ook zo is voor een loopbaan bij de zittende magistratuur valt niet af te leiden uit de informatie in ons bezit).
73
De zg. “buitenstaanders” dienen de hoger uiteengezette opleiding niet te doorlopen. Zij moeten echter wel verplicht een opleiding doorlopen in een rechtbank of een parket (on the job) om benoemd te kunnen worden.
II.2.8.3. Loopbaan De benoeming van magistraten gebeurt bij koninklijk besluit225. In Nederland beslist de voorzitter van de bevoegde rechtbank over de bevorderingen. Dit gebeurt aan de hand van de “ervaringseis”. Voor deze “ervaringseis” is niet echt een selectiecriterium te geven226. Iemand moet echter wel minimaal tien jaar ervaring hebben227. Voor bevorderingen binnen het openbaar ministerie ligt dit enigszins anders. De instroom van parketmagistraten gebeurt via de drie hoger vermelde toegangsmogelijkheden228. De nieuwe magistraten die instromen via de eerste twee toegangswegen229 beginnen hun loopbaan als plaatsvervangend officier van justitie. Na één jaar met gunstige beoordeling worden zij officier van justitie. Zij die via de derde weg magistraat worden beginnen als plaatsvervangend officier van justitie enkelvoudige zitting. Na één jaar met gunstige beoordeling worden zij officier van justitie enkelvoudige zitting met de mogelijkheid om door te groeien tot officier van justitie230. Na 3 à 4 jaar kan een officier van justitie officier van justitie 1ste klasse worden. De vacatures voor deze plaatsen worden per brief aan de parkethoofden bekend gemaakt. De hoofdofficier van justitie zal dan een advies geven over wie de meest geschikte kandidaat is voor de vacante betrekking. Het College van Procureurs-generaal neemt de uiteindelijke beslissing231. Voor de vacante plaatsen van hoofdofficier van justitie of hoofdadvocaat-generaal wordt slechts één kandidaat door het College van Procureurs-generaal uitgenodigd om te solliciteren. Na de nodige adviezen te hebben ingewonnen, wordt deze kandidaat door de minister van justitie uitgenodigd voor een gesprek, waarna hij kan worden benoemd.
225
Artikel 117 Grondwet. Het begrip “ervaring” behelst meer dan de loutere anciënniteit. 227 De voorlichtingsdienst van de Raad voor de rechtspraak kon op dit ogenblik helaas niet meer informatie geven over dit onderwerp. Waarschijnlijk zal men volgend jaar verder staan met betrekking tot de ontwikkelingen in het kader van carrièremogelijkheden en bevorderingsvoorwaarden. 228 Idem voetnoot 7. 229 RAIO-opleiding en “buitenstaanders”. 230 Zie hoger. 231 Van het advies van de hoofdofficier van justitie kan alleen mits uitdrukkelijke motivering worden afgeweken. 226
74
Sinds 1 januari 2002 laat het College van Procureurs Generaal zich adviseren op basis van een loopbaanprognose van een nieuwe medewerker voordat deze benoemd wordt. Van iedere medewerker wordt een dergelijke prognose opgesteld aan de hand van competentieprofielen232. Hierin staan sterke en zwakke punten, loopbaanwensen en ambities, het potentieel en een persoonlijk ontwikkeltraject. Wanneer de prognose is vastgesteld, kan het ontwikkeltraject van start gaan. Indien aan de voorwaarden is voldaan, kan een parketmagistraat overstappen naar de zittende magistratuur. Een magistraat van de zetel kan, indien aan de voorwaarden bij het openbaar ministerie wordt voldaan, overstappen naar het openbaar ministerie233.
232
Bij het openbaar ministerie worden nieuwsgierigheid en leergierigheid gehonoreerd. Juist omdat de organisatie volop in beweging is, besteedt het OM veel aandacht aan de medewerkers. 233 Volgens de voorlichtingsdienst van de Nederlandse Raad voor de rechtspraak komt een overstap van de staande naar de zittende magistratuur echter vaker voor.
75
II.2.9. OOSTENRIJK234 De toegang tot en de benoemingsprocedure in de Oostenrijkse magistratuur is volledig geregeld in het Richterdienstgesetz (RDG). Het RDG dient samen met de artikelen 82 tot 94 van de Oostenrijkse Grondwet (BV-G) te worden gelezen. Er zijn drie elementen die opvallen in de opleiding, toegang en benoeming van Oostenrijkse magistraten: • • •
het bestaan van de Gerichtspraxis in het kader van de universitaire opleiding. de intensieve en multidisciplinaire opleiding van de kandidaat-rechter alvorens aan de Richteramtsprüfung deel te nemen en de rol die de voorzitters van de vier Oberlandesgerichte spelen in elke fase van de selectie en benoeming van de magistraten.
II.2.9.1. Werving van magistraten Wie het beroep van magistraat, advocaat of notaris wil uitoefenen, is verplicht de algemene juridische opleiding te volgen. Deze opleiding bestaat uit de studies rechtswetenschappen en een praktijkgerichte opleiding, de Gerichtspraxis. Om rechter of parketmagistraat te kunnen worden moet men tevens: - het Oostenrijkse staatsburgerschap bezitten - volledig handelingsbekwaam zijn - beschikken over de juiste persoonlijke, intellectuele en fysieke kwaliteiten. Studies rechtswetenschappen Net zoals in België, bestaat er in Oostenrijk geen systeem van numerus clausus om de studies rechten aan te vatten. Na het secundair onderwijs te hebben gevolgd, leggen de scholieren een Matura (maturiteitsproef) af waarbij voor de studies rechten een voldoende kennis van het Latijn moet worden aangetoond. Indien nodig, volgt de student het 'kleines Latinum', een opleiding en examen dat dient afgelegd te zijn vóór de aanvang van de eerste examens aan de rechtsfaculteit. De studies rechtswetenschappen bestaan uit een Diplomstudium en een Doktoratsstudium. Het Diplomstudium, te vergelijken met de licentie in België, is een opleiding in twee 'Abschnitte' (twee cycli zoals in België), elk met een eigen Diplomprüfung', (geheel van af te 234
Niet weg te denken uit het Oostenrijks justitieel systeem zijn de 'Rechtspfleger'. Zij zijn verantwoordelijk voor 75% van alle gerechtelijke beslissingen. Rechtspfleger zijn geen magistraten maar federale ambtenaren die, mits een specifieke opleiding, in bepaalde domeinen (vennootschappenrecht, hypotheekrecht) mogen optreden. In aanmerking komen personen met een universitaire scholing of ambtenaren met minstens acht jaar dienst die slagen in de Beamtenaufstiegsprüfung. De opleiding duurt drie jaar en eindigt met een Rechtspflegerprüfung (examen). Het is de voorzitter van het Oberlandesgericht die op basis van bestaande noden en behoeften beslist welke Rechtspfleger bij welke rechtbank en voor welke periode tewerkgesteld wordt. Hierna wordt niet verder ingegaan op deze Rechtspfleger.
76
leggen examens). De totale duur van het Diplomstudium is minimaal acht semesters (vier jaar), maar in de praktijk doen studenten er langer over. Met het behalen van het Diplomstudium wordt men Magister. Jaarlijks studeren in Oostenrijk ongeveer 1650 Magister Iuris af. Als Magister is het mogelijk een Doktoratstudium te volgen. Deze opleiding van in principe twee semesters is voornamelijk gericht op wetenschappelijk onderzoek en wordt met een Rigorosum, een mondeling examen voor een jury, en een Dissertation (eindverhandeling) afgesloten. Na het behalen van een Doktoratstudium mag de student zich Doktor noemen. Jaarlijks studeren ongeveer 360 Doktoren Iuris af. Het behalen van een Doktoratstudium is niet nodig om magistraat te worden. Gerichtspraxis Elke Magister kan voor een periode van in principe 9 maanden als Rechtspratikant deze praktische opleiding volgen. De Gerichtspraxis staat ook open voor personen met een diploma rechten van een buitenlandse universiteit met een voldoende kennis van het Duits. Op basis van een beslissing van de voorzitter van een Oberlandesgericht -Wenen, Linz, Graz en Innsbruck- wordt de Rechtspratikant in de dagelijkse werking van een rechtbank ingeschakeld, maar hij is geen ambtenaar. -Men is dus ook niet gebonden aan (de beperkingen van) bestaande personeelsformaties.- De Rechtspratikant ontvangt een maandelijkse opleidingsbijdrage235. Na de Gerichtspraxis is men verplicht een keuze te maken tussen de opleiding voor zittende of staande magistratuur, advocaat of notaris. De opleidingen vinden volledig gescheiden plaats. Een overstap van de ene naar de andere beroepscategorie blijft evenwel mogelijk. Rekening houdend met de te verwachten pensioneringen en de ontwikkelingen in het aantal en soort rechtszaken enerzijds, en de mogelijke financiële ruimte -lees: federaal vastgelegde kredieten- anderzijds, stelt elke voorzitter van een Oberlandesgericht een personeelsplanning op, waaruit onder meer moet blijken hoeveel nieuwe kandidaat-rechters (Richteramtsanwärter) kunnen opgenomen worden. De geïnteresseerden voor een functie als magistraat dienen een proef over burgerlijk en strafrecht af te leggen. Deze test wordt afgenomen door rechters van het Oberlandesgericht of het Obersten Gerichtshof. Naast de beoordelingen en evaluaties die worden gegeven door de rechters waarbij de kandidaten hun Gerichtspraxis hebben doorlopen, worden de kandidaten onderworpen aan psychologische bekwaamheidstesten. Deze door onafhankelijke psychologen afgenomen testen hebben als doel het testen of de kandidaat beschikt over de juiste persoonlijke en intellectuele bekwaamheden en kwaliteiten236. Het is de minister van Justitie die op voorstel van de voorzitter van het Oberlandesgericht de geselecteerden aanduidt die worden opgenomen in de rechterlijke voorbereidingsdienst. Hoewel het hier om een niet-bindend advies gaat, volgt de minister in de praktijk de voorstellen van elk van de voorzitters237.
235
1275 EUR bruto in 2001. Door het testen van de persoonlijkheidskenmerken, intelligentie, besluitvaardigheid, snelheid van werken, communicatieve vaardigheden, enz. 237 Jaarlijks worden ongeveer 230 kandidaat-rechters in dienst genomen. 236
77
II.2.9.2. Opleiding tot magistraat238 De opleiding van kandidaat-rechters (zittende magistratuur) duurt in principe vier jaar. Aangezien de periode van de Gerichtspraxis mag meegerekend worden, duurt de opleiding in praktijk ongeveer drie jaar. De kandidaat-rechter doorloopt een vierdelige opleiding: minstens 1 jaar bij een Bezirksgericht, minstens 1 jaar bij een Gerichtshof, minstens 5 maanden bij het Openbaar Ministerie en (sinds 1988) minstens 5 maanden bij een notaris of advocaat. Een deel van de opleiding kan eveneens bij een Oberlandesgericht, het Obersten Gerichtshof of het ministerie van Justitie gevolgd worden. Op het einde van de opleiding neemt de kandidaat-rechter deel aan de Richteramtsprüfung, bestaande uit een schriftelijk en mondeling gedeelte. Voor het schriftelijke gedeelte moet de examinandus aan de hand van de nodige juridische stukken een vonnis vellen, zowel in een burgerlijke als strafrechtelijke zaak. Het mondelinge gedeelte handelt over privaatrecht (met inbegrip van het arbeidsrecht), handelsrecht, burgerlijke rechtspleging, strafrecht, de wetgeving inzake de rechterlijk organisatie, grondwettelijk en administratief recht, de gerechtelijke diensten, gerechtelijk vervolging. De examencommissie bestaat in principe uit 5 personen waarvan minstens 1 advocaat en 2 rechters.
II.2.9.3. Loopbaan Na het slagen in de Richteramtsprüfung en 4 jaar praktijkopleiding kan men zich kandidaat stellen, wanneer er zich in de personeelsformatie een vacature voordoet. Het is de voorzitter van het Oberlandesgericht die op basis van zijn Richterplanstellen (personeelsplanning) de vacatures uitschrijft. Voor alle vacatures bij de kantonale gerechten en rechtbanken van eerste aanleg worden twee Personalsenate aangeduid. De Personalsenat van de rechtbanken van eerste aanleg enerzijds, en de Personalsenat van de Oberlandesgerichte (Aussensenat) anderzijds, hebben elk het recht om kandidaten voor de vacante betrekkingen voor te stellen. Voorwaarde is wel dat er voldoende kandidaten zich hebben ingeschreven (minstens het dubbele van het aantal te begeven functies of drie wanneer er maar één vacature is). De benoeming dient gemotiveerd te zijn, en gebeurt op basis van de vergelijking van de verdiensten en kwaliteiten van de kandidaten. Bij gelijke verdiensten en kwaliteiten geeft de anciënniteit de doorslag. Het voorstellen van kandidaten voor de functies van voorzitter en vice-voorzitter in een rechtbank van eerste aanleg en van rechter in een Oberlandesgericht gebeurt door de Personalsenate van de Oberlandesgerichte en van het Obersten Gerichtshof. De Personalsenat van het Obersten Gerichtshof stelt de kandidaten voor voor de vacante betrekkingen van voorzitter en vice-voorzitter van een Oberlandesgericht of van het Obersten Gerichtshof. Hoewel volgens art. 86 e.v. van de Grondwet het aan de Bondspresident toekomt, is het in de praktijk de minister van justitie die de rechters benoemt. De onafhankelijkheid van de rechters wordt gegarandeerd door het feit dat ze onafzetbaar en onvervangbaar zijn. 238
Er is enkel informatie beschikbaar over de zittende magistratuur
78
Om tot Staatsanwalt (staande magistratuur) benoemd te worden, dient een kandidaat aan de vereisten bepaald voor de benoeming tot rechter, te voldoen én over 1 jaar praktijkervaring als rechter of bij het openbaar ministerie te beschikken. Bij een eventueel gebrek aan kandidaten, kan de voorwaarde van 1 jaar praktijkervaring vervallen, dit evenwel na toestemming van het ministerie van Financiën. Net zoals bij de benoeming tot rechter, worden de vacatures op basis van Staatsanwaltstellen uitgeschreven. Rekening houdend met de aard van de vacature (Oberstaatsanwaltschaft, Generalprokuratur,...) wordt een Personalkommission, bestaande uit 4 personen samengesteld. Deze selectiecommissie maakt per vacature een rangschikking van de beste kandidaten op. De andere geslaagden worden alfabetisch gerangschikt. Hoewel het ook hier volgens de Grondwet aan de Bondspresident toekomt, is het in de praktijk de minister van justitie die de Staatsanwälte benoemt. De minister van Justitie is niet verplicht het advies van de Personalkommission te volgen, maar in de praktijk worden enkel mensen uit de rangschikking van de beste kandidaten benoemt. Een overstap van de zittende naar de staande magistratuur en vice versa zou mogelijk zijn.
79
II.2.10. PORTUGAL De toegang tot de magistratuur en de benoemingsprocedure in Portugal is vervat in Titel III van de wet nr.16/98 van 8 april 1998, de Organieke Wet van het Centrum voor Rechtstudies (CEJ)239 en het Intern Reglement van de CEJ, gepubliceerd in het staatsblad (DR, Diario da Republica) van 12 november 1998. Een carrière in de magistratuur kan twee richtingen uit : -
zittende magistratuur magistratuur van het openbaar ministerie
II.2.10.1. Werving van magistraten Om rechter te worden kan men zich kandidaat stellen voor de opleiding tot magistraat in het CEJ indien men: -
de Portugese nationaliteit bezit voldoet aan de voorwaarden om een in een openbare dienst te werken ten volle zijn burgerlijke en politieke rechten genieten meer dan twee jaar in bezit is van het diploma van licentiaat in de rechten, of assessor is in de rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep met 3 jaar ervaring en een gunstige beoordeling, of indien men doctor in de rechten is
Vacatures worden in oktober bekendgemaakt in de Diario da Republica. De kandidaten ondergaan een (vergelijkende) geschiktheidproef bestaande uit schriftelijk en mondeling gedeelte en een interview.240 •
Het schriftelijke gedeelte bestaat uit drie proeven: -
•
Het mondelinge gedeelte omvat vier proeven: -
•
een over culturele, sociale of economische onderwerpen een over burgerlijk recht, handelsrecht en burgerlijk procesrecht een over strafrecht en strafprocesrecht
een over onderwerpen inzake deontologie, methodologie en sociologie in verband met de rechtsbedeling een over burgerlijk recht, handelsrecht en burgerlijk procesrecht een over strafrecht en strafprocesrecht een over vooraf vastgestelde onderwerpen van grondwettelijk recht, administratief recht, Europees recht, arbeidsrecht , en van familie- en jeugdrecht
Tot slot volgt, onder leiding van een psycholoog, een interview met de kandidaten.
239
Centro de Estudos Judiciários Elk gedeelte is eliminerend, en men dien ten minste 10 op 20 te halen voor elke proef van het mondelinge of schriftelijke gedeelte. Ook een ongunstige beoordeling op het interview is eliminerend. 240
80
De assessores zijn vrijgesteld van het schriftelijke gedeelte. Doctors in de rechten dienen enkel het interview af te leggen De examenjury voor ieder van de hoger vermelde proeven bestaat uit minimum drie personen. Een derde van de leden van de jury dienen door de Hoge Raad voor de Magistratuur aangewezen rechters te zijn, een ander derde dienen door de Hoge Raad voor het Openbaar Ministerie aangewezen parketmagistraten te zijn, en tot slot dient een derde van de juryleden te bestaan uit door de Minister van Justitie aangewezen personen met bewezen grote verdiensten in het domein van het recht of de cultuur. De geschikte kandidaten worden volgens rangschikking toegelaten in de opleiding. Wie toegelaten wordt tot CEJ krijgt de titel van 'rechtsauditeur'. II.2.10.2. Opleiding tot magistraat De opleiding tot rechter of parketmagistraat is een bevoegdheid van het CEJ. De opleiding van magistraten bestaat uit drie fundamentele delen: -
de initiële opleiding de aanvullende opleiding de permanente opleiding
Het met succes doorlopen van de initiële opleiding is een conditio sine qua non om toegang te kunnen krijgen tot de functies van magistraat in eerste aanleg (zowel zetel als parket). De initiële opleiding duurt 32 maanden. De eerste 22 maanden omvatten een theoretische en praktische opleiding, gevolgd door een stage van 10 maanden. Deze opleiding omvat tal van juridische materies, meer bepaald Europees gemeenschapsrecht, grondwettelijk recht, burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht, handelsrecht, strafrecht en strafprocesrecht, familieen jeudrecht, arbeidsrecht en sociale rechtspleging, consumentenrecht, maar ook andere materies binnen de gerechtelijke sfeer zoals gerechtspsychologie en –sociologie, vreemde talen, deontologie, gerechtelijke geneeskunde, communiceren, enz. De theoretische en praktische fase is identiek voor alle kandidaat-magistraten (zowel zetel als parket), en is opgedeeld in drie periodes: -
van 15 september van het jaar “N” tot 31 maart van het jaar “N+1” in het CEJ van 1 april van het jaar “N+1” tot 31 maart van het jaar “N+2” in een rechtbank van eerste aanleg, met de medewerking van magistraten-lesgevers van de zetel en het parket, ieder voor de helft van de duur van het verblijf in de rechtbank van 1 april van het jaar “N+2” tot 15 juli van het jaar “N+2” opnieuw in het CEJ
Op het einde van elke cyclus maken de docenten en directeurs een evaluatieverslag op. Op het einde van de vorming wordt classificatie opgemaakt, wie minder dan 10 op 20 haalt wordt uitgesloten van de stage. Na bekendmaking van de resultaten dienen de rechtsauditeurs hun optie bekend te maken (openbaar ministerie of zetel)
81
Van 15 september van het jaar “N+2” tot 15 juli van het jaar “N+3” volgt dan een stage in de rechtbanken van eerste aanleg. De gegradueerde rechtsauditeurs worden benoemd als rechters of adjunct-procureurs in stageregime, door respectievelijk de Hoge Raad voor de Magistratuur en de Hoge Raad voor het Openbaar Ministerie. Tijdens deze stage bezitten zij reeds eigen bevoegdheden, maar worden zij bijgestaan door een opleidingsmagistraat. Wanneer deze fase van de opleiding met succes wordt voltooid, worden de stagiairs-magistraten definitief geïnstalleerd als magistraat (zie verder). Gedurende de eerste twee jaar na hun aanstelling als magistraat dient men verplicht een aanvullende opleiding te volgen. Deze door de twee Hoge raden geleide opleiding is bedoeld om te komen tot kritische reflecties over de juridische of institutionele problemen waarmee men in de uitoefening van het ambt van magistraat wordt geconfronteerd en voor een meer grondige studie van specifieke juridische problemen. Nadien kunnen de Portugese magistraten zich via de permanente opleiding blijven bijscholen.
II.2.10.3. Loopbaan Na afloop van de stage worden de magistraten effectief benoemd, voor zover er plaatsen zijn. Zoniet wordt men hulpmagistraat, in afwachting van een vacature. Na benoeming moeten de magistraten vijf jaar op post blijven, op straffe van terugbetaling van de CEJopleidingskosten. De zittende en de staande magistratuur zijn afzonderlijke korpsen, beiden onafhankelijk van de centrale overheid. •
Het statuut van het Openbaar Ministerie
De wet nr 47/86 van 15 oktober 1986, zoals gewijzigd door de wet nr. 60/98 van 27 augustus 1998) regelt o.a. het regime van classificatie en aanstelling in de magistratuur. Classificatie (art. 109-110) vindt plaats door de Hoge Raad voor het Openbaar Ministerie, volgens verdienste (zeer goed, goed met onderscheiding, goed, voldoende en zwak). Deze rangschikking vindt elke vier jaar plaats. Toegang tot de hogere categorieën kan door promotie op basis van verdienste of anciënniteit (art. 116). Verdienste en anciënniteit liggen tevens aan de basis voor promotie tot Procureur, verdienste voor promotie tot adjunct-procureur-generaal. Promotie met anciënniteit kan slechts mits minimum dienstclassificatie 'Goed', promotie met verdienste veronderstelt classificatie 'Goed' of 'Goed met onderscheiding'.Als er meer dan één magistraat voldoet aan de vereisten voor promotie dankzij verdiensten, dan worden de vacatures gevuld naargelang dienstclassificatie. In geval van ex aequo geldt de anciënniteit. In principe is de eerste aanstelling in het openbaar ministerie deze van adjunct-procureur (art.119) op arrondissementsniveau. Bevordering tot adjunct-procureur in departementen 'onderzoek en strafrechtelijk optreden' op arrondissementsniveau kan na 7 jaar dienst, waarbij dienstclassificatie in rekening wordt gebracht evenals relevante ervaring op het vlak van studie of leidinggevend onderzoek inzake zware of georganiseerde misdaad.
82
Vacatures voor procureur worden opgevuld door 'transfer' of door promotie. Promotie geschiedt door een proef (3/5 vacatures) of op basis van anciënniteit (2/5 vacatures) De proef is slechts toegankelijk na 10 jaar dienst. Adjunct-procureurs-generaal (adjunct-PG) of Procureurs kunnen, mits classificatie 'zeer goed', bevorderd worden tot adjunct-PG bij de hogere rechtbanken (Hooggerechtshof, Grondwettelijk Hof, Administratief Hof, Rekenhof en Krijgshof). Benoeming gebeurt op voorstel van de procureur-generaal, de Hoge Raad voor het Openbaar Ministerie kan voor elke post slechts voor twee namen zijn veto stellen. Adjunct-PG’s op districtniveau worden aangesteld door de Hoge Raad voor het Openbaar Ministerie. Een Vice-PG wordt benoemd op voorstel van de PG die kiest uit de adjunct-PG. Zijn mandaat vervalt met dat van de PG. Magistraten van het openbaar ministerie kunnen tot rechter benoemd worden volgens de voorwaarden bepaald in specifieke statuten van elk tribunaal (Art 130 van Wet 16/98). •
Het statuut van de zittende magistratuur
Het statuut van de zittende magistratuur (wet nr. 21/85 van 30 juli 1987, zoals gewijzigd door de wetten nr. 10/94 van 5 mei 1994 en nr. 143/99 van 31 augustus 1998) bepaalt de classificatie en het aanstellingregime. Classificatie vindt om de drie jaar plaats. Bij benoeming van rechters telt anciënniteit en dienstclassificatie. Promotie geschiedt door middel van een vergelijkend onderzoek tussen rechters van eerste aanleg, waarbij voorrang verleend wordt aan verdiensten. De graadverlening vindt plaats volgens de relatieve verdienste van de concurrenten, waarbij dienstclassificatie en anciënniteit in rekening worden gebracht. De eerste benoeming tot zittend magistraat gebeurt op het niveau van een 'instap'arrondissement (art. 42). Na vijf jaar kan overgestapt worden naar een '1e toegang-' arrondissement. Acht jaar na benoeming kan gepostuleerd worden voor 'finaal-toegangs'arrondissement. Benoeming tot rechter in een 'circulo-'hof (overkoepelt verschillende arrondissementen voor zware rechtszaken), familierechtbank, familie-en jeugdrechtbank, is mogelijk na 10 jaar dienst en een minimumclassificatie 'goed met onderscheiding' (art. 45) Benoeming tot rechter in tweede aanleg en beroep (Relaçao) gebeurt na een vergelijkend onderzoek onder rechters eerste aanleg, met voorrang voor het verdienstencriterium (art 46). Toegang tot het Hooggerechtshof (Art 50) gebeurt via een vergelijkend examen, opengesteld voor rechtsmagistraten en magistraten van Openbaar Ministerie (adjunct-procureurs-generaal die voldoen aan wettelijke vereisten van anciënniteit en classificatie). Krachtens Art 56 kan een rechtsmagistraat de taak opnemen van adjunct-procureur-generaal in kader van een rechterlijke dienstopdracht.
83
II.2.11. SPANJE De Consejo General del Poder Judicial (CGPJ) lijkt het enige orgaan te zijn dat toeziet op werving van magistraten en de organisatie van hun loopbaan. De CGPJ is samengesteld uit 20 personen: 12 magistraten, 4 juristen aangeduid door het Congres van Volksvertegenwoordigers en 4 juristen aangeduid door de Senaat241. II.2.11.1. Werving van magistraten Om in Spanje magistraat (zowel zittende als staande magistratuur) te kunnen worden, moet men in de eerste plaats een rechtendiploma hebben behaald aan een door de Staat erkende universiteit. Vervolgens moet men slagen in een vergelijkend toegangsexamen. Voor de zittende magistratuur dient men nadien een twee jaar durende praktisch en theoretische opleiding volgen aan de escuela judicial (school voor de rechterlijke macht) in Barcelona. Voor het openbaar minister is een opleiding voorzien in een school van het ministerie van justitie te Madrid. Om aan het toegangsexamen te mogen deelnemen moet men voldoen aan de volgende voorwaarden: -
van Spaanse nationaliteit zijn minstens18 jaar oud en maximum 70 jaar oud zijn (pensioenleeftijd) licentiaat in de rechten zijn voldoen aan de in de Organieke wet op de rechterlijke macht gestelde bekwaamheidsvereisten (fysiek en psychisch bekwaam zijn, geen veroordeling of beschuldiging voor een misdrijf hebben opgelopen, niet ten volle zijn burgerlijke rechten genieten,…).
Het toegangsexamen242 wordt georganiseerd door het CGJP243 en bestaat uit twee eliminerende mondelinge proeven over op voorhand gepubliceerde juridische thema’s. Het examen is openbaar. Hoewel het systeem en het programma vrijwel gelijklopend is voor de zittende en de staande magistratuur, betreft het twee verschillende examens. De laureaten van de examens krijgen nadien een totaal verschillende opleiding om hun voor te bereiden op een loopbaan in de zittende of de staande magistratuur. In Spanje zijn de loopbanen van zittende en staande magistraten van elkaar gescheiden, en is in beginsel geen overgang tussen beiden mogelijk (zie verder). Naast de mogelijkheid om via de respectievelijke toegangsexamens toe te treden tot de staande of de zittende magistratuur, is er nog een derde mogelijkheid om magistraat te 241
Volgens Eduardo Ortega Martin, kabinetschef van de CGPJ, worden in de praktijk alle leden door het parlement aangeduid. 242 Jaarlijks bieden zich meer dan 5000 kandidaten aan voor ongeveer 250 plaatsen. De voorbereiding op het toegangsexamen neemt ongeveer een viertal jaren in beslag (na het beëindigen van de rechtenstudies), en gebeurt op privé-initiatief (geen officiële omkadering). 243 In het kader van de Organieke wet op de rechterlijke macht en zijn uitvoeringsbesluiten. De CGPJ duidt de jury aan. De voorzitter is een magistraat van het Hooggerechtshof. Verder is de jury samengesteld uit magistraten, professoren, advocaten, een griffier en een bij de CGPJ gedetacheerde magistraat. Deze laatste is de secretaris van de jury.
84
worden. Juristen die minstens zes jaar ervaring hebben in een juridisch beroep (advocaten, professoren,…) kunnen tot de opleiding tot magistraat worden toegelaten op grond van hun verdiensten of na het afleggen van een vergelijkende test. Deze test is minder uitgebreid dan het hoger vermelde toelatingsexamen. Er bestaat ook een dergelijk test voor juristen die minstens 10 jaar juridische ervaring hebben. Deze laatste categorie is vrijgesteld van het volgen van de opleiding aan de magistratenschool. II.2.11.2. Opleiding tot magistraat244 De laureaten van het vergelijken toelatingsexamen volgen een twee jaar durende basisopleiding in de escuela judicial (school voor de rechterlijke macht) in Barcelona. Deze school hangt af van de CGPJ. De opleiding omvat een theoretische opleiding van een jaar en een praktisch opleiding van een jaar als adjunct-rechter met stages binnen verschillende rechtscolleges. De theoretisch opleiding heeft de vorming van rechters-generalisten als doel, die klaar zijn om alle rechterlijke functies uit te oefenen. Hoofddoel is dat de kandidaat-rechters aan te leren hoe ze vonnissen dienen te schrijven en hun een grondige juridisch-technische kennis bij te brengen245. Tijdens hun verblijf aan de magistratenschool worden de kandidaat-rechters reeds beschouwd als staatsambtenaren in functie, en ontvangen zij een vergoeding. De kandidaat-rechters dienen met vrucht de tijdens hun opleiding georganiseerde examens af te leggen. De opleiding wordt afgerond met stages binnen verschillende rechtscolleges (burgerlijk, straf, administratief), zodat de toekomstige rechter op het einde van zijn tijd op de magistratenschool een volledige opleiding heeft gekregen die hem voldoende beroepsbekwaamheid geeft om zijn functie vanaf de eerste dag zonder problemen uit te oefenen.
II.2.11.3. Loopbaan De CGPJ is bevoegd voor alles wat de zittende magistratuur betreft: selectie, benoeming, promotie, overplaatsing, tucht246. De eigenlijke benoeming gebeurt door de Koning. Ook de magistraten van het Grondwettelijk Hof worden benoemd door de Koning. Deze benoemingen gebeuren op voordracht van de wetgevende kamers, de regering en de CGPJ. De benoeming van de magistraten van het openbaar ministerie gebeurt door de Koning247. 244
Hierna wordt uitsluitend ingegaan op de opleiding van de leden van de zittende magistratuur. Het is voor de kandidaat-rechters ook mogelijk om aan de magistratenschool een van de officiële landstalen aan te leren (faculatief). 246 De magistraten van het Grondwettelijk Hof worden benoemd door de Koning, op voordracht van de wetgevende kamers, de regering en de CGPJ. 245
85
Er zijn twee categorieën van benoemingen: deze volgens vastgestelde regels en de discretionnaire. Het merendeel van de benoemingen gebeurt louter op basis van anciënniteit. De vacante plaatsen worden eerste gepubliceerd in het staatsblad, waarna de bevoegde dienst van de CGPJ een beslissing neemt volgens een strikte op basis van anciënniteit opgestelde rangorde . Andere benoemingen gebeuren discretionnair op basis van verdiensten248. De kandidaten worden dan beoordeeld door een Kwalificatiecommissie van de CGJP. Aan de hand van een advies van deze commissie neemt de CGPJ als geheel een definitieve beslissing. In het algemeen hangt het loopbaanverloop van een magistraat samen met de anciënniteit. De magistraten kunnen wel vrijwillig hun kandidatuur stellen voor hiërarchisch hogere en leidinggevende functies (of voor gespecialiseerde functies) waarvoor de CGPJ een vergelijkend examen uitschrijft. De loopbanen van de zittende en de staande magistratuur zijn van elkaar gescheiden, en zij hebben een van elkaar verschillend statuut. Een overgang tussen beiden is niet mogelijk. De enige uitzondering zijn de beperkte examens die toelaten om over te stappen naar het “administratief contentieux”, en waaraan ook de staande magistraten kunnen deelnemen. Op die manier kunnen zij zittende magistraten worden op het gebied van het administratief contentieux.
247
Over deze manier van benoemen is op dit ogenblik jammer genoeg onvoldoende informatie beschikbaar. Het betreft hier onder meer vacante plaatsen van magistraten van het Hooggerechtshof, van voorzitters in sommige hogere rechtbanken, enz. 248
86
II.2.12. ZWEDEN II.2.12.1. Werving van magistraten De Zweedse rechtenopleiding staat open voor diegenen die slagen in een toelatingsexamen. De rechtenstudie zelf duurt 4 en een half jaar en is theoretisch gericht. Na de opleiding kan de jong afgestudeerde jurist als notarie249 in dienst bij een rechtbank. De indienstneming als notarie is de eerste fase van de opleiding die tot het ambt van rechter kan leiden. De selectie van notarier gebeurt door de Domstolsverket250, Om door de Domstolsverket te kunnen worden geselecteerd voor indienstneming als notarie dient men enkel de universitaire rechtenstudie te hebben afgrond251. De selectie gebeurt niet door middel van examens. Bij deze selectie wordt vooral aandacht besteed aan de behaalde studieresultaten. Matige studieresultaten kunnen enkel worden gecompenseerd door andere kwalificaties. Degenen die rechter willen worden solliciteren bij een rechtbank voor een tijdelijke benoeming252. De selectie is streng (amper 25 à 30% wordt toegelaten). Wanneer men wordt aangenomen wordt men voor een proefperiode van 9 maanden benoemd als fiskalaspirant253 (kandidaat-rechter in opleiding). De kandidaten die voldoen worden daarna benoemd tot fiskal254 (rechter in opleiding). Na hun benoeming volgen de fiskals een centraal georganiseerde cursus en treden een maand na hun benoeming voor een jaar in dienst bij een gewoon of administratief gerecht van eerste aanleg. Drie tot zes maanden na hun benoeming volgen zij nog een opleiding op centraal niveau. Daarna worden degenen die de rechtersopleiding volgen als adjungerad255 bij een rechtbank benoemd, waar zij opnieuw voor 9 maanden op proef zijn, en indien zij gunstig worden geëvalueerd benoemd worden tot assessor (rechter-plaatsvervanger). Na hun opleiding kunnen de assessors direct, of na enige tijd bij een gerechtshof te hebben gewerkt, solliciteren bij een gerecht van eerste aanleg, voor een functie als parketmagistraat of voor een andere juridische functie256. Assessors die na hun opleiding minimaal acht jaar werkervaring in een juridische functie hebben opgedaan, komen in aanmerking voor een vaste aanstelling als rechter.
249
De notarier assisteren de rechters voor, tijdens en na de zittingen. Zij mogen zelf kleine strafzaken waarop enkel een geldboete staat behandelen. 250 De Domstolverket is een onafhankelijk overheidsorgaan dat een centrale rol vervult bij de begroting en het beheer van de rechtbanken, en fungeert als intermediair orgaan tussen enerzijds regering en parlement en anderzijds de rechtsprekende macht. 251 Jaarlijks worden ongeveer 30 % van de jong afgestudeerde juristen notarie. 252 Zij die parketmagistraat wensen te worden gaan naar een parket. Hierover is echter geen bijkomende informatie beschikbaar. 253 De fiskalaspirants assisteren de raadsheren en schrijven ontwerpvonnissen. Zij spreken zelf geen recht. 254 De fiskals zijn bevoegd om alle zaken te behandelen. Bij zwaardere zaken leiden zij gewoonlijk de zitting niet. 255 De adjungerads spreken recht over alle niet complexe zaken. 256 als advocaat of bij de overheid.
87
Ook ervaren of gespecialiseerde juristen257 die de opleiding als notarie niet hebben doorlopen kunnen in beginsel tot rechter worden benoemd258. Om tot rechter te kunnen worden benoemd moet men bovendien: -
de Zweedse nationaliteit hebben nooit in staat van onvermogen zijn verklaard en mogen hun kinderen nooit onder toezicht zijn geplaatst
II.2.12.2. Opleiding tot magistraat259 In tegenstelling tot de notarie, is de opleiding in Zweden niet wettelijk geregeld. De Minister van Justitie geeft wel de algemene beleidslijnen aan inzake de opleiding van rechters, doch de opleiding zelf wordt volledig georganiseerd door de Domstolsverket op nationaal niveau en door gerechtshoven afzonderlijk op gedecentraliseerd niveau. Een eerste fase van de opleiding duurt twee jaar waarin de jonge juristen als notarie bij een rechtbank van eerste aanleg260 werkzaam zijn261. Er is ook een veeleer beperkte theoretische opleiding voorzien van 3 tot 7 dagen. Na deze twee jaar dienen de notarier die gunstig geëvalueerd werden te kiezen voor een functie in de zetelende of staande magistratuur. De opleiding zelf bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. De theoretische opleiding bestaat uit cursussen (schrijven van vonnissen, diverse rechtsproblemen, bijzondere onderwerpen, ethische principes van de rechtspraak262) en colleges op centraal en gedecentraliseerd niveau, waaraan de kandidaten in principe op vrijwillige basis deelnemen. De inhoud van de praktische opleiding verschilt naargelang de kandidaat notarier, fiskalaspirant, fiskal of adjungerad is263: initieel bestaan de taken voornamelijk uit het assisteren van de rechters voor, tijdens en na de zittingen en de autonome behandeling van ‘kleine’ strafzaken. Nadien komt meer en meer het schrijven van ontwerpvonnissen (zonder zelf recht te spreken) en tot slot het rechtspreken zelf aan bod.
257
Hoogleraren, advocaten, parketmagistraten, enz. Dit zou echter vrij uitzonderlijk zijn. 259 BAAS, N.J., Rekrutering en (permanente) educatie van de rechtsprekende macht in vijf landen – Een internationale verkenning, WODC, Den Haag, 2000, 103 e.v. 260 Tingsrätt. 261 De eerste twee jaar van de opleiding zijn identiek voor al de juristen die een functie bij de zetel of het parket ambiëren. 262 Zweden kent een sterke ethische traditie, zodat aan de behandeling hiervan veel aandacht wordt besteed. 263 cf. II.2.12.1 en de voetnoten 250 en 254 t.e.m. 256. 258
88
II.2.12.3. Loopbaan Zoals hoger vermeld komen de assessors die na hun opleiding minimaal acht jaar werkervaring in een juridische functie hebben opgedaan in aanmerking voor een vaste aanstelling als rechter. Hetzelfde geldt in beginsel voor ervaren of gespecialiseerde juristen die de opleiding niet hebben doorlopen264. Een van de Domstolsverket onafhankelijke benoemingscommissie, de 265 Tjänsteförslagsnämnden för Domstolsväsendet (TFN) , verricht de verdere selectie. Selectiecriteria zijn o.a.: persoonlijke kwalificaties, werkervaring en gunstig gebleken evaluaties tijdens de opleiding. De benoeming in vast verband geschiedt door de Regering, die in theorie over een weigeringsbevoegdheid beschikt, doch in de praktijk hiervan zeer zelden gebruik maakt. Het TFN moet zich bij de selectie van een kandidaat met het oog op een benoeming tot magistraat door de regering, in hoofdzaak baseren op een evaluatie van de bekwaamheid van de kandidaat, maar kan daarnaast ook andere, specifieke criteria in aanmerking nemen, zoals b.v. ervaring. Indien er voor eenzelfde vacante plaats verschillende kandidaten zijn die allen even bekwaam worden geacht, dan moeten andere elementen in aanmerking worden genomen, zoals “verdienste”. De “referenties” die worden verstrekt door de instanties waar de kandidaat vroeger in dienst was (eventueel een privé-firma) vormen een ander belangrijk evaluatie-instrument. In het kader van de uitoefening van zijn opdracht beschikt het TFN al over een aantal gegevens over de potentiële kandidaten, die indien nodig geactualiseerd worden. De voormelde referenties worden schriftelijk overgezonden, via een speciaal formulier, maar kunnen ook mondeling worden meegedeeld. Indien een kandidaat verschillende keren solliciteert voor verschillende ambten, wordt telkens van hem een specifieke evaluatie opgemaakt, waarbij de bijgewerkte gegevens worden getoetst aan de vereisten van het betrokken vacante ambt. Voor leidinggevende functies schakelt het TFN in bepaalde gevallen een privé-consultant in voor de preselectie van de kandidaten266. Het secretariaat van het TFN compileert de referenties en de “verdiensten” van de kandidaten en stuurt deze lijst aan de hiërarchische overheid van de vacante plaats (voorzitter van de rechtbank, enz.). Die heeft dan de mogelijkheid advies te geven. De leden van het TFN krijgen vóór de zitting waarop de beslissing tot aanbeveling wordt genomen de lijst van de “verdiensten” en de referenties toegestuurd, net zoals het advies van de betrokken hiërarchische overheid, en ook eventuele eerdere kandidaatstellingen van de betrokken kandidaat. Tijdens de zitting worden de aanbevelingen over het algemeen geformuleerd door de directeur-generaal van de Domstolsverket, lid van het TFN. Tegen het voorstel aan de regering staat hoger beroep open, binnen de drie weken vanaf de dag van de registratie.
264
Zie II.2.12.1. De TFN heeft als belangrijkste taak aan de Regering de kandidaten voor te stellen die in aanmerking komen voor een benoeming als rechter op een vacant verklaarde plaats. 266 Op basis van het criterium bekwaamheid tot leiding geven 265
89
DEEL III : SYNTHESE EN BESLUIT
II.3. Synthese II.3.1. Werving van magistraten II.3.1.1. Alle landen leggen een aantal formele voorwaarden op om tot de magistratuur te kunnen toetreden. Een aantal van deze voorwaarden zijn vergelijkbaar in alle behandelde landen. Om magistraat te worden wordt vrijwel algemeen een nationaliteitsvereiste267 opgelegd. Hetzelfde geldt voor de vereiste dat men houder dient te zijn van een rechtendiploma268. Vaak wordt uitdrukkelijk als bijkomende voorwaarde gesteld dat men in het bezit moet zijn van zijn burgerlijke en politieke rechten. België legt voor een van de twee toegangswegen tot de magistratuur aan alle kandidaten een uitdrukkelijke juridische evaring op als vereiste voor de deelname aan een formele ingangsproef269. Ook voor een effectieve benoeming als magistraat dienen de kandidaatmagistraten in België te voldoen aan een aantal ervaringsvereisten. Ook Frankrijk stelt in de meeste gevallen een ervaringsvereiste270. Ervaring speelt ook een rol bij de zg. rechtstreekse benoeming en het vereenvoudigd vergelijkend examen in Italië271. In Spanje kunnen juristen die minstens zes jaar ervaring hebben in een juridisch beroep op grond van hun ervaring worden toegelaten tot de opleiding tot magistraat272. In Portugal kan wie meer dan twee jaar in bezit is van het diploma van licentiaat in de rechten deelnemen aan het ingangsexamen. Kandidaten met een ervaring van minstens 3 jaar en een gunstige beoordeling als assessor in de rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep kunnen eveneens deelnemen aan het examen, en zijn vrijgesteld van het schriftelijke gedeelte. Doctors in de rechten zijn vrijgesteld van het schriftelijke en het mondelinge gedeelte dienen enkel een interview af te leggen. Sommige landen, zoals Frankrijk273, Griekenland274, Italië275 en Spanje276 leggen een uitdrukkelijke leeftijdsvereiste op voor de deelname aan de formele ingangsproef277. Om in Luxemburg of Oostenrijk magistraat te worden, dient men steeds voorafgaandelijk een specifieke opleiding te hebben doorlopen.
267
Waarbij men de nationaliteit dient te bezitten van het land waar men wordt benoemd. Uitzondering Frankrijk – zie II.2.4.1. 269 Voor de deelname aan het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage, moeten de kandidaatdeelnemers tijdens de periode van drie jaar voorafgaand aan de inschrijving voor het examen gedurende ten minste één jaar als voornaamste beroepsactiviteit hetzij een stage bij de balie, hetzij andere juridische functies hebben uitgeoefend. Vreemd genoeg geldt voor deelname aan het examen inzake beroepsbekwaamheid geen enkele ervaringsvereiste. 270 Zie II.2.4.1. 271 Zie II.2.6.1. 272 Zie II.2.11.1. 273 Die verschillend is al naargelang de toegangsweg - zie II.2.4.1. 274 Minstens 25 en hoogstens 32 jaar oud. 275 Tussen de 21 en de 40 jaar oud. 276 Minstens 18 en maximum 70 jaar oud. 277 De leeftijdsvereiste in Italië en Spanje ligt echter zo laag dat bijna iedereen die een rechtendiploma behaalt, aan de ingangsproeven lijkt te kunnen deelnemen. 268
90
II.3.1.2. De rekrutering van (kandidaat-) magistraten verloopt al dan niet via een formele ingangsproef die ofwel rechtstreeks toegang geeft tot de magistratuur, ofwel tot een specifieke opleiding tot magistraat. In een aantal landen bestaan meerdere toegangswegen tot de magistratuur (België, Frankrijk, Italië, Nederland, Spanje), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de werving van jonge juristen en de werving van ervaren juristen. In België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Nederland278, Oostenrijk en Portugal is er eenzelfde initiële selectie voor zowel de zittende als de staande magistratuur. In de Scandinavische landen en Spanje verloopt de initiële selectie voor de staande en de zittende magistratuur gescheiden. a. Rekrutering door middel van een formele ingangsproef Wie in België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Spanje magistraat wenst te worden, dient te slagen in een formele ingangsproef. De geslaagden worden toegelaten tot een specifieke initiële opleiding tot magistraat (België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal280 en Spanje281), of komen in aanmerking voor een rechtstreekse benoeming in de magistratuur (België, Frankrijk en Italië). In Luxemburg en Oostenrijk dienen de kandidaat-magistraten te slagen in een examen dat wordt afgenomen aan het eind van een specifieke opleiding. In Oostenrijk dient men bovendien een aantal testen te doorlopen om te worden toegelaten tot deze bijzonder opleiding.
b. Rekrutering zonder formele ingangsproef De Scandinavische landen282 en Duitsland kennen geen echte formele ingansproef voor de toegang tot de magistratuur. Om als magistraat te kunnen worden benoemd dienen de kandidaat-magistraten in deze landen vooraf een welbepaald parcours te hebben doorlopen. Ook in Nederland vervullen examens geen rol bij de selectie van kandidaten. De kandidaten worden onderworpen aan een psychologisch onderzoek en verschijnen voor een commissie die de eindbeslissing neemt. In Frankrijk283, Italië284 en Spanje285 bestaat eveneens de mogelijkheid om magistraat te worden zonder dat men dient te slagen in een formele ingangsproef. 278
Enkel voor de RAIO-opleiding – zie II.2.8.1. Al dient niet iedereen het volledige examen te doorlopen – zie II.2.10. 281 Al dan niet via de vereenvoudigde vergelijkende test. 282 Denemarken voorziet in de toekomst dat alle na 1 januari 2002 benoemde plaatsvervangende rechters na hun basisopleiding van drie jaren een examen dienen af te leggen om te beoordelen of de plaatsvervangende rechter geschikt is om zijn carrière bij de rechtbanken voort te zetten. 283 Men dient een onderscheid te maken tussen de mogelijkheid om zonder proef te worden toegelaten tot de bijzondere opleiding, en de mogelijkheid om (al dan niet tijdelijk) rechtstreeks zonder enige proef te worden benoemd – zie II.2.4.1. 284 Zie II.2.6.1 – Tweede manier – de rechtstreekse benoeming. 285 Toelating tot de opleiding tot magistraat op basis van ervaring in een juridisch beroep – zie II.2.11.1. 280
91
II.3.1.3. Enkel in Nederland Oostenrijk en Portugal worden de persoonlijkheidskenmerken van de kandidaat-magistraten uitdrukkelijk getest. In Oostenrijk worden de kandidaten die de Gerichtspraxis hebben doorlopen, onderworpen aan door onafhankelijke psychologen afgenomen testen om na te gaan of de kandidaat beschikt over de juiste persoonlijke en intellectuele bekwaamheden en kwaliteiten286. In Portugal wordt het wervingsexamen afgesloten met een eliminatoir interview onder leiding van een psycholoog287. In Nederland bestaat de selectieprocedure bijna uitsluitend uit een psychologisch onderzoek van de kandidaten.288 II.3.1.4. Zoveel verschillen er zijn tussen de wijze van rekrutering van de kandidaatmagistraten in de behandelde EU-landen, zoveel verschillen zijn er tussen de instanties die deze initiële selectie doorvoeren. In België gebeurt de initiële selectie van kandidaat-magistraten door de Hoge Raad voor de Justitie, in Italië door de Consiglio Superiore della Magistratura289 en in Spanje door de Consejo General del Poder Judicial. De selectie gebeurt in deze landen door een orgaan met ruimere bevoegdheden op het vlak van justitie en magistratuur dan de loutere initiële selectie van kandidaat-magistraten. Men dient echter rekening te houden met de verschillen in het takenpaket en de in ruime mate verschillende samenstelling van deze organen. België valt hierbij op door de belangrijke inbreng van niet-magistraten. In Frankrijk gebeurt de directe werving door de Commission d’avancement de la magistrature (die deel uitmaakt van de magistratuur). De selectie via de zg. concours ligt in handen van de ENM, de Franse magistratenschool. Hoewel ook Nederland, Griekenland en Portugal beschikken over opleidingsscholen voor magistraten, ligt de selectie van de kandidaatmagistraten die tot een opleiding tot magistraat zullen worden toegelaten in deze landen niet in handen van deze scholen. De selectie van de Nederlandse kandidaat-magistraten die worden toegelaten tot de zg. RAIO-opleiding gebeurt door een hiertoe specifiek samengestelde RAIO-selectiecommissie290. Het merendeel van de Nederlandse rechters wordt echter geselecteerd - via de selectieprocedure voor de zg. buitenstaanders - door de Selectiecommissie aantrekken leden van de rechterlijke macht291. In Griekenland gebeurt de initiële selectie door een door de minister van justitie aangestelde examencommissie, in Portugal een examenjury die wordt aangewezen door de Hoge Raad voor de Magistratuur, de Hoge Raad voor het Openbaar Ministerie en door de minister van justitie. De selectie via het examen dat de Luxemburgse kandidaat-magistraten aan het eind van hun gerechtelijke stage dienen af te leggen, gebeurt door een door de minister van justitie samengestelde examenjury. De Oostenrijkse kandidaat-rechters worden geselecteerd via een door rechters van het Oberlandesgericht of het Obersten Gerichtshof afgenomen test. Naast de beoordelingen en evaluaties die worden gegeven door de rechters waarbij de kandidaten hun Gerichtspraxis hebben doorlopen, worden de kandidaten onderworpen aan 286
Zie II.2.9.1. Zie II.2.10.1. 288 Zie II.2.8.1. 289 Al dan niet in samenwerking met het Ministerie van Justitie – zie II.2.6.1. 290 Zowel voor de zittende als de staande magistratuur. 291 Zie II.2.8.1. 287
92
psychologische bekwaamheidstesten. Het is de minister van justitie die op voorstel van de voorzitter van het Oberlandesgericht de geselecteerden aanduidt die worden opgenomen in de rechterlijke voorbereidingsdienst. De selectie aan het eind van de opleiding gebeurt door een specifiek hiertoe samengestelde examencommissie. In Duitsland gebeurt de eigenlijke selectie, die verschilt al naar gelang het Länder, vooral op basis van de resultaten die de kandidaten hebben behaald bij het examen voor Volljurist292. In Sommige Länder gebeurt de selectie onder de verantwoordelijkheid van de regionale minister van justitie, in andere door een daartoe bevoegde selectiecommissie waarin leden regionale parlementsleden of hun vertegenwoordigers zitting hebben, of in sommige gevallen ook leden van de rechterlijke macht of advocaten. Hoewel Denmarken geen formele ingangsproef kent, worden de kandidaat-rechters tijdens hun opleiding beoordeeld door de rechter onder wiens toezicht zij hun taken uitoefenen en door de Voorzitter van een Hooggerechtshof, zodat in de praktijk de initiële selectie door de twee voornoemde beoordelaars lijkt te gebeuren. Een enigszins vergelijkbare situatie vindt men terug in Finland, waar de kandidaat-rechters tijdens hun opleiding worden beoordeeld door de voorzitter van de Districtsrechtbank waar zij hun stage doorlopen, en waar de uiteindelijke evaluatie van de bekwaamheden van stagiair gebeurt door de algemene vergadering van het Hof van Beroep, op schriftelijk advies van de voorzitter van de Districtsrechtbank die de opleiding heeft georganiseerd. Laatstgenoemde lijkt dus een belangrijke rol te spelen bij de initiële selectie van Finse magistraten. In Zweden gebeurt een eerste selectie door de Domstolsverket. Dit onafhankelijk overheidsorgaan staat in voor de selectie van de notarier. Ook in Zweden lijken de magistraten die opleiding van de kandidaatrechters (notarier, fiskal en adjungerad)293 begeleiden een belangrijke rol te spelen bij de evaluatie van hun bekwaamheden, en aldus bij de eigenlijk initiële selectie.
II.3.2. Opleiding tot magistraat II.3.2.1 Alle behandelde landen kennen een, al dan niet specifieke, vorm van initiële opleiding van de kandidaat-magistraten. In de wijze waarop deze initiële opleidingen zijn geconcipieerd onderscheidt men twee grote tendensen: a. training on the job in een rechtbank en/of in een parket, al dan niet aangevuld met bijkomende theoretische opleidingen en stages bij andere actoren van de justitie (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk en Zweden)294. b. opleiding in een magistratenschool, al dan niet aangevuld met praktische stages in een rechtscollege en/of in een parket en bij andere actoren van de justitie (Frankrijk, Griekenland, Nederland, Portugal en Spanje).
292
Zie II.2.2.1. Zie II.2.12.1. 294 De theoretische opleidingen worden in de meeste gevallen wel centraal (al dan niet op regionaal niveau) georganiseerd. 293
93
Hoewel de initiële opleidingen in de verschillende landen duidelijk onderlinge raakpunten vertonen (b.v.: zowel praktische als theoretische opleiding), springt ook hier de grote diversiteit in het oog (duur van de opleiding, verhouding tussen praktische en theoretische opleiding, enz). Zoveel landen en rechtssystemen er zijn, zoveel verschillende vormen van initiële magistratenopleiding bestaan er, en evenveel verschillende accenten worden gelegd. Opvallend is dat België, Frankrijk, Italië en Spanje ook een mogelijkheid kennen om magistraat te worden zonder enige vorm van opleiding. Waar het in Frankrijk, Italië en Spanje slechts om een minderheid van de benoemde magistraten lijkt te gaan, betreft het in België om een niet onbelangrijk aandeel van de uiteindelijk jaarlijks benoemde magistraten295. II.3.3. Loopbaan II.3.3.1. De systemen van uiteindelijke rekrutering die leiden tot de benoeming van magistraten kunnen grosso modo in vier categorieën (of een variant ervan) worden ondergebracht296: a. de kandidaten worden gekozen en benoemd door de uitvoerende en/of de wetgevende macht b. coöptatie en benoeming door de magistratuur zelf c. aanduiding/voordracht/aanwijzing/benoeming door een onafhankelijk orgaan d. verkiezing van de rechters door een electoraal korps en benoeming door de uitvoerende en/of wetgevende macht.297 Alle in de behandelde EU-landen gehanteerde systemen zijn terug te brengen tot een variant van de onder a t.e.m. c vermelde categorieën. Men dient er zich echter voor te hoeden een te grote abstractie te maken. Immers, in bijna geen van de behandelde EU-landen lijkt een van de voormelde categorieën in zijn pure vorm voor te komen, en treft men een - vaak subtiel – samenspel aan van verdeling van beslissings- en adviesbevoegdheden tussen de verschillende bevoegde actoren. II.3.3.2. Duitse federale magistraten worden benoemd door de Bondspresident. Op federaal niveau wordt de helft van de leden van het Bundesverfassungsgericht verkozen door de Bundesrat, de andere helft door een 12-ledig selectiecomité van de Bundestag. De magistraten van een Bundesgerichthof worden gezamenlijk geselecteerd door de op federaal niveau voor het hof bevoegde minister en een selectiecommissie (bestaande uit de op het niveau van de deelstaat waar het hof is gevestigd bevoegde minister en leden van de Bundestag). Voordrachten kunnen gebeuren door de bevoegde federale minister en alle leden van het selectiecomité. Het advies van de raad voor rechterlijke benoemingen van het betrokken hof dient te worden gevraagd298. De selectie en benoeming op het niveau van de Länder verschilt 295
Houders van het getuigschrift beroepsbekwaamheid of hiermee gelijkgestelden – zie II.1.2.3. OBERTO, G., o.c., 11-12. 297 Komt niet voor binnen een van de hier behandelde landen. Deze methode wordt b.v. wel toegepast in sommige Zwitserse kantons en in de Verenigde Staten 298 Zie II.2.2.3. 296
94
van Land tot Land299. In Griekenland worden de afgestudeerden aan de magistratenschool, na een stage van twee jaar te hebben doorlopen benoemd door de President. Luxemburgse magistraten worden benoemd door de Groothertog. Voor de hogere functies is het advies van de magistratuur vereist. De Tuomarinvalintalautakunta300, de Finse Commissie voor Gerechtelijke Benoemingen maakt haar voorstel met de te benoemen kandidaat, waarbij zij rekening dient te houden met het advies van de rechtbank van de vacante plaats en van een aantal hogere magistraten, over aan de Regering. De Regering maakt het ontwerpbesluit over aan de Finse president, die de rechters benoemt301. Voor de tijdelijke benoemingen ligt de benoemingsbevoegdheid bij de President voor functies bij het de hoogste gerechtshoven, bij de rechterlijke macht voor de andere functies. De hoogste parketmagistraten worden benoemd door de President, op voordracht van de Regering. Procureurs met rechtsbevoegdheid over het hele Finse grondgebied worden benoemd door de Regering, op voordracht van de Procureur-generaal. De Districtprocureurs en de lagere procureurs worden respectievelijk benoemd door de Procureur-generaal en het hoofd van het parket van de vacante plaats302. Het Finse systeem wordt gekenmerkt door een grote invloed van de magistratuur bij de benoemingen. Het gewicht van deze invloed lijkt omgekeerd evenredig te zijn met de belangrijkheid van de vacante plaats. In Nederland benoemt de Koningin de magistraten. De magistratuur zelf speelt een belangrijke rol bij de benoeming van magistraten in Nederland. Voor de zg. buitenstaanders en de magistraten die worden benoemd via de derde manier speelt de beslissing van de bevoegde selectiecommissie een belangrijke rol.303 Voor de magistraten die de RAIO-opleiding hebben doorlopen lijkt de beoordeling door de SSR van belang. Ook bij de benoeming van Oostenrijkse rechters is een belangrijke taak weggelegd voor de magistratuur. De kandidaten voor vacante plaatsen worden immers voorgesteld door de Personalsenate van het bevoegde hof of rechtbank. Ook voor een benoeming in de staande magistratuur stelt een Personalskommission, waarvan de samenstelling varieert naar gelang de aard van de vacature, de te benoemen kandidaat voor. Hoewel het volgens de Grondwet aan de Bondspresident toekomt, is het in de praktijk de minister van Justitie die de magistraten benoemt. In Denemarken304 worden de rechters benoemd door de Koningin, op aanbeveling van de Minister van Justitie en op advies van de Dommerudnævnelsesrådet305, de Raad voor Rechterlijke benoemingen306. Het meeste belang dient te worden gehecht aan het advies van de Raad voor de Rechterlijke benoemingen. Indien de Minister van Justitie van dit advies afwijkt, dient hij hierover in het Parlement verslag uit te brengen.Ook in Zweden ligt het zwaartepunt bij een onafhankelijk orgaan. De Tjänsteförslagsnämnden för Domstolsväsendet (TFN) stelt aan de regering de kandidaten voor die in aanmerking komen voor een benoeming voor een vacante plaats binnen de Zweedse magistratuur. De benoeming in vast verband geschiedt door de Zweedse Regering.
299
In sommige Länder is de selectiecommissie zelfs uitsluitend samengesteld uit regionale parlementsleden. Zie voetnoot 141. 301 Zie II.2.3.3. 302 Zie II.2.3.3. 303 Zie II.2.8.1. 304 Enkel voor de zittende magistratuur. 305 Met uitzondering van het ambt van Voorzitter van het Hoogste Gerechtshof. 306 Zie voetnoot 87. 300
95
De Belgische magistraten worden benoemd door de Koning, op voordracht van de Hoge Raad van de Justitie307. In Frankrijk worden de magistraten benoemd door de President van de Republiek op advies van de Hoge Raad voor de Magistratuur308. De Italiaanse CSM is bevoegd voor de benoeming en het verloop van de loopbaan van Italiaanse magistraten. In Portugal zijn de Hoge Raad voor de Magistratuur en de Hoge Raad voor het Openbaar Ministerie bevoegd voor de respectievelijke benoemingen binnen de zittende of de staande magistratuur309. In Spanje gebeurt de benoeming van rechters door de CGJP, daar waar de magistraten van het openbaar ministerie worden benoemd door de Minister van Justitie310. II.3.3.3 De wijze van bevordering van magistraten in Duitsland is verschillend in de diverse Länder311, maar het overgrote deel van de Duitse magistraten kent een bij uitstek vlakke loopbaan. Ook de loopbaan van de Franse magistraten van de tweede graad kent een trapsgewijze evolutie volgens anciënniteit. Voor bevorderingen tot de eerste graad en tot hogere functies is een inschrijving door de commission d’avancement op de zg. bevorderingslijsten vereist, maar, met uitzondering van de procureurs-generaal bij de hoven van beroep312, is ook voor iedere bevorderingsbenoeming is de tussenkomst van de Hoge Raad voor de Magistratuur vereist313. Ook In de Scandinavische landen, Luxemburg, Italië, Oostenrijk, Portugal en Spanje gebeurt de bevordering door of op advies van dezelfde instantie als diegene die bevoegd is voor de voordracht of de benoeming van magistraten. In België dient voor de zg bevorderingsbenoemingen (o.m. benoeming in een hoger rechtscollege, aanwijzing als korpschef, enz.) dezelfde procedure te worden doorlopen als voor de gewone benoemingen. Voor de aanwijzing in de zg. adjunct-mandaten (o.m. ondervoorzitter, eerste substituut-procureur des Konings, enz.) dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de staande en de zittende magistratuur. In het eerste geval is de aanwijzing een louter interne aangelegenheid van het betrokken rechtscollege. Bij het parket geschiedt de benoeming door de Koning314. Ook in Nederland moet een onderscheidt worden gemaakt tussen de zetel en het openbaar ministerie. Voor de zetel beslist de voorzitter van het betreffende rechtscollege over de bevorderingen, terwijl het college van procureurs-generaal op advies van de betrokken hoofdofficier van justitie beslist over bevorderingen binnen het parket. Voor de hogere parketfuncties geldt een speciale procedure waarbij slechts één kandidaat door het college van procureurs-generaal wordt uitgenodigd om te solliciteren, waarna de minister van justitie deze kandidaat hoort en eventueel benoemt315. In Griekenland tot slot gebeuren de bevorderingen op voorstel van de Hoge Gerechtelijke Raad, met uitzondering van de bevorderingen tot de hogere functies die op voorstel van de ministerraad gebeuren316. In alle landen speelt de anciënniteit een niet onbelangrijke rol in de bevorderingen. Vaak is bevordering immers slechts mogelijk mits aan bepaalde anciënniteitvoorwaarden is voldaan. 307
Het benoemingsdossier, dat wordt samengesteld door de Federale Overheidsdienst Justitie, bevat o.m. een aantal adviezen van de magistratuur – zie II.1.2.4.2. 308 Zie II.2.4.3. 309 Zie II.2.10.3. 310 Zie II.11.2.3. 311 Voor de (bevorderings-)benoeming tot federaal magistraat – zie II.3.3.2. 312 Deze worden rechtstreeks door de ministerraad aangewezen. 313 Zie II.2.4.3. 314 Voor een uitgebreide bespreking: zie X. DE RIEMAECKER en G. LONDERS, o.c., 101-102, 104-106 en 111-112. 315 Zie II.2.8.3. 316 Zie II.2.5.3.
96
Anciënniteit blijkt zelfs vaak nog een bepalende rol te spelen bij bevordering van magistraten317 (o.m. Frankrijk, Italië, Luxemburg, Portugal en Spanje), hoewel hieraan in vele gevallen nog een discretionnair criterium als de verdienste van kandidaat aan wordt gekoppeld (Portugal, Spanje). Ook in Nederland gebeuren de meeste bevorderingen op basis van een discretionnair criterium, de zg. ervaringseis318, en in België bij de bevorderingsbenoemingen op basis van de objectief vaststelbare bekwaamheid en geschiktheid van de kandidaat319.
317
Vooral voor de lagere bevorderingen. Zie II.2.8.3. 319 Op basis van de beschikbare objectieve gegevens uit het benoemingsdossier. 318
97
II.3.2 Besluit Doordat aan de Hoge Raad voor de Justitie een bepalende rol in het benoemingsbeleid bij de magistratuur werd toegekend, is de objectivering en de depolitisering van het aanwervingsbeleid voor de Belgische magistratuur een feit. De samenstelling van de verschillende benoemingscommissies binnen de HRJ en de onafhankelijkheid van haar leden bieden op dit vlak de nodige garanties. Enkel de garantie van onafhankelijkheid volstaat echter niet. Ook de kwaliteit van de procedures, de selecties, de opleidingen en de loopbaan dienen van een constant hoogstaand niveau te zijn. Het maatschappelijk belang van de functie vereist aldus een blijvende kritische evaluatie van de wijze waarop men magistraten werft en selecteert, alsook van de opleiding en de loopbaan van de magistraten. Kan het toetsen aan de situatie buiten onze landsgrenzen nu bijdragen tot het vinden van elementen ter optimalisatie van de actuele situatie in België? Hoewel er in sommige gevallen een aantal onderlinge raakpunten zijn tussen de wijze waarop dit alles binnen de behandelde landen is geconcipieerd, moet men besluiten dat de werving, selectie initiële opleiding en de loopbaan van de magistraten binnen de EU wordt gekenmerkt door een enorme diversiteit. De diversiteit biedt echter de mogelijkheid om per land en per rechtssysteem de eventueel bruikbare elementen te distilleren. Het bovenstaande overzicht kan hierbij dienen als werkdocument voor een eerste selectie. Na een grondige analyse kan dan de haalbaarheid van een eventuele inpassing ervan in ons rechtssysteem worden onderzocht.
Geert Cleemput Auditeur
98
BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE •
DE RIEMAECKER, X. en LONDERS, G., Statuut en deontologie van de magistraat, Die Keure, Brugge, 2000, 431 p.
•
RENOUX, Th. S, Perspectives sur la justice : Les Conseils supérieurs de la magistrature en Europe, Actes de la table ronde internationale du 14 septembre 1998, La documentation française, Paris, 1999, 319 p.
•
STORME, M. en HERTECANT, L., De Magistratenschool, Symposium ter gelegenheid van 35 jaar tijdschrift voor privaatrecht, Story-Scientia, Gent, 1999, 98 p.,
•
BAAS, N.J., Rekrutering en (permanente) vorming van de rechtsprekende macht in vijf landen: een internationale verkenning, Onderzoeksnotities 2000/8, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Justitie, 2000, 197 p.
•
KLOECK, K., De Hoge Raad voor de Justitie – Een jaar ver, Panopticon 2002 / 1, p. 44 – 68
•
DUPRE, I., De Hoge Raad voor de Justitie: Het nieuwe huis van vertrouwen?, R.W., 19981999 – nr. 42 – 19 juni 1999, p. 1507 – 1527.
•
UNION INTERNATIONALE DES MAGISTRATS (ed.), Traité d’organisation judiciaire comparée, Dl. I, Bruylant, Brussel, 1999, 382 p.
•
OBERTO, G., Recrutement et formation des magistrats en Europe, Editions du Conseil de l’Europe, Straatsburg, 2003, 167.
•
De Juristenkrant, 19 december 2001, nr. 40, p. 2
•
De Juristenkrant, 21 november 2001, nr. 38, p. 2 en 3
•
Jaarverslagen 2000, 2001 en 2002 van de Hoge Raad voor de Justitie
•
Gecoördineerde Grondwet en Gerechtelijk Wetboek
•
Wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem (B.S., 2 februari 1999)
•
Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van sommige bepalingen van Deel II van het Gerechtelijk Wetboek (B.S., 2 juni 2003)
•
wet van 22 december 2003 houdende diverse bepalingen (B.S., 31 december 2003)
•
Diverse informatie overgemaakt door de Belgische diplomatieke vertegenwoordigingen, enz. uit de verschillende behandelde EU-landen
99