UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN ARBEIDS- & ORGANISATIEPSYCHOLOGIE MASTERTHESE
De werking van een eenmalige, kortdurende meditatie en de bijdrage van herstelervaringen ter bevordering van stressherstel
Door: Lesley Creutzburg; Studentnummer: 0578304 Begeleidster: Dr. M. L. M. van Hooff; 2e Beoordelaar: Prof. Dr. C. K. W. de Dreu; Datum: 11-06-2010
INHOUDSOPGAVE
Pagina 1. SAMENVATTING
3
2. INLEIDING
4 2.1
Hypothesen
3. METHODE
17 3.1
Procedure
17
3.2
Deelnemers
18
3.3
Materialen
19
4. RESULTATEN
24 4.1
Voorbereidende Analyses
24
4.2
Hypothesen
26
5. DISCUSSIE
34 5.1
Alternatieve Verklaringen
34
5.2
Sterktes en Tekortkomingen
36
5.3
Theoretische en Praktische Betekenis
38
5.4
Conclusie
39
6. LITERATUUR 7. BIJLAGEN
8
41 7.1
Audio Geleide Visualisatie
47
2
1. SAMENVATTING
Het doel van deze experimentele studie was tweeledig: Enerzijds is getracht om inzage te geven in het effect van een eenmalige, kortdurende meditatie (nl. Geleide Visualisatie) op het herstel van stress. Anderzijds is de bijdrage bekeken van de herstelervaringen relaxatie, psychisch losmaken en beheersing in de relatie tussen meditatie en stressherstel. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van een 2x2 experimentele opzet. Bij 99 deelnemers is eerst stress opgewekt door middel van een presentatie voorbereidingstaak. Na deze stressinducerende taak werd in de experimentele conditie (n= 57) een sessie geleide visualisatie gedaan en in de controleconditie (n=42) geluisterd naar een radio-interview. Herstel is geoperationaliseerd met de verschilscores (na de stresstaak en na de hersteltaak) van ervaren stress, positief affect en negatief affect. De herstelervaringen zijn gemeten met behulp van de Herstelervaring Vragenlijst (Sonnentag & Fritz, 2007). De resultaten lieten zien dat deelnemers in de meditatieconditie een sterkere afname van ervaren stress, een sterkere toename van positief affect, maar niet een sterkere afname van negatief affect ervoeren dan deelnemers in de radioconditie. Verder ervoeren deelnemers in de meditatieconditie meer relaxatie en beheersing, maar niet meer psychische losmaking dan de deelnemers uit de radioconditie. Tot slot bleken relaxatie en beheersing gedeeltelijke mediators in de relatie tussen conditie en positief affect, maar niet in de relatie tussen conditie en ervaren stress. De resultaten van deze studie dragen bij aan de kennis over kortdurende interventies ter bevordering van stressherstel.
3
2. INLEIDING
De negatieve gevolgen van stressvolle werksituaties zijn door de wetenschap veelvuldig aangetoond. Zo wijst onderzoek uit dat individuen die onder stressvolle omstandigheden werken, psychisch minder gezond zijn (Noblet, Graffam & McWilliams, 2008); ze hebben meer kans op vermoeidheid, chronische spanning, hardnekkige slaapproblemen en ziekten, waaronder burnout (Geurts & Sonnentag, 2006; Zijlstra & Sonnentag, 2006; Demerouti, Bakker & Bulters, 2004; Garst, Molenaar, & Frese, 2000; Griffin, Hogan, Lambert, TuckerGail & Baker, 2010). Een hoge mate van werkstress blijkt bovendien voorspellend te zijn voor de intentie om het bedrijf te verlaten (Duraisingam, Pidd & Roche, 2009). Stress kan dus ernstige consequenties hebben en de kans is groot dat wanneer een individu kampt met stress het uiteindelijk ook de organisatie zal schaden. Wanneer men de negatieve gevolgen van stress op individueel niveau wil voorkomen ligt de essentie bij een goed stressherstel, een aanname die wordt ondersteund door het Inspanning – Herstel Model (Meijman & Mulder, 1998). Het model, dat een beschrijving geeft hoe stressvolle werksituaties tot chronische klachten leiden, stelt dat inspanning voor het werk tot belasting van de functionele systemen leidt, wat zich uit in negatieve reacties zoals spanning en vermoeidheid. Met de functionele systemen wordt bedoeld het psychologische (vermogen om om te kunnen gaan met huidige of nieuwe eisen) en fysiologische stelsel (het arousal niveau, als aangetoond door de mate van adrenaline en hartslag; Craig & Cooper, 1992). Hoewel de negatieve reacties, die op belasting van de functionele systemen volgen, gewoonlijk omkeerbaar zijn, kunnen de functionele systemen bij onvoldoende herstel van de inspanning niet stabiliseren tot hun baseline niveau (Geurts & Sonnentag, 2006). De basisaanname is dat werknemers zich in dat laatste geval extra zullen inspannen om hun suboptimale toestand te compenseren, waardoor er een nog grotere herstelbehoefte ontstaat. 4
Op den duur zal dit cumulatieve proces leiden tot chronische gezondheidsproblemen (Geurts & Sonnentag, 2006; Moreno-Jimenéz, Mayo, Sanz-Vergek, Geurts, Rodríguez-Munoz & Garrosa, 2009). Het is daarom van belang te bekijken wat herstel kan bevorderen, zodat dit cumulatieve proces niet zal plaatsvinden. Uit onderzoek is gebleken dat bepaalde activiteiten herstel kunnen bevorderen (Sonnentag, 2001; Rook & Zijlstra, 2006; Winwood, Bakker & Winefield, 2007). Eén van die activiteiten is meditatie. Van een uiteenlopend scala meditatietechnieken en combinaties van meditatie en relaxatietechnieken is de herstellende invloed bewezen op verschillende indicatoren van een slecht welzijn, zoals stress, pijn, depressie en angst (bv. Grossman, Schmidt, Niemann, & Walach, 2004; Kimbrough, Magyari, Langenberg, Chesney, & Berman, 2010; Patel, Marmot, Terry, Carruthers, Hunt, & Patel, 1985). Het overgrote deel van dit bewijs komt uit de klinische sector, waar op meditatie gebaseerde interventies recentelijk dan ook steeds vaker naast de klassieke medische of psychologische behandeling worden geïmplementeerd. Het onderzoek in non-klinische settings is vooral gericht de bijdrage te onderzoeken van meditatie in de omgang met werkstress, en dit met positieve resultaten. Zo blijkt dat verschillende op meditatie gebaseerde interventies (zoals Mindfullness Based Stress Reduction en een gestandaardiseerd meditatieprogramma) de mate van stress bij werknemers in de zorg en in het onderwijs verlagen (Anderson, Levinson, Barker, & Kiewra, 1999; Rosenzweig, Reibel, Greeson, Brainard, & Hojat, 2003; Shapiro, Schwartz & Bonner, 1998). Hoewel niet veelvuldig ondersteund lijkt ook dat simpelere vormen van meditatie stresssymptomen kunnen verlagen (Carrington et al., 1980). Kortom, er is tamelijk veel ondersteunend onderzoek voor de herstelbevorderende werking van meditatie. Het onderzoek naar herstel en meditatie kan echter op drie manieren worden uitgebreid. Ten eerste, zouden experimentele studies, die causale relaties tussen een activiteit en herstel aan kunnen tonen, een toevoeging brengen aan het onderzoek naar herstelbevorderende 5
activiteiten. Het huidige onderzoek in dit gebied heeft zich namelijk vooral beperkt tot veldstudies en studies met betrekking tot werkomstandigheden (bv. Rook & Zijlstra, 2006; Sonnentag, 2001; Sonnentag & Bayer, 2005; Sonnentag, Binnewies & Mozja, 2008). Verder kan ook het onderzoek naar meditatie uitgebreid worden. Het onderzoek naar meditatie betreft tot heden voornamelijk gecombineerde meditatie-interventies (bijvoorbeeld meditatie gecombineerd met muziek of met andere ontspanningsoefeningen) (Anderson, Levinson, Barker, & Kiewra, 1999; Rosenzweig, Reibel, Greeson, Brainard, & Hojat, 2003; Shapiro, Schwartz & Bonner, 1998), waardoor de bijdrage van meditatie moeilijk te onderscheiden is. Een onderzoek waarbij slechts één simpele vorm van meditatie wordt toegepast zou daarom een toevoeging brengen. Verder kan het meditatieonderzoek worden uitgebreid door eenmalige, kortdurende interventies te onderzoeken. Tot heden is er alleen gekeken is naar herhaaldelijke, langdurige meditatie-interventies (Anderson, Levinson, Barker, & Kiewra, 1999; Rosenzweig, Reibel, Greeson, Brainard, & Hojat, 2003; Shapiro, Schwartz & Bonner, 1998). Binnen stressmanagement zouden juist eenmalige, kortdurende interventies interessant zijn, omdat deze kostenefficiënter zijn vanwege de lagere kosten van inactief personeel. Een experimenteel onderzoek dat de bijdrage van een kortdurende, simpele vorm van meditatie in stressherstel bekijkt zou daarom een toegevoegde waarde hebben binnen de wetenschap en voor de praktijk. Mocht een kortdurende interventie positieve effecten hebben, dan zou meditatie om verschillende redenen een praktische oplossing binnen stressmanagement kunnen zijn. Zo kunnen de implementatiekosten in een dergelijke interventie zeer laag gehouden worden, aangezien er voor meditatie slechts een lege ruimte en wat stoelen of kussens nodig zijn. Daarnaast heeft de activiteit als voordeel dat er geen basisconditie voor nodig is en dat het gemakkelijk te leren is (Bellarosa & Chen,1997). Dat meditatie gemakkelijk te leren is is een basisvoorwaarde voor de toepassing van een 6
eenmalige, kortdurende interventie. Een meditatievorm die op basis van dit criterium vooral geschikt zou zijn als interventie is geleide visualisatie. Geleide visualisatie is een meditatietechniek waarbij het inbeeldingsvermogen gebruikt wordt om beelden te creëren waarmee men in ontspanning kan geraken (Hart, 2000). Een kenmerkend onderdeel van deze techniek is het zich inbeelden van een aangename rustige plek en mede hierdoor in ontspanning te geraken (Roffe, Schmidt, & Ernst, 2005). Zoals in meditatie moedigt geleide visualisatie de individuen aan om hun geest leeg te maken van verstorende gedachten, hun dagelijkse zorgen los te laten en zich te laten meenemen in de sessie (Post-White, 1998). Geleide visualisatie onderscheidt zich dus van andere vormen van meditatie door de visualisatie, en met name de visualisatie zou de vorm toegankelijker maken voor mensen die onbekend zijn met meditatie. Het inbeelden van een prettige situatie is namelijk iets dat vrijwel iedereen snel kan en ook fijn vindt. Dit in tegenstelling tot volgen van de ademhaling of een mantra, wat in de meeste andere meditatievormen wordt gebruikt. Het volgen van de ademhaling of een mantra (zonder aan andere dingen te denken) is voor veel beginners niet alleen moeilijk, maar ook minder prettig. Een extra voordeel van geleide visualisatie is dat deelnemers vrij veel begeleiding krijgen, wat het gemakkelijker maakt voor beginners om er met de gedachten bij te blijven. De toegankelijkheid van geleide visualisatie maakt de techniek behalve een zeer geschikte meditatie-interventie ook heel geschikt om in te zetten voor meditatie-onderzoek. Het doel van het huidige onderzoek is om met behulp van een experimentele opzet inzage te geven in het effect van een eenmalige, kortdurende geleide visualisatie op het herstel van stress. Daarnaast wordt getracht de bijdrage van onderliggende mechanismen (namelijk de zogenaamde herstelervaringen, die later in dit hoofdstuk besproken zullen worden) in de relatie tussen geleide visualisatie en herstel vast te stellen. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zal gebruik worden gemaakt van een 2x2 experimenteel design. 7
Deelnemers zullen worden verdeeld over twee condities. Bij alle deelnemers zal allereerst stress opgewekt worden door middel van een presentatie voorbereidingstaak. Na deze stressindicerende taak zullen de zogenaamde hersteltaken gedaan worden. Dit betekent dat deelnemers in de experimentele conditie zullen deelnemen aan een sessie geleide visualisatie en dat deelnemers in de controleconditie zullen luisteren naar een radio-interview. Herstel zal in dit onderzoek geoperationaliseerd worden met de maten „ervaren stress‟, „positief affect‟ en „negatief affect‟. Deze maten zijn gekozen, omdat een tekort aan herstel resulteert in negatief affect en stress, en een adequaat herstel zorgt voor positief affect (Sonnentag, Binnewies, & Mozja, 2008). In de onderstaande sectie worden de bij deze opzet behorende hypothesen beschreven.
2.1 Hypothesen
Herstel door geleide visualisatie
Herstel is het proces van het aanvullen van de geslonken bronnen of het herbalanceren van suboptimale systemen (Meijman & Mulder, 1998; Hobfoll, 1998). Het meeste herstel vindt plaats tijdens werkpauzes, vrije avonden, weekenden en vakanties (Sonnentag, 2001) wanneer men niet langer aan de werkeisen hoeft te voldoen en de tijd heeft om nieuwe bronnen op te bouwen. Meditatie draagt bij een herstel door verandering te brengen in de cognitieve eisen die tijdens het werk belangrijk waren, en door energieën aan te vullen. In het huidige experiment zullen er tijdens de hersteltaken andere cognitieve eisen aan de deelnemers gesteld worden dan tijdens de voorafgaande stresstaak. Er wordt verwacht dat men tijdens de stresstaak vooral beslag zal doen op denkprocessen en het geheugen, terwijl men tijdens de hersteltaak vooral het luister- en verbeeldingsvermogen zou gebruiken. Verder 8
zijn de eisen die tijdens de hersteltaak aan de deelnemers gesteld worden vele malen kleiner dan de eisen die tijdens de stresstaak worden gesteld. Daarom zullen de deelnemers naar verwachting in zowel de meditatieconditie als in de radioconditie herstellen. Wel wordt verwacht dat deelnemers in de meditatieconditie meer herstellen dan de deelnemers in de radioconditie, omdat men tijdens geleide visualisatie actief ontspant. Het actief ontspannen (onder andere door het stabiliseren van de ademhaling en het wegnemen van de spierspanning; zie Bijlage 7.1) zou moeten leiden tot een snellere terugkeer van de functionele systemen tot hun baseline niveau. Verschillende onderzoeken bieden ondersteuning aan deze gedachtegang. Zo is bewezen dat geleide visualisatie tot een vermindering van angst en stress kan leiden (Apóstolo & Kolcaba, 2009; Hudetz, Hudetz & Reddy, 2004) wat duidt op een terugkeer van de functionele systemen tot hun baseline niveau. Geleide visualisatie in combinatie met muziek blijkt bovendien te kunnen leiden tot een verlaging van de cortisol niveaus, een fysiologische indicator van stress (McKinney, Antoni, Kumar, Tims & McCabe, 1997).Verder wijst onderzoek van Roffe, Smith & Ernst (2005) uit dat de geleide visualisatie voor minder verstoringen in stemming en meer comfort bij ziektepatiënten zorgt. Aangezien comfort en een stabiele, neutrale stemming gezien kunnen worden als toestanden die samengaan met een situatie waarin weinig eisen aan de functionele systemen wordt gesteld, geeft ook dit onderzoek ondersteuning aan de verwachting dat geleide visualisatie tot herstel leidt. Herstel zal geoperationaliseerd worden door de verschilscores op de drie herstelindicatoren tussen het moment na de stresstaak en het moment na de hersteltaak, waarbij grotere verschilscores voor meer herstel staan. Er wordt verwacht dat de verschilscores van ervaren stress, negatief affect en positief affect groter zijn van deelnemers uit de meditatieconditie dan van de deelnemers uit de radioconditie. Deze verwachting wordt weergegeven in de volgende hypothese: 9
Hypothese 1: Het deelnemen aan een sessie geleide visualisatie leidt tot een hogere mate van herstel van een stresstaak dan het luisteren naar een radiofragment.
Herstelervaringen
Bij een bevestiging van hypothese 1 is het interessant te bekijken welke mechanismen bijdragen aan het herstel van stress door geleide visualisatie. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het niet alleen de activiteit op zich is waardoor men herstelt, maar ook de ervaring van de activiteit (Sonnentag & Fritz, 2006; Tucker Dahlgren, Akerstedt & Waterhouse, 2007). Sonnentag en Fritz (2006) gebruikten de term herstelervaringen om attributen te karakteriseren die samengaan met activiteiten buiten het werk die bijdragen aan herstel. De onderzoekers onderscheidden vier herstelervaringen die tijdens een activiteit plaats kunnen vinden, namelijk relaxatie (gekarakteriseerd door een lage mate van activiteit en verhoogd positief affect), psychisch losmaken (een individu‟s gevoel weg te zijn van het werk), beheersing (uitdagende ervaringen en leermogelijkheden in domeinen buiten het werk) en controle (de mate waarin een individu kan bepalen welke activiteiten hij of zij wil doen in zijn of haar vrije tijd, en wanneer en hoe hij of zij dit wil doen) (Stone, Kennedy-Moore & Neale, 1995; Etzion, Eden & Lapidot, 1998; Sonnentag & Fritz, 2007). Op basis van deze herstelervaringen werd de Herstelervaring Vragenlijst samengesteld (Sonnentag & Fritz, 2007). De Instandhouding van Hulpbronnen theorie (Hobfoll, 1989, 2001) en het Inspanning Herstel Model (Meijman & Mulder, 1998) kunnen verklaren hoe herstelervaringen bijdragen aan herstel. Op basis van het Inspanning - Herstel Model kan gesteld worden dat de herstelervaringen relaxatie en psychisch losmaken voor herstel zorgen doordat er tijdens relaxatie en psychisch losmaken minder eisen aan de eerder belaste functionele systemen 10
gesteld worden. De Instandhouding van Hulpbronnen theorie geeft een verklaring voor de herstelbevorderende werking van de overige twee herstelervaringen beheersing en controle. De theorie stelt dat elk individu bepaalde hulpbronnen bezit. Dit kunnen objecten, persoonlijke karakteristieken, condities of energieën zijn die gewaardeerd worden door het individu of dienen als manier om deze objecten, persoonlijke karakteristieken, condities of energieën te verkrijgen. Bij een afname van deze hulpbronnen of bij een dreiging van een dergelijke afname ontstaat stress. Beheersing en controle zouden voor herstel zorgen door de opbouw van interne bronnen zoals vaardigheden, competenties en zelfvertrouwen. Samenvattend kunnen de herstelervaringen relaxatie en losmaking bijdragen aan herstel door het aanvullen van de hulpbronnen (Westman & Eden, 1997) en de herstelervaringen beheersing en controle door het kalmeren van de functionele systemen, waardoor stress voorkomen of verholpen wordt. In het huidige experimentele onderzoek zal de herstelervaring controle niet onderzocht kunnen worden, omdat de controle grotendeels bij de onderzoeker ligt. De deelnemers hebben zelf minimale controle over de soort herstelactiviteit die zij willen doen, wanneer en hoe zij dit willen doen. Het doel van dit onderzoek is om te kijken naar het effect van de herstelervaringen relaxatie, psychisch losmaken en beheersing op herstel. In de onderstaande sectie volgen de hypothesen met betrekking tot de herstelervaringen relaxatie, psychisch losmaken en beheersing.
Relaxatie
Relaxatie wordt gekarakteriseerd door een lage mate van sympathische activiteit en een verhoogd positief affect (Stone, Kennedy-Moore & Neale, 1995). Tijdens relaxatie worden de functionele systemen tot een lager niveau gebracht en zodoende zorgt dit voor herstel. 11
Relaxatie kan resulteren uit bewust gekozen activiteiten om lichaam en geest te doen ontspannen, zoals meditatie (Grossman, Niemann, Schmidt, & Walach, 2004). In dit onderzoek wordt verwacht dat de deelnemers in zowel de meditatieconditie als de radioconditie relaxatie zullen ervaren tijdens de hersteltaak. Deze veronderstelling is erop gebaseerd dat er tijdens de hersteltaak minder eisen aan de deelnemers gesteld worden dan tijdens de stresstaak, wat automatisch zou moeten zorgen voor een lagere mate van sympathische activiteit. Wel wordt verwacht dat deelnemers uit de meditatieconditie een hogere mate van relaxatie ervaren dan deelnemers uit de radioconditie. Deze verwachting is erop gebaseerd dat geleide visualisatie veel ontspannende elementen bevat (zie Bijlage 7.1). De veronderstelling dat geleide visualisatie zou kunnen leiden tot relaxatie wordt bevestigd door onderzoek van Walker, Walker, Ogston, Heys, Ah-See, Miller, Hutcheon, Sarkan, & Eremin (1999) die vonden dat kankerpatiënten die aan geleide visualisatie deden meer ontspannen waren en gemakkelijker in de omgang. Verder blijkt geleide visualisatie te zorgen voor een verbetering in de stemming (McKinney, Antoni, Kumar, Tims & McCabe, 1997) een kenmerk van relaxatie. Vermoed wordt dus dat het geleide visualisatie tot meer relaxatie leidt dan het luisteren van een radio-interview, wat wordt weergegeven in de volgende hypothese:
Hypothese 2.1: Door het deelnemen aan een sessie geleide visualisatie ervaren deelnemers meer relaxatie dan door het luisteren naar een radiofragment.
Psychisch losmaken
Psychisch losmaken duidt op een individu’s gevoel weg te zijn van een belastende situatie, zoals het werk (Etzion, Eden & Lapidot, 1998). In plaats van te duiden op het fysiek verlaten van de situatie betekent het vooral het stoppen met denken over zaken die de situatie 12
betreffen. Zo zou men in het geval van succesvol afstand nemen van het werk na werktijd niet meer denken aan werkgerelateerde onderwerpen. Wanneer individuen niet goed afstand kunnen nemen van een belastende situatie en blijven denken aan de stressor betekent dit dat er non-stop gebruik gemaakt wordt van de functionele systemen (Sonnentag & Fritz, 2007) en is volledig herstel onwaarschijnlijk. De bijdrage van psychisch losmaken aan herstelproces is dus door de functionele systemen toe te staan weer tot hun baseline niveau terug te keren. In het huidige onderzoek zal psychisch losmaken tijdens de hersteltaak betekenen dat men niet meer aan zaken gerelateerd aan de stresstaak denkt. Verwacht wordt dat de deelnemers in beide condities psychisch losmaken zullen ervaren, omdat de gedachten van de deelnemers deels bezet zijn door de hersteltaak. Echter, naar verwachting zullen deelnemers uit de meditatieconditie tijdens de hersteltaak meer psychisch losmaken ervaren dan deelnemers uit de radioconditie om de volgende redenen. Ten eerste zou het luisteren naar geleide visualisatie tot minder piekeren moeten leiden. Piekeren kan gezien worden als een extreme vorm van het onvermogen afstand te nemen van een stressvolle situatie (Sonnetag & Bayer, 2005). Verwacht wordt dat men tijdens de geleide visualisatie minder piekert, omdat de visualisatie de deelnemers aanmoedigt om mee te gaan in de visualisatie en de geest te legen van verstorende gedachten (Post-White, 1998; Bijlage 7.1) dit in tegenstelling tot in de radioconditie. Dit zou ervoor moeten zorgen dat men in de meditatieconditie de aandacht beter bij de taak houdt en minder aan de stresstaak denkt dan in de radioconditie. Verder zou geleide visualisatie tot meer psychisch losmaken leiden, omdat de aangename visualisatie fijne afleiding biedt van de stresstaak. Deze aanname is gebaseerd op onderzoek van Boden en Baumeister (1997) die uitwees dat sommige mensen zichzelf proberen af te leiden van negatieve, ongewilde gedachten door middel van fijne gedachten. Naar verwachting zullen deelnemers in beide condities niet meer willen denken aan de stresstaak en zich daarom proberen af te leiden met aangename gedachten. Echter, wordt verwacht dat dit de deelnemers 13
uit de meditatieconditie beter lukt dat de deelnemers uit de radioconditie, omdat de visualisatie al fijne gedachten biedt, terwijl het radio-interview neutrale gedachten biedt. Het radio-interview zou daarom zelfs kunnen interfereren met eventuele fijne gedachten die de deelnemers zich proberen voor te stellen. Verwacht wordt dus dat deelnemers uit de meditatieconditie meer psychisch losmaken ervaren dan deelnemers uit de radioconditie, omdat men minder piekert en gemakkelijk fijne afleiding kan vinden in de aangename visualisatie. Het bovenstaande leidt tot de volgende hypothese:
Hypothese 2.2: Door deel te nemen aan een sessie geleide visualisatie ervaren deelnemers meer psychisch losmaken dan door het luisteren naar een radiofragment.
Beheersing
Beheersing ervaringen duiden op activiteiten die een individu afleiden van een stressvolle situatie door uitdagende ervaringen en leermogelijkheden te bieden in andere domeinen (Sonnentag & Fritz, 2007). Hoewel beheersing ervaringen extra eisen stellen aan het individu wordt verondersteld dat het bijdraagt aan herstel, omdat het nieuwe bronnen kan creëren, zoals een gevoel van zelfvertrouwen (Bandura, 1997) en nieuwe vaardigheden (Hobfoll, 1989). Geleide visualisatie (GV) is geen bekende techniek en zal dus voor de meeste mensen een nieuwe leermogelijkheid bieden. Daarom wordt verwacht dat vooral de deelnemers uit de meditatieconditie beheersing zullen ervaren. Deelnemers uit de radioconditie zullen wellicht voor het eerst iets inhoudelijk horen over meditatie, maar dit zal voor hen vermoedelijk niet als een nieuwe leermogelijkheid worden ervaren, omdat ze er zelf niet mee aan de slag kunnen. Verwacht wordt dus dat deelnemers uit de meditatieconditie meer beheersing ervaren dan deelnemers uit de radioconditie, omdat ze de voor hun nieuwe techniek (GV) ook daadwerkelijk uitvoeren. Deze redenering leidt tot de volgende hypothese: 14
Hypothese 2.3: Door deel te nemen aan een sessie geleide visualisatie ondervinden deelnemers meer beheersing dan door het luisteren naar een radiofragment.
Gedeeltelijke mediatie
Als laatste hypothese wordt een gedeeltelijke mediatie verwacht van de herstelervaringen in de relatie tussen geleide visualisatie en herstel. Verondersteld wordt dus dat het herstel dat plaatsvindt door geleide visualisatie gedeeltelijk verklaard wordt door de herstelervaringen. Om van een gedeeltelijke mediatie te spreken moet aan vier aannames zijn voldaan (Baron & Kenny, 1986). Met oog op dit onderzoek zijn deze als volgt: 1. Conditie is gerelateerd aan herstel 2. Conditie is gerelateerd aan herstelervaringen 3. Herstelervaringen zijn gerelateerd aan herstel 4. De relatie tussen conditie en herstel wordt kleiner als gecontroleerd wordt voor stappen 2 en 3. Aannames 1 en 2 zullen worden onderzocht door middel van respectievelijk hypothese 1 en 2. Aanname 3 lijkt ondersteuning te vinden door onderzoek dat heeft aangetoond dat herstelervaringen positief bijdragen aan verschillende welzijnindicatoren (Kinnunen, Mauno & Siltaloppi, 2010; Sonnentag & Fritz, 2007). Echter, om zeker te zijn van het effect van herstelervaringen op herstel zal deze aanname in dit onderzoek empirisch getest worden. Naar verwachting zullen herstelervaringen positief samenhangen met de herstelindicatoren. Dat betekent dat verwacht wordt dat hoe hoger de score op de herstelervaringen is, hoe groter de mate van positief affect en hoe kleiner de mate van negatief affect en ervaren stress na de hersteltaak. Verder zal ook aanname 4 getest worden in dit onderzoek. Verwacht wordt dat wanneer gecontroleerd wordt op herstelervaringen de relatie tussen conditie en de 15
herstelindicatoren zal afzwakken. Dit leidt tot de volgende hypothese:
Hypothese 3: Het effect van conditie op herstel wordt gedeeltelijk gemedieerd door herstelervaringen.
Figuren 1.1 en 1.2 geven een weergave van de drie hypothesen. Figuur 1.1. Effect van conditie op herstel (het totale effect)
Herstel
Conditie Geleide Visualisatie Radio-Interview
-/+/-
Ervaren Stress Positief Affect Negatief Affect
Hypothese 1
Figuur 1.2. Effect van conditie op herstel via herstelervaringen (het directe en indirecte effect)
Herstelervaringen Relaxatie Hypothese 2 +
Psychisch Losmaken Beheersing -/+/-
(Indirect Effect)
(Indirect Effect)
Herstel
Conditie Geleide Visualisatie Radio-Interview
-/+/(Direct Effect)
Ervaren Stress Positief Affect Negatief Affect
Hypothese 3
16
3. METHODE 3.1 Procedure
De hypothesen in dit onderzoek werden getest met behulp van de onderstaande procedure. De participant werd van te voren schriftelijk geïnformeerd over het onderzoek middels een „informend consent‟ en gaf geïnformeerde toezegging voor de deelname. De participant zat vervolgens alleen in de onderzoeksruimte en vulde op de computer een vragenlijst met betrekking tot demografische gegevens en zijn of haar subjectief welbevinden in. Na afronding van de vragenlijsten werd de deelnemer verteld dat hij/zij precies 3 minuten de tijd krijgt om een presentatie van 5 minuten voor te bereiden over “Wat ik wel en niet leuk vind aan mijn lichaam en fysieke verschijning” (Sher, Bartholow, Erickson, Peuser, & Wood, 2007). Er werd verteld dat de presentatie gepresenteerd moest worden aan experts om geëvalueerd te worden (Sher et al., 2007). Tijdens het voorbereiden van deze presentatie was op het computerscherm te zien hoe de tijd aftelde van 180 tot 0. Na de 3 minuten werd verteld dat er 50% kans was dat de computer hen uitkoos een prestatie te geven. Als de deelnemer uitgekozen zou worden moest hij of zij in de aangrenzende kamer zijn/haar presentatie beginnen (Fredrickson, 2000). Nadat de tijd van het voorbereiden van de presentatie verstreken was beantwoorde de onderzoeksparticipant een aantal korte vragen over zijn/haar stemming via de computer. In werkelijkheid hoefde geen van de deelnemers zijn/haar presentatie daadwerkelijk te geven, en werd iedereen aselect aan één van de volgende vier condities toegewezen: De helft van de deelnemers kreeg de keuze of hij/zij in de periode tot het uitvoeren van de volgende taken rustig wilde luisteren naar een interview over meditatie (conditie 1) of mee wilde doen aan een meditatiesessie (conditie 2). De andere helft van de proefpersonen werd willekeurig toegewezen aan de meditatie (GV) (conditie 3) of het radio-
17
interview (conditie 4)1. De onderzoeksdeelnemer deed dan vervolgens 15 minuten de door hem of haar gekozen, of de aan hem of haar toegewezen taak. In alle condities luisterden onderzoeksparticipanten naar de instructies of het interview via een koptelefoon. De instructies in de meditatieconditie waren van tevoren door een professionele meditatietrainer ingesproken. In de radioconditie beluisterden deelnemers een radio-interview waarin dezelfde meditatietrainer geïnterviewd wordt over meditatie. Na afloop van het kwartier radiointerview of meditatie vulden alle onderzoeksparticipanten een korte vragenlijst in omtrent hun ervaren stressniveau, positief affect, negatief affect, en herstelervaringen. Tot slot werd ook nog naar hun ervaring van de presentatietaak, en van het radio-interview of de geleide visualisatie gevraagd.
3.2 Deelnemers
De totale groep onderzoeksparticipanten bestond oorspronkelijk uit 100 personen, waarvan 31 mannen en 69 vrouwen. Echter bleek bij een exploratie van de data dat er één deelnemer een score van 0 had na de stresstaak. Dit is waarschijnlijk toe te wijzen aan een technisch mankement van het instrument tijdens het invullen van de vraag. Aangezien het een vereiste is dat men enige mate van stress ervaart om te kunnen herstellen is deze deelnemer uit de steekproef verwijderd. De overgebleven groep bestond uit 99 participanten, waarvan 30 mannen en 69 vrouwen. De deelnemers waren tussen de 18 en 62 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 22.0 jaar. Men was geworven door middel van posters en flyers, verspreid in de faculteit Maatschappij- en Gedragwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA).
1
Dit onderzoek is deel van een groter experiment, waarin de invloed van keuze op herstel is onderzocht. In het huidige onderzoek is niet gedifferentieerd tussen de keuze- en toegewezen condities; condities 1 en 3 zijn dus de meditatieconditie en condities 2 en 4 zijn de radioconditie.
18
Daarnaast kon men zich inschrijven via een programma van de faculteit voor alle experimenten die op dat moment draaiden. Met de deelname aan het experiment kon men 7 euro of 1 proefpersoonpunt verdienen. Het proefpersoonpuntensysteem is een verplicht onderdeel van het eerste jaar van de studie psychologie aan de UvA. Voor het afsluiten van het eerste jaar zijn studenten verplicht om 25 proefpersoonpunten te halen. Met behulp van dit systeem wordt een bijdrage geleverd aan de onderzoeksmogelijkheden van ouderejaars studenten en wetenschappelijk personeel, en aan het efficiënt verzamelen van grote hoeveelheden gegevens.
3.3 Materialen
Audio
Meditatie. Onderzoeksparticipanten in de meditatieconditie kregen een audiofragment van 15 minuten te horen met begeleidende instructies die van te voren door een professionele meditatietrainer zijn ingesproken. De instructies zijn gebaseerd op de meditatietechniek geleide visualisatie. Het volledig uitgeschreven audiofragment is na te lezen in Bijlage 7.1.
Radio-interview. Deelnemers in de radioconditie beluisterden een audiofragment van 15 minuten waarop de meditatietrainer die ook het GV fragment heeft ingesproken samen met een vrouw geïnterviewd werd over meditatie tijdens werk.
Vragenlijsten
Herstelervaringen. Met behulp van een aangepaste versie van de Herstelervaring 19
Vragenlijst (Sonnentag & Fritz, 2007; Geurts, De Bloom, Kompier, & Sonnentag, 2009) zijn drie herstelervaringen – relaxatie, psychisch losmaken en beheersing– gemeten. De meting vond plaats na de hersteltaak, dus na de meditatie of het radio-interview. De aanpassingen op de originele vragenlijst hadden betrekking tot het aantal items en de formulering van de items. Het aantal items in het huidige onderzoek gereduceerd van zestien tot elf items, omdat het voor vijf items (vier items betreffende de herstelervaring controle en één item betreffende relaxatie) onmogelijk was om deze toe te passen in de experimentele context. Verder werd er in de originele vragenlijst gevraagd naar de toestand van de deelnemer met betrekking tot de vrije tijd na een dag werken. In het huidige experiment is er gevraagd naar de gesteldheid van de deelnemer tijdens de meditatie of het radio-interview, waarbij de deelnemer zonodig zijn of haar gesteldheid na de presentatietaak als vergelijkingspunt nam. De relaxatie-schaal bevatte items als “Tijdens de meditatie/rustperiode ontspande ik me” en “Tijdens de meditatie/rustperiode gebruikte ik de tijd om te relaxen”. Voorbeelditems van de psychische losmakingschaal waren “Tijdens de meditatie/rustperiode dacht ik aan de presentatietaak” ® en “Tijdens de meditatie/rustperiode kwam ik los van de eisen van de presentatietaak”. De beheersing-schaal bevatte items als “Tijdens de meditatie/rustperiode leerde ik nieuwe dingen” en “Tijdens de meditatie/rustperiode deed ik iets dat mijn horizon verbreedde”. Er waren in totaal drie vragen voor de relaxatieschaal, vier vragen voor de psychische losmakingschaal en vier vragen voor de beheersing-schaal. Items moesten worden beantwoord op een 5 punts Likert schaal variërend van 1 (helemaal niet mee eens) tot 5 (helemaal mee eens). De minimumscore op de relaxatie-, losmakings- en de beheersingschaal was 1 en de maximumscore 5. Cronbach‟s α was .89 voor de relaxatieschaal, .87 voor de psychische losmakingschaal en .75 voor de beheersingschaal.
Ervaren Stress. De Subjective Units of Distress (SUD) scale (bv. Forsyt, Eifert & 20
Thompson, 1996) werd gebruikt om de stresservaring van de deelnemers te meten. De Engelstalige SUD schaal werd allereerst vertaald en omdat de SUD schaal slechts uit één item bestaat werden er test-items samengesteld om de schaal te testen op de validiteit. Deze items waren respectievelijk: 'Geef jouw stresservaring weer op een normale dag thuis', 'geef jouw stresservaring weer op een normale dag op het werk/ leren op de universiteit', geef jouw stresservaring weer worstelend voor een deadline'. Men beantwoordde de items door met de muis te klikken op een lijn van 100 millimeter, waarbij 0 staat voor „volledig kalm‟ en 100 voor „het meest gestrest dat ik ooit ben geweest‟. De minimumscore was 0 en de maximumscore 100. Wanneer uit de analyse blijkt dat deelnemers op het eerstgenoemde item de laagste SUD-score hebben behaald, op het laatstgenoemde item de hoogste SUD-score en men op het middelste item een score daartussenin heeft behaald kan worden aangenomen dat de SUD schaal een goede weergave geeft van de ervaren stress. Om vervolgens de stresservaring te meten werd de deelnemers na de test gevraagd hun stresservaring weer te geven op het item „Hoe gestrest voel je je op dit moment?‟. Men beantwoordde de vraag wederom door met de muis te klikken op een lijn van 100 millimeter, waarbij 0 staat voor „volledig kalm‟ en 100 voor „het meest gestrest dat ik ooit ben geweest‟. Het laatstgenoemde item werd tevens voorgelegd na de stresstaak en na de hersteltaak.
Positief/Negatief Affect. Met behulp van een verkorte versie van de Positief/Negatief Affect Schaal (PANAS-X; Watson & Clark, 1994) werden deelnemers positieve en negatieve emoties voorgelegd waarbij men gevraagd werd aan te geven in hoeverre deze emotie op dat moment op hen van toepassing was. De deelnemer gaf dit aan op een 5-punts Likert schaal variërend van 1 (heel weinig op mij van toepassing) tot 5 (extreem veel op mij van toepassing). Positief affect is gemeten met behulp van het item „ontspannen‟. Dit item is gekozen omdat het de hoogste factorlading toonde op de subschaal „serenity‟ van de PANAS-X. De serenityschaal is 21
al eerder in herstelonderzoek gebruikt om positief affect te representeren (Sonnentag, Binnenwies & Mojza, 2008). Negatief affect is gemeten met behulp van de angstschaal van de PANAS-X, bestaande uit de items „bezorgd‟, „bang‟, „angstig‟, „gejaagd‟, „zenuwachtig‟ en „trillerig‟. Cronbach‟s α voor de negatief affectschaal was .91 na de stresstaak en .89 na de herstelactiviteit. Er is bewust gekozen voor een minimaal aantal items om positief en negatief affect te meten om zo de meting tussen de stress- en de hersteltaak zo kortdurend als mogelijk te houden. Op deze manier is getracht om de meting zo min mogelijk te laten interfereren met het stress- en herstelproces. De minimum- en maximumscore voor beide schalen waren respectievelijk 1 en 5. De PANAS-X werd de deelnemers voorgelegd voor de stresstaak, na de stresstaak en na de hersteltaak.
Controlevariabelen
Demografische variabelen. Er is gevraagd naar sekse, leeftijd en studierichting. De mate van ervaren stress en de manier hoe er mee wordt omgegaan zou per sekse, leeftijd en studierichting, kunnen variëren. Kalmerende medicijnen. Verder is er gevraagd naar het gebruik van kalmerende medicijnen in de laatste 24 uur. Het gebruik van kalmerende medicijnen zou kunnen leiden tot afwijkende reacties op de stress- en hersteltaak. Cafeïne gebruik. Er is gevraagd of men de afgelopen 2 uur een cafeïnehoudende drank heeft gedronken. Voorgaand onderzoek heeft bewezen dat cafeïne inname de alertheid kan verhogen (Brice & Smith, 2002). Cafeïne zou dus een negatieve invloed kunnen hebben op relaxatie. Chronische stress. De deelnemer is gevraagd of hij of zij wordt behandeld of in het verleden is behandeld voor chronische stress. Waarschijnlijk zijn deze mensen extra 22
stressgevoelig en hebben zij meer moeite zich te ontspannen dan de gemiddelde mens. Ervaring met Meditatie/ Geleide Visualisatie. Na afloop van het onderzoek is aan alle deelnemers die de geleide visualisatie hebben ondergaan gevraagd of zij eerdere ervaring hebben met geleide visualisatie of er al eens van hadden gehoord. Eerdere ervaring met geleide visualisatie zou een positieve invloed kunnen hebben op de mate van ontspanning tijdens het onderzoek. De volgende items zijn voorgelegd aan de deelnemers: „Heb je voor het doen van dit onderzoek van Geleide Visualisatie gehoord?‟ En, „Heb je zelf ooit eerder Geleide Visualisatie geprobeerd?‟. Op beide vragen kon men Ja/Nee antwoorden en bij de laatste vraag
23
4. RESULTATEN
Tabel 1 geeft de gemiddelden, standaard deviaties, en correlaties tussen de onderzoeksvariabelen weer.
Tabel 1 Gemiddelden, Standaard Deviaties, en Correlaties tussen de Onderzoeksvariabelen. Variabele
M
SD
46.98
23.66
1
15.57
15.73
.38**
1
2.85
.98
-.61
-.25**
1
4.04
.81
-.16
-.62**
.32**
1
2.21
.89
.74**
.40**
-.66**
-.22*
1
1.33
.55
.29**
.60**
-.20*
-.52**
.45**
1
7. Relaxatie
4.15
.79
-.08
-.43**
.16
.58**
-.17
-.35**
1
8. Psychisch
4.22
.83
.06
-.21*
.07
.23*
-.01
-.20
.50**
1
2.54
.97
.04
-.20*
-.08
.28**
.06
-.03
.29**
.20*
1. Ervaren
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Stressniveau (T0) 2. Ervaren Stressniveau (T1) 3. Positief Affect (T0) 4. Positief Affect (T1) 5. Negatief Affect (T0) 6. Negatief Affect (T1)
Losmaken 9. Beheersing
Note. T0 = na de stresstaak, T1 = na de herstelactiviteit. M = Gemiddelde, SD = Standaarddeviatie, N is 99. * p < .05, ** p < .01
4.1 Voorbereidende analyses
Om de adequaatheid van de manipulatie te testen in het veroorzaken van stress is een Paired Sample t-Test uitgevoerd. Met behulp van deze analyse is bepaald dat de gemiddelde 24
1
Subjective Units of Distress (SUD) score na de stresstaak (M = 46.98, SD = 23.66) significant hoger was dan de gemiddelde SUD score voor de stresstaak (M = 23.58, SD = 20.01; t(98) = 23.40, p < .01) De SUD scores wijzen dus uit dat de manipulatie succesvol was in het produceren van de gewenste stress. De Interne Validiteit van de SUD is bepaald door middel van een Paired Sample t-Test, waarbij de ingeschatte mate van stress tijdens een normale dag op het werk of de universiteit vergeleken is met de ingeschatte mate van stress op een normale dag thuis en de mate van stress worstelend voor een deadline. Het bleek dat de ingeschatte mate van stress op een normale dag op het werk of de universiteit (M= 40.45, SD = 19.84) significant hoger was dan de ingeschatte mate van stress op een normale dag thuis (M= 28.33, SD = 20.65; t(99) = 6.20, p < .01) maar significant lager dan de ingeschatte mate van stress worstelend voor een deadline (M= 70.94, SD = 16.92; t(99) = -18.77, p < .01). Deze resultaten bieden ondersteuning voor de validiteit van de SUD. Uit een explorerende analyse bleek dat de meditatieconditie 57 deelnemers bevatte en de radioconditie 42 deelnemers. Van de 57 deelnemers uit de meditatieconditie was 16 mannelijk (33%) en 41 vrouwelijk (67%). De radioconditie bestond uit 14 mannen (28%) en 28 vrouwen (72%). De gemiddelde leeftijd was 21.7 jaar in de meditatieconditie en 22.4 jaar in de radioconditie. Uit de resultaten van een Chi-kwadraattoets bleek het verschil in leeftijd niet significant, χ2(15, N = 99) = 22.3, ns). Tevens bleek het verschil in de sekseverdeling tussen de twee condities niet significant, χ2(1, N = 99) = 0.32, ns). Dit duidt op een gelijke verdeling van leeftijd en sekse tussen de twee condities. Ter afsluiting van de explorerende analyses is er met een Independent Sample t-Test gekeken naar het effect van de controle variabelen (gebruik kalmerende medicijnen, gebruik cafeïne, chronische stress en ervaring met geleide visualisatie/meditatie) op de afhankelijke variabelen (ervaren stress, negatief affect, positief affect). Uit de resultaten bleek dat de 25
controle variabelen niet van invloed waren op de afhankelijke variabelen. Voor nadere informatie omtrent deze explorerende analyses kan contact opgenomen worden met de onderzoeker.
4.2 Hypothesen
Repeated Measures ANOVA‟s
Hypothese 1 stelde dat het meedoen aan een sessie geleide visualisatie leidt tot een hogere mate van herstel van de stresstaak dan het luisteren naar een radiofragment. Dit zou worden aangetoond door een sterkere afname van ervaren stress en negatief affect, en in een sterkere toename van positief affect in de meditatieconditie in vergelijking met de radioconditie. Voor het testen van de eerste hypothese zijn drie one-way repeated measures ANOVA‟s uitgevoerd, met als between-groups variabele „conditie‟ en met als within-group variabele „tijd‟. De resultaten van de analyse met ervaren stress als afhankelijke variabele laten een significant hoofdeffect van tijd zien, F (1,97) = 180.23, p < .05. Nadere inspectie toonde dat de stresservaring na de stresstaak hoger was dan na de hersteltaak (zie Tabel 1). Er bleek geen significant hoofdeffect van conditie, F (1,97) = .01, ns. Dit betekent dat de gemiddelde stressreactie van de twee groepen over de twee tijden genomen niet van elkaar verschilde. Wel bleek er een significant interactie-effect van tijd*conditie, F (1,97) = .4.44, p < .05. Dit betekent dat de verandering in de stresservaring over de tijd significant verschilde tussen de twee groepen. Tussen het moment na de stresstaak en het moment na de hersteltaak verminderde de ervaren stress dus significant in beide groepen, en deze verminderde meer in de meditatieconditie dan in de radioconditie (zie Figuur 2.1). Dit is in lijn met Hypothese 1.
26
Figuur 2.1. Interactie effect tussen conditie en ervaren stress.
Uit de resultaten van de tweede ANOVA met negatief affect als afhankelijke variabele kwam een significant hoofdeffect naar voren van tijd, F (1,97) = 110.0, p < .05. Nadere inzage wees uit dat de mate van negatief affect significant lager was na de hersteltaak dan na de stresstaak (zie Tabel 1). Er bleek geen significant hoofdeffect van conditie, F (1,97) = .05, ns. Dit betekent dat er geen verschil was in het gemiddelde negatief affect tussen de condities over de twee tijden genomen. Verder bleek er geen significant interactie effect van tijd*conditie, F (1,97) = 1.01, ns. Dat duidt erop dat de verandering in het negatief affect over de tijd niet significant verschilde tussen de twee groepen. Tussen het moment na de stresstaak en het moment na de hersteltaak verminderde het negatief affect dus significant in beide groepen, maar deze verminderde niet meer in de meditatieconditie dan in de radioconditie (zie Figuur 2.2). Dit is niet in lijn met Hypothese 1.
27
Figuur 2.2. Interactie-effect tussen conditie en negatief affect.
De resultaten van de laatste ANOVA met positief affect als afhankelijke variabele lieten een significant hoofdeffect zien van tijd, F (1,97) = 122.19, p < .05. Nadere inspectie toonde dat de mate van positief affect na de hersteltaak groter was dan na de stresstaak (zie Tabel 1). De analyse toonde verder een significant hoofdeffect van conditie aan, F (1,97) = 4.762, p < .05. Nadere inzage wees uit dat deelnemers uit de meditatieconditie gemiddeld over de twee tijden genomen een significant grotere mate van positief affect ervoeren dan deelnemers uit de radioconditie. Tot slot bleek er een interactie-effect van tijd*conditie, F (1,97) = 7.84, p < .05. Dit betekent dat de verandering in de mate van positief affect over de tijd significant verschilde tussen de twee groepen. Tussen het moment na de stresstaak en het moment na de hersteltaak was er dus een significante toename in positief affect in beide groepen, en deze toename was groter in de meditatieconditie dan in de radioconditie (zie Figuur 2.1) wat in lijn is met Hypothese 1. Uit de bovenstaande resultaten kan geconcludeerd worden dat hypothese 1 gedeeltelijk wordt ondersteund. De hypothese vindt volledige ondersteuning met betrekking tot het effect van meditatie op ervaren stress en positief affect, maar het verwachte effect van 28
meditatie op het negatief affect bleef uit.
Figuur 2.3. Interactie-effect tussen conditie en positief affect.
Independent Samples t-Tests
Hypothese 2 is drieledig; verwacht wordt dat participanten die meedoen aan een sessie geleide visualisatie meer relaxatie, meer psychisch losmaken, en meer beheersing ervaren dan participanten die luisteren naar een radiofragment. Dit wordt aangetoond door respectievelijk een gemiddeld hogere score op de relaxatieschaal, de psychische losmakingschaal, en de beheersingschaal van de Herstelervaring Vragenlijst. Om de tweede hypothese te testen zijn drie Independent Samples t-Tests uitgevoerd. Uit de resultaten van deze analyses kwam naar voren dat deelnemers uit de meditatieconditie over het algemeen significant meer relaxatie ervoeren (M = 4.33, SD = .61) dan deelnemers uit de radioconditie (M = 3.92, SD = .94; t(97) = -2.45, p < .05). Verder bleek tegen de verwachting in dat deelnemers uit de 29
meditatieconditie niet significant meer losmaking ervoeren (M = 4.24, SD = .78) dan deelnemers uit de radioconditie (M = 4.21, SD = .90; t(97) = -.17, ns). Wel bleek dat de deelnemers uit de meditatieconditie, zoals verwacht, significant meer beheersing ervoeren (M = 2.72, SD = 1.01) dan deelnemers uit de radioconditie (M = 2.30, SD = .88; t(97) = -2.16, p < .05). Concluderend, komt de tweede hypothese gedeeltelijk uit. Deelnemers die meededen aan een sessie geleide visualisatie ervoeren wel meer relaxatie en beheersing, maar niet meer psychische losmaking dan deelnemers die luisterden naar een radio-interview.
Mediatie Analyse
Hypothese 3 stelde dat het effect van conditie op herstel gedeeltelijk gemedieerd wordt door herstelervaringen. Om gedeeltelijke mediatie te testen is Baron & Kenny‟s (1986) vier stappen meervoudige regressie gebruikt. Zoals eerder genoemd testen de stappen de volgende aannamen:
1. Conditie is gerelateerd aan herstel 2. Conditie is gerelateerd aan herstelervaringen 3. Herstelervaringen zijn gerelateerd aan herstel 4. De relatie tussen conditie en herstel wordt kleiner als gecontroleerd wordt voor stappen 2 en 3.
Uit de resultaten van Hypothese 1 is te zien dat conditie alleen gerelateerd is aan ervaren stress en positief affect. Aanname 1 is dus bevestigd voor ervaren stress en positief affect, maar niet voor negatief affect. De resultaten van Hypothese 2 lieten zien dat conditie alleen gerelateerd is aan relaxatie en beheersing. Aanname 2 is dus bevestigd is voor relaxatie en 30
beheersing, maar niet voor psychisch losmaken. Aangezien er niet aan aanname 1 is voldaan voor de herstelindicator negatief affect, en er niet aan aanname 2 is voldaan voor de herstelervaring psychisch losmaken zijn deze variabelen niet verder onderzocht op Aannamen 3 en 4. Voor Aannamen 3 en 4 is er dus alleen gekeken naar relaxatie en beheersing in relatie tot ervaren stress en positief affect. Aanname 3 is met een regressieanalyse getest. Zoals in Tabel 2 is af te lezen bleek relaxatie een significante voorspeller te zijn van de verschilscore van ervaren stress (R² = .04; F (1, 97) = 4.57, p < .05) en de verschilscore van positief affect (R² = .08; F (1, 97) = 9.22, p < .01). Verder bleek beheersing geen significante voorspeller te zijn van de verschilscore van ervaren stress (R² = .02; F (1, 97) = 3.15, ns), maar wel een significante voorspeller van de verschilscore van positief affect (R² = .07; F (1, 97) = 8.83, p < .01). Dit betekent dat er voor de volgende relaties is voldaan aan Aanname 3: Relaxatie en ervaren stress, relaxatie en positief affect, en beheersing en positief affect. Alleen deze combinaties zijn onderzocht op Aanname 4. Voor het testen van Aanname 4 is een bootstrap analyse uitgevoerd. Er is gekozen om deze procedure te volgen, omdat de methode van Baron & Kenny (1986) geen uitspraken doet over de grootte en de significantie van het effect van de mediator in de relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele (MacKinnon, Lockwood, Hoffman, West, & Sheets, 2002). Hoewel voor een dergelijke analyse meestal de Sobel (1982) test wordt gebruikt (bv. Ventura, Helleman, Thames, Koellner, & Nuechterlein, 2009) werd in dit onderzoek de bootstrapping methode geprefereerd, omdat deze niet vertrouwt op de aanname van een normale verdeling (Preacher & Hayes, 2004). Dit is belangrijk vanwege de kleine steekproef in dit onderzoek. Er wordt bij de bootstrapping methode onderscheid gemaakt tussen het totale effect, het directe effect en het indirecte effect. Het directe effect is de invloed van conditie op herstel zonder dat de bijdrage van de mediator. Het indirecte effect is de invloed 31
van conditie op herstel door de mediator. Het totale effect is het directe en indirecte effect bij elkaar (zie Figuur 3.1 en 3.2, p.16, voor een weergave van de drie effecten ). De bootstrapping methode test de grootte en significantie van het indirecte effect. In de bootstrap analyse werd conditie ingevoerd als onafhankelijke variabele, de herstelindicator (ervaren stress en positief affect) als de afhankelijke variabele, en de herstelervaring (relaxatie en beheersing) als de mediator. De analyses en bootstrap schattingen die volgen zijn gebaseerd op 1,000 bootstrap steekproeven (Preacher & Hayes, 2007). Zoals in Tabel 2 te zien is bleek uit de bootstrap resultaten dat het totale effect van conditie op ervaren stress (β = -.42, p < .05) niet meer significant was wanneer relaxatie in het model werd opgenomen (β = -.34, ns). Dit zou op een complete mediatie kunnen duiden. Er is namelijk sprake van een complete mediatie wanneer de relatie tussen conditie en herstel volledig verdwijnt (in plaats van kleiner wordt, wat het geval is bij een gedeeltelijke mediatie) als gecontroleerd wordt voor de mediator. Echter, bleek uit de analyse, met 95% betrouwbaarheid, dat het indirecte effect van conditie op de ervaren stress door de mediator relaxatie niet significant was. Dit betekent dat relaxatie geen complete mediator is in de relaxatie tussen conditie en ervaren stress. Verder bleek dat het totale effect van conditie op positief affect (β = .55, p < .01) minder significant werd wanneer relaxatie als mediator in het model opgenomen werd (β = .42, p < .05) (zie Tabel 2). Bovendien bleek uit de analyse, met een 95% betrouwbaarheid , dat het indirecte effect van conditie op positief affect door de mediator relaxatie significant was met een puntschatting van .12 en een bootstrap betrouwbaarheidsinterval van .0112 tot .3798. Dit betekent dat relaxatie een gedeeltelijke mediator is in de relatie tussen conditie en positief affect. Tevens is in Tabel 2 af te lezen dat het totale effect van conditie op positief affect (β = .55, p < .01) minder significant werd wanneer beheersing als mediator in het model 32
opgenomen werd (β = .42, p < .05). Bovendien bleek uit de analyse, met 95% betrouwbaarheid, dat het indirecte effect van conditie op positief affect door de mediator beheersing significant was met een puntschatting van .10 en een bootstrap betrouwbaarheidsinterval van .0100 tot .3293. Dit betekent dat beheersing een gedeeltelijke mediator is in de relatie tussen conditie en positief affect. Concluderend, is Hypothese 3 gedeeltelijk bevestigd. Op basis van Aanname 1 en 2 zijn de variabelen negatief affect en psychisch losmaken niet meegenomen in verdere analyses. Verder bleek niet te zijn voldaan aan Aanname 3 voor de relatie tussen beheersing en ervaren stress. Van de overgebleven variabelen bleek uit een bootstrap analyse dat relaxatie geen mediator is in de relatie tussen conditie en ervaren stress. Wel bleek dat relaxatie en beheersing gedeeltelijke mediators zijn in de relatie tussen conditie en positief affect. Tabel 2 Bèta’s van de relaties tussen Relaxatie en Beheersing en Verschilscores van Ervaren Stress en Positief Affect Ervaren Stress
Positief Affect
β β Stap 1 Constant Conditie -.42* .55** Stap 2 Constant Conditie -.34 .42* Relaxatie -.17 .24* Stap 2 Constant Conditie .42* Beheersing .24* Note Model Ervaren Stress: R² = .03 voor stap 1; ∆ R² = .05 voor stap 2. Model Positief Affect: R² = .07 voor stap 1; ∆ R² = .01 voor stappen 2. * p < .05; ** p < .01
33
5. DISCUSSIE Het doel van deze studie was tweeledig; enerzijds werd getracht het effect van meditatie op stressherstel te onderzoeken, en anderzijds werd de bijdrage van herstelervaringen in deze relatie bekeken. De resultaten van het onderzoek lieten zien dat meditatie leidde tot een sterkere afname van ervaren stress, en een sterkere toename van positief affect in vergelijking met het luisteren naar een radio-interview. Dit was zoals verwacht op basis van het Inspanning - Herstel Model (Meijman & Mulder, 1998). Tegen de verwachting in bleek dat meditatie niet leidde tot een sterkere afname van negatief affect dan het luisteren van een radio-interview. Hypothese 1, die stelde dat het luisteren naar geleide visualisatie tot meer herstel leidt dan het luisteren naar een radio-interview, werd daarmee gedeeltelijk bevestigd. De tweede groep hypothesen, die stelden dat meditatie tot een hogere mate van herstelervaringen leidt dan het luisteren naar een radio-interview, werd ook gedeeltelijk bevestigd. De resultaten lieten zien dat meditatie wel leidde tot meer relaxatie en beheersing, maar niet tot meer psychisch losmaken in vergelijking met het luisteren naar een radiointerview. Tot slot is Hypothese 3 gedeeltelijk bevestigd; in lijn met de Instandhouding van Hulpbronnen theorie (Hobfoll, 1989, 2001) en het Inspanning – Herstel Model bleken de herstelervaringen relaxatie en beheersing de relatie tussen meditatie en positief affect gedeeltelijk te mediëren. Echter, bleek tegen de verwachting in dat relaxatie en beheersing geen gedeeltelijke mediators waren in de relatie tussen conditie en ervaren stress. De resultaten betekenen dat een eenmalige, 15 minuten durende meditatie (geleide visualisatie) voor meerdere aspecten van stressherstel kan zorgen. Men zal door het deelnemen aan deze activiteit relaxatie en beheersing ervaren. Deze herstelervaringen dragen bij aan stressherstel door het positief affect te vergroten.
34
5.1 Alternatieve verklaringen Er zijn enkele verklaringen in de onderzoeksopzet aan te wijzen voor de uitgebleven effecten (m.b.t. negatief affect, psychisch losmaken en de mediatie van herstelervaringen in de relatie tussen conditie en ervaren stress). Een verklaring voor het uitgebleven effect van negatief affect (om precies te zijn angst) is dat de deelnemers in de meditatieconditie mogelijk een zekere mate van angst ervoeren tijdens de meditatiesessie doordat de onbekende meditatietechniek (geleide visualisatie) niet van te voren was uitgelegd. Deelnemers in de meditatieconditie wisten dus, in tegenstelling tot de deelnemers in de radioconditie, niet wat ze konden verwachten. Mogelijk was de daling in negatief affect (angst) in de meditatieconditie minder groot dan was verwacht, omdat er onbedoeld angst was gecreëerd door de meditatie niet te introduceren. Deze angst zou kunnen hebben geïnterfereerd met de verwachte daling van de angst. Een suggestie voor volgend onderzoek is daarom om de deelnemers in de verschillende condities in gelijke mate op de hoogte te stellen van de taak die zij gaan uitvoeren, zodat het onmogelijk is dat deelnemers in één conditie meer angst ervaren doordat zij niet weten waar ze aan toe zijn. Een andere verklaring dat meditatie niet tot een sterkere daling van negatief affect heeft geleid dan het luisteren naar een radio-interview is te wijten aan de negatief affect schaal. Negatief affect is gemeten met behulp van de angstschaal van de Positief/Negatief Affect Schaal (PANAS-X; Watson & Clark, 1994), bestaande uit de items „bezorgd‟, „bang‟, „angstig‟, „gejaagd‟, „zenuwachtig‟ en „trillerig‟. Zoals af te lezen geven de items vrij extreme toestanden weer en waarschijnlijk zal men deze toestanden in normale situaties alleen in zeer kleine mate ervaren. Deze gedachte kwam overeen met de data: Zelfs na de stresstaak ervoeren deelnemers slechts een lichte mate van negatief affect, namelijk gemiddeld 2.21 op een schaal van 5. Een suggestie voor verder onderzoek zou daarom zijn om een minder extreme schaal te gebruiken. 35
Een mogelijke verklaring dat meditatie niet leidde tot een hogere mate van psychische losmaking dan het luisteren naar het radio-interview ligt in de opzet van het experiment. Uit de resultaten is gebleken dat deelnemers in zowel de meditatie- als de radioconditie een zeer hoge mate van psychische losmaking ervoeren tijdens de hersteltaak, namelijk respectievelijk gemiddeld 4.24 en 4.21 op een schaal van 5. Dit betekent dat men weinig moeite had om de stresstaak te vergeten tijdens de hersteltaak. Waarschijnlijk is dit te wijten aan het feit het tijdens de hersteltaak voor de deelnemers duidelijk was dat ze de presentatie niet meer hoefden te geven. Het bewustzijn dat de taak beëindigd was zou het makkelijker kunnen maken voor de deelnemers om zich los te maken van de stresstaak (Sonnentag & Bayer, 2005). Belangrijk in een volgend onderzoek is daarom dat de participanten tijdens een herstelactiviteit het idee hebben dat zij nog een taak af moeten maken. Tot slot bleek dat beheersing niet gerelateerd was aan ervaren stress en dat relaxatie geen mediator was in de relatie tussen conditie en ervaren stress. Deze uitkomsten lijken te wijten aan de relatief kleine relaties tussen de herstelervaringen en ervaren stress (voor relaxatie en beheersing waren de bèta‟s respectievelijk -.22 en -.18). Wellicht dragen de herstelervaringen dus vooral bij aan bepaalde aspecten van herstel (positief affect) en minder aan andere (ervaren stress). Eerder onderzoek toonde aan dat herstelervaringen gerelateerd zijn aan verschillende welzijnsindicatoren (zoals geluk en herstelbehoefte; Fritz & Sonnentag, 2007; Kinnunen, Mauno & Siltaloppi, 2010). De relatie tussen herstelervaringen en ervaren stress was tot heden nog niet aangetoond en wordt in dit onderzoek dus niet bevestigd. Verder onderzoek naar deze relatie zou daarom gewenst zijn.
5.2 Sterktes en tekortkomingen
Tot heden is er nooit gekeken naar het effect van een eenmalige, kortdurende meditatie op 36
stressherstel. De huidige studie brengt daarom een bijdrage in het veld van meditatie- en herstelonderzoek en is daarnaast ook in stressmanagement zeer relevant. Bovendien draagt de studie bij aan ons begrip van de causale relatie tussen activiteiten en herstel, dat in voorgaand onderzoek weinig is onderzocht. Er zijn een aantal kanttekeningen bij dit onderzoek te plaatsen betreffende de ecologische validiteit en de generaliseerbaarheid. Allereerst een kanttekening bij de stresstaak van dit onderzoek. Hoewel het opwekken van stress door middel van een presentatietaak al veelvuldig in eerder onderzoek is toegepast (vb. Eglof, Wilhelm, Neubauer, Mauss & Gross, 2002; Fredrickson, Mancuso, Branigan, & Tugade, 2000; Kaiser, Hinton, Krohne, Stewart, & Burton, 1995; Philips & Giancola, 2008; Sher et al., 2007) en het bij de meeste participanten in dit onderzoek een voldoende mate van stress veroorzaakte bleek dat ongeveer vijf procent van de deelnemers de stresstaak slechts in zeer lichte mate als stressvol ervoer. De vijf procent van de deelnemers met de laagste Subjective Units of Distress (SUD) scores na de stresstaak hadden gemiddeld een SUD score van 6.11 op een schaal van 100. Ter vergelijking; de vijf procent van de deelnemers die de laagste SUD scores rapporteerden op een gewone dag op de universiteit of op het werk scoorden gemiddeld 11.13 op deze schaal. Met enige voorzichtigheid kan men stellen dat ongeveer vijf procent van de deelnemers de stresstaak als minder stressvol ervoer dan een normale dag op de universiteit of op het werk. Met het oog op de lage SUD score na de stresstaak en het feit dat de gemiddelde SUD scores voor de onderste vijf procent hoger waren op een normale dag op de universiteit of het werk, kan gesteld worden dat de stresstaak bij ongeveer vijf procent van de onderzoeksgroep de stresstaak niet goed heeft gewerkt. Mogelijke verklaringen hiervoor waren dat de participanten het leuk vonden om te presenteren of geen moeite hadden met het praten over hun zwakke punten, wat wellicht vooral van toepassing is bij de psychologiestudenten, waaruit een deel van de onderzoeksgroep bestond. Een complicatie voor het onderzoek dat hieruit voortvloeit is dat er 37
minder ruimte voor herstel was bij de deelnemers die maar een lichte mate van stress ervoeren na de stresstaak. Er is dus mogelijk een vloereffect opgetreden, wat het moeilijker significante resultaten te vinden na de hersteltaak, omdat er minder ruimte is om verschillen in herstel tussen de condities op te merken. Een aanbeveling voor volgend onderzoek is daarom om dezelfde stresstaak te gebruiken maar bij een andere groep deelnemers, die niet gewend is aan het geven van presentaties en waarvan verwacht wordt veel moeite te hebben om te praten over zichzelf. Een ander nadeel omtrent de ecologische validiteit, betreft datgene wat juist ook een opzettelijk pluspunt van het onderzoek was, namelijk de experimentele opzet. Eén van de grootste nadelen van experimentele controle in de huidige context is wat Iso-Alhola (1980) omschrijft als de essentie van vrije tijd: namelijk de waargenomen vrijheid en intrinsieke motivatie om een bepaalde activiteit te doen. Door de deelnemers een voorgeschreven activiteit (nl. luisteren naar meditatie of radio-interview) te laten doen is hun vrije tijd niet langer vrij. Meditatie is in dit onderzoek dus niet een keuze uit alle activiteiten mogelijk. Dit is echter onmogelijk te voorkomen in een experimentele opzet. Tot slot een opmerking over de generaliseerbaarheid van de data. In dit onderzoek bestond het merendeel van de deelnemers uit studenten. Uiteraard is het wenselijk om eenzelfde soort onderzoek te herhalen met een oudere, werkende onderzoeksgroep en met een lager opgeleide onderzoeksgroep. Echter, gelooft de onderzoeker dat de resultaten een zekere mate van generaliseerbaarheid hebben, omdat de onderzoeksgroep studenten met verschillende studieachtergronden bevatte. Op basis van het hoge opleidingsniveau en de leeftijdscategorie van het merendeel van de deelnemers acht de onderzoeker de onderzoeksresultaten met enige voorzichtigheid vooral relevant voor hoger opgeleide jongvolwassenen, zoals studenten en jonge professionals.
38
5.3 Theoretische en praktische betekenis
De tekortkomingen van deze studie in acht houdende geven de resultaten bevestiging van de stressherstellende werking van een kortdurende, eenmalige meditatie. De resultaten van het onderzoek zijn in lijn met de Instandhouding van Hulpbronnen theorie (Hobfoll, 1998) en het Inspanning – Herstel Model van Meijman en Mulder (1998). Verder dragen de resultaten van dit onderzoek bij aan de kennis uit eerder onderzoek dat activiteiten tot herstel kunnen leiden (Sonnentag, 2001; Rook & Zijlstra, 2006; Winwood, Bakker & Winefield, 2007). In het bijzonder, geeft deze studie een toevoeging aan eerdere studies die aangetoond hebben dat langdurige meditatie-interventies stressherstel kunnen bewerkstelligen (bv. Grossman, Schmidt, Niemann, & Walach, 2004; Kimbrough, Magyari, Langenberg, Chesney, & Berman, 2010; Patel, Marmot, Terry, Carruthers, Hunt, & Patel, 1985; Anderson, Levinson, Barker, & Kiewra, 1999; Rosenzweig, Reibel, Greeson, Brainard, & Hojat, 2003; Shapiro, Schwartz & Bonner, 1998). Tevens geven deze resultaten bevestiging aan de resultaten van eerder onderzoek dat heeft aangetoond dat herstelervaringen positief geassocieerd zijn met verschillende welzijnsindicatoren, zoals een positieve stemming, een lage mate van vermoeidheid en herstelbehoefte, levenstevredenheid en slaap (Sonnentag & Bayer, 2005; Sonnentag & Fritz, 2007). De bevinding betekent voor de praktijk dat een kortdurende geleide visualisatie ingezet kan worden ter bevordering van stressherstel op het werk. Een geleide visualisatie zoals onderzocht in deze studie kan al in een 15 minuten durende pauze ontspanning teweeg brengen. Dit schept de mogelijkheid om al tijdens het werk momenten in te lassen om van stress te herstellen, waardoor de herstelbehoefte in de tijd na het werk minder groot is. Vooral in zeer belastende werksituaties zou dit erg belangrijk zijn. 39
5.4 Conclusie
Concluderend, kan een eenmalige, kortdurende geleide visualisatie ingezet worden ter bevordering van stressherstel. Bewezen is dat deze meditatievorm leidt tot een afname in ervaren stress en een toename in positief affect; twee indicatoren van herstel. Verder laten de resultaten zien dat meditatie de herstelervaringen relaxatie en beheersing teweeg kan brengen. De tekortkomingen van dit onderzoek in acht houdende kan gespeculeerd worden dat meditatie ook voor een afname in negatief affect en voor de herstelervaring psychisch losmaken kan zorgen. Dit zal echter nog een keer onderzocht moeten worden met een verbeterde onderzoeksopzet. Tot slot, is de mediërende rol van de herstelervaringen relaxatie en beheersing alleen aangetoond in de relatie tussen activiteit en positief affect. Verder onderzoek naar de mediërende rol van herstelervaringen in de relatie tussen activiteit en herstel zou gewenst zijn.
40
6. LITERATUUR
Anderson, V. L., Levinson, E. M., Barker, W., & Kiewra, K. R. (1999). The effect of meditation on teacher perceived occupational stress, state and trait anxiety, and burnout. School Psychology Quarterly, 14, 3-25. Apóstolo, J. L. A., & Kolcaba, K. (2009). The effects of guided imagery on comfort, depression, anxiety, and stress of psychiatric patients with depressive disorders. Archives of Psychiatric Nursing, 23, 403–411. Bandura, A. (1997). Self-efficacy: The exercise of control. New York. NY: Freeman. Baron, R. M. & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social psychological research: conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51, 1173-1182. Bellarosa, C., & Chen, Y. P. (1997). The effectiveness and practicality of occupational stress management interventions: A survey of subject matter expert opinions. Journal of Occupational Health Psychology, 2, 247-262. Binnenwies, C., Sonnentag, S. & Mozja, E. (2009). Daily performance at work: Feeling recovered in the morning as a predictor of day-level job performance. Journal of Organizational Behavior, 3, 67-93. Binnenwies, C., Sonnentag, S. & Mozja, E. (2009). Feeling recovered and thinking about the good sides of one‟s work. Journal of Occupational Health Psychology, 14, 243-256. Boden, J. M., & Baumeister, R. F. (1997). Repressive coping: Distraction using pleasant thoughts and memories. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 45-62. Brice, C.F. & Smith, A.P. (2002). Effects of caffeine on mood and performance: a study of realistic consumption. Psychopharmacology, 164, 188–192. Carrington, P., Collings, G. H., Benson, H., Robinson, H., Wood, L. W., Lehrer, P. M., et al. 41
(1980). The use of meditation-relaxation techniques for the management of stress in a working population. Journal of Occupational Medicine, 22, 221–231. Craig, A., & Cooper, R. E. (1992). Symptoms of acute and chronic fatigue. In A. P. Smith & D. M. Jones (Eds.), Handbook of human performance (Vol. 3, pp. 289-339). London: Academic Press. Demerouti, E., Bakker, A.B., & Bulters, A. J. (2004). The loss spiral of work pressure, work home interference and exhaustion: Reciprocal relations in a three-wave study. Journal of Vocational Behavior, 64, 131 -149. Duraisingam, V., Pidd, K., & Roche, A.M. (2009). The impact of work stress and job satisfaction on turnover intentions: A study of Australian specialist alcohol and other drug workers. Drugs: Education, Prevention, and Policy, 16, 217-231. Etzion, D., Eden, D., & Lapidot, Y. (1998) Relief from job stressors and burnout: Reserve service as a respite. Journal of Applied Psychology, 83, 577-585. Forsyt, J.P., Eifert, G.H., & Thompson, R.N. (1996). Systemic Alarms in Fear Conditioning I1: An Experimental Methodology Using 20% Carbon Dioxide Inhalation as an Unconditioned Stimulus. Behavior Therapy, 27, 391-415. Fredrickson, B. L., Mancuso, R. A., Branigan, C., & Tugade, M. M. (2000). The undoing effect of positive emotions. Motivation and Emotion, 24, 237-257. Fritz, C., & Sonnentag, S. (2007). The Recovery Experience Questionnaire: Development and validation of a measure for qssessing recuperation and unwinding from work. Journal of Occupational Health Psychology, 12, 204 – 221. Garst, H., Molenaar, P. C. M., & Frese, M. (2000). The temporal factor of change in stressor strain relationships: A growth curve model on a longitudinal study in East Germany. Journal of applied psychology, 85, 417 – 438. Geurts, S., De Bloom, J., Kompier, M. & Sonnentag, S. (2009). De Herstelervaringen 42
Vragenlijst: Nederlandse vertaling van de Recovery Experience Questionnaire. Intern rapport. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen Geurts, S. A. E., & Sonnentag, S. (2006). Recovery as an explanatory mechanism in the relation between acute stress reactions and chronic health impairment. Scandinavian Journal of Work, Environment and Health, 23, 482-492. Griffin, M. L., Hogan, N. L., Lambert, E. G., Tucker-Gail, K. A., & Baker, D. N. (2010). Job involvement, job stress, job satisfaction, and organizational commitment. Criminal Justice and Behavior, 37, 239-255. Marie L. Griffin, Nancy L. Hogan, Eric G. Lambert, Kasey A. Tucker-Gail and David N. Baker and the Burnout of Correctional Staff Grossman, P., Schmidt, S., Niemann, L., & Walach, H. (2004). Mindfulness-based stress reduction and health: A meta-analysis. Journal of Psychosomatic Research, 37, 35–43. Hart, J. (2000). Guided Imagery. Alternative and complementary therapies, 14, 295-299. Hudetz, J.A., Hudetz, A.G., & Reddy, D.M. (2004). Effect of relaxation on working memory and the bispectral index of the EEG, Psychological Reports, 95, 53-70. Iso-Ahola, S.E. (1997). A psychological analysis of leisure and health. In J. T. Haworth (Ed.), Work, leisure and well-being (pp. 131 – 144). London: Routledge. Jin, P. (1992). Efficacy of Tai Chi, brisk walking, meditation, and reading in reducing mental and emotional stress. Journal of Psychosomatic Research, 36, 361–370. Kimbrough, E., Magyari, T., Langenberg, P., Chesney, M., & Berman, B. (2010). Mindfulness Intervention for Child Abuse Survivors. Journal of Clinical Psycholgy, 16, 17-33. Kinnunen, U., Mauno, S., & Siltaloppi, M. (2010). Job insecurity, recovery and well-being at work: Recovery experiences as moderators, Economic and Industrial Democracy, 31, 179– 194. 43
MacKinnon, D. P., Lockwood, C. M., Hoffman, J. M., West, S. G., & Sheets, V. (2002). A comparison of methods to test mediation and other intervening variable effects. Psychological Methods, 7, 83-104. McKinney, C.H., Antoni, M.H., Kumar, M. Tims F.C., & McCabe, P.M. (1997). Effects of guided imagery and music (GIM) on mood and cortisol in healthy adults. Health Psychology, 16, 390-400. Meijman and Mulder in Handbook of work and organizational psychology, Psychology Press/Erlbaum, Hove, pp 5–33, 1998. Moreno-Jimenéz, B., Mayo, M., Sanz-Vergek, A. I., Geurts, S., Rodríguez-Munoz, A., & Garrosa, E. (2009). Effects of work-family conflict on employees‟well-being: The moderating role of recovery strategies. Journal of Occupational Health Psychology, 14, 427-440. Noblet, A., Graffam, J., & McWilliams, J. (2008) Sources of well-being and commitment of staff in the Australian disability employment services. Health and Social Care in the Community, 16, 137-146. Patel, C., Marmot, M. G., Terry, D. J., Carruthers, M., Hunt, B., & Patel, M. (1985). Trial of relaxation in reducing coronary risk: four year follow up. British Medical Journal, 290, 1103–1106. Post-White, J. (1998). The role of sense of coherence in mediating the effects of mental imagery on the immune function, cancer outcome and quality of life. In Stress, Coping, and Health in Families, Hamilton et al. (eds.). SAGE Publications: Thousand Oaks, CA. Roffe, L., Schmidt, K., & Ernst, E. (2005). A systematic review of guided imagery as an adjuvant cancer therapy. Psycho-Oncology, 14, 607-617. Rook, J. W., & Zijlstra, F. R. H. (2006). The contribution of various types of activities to recovery. European Journal of Work and Organizational Psychology, 15, 218-240. Rosenzweig, S., Reibel, D. K., Greesom, J. M., Brainard, G. C. & Hojat, M. (2003). 44
Mindfulness-based stress reduction lowers psychological distress in medical students. Teaching and Learning in Medicine, 15, 88-92. Shapiro, S. L., Schwartz, G. E., & Bonner, G. (1998). Effects of mindfulness-based stress reduction on medical and premedical students. Journal of Behavioral Medicine, 21, 581– 599. Sher, K. J., Bartholow, B. D., Erickson, D. J., Peuser, K. & Wood, M. D. (2007). Stressresponse-dampening effects of alcohol: attention as a mediator and moderator. Journal of Abnormal Psychology, 116, 362-377. Sobel, M. E. (1982). Asymptotic confidence intervals for indirect effects in structural equation models. In S. Leinhardt (Ed.), Sociological methodology (pp. 290–312). Washington, DC: American Sociological Association. Sonnentag, S. (2001). Work, recovery activities, and individual well-being: A diary study. Journal of Occupational Health Psychology, 6(3), 196-210. Sonnentag, S., & Bayer, U. (2005). Switching off mentally: Predictors and consequences of psychisch losmaken from work during off-job time. Journal of Occupational Health Psychology, 10(4), 393 – 414. Sonnentag, S., Binnewies, C., & Mojza, E. J. (2008). „Did you have a nice evening?“ A day-level study on recovery experiences, sleep, and affect. Journal of Applied Psychology, 93(3), 674 – 684. Stone, Kennedy-Moore & Neale (1995). Association between daily coping and end-of-day mood. Health psychology, 12, 341-349. Thayer, R. E., Newman, J. R., & McClain, T. M. (1994). Self-regulation of mood: Strategies for changing a bad mood, raising energy, and reducing tension. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 910–925. Tucker, P., Dahlgren, A., Akerstedt, T. & Waterhouse, J. (2007). The impact of free-time 45
activities on sleep, recovery and well-being. Applied Ergonomics, 39, 653-662. Walker, L. G., Walker, M. B., Ogston, K., Heys, S. D., Ah-See, A. K., Miller, I. D., Hutcheon, A. W., Sarkan, T. K., & Eremin, O. (1999). Psychological, clinical and pathological effects of relaxation training and guided imagery during primary chemotherapy. British Journal of Cancer, 80, 2362-2368. Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: The PANAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 47, 1063-1070. Watson, D., & Clark, L. A. (1994). The PANAS-X: Manual for the Positive and Negative Affect Schedule–Expanded Form. Unpublished manuscript, University of Iowa, Iowa City. Westman, M., & Eden, D. (1997). Effects of respite from work on burnout: Vacation relief and fade-out. Journal of Applied Psychology, 82, 516-527. Winwood, P.C., Bakker, A. B. & Winefield, A.H. (2007), An investigation of the role of nonwork-time behavior in buffering the effects of work strain. Journal of Occupational & Environmental Medicine, 49, 862-871. Zijlstra, F., & Sonnentag, S. (2006). After work is done: Psychological perspectives on recovery from work. European Journal of Work and Organizational Psychology, 15, 129 – 138.
46
7. BIJLAGE
7.1 Audiofragment: Geleide Visualisatie Ingesproken door meditatietrainer Wino Penris (dec. 2009)
Ga stevig zitten op je stoel. Twee voeten plat op de grond en haal een aantal keren, een keer of 10, diep adem… Bij de inademing haal je rust en stevigheid in en bij de uitademing laat je los wat je hier en nu niet nodig hebt… Voel hoe je wordt gedragen door je stoel en dus door de aarde. Stel je voor dat er vanuit je stuitje een verbinding is met de aarde, een ankerketting met een zwaar anker eraan. En trek die ankerketting nog eens stevig aan… voel hoe alles wat je wilt loslaten wegzakt naar de aarde… Boven je hoofd is een grote warme zon, speciaal voor jou, en iedere cel van je lichaam koestert zich in de warmte en het licht van de zon, niet alleen de huid maar echt iedere cel in je lichaam vangt de warmte… en niet alleen je lichaam maar ook de ruimte om je heen, die als jouw ruimte wordt beschouwd, vult zich helemaal op met het licht en de warmte van die zon… En stel je nu voor dat al je gedachten oplossen in die warmte, iedere keer als er een nieuwe gedachte komt dan laat je hem gaan, je houdt hem niet tegen, onderdrukt hem niet, en laat hem gewoon gaan… En hetzelfde geldt voor emoties, blij, boos, bang, bedroefd, die smelten en verdwijnen naar de aarde. En ook alle spierspanning die je niet nodigt hebt om rustig op je stoel te zitten lost op… verdwijnt… Check nog maar eens je hele lichaam, te beginnen bij je kruin, op overbodige spierspanning, achter je oren, vooral als je een bril draagt zit er vaak achter oren heel veel spanning, je kaken, je nek en schouders, je hele borstgebied, buikspieren, je bekkenbodem spieren, en je benen…. En al die spanning laat je los… Alle onrust in je lichaam verdwijnt, lost op, in de warmte van de zon. En de last die je meedraagt uit je verleden die lost op… smelt… en de zorgen die je hebt over de toekomst smelten als sneeuw voor de zon… En alle oordelen die jij hebt over anderen of over jezelf en alle oordelen van anderen over jou die je met je mee sjouwt lossen op… en je bent stevig verbonden met de aarde en met de zon… En dan ga je met de aandacht naar het middelpunt van je hoofd. Daar is een ruimte tussen je oren, achter je ogen, daar staat een fauteuil voor je klaar een comfortabele stoel en daar ga je zitten je kijkt nu bij wijze van spreken naar de achterkant van je ogen en je hoort wat je oren horen… Dit is een stille plek… En naast die fauteuil zit een draaiknop, dat is de regelknop van je denkmachine, die zet je op laag, probeer maar even uit welke kant je op moet draaien,
47
en als het goed is wordt het nu heel rustig in je hoofd, in die stille plek… En voor je staat een televisie en die gaat aan en in het beeld verschijnt een strand. Een prachtig tropisch strand, met palmbomen, mooi wit zand en een mooie helder blauwe oceaan en een strak blauwe hemel met een zon, je voelt al dat het lekker warm is op dat strand en je hoort het ruizen van de branding en je hoort de zee, de wind, misschien een vogel, misschien ook een stemmetje van een spelend kind ofzo, maar het is niet heel druk op het strand en je kunt de temperatuur voelen, de wind voelen, je kunt de zee ruiken… en dan stap je in dat beeld en je staat met je blote voeten in dat warme zand. En je loopt rustig over het strand en je voelt hoe het strand bij wijze van spreke iedere keer je voeten vastgrijpt. Hoe je voeten een beetje wegzakken in het warme zand. En je voelt de warme wind en de warme zon op je huid en je voelt ook hoe er kleine zand korreltjes tegen je aanwaaien, het kriebelt lekker tegen je huid… En je zoekt een mooi plekje om te gaan liggen, daar ga je naar toe en je gaat liggen en je schud nog eens even in het zand zodat het zand helemaal de vorm van je lichaam aanneemt. Dat warme zand, en je voelt het warme zand en de warme zon en de warme wind en je voelt de zandkorreltje die over je huid heen geblazen worden en langzaam maar zeker wordt je onderdeel van het strand… En mochten er nog gedachten bij je opkomen dan hou je die niet tegen, je geeft er heel even aandacht aan en dan laat je ze weer los………………………….En dan wordt het nu tijd om weer terug te gaan… schud het zand van je lichaam af en je loopt terug naar waar je vandaan kwam. En dan ben je weer in het middelpunt van je hoofd, de tv gaat uit en je gaat je hele lichaam nog eens langzaam af wat er veranderd is, hoe je er nu bijzit in vergelijking met een kwartiertje geleden, en dat neem je mee… Voel nog een keer het contact met de aarde, trek de ankerketting nog eens aan als dat nodig is, en voel de zon boven je hoofd. En hoe die jouw lichaam koestert en omgeeft met warmte, en dan zet je je denkmachine weer op normaal, of op hoog net wat je wilt en dan ga je met het geluid van het belletje weer mee uit de trance.
48