De werkers van het elfde uur (Matteüs 20,1-16)
Thema voor oktober
Het verhaal over ‘de werkers van het elfde uur’ is één van die evangelieteksten waar veel mensen het lastig mee hebben. Het gaat over een landeigenaar die arbeiders tewerkstelt in zijn wijngaard. Er zijn arbeiders die werken van ’s morgens tot ’s avonds. Anderen werken maar een halve dag. Sommigen werken zelfs maar één uur. Na afloop van de werkdag krijgen ze toch allemaal hetzelfde loon: een denarie. Dat is onrechtvaardig, vinden velen. Het is toch niet normaal dat je voor een hele dag werken maar evenveel loon krijgt als voor één uur. Hoe kan zo’n verhaal in de Bijbel staan? Waarom vertelt Jezus het? Wat bedoelt hij ermee? Om dit evangelieverhaal goed te begrijpen, zijn er twee zaken van belang. We moeten beseffen dat het niet zomaar een verhaal is, maar een parabel. En we moeten inzien dat Bijbelse gerechtigheid niet helemaal hetzelfde is als wat wij vandaag onder ‘rechtvaardigheid’ verstaan. Parabels
Rembrandt; ‘De werkers van het elfde uur’
Een parabel is een verhaal dat ‘uit het leven gegrepen’ lijkt, maar waar ook iets ongewoons mee aan de hand is. Het bevat een overdreven contrast of een verrassend element, in ieder geval iets dat de toehoorders raakt en hen aan het denken zet. Want een parabel wordt altijd met een bepaald doel aan een of meer toehoorders verteld. Een parabel wil reactie uitlokken, tot inzicht brengen, tot ommekeer of ‘bekering’ leiden. Een zeer duidelijk voorbeeld daarvan vinden we in het Oude Testament. Koning David heeft een zware misdaad begaan. Hij zag de mooie Batseba in de tuin naast zijn paleis, liet haar halen en ging met haar naar bed. Batseba was getrouwd met Uria, die als trouwe soldaat in het leger van de koning aan het front verbleef. Batseba werd zwanger. De pogingen van David om Uria te laten doorgaan voor de vader van het kind, mislukten. Toen koos David voor een drastische oplossing: hij zorgde ervoor dat Uria
14
sneuvelde aan het front en om dat te bereiken dwong hij zijn legeraanvoerder ertoe een zinloze aanval uit te voeren en een deel van zijn soldaten op te offeren ... Heel dat onverkwikkelijke verhaal staat te lezen in hoofdstuk 11 van het Tweede boek Samuël. De koning pleegt overspel en doodslag. Hij gedraagt zich als een potentaat die boven de wet staat en zijn onderdanen als lijfeigenen beschouwt. “Maar wat David gedaan had was slecht in de ogen van de heer”, lezen we dan. De profeet Natan moet dat duidelijk gaan maken aan de koning. Natan legt het slim aan boord. Hij had naar de koning kunnen gaan en hem recht in zijn gezicht zeggen: “U bent een zondaar.” Er is weinig kans dat de koning hem zou hebben laten uitpraten, zo’n onbeschaamdheid had Natan misschien zelfs het leven gekost. Maar de profeet kiest voor de omweg van de parabel. Hij vertelt de koning een verhaal. “Twee mannen woonden in dezelfde stad. De een was zeer rijk en bezat grote kudden. De ander was arm en had maar één lammetje waarvan hij hield als van een kind. Op een dag kreeg de rijke man bezoek. Maar in plaats van een schaap uit zijn eigen grote kudde te slachten, pakte hij het lam van de arme en maakte dat klaar voor zijn gast.” David heeft geboeid geluisterd. Hij denkt wellicht dat Natan hem een echt gebeurd voorval uit een stad van zijn koninkrijk komt vertellen. Hij is diep verontwaardigd en zegt tegen Natan: “Zowaar de heer leeft, de man die dat gedaan heeft, verdient de dood! En het lam moet hij vierdubbel vergoeden omdat hij er niet voor is teruggeschrokken zoiets ergs te doen!” Nu moet Natan maar één zin meer zeggen: “Die man, dat bent u!” Dan vallen David de schellen van de ogen. Hij beseft dat het verhaal eigenlijk over hem ging, dat hij zelf nog iets veel ergers heeft gedaan dan die rijke man. Hij komt
tot inkeer en bekent schuld (2 Samuël 12,113). En zo heeft Natan dus zijn doel bereikt, dankzij de parabel. Jezus was een meester in het vertellen van parabels. Dat weten we uit de evangelies, waarin Jezus talrijke parabels vertelt. En zoals Natan deed hij dat vaak om zijn toehoorders tot inzicht en tot bekering te brengen. De farizeeën en de schriftgeleerden bijvoorbeeld, die er schande van spraken dat Jezus met tollenaars en zondaars omging. Om hun duidelijk te maken waarom hij dat deed, vertelde Jezus onder meer de parabels van het verloren schaap, de verloren drachme en de verloren zoon (Lucas 15). Omdat zij de joodse wet nauwkeurig onderhielden, achtten de farizeeën zichzelf veel beter dan de andere mensen en dachten ze dat zij toch veel meer ‘verdiensten’ hadden bij God dan de anderen. Jezus hoopte hen met zijn parabels op andere gedachten te brengen. Zo ook met de parabel van de werkers van het elfde uur. De parabel van de werkers van het elfde uur Ook dit verhaal van Jezus lijkt ‘uit het leven gegrepen’, met als verrassend element de merkwaardige handelwijze van de landeigenaar die aan allen een gelijk loon laat uitbetalen. Dat leidt tot de verontwaardigde reactie van de arbeiders van het eerste uur. Zij vertolken in feite ook de gevoelens van al wie deze parabel beluistert: “Die laatsten daar hebben één uur gewerkt en u stelt hen gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte gedragen hebben!” De landeigenaar antwoordt een van hen: “Vriend, ik doe je geen onrecht. We waren het toch eens geworden voor een denarie? Pak je geld maar aan en ga. Ik wil die laatste evenveel geven als jou.” Strikt juridisch is zijn handelwijze niet onrechtvaardig. De werkers van het eerste uur ontvangen het 15
16
De Bergrede
overeengekomen bedrag. Een denarie was in die tijd het gewone dagloon voor een arbeider. En als de landeigenaar ook aan de anderen, die wellicht niet door eigen schuld werkloos waren, een volledig dagloon wil geven, is dat zijn zaak. Zijn handelwijze is alleen psychologisch een beetje irriterend doordat hij de laatsten onder de ogen van de eersten laat uitbetalen maar dat was in het kader van de parabel natuurlijk nodig om de reactie uit te lokken. De echte verklaring komt helemaal op het einde: “Of ben jij kwaad omdat ik goed ben?” Letterlijk staat er: “Is je oog slecht, omdat ik goed ben?” Het oog openbaart de gesteltenis van het hart. We mogen dus vertalen: “Is je hart afgunstig, omdat ik goed ben?” In dit antwoord van de landeigenaar horen we God zelf spreken. De goede verstaander wist al vanaf het begin dat Jezus niet zomaar een realistisch verhaal vertelde maar een parabel. Een grootgrondbezitter gaat immers niet zelf naar de markt om arbeiders in te huren, maar stuurt zijn rentmeester, en zeker huurt hij geen arbeiders meer als de werkdag bijna om is. Maar het gaat over God, en die doet nu eenmaal anders. Die laat zich vooral niet leiden door strikt juridische overwegingen, maar door goedheid die veel verder reikt, en die ook wat anders is dan willekeur. De landeigenaar zegt wel: “Mag ik niet met het mijne doen wat ik wil?”, maar het Griekse werkwoord dat hier gebruikt wordt, betekent niet ‘ik handel naar willekeur’ maar wel ‘ik ben innerlijk geneigd tot’. Bij God kan je geen verdiensten laten gelden. God geeft in goedheid aan ieder wat hij nodig heeft. Bijbelse gerechtigheid Met de arbeiders van het eerste uur wordt de landeigenaar het eens voor een denarie per dag. Dat was, zoals gezegd, een normaal, rechtvaardig dagloon. Aan de arbeiders die later beginnen, noemt de landeigenaar
geen bedrag. Hij belooft hun te geven ‘wat billijk is’. In het Grieks staat er dikaios. Dat woord verwijst naar het Bijbelse begrip ‘gerechtigheid’, en dat is heel wat anders dan ons modern westerse begrip ‘rechtvaardigheid’. Rechtvaardigheid is gebaseerd op vastgelegde normen en regels. Op principes zoals ‘voor wat hoort wat’ of ‘loon naar werken’. De prestatie wordt gemeten en beloond. Zo hoort het volgens de arbeiders van het eerste uur en daarom vinden zij de handelwijze van de landeigenaar onrechtvaardig. Maar als er rechtvaardig wordt gehandeld, betekent dat nog niet dat er ook gerechtigheid is gedaan. Gerechtigheid in Bijbelse zin is immers niet gebaseerd op uiterlijke normen of meetbare prestaties. Gerechtigheid is gericht op het goede, op levenskansen voor élke mens. Gerechtigheid doen betekent: zo leven dat de ander er beter van wordt. En daarvoor moet je soms ongewone, verrassende dingen doen. Zoals Jezus het vraagt in zijn Bergrede: “Als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan” (Matteüs 5,20). ‘Gerechtigheid’ volgens de Bergrede is veel meer dan ‘niet doden’ en ‘je naaste liefhebben’. Het betekent ook: je naaste geen kwaad hart toedragen, je verzoenen met je broeder die iets tegen je heeft, meer geven dan men je vraagt, je vijand liefhebben ... Bijbelse gerechtigheid vraagt gulheid en mateloze goedheid. Gerechtigheid gericht op het goede: daar is het Jezus ook in deze parabel om te doen. “Ben jij jaloers omdat ik goed ben?” vraagt de landeigenaar aan een van de arbeiders van het eerste uur. God laat zich leiden door goedheid. Hij houdt van ieder mens evenveel. Het levenslot van alle mensen gaat Hem ter harte. Hij wil dat 17
iedere mens, zonder uitzondering, volop levenskansen krijgt. Daarom krijgt elke arbeider in de parabel een volledig dagloon uitbetaald. Opdat iedereen genoeg heeft om menswaardig te leven. Gerechtigheid is in de Bijbel op de eerste plaats een eigenschap van God. Niet het recht van de sterkste, van de meest succesvolle, van de best presterende geldt bij God, maar het recht van eenieder en dus van de zwaksten eerst. De God van de Bijbel luistert naar de noodkreet van de arme en draagt zorg voor vluchtelingen en vreemdelingen, voor de weduwe en de wees. De minsten en de laatsten trekt Hij voor om scheefgegroeide verhoudingen recht te trekken. De houding van de landeigenaar in de parabel is daarvan een zeer concrete illustratie.
dan in het evangelie. ‘Morren’ is een typisch werkwoord dat telkens gebruikt wordt als mensen protesteren tegen de vriendschappelijke omgang van Jezus met tollenaars en zondaars (zie Lucas 5,30; 15,2; 19,7). Datzelfde werkwoord vinden we ook in onze parabel: de arbeiders van het eerste uur ‘morden’ tegen de landeigenaar (Matteüs 20,11). Zoals David zichzelf herkende in de parabel van Natan, zo konden ook Jezus’ tegenstanders zichzelf herkennen in de arbeiders van het eerste uur. Deze parabel nodigt ons uit kritisch na te denken over ons eigen rechtvaardigheidsgevoel. Wij worden uitgedaagd om meer te doen dan wat strikte rechtvaardigheid vraagt. Wij worden opgeroepen tot gulle goedheid, in het voetspoor van Jezus en van God zelf. Paul Kevers
Bovendien belicht deze parabel de houding van Jezus zelf, die vanwege zijn voorliefde voor marginalen en zieken, tollenaars en zondaars op zoveel onbegrip stootte bij de weldenkende mensen van zijn tijd, bij degenen die zichzelf zo ‘rechtvaardig’ vonden. Die ‘morden’ tegen Jezus, staat er
Paul Kevers is oudtestamenticus, directeur van de Vlaamse Bijbelstichting en hoofdredacteur van het Bijbelse tijdschrift Ezra. Hij schreef onder meer De Bijbel lezen in woord en daad, een driedelige commentaar op de zondagse schriftlezingen, verschenen bij uitgeverij Halewijn (2008–2010).
VRAGEN TER BESPREKING 1. Wat is jouw eerste reactie op het verhaal over ‘de werkers van het elfde uur’? Heeft dit artikel jou nieuwe inzichten bijgebracht? 2. Hoe kijken we nu naar ‘de werkers van het elfde uur’, bijvoorbeeld leefloners, werklozen, gehandicapten, kinderen met lager of geen diploma? 3. Kan je er inkomen dat een strikte toepassing van rechtvaardige normen en regels niet altijd leidt tot meer menszijn en tot een betere samenleving? Zie je dat ook gebeuren in de samenleving? 4. Tot welke ‘grotere goedheid’ voel jij jezelf concreet opgeroepen door deze parabel van Jezus? 5. Voel jij jezelf soms ‘een werker van het eerste of van het elfde uur’? 18