De wereldwijde strijd om energie; een analyse van het Energie‐ Veiligheidsbeleid van de Europese Unie in Centraal Eurazië
Scriptie Master Internationale Betrekkingen Opleiding: Politicologie, Universiteit van Amsterdam Auteur: Freek Ewals Datum: 21 februari 2010 Eerste beoordelaar: Paul Aarts Tweede beoordelaar: Maaike Warnaar
1
Inhoudsopgave: 2
Lijst met tabellen en figuren………………………………………………………………………………………………….3 Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………….............4 1. Theoretisch kader……………………………………………………………………………………………………………..7 1.1 De term geopolitiek……………………………………………………………………………………………………7 1.2 Ontwikkelingen eind 20e eeuw…………………………………………………………………………………..7 1.3 Orthodoxe geopolitiek……………………………………………………………………………………………….9 1.4 Kritische geopolitiek…………………………………………………………………………………………………13 1.5 Conclusie………………………………………………………………………………………………………………….14 2. De wereldwijde strijd om energie……………………………………………………………………………………16 2.1 Energie als officieel veiligheidsvraagstuk……………………………………………………………….16 2.2 Olie‐ en gaspolitiek in historisch perspectief…………………………………………………………..18 2.3 De vraag‐ en aanbodzijde en het geografische aspect van olie en aardgas..…………….21 2.4 Conclusie………………………………………………………………………………………………………………….26 3. De Europese Unie als actor………………………………………………………………………………………………28 3.1 De EU als institutie……………………………………………………………………………………………………28 3.2 Een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid…………………………………………31 3.3 De rol van olie en gas binnen de energiebehoefte van de EU…………………………………..36 3.4 Het algemeen Europees Energie‐Veiligeheidsbeleid……………………………………….………..42 3.5 Conclusie………………………………………………………………………………………………………………….47 4. Centraal Eurazië………………………………………………………………………………………………….…………..48 4.1 Historie Centraal Eurazië…………………………………………………………………………………………..48 4.2 De huidige politiek, sociaal‐economische situatie van de staten in CEA………………..…..49 4.3 Olie‐ en gassector in CEA……………………………………………………………………………………….….61 4.4 Conclusie…………………………………………………………………………………………………………..………70 5. Het Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazië…………………………………………..72 5.1 Algemeen EVB van de EU in CEA………………………………………………………………………….……72 5.2 European Neighbourhood Policy……………………………………………………………………………….73 5.3 EU and Central Asia: Strategy for a New Partnership…………………………………………….….77 5.4 Evaluatie van het EVB van de EU in CEA…………………………………………………………………….80 3
5.5 Conclusie………………………………………………………………………………………………………………..…84 6. Conclusie…………………………………………………………………………………………………………………………85 Bronvermelding…………………………………………………………………………………………………………….…….88
Tabellen en figuren: 4
Lijst met tabellen:
Tabel 2.1: Olieconsumptie 1999‐2009…………………………………………………………………………………23 Tabel 2.2: Gasconsumptie 1999‐2009………………………………………………………………………….………24 Tabel 2.3: Oliereserves en olieproductie 2009……………………………………………………….……………25 Tabel 2.4: Gasreserves en gasproductie 2009…………………………………………………………….……….25 Tabel 4.2: Polieke en civiele rechten, economische welvaart en corruptie cijfers……………....61 Tabel 4.3: Olie‐ gasreserves/productie/export en aandeel in totaal export 2009……………....63 Tabel 4.4: Olie‐ en gasimporten EU en olie‐ en gasexporten CEA 2009………………………………..63
Lijst met figuren: Figuur 3.1: EU‐lidstaten………………………………………………………………………………………………….……30 Figuur 3.2: Aandelen energiebronnen energieverbruik EU……………………………………………..…..37 Figuur 3.3: Verhouding EU met rest van de wereld in olieproductie, ‐consumptie en gasproductie, ‐consumptie 2009 in procenten…………………………………………………………………… 38 Figuur 3.4: Olieproductie en –consumptie, gasproductie en –consumptie EU 2009 ….38 Figuur 3.5: Olie‐importen EU……………………………………………………………………………………………….39 Figuur 3.6: gasimporten EU…………………………………………………………………………………………………40 Figuur 3.7: Afhankelijkheid olie‐ en gasimporten EU…………………………………………………………..41 Figuur 4.1: De staten van CEA………………………………………………………………………………………..……50
Inleiding: 5
Drie recente conflicten aan de randen van de Europese Unie hebben geleid tot de totstandkoming van deze scriptie die thans voor u ligt. Het gasconflict tussen Rusland en de Oekraïne in 2006, en later nog eens in 2009, liet pijnlijk zien hoe afhankelijk de Europese Unie is van Rusland voor haar gasvoorziening. Door de conflicten tussen beide landen kregen enkele landen in de Europese Unie te kampen met gastekorten omdat Oekraïne een belangrijk doorvoerland is voor het Russische gas naar Europa. Het liet de noodzaak zien van een degelijk gemeenschappelijk Energie‐Veiligheidsbeleid van de Europese Unie. Het conflict tussen Rusland en Georgië over de status van de Georgische provincie Zuid‐Ossetië in 2008 legde nog maar eens bloot hoe de wereld verwikkeld is in een strijd om energie. Het liet zien hoe Rusland tracht haar invloed te behouden in het gebied, daar Georgië een belangrijke rol speelt als doorvoerland van energie van Centraal Eurazië naar het Westen. En als het aan de Europese Unie ligt nog veel belangrijker kan worden in de nabije toekomst. Deze beide gebeurtenissen hebben ertoe geleid dat ik mijn scriptie wilde gebruiken om het Energie‐Veiligheidsbeleid van de Europese Unie te analyseren en dan specifiek in het energierijke Centraal Eurazië. De energiesector in die regio staat namelijk, na het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie nog in haar kinderschoenen en kan er zodoende voor zorgen dat de Europese Unie minder afhankelijk wordt van het Midden‐Oosten en Rusland voor haar energietoevoer in de toekomst. Echter de regio biedt ook voor de VS en China een uitgelezen kans om toegang te krijgen tot enorme olie‐ en gasvoorraden terwijl Rusland, zoals hierboven weergegeven, nog steeds een vinger in de pap wil houden in deze regio. Een enorme uitdaging dus voor het geopolitieke beleid van de Europese Unie. Om de analyse in te kaderen heb ik gekozen om het beleid vanuit een kritisch geopolitiek perspectief te bezien. Deze theorie legt namelijk de nadruk op de wereldwijde strijd om energie in de wereld. Dit heeft geleid tot de volgende centrale vraagstelling van deze scriptie: hoe valt het Energie‐Veiligheidsbeleid van de Europese Unie in Centraal Eurazië te verklaren vanuit een kritisch geopolitiek perspectief? Ik hoop met deze scriptie de lezer zodoende niet alleen inzicht te verschaffen in het gevoerde Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazie an sich maar ook de context te bieden waarbinnen dit beleid tot stand is gekomen. Onderzoeksopzet 6
Om een antwoord te kunnen geven om de centrale vraagstelling van deze scriptie, hoe het Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU valt te verklaren vanuit een kritisch geopolitiek perspectief, heb ik de volgende vijf deelvragen geformuleerd. Deze vragen zullen in een afzonderlijk hoofdstuk worden behandeld en zullen uiteindelijk leiden tot een antwoord op mijn onderzoeksvraag. De deelvragen luiden als volgt: 1. Wat is de kritische geopolitiek en waarom sluit deze benadering beter aan bij de hedendaagse geopolitieke verhoudingen dan de orthodoxe geopolitiek? 2. Welke rol spelen olie en gas in de internationale politiek? 3. Binnen welke institutionele context komt het Energie‐Veilgheidsbeleid van de EU tot stand? 4. Wat is de politiek‐economische situatie van de landen in Centraal Eurazië? 5. Wat is het huidige Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazië? In het eerste hoofdstuk zal het theoretisch kader worden geïntroduceerd, zodoende zal de eerste deelvraag behandeld worden. Het schets een beeld van de wereld waarin wij thans leven en geeft aan voor welke geopolitieke uitdagingen de belangrijkste actoren van de internationale politiek staan, zoals de EU. Voorts laat het zien welke methodes het best kunnen worden gebruikt om het geopolitieke doel van deze actoren te behalen. Hoofdstuk 2 zal de rol van energie in de hedendaagse wereld laten zien en plaatst die rol van energiebronnen, van olie en gas in het bijzonder, tevens in een historisch perspectief,. Ook zal worden ingegaan op de vraag‐ en aanbodzijde van olie en gas en zal het geografische aspect van deze energiebronnen worden behandeld. Hiermee zal de tweede deelvraag worden beantwoord. In het derde hoofdstuk staat de Europese Unie centraal. Eerst zal worden gekeken naar de totstandkoming van de centrale actor van deze scriptie, waarna de ontwikkelingen van een gemeenschappelijk buitenlands beleid en het algemene Energie‐ Veiligheidsbeleid worden behandeld. Tevens zal in dit hoofdstuk specifiek worden gekeken naar de energiebehoefte van de Europese Unie en haar afhankelijkheid van olie‐ en gasimporten. Om de context te schetsen van het Energie‐Veiligheidsbeleid van de Europese Unie in Centraal Eurazië wordt in het vierde hoofdstuk ingegaan op de regio Centraal Eurazië. De 7
huidige politieke‐economische situatie zal worden bestudeerd alsmede de energiesector in al haar facetten. Zodoende kan in hoofdstuk 5 de laatste deelvraag van deze scriptie worden behandeld. In dit laatste hoofdstuk vindt dan ook de analyse plaats van het Energie‐ Veiligheidsbeleid van de Europese Unie in Centraal Eurazië. Het bestaande beleid is vastgelegd in de European Neighbourhood Policy, de Strategy for a New Partnership en de verschillende Memorandum of Understanding’s. Deze beleidsdocumenten zullen uitvoerig worden behandeld. Ten slotte zal op deze manier in de conclusie getracht worden om een antwoord te geven op de centrale vraagstelling van deze scriptie, hoe dit beleid kan worden verklaard vanuit een kritisch geopolitiek perspectief. Methodologie Dit onderzoek zal gebaseerd zijn op een literatuurstudie. Data over energie zullen met name afkomstig zijn uit het jaarrapport 2010 van BP. Tevens zal voor de ontwikkelingen in de wereldwijde energiesector van de laatste jaren gebruik worden gemaakt van rapporten van de vooraanstaande energiemonitoren Internatinal Energy Agency en de Energy Information Administration. Informatie over de regio is met name afkomstig van de NGO’s Freedom House en de International Crisis Group en van de BBC en de CIA. Voorts zal veelvuldig gebruik worden gemaakt van beleidsdocumenten van de EU om haar beleid in beeld te brengen. Voor dit onderzoek is verder een interview afgenomen met Christof van Agt, Senior Researcher van Clingendeal Institute Energy Programme.
1.Theoretisch kader 8
Om een verklaring te kunnen geven voor het huidige Energie‐Veiligheidsbeleid (EVB) van de Europese Unie (EU) in Centraal Eurazië (CEA) zal ik dit beleid analyseren vanuit een kritisch geopolitiek perspectief. Deze kritische geopolitieke benadering zal dan ook als theoretisch raamwerk worden geïntroduceerd. Dit zal ik doen door eerst een beschrijving te geven van de oorsprong van het concept geopolitiek en de orthodoxe benadering van geopolitiek. Voorts zullen de belangrijkste internationale politieke ontwikkelingen worden geschetst die geleid hebben tot een heroverweging van de orthodoxe geopolitiek en wordt deze kritische geopolitiek als theoretische stroming toegelicht. Hiermee wordt een antwoord gegeven op de eerste deelvraag van deze scriptie: wat is de kritische geopolitiek en waarom sluit deze benadering beter aan bij de hedendaagse geopolitieke verhoudingen dan de orthodoxe geopolitiek? 1.1 De term geopolitiek De term ‘geopolitiek’ werd eind 19e eeuw geïntroduceerd door de Zweedse politicoloog Rudolf Kjellen. Met de term geopolitiek beschreef Kjellen de samenhang tussen politiek en geografie. 1 De Noorse politicoloog Oyvind Osterud omschreef de term geopolitiek bijna een eeuw later als volgt: “Geopolitics attempts to explain international politics in terms of geography, based on factors such as the location, size, and resources of each area. In the abstract, geopolitics traditionally indicates the links and causal relationships between political power and geographic space; in concrete terms it is often seen as a body of thought assaying specific strategic prescriptions based on the relative importance of land power and sea power in world history.” 2 1.2 Orthodoxe geopolitiek De geopolitiek als academische school kent haar oorsprong binnen de academische instituties en militaire academies van staten die ofwel reeds grootmachten waren of aspiraties kende om dat te worden tegen het einde van de 19e eeuw. 3 In deze tijd
1
Amineh, M. 2002. “Geopolitiek van energiebronnen in de Kaspische regio.” Internationale Spectator 56(2) p. 82 2 Osterud, O. 1988. “The Uses and Abuses of Geopolitics.” Journal of Peace Research 24(2) p. 191 3 Amineh, M., 2002. p. 81
9
ontwikkelde de geopolitiek als discipline zich voornamelijk over de vraag hoe staten hun macht en invloed in de wereld konden uitbreiden. De Duitser Friedrich Ratzel wordt als een van de grondleggers gezien van de geopolitiek. In zijn boek Politische Geographie uit 1897 paste Ratzel Darwins idee van “survival of the fittest” toe op de internationale politiek. Het expansionisme van staten kon volgens Ratzel worden verklaard doordat de staat een biologisch organisme is dat extra territorium nodig heeft om het proces van groei te laten continueren. De internationale politiek kenmerkte zich volgens Ratzel als een arena waarin de strijd om territoriale ruimte centraal staat en waarin sterke staten overleven ten koste van zwakke staten. 4 Deze darwinistische kijk op de internationale politiek legde de basis voor de geopolitiek als discipline die zich ontwikkelde als visie vanuit het Realisme op de samenhang tussen politiek en geografie. De politicoloog Mehdi Amineh beschrijft deze relatie tussen de realistische school binnen de Internationale Betrekkingen en de traditionele vorm van geopolitiek, welke hij orthodoxe geopolitiek noemt. 5 De orthodoxe geopolitiek, in lijn met het realisme, gaat uit van een wereldorde waarin de balance of power als een organiserende structuur werkt. Het ziet tevens in staten de belangrijkste en alles beslissende actoren binnen de internationale politiek en kent niet‐ statelijke actoren haast geen invloed toe. 6 De academici die zich verbonden voelen met het structureel realisme zien ook weinig ruimte voor politici met verschillende (ideologische) opvattingen en sociale actoren binnen een staat om beslissend te zijn in het handelen van de staat. De structuren van het internationale systeem zullen volgens hen altijd bepalend zijn voor het handelen van een staat dat altijd gebaseerd zal zijn op het principe van zelfbelang van overleving. Aanhanger van het structureel realisme Kenneth Waltz omschrijft dit als volgt: “The ruler’s, and later the state’s , interest provides the spring of action; the necessities of policy arise from the un‐regulated competition of states; calculation based on these necessities can discover the policies that will best serve the state’s interests; success is the ultimate test of policy, and success is defined as preserving and strengthening the state… structural constraints explains why the methods are repeatedly used despite differences in
4
Amineh, M., 2003. Globalization, Geopolitics and Energy Security in Central Eurasia and the Caspian Region. Den Haag: Clingendeal International Program p.18 5 Idem p.18 6 Idem p.18
10
the persons and states who use them”. 7 Deze visie op wetmatigheden van staten binnen de international politiek komen grotendeels overeen met de darwinistische visie op staten van Ratzel. Identiteitsvraagstukken en binnenlandse aangelegenheden zijn in deze van ondergeschikt belang in de uitkomst van het handelen van een staat dat te allen tijde als een biologisch organisme naar zelfbehoud en macht streeft. Militarisme is binnen de orthodoxe geopolitiek, net als binnen het realisme, een sleutelbegrip. Om als staat territorium te vergaren en haar macht te vergroten zijn militaire capaciteiten van wezenlijk belang. Ook de nationale veiligheid van staten wordt voornamelijk gedefinieerd in termen van militaire bedreigingen. 8 Deze orthodoxe geopolitieke benadering op de internationale politiek domineerde de gehele twintigste eeuw het geopolitieke discours binnen zowel de academische als politieke wereld. Echter grote internationale ontwikkelingen, het einde van de Koude Oorlog, globalisering en de economisation van de internationale politiek, die voornamelijk aan het eind van de 20e eeuw aan het licht kwamen, plaatsen deze benadering in een ander daglicht. Vanuit de academische wereld werden eind 20e eeuw steeds meer vraagtekens gezet bij de orthodoxe geopolitiek. Dit leidde tot een stroming die de noodzaak zag om tot een herformulering te komen van de geopolitiek als academische school. Alvorens ik deze herformulering zal behandelen zal ik eerst kort ontwikkelingen kernachtig schetsen die leidde tot de opkomst van de kritische geopolitiek. 1.3 Ontwikkelingen eind 20e eeuw Het einde van de Koude Oorlog, het proces van globalisering en de economisation van de internationale politiek hebben de tekortkomingen van de orthodoxe geopolitiek aan het licht gebracht. Ten eerste was het einde van de Koude Oorlog en het daarmee gepaard gaande uiteenvallen van de Sovjet‐Unie door academici binnen het realisme niet direct te verklaren. Een van de twee wereldmachten was verslagen zonder dat er een schot gelost was tussen de Sovjet‐Unie en de Verenigde Staten. In plaats van verslagen te zijn in een oorlog stapte de Sovjet‐Unie door interne zwakheid uit de confrontatie die de wereld zo lang in haar greep
7 8
Waltz, K.,1979, Theory of International Politics, New York, p. 117 Amineh, M., 2003. p.20
11
had gehouden. 9 In tegenstelling tot de logica binnen het realisme was het niet zo zeer militaire zwakte maar binnenlandse aangelegenheden in de Sovjet‐Unie die het einde van de Koude Oorlog inluidde. Dit betekende ook tevens het einde van een wereldorde met twee hegemoniale krachten die zorgden voor een balance of power. Ten tweede heeft het proces van globalisering haar invloed op de zwakte van de overtuigingskracht van het realistische perspectief op de internationale politiek. Waar het realisme, en zo ook de orthodoxe geopolitiek, de staat als centrale en allesbeslissende actoren ziet op het wereldtoneel heeft het proces van globalisering er toe geleid dat niet‐statelijke actoren zoals multinationals en andere supranationale actoren, zoals de EU, aan invloed hebben gewonnen. Omdat er binnen de academische wereld geen consensus bestaat over de definitie van de term globalisering zal ik deze term kort verduidelijken en haar relatie uiteenzetten met de afnemende invloed van staten. De term globalisering wordt veelal als synoniem gebruikt voor de term internationalisering. 10 Hiermee wordt gerefereerd aan de toenemende handelsrelaties tussen staten. Hoewel deze definitie als zodanig niet gebruikt wordt in deze scriptie wordt wel degelijk de invloed van internationalisering op de afnemende invloed van staten erkent. Amineh beschrijft deze toenemende handel en laat zien door middel van historische data dat er in de afgelopen 100 jaar een sterk stijgende lijn zit in de handelsrelaties tussen staten. 11 Internationalisering heeft staten in toenemende mate afhankelijk van elkaar gemaakt waardoor staten zich steeds moeilijker als compromisloze actoren kunnen gedragen op het wereldtoneel. Willen staten niet hun eigen economie in gevaar brengen dan zullen zij zich meer bewust moeten zijn van hun omgeving en kunnen zij niet te allen tijde, ten koste van alles, hun eigenbelang nastreven. Een in toenemende mate gebruikte definitie van globalisering beschrijft echter ook een nieuw fenomeen: het proces waarin sociale relaties zich ontkoppelen van territorium vooral dankzij nieuwe technologische ontwikkelingen 12 . Plaats en afstand zijn van steeds minder belang waarneer het gaat om onder meer communicatie, handel en financiële transacties. Tevens zien we steeds meer
9
Amineh, M. en Houweling, H.eds. 2004. Central Eurasia in Global Politics: Conflict, Security and Development. Leiden: Koninklijke Brill p.7 10 Scholte, J.A. 1997. “Global Capitalism and the State”. International Affairs 73(3) p.430 11 Amineh, M. 2003. p.13 12 Scholte, J.A. 1997. p.431
12
invloedrijke organisaties ontstaan die niet aan een territorium zijn gebonden zoals multinationals, niet‐gouvernementele organisaties (NGO’s) en supranationale organisaties zoals de Wereld Handel Organisatie. 13 Dit proces van ontkoppeling aan territorium heeft zijn effect op de rol van de staat. Hoewel de staat nog steeds van grote invloed is op de internationale politiek ziet Scholte een afname van deze invloed. Zo stelt Scholte dat staten geen exclusieve soevereiniteit meer over hun grondgebied hebben door de komst van supranationale organisaties en internationale wetgeving. Dat staten de exclusieve controle hebben verloren over hun valuta en financiële koersen. En dat supranationale organisaties in toenemende mate een rol spelen in de totstandkoming van macro‐economisch beleid van staten. Tevens zijn multinationals van steeds grotere invloed op de het doen en laten van staten door verschillende oorzaken zoals het belang van staten om een gunstig investeringsklimaat te bieden. 14 Het is deze definitie van globalisering die gebruikt wordt in deze scriptie. Ook constateren verschillende wetenschappers dat er sinds het einde van de Koude Oorlog door statelijke en niet statelijke actoren meer aandacht wordt besteed aan economische aangelegenheden en energie hulpbronnen. Amineh stelt dat centraal aan deze beleidsverandering het geloof ligt dat nationale macht niet enkel meer wordt bepaald door militaire macht en strategische allianties maar door economisch dynamisme en de technologische ontwikkeling. 15 Klare noemt deze ontwikkeling de “economisation of international security affairs.” 16 Volgens Klare ligt aan deze ontwikkeling een vijftal oorzaken ten grondslag. Ten eerste noemt Klare dat grondstoffen een centrale plaats hebben kunnen krijgen op de veiligheidsagenda’s door het bijna compleet verdwijnen van ideologische conflicten. 17 Hoewel deze stelling wordt betwist door wetenschappers die erop wijzen dat niet zo zeer een ideologische strijd zoals we deze hebben gekend ten tijden van de Koude Oorlog de wereld in haar greep houdt maar wel religieuze conflicten. Zo betoogt Huntington in zijn boek The Clash of Civilizations dat beschavingen en religies de wereld verdelen. Zoals
13
Scholte, J.A. 1997. p.433 Idem p.442 15 Amineh, M. 2003. p.26 16 Klare, M.T. 2001. Resource Wars: The New Landscape of Global Conflict. New York: Owl Books, 2002, p.10 17 Idem p.14 14
13
deze scriptie zal laten zien spelen de verschillende religies een onbetekende rol in de relatie tussen staten in CEA en de grote mogendheden die actief zijn in de regio. Een tweede en derde reden dat grondstoffen zo prominent aanwezig zijn op de veiligheidsagenda’s ziet Klare in de enorme financiële waarde van de grondstoffen en de toenemende vraag naar goederen in de huidige wereld. De groeiende wereldbevolking en de opkomende economieën zoals India en China zijn hier met name debet aan. 18 Als vierde reden voert Klare de aannemelijke schaarste van grondstoffen aan. Tussen 1970 en 1995 heeft de aarde een derde van haar grondstoffen verloren door menselijk handelen. 19 Ten slotte ziet Klare in de betwiste conflicten rondom de eigendomsrechten van grondstoffen een verklaring voor de wijze waarop grondstoffen hun plaats innemen op de veiligheidsagenda’s wereldwijd. De Kaspische Zee en de Zuid‐Chinese Zee zijn voorbeelden van betwiste gebieden die olie en aardgas herbergen. 20 Hoewel in deze scriptie olie en aardgas de centrale rol innemen en uitvoerig zullen worden behandeld spelen andere grondstoffen een belangrijke rol op de veiligheidsagenda’s van minder grote wereldmachten. “For others, however, it is not oil but water that is of greatest concern. Many of the nations of North Africa and the Middle East lack sufficient supplies of fresh water to satisfy the growing demands of their swelling populations, and so view any threat to existing supplies as a vital security matter.” 21 Paul Collier laat ook in zijn artikel Greed or Grievance in Civil War zien dat andere grondstoffen waaronder diamant, goud en hout, veelal de oorzaak zijn van burgeroorlogen in de laatste 2 decennia. 22 Deze drie beschreven ontwikkelingen, het einde van de Koude Oorlog, globalisering en de economisering van veiligheidsvraagstukken, hebben uiteindelijk geleid dat de uitgangspunten van het realisme en de orthodoxe geopolitiek op zijn minst in twijfel konden worden getrokken. De dominantie van de orthodoxe geopolitiek werd sindsdien, hoewel reeds eerder uitgedaagd door andere stromingen binnen de academische wereld, op
18
Klare, M.T. 2001. p.17 Wereld Natuur Fonds. Living Planet 1998. 1998 p.8 20 Klare, M.T. 2001. p.22 21 Idem p.12 22 Collier, P. en Hoeffler, A., 2004, Greed and Grievance in Civil War, Oxford: Oxford University Press, p.3 19
14
overtuigende wijze afgezwakt door een herformulering van de geopolitiek; de kritische geopolitiek. 1.4 Kritische geopolitiek De belangrijkste vraagtekens die de kritische geopolitiek zet bij de orthodoxe benadering hebben betrekking op de staatcentristische en darwinistische uitgangpunten van de klassieke vorm van geopolitiek. 23 Het proces van globalisering heeft ervoor gezorgd dat niet‐ statelijke en supranationale actoren een steeds grotere rol zijn gaan spelen op het internationale politieke podium en dat de staat aan invloed heeft ingeboet. Hiermee breekt de kritische geopolitiek met haar orthodoxe voorloper. Ook breekt deze recentere benadering met het realistische uitgangspunt dat we in een wereld leven waarin een balance of power een natuurlijke toestand is. Het einde van de Koude Oorlog liet een wereld na met slechts één hegemoniale macht. Het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie liet zien dat staten geen blackboxes zijn maar dat binnenlandse aangelegenheden en identiteitsvraagstukken wel degelijk van invloed zijn op het handelen van een staat. Een van de grondleggers van de kritische geopolitiek, de Fransman Tuathail, beschrijft ook dat er binnen staten een strijd is tussen bepaalde politieke stromingen en verschillende actoren om hun geopolitieke discours te laten domineren binnen staten. Het geopolitieke discours, wat een expressie is van hoe men de wereld ziet en een daaraan gekoppelde legitimatie van een te voeren beleid, kent ook haar weerslag op het handelen van staten. Een ander belangrijk verschil met de orthodoxe geopolitiek is dat de kritische geopolitiek de economisering van de internationale politiek erkent. 24 Zo sluit het niet het militaire component van internationale veiligheidsvraagstukken uit maar kent de economische component een belangrijke plaats toe: “While a potent militairy establishement is still considered essential to national security, it must be balanced by a strong and vibrant economy.” 25 Deze economisering van de internationale politiek vindt haar reflectie ook ten aanzien van het doel van geopolitiek beleid. Ziet de orthodoxe benadering het geopolitieke doel als het verkrijgen van territorium, de kritische geopolitiek erkent dit niet en geeft het
23
Amineh, M. 2002. p.82 Amineh, M. en Houweling, H.eds. 2004. p.356 25 Klare, M.T. 2001. p.7 24
15
doel een economische dimensie 26 . Zo ziet Scholte dat onder invloed van de globalisering staten eerder geneigd zijn om elkaar te bestrijden in het vergaren van supranationaal kapitaal dan dat staten interstatelijke oorlogen voeren met als inzet territorium. 27 Volgens Amineh heeft het bedrijven van geopolitiek heden ten dagen tot doel om “sociaal‐ economische gedifferentieerde maatschappelijke ruimten met elkaar te verbinden op een wijze die het eigenbelang het beste dient”. 28 Deze verandering van het geopolitieke doel van staten kent een directe weerslag in de wijze van power projection activities, de manier waarop actoren controle proberen uit te oefenen buiten haar landsgrenzen. 29 Terwijl in het orthodoxe geopolitieke perspectief militarisme de belangrijkste manier was van power projection is dit in het kritische geopolitieke perspectief anders, hoewel het militaristische component niet geheel wordt genegeerd. Staatsmacht blijkt vanuit de kritische geopolitiek uit het vermogen van een regering om, waar ook ter wereld, uitwisselingen tussen sociaal‐economisch en cultureel gedifferentieerde samenlevingsruimten in verschillende staatsjurisdicties tot stand te brengen en te exploiteren. De instrumenten van staatsmacht die in de geopolitiek worden erkend zijn naast gewapende macht, marktregulering, handelsrelaties, productietechnologie en kapitaalverkeer. 30 Zo bezien verschilt de kritische geopolitiek op tal van uitgangspunten in vergelijking met de orthodoxe geopolitiek. 1.5 Conclusie In dit eerste hoofdstuk is het theoretisch kader geïntroduceerd. De ontwikkelingen aan het einde van de twintig hebben geleid in een verandering in het geopolitiek denken. Het einde van de Koude Oorlog, de globalisering en de economisering van de internationale politiek hebben de zwaktes van orthodoxe geopolitiek blootgelegd. Dit heeft tot een nieuwe benadering in de geopolitiek geleid: de kritische geopolitiek. Binnen dit kader speelt de toegang tot energiebronnen een belangrijke rol en zijn niet enkel staten meer de allesbeslissende actoren in de wereld. De kritische geopolitiek erkent ook het geopolitieke
26
Amineh, M. 2002. p.82 Scholte, J.A. 1997. “Global Capitalism and the State”. International Affairs 73(3) p.430 28 Idem 29 Amineh, M. en Houweling, H.eds. 2004. p.12 30 Amineh, M. 2002. p.82 27
16
doel van de orthodoxe variant, het verkrijgen van territorium, niet als zodanig. De kritische geopolitiek omschrijft het geopolitieke doel van de actoren op het internationale podium heden ten dagen als volgt: het verbinden van sociaal‐economische gedifferentieerde maatschappelijke ruimten op een wijze die het eigenbelang het beste dient. Dit doel zal bereikt kunnen worden door de inzet van marktregulering, handelsrelaties, productietechnologie en kapitaalverkeer. Vanuit dit perspectief zal het verdere onderzoek naar het Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazië worden bekeken. Valt de manier waarop de EU toegang probeert te krijgen tot de gas‐ en oliebronnen in die regio te verklaren vanuit deze benadering?
17
2. De wereldwijde strijd om energie Om vanuit de kritische geopolitiek het EVB van de EU in CEA te analyseren is kennis over de rol van energie wereldwijd en de strijd die hierom wordt gestreden van groot belang. Dit hoofdstuk dient er dan ook toe om hierin meer inzicht te verschaffen en antwoord te geven op de tweede deelvraag van deze scriptie: welke rol spelen olie en gas in de internationale politiek? Eerst zal kort worden laten zien, in het licht van de economisering van veiligheidsvraagstukken zoals beschreven in het theoretisch kader, dat energie haar plaats heeft veroverd op de veiligheidsagenda’s. Voorst zal opkomst van olie en aardgas als energiebron worden beschreven en wordt de politiek rondom deze twee grondstoffen uitgediept vanuit een historisch perspectief. Hierna wordt er aandacht besteedt aan de ontwikkeling in de vraagzijde en de aanbodzijde van olie en aardgas en wordt ingegaan op het geografische aspect van deze energiebronnen. 2.1 Energie als officieel veiligheidsvraagstuk Zoals beschreven in het eerste hoofdstuk zijn de indicatoren van macht veranderd na het einde van de Koude Oorlog. Macht wordt steeds meer geassocieerd met economisch dynamisme en technologische innovaties. Een sterke binnenlandse economie en een competitieve positie in de wereldwijde economie zijn steeds meer de parameters waaraan macht en veiligheid zijn af te lezen. 31 In een studie voor het Pentagon in 1999 concludeerde het Institute for National Security Studies dat nationale veiligheid afhangt van een succesvolle binding met de wereldeconomie. 32 In het begin van de jaren negentig maakte de regering van Clinton deze link tussen nationale veiligheid en economie direct duidelijk in haar beleid. Volgens Clinton was de kracht van de Amerikaanse economie van vitaal belang en moest economische ontwikkeling een centraal en bepalend punt worden in het nationale veiligheidsbeleid van de VS. 33 Of zoals toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Warren Christopher het omschreef: “In a World that had
31
Klare, M.T. 2001. p.7 National Defense University, Institute for National Security Studies, Strategic Assessment 1999, p.30 33 Speech van Clinton gepubliceerd als: “A New Convenant for American Studies”, Harvard International Review, 1992 p.26 32
18
enter a period in which economic competition is eclipsing ideological rivalry, the administration would advance America’s economic security with the same energy and resourcefulness we devoted to waging the Cold War.” 34 Een consequentie van deze link tussen veiligheid en economie was dat de bescherming van en de toegang tot energiebronnen, die van wezenlijk belang zijn voor een economie, een nog hogere prioriteit kregen op de veiligheidsagenda’s. Klare wijst erop dat zonder een veilige toegang tot energiebronnen de Amerikaanse economie niet kan groeien en het geen producten kan generen die van noodzakelijk belang zijn om haar leidende positie te behouden in de wereldeconomie. Als de grootste olie‐ en gasconsument in de wereld moet de VS een veilige toegang hebben tot energiebronnen wil haar economie niet in elkaar storten. 35 Ook in de rest van de wereld is deze ontwikkeling waarneembaar na het einde van de Koude Oorlog zoals in Rusland, de EU en China. De officiële militaire doctrine van Rusland uit 2000 benadrukte dat de functie van het Russische leger tevens lag in de creatie van condities die de veiligheid van Rusland haar economische activiteiten zou waarborgen. Tevens, zo werd gesteld, was het van groot belang dat de nationale belangen van Rusland in de territoriale wateren en haar exclusieve economische zones in de zeeën zouden worden veilig gesteld. 36 De EU noemde in haar eerste Veiligheidstrategie uit 2003 haar energieafhankelijkheid als een van de primaire uitdagingen waar het voor staat in termen van veiligheid. 37 Hier zal in het volgende hoofdstuk uitvoerig op worden ingegaan. Ook China vestigde haar aandacht na de Koude Oorlog meer en meer op grondstoffen. Na het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie verminderde het flink haar militaire capaciteiten aan de Russische grens en het verhoogde haar militaire capaciteiten aan de Zuid‐Chinese Zee, een betwist gebied waar veel olie‐ en gasreserves te vinden zijn. 38 Ondanks het feit dat olie en aardgas recent hun officiële plaats hebben gevonden op de veiligheidsagenda’s speelden ze al sinds hun opkomst als energiebron een belangrijke rol op het politieke wereldtoneel.
34
Christopher,W., “Statement at Senate Conformation Hearings”, US Department of State Dispatch, 25 januari 1993, p.46 35 Klare, M.T. 2001. p.8 36 “The Russian Federation Military Doctrine 2000”, engelse vertaling gepubliceerd in Arms Control Today, mei 2000, p.29‐38 37 EU, 2003, Een veiliger Europa in een betere wereld, Europese Veiligheidsstrategie, Brussel, pag. 3 38 Klare, M.T. 2001. p.11
19
2.2 Olie‐ en gaspolitiek in historisch perspectief De overgang van een agrarische samenleving naar een geïndustrialiseerde samenleving heeft ervoor gezorgd dat energiebronnen van steeds groter belang werden. Het was echter tot de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw dat aardgas een echt belangrijke rol kreeg als energiebron. Het verdrong stadsgas (dat vrij komt bij het verhitte van steenkool) als primaire bron om te koken en te verwarmen en het werd langzaamaan de meest gebruikte fossiele brandstof in elektriciteitscentrales. 39 Olie bleek, zo werd duidelijk aan het einde van de negentiende eeuw, na bewerking zoveel energie te geven, ook in vergelijking met steenkool, dat er vanaf die tijd wereldwijd opzoek werd gegaan naar olievelden. 40 De bewerking van olie tot brandstof was echter in de begin jaren nog een moeilijk proces. De uitvinding van de auto gaf nog een extra impuls om verder te gaan met de ontwikkelingen in de oliesector. 41 In 1912 ging het leger van Groot Brittannië, over van steenkool op olie als energieleverancier van haar schepen. Duitsland dat ten tijden van de Eerste Wereldoorlog nog steenkolen als energie gebruikte werd door de Geallieerden verslagen in 1918. Brits staatsman Lord George N. Curzon roemde de rol die olie hierin had gespeeld: “The Allied cause had floated to victory upon a wave of oil." 42 De kracht van olie was onbetwist geworden. Hierdoor en door de verdere industrialisatie in de wereld en de daarmee groeiende afhankelijkheid van energiebronnen, nam de rol van olie in het begin van de twintigste eeuw sterk toe. In de jaren ’50 verdrong het definitief steenkool als primaire bron van energie 43 . Zoals de oorsprong van Anglo Persian Oil (later Britisch Petroleum) laat zien speelden staten een wezenlijke rol in de toevoer van olie naar haar markten. In 1914 kreeg de Britse regering een meerderheidsbelang in het Londens bedrijf Anglo Persian Oil dat olie had gevonden in het toenmalige Perzie. Vanaf die tijd werd de bescherming van de toegang tot olie in Perzie een verantwoordelijkheid van de Britse regering en voor de eerste keer werd de veiligheid van overzeese olie een staatsaangelegenheid. 44 Ook landen als Frankrijk, Japan en Duitsland probeerde toegang te krijgen tot oliebronnen buiten hun eigen landsgrenzen, de VS dat tot
39
Enceclopedia Britannica; natural gas Idem p.4 41 Idem p.7 42 Stonely An introduction to Petroleum Exploration for Non‐Geologists, New York: Oxford University Press p. 37 43 Shah, S., 2004. p.15 44 Klare, M.T. 2001. p.30 40
20
de Tweede Wereldoorlog zich nog goed kon bedienen van haar eigen olievelden mengde zich nog niet nadrukkelijk in de zoektocht naar buitenlandse olievelden 45 . Met de grote vondsten van olievelden in het Midden‐Oosten en de vraag naar meer olie werd het veiligstellen van olietoevoer naar de VS ook Amerikaans beleid na de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de VS geen meerderheidsbelang bij haar grote oliemaatschappijen nastreefde trachtte het de weg vrij te maken voor haar grote energiemaatschappijen in de wereld. De VS vestigde, hoewel op kleine schaal, voor het eerst militairen in het Midden‐Oosten en probeerde met redelijk succes Saudi‐Arabie, Irak, Iran en de kleinere olieproducerende landen in de regio binnen de westerse alliantie te krijgen. 46 Het jaar 1960 en 1973 zijn belangrijke omslagpunten in de energie‐sector. In 1960 proberen de Arabische landen in het Midden‐Oosten (later ook niet Arabische landen) een front te vormen tegen de macht van de Seven Sisters, de op dat moment belangrijkste Westerse energiebedrijven die bijna de hele wereldwijde olie‐ en gassector beheersten. Dit resulteert uiteindelijk in de oprichting van de OPEC (Organization of Petroleum Exporting Countries). De deelnemende landen laten zich niet langer uitspelen, eisen hogere vergoedingen en delen van de winst en bepalen steeds meer welke olievelden tot ontwikkeling worden gebracht. Hoewel de oliewinning nog steeds door de grote westerse maatschappijen wordt gedaan verwerven de OPEC‐landen steeds meer controle over de oliewinning. 47 De Jom Kipoer‐oorlog die in 1973 uitbreekt tussen Israel en Egypte en Syrië, die de gebieden die Israel in 1967 heeft veroverd willen heroveren, luidt de oliecrisis in. De OPEC‐landen straffen de landen die Israel steunen, waaronder de VS en Nederland, met een olieboycot. 48 De olie tekorten die in de wereld hierdoor ontstaan, brengen de wereldeconomie in een recessie. “From this time on, oil was seen not only as an essential military commodity but also as a prequisite for global economic stability.” 49 In maart 1974 hebben de OPEC‐landen de controle in handen van de oliemarkt en wordt de boycot opgeheven. De OPEC‐landen
45
Klare, M.T. 2001. p.31 Idem p.32 47 Op het Veld, R., 2008. p.55 48 Idem p.56 49 Klare, M.T. 2001. p.32 46
21
bepalen nu hoeveel olie er wordt gewonnen en kunnen hiermee de prijs controleren. Niet de Seven Sisters bepalen de omvang van de oliewinning maar de OPEC‐landen. 50 De Islamitische Revolutie in Iran in 1979 en de Russische inval in Afghanistan in datzelfde jaar leidde uiteindelijk tot de Carter‐doctrine. Carter stelde dat elke vijandige macht die de toevoer van olie in gevaar brengt vanuit de golf zal worden bestreden met alle mogelijke middelen inclusief militaire middelen. 51 De eerste keer dat deze doctrine ten uitvoer werd gebracht was in 1990 toen Irak Koeweit binnen viel en zich opmaakte voor een strijd met Saudi‐Arabie. Toenmalig president Bush stelde dat “Our country now imports nearly half the oil it consumes and could face a major threat to its economic independence, hence the sovereign independence of Saudi Arabia is of vital interest to the United States." 52 In januari 1991 dreef een door de VN geautoriseerde invasie onder aanvoering van de VS de Irak uit Koeweit. Iets meer dan een decennium later viel Bush jr. als president van de VS Irak binnen in het kader van de War on Terror. Hoewel de officiële reden voor de inval in Irak de aanwezigheid van nucleaire wapens heette kon de VS nooit geheel overtuigen dat deze inval niets met olie van doen had. In een reactie op de vraag waarom de VS niet Noord‐Korea aanviel, dat zelf erkende nucleaire wapens te bezitten, antwoordde vice‐minister van defensie Paul Wolfowitz op een conferentie in Singapore in 2003: “Let’s look at it simply. The most important difference between North Korea and Iraq is that economically, we just had no choice in Iraq. The country swims on a sea of oil.” 53 Tegenwoordig staan alle westerse olieconcerns te dringen om contracten af te sluiten met de Irakese regering omdat Irak een van de weinige landen is waar westerse oliemaatschappijen kans maken om in een klap flink wat oliereserves bij te boeken. 54 De wereld ziet er anno 2011 namelijk heel anders uit voor de westerse energiemaatschappijen dan een honderd jaar geleden. Er heeft zich een proces voltrokken waardoor staatsbedrijven in belangrijke olie‐ en gasproducerende landen aanzienlijk aan invloed hebben gewonnen.
50
Op het Veld, R., 2008. p.57 Klare, M.T. 2001., p.33 52 Idem p.34 53 Engdahl, W., 2004, A Century of War: Anglo‐American oil politics and the new world order, Londen: Pluto Press, p.257 54 Op het Veld, R., 2008. p.74 51
22
In 1972 hadden de Amerikaanse bedrijven die tot de Seven Sisters werden gerekend een marktaandeel van de wereldolieproductie van 45% (gas was destijds nog niet zo een grote industrie). De twee Europese Sisters hadden een gezamenlijk marktaandeel van 25%. Cijfers uit 2006 laten zien dat het aandeel van de Amerikaanse concerns (ExxonMobil en Chevron) is gedaald naar 5,5%. Hetzelfde aandeel dat de twee Europese energiemaatschappijen (BP en Shell) hadden. 55 Staatsoliemaatschappijen van landen als Saudi‐Arabie, Iran, Rusland, Irak en Venezuela hebben tegenwoordig 70% van de beschikbare olie‐ en gasreserves in handen en in 90% van de nieuwe olie‐ en gasprojecten die tegenwoordig in de wereld worden opgestart heeft een staatsoliemaatschappij een meerderheidsbelang. 56 In hoofdstuk 4 zal laten zien dat deze ontwikkelingen ook in Centraal Eurazië plaatsvinden. In het verleden hadden olieproducerende landen de westerse maatschappijen nodig voor olieprojecten met name hun technologie en geld. Op het gebied van technologie hebben de westerse bedrijven nog wel een voorsprong maar deze wordt steeds kleiner. Financiële middelen hebben de olie‐ en gasproducerende landen tegenwoordig steeds meer doordat de olie‐ en gasprijzen die de laatste jaren hoog hebben gelegen maar financieel onafhankelijk zijn ze nog niet, in het bijzonder in tijden van lage olie‐ en gasprijzen. 57 Deze machtsverschuiving in de olie‐ en gassector is van grote invloed het te voeren Energiebeleid van westerse staten in een wereld waarin energie een steeds prominentere rol speelt. Als een van de oorzaken van de economisering van veiligheidsvraagstukken is reeds aan bod gekomen dat de vraag‐ en aanbodzijde van grondstoffen een grote rol spelen in deze ontwikkeling. De volgende paragraaf zal laten zien dat dit zeker opgaat voor de energiebronnen olie en aardgas. Tevens zal het geografische aspect van de energiebronnen aanbod komen. 2.3 De vraag‐ en aanbodzijde en het geografische aspect van olie en aardgas Energie is tegenwoordig, in een geïndustrialiseerde wereld waarin we nu leven, de motor waarop onze samenlevingen draaien. De grondstoffen olie en aardgas zorgen vandaag de dag samen voor 70% van het wereldwijde energieverbruik, waarvan 45% olie en 25% gas.
55
Op het Veld, R., 2008. p 64 Idem p.74 57 Idem p.91 56
23
Steenkool en overige energiebronnen tellen voor respectievelijk 25% en 10%. 58 Voorspellingen in de World Energy Outlook 2010 van het International Energy Agency (IEA) geven aan dat de wereldwijde vraag naar energie tussen 2008 en 2035 zal zijn toegenomen tussen de 36% tot 40%. De helft van de toename in vraag zal worden veroorzaakt door China en India. De vraag naar energie zal namelijk in dezelfde periode in India meer dan verdubbelen en de schatting is dat China 75% meer energie nodig zal hebben in 2035. De toename in vraag van OECD‐landen valt relatief mee daar zij voor slechts 3% van de verwachte toename in de vraag verantwoordelijk zullen zijn. 59 De enorme toename in de vraag naar energie wordt volgens Klare vooral veroorzaakt door de groei van de wereldbevolking en de groei van het bruto wereld product. Waar de wereldbevolking groeide tussen 1950 en 2000 van 2,6 miljard naar meer dan 6 miljard mensen daar steeg het bruto wereld product van 2.500 dollar naar 6.750 dollar in dezelfde periode. 60 Hoewel niet elk individu op de aarde heeft geprofiteerd van deze cijfers is het gebruik van goederen, die voor het fabriceren en/of gebruik afhankelijk zijn van energiebronnen, zoals koelkasten, televisies en computers voor steeds meer mensen realiteit geworden. Waren er in 1950 ongeveer 53 miljoen autobezitters, rond 2000 waren dat er naar schatting 530 miljoen op aarde. 61 In China waren er rond 2007 35 miljoen autobezitters en de schatting is dat er rond 2020 100 miljoen Chinese autobezitters zullen zijn. 62 De gevolgen zien we terug in de ontwikkeling van de vraag naar energie. Voor olie zijn de voorspellingen dat de wereldwijde vraag in de periode tussen 2008 en 2035 zal toenemen van 84 miljoen vaten per dag in 2008 naar 99 miljoen vaten per dag in 2035. 63 Hoewel in de huidige wereld de VS en de EU nog steeds het meeste olie consumeren zien we wel een trend dat de niet‐westerse landen een steeds groter aandeel nemen in de olieconsumptie.
58
International Energy Agency, World Energy Outlook 2006; Executive Summary, p.37 International Energy Agency, World Energy Outlook 2010; Executive Summary, p.6 60 Klare, M.T. 2001. p.16 61 Brown, L., Renner, M. en Halweil, B, 2000, Vital Signs 2000, New York: W.W. Norton en de Worldwatch Institute, p.71 62 Op het Veld, R., 2008., p.31 63 International Energy Agency, World Energy Outlook 2010; Executive Summary, p.8 59
24
Wanneer we naar de cijfers van 2009 in tabel 2.1 kijken dan zien we dat de VS 21,7% van de wereldconsumptie van olie voor haar rekening neemt tegenover 17,3% van de EU. Ondanks dat China in datzelfde jaar slechts 10,4% van de wereldconsumptie voor haar rekening nam stijgt het consumptiecijfer in China hard en terwijl we een lichte daling zien voor de VS en de EU. Wanneer we naar de afgelopen 10 jaar kijken dan zien we dat de olieconsumptie in China bijna is verdubbeld. De VS en de EU consumeren beide ongeveer 4,5% minder dan 10 jaar geleden. Een kanttekening die hierbij geplaatst moet worden is dat het jaar 2009 voor het eerst sinds 1982 een wereldwijde daling laat zien ten opzichte van het jaar daarvoor (2008). Het IEA wijdt deze daling aan de wereldwijde economische recessie die in 2008 begon. Echter, zoals aangegeven, is de verwachting van het IEA dat de olieconsumptie op de lange termijn weer zal stijgen 64 Tabel 2.1: Olieconsumptie 1999‐2009 (x 1000 vaten per dag)
1999
2009
Verandering
Deel van totaal
2009 t.o.v.1999
2009
Wereld
75648
84077
+11,1%
100%
VS
19519
18686
‐4,3%
21,7%
China
4477
8625
+92,7%
10,4%
EU
14814
14143
‐4,5%
17,3%
Gebaseerd op cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: pag.11
Het gasverbruik zal volgens het IEA nog sterker stijgen dan olie. Tussen 2008 en 2035 wordt er een gemiddelde jaarlijkse groei verwacht van 1,4%. 65 De cijfers van het consumptiegebruik van gas van de afgelopen jaren in tabel 2.2 laten ook hier een enorme toename zien van China hoewel haar aandeel in de totale wereldconsumptie nog veel kleiner is dan de aandelen van de VS en de EU.
64 65
International Energy Agency, World Energy Outlook 2010; Executive Summary, p.1 International Energy Agency, World Energy Outlook 2010; Executive Summary, p.10
25
Tabel 2.2: Gasconsumptie 1999‐2009
(x miljard kubieke meters) 1999
2009
Verandering
Deel van totaal
2009 t.o.v. 1999 2009 Wereld
2321.3
2940.4
+ 26,6%
100%
VS
634.4
646.6
+ 1,9%
22,2%
China
21.5
88.7
+ 312,5%
3%
EU
428.8
459.9
+ 2,6
15, 6%
Gebaseerd op cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: pag.27
De flinke toename in de vraag naar olie en gas heeft als consequentie dat de olie‐ en gasbronnen eerder zullen zijn uitgeput. Tot nu toe hebben de olie‐ en gasproducerende landen nog voldoende gas en olie kunnen leveren om de vraag te beantwoorden maar hoe lang dit nog zal zijn daar twisten verschillende economen en geologen over. Een groeiende groep economen en geologen is er van overtuigd dat de wereldolie haar piek heeft bereikt in 2007. Ook de gaspiek zou aanstaande zijn. 66 De meeste energie‐experts zijn het er over eens dat de wereldproductie de vraag naar olie en gas op termijn niet kunnen beantwoorden. Een veel gehoorde schatting is dat tussen 2040 en 2060 alle oliereserves ter wereld uitgeput zullen zijn. 67 In de volgende twee tabellen, 2.3 en 2.4, worden de olie‐ en gasreserves en de cijfers van de olieproductie en gasproductie getoond van de 3 landen die de meeste bewezen reserves hebben van respectievelijk olie en gas. Als mede de cijfers van de grootmachten VS, de EU en Rusland. Tevens worden in het kader van deze scriptie de cijfers weergegeven van de 4 landen in CEA die over aanzienlijke reserves beschikken. 66 67
Op het Veld, R., 2008., p.107 Klare, M.T. 2001. p.42
26
Tabel 2.3: Oliereserves en olieproductie 2009
Reserves
x
1000 Deel
Productie
van x 1000 vaten Deel
van
miljoen vaten wereldoliereserves per dag
wereldolieproductie
Wereld
1333,1
100 %
79948
100 %
1.Saudi Arabie
264,6
19,8 %
9713
12 %
2.Iran
137,6
10,3 %
4216
5,3 %
3.Irak
115
8,6 %
2482
3,2 %
VS
28,4
2,1 %
7731
8,5 %
EU
6,3
0,5 %
2082
2,6 %
Rusland
74,2
5,6 %
10032
12,9 %
Azerbeidzjan
7
0,5 %
1033
1,3 %
Kazachstan
39,8
3 %
1682
2 %
Oezbekistan
0,6
‐
107
0,1 %
Turkmenistan
0,6
‐
206
0,3 %
Gebaseerd op cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: pag.6 en 8
Tabel 2.4: Gasreserves en gasproductie 2009 Reserves Productie
x Triljoen kubieke Deel van wereld x
Miljard Deel van wereld
meter
gasreserves
kubieke meter
gasproductie
Wereld
187.49
100 %
2987
100 %
1.Rusland
44.38
23,7 %
527.5
17,6 %
2.Iran
29.61
15,8 %
131.2
4,4 %
3.Qatar
25.37
13,5 %
89.3
3 %
VS
6.93
3,7 %
593.4
20,1 %
EU
2.42
1,3 %
171.2
5,7 %
Azerbeidzjan
1.31
0,7 %
14.8
0,5 %
Kazachstan
1.82
1 %
32.2
1,1 %
Oezbekistan
1.68
0,9 %
64.4
2,2 %
Gebaseerd op cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: pag.22 en 24
27
Gezien de toenemende vraag en de toenemende schaarste in een wereld waarin een economisering van de internationale politiek plaats heeft gevonden is wordt het geografische component van energiebronnen steeds belangrijker. Verruit het grootste aandeel van de olie‐ en gasreserves zijn te vinden in het Midden‐Oosten en Rusland Door de politieke onstabiliteit is het echter van belang voor grote energieverbruikers om zich niet volledig afhankelijk te stellen voor hun import vanuit het Midden‐Oosten. 68 Ook een te grote afhankelijkheid van Rusland kan ook voor problemen zorgen zoals voor de lidstaten van de EU is gebleken tijdens de gasconflicten tussen Rusland en Oekraïne in 2006 en 2009. Vlak na het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie bleek dat in CEA de voorraden gas en olie aanzienlijker waren dan altijd werd aangenomen. Kazachstan is, buiten Rusland, Venezuela en het Midden‐Oosten om, het land met de grootste olievoorraad. 69 Turkmenistan heeft de 4e grootste gasvoorraad in de wereld. 70 Wanneer we de olieproductie te samen nemen, van de 4 landen in CEA die aanzienlijke reserves hebben, dan produceren zij meer dan landen als Venezuela, Irak of Koeweit; 3,6 % van de wereldproductie. 71 Ze zouden dan op plaats 9 staan van olieproducerende landen. Wanneer we op eenzelfde manier kijken naar de gasproductie van deze landen dan zouden zij samen 4e staan op de lijst van producerende gaslanden met 4,5 %. 72 CEA is hierdoor een van de belangrijkste regio’s geworden als het gaat om tot een diversificatie te komen in energieleveranties van het Westen. 2.4 Conclusie Zoals we hebben kunnen zien spelen olie en gas een aanzienlijke rol in de internationale politiek. Inmiddels hebben energiebronnen hun weg definitief gevonden op de veiligheidsagenda’s van de grootmachten in de huidige wereld. Olie en gas, dat te samen voor 70% voorziet in de energiebehoefte van de wereld, spelen hierin een cruciale rol. Echter, de preoccupatie van grootmachten ten aanzien olie en gas is geen nieuw verschijnsel. Sinds de opkomst van olie en gas als energiebron is er sprake van een internationale politieke strijd rondom deze energiebronnen, deze strijd heeft zich echter wel
68
Amineh, M. ed., 2007, The Greater Middle East in Global Politics, Leiden: Koninklijke Brill, p.375 Britisch Petroleum,2010, BP Statistical Review of World Energy 2010, p.6 70 Idem p.22 71 Idem p.8 72 Idem p.24 69
28
steeds heviger geïntensiveerd. De organiserende structuur in de olie‐ en gassector is in de loop van der jaren sterk veranderd. Het ontstaan van de OPEC heeft een dynamiek in het leven gebracht waarin olie‐ en gasproducerende landen steeds meer invloed hebben gekregen in de olie‐ en gasindustrie ten koste van westerse energiebedrijven. De ontwikkeling in de aanbod‐ en vraagzijde van olie en gas hebben ervoor gezorgd dat deze energiebronnen steeds schaarser worden. Doordat olie‐ en gasvoorraden voor een groot deel in het Midden‐Oosten en Rusland te vinden zijn is het Westen erg afhankelijk van deze regio’s. Door de politieke onstabiliteit in het Midden‐Oosten en het gevaar van een te grote afhankelijk van Rusland is het voor het Westen van belang om diversiteit te hebben in haar energieleveranciers. De hoeveelheid olie‐ en gasreserves in de CEA maken deze regio hierdoor tot een belangrijke regio voor de EU. Het feit dat de EU haar ogen gericht heeft op de energiesector van deze regio valt hiermee voor een groot deel te verklaren.
29
3. De Europese Unie als actor In dit hoofdstuk staat de EU centraal. Omdat de EU als analyse object van deze scriptie dient is het van belang een helder beeld te hebben van deze actor. Voordat in hoofdstuk 5 de analyse van het EVB van de EU in CEA wordt gemaakt zal dit hoofdstuk dienen om een algemeen beeld van de EU te schetsen. Het tracht een antwoord te geven op de derde deelvraag van deze scriptie: binnen welke institutionele context komt het Energie‐ Veilgheidsbeleid van de EU tot stand? Als eerste zal daarvoor de EU als institutie worden beschreven. Hoe de EU is ontstaan en hoe de EU is gestructureerd. Voorts zal in worden gegaan op de ontwikkelingen rondom het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU en de beleidsinstrumenten van dit beleid. Ten slotte wordt het algemeen EVB van de EU behandeld door eerst te kijken naar de energiebehoefte van de lidstaten van de EU en daarna naar de ontwikkeling van het algemene EVB van de EU. 3.1 De EU als institutie Tussen de Eerste‐ en Tweede Wereldoorlog waren er verschillende bewegingen en organisaties die Europese integratie promoten. Een verenigd Europa zou immers een einde kunnen maken aan de vijandelijkheden en onrust binnen Europa. Het nationalisme, dat in die tijd hoogtij vierden in Europa, voorkwam dit proces echter. 73 Het einde van de Tweede Wereldoorlog blies nieuw leven in de aspiraties van verschillende bewegingen en politiek leiders om verschillende Europese landen te laten integreren. De Europese economieën die in puin lagen, de bedreiging van de Sovjet‐Unie en de kwestie Duitsland waren de belangrijkste omstandigheden die leidde tot een breed gedragen steun binnen Europa voor een zekere vorm van Europese integratie. 74 De VS steunde een zekere integratie binnen Europa ook. Het was in het belang van de VS dat de Europese economieën zich spoedig zouden herstellen zodat de handelsrelaties weer zouden verbeteren en zodat de Europese landen de Amerikaanse leningen terug konden betalen. Tevens zorgde de aspiraties van de Sovjet‐Unie in Europa voor steun vanuit de VS dat zich inspande voor een Atlantische
73 74
Urwin, D., 1997, A Political History of Western Europe Since 1945, Londen: Longman, p.72 Idem p.73
30
Alliantie tegen het communisme. 75 De Duitse kwestie was voornamelijk voor Duitsland en Frankrijk van grote invloed in de zoektocht naar een institutioneel samenwerkingsverband. Duitsland zocht na de Tweede Wereldoorlog naar een manier om zich te kunnen profileren als een verantwoordelijke en onafhankelijke staat. Frankrijk zocht naar een manier om te verhinderen dat Duitsland in de toekomst opnieuw een agressieve politiek zou bedrijven. 76 In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht door België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. De gemeenschappelijke markt voor kolen en staal diende ertoe de economische groei te stimuleren en de werkgelegenheid uit te breiden. De onderliggende politieke doelstelling was het versterken van de Frans‐Duitse solidariteit, het afwenden van oorlogsdreiging en het vrijmaken van de weg voor Europese integratie. 77 De weg naar verdere integratie was met de EGKS inderdaad vrijgemaakt. In 1957 werden de ‘Verdragen van Rome’ ondertekend door dezelfde zes staten die deel uitmaakten van de EGKS. In Rome werd de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht. Het Euratom had ten doel om vreedzame toepassingen van kernenergie te bevorderen. Met de EEG ontstond er een gemeenschappelijk markt tussen de zes lidstaten waar vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen gewaarborgd werd. Tevens werd er een douane‐unie in het leven geroepen en werd de ontwikkeling in gang gezet van gemeenschappelijk beleid op een aantal terreinen (landbouw, vervoer en handel). De oprichting van de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad was hiermee een feit. 78 Het Europees integratieproces kwam met de EEG in een stroomversnelling. In de verdragen die volgden werd steeds tot verdere integratie overgegaan. Het Fusieverdrag (1967), de Europese Akte (1987), het Verdrag van Maastricht (1993), het Verdrag van Amsterdam (1999), het Verdrag van Nice (2003) en het Verdrag van Lissabon (2009) als mede de toetreding van andere Europese staten hebben tot de huidige Europese Unie geleid van 27 staten, die in figuur 3.1 worden weergegeven.
75
Ryan,p.53 Ryan, p.60 77 EU website: ‘Verdragen’ 78 EU website: ‘Verdragen’ 76
31
Figuur 3.1: EU‐lidstaten
(Bron: http://www.billionshow.com/pics/map_of_EU_dates.jpg)
De Europese Unie bestond voor een lange tijd uit drie pijlers. De eerste pijler bestond uit de Europese Gemeenschappen hier vielen voornamelijk economische aangelegenheden onder. Binnen de eerste pijler nam de Europese Commissie initiatieven, nam de Raad van de Europese Unie (de ministers van de lidstaten) de besluiten gewoonlijk met gekwalificeerde meerderheid en moesten wetten in de meeste gevallen ook worden goedgekeurd door het Europees Parlement. 79 Door deze methode van besluitvorming had de eerste pijler een supranationaal
karakter
daar
een
lidstaat
zich
door
de
gekwalificeerde
meerderheidsstemming zich gebonden wist aan een besluit ook al stemde het zelf er niet mee in. De tweede en de derde pijler hadden een intergouvermenteel karakter. Hier werden besluiten genomen met eenparigheid van stemmen in de Raad van de Europese Unie. Dat betekent dat elk land een veto heeft. Onder de tweede pijler viel het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en onder de derde pijler Politiële en Justitiële Samenwerking in Strafzaken. 80 79 80
EU website; ’Verdragen’ Idem
32
Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon veranderde dit. De pijlerstructuur kwam te vervallen. De belangrijkste wijzigingen binnen de EU door het Verdrag van Lissabon liggen onder andere in het toegenomen belang van de gekwalificeerde stemmingsmethode. Naast de economische beleidsonderwerpen zal nu ook op het terrein van immigratie‐ en asielbeleid, criminaliteitsbestrijding en delen van de justitiële samenwerking met een gekwalificeerde meerderheid besluiten worden genomen. Tevens heeft het Europees Parlement meer zeggingskracht gekregen en kent de EU nu een vaste voorzitter van de Europese Raad en nieuwe Hoge Vertegenwoordiger van Buitenlands beleid en Veiligheidszaken. Alleen voor het vaststellen van de begroting van de EU en op de terreinen defensie en buitenlands beleid blijft de EU een intergouvermenteel karakter behouden. Op deze vlakken blijft het vetorecht gelden. 81 In het kader van de onderzoeksvraag van deze scriptie, hoe het EVB van de EU in CEA valt te verklaren vanuit een kritisch geopolitieke benadering, zal nu dieper worden ingegaan op het GBVB van de EU. 3.2 Een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid In het Europese integratieproces is de formatie van een gemeenschappelijk buitenlands altijd een heet hangijzer geweest. Waar er op economisch en sociaal terrein, de zogenaamde ‘low politics’, integratie voorspoedig verliep daar vonden de voorstanders van een geïntegreerd Europees buitenlands en veiligheidsbeleid vele obstakels. Staten bleken uiteindelijk moeilijk bereid hun soevereiniteit op de gegeven als het ging over het beleidsterreinen van de ‘high politics’; buitenlandsbeleid en defensie. 82 Het huidige GBVB vindt haar oorsprong in de creatie van de Europese Politieke Samenwerking (EPS) in 1970, een informeel consultatie proces tussen de lidstaten rondom vraagstukken op het gebied van buitenlandsbeleid. Het doel was om tot een gemeenschappelijk benadering van zaken aangaande buitenlandse politiek te komen en het promoten van de belangen van de lidstaten evenals deze van de internationale gemeenschap. De incompetentie van de EPS, dat met name aan het licht kwam aan het begin van de onrust in voormalig Joegoslavië,
81 82
EU, 2009, Verdrag van Lissabon Bretherton, C. en Vogler, J., 2006, The European Union as a Global Actor, New York: Routledge, p.3
33
leidde tot de roep tot een betere samenwerking op dit terrein. 83 Met het Verdrag van Maastricht in 1993 zag het GBVB officieel het licht. Met het Verdrag van Amsterdam van 1999 werd de functie van Hoge Vertegenwoordiger van het GBVB in het leven geroepen. De Hoge Vertegenwoordiger had als taak om het GBVB van de Unie te coördineren en kon namens de EU onderhandelen met externe partijen wanneer de Raad van Ministers een gezamenlijk standpunt was overeengekomen. Deze taak is sinds het Verdrag van Lissabon weggelegd voor de vaste voorzitter van de Europese Raad, momenteel is dat de heer Van Rompuy. Tevens werden de volgende 5 doelstellingen van het GBVB in het Verdrag van Amsterdam geformuleerd: 1. Veiligstellen en waarborgen van de gezamenlijke waarden, fundamentele belangen van de Unie 2. Het versterken van de veiligheid van de Unie 3. Het waarborgen van vrede en versterken van de internationale veiligheid 4. Het promoten van internationale samenwerking 5.Ontwikkelen en consolideren van democratie, rechtsnormen en respecteren van mensenrechten 84
Deze doelstellingen zouden moeten worden nagestreefd door het definiëren van algemene richtlijnen en principes van het GBVB en het vaststellen van gezamenlijke strategieën, zo werd in het Verdrag bepaald. 85 De lidstaten wilden echter nog geen concessies doen ten aanzien van hun soevereiniteit op het gebied van de ‘high politics’, resulterend in de overeenkomst van de eenparige stemming als methode voor besluitvorming. Hoewel de kleinere lidstaten steeds meer een supranationale besluitvorming voorstaan op dit terrein zijn het met name de grotere lidstaten die het intergouvermentele karakter van het GBVB willen behouden. Ook in het hierboven behandelde Verdrag van Lissabon blijkt dat op het gebied van buitenlands beleid, in tegenstelling tot andere terreinen, het voor landen moeilijk is om op hun vetorecht te verliezen. Wel is in dit Verdrag van Lissabon bepaald dat de EU middels haar Hoge Vertegenwoordiger van Buitenlands beleid en Veiligheidszaken meer met
83
Bretherton, C. en Vogler, J., 2006, p.5 EU website; ’Verdragen’ 85 Idem 84
34
één stem zal praten en in ieder geval één gezicht heeft aangaande de terreinen buitenlands beleid en defensie. Mevrouw Ashton is de eerste die deze functie bekleedt. Maar een supranationaal karakter heeft het EVB hiermee nog niet. De oorzaak van de terughoudend om de intergouvermentele structuur op te geven ligt in het feit dat verscheidende lidstaten verschillen als het gaat om de prioriteiten aangaande hun buitenlands beleid. Hier spelen met name de geografische locatie van lidstaten, de (historische) banden met andere staten buiten de EU en de mate van steun van het beleid van de VS een rol. 86 De divisie tussen de EU‐lidstaten ten tijden van de oorlog in Irak maakte nog maar eens duidelijk dat het een heikel punt blijft om tot een gezamenlijk standpunt te komen betreffende buitenlands beleid. Alsmede de verschillende posities van West‐ Europese en Oost‐Europese landen ten aanzien van het te voeren EU beleid ten opzichte van Rusland. Ondanks de verschillende prioriteiten en de manier van besluitvorming zijn de lidstaten in 2003 voor het eerst een gezamenlijke Veiligheidsstrategie overeengekomen. Een bijzondere ontwikkeling in het Europees integratieproces gezien de moeizame totstandkoming van een gezamenlijk buitenlands beleid. In de Veiligheidsstrategie benoemt de EU de zorgen die het heeft, waaronder de zorg omtrent haar energieafhankelijkheid. 87 Verder worden er de vijf voornaamste dreigingen ten opzichte van de EU genoemd; terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, mislukte staten en georganiseerde misdaad. 88 Het aanpakken van deze dreigingen wordt als een van de drie strategische doelstellingen genoemd naast het promoten van een internationale orde gebaseerd op doeltreffend multilateralisme en het veilig maken van de omgeving rondom de EU. 89 In de Veiligheidsstrategie wordt de intentie weergegeven voor een actiever en meer coherent gezamenlijk buitenlands‐ en veiligheidsbeleid van de EU. 90 Hoewel de strategie niet voorziet in concrete beleidsmaatregelen zijn er in lijn met de strategie nieuwe beleidsmaatregelen getroffen of bestaand beleid nieuw leven in geblazen, zoals het
86
Bretherton, C. en Vogler, J., 2006, The European Union as a Global Actor, p.164 EU, 2003. p. 3 88 EU, 2003. p. 3‐5 89 EU, 2003. p. 6‐10 90 EU, 2003. p. 11‐13 87
35
Barcelona Proces dat in de vorm van de European Neighbourhood Policy (ENP) is geconcretiseerd. Het doel van het ENP is om een veiligere omgeving te scheppen voor de EU. Potentiële spanningen tussen de EU en haar buurlanden moeten hierdoor voorkomen worden. Het ENP moet juist de welvaart, stabiliteit en veiligheid versterken voor de deelnemende staten door de Actie Plannen (AP) die bilateraal zijn overeengekomen tussen de EU en de desbetreffende staten. Met het ENP biedt de EU een geprivilegieerde relatie met haar buurlanden dat een versterkte politieke relatie met zich meebrengt, diepere economische integratie en financiële steun. In de overeengekomen AP’s worden beleidsterreinen genoemd waar het buurland over moet gaan tot hervormingen om de mate van de geprivilegieerde relatie te bepalen. Veel voorkomende beleidsterreinen zijn democratie en mensenrechten, de rechtsstaat, markeconomie en goed bestuur. De volgende landen zijn een AP overeengekomen: Algerije, Egypte, Israel, Jordanië, Libanon, Libië, Moldavië, Marokko, Oekraïne, de Palestijnse Gebieden, Syrië, Tunesië en Wit‐Rusland. Tevens hebben de landen in de Kaukasus, te weten Armenië, Azerbeidzjan en Georgië, die voor deze scriptie van belang zijn, een AP. 91 De intentie van de EU om tot soortgelijke relaties te komen met de Centraal‐Aziatische landen vindt men in het document European Union and Central Asia: Strategy for a new Partnership dat door de Europese Raad in 2007 werd goedgekeurd. 92 Op de AP’s met de landen in de Kaukasus en het document European Union and Central Asia: Strategy for a new Partnership zal in het vijfde hoofdstuk uitvoeriger aan bod komen. Het feit dat economische prikkelingen en politieke relaties de kern vormen van het ENP staat in een lijn met de beleidsmaatregelen die tot nu toe het GBVB kenmerken. Economische maatregelen en diplomatie worden het meest gebruikt als instrumenten van het GBVB mede omdat op deze terreinen consensus het eenvoudigst kan worden bereikt. 93 Het GBVB voorziet wel in militaire instrumenten echter militaire missies worden alleen ingezet in het kader van stabilisatie‐ en vredesoperaties met goedkeuring van de VN Veiligheidsraad. Het militaire
91
EU website; ‘European Neighbourhood Policy’ EU website; ‘External Relations’ 93 Bretherton, C. en Vogler, J., 2006, The European Union as a Global Actor, p.178 92
36
component van de EU is niet in het leven geroepen voor oorlog, power projection of zelfverdediging (dat geregeld is in het NAVO‐Verdrag). 94 De gelimiteerde rol van het militaire component te samen met de focus op economische maatregelen, diplomatie en het promoten van multilateralisme contrasteert de benadering van de EU met de meer unilateralistische, militaire benadering van de VS in internationale betrekkingen. Het benadrukt de civiele dimensies van de identiteit van de EU. 95 Deze benadering zal uitgebreid ten aanbod komen bij de beschrijving van het Energie‐Veiligeheidsbeleid van de EU in CEA in hoofdstuk 5. Vijf jaar na het uitbrengen van de Veiligheidsstrategie van de EU bracht de EU een verslag uit over de toepassing van de Europese Veiligheidsstrategie. Hierin worden de vooruitgangen beschreven en wederom opgeroepen tot meer coherentie en actie. Een beleidsterrein dat opmerkelijk meer aandacht kreeg in dit verslag in vergelijking met de Strategie uit 2003 is energieveiligheid. Reden hiertoe is het feit dat de zorg omtrent de energieafhankelijkheid de tussenliggende 5 jaar is toegenomen. Omdat de interne productie in Europa afneemt, zal de behoefte aan olie en gas steeds meer door invoer moeten worden gedekt. Het antwoord hierop moet een EU‐energiebeleid zijn dat zich meer richt op de externe dimensies van het energievraagstuk. 96 Voordat het algemene energieveiligheidsbeleid behandeld zal worden in 3.4. zal eerst de energiebehoefte van de EU weer worden gegeven in de volgende paragraaf.
94
Bretherton, C. en Vogler, J., 2006, p.209 Idem p. 214 96 EU, 2008. Verslag over de toepassing van de Europese Veiligheidsstrategie‐ Veiligheid in een veranderende wereld, Brussel 95
37
3.3 De rol van olie en gas binnen de energiebehoefte van de EU In deze paragraaf zal gekeken worden naar de energiebehoefte van de EU. Allereerst zal de huidige situatie beschreven worden waarnaar zal worden gekeken naar de voorspellingen voor de situatie in 2020. Huidige situatie In het werkdocument van de Europese Commissie Europe’s current and future energy position uit 2008 wordt vermeld dat de totale energieconsumptie in de EU over de laatste jaren niet significant is gestegen tot 2006. 97 De transport sector is goed voor meer dan een derde van de consumptie terwijl de andere industriële sectoren te samen 28% voor hun rekening nemen. Huishoudens binnen de EU consumeren 26% van de totale EU energieconsumptie. 98 In de transportsector is de consumptie van energiebronnen de afgelopen 10 jaar wel gestegen. Echter in de overige industriële sectoren is het energieverbruik redelijk stabiel gebleven door efficiënter gebruik van energie. Ook binnen de huishoudens van de EU is het verbruik stabiel gebleven doordat de negatieve consequenties van de groei van huishoudens en het verbeterde welvaartsniveau wordt opgeheven door efficiënter energieverbruik. 99 Zoals in figuur 3.2 wordt aangegeven is het aandeel van olie en gas aanzienlijk in de totale energieconsumptie binnen de EU met respectievelijk 37% en 24%.
97
Europese Commissie, 2008, Commission Staff Working Document; Europe’s current and future energy position,p.6 98 Idem 99 Europese Commissie, 2008, p.7
38
Figuur 3.2 Aandelen energiebronnen consumptieverbruik EU Olie
Gas
Solid Fuels
Nucleair
Hernieuwbaren
7% 14% 37%
18%
24%
Gebaseerd op gegevens van 2006 uit het werkdocument van de Europese Commissie Europe’s current and future energy position uit 2008, p. 8
In hoofdstuk 2 is reeds naar voren gekomen dat de EU na de VS de grootste verbruiker is van olie en gas, terwijl het slechts 0,5% van de mondiale oliereserves bezit en 1,3% van de gasreserves. Hierdoor is de EU erg afhankelijk van energie‐importen uit landen buiten de Unie. Zoals figuur 3.3 laat zien is het aandeel in de olie‐ en gasconsumptie in de wereld van de EU vele male hoger dan haar aandeel in de mondiale olie‐ en gasproductie. De EU produceerde in 2009 2,6% van de mondiale olieproductie terwijl het 17,3% van de wereld olieconsumptie voor haar rekening nam. Met betrekking op de gasproductie nam de EU 5,7% van de gehele gasproductie in de wereld voor haar rekening tegenover een aandeel van 15,6% in de wereld gasconsumptie. 39
Figuur 3.3: Verhouding EU met rest van de wereld in olieproductie, ‐consumptie en gasproductie, ‐consumptie 2009 in procenten
In absolute cijfers, zoals in hoofdstuk 2 reeds weergegeven, ziet verhouding tussen productie‐ en consumptiecijfers er als volgt uit: Figuur 3.4: Olieproductie en –consumptie en gasproductie en –consumptie EU 2009
Grafiek 3.3 en 3.4 gebasseerd op cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: p. 8, 11, 24 en
40
De verhoudingen in de tabellen 3.3. en 3.4 leggen duidelijk bloot dat de EU voor een groot deel afhankelijk is van importen om in haar olie‐ en gasbehoefte te voorzien. Wanneer we de olieproductie cijfers van de EU uit 2009 aftrekken van de consumptiecijfers dan zien we dat de EU 12 miljard vaten olie per dag nodig had uit importen om aan haar energiebehoefte te voldoen. De EU kende in 2009 dan ook voor olie een import‐ afhankelijkheid van meer dan 85%. Zoals figuur 3.5 laat zien is voorzien de OPEC‐landen tezamen hier voor het grootste gedeelte in, op de voet gevolgd door Rusland. Figuur 3.5
Gebaseerd op gegevens uit het werkdocument van de Europese Commissie Europe’s current and future energy position uit 2008, p. 9
Wanneer naar de cijfers ten aanzien van de gasvoorziening wordt gekeken zien we dat de EU bijna 290 miljard kubieke meter gas nodig had uit importen om aan haar vraag te voldoen. In het jaar 2009 betekende dit een afhankelijkheid van landen buiten de EU van meer dan 60% in de gassector. 100 Figuur 3.6 laat zien dat de EU ook ten aanzien van gas erg afhankelijk is van de importen uit Rusland. 100
Europese Commissie, 2008,p.7
41
Figuur 3.6
Gebaseerd op gegevens uit het werkdocument van de Europese Commissie Europe’s current and future energy position uit 2008, p. 9
Toekomstscenario De Europese Commissie schetst in Europe’s current and future energy position een beeld hoe de situatie omtrent energie er voor de EU uit zal zien in 2020. 101 De verwachting is dat de totale energieconsumptie zal stijgen tussen de 5% en 9%. Deze stijging is met name het gevolg van de verwachte stijging in energieverbruik van 17%‐21% in de transportsector. Daartegenover staat dat er verwacht wordt dat er structurele veranderingen komen in de industriesectoren waar minder energie‐intensief zal worden geproduceerd. Tevens zullen er grote vorderingen zijn gemaakt in energie‐efficiëntie zo luidt de verwachting. 102 De aandelen van olie en gas in het energieverbruik van de EU zal stabiel blijven aan de huidige aandelen. De olie‐ en gasconsumptie zullen zodoende met 5%‐ 9% stijgen. Tegenover deze stijgingen staan de dalingen in olie‐ en gasproductie van de EU. De gasproductie zal ten opzichte van het jaar 2006 iets minder dalen met 3% tot 4% per jaar dan de olieproductie, waar een daling van 6% per jaar wordt verwacht. 103 Volgens de berekening aan de hand van de cijfers van BP van de oliereserves en –productiecijfers uit 2009 zouden de EU oliereserves nog slechts 8,2 jaar kunnen worden gebruikt voordat de reserves op zijn. De berekening houdt 101
De voorspellingen zijn gedaan op basis van het bestaande beleid uit 2008 en met rekening houdend met lage en hoge olieprijzen. 102 Europese Commissie, 2008, p.14 103 Idem
42
echter geen rekening met de mogelijkheid van het vinden van nieuwe oliebronnen en gaat uit van dezelfde productiecijfers als in 2009. 104 Voor gas komt eenzelfde berekening op 14,3 jaar. 105 Deze voorspellingen leiden tot een nog grotere mate van import‐afhankelijkheid van de EU met betrekking op haar olie‐ en gasbehoefte. De Europese Commissie verwacht in 2020 dat de EU voor 92% afhankelijk zal zijn van importen om in de vraag naar olie te kunnen voorzien tegenover 77% in het geval van gas. 106
Figuur 3.7: Afhankelijkheid olie‐ en gasimporten
Gebaseerd op gegevens uit het werkdocument van de Europese Commissie Europe’s current and future energy position uit 2008, p. 9 en 18. En BP Statistical Review of World Energy 2010: p. 8, 11, 24 en 27
De huidige afhankelijk van de EU ten opzichte van haar energieleveranciers en het toekomstscenario dat zojuist is geschetst heeft voor de EU de noodzaak gecreëerd voor een gedegen gemeenschappelijk Energie Veiligheidsbeleid. In de volgende paragraaf zal de ontwikkeling van dit beleid worden beschreven. 104
Britisch Petroleum,2010, p.6 en p. 8 Idem, p.22 en p.24 106 Europese Commissie, 2008, p.18 105
43
3.4 Het algemeen Europees Energie‐Veiligeheidsbeleid De ontwikkelingen op het gebied van een gemeenschappelijk Energie‐Veiligheidsbeleid zijn illustratief voor het algehele integratieproces van de EU. Het reflecteert de progressie die is gemaakt op het economische terrein en het lastigere proces om de buitenlandse politiek te integreren. In zijn algemeenheid bestaat een Energie Veiligheidsbeleid uit twee componenten. Energie veiligheidsbeleid voor de vraagkant en energie veiligheidsbeleid voor de aanbodkant. 107 Het eerste component is met name intern georiënteerd en behelst onder andere maatregelen op het gebied van energie besparing, energie‐efficiëntie, diversificatie van energiebronnen en wetgeving op de interne markt op het gebied van energieproducten, belasting, staatsbetrokkenheid en subsidies. Een effectief energie veiligheidsbeleid voor de vraagkant zal door een verlaging van de vraag naar energie resulteren in een verminderde energie‐afhankelijkheid van producerende landen en zal de algehele energie veiligheidssituatie verbeteren. 108 Echter zolang energie een belangrijke rol blijft spelen in de welvarendheid van landen is een energie veiligheidsbeleid ten op zichte van de aanbodkant onafwendbaar. Dit beleid kent een interne dimensie dat zich richt op de eigen productie en een externe dimensie wanneer men niet zelfvoorzienend kan zijn. Extern energie veiligheidsbeleid voor de aanbodkant richt zich met name op het diversifiëren van energieleveranciers, het veiligstellen van doorvoerroutes, het veiligstellen van faciliteiten en het creëren van goede voorwaarden voor het doen van investeringen in producerende‐ en doorvoerlanden. 109 Gezien de toenemende vraag naar energie van de EU, de onmogelijkheid om doormiddel van eigen olie‐ en gasreserves aan haar vraag te voldoen en de afnemende productie van deze energiebronnen binnen de EU wordt een gedegen extern energie veiligheidsbeleid ten aanzien van de aanbodkant voor de EU van steeds grotere betekenis. Echter wanneer er wordt gekeken naar de ontwikkeling van het algemeen Energie Veiligheidsbeleid van de EU wordt duidelijk dat de ontwikkeling van deze component tot dusver achterblijft in vergelijking met de ontwikkeling van het component dat zich richt op de vraagkant. Toch is er een duidelijke trend te zien dat het externe beleid serieuzer wordt genomen zoals hieronder zal worden beschreven.
107
Europese Commissie, 2000, Greenpaper: Towards an European strategy for the security of energy supply, Brussel 108 Haghighi, S., 2007, Energy Security; The external legal relations of the European Union with major oil and gas supplying countries, Portland: Hart Publishing, p. 16 109 Idem, p.419
44
De oprichting van de EGKS kan gezien worden als het startpunt de ontwikkeling naar een algemeen beleid ten aanzien van energie. Het reguleerde de handel voor de in die tijd erg belangrijke energiebron kolen. Hoewel er een gezamenlijk handelstarief bestond voor derde landen stond het de leden van de EGKS vrij een eigen beleid te ontwikkelen naar derden. 110 In 1968 werden er voor het eerst algemene richtlijnen opgesteld door de Europese Commissie om tot een algemeen Energie Veiligheidsbeleid te komen. Deze richtlijnen betroffen echter uitsluitend interne aangelegenheden zoals het verhogen van het volume opgeslagen energiebronnen, subsidie‐regelingen en investeringen. Geen aandacht werd besteed aan extern beleid doordat de lidstaten geen consensus konden bereiken op dit gebeid. 111 De oliecrisis van 1973 en de oplopende prijs van olie door de Iraanse Revolutie en de oorlog tussen Iran en Irak een besef creëerde dat de Europese economische stabiliteit erg afhankelijk was van buitenlandse aangelegenheden, echter initiatieven op het gebied van extern
energie
veiligheidsbeleid
bleven
beperkt
tot
basis
dialogen
met
energieproducerende landen. 112 De Europese Akte van 1987, dat de weg vrij maakte tot vrijhandel binnen de EU, en het besef van de grote mate van afhankelijkheid leidde uiteindelijk tot het initiatief van het proces dat moet leiden tot een interne energiemarkt in de EU. Het geloof heerste dat de creatie van een interne energiemarkt zou leiden tot het grotendeels verminderen van het probleem van afhankelijkheid. 113 Het proces dat is ingezet heeft heden ten dagen opgeleverd dat er reeds vele maatregelen en wetswijzigingen hebben plaatsgevonden die bijdragen aan de creatie van een gemeenschappelijke Europese energiemarkt. In haar boek Energy Security noemt energie‐deskundige Haghighi de maatregelen die tot dusver door de EU zijn genomen betreffende het energie veiligheidsbeleid voor de vraagkant ‘harde maatregelen’ met een sterke juridische basis. Hiertegenover staan de ‘softe maatregelen’ met een zwakke juridische basis die tot dusver zijn genomen in het kader van de externe energie veiligheid voor de aanbodkant. 114 Enige uitzondering hierop is het Energie Handvest dat in 1994 van kracht werd. Hoewel het Handvest een aparte institutie is, los van de EU, heeft de EU het Handvest wel geïnitieerd en
110
Jensen, W., 1967, Energy in Europe: 1945‐1980, Londen: GT Foulis, p. 2 Lucas, L., 1977, Energy and the European Communities, Londen: Europa Publications, p. 51 112 Haghighi, S., 2007, p.62 113 Idem, p.63 114 Haghighi, S., 2007, p.101 111
45
is de inhoud opgenomen het juridische kader van de EU. Het kent 51 lidstaten, waaronder de acht staten van Eurazië. Dit handvest biedt een internationaal wettelijk kader voor samenwerking op het gebied van energie en is gebaseerd op de basisprincipes van open en concurrerende markten. Het heeft voornamelijk tot doel om een stabiel investeringsklimaat te scheppen en om handel in energie en energie gerelateerde producten volgens de regels van de Wereld Handelsorganisatie te laten verlopen. 115 In praktijk blijkt echter dat het Handvest niet geheel de risco’s kan wegnemen voor investeerders in olie‐ of gasproducerende landen. Het hangt met name af van de manier waarop de nationale regeringen in deze landen de regelingen implementeren in hun nationale wetgeving. 116 Jozias van Aartsen, coördinator van de Nabuco‐pijpleiding voor de EU, vroeg zich in 2007 nog openlijk af of het Handvest nog wel “up‐to‐date” was. 117 Onder de ‘softe maatregelen’ die door de EU zijn ondernomen, ten aanzien van haar extern veiligheidsbeleid betreffende de aanbodkant, verstaat Haghighi de handelsbetrekkingen en samenwerkingsverbanden die de EU is aangegaan met olie‐ en gasproducerende staten. Hierin speelt energie wel degelijk een rol maar zijn geen concrete juridisch‐gebonden overeenkomsten. Ook de Greenpapers van de EU uit 2000 en 2006 ten aanzien van het energiebeleid zijn in wezen geen harde maatregelen daar Greenpapers nog geen officieel beleid zijn maar wel dienen als richtlijnen waarnaar toe beleid zich zou moeten ontwikkelen volgens de Europese Commissie. De accentverschillen tussen de Greenpapers van 2000 en 2006 bieden echter wel een goede indicatie van de koers die de EU wenst te varen aangaande haar Energie Veiligheidsbeleid. De Greenpaper uit 2000, Towards an European strategy for the security of energy supply, richt zich met name op de vraagkant van het energiebeleid. De afhankelijkheid van importen zou met name moeten worden weggenomen door de vraag naar energie te verlagen. De externe dimensie van de Greenpaper lag in de nadruk die werd gelegd op de wens naar het vinden van nieuwe importroutes. 118 Hoewel de Greenpaper uit 2006 ook de nadruk legt op de vraagkant van energiebeleid is er in vergelijking met de vorige Greenpaper aanzienlijk meer aandacht voor
115
Energy Charter Secretariat, 2004, The Energy Charter Treaty Haghighi, S., 2007, p.235 117 Op het Veld, R., 2008, p.148 118 Europese Commissie, 2000, Greenpaper: Towards an European strategy for the security of energy supply 116
46
het vraagstuk van de aanbodzijde in het energie veiligheidsbeleid. De Europese Commissie benoemt hierin de wenselijkheid van een coherent extern energie beleid van de EU. Het omschreef 5 beleidspunten die ontwikkeld zouden moeten worden waaruit een gemeenschappelijk extern energie veiligheidsbeleid zou moeten bestaan. Deze beleidspunten betreffen: 1. Beleid ten aanzien van het veiligstellen en diversifiëren van energietoevoer 2. Energy partnerships met producerende landen en doorvoerlanden 3. Beleid ten aanzien van externe crisis situaties 4. Het integreren van energie in andere beleidsterreinen met een externe dimensie 5. Energiepolitiek gebruiken als een instrument voor ontwikkeling 119 Deze Greenpaper brengt voor het eerst de zorgen van de EU omtrent energie veiligheid in concrete extern gerichte beleidsvoorstellen op tafel. Christof van Agt, onderzoeker aan het Clingendeal Institute Energy Programme, verklaart deze ontwikkeling aan de hand van de gebeurtenissen in begin 2006. De gascrisis tussen Rusland en Oekraïne en de weigering van Rusland om haar verwachtte handtekening te zetten onder het Energie Handvest hebben volgens hem binnen de EU een bewustzijn gecreëerd van kwetsbaarheid en het gevoel gegeven dat de EU te afhankelijkheid is geworden van Rusland. 120 In de documenten van de Europese Commissie van na 2006, die hier onder zullen worden behandeld, zien we dan ook dat er veel meer aandacht voor de aanbodzijde van het energie veiligheidsbeleid. Doordat de klimaatcrisis op de wereldwijde agenda kwam stelde EU zich ten doel om onder andere 20% van haar energiebehoefte uit hernieuwbare energiebronnen te halen en 20% minder energie te consumeren. Dit zijn naast ecologische richtlijnen ook maatregelen die we onder de vraagkant van het EVB kunnen scharen. Echter De Europese Commissie stelt eind 2010 vast dat deze doelstellingen ver achterblijven, zodat de groeiende energie‐afhankelijk,
119
Europese Commissie, 2006, Greenpaper:A European Strategy for Sustainable, Competitive and Secure Energy, Brussel, p.14‐17 120 Interview gehouden met Christof van Agt op 24 maart 2009 te Clingendeal
47
zoals is reeds beschreven, niet wordt verminderd. 121 In 2008 komt de Europese Commissie in haar Second Strategig Energie Review met suggesties op een vijftal punten waar beleid van zal moeten worden gemaakt. Onmiskenbaar wordt de nadruk gelegd op de externe dimensie van het EVB:
1. Verbetering van energie infrastructuur en diversificatie van energie toevoer
2. Externe energie betrekkingen
3. Olie en gas opslag en crisis mechanisme
4. Energie efficiëntie
5. Efficiënt gebruik van eigen energiebronnen 122
De aandacht voor het externe EVB van de laatste 10 jaar heeft erin geresulteerd dat in het Verdrag van Lissabon is opgenomen dat het beleid van de Europese Unie erop gericht moet zijn om de continuïteit van de energietoevoer gewaarborgd moet worden. 123 In de meest recente voorstellen van de Europese Commissie, november 2010, wordt verder gegaan met de totstandkoming van een uitgebreid extern EVB. De Commissie benadrukt hierin het belang van de coördinerende taak van de EU aangaande relaties met energie producerende landen. Het stelt dat individuele lidstaten moeten handelen in het belang van de gehele Unie en benadrukt het belang van goede betrekkingen met producerende‐ en doorvoerlanden. Tevens adviseert de Commissie om de grote geïntegreerde energiemarkt binnen de EU meer in te zetten in handelsovereenkomsten met derden. De Commissie stelt zich ten doel om dit jaar met concrete beleidsvoorstellen te komen op het terrein van het externe EVB van de EU. 124 Europese Commissie, Energy 2020; A strategy for competitive, sustainable and secure energy p.2
121 122
Europese Commissie, Second Strategic Energy Review, 2008, p. 2 EU Het Verdrag van Lissabon 2009, artikel 194 124 Europese Commissie, Energy 2020; A strategy for competitive, sustainable and secure energy p.17 123
48
3.5 Conclusie Dit hoofdstuk heeft laten zien binnen welke institutionele context het algemeen Energie‐ Veiligheidsbeleid van de EU tot stand komt. Het idee van een geïntegreerd Europa bestond reeds voor de WOII maar kreeg in de nasleep van deze oorlog echt gestalte. Het integratieproces heeft zich in verschillende fases voltrokken en heeft uiteindelijk geleid tot de huidige Europese Unie van 27 lidstaten. Daar de staten met betrekking tot ‘high politics’ niet snel geneigd waren hun soevereiniteit op te geven is de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Unie achtergebleven in vergelijking met de progressie die geboekt is op het gebied van economische samenwerking. Doordat de EU een grootgebruiker is van energie in de wereld maar slechts over een klein percentage beschikt van de mondiale olie‐ en gasreserves is het sterk afhankelijk van olie‐ en gasimporten om aan haar vraag naar energie te kunnen voldoen. Dit heeft geleid tot de noodzaak en de ontwikkeling van een Energie Veiligheidsbeleid. Deze ontwikkelingen zijn illustratief voor het algehele integratieproces van de EU, daar ontwikkelingen voor een gemeenschappelijk extern energie veiligheidsbeleid achterbleven in vergelijking met het interne beleid. Echter de steeds groter wordende afhankelijkheid van importen en het bewustzijn van haar kwetsbare situatie heeft ertoe geleid dat in 2006 de eerste contouren zichtbaar werden van een extern energie veiligheidsbeleid van de EU. Een beleid dat zich met name kenmerkt door ‘softe maatregelen’ zoals handelsbetrekkingen en samenwerkingsverbanden die de EU is aangegaan met olie‐ en gasproducerende staten. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de politieke, sociale en energiesituatie in Eurazië om vervolgens in het centrale hoofdstuk het Energie Veiligheidsbeleid van de EU in Eurazië te kunnen analyseren. 49
4. Centraal Eurazië In dit hoofdstuk staat de regio CEA centraal. Het tracht een verhelderend beeld te geven over de regio zodat de onderzoeksvraag van deze scriptie, hoe het EVB van de EU in CEA vanuit een kritisch geopolitiek perspectief valt te verklaren, in haar context wordt geplaatst. De vierde deelvraag die in dit hoofdstuk centraal staat en waar antwoord op wordt gegeven luidt dan ook: wat is de politiek‐economische situatie van de landen in Centraal Eurazië? Allereerst zal er een historische schets worden gegeven van de regio waarna de huidige politieke en economische situatie per land zal worden behandeld. Vervolgens wordt de olie‐ en gassector in CEA worden behandeld. Hiermee worden ook de belemmeringen geschetst om te investeren in de regio. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de bestaande en plannen voor toekomstige olie‐ en gaspijpleidingen in CEA. 4.1 Historie Centraal Eurazië Talrijke invasies van verschillende externe heersers, koningrijken en mogendheden kleuren de geschiedenis van CEA en zijn van grote invloed op de huidige compositie van de acht staten in de regio. Met name de Russische invloed in de laatste anderhalve eeuw is van grote invloed op de regio gebleken. Door de Oktober Revolutie van 1917 vernaderde de gebieden in de regio van Russische protectoraten tot Sovjet Socialistische Republieken. 125 Net zoals ten tijden van het Russische Rijk bleef in de periode van de Sovjet‐Unie katoen en de agrarische sector in CEA van groot belang voor de gehele Sovjet‐Unie. Industrialisatie daarentegen bleef zeer beperkt in de regio en ontwikkelde zich traag. De industriële ontwikkelingen die het doorliep was in begin vooral geconcentreerd op de katoen en agrarische sector. 126 De olie‐ en gassector bleef erg beperkt ten tijden van de Sovjet‐Unie door gebrekkige ontwikkeling. Ondanks dat er bewegingen waren in CEA ten tijden van het Russische Rijk die zich inzetten om de locale identiteiten te behouden in de regio, voerden de Sovjets een politiek gestoeld op nationalisme. Ook voerden zij een beleid uit dat met politieke, economische en sociale middelen de samenlevingen verdeelde en de islamitische
125 126
Amineh 2003, p.36 Idem p. 38
50
identiteit te ondermijnde. 127 Zo kwam het dat met de val van de Sovjet‐Unie, de 8 voormalig Sovjet‐Republieken in CEA een heterogene etnische compositie kenden. Uit cijfers uit 1999 bleek dat in Kazachstan 53% van de bevolking uit Kazakken bestond en 30% uit Russen . In Georgië was bijna 10% van Russiche komaf. Het Sovjet beleid heeft er tevens voor gezorgd dat 20% van de Tadzjikken in Oezbekistan leven en dat in Tadzjikistan 25% van de bevolking Oezbeek is. 128 Deze multi‐etnische compositie van de samenlevingen was een van de grote problemen waar de staten van CEA voorstonden na hun onafhankelijkheid begin jaren ‘90. Andere problemen waar de staten voorstonden waren voornamelijk de constructie van nieuwe politieke systemen, de ontmanteling van de oude Sovjet‐structuur, sociale onrust en opkomend islamisme, conflicten tussen stedelijke en rurale gebieden, het doel om onafhankelijk te worden van Rusland terwijl de meeste staten economisch nog erg afhankelijk waren van Rusland en het creëren van een nationale identiteit, dat nog nooit had bestaan. 129 In de volgende paragraaf wordt helder hoe de verschillende staten zich hebben ontwikkeld en welke problemen er zich tegenwoordig afspelen. 4.2 De huidige politiek, sociaal‐economische situatie van de staten in CEA Omdat ieder afzonderlijk land een eigen ontwikkeling heeft doorgemaakt en te kampen heeft met verschillende problemen zal in deze paragraaf ieder land afzonderlijk worden behandeld op alfabetische volgorde. In figuur 4.1 zijn de landen weergegeven met hun huidige grenzen.
127
Amineh, p.37 Idem p. 41 129 Idem p.39 128
51
Figuur 4.1: De huidige staten van CEA
Armenië Armenië is sinds haar onafhankelijkheid in 1991 een republiek met de meest homogene etnische bevolking in CEA. Toch kende Armenië een roerige begintijd van haar onafhankelijkheid. Het conflict rondom de status van Nagarno‐Karabach laaide na 1991 in alle hevigheid op. De provincie, waar voornamelijk etnische Armeniërs wonen, werd door de Sovjet‐Unie in 1920 aan de Sovjet‐Republiek Azerbeidzjan toebedeeld en wordt internationaal erkend als Azerbeidzjaans gebied. Armenië claimt dit gebied echter wat leidde tot een oorlog met Azerbeidzjan in 1991. Drie jaar later kwamen de twee landen een staakt‐ het‐vuren overeen, al bezet Armenië tegenwoordig nog 16% van het grondgebied van Azerbeidzjan. 130 In 2008 waarschuwde International Crisis Group (ICG) voor de mogelijkheid van het uitbreken van nieuw militair geweld. 131 Een jaar later leek die dreiging weg doordat
130 131
CIA, Country Report Armenia, World Factbook 2010 International Crisis Group; ‘Armenia’
52
beide landen toenadering tot elkaar zochten. 132 Tot het oplossen van het conflict heeft dit niet geleid. De situatie blijft redelijk gespannen. Ook de interne politieke situatie kende een problematisch begin. Na de verkiezingen in 1999 werden in het parlement een aantal regeringsfunctionarissen gedood waaronder de premier. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) was van mening dat de daaropvolgende verkiezingen in 2003 niet aan de internationale standaarden voldeden. 133 De laatste presidentsverkiezingen van 2008 waarin Sarkisian werd gekozen voldeden volgens de OSVE wel aan de internationale norm. 134 De ICG twijfelt hier echter aan en veroordeelden de manier waarop de regering de protesten die volgden op de verkiezingen neersloeg. 135 Freedom House ziet echter wel progressie in de mate van vrijheden en rechten voor de bevolking in Armenië. Op een schaal van 1‐7, waarvan 1 de hoogste score is, worden de politieke rechten op 6 ingeschaald en de civiele rechten op 4. 136 Met een gemiddelde score van 5 wordt Armenië door Freedom House ‘gedeeltelijk vrij’ genoemd. Zoals in tabel 4.1 te zien is scoort het hiermee relatief goed in de regio. Een zorg blijft echter volgens Freedom House naast de mate van persvrijheid en de corruptie in het land, hoewel corruptie in de meest andere landen in de regio meer aanwezig is. Gemeten naar Bruto Nationaal Inkomen (BNI) is de economische situatie in Armenië van een middelmatig niveau in de regio zoals in tabel 4.1 wordt aangegeven. Aan het begin van de 20e eeuw ging het relatief beter, met een economische groei gemiddeld 10% per jaar. Armenië verkeert de laatste jaren echter in een recessie. Staal en koper zijn de belangrijkste exportproducten van het land en Rusland en Duitsland zijn de belangrijkste handelspartners. Armenië bezit geen aanzienlijke olie‐ en gasreserves. Een zorg voor de economische situatie blijven de politieke relaties met buurlanden Turkije en Azerbeidzjan waardoor er nauwelijks handel met hen wordt gedreven. 137
132
International Crisis Group; ‘Nagorno Karabakh’ Freedom House, Country Report Armenia 2010 134 BBC, Country Profile Armenia 135 International Crisis Group; ‘Armenia’ 136 Freedom House, Country Report Armenia 2010 137 CIA, Country Report Armenia, World Factbook 2010 133
53
Azerbeidzjan Azerbeidzjan kent net als Armenië een redelijk homogene samenleving in etnische en religieuze termen. Echter ondanks dat de Azeri’s voor 90% deel uit maken van de populatie heeft de “verdeel‐en‐heers‐politiek” van de Sovjet‐Unie geleid tot het huidige probleem in Nagarno‐Karabach, zoals reeds vermeld in de beschrijving van Armenië. Door dit onopgeloste conflict bevinden zich in het land tegenwoordig 600.000 ontheemde Azeri’s en blijft de potentie van escalatie van het conflict bestaan. 138 Claims uit 2007 van de regering van Azerbeidzjan dat het ternauwernood aanslagen heeft kunnen voorkomen uit extreem islamitische hoek heeft het debat aangezwengeld of religieus extremisme een bedreiging vormt voor de stabiliteit van het land. Het overgrote deel van de bevolking hangt de Islam aan, waarvan 80% het Shiisme. Onder de Soenieten wint het Salafisme steeds meer terrein als stroming. Vanuit verschillende Shiitische en Soenitische groeperingen is er verzet getoond ten opzichte van de rol die de officieel seculiere geachte staat op zich neemt in religieuze termen. Hoewel weinig van deze groeperingen politiek van aard zijn en nog minder militant genoemd kunnen worden treedt de overheid hard op tegen deze groeperingen. De IGC vreest hierdoor radicalisering van gematigde moslims. Onafhankelijke islamitische groepen en de politieke oppositie verwijten de regering dat het islamitisch extremisme wordt overdreven om zo sympathie vanuit het Westen te krijgen en meer tolerantie voor haar ondemocratisch karakter. 139 Het ondemocratisch gehalte van Azerbeidzjan
kreeg
na
haar
onafhankelijkheid
snel
gestalte.
De
eerste
presidentsverkiezingen in 1992 die werden gewonnen door de nationalist Elchibey konden weliswaar vrij en eerlijk worden genoemd door Freedom House maar daarna werden de democratische beloftes vooralsnog niet ingelost. In 1993 kwam via een militaire coup Heydar Aliev aan de macht. De presidentsverkiezingen die snel na de coup werden gehouden werden door hem met 99% van de stemmen gewonnen. Internationale monitoren, waaronder
de
OVSE,
onreglementairheden
hebben
bij
deze
melding en
gemaakt
alle
van
verkiezingsfraude
daaropvolgende
presidents‐
en en
parlementsverkiezingen. 140 Verschillende mensenrechtenorganisaties hebben hun zorgen geuit na de uitslag van een referendum van 18 maart 2009 waarin werd besloten dat de
138
CIA, Country Report Azerbaijan, World Factbook 2010 International Crisis Group, 2008, Azerbaijan: Independent Islam and the State. Executive Summary 140 Freedom House, Country Report Azerbaijan 2010 139
54
president van het land niet gebonden is aan twee presidentstermijnen. In theorie kan nu Ilham Aliev, zoon van Heydar Aliev en huidig president, tot zijn dood worden herkozen. 141 Met een score van 6 op het gebied van politieke rechten en een 5 ten aanzien civiele vrijheden wordt het land als ‘niet vrij’ bestempeld door Freedom House. 142 In economische zin is Azerbeidzjan erg afhankelijk van haar oliesector, zoals zal worden behandeld in paragraaf 4.3. De oliesector heeft echter ook een positief effect op de niet‐ energy sectoren in het land gezien de groei in de bank‐, onroerend goed‐ en bouwsector van de laatste jaren. 143 De transitie van een staatsgeleide economie naar een markteconomie gaat langzaam al is er recentelijk een begin gemaakt met hervormingen op dit terrein. Het grootste obstakels voor de economie en het aantrekken van buitenlandse investeringen is naast de langzame omschakeling naar een markteconomie en het conflict in Nagorno‐ Karabach de enorme corruptie. Ondanks de corruptie neemt de handel met lidstaten van de EU toe terwijl de afhankelijkheid van Rusland als belangrijkste handelspartner afneemt. 144 Georgië Zoals in Azerbeidzjan verkreeg na de onafhankelijk in Georgië een nationalist het ambt van president. Ook in Georgië was dit van korte duur doordat milities van de oppositie president Gamsakhudia dwongen af te treden en voormalig Minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet‐Unie, Shevardnadze, aan de macht hielpen. Armoede, corruptie en misdaad kenmerkte zijn presidentschap. 145 De protesten namen toe en na de gemanipuleerde verkiezingen in 2003 leidde dit tot de Rozenrevolutie, waarna Saaksvili tot president werd gekozen. De westers georiënteerde president startte een proces van markthervormingen en institutionele hervormingen die moeten leiden tot een meer democratische staat. Echter ondanks deze hervormingen blijft de macht geconcentreerd in een kleine kring en zijn media en het juridische systeem niet geheel onafhankelijk van de staat. De politieke onrust in 2007 dat werd gevolgd door een noodtoestand en het gewelddadig aanpakken van binnenlandse oppositie laat volgens de ICG zien dat de democratie nog fragiel te noemen is en dat er een
141
BBC News Freedom House, Country Report Azerbaijan2010 143 CIA, Country Report Azerbadjan, World Factbook 2010 144 Idem 145 BBC, Country Profile Georgia 142
55
autoritaire tendens gaande is. 146 Ook Freedom House ziet deze trend. De score voor zowel de politieke rechten als de civiele vrijheden zijn de afgelopen jaren van 3 naar 4 gegaan. 147 Ondanks deze achteruit gang presteert het nog wel het best in dat opzicht vergeleken met de andere landen in de regio. Ook qua corruptie onderscheidt het zich positief ten opzichte van de andere landen in CEA, zoals in tabel 4.1 wordt aangegeven. De westerse koers van Saaksvili heeft naast een belofte van de NAVO dat het in de toekomst tot deze organisatie kan toetreden ook een negatief effect gehad op de stabiliteit van het land. De verhouding met Rusland is hierdoor verslechterd met als dieptepunt het conflict in Zuid‐Ossetië in 2008. Ook in dit conflict kan de oorzaak bij de politiek van de Sovjet‐Unie gezocht worden. Het zuidelijke deel van de regio waar Ossetiërs woonde werd bij de Sovjet‐Republiek Georgië gevoegd. De nationalistische aspiraties die zij kregen leidde na de onafhankelijkheid tot gewelddadig conflict met de Georgische staat begin jaren negentig. Het zelfde geldt voor de Abchazen in Abchazië. Door Russische steun is de Georgische staat niet bij machte gebleken om de gebieden onder haar controle te krijgen. In de zomer van 2008 escaleerde de situatie en toonde Rusland zich bereid om zich tegen de Georgische staat te keren. Hoewel er een staakt‐het‐vuren is bereikt blijft Rusland haar invloed behouden in de regio en is het conflict nog niet opgelost. 148 De onzekerheid hoe de ‘bevroren conflicten’ zich zullen ontwikkelen is ook van invloed op de economie van het land. De strategische ligging van Georgië tussen CEA en Europa probeert Georgië te benutten door zich te concentreren op de mogelijkheden als doorvoerland van energie en andere goederen. Onstabiliteit in het land helpt in deze niet. De economische situatie is in zijn algemeen rooskleuriger dan menig ander land in CEA. Dit is mede te danken aan het begin dat gemaakt is met economische hervormingen. Echter het conflict uit 2008 en de wereldwijde economische recessie hebben ook zijn invloeden gehad op de buitenlandse investeringen in het land. Met name agrarische producten zijn de belangrijkste exportproducten van het land. Turkije, Azerbeidzjan en EU‐landen zoals Groot‐ Brittannië en Spanje importeren het meest uit het land. En net als bij Azerbeidzjan neemt de rol van Rusland als handelspartner af. 149
146
International Crisis Group; ‘Georgia’ Freedom House, Country Report Georgia 2010 148 BBC, Country Profile Georgia 149 CIA, Country Report Georgia, World Factbook 2010 147
56
Kazachstan In Kazachstan heeft de diversiteit in etniciteit (54% Kazak, 30% Russisch, 3,7 Oekraïense, 2,5 Oezbeekse, 9,8% overig) en religie (47% Moslim, 44% Russisch Orthodox) niet geleid tot hevige spanningen binnen de samenleving. 150 Het kent een redelijke stabiele politieke situatie onder leiding van de autoritaire president Nazabayev, die het land sinds haar onafhankelijkheid leidt. Bij de laatste presidentsverkiezingen, die voormalig Sovjet‐politicus Nazerbayev met 90% van de stemmen won, werden volgens de OVSE net als bij voorgaande verkiezingen de internationale standaarden niet gehaald. In 2007 werd, zoals ook in Azerbeidzjan, de wet aangepast zodat de huidige president niet gebonden is aan een gelimiteerd aantal termijnen om als president te fungeren. Tevens scoort het volgens de methode van Freedom House net zoals Azerbeidzjan een 6 op politieke rechten en een 5 op civiele vrijheden. 151 Ondanks de huidige stabiliteit vreest de ICG voor een mogelijk gewelddadig conflict voor de toekomstige opvolging van de huidige president door de gebrekkige ontwikkeling van democratische instituten. 152 Kazachtsan heeft verreweg de grootste economie van CEA. De omvangrijke oliesector is hier met name verantwoordelijk voor maar ook de politieke stabiliteit en markthervormingen zijn hier deels de oorzaak van. Naast de oliesector kent het land ook industrieën gericht op andere grondstoffen zoals kolen en ijzer en probeert het minder afhankelijk te worden van de oliesector. De hevige corruptie heeft echter nog een negatief effect op de economische ontwikkeling. Voor Kazachstan is China nu haar belangrijkste handelspartner gevolgd door Rusland en Duitsland. 153 Kirgizië: In de begin jaren ’90 was het democratisch gehalte redelijk hoog in Kirgizie onder het presidentschap van Akayev. Dit verslechterde echter wat steeds duidelijker werd aan het begin van deze eeuw. Beweringen van verkiezingsfraude bij de parlementsverkiezingen in 2005 leidde uiteindelijk tot een volksopstand dat resulteerde in het aftreden van Akayev. Bakayev die beloofde de armoede en corruptie aan te pakken werd gekozen tot nieuwe president. De presidentsverkiezingen werden door internationale monitoren als een
150
CIA, Country Report Kazakhstan, World Factbook 2010 Idem 152 International Crisis Group; ‘Kazakhstan’ 153 CIA, Country Report Kazakhstan, World Factbook 2010 151
57
vooruitgang van het democratisch gehalte van Kirgizië gezien. 154 De interne onrust verdween na het aantreden van Bakayev echter niet en vormde een serieuze bedreiging voor zijn autoriteit. In de afgelopen jaren zijn er verschillende parlementsleden vermoord, zijn er ernstige gevangenisrellen geweest en is de georganiseerde misdaad toegenomen. 155 Deze onrust heeft uiteindelijk midden 2010 geresulteerd in een volksopstand waarbij Bakayev werd afgezet als president. Rosa Otunbaeva bekleedt op dit moment het presidentschap ten minste tot aan de verkiezingen eind 2011. Onrust onder de bevolking is echter nog niet geheel weggenomen en de spanningen tussen de verschillende etniciteiten is sinds de volksopstand geïntensiveerd. Er bestaan met name spanningen tussen de Kirgiziërs die 64% van de bevolking vormen en de Oezbeken die 13% uitmaken van de populatie. 156 Vooral in de gebieden aan de grens met Oezbekistan bestaan conflicten over toegang tot land en huisvesting tussen beide etniciteiten. Hierdoor is ook de relatie met buurland Oezbekistan verslechterd. 157 De onrust van de laatste jaren heeft ertoe geleid dat Freedom House ten aanzien van politieke en civiele vrijheden Kirgizië lager inschaalt dan twee jaar geleden. Het land wordt als ‘niet vrij’ gecategoriseerd in plaats van de ‘gedeeltelijk vrij’, zoals in 2008. 158 Het rapport van de ICG schetste in 2008 al een treurig beeld van de economische situatie in het land. Kirgizie kende hoge inflatiecijfers en een toename van voedselprijzen van meer dan 20%. 159 Door de internationale recessie, de volksopstand van vorig jaar en de huidige onzekerheden betreffende de politieke toekomst van het land blijven de economische vooruitzichten niet hoopgevend. Het is na Tadzjikistan het armste land van de regio. 160 De agrarische sector is de grootste sector van het land. Alleen tabak en katoen worden in grote hoeveelheden geëxporteerd, met name naar Rusland en Zwitserland. China is de belangrijkste exporteur naar het arme land. 161
154
BBC, Country Profile Kyrgyzstan International Crisis Group: ‘Kyrgyzstan’ 156 CIA, Country Report Kyrgyzstan, World Factbook 2010 157 BBC, Country Profile Kyrgyzstan 158 Freedom House, Country Report Kyrgyzstan 2010 159 International Crisis Group,2008, Kyrgyzstan: Deceptive Calm, Executive Summary 160 CIA, Country Report Kyrgyzstan, World Factbook 2010 161 Idem 155
58
Oezbekistan Met de laagst haalbare scores voor politieke en civiele vrijheden schaart Oezbekistan zich in de Freedom House Ranking 2010 bij een selectief clubje landen van Birma, Equatorial Guinee, Eritrea, Libië, Noord‐Korea, Somalië, Soedan en Turkmenistan wanneer het vrijheden betreft. 162 Het land kent een ondemocratische geschiedenis na haar onafhankelijkheid in 1991. Zoals bij menig land in CEA verkreeg een oud‐Sovjet‐politicus de macht in Oezbekistan bij de eerste verkiezingen in 1992. Internationale monitoren wezen op het feit dat de internationale standaarden bij de verkiezing bij lange na niet werden gehaald. Dit gold voor alle daaropvolgende verkiezingen. Alleen regeringsgezinde partijen hebben kunnen participeren in Oezbeekse verkiezingen tot dusver. 163 President Karimov is sinds de onafhankelijkheid president en ondanks dat de constitutie een derde termijn als president verbiedt, is Karimov in 2007 voor de derde achtereenvolgende keer verkozen als president. Hij leidt het land met strenge hand en zorgt ervoor dat oppositiebewegingen geen kans hebben om zich op een democratische manier te doen gelden. Een VN‐gezant rapporteerde dat de regering zich schuldig maakt aan het ‘systematisch martelen’ van leden van oppositiebewegingen. 164 In een land waar 90% van de bevolking de Islam aanhangt wordt de stabiliteit het meest bedreigt door Islamitische bewegingen. De regering treedt hard op tegen Islamitische bewegingen die zich niet loyaal op stellen aan de religieuze instellingen die door de staat worden gecontroleerd. 165 De Islamitische Beweging van Oezbekistan dat vanuit het buitenland opereerde trachtte in 1999 de regering omver te werpen gezien haar bomaanslagen. Militaire tegenreacties en de oorlog in Afghanistan heeft de beweging echter ernstig verzwakt. 166 De gebeurtenissen in de provincie Andijon in 2005 laten echter zien dat religie nog steeds een oorzaak is van spanning binnen het land. Bij een protest tegen het gevangen houden van personen die de regering als ‘Moslim‐extremisten’ betitelde vielen volgens ooggetuigen honderden doden. De regering stelde het officiële dodental op 190. Niet lang nadat de EU en de VS zich sterk maakte voor een internationaal onderzoek naar de
162
Freedom House, Combined Average Rating 2010; Freedom House, Country Report Uzbekistan 2010 164 BBC, Country Profile Uzbekistan 165 Freedom House, Country Report Uzbekistan 2010 166 International Crisis Group; ‘Uzbekistan’ 163
59
gebeurtenissen, besloot het parlement om de militaire basis van de VS, dat in het kader van de oorlog in Afghanistan in het land was, te sluiten. Rusland en China steunde dit besluit. 167 Tegenwoordig zijn de banden met de VS en de EU weer wat warmer, mede door het besluit dat internationale troepen zich door het land naar Afghanistan mochten transfereren. Daarin tegen lijken de banden met Rusland wat bekoeld. 168 Ondanks de verbeterde relatie met het Westen zijn Rusland en China nog de belangrijkste handelspartners van Oezbekistan. Naast gas en in mindere mate olie is katoen het belangrijkste exportproduct van het land. Oezbekistan is de op een na grootste katoenexporteur in de wereld. De corruptie, de ernstigste in de regio, belemmert echter voor een groot deel de economie om verder te ontwikkelen. 169 De ICG heeft de zorg dat Oezbekistan zich ontwikkeld als het Zimbabwe van CEA, waar een kleine elite in grote luxe leeft en de bevolking in armoede. 170 Tadzjikistan Niet lang na haar onafhankelijkheid in 1991 brak er een burgeroorlog uit die tussen 1992 en 1997 het land in haar greep hield. Oud Sovjet‐politicus Rakhmonov verkreeg de macht in 1992 tijdens de oorlog doordat een andere oud Sovet‐politicus Aslonov werd gedwongen af te treden. De regering en haar aanhangers, die voornamelijk in de provincies Chodzjand en Kulob woonde, vochten tegen een alliantie van Islamisten en democraten die voornamelijk uit de provincie Qurghonteppa kwamen. Chodzjand en Kulob was ten tijden van de Sovjet‐ Unie de machtsbasis van de communisten en de provincie Qurghonteppa voelde zich achtergesteld. Zestig‐ tot honderdduizend doden en zeshonderdduizend vluchtelingen waren het gevolg. 171 Het vredesakkoord dat in 1997 overeen werd gekomen is sindsdien niet geheel geïmplementeerd. Zo zijn de oppositie facties niet gedemobiliseerd en heeft de oppositie niet de overeen gekomen 30% van de regeringsfuncties in handen gekregen. 172 Tadzjikistan heeft weinig progressie geboekt in democratische termen na haar onafhankelijkheid. Verkiezingen zijn hevig bekritiseerd door internationale monitoren en door de uitkomst van een referendum in 2003 kan president Rakhmonov, mocht hij de
167
BBC, Country Profile Uzbekistan BBC, Country Profile Uzbekistan 169 CIA, Country Report Uzbekistan, World Factbook 2010 170 International Crisis Group; ‘Uzbekistan’ 171 International Crisis Group, 2001, Tadjikistan: An Uncertain Peace, Executive Summary 172 Freedom House, Country Report Tadjikistan 2010 168
60
volgende verkiezingen winnen, tot 2020 aanblijven als president. Politieke rechten worden door Freedom House dan ook in hun methodologie op een 6 ingeschaald. Civiele rechten op een 5 met name door de aangetaste vrijheid van godsdienst en de gecontroleerde media. 173 Een ander probleem in het land is dat georganiseerde misdaad volop aanwezig is, zo is het een van de belangrijkste doorvoerroutes van drugs uit Afghanistan naar Rusland en Europa. 174 Tevens is er een opleving van de radicale Islam. Hoewel dat voor de korte termijn een destabiliserende factor kan zijn en een negatief effect kan hebben op de politieke en economische ontwikkeling wordt het, zoals in de gehele regio, niet gezien als stroming die dusdanig zal ontwikkelen dat het van grote betekenis zal zijn voor de toekomst. 175 Toch vreest de ICG dat de combinatie van hevige corruptie, armoede en een autoritaire staat, kan leiden tot toekomstig onstabiliteit in het land dat extremistische groeperingen in de hand kunnen werken. 176 Net als voor Oezbekistan geldt dat door de NAVO‐operatie in Afghanistan de band met de VS is verbeterd. Tadzjikistan keurde het goed dat de NAVO haar land gebruikt voor niet‐militaire bevoorrading naar Afghanistan. 177 Het land blijft echter goede relaties behouden met Rusland getuige de opening van een Russische militaire basis in Tadzjikistan in 2004. 178 Op economisch gebied ontwikkeld Tadzjikistan zich niet voortvarend. Het land kent de minste welvaart van CEA en is een van de armste landen in de wereld, zoals tabel 4.1 duidelijk maakt. De enorme corruptie en de burgeroorlog hebben een negatief effect gehad op de economische ontwikkeling. Katoen, aluminium en agrarische producten zijn de voornaamste exportproducten. Rusland en China zijn de landen waar Tadzjikistan het meest naar exporteert. Voor de import is het met name afhankelijk van Rusland hoewel ook Tadzjikistan probeert zich onafhankelijker te maken van Rusland door haar banden met China te versterken. 179 Dit wordt onder andere geïllustreerd door de forse leningen van China aan het land voor infrastructuurprojecten in 2004. 180
173
Freedom House, Country Report Tadjikistan 2010 CIA, Country Report Tadjikistan, World Factbook 2010 175 Amineh, M. 2003. p. 182 176 International Crisis Group; ‘Tadjikistan’ 177 CIA, Country Report Tadjikistan, World Factbook 2010 178 BBC Country Profile Tadjikistan 179 CIA, Country Report Tadjikistan, World Factbook 2010 180 Freedom House, Country Report Tadjikistan 2010 174
61
Turkmenistan Turkmenistan wordt door de ICG als een van de meest repressieve landen in de wereld genoemd. 181 Ook volgens de scores van Freedom House behoort het land tot de meest ondemocratische en onvrije staten van de wereld. Zoals de beschrijving van Oezbekistan al heeft laten zien scoort het, met een select clubje landen, de laagst mogelijke scores die volgens met de Freedom House‐methode te behalen vallen op het gebied van politieke rechten en civiele vrijheden. 182 Na haar onafhankelijkheid in 1991 werd Niyazov met 99,5% van de stemmen verkozen als president. Het verloop van de verkiezing van de oud‐ communist werd internationaal hevig bekritiseerd. In 1999 werd hij tot president voor het leven gemaakt en regeerde hij tot zijn dood in 2006. Hij creëerde een cultus rondom zijn persoon en trachtte met zijn spirituele verhandelingen in een eigen boek de Koran te verdrijven als primaire spirituele gids van het land (90% van de bevolking is Moslim). Onder zijn bewind werd nauwelijks geïnvesteerd in onderwijs en sociale voorzieningen in zijn algemeenheid. Tal van mensenschendingen zijn gerapporteerd en het land kende duizenden politieke gevangenen. 183 Op democratisch gebied zijn er vooralsnog nauwelijks verbeteringen waarneembaar sinds zijn opvolger Berdymuhamedov het roer over heeft genomen. Alhoewel er wel verbeteringen in de sociale voorzieningen hebben plaatsgenomen. 184 In tegenstelling tot menig ander land in CEA is de bevolking in etnische termen redelijk homogeen. Spanningen binnen de samenleving zijn eerder te verwachten tussen de verschillende clans, daar Turkmenistan een erg clan‐georiënteerde samenleving kent. 185 Berdymuhamedov zoekt echter wel in vergelijking met zijn voorganger meer internationaal contact en probeert zijn land uit haar isolement te halen. Dit heeft met name economische motieven daar hij meer buitenlandse investeringen hoopt binnen te halen en de interesse voor haar gasreserves van het Westen, Rusland en China wil balanceren. 186 De wijdverbreide corruptie in het land vormt echter een groot obstakel voor buitenlandse investeringen. Het land kent na Oezbekistan de meeste corruptie van de regio, zoals in tabel 4.1 wordt weergegeven. International Crisis Group; ‘Turkmenistan’ 182 Freedon House, Country Report Turkmenistan 2010 181
183
International Crisis Group; ‘Turkmenistan’ CIA, Country Report Turkmenistan, World Factbook 2010 185 BBC, Country Profile Turkmenistan 186 Freedon House, Country Report Turkmenistan 2010 184
62
Naast de gassector kent Turkmenistan van oudsher een grote katoensector waardoor katoen na gas het belangrijkste exportproduct is. Oekraïne, China en Turkije zijn op dit moment de belangrijkste handelspartners van het land. 187 Tabel 4.2: Politieke en civiele rechten, economische welvaart en corruptie cijfers
Politieke en civiele BNI per hoofd van de Corruptie cijfers Ŧ rechten bevolking ‡
bevolking §
Armenië
5 (GV)
$ 3100 (131)
2.6 (123)
Azerbeidzjan
5,5 (NV)
$ 4840 (106)
2.4 (134)
Georgië
4 (GV)
$ 2530 (139)
3.8 (68)
Kazachstan
5,5 (NV)
$ 6920 (89)
2.9 (105)
Kirgizië
5,5 (NV)
$ 870 (179)
2 (164)
Oezbekistan
7 (NV)
$ 1100 (167)
1.6 (172)
Tadzjikistan
5,5 (GV)
$ 700 (183)
2.1 (154)
Turkmenistan
7 (NV)
$ 3420 (126)
1.6 (172)
‡: Gemiddelde scores uit 2010 voor politieke en civiele rechten op basis van 1‐7 schaal door Freedom House. Tussen haakjes staat GV voor ‘gedeeltelijk vrij’ en NV voor ‘niet vrij’. Bron en uitleg methodologie: http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=363&year=2010 §: Bruto Nationaal Inkomen 2009. Tussenhaakjes de plaats op de wereldranglijst. Gebasseerd op gegevens van de Wereldbank: http://siteresources.worldbank.org/DATASTATISTICS/Resources/GNIPC.pdf Ŧ: Score uit 2010 voor corruptie op schaal 1‐10 door Transparancy International. Tussenhaakjes de plaats op de wereldranglijst. Voor de methodologie en het rapport Transparancy InternationalAnnual Report 2010: http://www.transparency.org/publications/annual_report
4.3 Olie‐ en gassector in CEA Zoals reeds beschreven en geïllustreerd met cijfers in hoofdstuk 2 is CEA een belangrijke regio waar het olie en gas betreft. Christof van Agt noemt de regio door haar energiereserves van ‘disproportioneel belang ten opzichte van haar grootte’. “Een cruciale regio voor grootmachten als de VS, de EU en China om haar energieleveranties te diversifiëren.”
188
Van de 8 staten hebben Azerbeidzjan, Kazachstan, Oezbekistan en
Turkmenistan aanzienlijke olie‐ en gasreserves en vindt binnen deze landen een belangrijk 187 188
CIA, Country Report Turkmenistan, World Factbook 2010 Interview Christof van Agt
63
deel van de wereldolie‐ en gasproductie plaats. Het biedt in deze een belangrijke mogelijkheid voor de EU om haar energieafhankelijkheid van haar belangrijkste olie‐ en gasleveranciers te verminderen. Tabel 4.2: Olie‐ gasreserves/productie/export en aandeel in totaal export 2009
‐Oliereserves x ‐Olieproductie
1000 mln. vaten
1000 vaten p/d
‐Gasreserves x
‐Gasproductie
triljoen m³ ‡
mld. m³ ‡
§
olie 7
1033
528,9
gas 1.31
14.8
5.6
olie 39,8
1682
1345
gas 1.82
32.2
17.7
olie 0,6
107
6,1
gas 1.68
64.4
15
Turkmenistan olie 0,6
206
38,4
gas 8.1
36.4
14
Azerbeidzjan
Kazachstan
Oezbekistan
x ‐Olie‐export x 1000 vaten p/d x ‐Gasexport x mld. m³
‡: Gebaseerd op cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: p. 6, 8, 22 en 24 §: Gebaseerd op cijfers van de CIA; The World Factbook 2010, te vinden op: https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/ bezocht op 8 maart 2009
Wanneer we de importcijfers van olie en gas van de EU uit 2009 (zie hoofdstuk 3) afzetten tegen de exportcijfers uit 2009 van de 4 landen in CEA, die aanzienlijke olie‐ en gasreserves bezitten (zie tabel 4.2), dan zien we in wat voor mate de regio van betekenis kan zijn voor de EU. In 2009 exporteerde de regio in haar totaal bijna 2 miljoen vaten olie per dag. Dat betekende 17% van de hoeveelheid olie die de EU dat jaar importeerde. Voor gas ligt dit percentage op 18%. 64
Tabel 4.3: Olie‐ en gasimporten EU en olie‐ en gasexporten CEA 2009
300 14000
250
12000 10000 8000 6000 4000 2000
200 EU import (1)
150
CEA export (2)
50
EU import (3)
100
CEA export (4)
0 x Miljard kubieke m.
0 x Duizend vaten per dag
(1) Gebaseerd op cijfers cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: p. 8 en 11 (2) Gebaseerd op cijfers van de CIA; The World Factbook 2010 (3) Gebaseerd op cijfers cijfers BP Statistical Review of World Energy 2010: p. 24 en 27 (4) Gebaseerd op cijfers van de CIA; The World Factbook 2010
Deze percentages geven aan dat de EU in theorie haar importafhankelijkheid van met name Rusland en de OPEC‐landen zou kunnen verminderen. Dit geldt zelfs ook als de regio naar landen als de VS, China en Rusland olie en gas blijft exporteren omdat de energiesector in CEA nog in haar kinderschoenen staat en het de verwachting is dat zowel het productieniveau als de mogelijkheden om te exporteren flink zullen gaan toenemen in de toekomst. Verwachtingen voor de energiesector in CEA Sinds 2001 is de olieproductie in Kazachstan al meer dan verdubbeld, 189 dit zelfde geldt voor Azerbeidzjan waar de productie zelfs is meer dan verdrievoudigd sinds 2003. Deze stijgingen zijn met name te danken aan de vondst en ontwikkeling van recent ontdekte velden en de ontwikkelingen in de transportcapaciteiten 190 De verwachting is dat deze toenemende 189 190
Energy Information Administration, Country Analysis Kazakhstan, Energy Information Administration, Country Analysis Azerbaijan,
65
productiecijfers zullen doorzetten in beide landen. De Amerikaanse Energy Information Administartion (EIA) schat dat Kazachtsan haar productiecijfers in 2019 wederom zal hebben verdubbeld ten opzichte van 2009, naar meer dan 3 miljoen vaten per dag. 191 De IEA voorspelde eind 2010 dat de totale olieproductie in CEA medio 2035 op ruim 5,2 miljoen vaten p/d zal komen. 192 Ook in de gassector worden er flinke productiestijgingen verwacht. De productiecijfers van Azerbeidzjan worden in 2013 geschat op 12‐15 miljard kubieke meter per jaar. Kazachstan zal in 2013 naar verluid tussen rond de 30‐40 miljard kubieke meter per jaar produceren. In de meest recente openbare schattingen over de afzonderlijke gassectoren in Turkmenistan en Oezbekistan schat het IEA dat Oezbekistan haar gasexport volume kan vergroten naar 20‐ 25 miljard kubieke meter per jaar in het jaar 2013. De nieuwe gasvelden die in het zuidoosten van Turkmenistan zijn ontdekt in 2006 zullen naar alle waarschijnlijk voor een flinke toename in de gasproductie van de Turkmenen zorgen. Vertegenwoordigers van de Turkmeense overheid schatten dat rond 2013 een gasproductie kan worden bereikt van 230 miljard kubieke meter per jaar. 193 . Echter er bestaat nog geen zekerheid over de exacte hoeveelheid gas in de recent ontdekte velden en zijn verklaringen van de Turkmeense regering over haar gasreserves niet altijd betrouwbaar gebleken. Ondanks dat de toekomstige gasproductiecijfers van Turkmenistan nog moeilijk te voorspellen zijn gaat de IEA in haar World Energy Outlook 2010 er vanuit dat de totale gasproductie van in CEA rond 2035 op 310 miljard kubieke meter zal liggen. 194 Deze voorspellingen van de IEA over de olie‐ en gasproductie zou CEA rond 2035 de vierde olieproducent in de wereld maken en de derde gasproducent. Voor de EU, met haar groeiende energie‐afhankelijkheid, kan het dus een belangrijke regio zijn om minder afhankelijk te worden van Rusland en de landen in het Midden‐Oosten.
191
Energy Information Administration, Country Analysis Kazakhstan, International Energy Agency, World Outlook 2010 Factsheets 193 International Energy Agency, 2008, Perspectives on Caspian Oil and Gas Development, p. 12‐13 194 International Energy Agency World Outlook 2010 Factsheets 192
66
Westerse energiemaatschappijen versus staatsbedrijven In Centraal Eurazië is net als in de rest van de wereld de opkomst van staatsbedrijven, goed zichtbaar. Over het algemeen spelen deze bedrijven de grootste rol in hun de energiesectoren. Een rol die alleen maar groeiende lijkt. Vooral doormiddel van nationale wetgeving proberen de staten hun invloed op de energiesectoren te vergroten. Hoge belastingen voor buitenlandse investeerders is hier een onderdeel van. Zo moeten bedrijven in Kazachstan sinds 2004 tussen de 65 procent en 85 procent van de oliewinsten afstaan aan de staat. 195 En ook in Oezbekistan zijn deze belastingen de laatste jaren flink gestegen. Dit heeft geresulteerd in een beperkte aanwezigheid van buitenlandse investeerders in de Oezbeekse oliesector. 196 Maar ook andersoortige wetten vergroten de positie van de staatsbedrijven. Zo is het sinds 7 jaar volgens de wetgeving in Kazachstan verplicht dat KazMunaiGaz van ieder nieuw veld dat wordt aangeboord minstens 50 procent van de aandelen bezit. Ook kan de staat contracten met buitenlandse oliemaatschappijen openbreken als het ‘nationaal belang’ in het geding is. 197 Deze laatste wet heeft de staat een drukmiddel gegeven om Joint Ventures van voor 2005, waar KazMunaiGaz geen groot aandeel in heeft, in haar voordeel te herzien. Dit gebeurde in 2008 met de Joint Venture die zich bezig houdt met de ontwikkeling van het grootste olieveld buiten het Midden‐Oosten, Kashagan. Bij de oprichting van de Joint Venture had KazMunaiGaz zich ingekocht voor 8,3 procent en was daarmee de kleinste aandeelhouder. Door grote druk op de westerse deelnemers in het consortium heeft de staat ervoor kunnen zorgen dat KazMunaiGaz tegenwoordig 16,8 procent van de aandelen bezit. Net zoveel als Shell, ExxonMobil, ENI en Total. Tevens heeft het nu de meest verregaande bevoegdheid om te bepalen waar de olie van dat veld naar wordt getransporteerd. 198 Dit voorbeeld is illustratief voor het proces waarin de staten de regie naar zich toetrekken in de energiesectoren.
195
Energy Information Administration, Kazakhstan: Major Oil and Natural Gas Projects Energy Information Administration, Country Analysis Central Asia 197 Energy Information Administration, Country Analysis Kazakhstan 198 Op het Veld, R., 2008., p.131‐132 196
67
Tevens zien we in Kazachstan nog een andere trend die zich in de regio maar ook wereldwijd voltrekt. Westerse energiemaatschappijen die steeds vaker het onderspit delven ten opzichte van Chinese en in mindere mate Russische (staats)bedrijven. In Kazachstan worden ze steeds vaker afgetroefd door Russische bedrijven zoals Lukoil en Chinese staatsoliemaatschappijen in de strijd om deelname aan een Joint Venture met KazMunaiGaz. Desondanks spelen Chevron, ExxonMobil en Shell nog wel een grote rol in de olie‐ en gaswinning van het land. 199 In Azerbeidzjan zijn de westerse bedrijven ExxonMobil en BP nog wel de belangrijkste van de vele buitenlandse ondernemingen waarmee de nationale energiemaatschappij SOCAR een samenwerkingsverband is aangegaan. BP, dat reeds sinds 1992 betrokken is in de energiesector van het land, heeft zelfs het grootste aandeel van alle bedrijven in de Joint Ventures van het merendeel van de grootste olie‐ en gasvelden in Azerbeidzjan. De velden Azeri, Chirag en Shah Deniz. Echter, in Azerbadjan zien we ook dat SOCAR een meerderheidsbelang verkregen in bijna alle Joint Ventures van na 1997. 200 In Oezbekistan is het niet veel anders. Ook hier speelt het staatsbedrijf van het land, Uzbekneftegaz, een grote rol. Tevens zien we dat van het beperkte aantal buitenlandse ondernemingen in de oliesector de Chinese bedrijven Sinopec en CNPC de belangrijkste zijn. 201 In de gassector van Oezbekistan nemen de Russische bedrijven, Lukoil en Gazprom, van de buitenlandse ondernemingen een bijzonder dominante positie in. Dit geldt ook voor de gassector van buurland Turkmenistan. Een belangrijke reden hiervoor is dat de twee landen alleen maar grote pijpleidingen hebben die via Kazachstan Rusland kunnen bereiken. 202 De belangrijkste buitenlandse oliemaatschappijen die actief zijn in Turkmenistan zijn Dragon Oil, uit de Verenigde Arabische Emiraten, het Britse Burren Energy en wederom Petronas. 203 Echter de olievelden liggen in betwiste gebieden van de Kaspische Zee. Dit is een groot probleem bij het aantrekken van buitenlandse investeerders. Deze belemmering en andere obstakels voor buitenlandse bedrijven om te investeren in de energiesectoren van Centraal Eurazië zal ik hieronder behandelen. Het zal een verder inzicht geven, naast de
199
Energy Information Administration, Kazakhstan: Major Oil and Natural Gas Projects Energy Information Administration, Azerbadjan: Production‐Sharing Agreements 201 Energy Information Administration, Country Analysis Central Asia 202 Idem 203 Idem 200
68
opkomst van de staatbedrijven in de regio, welke moeilijkheden Westerse staten en energiemaatschappijen ondervinden wanneer men wil investeren in deze regio. Belemmeringen en moeilijkheden om te investeren in Centraal Eurazië Ondanks de opkomst van de staatsbedrijven blijven Westerse oliemaatschappijen nog altijd van belang voor olie‐ en gasproducerende landen, zoals in hoofdstuk 2 naar voren is gekomen. Met geavanceerde technologie en financiële middelen zijn de bedrijven nog altijd onmisbaar voor energieproducerende landen. Al is het belang van deze ondernemingen wel tanende. Voor het Westen zelf is het voor de doorvoer van olie en gas naar de eigen landen nog wel erg belangrijk dat Westerse bedrijven actief zijn in de energiesectoren overal ter wereld. In Centraal Eurazië wordt deze aanwezigheid echter bemoeilijkt door een aantal factoren. Corruptie, interstatelijke en binnenlandse conflicten en het conflict rondom de Kaspische Zee zijn hiervan van groot belang. “Het vormen de belangrijkste obstakels voor westerse bedrijven om te investeren in deze regio, “ aldus Christof van Agt, van Clingendael. 204 De wijdverbreide corruptiepraktijken zijn reeds benoemd evenals de politieke onrust binnen en tussen de landen in de regio. Het schept geen ideaal investeringsklimaat; corruptie, het onopgeloste conflict rondom Nagorno‐Karabach, de voortdurende spanningen ten aanzien van de afvallige provincies in Georgië, radicale Islamitische groeperingen en de strijd om de macht in de diverse landen. Daar komt bovenop dat het conflict rondom de Kaspische Zee nog niet is opgelost. Met het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie ontstond er een situatie waarin de verdeling van de Kaspische Zee, met haar olie‐ en gasvelden, in een nieuw daglicht kwam te staan. Ten tijde van de Sovjet‐Unie grensde alleen Iran en de Sovjet‐Unie aan de Kaspische Zee. Beide landen hadden de Kaspische Zee verdeeld door middel van een verdrag. Dit verdrag kon echter moeilijk stand houden door de komst van drie nieuwe staten die ook aan de Kaspische Zee grensde; Azerbeidzjan, Kazachstan en Turkmenistan. Onenigheid ontstond direct over welk land op welk stuk van de zee aanspraak kon maken. Met andere woorden hoe de energievoorraden in de Kaspische Zee zouden worden verdeeld. 205 Tot op de dag Interview Christof van Agt
204 205
Amineh, 2007, pag. 363
69
van vandaag is hier nog geen overeenstemming over bereikt waardoor investeringen in de off‐shore velden risicovol kunnen zijn. Ondanks deze belemmeringen en risico’s blijft de regio uiterst interessant voor Westerse bedrijven om te profiteren van de enorme energievoorraden en kan het ook helpen voor de EU en de VS dat een groot deel van de olie en gas richting het Westen wordt geëxporteerd. Maar om de energie naar het Westen te transfereren is echter een goede energie‐ infrastructuur een voorwaarde. Energietransport: de pijpleidingen Tot de val van de Sovjet‐Unie bestond de energie‐infrastructuur in CEA met name uit olie‐ en gaspijpleidingen die naar het noorden leiden. Vanuit het huidige Rusland werd het de olie en het gas getransporteerd naar andere delen van de wereld. Na de onafhankelijkheid van de staten in CEA ontstond de een situatie dat andere grote mogendheden zoals de VS, de EU en China toegang zouden kunnen krijgen tot de enorme energievoorraden in de regio, buiten Rusland om en zodoende hun energieleveranties konden diversificeren. Voor de energieproducerende landen een aantrekkelijk vooruitzicht om niet geheel afhankelijk te zijn van Rusland voor het op de markt zetten van hun energie. En tevens een kans voor de andere landen in de regio die geen substantiële energievoorraden bezitten om als doorvoerland een graantje mee te pikken van de enorme hoeveelheid energie in CEA. De Amerikaanse politicoloog James Fishelson beschrijft in zijn artikel From the Silk Road to Chevron: the Geoploitics of Oil Pipelines in Central Asia de strijd om de energietoevoerroutes van het Westen, China en Rusland die begin jaren negentig startte in de CEA. 206 Hij benadrukt in zijn artikel de angst van Rusland om haar invloed te verliezen in de regio. De Russen initieerden dan ook de verbetering van het verouderde transportsysteem, onder andere resulterend in de C‐P‐C (Caspian Pipeline Corsortium)
206
Fishelson, J., 2007, ‘From the Silk Road to Chevron: The Geopolitics of Oil Pipelines in Central Asia’ Vestnik ,The Journal of Russian and Asian Studies, Vol.1 Nr.7 22‐54,
70
pijpleiding. Deze pijpleiding transporteerde in 2009 bijna 600.000 vaten olie p/d van de Kazachstaanse olievelden naar de Russische havenstad Novorossiysk, aan de Zwarte Zee. 207 Tot de olievoorraden van Azerbeidzjan heeft Rusland nu met name toegang via de Baku‐ Novorossiysk pijpleiding die in 2007 in gebruik werd genomen. Er bestaan plannen om de capaciteit te verhogen van 100.000 naar 300.000 vaten p/d. 208 Ondanks deze goede verbindingen heeft Rusland niet meer exclusief toegang tot de energievoorraden in de regio. In 1997 besloten Kazachstan en China om een oliepijpleiding aan te leggen tussen beide landen. De Kazachstan‐China pijpleiding, die beheert wordt door de staatsbedrijven KazMunaiGaz en het Chinese CNPC, kan tegenwoordig 200.000 vaten olie p/d transporteren maar deze capaciteit zou bij 2013 verdubbeld moeten zijn. 209 Samen met Rusland heeft China nu het beste toegang tot de gasvoorraden van Kazachstan, Turkmenistan en Oezbekistan. De belangrijkste gaspijpleidingen lopen heden ten dagen nog altijd naar het noorden (Rusland) en het oosten (China). 210 De VS is een groot voorstander van een gaspijpleiding richting het zuiden. Turkmeens gas zou dan via Afghanistan en Pakistan naar India worden getransporteerd vanwaar het vervoerd zou kunnen worden naar Westerse markten. 211 Hoewel de vier betrokken landen, Turkmenistan, Afghanistan, Pakistan en India, met de steun van de VS in 2008 tot een overeenstemming kwamen over de aanleg van de zogenoemde TAPI‐pijpleiding belemmert de onstabiliteit in Afghanistan de start van de bouw. Voorlopig heeft het Westen met name toegang gekregen tot de energiebronnen in CEA via de pijpleidingen die lopen van Azerbeidzjan tot de Georgische kust (Baku‐Supsa pijpleiding) en van Azerbeidzjan tot de Turkse kust in Ceyhan. De Baku‐Supsa pijpleiding kent een capaciteit van 145.000 vaten olie per dag en wordt gerund door BP in samenwerking met onder andere ExxonMobil en SOCAR. 212 Naar aanleiding van het conflict in Zuid‐Ossetië in 2008 is deze pijpleiding geruime tijd buiten werking gesteld.
207
Energy Information Administration, Country Analysis Kazakhstan Energy Information Administration, Country Analysis Azerbaijan 209 Energy Information Administration, Country Analysis Kazakhstan 210 Fishelson, J., 2007 211 Idem 212 Energy Information Administration, Country Analysis Azerbadjan 208
71
Verruit de meeste energie naar het Westen wordt echter via de oliepijpleiding Baku‐Tblisi‐ Ceyan en de parallelle gasleiding, South Caucasus Pipeline, vervoerd. De Baku‐Tblisi‐Ceyan heeft een capaciteit van 1 miljoen vaten p/d en wordt ook door BP gerund met partners als SOCAR en Chevron. De hoeveelheid Kazachtaanse olie die via deze weg naar het Westen wordt vervoerd zal de komende jaren toenemen vanwege de geplande verbeteringen in de maritieme transportinfrastructuur over de Kaspische Zee van Kazachstan naar Baku in Azerbadjan. 213 De naast gelegen gaspijpleiding die ook van Azerbeidzjan via Georgië naar de Turkse kust voert is in het beheer van een consortium met onder andere SOCAR, BP, Total en het Noorse Stateoil. Deze pijpleiding heeft een capaciteit van bijna 8 miljard kubieke meter. 214 De EU is bezig om de South Caspian Pipeline te verbinden met een nieuw gaspijpleiding, de Nabucco pijpleiding, die tot in het hart van Europa moet lopen. In 2012 zal worden begonnen met de constructie van de Nabucco pijpleiding die een capaciteit moet krijgen van 31 miljard kubieke meter per jaar. Deze zal via Turkije, Bulgarije, Roemenie en Hongarije tot in Oostenrijk reiken, vanwaar het gas verder in Europa kan worden verspreid. Het consortium, Nabucco Gas Pipeline International GmbH (NIC), bestaat uit zes partijen met een evenredig belang; Bulgarian Energy Holding (Bulgarije), Botas (Turkije), MOL (Hongarije), OMV (Oostenrijk), RWE (Duistland) en Transgaz (Roemenie). Beoogde gasleveranciers zijn met name Turkmenistan, Azerbeidzjan en Irak en in een later stadium Kazachtsan. De EU is een van de belangrijkste initiatiefnemers van dit project en geeft het politieke steun. 215 Het is één van de beleidsmaatregelen die de EU heeft genomen om toegang te hebben tot de enorme energievoorraden in CEA. Het gehele EVB zal in het laatste hoofdstuk uitvoerig worden beschreven. 4.4 Conclusie Zoals in dit hoofdstuk beschreven betekende het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie begin jaren negentig ook de geboorte van een achttal staten in CEA. Drie landen op de Kaukasus; Armenië, Azerbeidzjan en Georgië. En een vijftal landen in Centraal Azië; Kazachstan,
213
Energy Information Administration, Country Analysis Azerbadjan Idem 215 Website Nabucco Gas Pipeline International 214
72
Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan en Turkmenistan. De politieke‐ economische situatie van de landen heeft over het algemeen nog een onstabiel karakter, mede door de erfenis van het etnische spreidingsbeleid van de voormalig Sovjet‐Unie. Statelijke en binnen‐statelijke conflicten en autoritaire regimes kenmerken de politieke situatie in de regio. Ook de beperkte civiele rechten en de grootschalige corruptie dragen ertoe bij dat de landen als niet‐ of gedeeltelijk vrij worden geclassificeerd. Het einde van de Sovjet‐Unie betekende ook dat de wereld een aantal nieuwe spelers op de energiemarkt heeft gekregen met substantiële olie‐ en gasvoorraden. En de verwachting is dat de regio in zijn geheel, mede door de recente vondst van grote olie‐ en gasvelden, van nog veel meer betekenis kan worden als energieleverancier. Voor de EU biedt de regio in deze dan ook een mogelijkheid om haar energie afhankelijkheid van Rusland en het Midden‐Oosten te verminderen. En om in haar stijgende vraag naar energie te blijven voorzien. In lijn met de wereldwijde trend zien we ook dat het in deze regio lastiger is geworden om als Westers energiebedrijf een grote rol te spelen in de energiesector. Staatsolie‐ en gasbedrijven maken met name de dienst uit. Hoewel het wel de wens is van buitenlandse bedrijven om te investeren in de energiemarkt in CEA maken de corruptie, de onstabiele politieke realiteit en de conflicten het er niet makkelijker op. Tevens zien we dat de EU niet de enige is die haar ogen gericht heeft op de regio. De strijd om de transportinfrastructuur maakt duidelijk dat ook bondgenoot Amerika en China, als opkomende mogendheid, zich een toegang tot de energievoorraden te verschaffen. En ook Rusland probeert CEA in haar sphere of influence te behouden. De regio heeft hiermee de keuze welke richting het grootste gedeelte van haar energie zal stromen. In het volgend hoofdstuk wordt beschreven op welke manier de EU de toegang tot deze olie‐ en gasbronnen probeert te krijgen. Aan de hand van die beschrijving kan dan ook de hoofdvraag van deze scriptie worden beantwoord: hoe het EVB van de EU in CEA vanuit een kritisch geopolitiek perspectief valt te verklaren. 73
5. Het Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazië Nu de wereldwijde strijd om energie is beschreven in hoofdstuk 2, de EU als actor is behandeld in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 de regio CEA in beeld is gebracht, zal in dit laatste hoofdstuk het EVB van de EU in CEA uiteen worden gezet. De deelvraag die in dit hoofdstuk wordt behandeld is: wat is het Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal‐ Eurazië? Eerst zal kort worden beschreven uit welke componenten het EVB van de EU in CEA bestaat. Hierna zullen de twee belangrijkste componenten los van elkaar worden behandeld. De European Neighbourhood Policy voor de landen op de Kaukasus en de EU and Central Asia: Strategy for a New Partnership dat betrekking heeft op de vijf landen in Centraal Azië. Vervolgens zal een korte evaluatie worden weergeven van dit beleid. 5.1 Algemeen EVB van de EU in CEA Zoals reeds is beschreven is het extern EVB van de EU nog volop in ontwikkeling. Het belang van een gedegen EVB komt in de meest recente communicaties van de Europese Commissie duidelijk naar voren, als mede het belang van de regio CEA in het streven van de EU om haar energietoevoer te diversificeren. 216 Het EVB van de EU in CEA in haar huidige vorm is geïncorporeerd in de bredere externe relaties tussen de EU met de landen van Central Eurazië. Energie vormt een onderdeel van de set aan beleidsmaatregelen en ‐initiatieven op verschillende terreinen die zijn overeengekomen en waar naar wordt gestreefd tussen de EU en de betreffende landen. Het kan moeilijk losgekoppeld worden van het geheel. Zo dragen stabiliteit in de landen, goede investeringsklimaten en goede arbeidsvoorwaarden bij aan een klimaat waarin op het gebied van energiebeter samengewerkt kan worden. Vandaar dat in dit hoofdstuk niet enkel en alleen wordt gekeken naar het energiebeleid. Ook de context en de voorwaarden waarbinnen dit beleid valt zal worden meegenomen. Het beleid ten opzichte van de landen in de Kaukasus is geregeld in de verschillende Action Plans die met de afzonderlijke landen zijn overeengekomen onder de European 216
EU Energy Security and Solidarity Action Plan: 2nd Strategic Energy Review
74
Neighbourhood Policy (ENP). Het beleid t.o.v. de Centraal Aziatische landen ligt met name vast in de EU and Central Asia: Strategy for a New Partnership (SNP). Deze zullen afzonderlijk van elkaar worden behandeld. Tevens hebben Azerbeidzjan, Kazachstan en Turkmenistan een Memorandum of Understanding op het terrein van energie met de Europese Unie die in de beschrijving van de afzonderlijke beleidsdocumenten worden meegenomen. De Partnerships and Cooperation Agreements, waarin de EU en de acht landen van CEA hun relatie hadden geformaliseerd na hun onafhankelijkheid, zullen niet worden behandeld daar deze grotendeels zijn achterhaald door de ENP en de SNP. 5.2 European Neighbourhood Policy Zoals in hoofdstuk 3 reeds is beschreven, heeft het ENP dat in 2004 werd geformaliseerd, ten doel om een veilige omgeving te creëren aan de randen van de EU. Het moet welvaart, stabiliteit en veiligheid moeten bieden aan de betrokken landen, in de regio’s rondom de EU. Met het ENP biedt de EU een geprivilegieerde relatie met haar buurlanden dat een versterkte politieke relatie met zich meebrengt, diepere economische integratie en financiële steun. In Action Plans (AP) zijn maatregelen op verschillende beleidsterreinen overeengekomen met de afzonderlijke landen die onder het ENP vallen. De mate van de geprivilegieerde betrekking tussen de EU en het partnerland hangt af van de implementatie en de voortgang van de verschillende beleidsmaatregelen. De landen op de Kaukasus hebben een AP met de EU in het kader van het ENP. In de verschillende AP’s zijn met name initiatieven op de volgende beleidsterreinen overeengekomen: politieke dialoog, goed bestuur, mensenrechten, economische betrekkingen en hervormingen, transport, sociale zaken, innovatie, conflictbestrijding en ‐ beheersing, terrorismebestrijding en energievraagstukken. 217 Hoewel de AP’s gebaseerd zijn op overeenkomstige principes reflecteert elk afzonderlijke AP een verschillende relatie tussen de EU en haar partner door de verschillende behoeftes en capaciteiten van de landen alsmede de verschillende gedeelde belangen. In de AP’s van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië ligt er dan ook, in vergelijking tot de andere staten, meer nadruk op het terrein van energie. De EU benadrukte dit facet in de algemene Strategy Paper van het ENP door te
217
Europese Commissie, 2004, European Neighbourhood Policy Strategy Paper, p.4
75
stellen dat de regio buitengewoon belangrijk is voor de productie als ook voor de doorvoer van energie naar de Europese Unie. 218
De Action Plans tussen de EU en Armenië, Azerbeidzjan en Georgië In 2006 zijn de EU en de drie staten in de Kaukasus individueel een AP overeengekomen. In alle drie de AP’s wordt aan het begin van het document de perspectieven weergegeven waartoe het succesvol implementeren van deze AP’s zullen kunnen leiden. De belangrijkste 6 perspectieven zijn:
1. Betere toegang tot de interne markt van de EU 2. Verbeterde economische banden en handelsbetrekkingen (o.a. door het verlagen van de tariefmuren) 3. Europese steun voor conflict oplossing 4. Betere samenwerking op het gebied van regionale stabiliteit 5.Verbeterde samenwerking op het terrein van energie (voor de EU betekent dit; energieveiligheid en de mogelijkheid om haar energietoevoer te diversificeren) 6. Financiële support (met name om de prioriteiten van de AP’s te halen) 219
De mate waarin deze perspectieven verwezenlijkt zullen worden hangt af van de implementatie van hervormingen op tal van terreinen. Deze door de EU en de afzonderlijke landen overeengekomen prioriteiten verschillen per land in uitwerking maar hebben een sterk overeenkomstig karakter. De prioriteiten zijn als volgt samen te vatten:
-
Hervormingen op het gebied van democratie en rechtspraak
Europese Commissie, 2004: European Neighbourhood Policy Strategy Paper
218 219
EU/Armenia, 2006, Action Plan, pag 2‐3, EU/Azerbaijan 2006, Action Plan, pag 2‐3, EU/Georgia, 2006, Action Plan, pag 2‐4
76
-
Verbeteringen in het investeringsklimaat
-
Economische hervormingen
-
Promoten van veiligheid en vrijheid
-
Regionale samenwerking
-
Conflict beheersing/oplossing
-
Verbetering aangaande civiele vrijheden en publieke sector
-
Samenwerking met de EU op het gebied van buitenlands beleid en veiligheid
-
Samenwerking met de EU in de transport- en energiesector 220
De aandachtspunten binnen deze prioriteiten verschillen per land. Zo wordt Armenië ten doel gesteld om haar investeringsklimaat te verbeteren door onder andere de belastingvoorstellen van het IMF over te nemen. Azerbeidzjan wordt met name verzocht om haar investeringsklimaat voor ondernemingen aantrekkelijker te maken door lid te worden van de Wereld Handels Organisatie (waar Armenië en Georgië reeds lid van zijn), Georgië daarentegen wordt verzocht om de regels van diezelfde WHO beter na te leven en om de fiscale wetgeving te hervormen. Zo worden op alle prioriteiten andere accenten gelegd. Op de meeste terreinen wordt aanpassing van wetgeving voorgesteld als instrument om tegemoet te komen aan de gestelde prioriteiten. Maar ook op veel terreinen wordt de EU direct betrokken. Zo worden bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden met EU-programma’s voorgesteld of samenwerkingsverbanden gecreëerd met Europese instituties als EUROPOL. Ook een intensivering van politieke dialogen tussen de landen met de EU over de meeste onderwerpen wordt overeengekomen. Evenals budgettaire ondersteuning van verschillende projecten om de prioriteiten na te streven. 221 Om een goed beeld te krijgen van de prioriteiten aangaande energie zal dit component van de AP’s apart worden behandeld.
De rol van Energie binnen de Action Plans Zoals beschreven hebben energievraagstukken ook hun weg gevonden naar de AP’s. Hoewel de vele verschillende terreinen in de AP’s een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid van energietoevoer uit de regio naar de EU, zoals regionale stabiliteit en een goed investeringsklimaat, worden alleen de directe verwijzingen naar energievraagstukken hier
220
EU/Armenia, 2006, Action Plan, p. 4‐10, EU/Azerbaijan 2006, Action Plan, p. 3‐10, EU/Georgia, 2006, Action Plan, p. 4‐12 221 EU/Armenia, 2006, Action Plan, p. 10‐38, EU/Azerbaijan 2006, Action Plan, p. 10‐41, EU/Georgia, 2006, Action Plan, p. 12‐34
77
behandeld. Er zijn er duidelijke verschillen in de uitwerking te vinden in de drie documenten aangaande energie. Dat valt goed te verklaren door de verschillende betekenis van de landen in de energiesector in CEA. I n het AP met Armenië, het land met weinig energievoorraden en die tot dusver ook geen grote rol van betekenis speelt in de doorvoer van energie, wordt met name de nadruk gelegd op regionale samenwerking als het gaat om veiligheid tav van energiedoorvoer en meer regionale samenwerking in de energiesector in haar algemeenheid. 222 Het AP van Georgië laat al duidelijk zien dat dit land een grotere rol van betekenis speelt als doorvoerland in de regio. Er wordt verwacht dat de veiligheid van de pijpleidingen beter gewaarborgd zal worden. Tevens stelt men zich ten doel om de blijven onderzoeken naar alternatieve exportroutes van de Kaspische Zee via Georgië naar de EU. 223 Als energieproducerend land wordt het component energie verruit het meest uitvoerig behandeld in het AP met Azerbeidzjan. Voor het energiecomponent is gelijktijdig met het opstellen van het AP in 2006 een aparte Memorandum of Understanding (MoU) voor energie overeengekomen. Het AP verwijst hier dan ook naar wanneer de prioriteiten rondom energie in het AP worden beschreven. Deze MoU kent net als het ENP geen harde juridische basis, maar geeft de intenties van de EU en Azerbeidzjan weer als het gaat om samenwerking in de energiesector. De financiering van voorgestelde hulp van de EU in de energiesector zullen in het kader van het ENP worden betaald. 224 In de MoU wordt benadrukt dat beide actoren zullen profiteren van verdere samenwerking in de energiesector. Voor zowel de de EU als Azerbeidzjan schept het een mogelijkheid om haar energiebeleid te diversificeren. Voor de EU als het gaat om energie‐import, voor Azerbeidzjan als het gaat om energie‐export. Tevens wordt in het document beschreven dat verdere samenwerking zal bijdragen aan de wens van Azerbeidzjan tot meer economische
222
EU/Armenia, 2006, Action Plan, p.33 EU/Georgia, 2006, Action Plan, p 11 224 EU/ Azerbaijan, 2006, Memorandum of Understandig: On a strategic partnership between the European Union and the Republic of Azerbaijan in the field of energie p. 11 223
78
en politieke samenwerking met de EU. 225 Een drietal onderwerpen worden behandeld waardoor een betere samenwerking gestalte moet gaan krijgen. Om te beginnen is dat de wetgeving in de energiesector van Azerbeidzjan. Deze wetgeving zal meer naar Europees model moeten worden hervormd zoals in het AP staat beschreven. Daarnaast moet er worden samengewerkt om de veiligheid van energietoevoer te garanderen. Gekeken moet worden hoe de volumes van gas en olie naar de EU kunnen worden verhoogd. Ook zal er moeten worden onderzocht om te kijken hoe de infrastructuur van de Kaspische Zee naar de EU kan worden verbeterd. Tevens zal de EU helpen de interne energiemarkt helpen te hervormen. Als laatste punt wordt er ten doel gesteld om meer samen te werken op het gebied van technologie en kennis. Zo moet er begonnen worden met een uitgebreidere introductie van moderne Europese technologie in de energiesector. Maar ook zal er veel meer kennis moeten worden uitgewisseld op technologisch gebied maar ook op juridisch gebied. 226 Net als Azerbeidzjan hebben ook Kazachtsan en Turkmenistan een MoU getekend met de EU. Hier zal in de volgende paragraaf op in worden gegaan als het energiebeleid van de EU in de Centraal Aziatische landen wordt beschreven. 5.3 EU and Central Asia: Strategy for a New Partnership Een jaar nadat de landen van de Kaukasus een AP met de EU overeenkwamen werd er in 2007 ook een document opgesteld door de EU en de landen in Centraal Azië. The EU and Central Asia: Strategy for a New Partnership heeft ook ten doel om tot een betere samenwerking te komen tussen 4 Centraal Aziatische staten en de EU. In het document wordt in het begin duidelijk gemaakt wat de EU en de staten elkaar te bieden hebben. Op de gebieden van democratisering, mensenrechten, de rechtsstaat, markteconomie en onderwijs wil de EU graag haar ervaringen met de relatief nieuwe staten delen. Tevens benadrukt het document dat de EU advies kan geven door haar eigen ontstaansgeschiedenis op het gebied van regionale integratie die tot een stijging van de
225
EU/ Azerbaijan, 2006, Memorandum of Understandig: On a strategic partnership between the European Union and the Republic of Azerbaijan in the field of energie p. 3 226 Idem 4‐11
79
welvaart kan leiden. Tevens wil de EU de handelsrelaties intensiveren. De Centraal Aziatische staten kunnen de EU helpen in haar energieveiligheid, zo wordt in het document gesteld. De regio biedt bij verdere samenwerking de EU een mogelijkheid om haar energietoevoer te diversifiëren. 227 De ondertekenaars van het document zijn een zevental terreinen overeengekomen waarin zal worden samengewerkt: 1. Mensenrechten, rechtsstaat, goed bestuur en democratisering 2. Investeren in de toekomst: jeugd en onderwijs 3. Economische ontwikkeling, handel en investeringsklimaat 4. Versterken van de relatie ten aanzien van energie en transport 5. Klimaat en water 6. Samenwerking op gebied van veiligheid 7. Bruggen bouwen: interculturele dialogen Net als bij de ENP worden op de verschillende gebieden samenwerkingsverbanden aangegaan waarin de EU steun biedt door middel van politiek dialoog, institutionele samenwerkingsverbanden en financiering van verschillende projecten. Zo zal de EU op het gebied van economische ontwikkeling, handel en investeringen de landen steunen bij het verkrijgen van het lidmaatschap bij de Wereld Handels Organisatie en zal het helpen om meer buitenlandse investeringen te verkrijgen door het investeringsklimaat te verbeteren. Tevens biedt het de Centraal Aziatische landen een betere toegang tot haar interne markt aan.
228
Wat betreft de samenwerking op het gebied van energie zal in de volgende
paragraaf uitvoeriger worden ingegaan. De rol van Energie binnen de Strategy for a New Partnership Het energievraagstuk kent een prominente plaats binnen het SNP. Het belang van de energiesector in Centraal Aziatische landen wordt veelvuldig onderkent in het document. Evenals het wederzijdse belang dat beide dat beide regio’s aan elkaar hechten op dit terrein. Men erkent dat voor een optimale exploratie van de energiebronnen nog wel veel moet
227 228
EU, 2007, The EU and Central Asia: Strategy for a New Partnership, p. 10 Idem p. 11‐80
80
gebeuren waaronder het aantrekken van investeerders als een verbetering in de exportcapaciteit en –routes. En de veiligheid hiervan. De staten en de EU geven in het document aan dat men samen wil werken om het pijpleidingensysteem uit te breiden en, meer in haar algemeenheid, om de infrastructuur te verbeteren om de energie vanuit de regio naar de EU markt te transporteren. Tevens wordt in het document de intentie geuit om de samenwerking te intensiveren op het gebied van technologische kennis en ervaring. De EU wil de staten van Centraal Azië helpen om de regionale energiemarkt te integreren en te adviseren om tot meer efficiëntie in de sector. Ook wordt samenwerking gezocht in het aantrekken van nieuwe investeerders. Deze samenwerking krijgt gestalte, zo valt te lezen in het SNP, door energie dialogen en door de activiteiten die zijn overeengekomen in de MoU’s tussen de EU en Kazachtsan en Turkmenistan. 229 De MoU’s van Kazachstan, het land met de grootste olievoorraad van CEA, en Turkmenistan, het land met de grootste gasvoorraad van de regio komen vrijwel overeen. Een van de onderwerpen waar de nadruk op ligt is het verbeteren van het investeringsklimaat door middel van het veranderen van het beleid en wetgeving. Tevens wil de EU en de beide staten dat verschillende energiemaatschappijen worden gestimuleerd om actief te raken in de energiesector aldaar. De energiemaatschappijen zijn met name van belang op het gebied van technologische samenwerking. Maar ook de bedrijven uit beide regio’s moeten meer gaan samenwerken. Onder andere gezamenlijke seminars en conferenties moeten bedrijven uit de EU en Turkmenistan en Kazachstan stimuleren om zaken te gaan doen. Tevens wordt er veel nadruk gelegd op de transport van energie naar de EU. Met name in de MoU van Kazachstan wordt er concreet op ingegaan daar er nieuwe infrastructuur‐projecten worden voorgesteld. 230 Om te kijken wat het ENP en het SNP hebben opgeleverd op het gebied van energie samenwerking zal nu het EVB worden geëvalueerd.
229
EU, 2007, p. 21‐24 EU/ Turkmenistan, 2008: Memorandum of Understandig and Co‐operation in the field of energy between the European Union and Turkmenistan, p. 1‐3, EU/ Kazachtsan, 2009: Memorandum of Understandig and Co‐ operation in the field of energy between the European Union and Kazakhstan, p 1‐5
230
81
5.4 Evaluatie van het EVB van de EU in CEA Om het EVB van de EU in CEA te evalueren zal ook de context en de voorwaarden waarbinnen zo’n beleid het beste tot wasdom kan komen worden meegenomen. Jaarlijks brengt de EU een rapport uit ter evaluatie van de AP’s. Er wordt gekeken hoe het ENP doormiddel van de richtlijnen van de AP’s is geïmplementeerd in het afgelopen jaar. Ook het SNP kent zo’n evaluatie rapport. Evaluatie Action Plan Armenië In haar meest recente rapport over Armenië is de EU positief gestemd over de implementatie van de overeengekomen richtlijnen. De mensenrechtendialogen werpen haar vruchten af, wat heeft geleid tot een betere situatie op dat terrein zoals reeds in hoofdstuk 4 is beschreven. Corruptie blijft echter een groot probleem hoewel nieuwe wetgeving de EU hoop geeft. Ook het investeringsklimaat wordt geleidelijk beter door hervormingen in de belastingwetgeving, zoals in het AP is overeengekomen. 231 De veiligheidssituatie in Armenië is echter niet verbeterd. De oplossing voor het conflict met Azerbeidzjan rond Nagarno‐ Karabach ligt nog niet voorhanden hoewel er gesprekken plaats hebben gevonden op het hoogste niveau van beide landen en ook afzonderlijk met Turkije. 232 Het evaluatie rapport gaat niet in op de ontwikkelingen rondom het energievraagstuk. In het AP van de EU met Armenië, zoals reeds beschreven, werd daar in vergelijking met de andere landen in de regio ook minder aandacht aan besteed. Evaluatie Action Plan Azerbeidzjan Het Progress Report van de EU over Azerbeidzjan besteedt echter wel aandacht aan de ontwikkelingen op het gebied van energie. De EU meldt dat er, op basis van de MoU, veel progressie is geboekt in de samenwerking op het terrein van energie. Hoewel Azerbeidzjan nog geen contract heeft gesloten als energieleverancier aan de Nabucco pijpleiding, steunt het de ontwikkeling van deze pijpleiding wel. Ook neemt Azerbeidzjan deel aan de studie van
231 232
Europese Commissie 2010, Progress report Armenia, p. 2‐4 Idem p.7
82
de EU voor een Caspian Development Corporation. Een studie van de EU naar de mogelijkheden om als eenheid, in plaats van afzonderlijke landen, gas in te kopen in CEA. Op deze manier moet de EU aantrekkelijker worden als afzetmarkt voor energieleveranciers doordat het verzekerd zal zijn van grotere afnamen in een keer. 233 Het evaluatie rapport maakt ook melding van hervormingen in wetgeving in de energiesector die daardoor meer in lijn met de EU wetgeving zijn gekomen. Ook is de EU verheugd over de nauwere samenwerking tussen Kazachstan en Azerbeidzjan in de oliesector waardoor de olie uit Kazachstan beter kan worden getransporteerd door de B‐T‐C pijpleiding naar het Westen. Tevens stelt het rapport dat de veiligheid van de energie‐ infrastructuur is verbeterd door het inbouwen van veiligheidsmechanismen. 234 Op de gebieden die goede voorwaarden moeten scheppen voor een optimale samenwerking op het gebied van energie is er progressie geboekt op sociaaleconomisch terrein. Echter de EU is nog niet tevreden over de ontwikkelingen ten aanzien van het verbeteren van de rechtsstaat en het aanpakken van corruptie. Ook is er nog geen vooruitgang geboekt in de onderhandelingen tot toetreding van de Wereld Handels Organisatie. 235 Evaluatie Action Plan Georgie Het investeringsklimaat, de rechtstaat en de aanpak van corruptie laten in Georgië verbeteringen zien, mede door de implementatie van de richtlijnen uit het AP. Op het gebied van de civiele vrijheden zoals vrijheid van de media en democratische hervormingen blijven de verwachtingen achter. 236 Ook zal de regering van Georgië in de ogen van de EU meer betrokkenheid en wil moeten tonen om de interne conflicten te ontzenuwen door de terugkeer van gevluchte personen uit de Zuid‐Ossetië en Abchazië te vergemakkelijken. De EU heeft hiervoor 500 miljoen euro uitgetrokken om hierbij te helpen. Ook zal de EU Zuid‐ Ossetië en Abchazië niet erkennen als zelfstandige staten. 237
233
Europese Commissie 2010, Progress report Azerbaijan, p. 13 Idem, p.14 235 Idem, p 2‐4 236 Europese Commissie 2010, Progress report Georgia, p. 2‐4 237 Europese Commissie 2010, Progress report Georgia, p.7 234
83
Op het gebied van energie blijft Georgië een belangrijk doorvoerland voor de EU en handelt de staat zich daar naar, tot tevredenheid van de EU. Verder is de EU content met de steun die Georgië biedt aan het Nabucco project en steunt Georgië Europa in het blijven zoeken en ontwikkelen van alternatieve transport mogelijkheden naar het Westen. 238 Evaluatie Startegy for a New Partnership Het evaluatie rapport van de EU over het SNP beslaat de afgelopen 3 jaar. De EU is tevreden over de progressie die gemaakt is op de terreinen van onderwijs, economische ontwikkeling en de transportsector. Ook de handelsrelatie met de afzonderlijke staten blijft zich verbeteren alhoewel de EU waakzaam is voor de toenemende rol van China in de regio. De EU heeft zich tot een van de belangrijkste donoren ontwikkeld en benadrukt dat het in samenwerking met de VN en de OESO een belangrijke rol heeft gespeeld in het beslechten van de recente crisis in Kirgizië. In het veld van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat zijn nog te weinig stappen gemaakt naar de smaak van de EU. Het zakenklimaat nog flink verbeterd worden, met name in Turkmenistan en Kazachstan. De toenadering tot lidmaatschappen van de Wereld Handels Organisatie is gemaakt maar de EU wenst meer progressie. 239 Op het gebied van energie is de EU tevreden met de resultaten die tot nog toe zijn behaald., hoewel er ook met de Centraal Aziatische staten nog geen contracten zijn afgesloten hebben de staten wel hun steun uitgesproken voor de Nabucco pijpleiding. Tevens zijn zij betrokken bij de dialogen die rondom de studie plaatsvinden naar de Caspian Development Corporation. Ook wordt er gewerkt aan een MoU met Oezbekistan en wordt er samengewerkt om te kijken hoe de infrastructuur van de Kaspische Zee naar de EU verbeterd kan worden. 240 Evaluatie deskundigen
238
Idem, p.17‐18 Europese Commissie/ Europese Raad, 2010, Joint Progress Report by the Council and the European Commissionto the European Council on the implementation of the EU Central Asia Strategy, p.2‐15 240 Idem, p.17 239
84
Gesteld kan worden dat het EVB van de EU in de vorm van het ENP en het SNP voorzichtig resultaten oplevert. Zo is met name de steun voor de Nabucco pijpleiding van cruciaal belang voor de positie van de EU in CEA. Wel wijzen energie‐deskundigen op het feit dat de overeenkomsten tot nog toe niet hebben geleid tot juridisch gebonden overeenkomsten. De MoU’s, de AP’s en het SNP zijn op vrijwillige basis tot stand gekomen en kunnen niet juridisch worden afgedwongen. In hoofdstuk 3 is deze kritiek reeds weergegeven van energie‐deskundige Haghighi betreffende het algehele EVB van de EU. Maar ook Christof van Agt, onderzoeker aan het Clingendeal Institute Energy Programme, wijst hierop aangaande het EVB ten aanzien van CEA. 241 Ook stelden Hoogeveen en Perlot, als onderzoekers van dit zelfde instituut, in hun artikel “The EU's Policies of Security of Energy Supply Towards the Middle East and Caspian Region: Major Power Politics?” dat de EU geen middelen heeft om in het kader van het ENP en het SNP om overeengekomen afspraken af te dwingen. 242 Toch wordt de uitgebreide strategie wel met haar ‘softe maatregelen’ goed ontvangen door deskundigen op het terrein van energiepolitiek. Frank Umbach, van het Centre for European Seurity Strategies in München, benadrukt dat het in deze tijd van globalisering de juiste manier is om een EVB vorm te geven. “As a consequence of globalization, the once sharp dividing line between foreign, domestic and economic policies is increasingly blurring.” In dat kader is het volgens Umbach de juiste manier dat de EU geopolitieke en economische stabiliteit aanmoedigt in zowel de producerende landen als de doorvoerlanden. De energierelaties die worden aangegaan onder het algehele, uitgebreide beleid ten aanzien van de regio zullen volgens hem leiden tot verbeterde samenwerking op het gebied van energie. 243 Ook Nargis Kassonova, van het Centre for European Policy Studies, ziet in de uitgebreide beleidsmaatregelen van het SNP een kans om een belangrijke positie te verwerven in de regio. In haar artikel waarin ze het SNP analyseert concludeert ze: “The four actors with the strongest capacity to influence the developments in the region are Russia, China, the US and the EU. If the interests of the region are considered in a comprehensive
241
Interview Christof van Agt Hoogeveen, F. en Perlot, W., 2007, The EU's Policies of Security of Energy Supply Towards the Middle East and Caspian Region: Major Power Politics?, Perspectives on Global Development and Technology Volume 6, Nr. 1‐3, p. 485‐507 243 Umbah, F., 2010, Global Energy security and the Implications for the EU, Energy Policy, 38, p.1229‐1240 242
85
manner, from the point of view of the costs and benefits of cooperation with each of these powers, then the EU would come at the top of the list.” 244 5.5 Conclusie In de wereldwijde strijd om energie in dit tijdperk van globalisering en economisering van veiligheidsvraagstukken heeft ook de EU haar pijlen gericht op de energie in CEA. Terwijl het algehele EVB van de EU nog volop in ontwikkeling is wordt het EVB ten opzichte van CEA vormgegeven door het ENP (mbt de landen in de Kaukasus), het SNP (mbt de Centraal Aziatische landen) en de MoU’s met Azerbeidzjan, Kazachtsan en Turkmenistan. Het EVB is niet eenduidig te beschrijven daar de energierelaties onderdeel vormen van een grotere set aan overeenkomsten tussen de EU en de betreffende landen. Zo raken economische, sociale en rechtstatelijke richtlijnen het energievraagstuk daar zij van invloed zijn op onder andere het investeringsklimaat en de algehele stabiliteit en veiligheid van de energiesector in CEA. De overeengekomen maatregelen en samenwerkingsverbanden werpen langzaam hun vruchten af en kunnen bestempeld worden als ‘softe maatregelen’. De steun aan het Nabucco‐project is hierin een belangrijk component, hoewel het nog niet heeft geresulteerd in contractuele verplichtingen ten aanzien van het leveren van energie. Maar ook in haar algemeenheid is de samenwerking op het terrein van energie toegenomen. Een nadeel van de ‘softe maatregelen’ is dat ze juridsich niet afdwingbaar zijn. Deskundige op het terrein van energie wijzen dan ook wel op de vrijblijvendheid van de overeenkomsten. De AP’s, het SNP en de MoU’s kennen geen juridische basis. Wel zijn de verwachtingen dat de EU met haar uitgebreide en integrale strategie de energierelatie met CEA zal verbeteren.
N6. Conclusie Het einde van de Koude Oorlog, het proces van globalisering en de economisering van de internationale politiek zorgden aan het eind van de 20e eeuw voor een kentering in het geopolitiek denken. De kritische geopolitiek beziet, in tegenstelling tot de orthodoxe
244
Kassanova, N.,2008, The New EU Strategy towards Central Asia: A View from the Region, CEPS Policy Brief, nr. 48, p.5
86
geopolitiek, staten niet langer als de alles bepalende actoren op het internationale podium. En niet langer worden diezelfde staten als een soort black boxes gezien die zich in een wereldorde begeven waar een balance of powers als organiserende structuur werkt. Hoewel het belang van de natiestaat niet wordt ontkend benadrukt de kritische geopolitiek de toenemende invloed van niet‐statelijke actoren, zoals multinationale ondernemingen en supranationale actoren als de EU, in een wereld waarin de enige hegemoniale macht wordt uitgedaagd door een aantal opkomende machten/economieën zoals India en China. In deze globaliserende wereld wordt macht eerder uitgedrukt in economische termen dan dat macht gemeten wordt aan militaire dominantie. Dit blijft niet zonder gevolgen voor het geopolitieke doel van actoren. De orthodoxe benadering ziet het geopolitieke doel als het verkrijgen van territorium door middel van militair handelen. Volgens de kritische geopolitiek daarentegen is het geopolitieke doel om sociaal‐economische gedifferentieerde maatschappelijke ruimten met elkaar te verbinden op een wijze die het eigenbelang het beste dient. De instrumenten die gebruikt kunnen worden om dit doel te bereiken zijn, naast gewapende
macht,
marktregulering,
handelsrelaties,
productietechnologie
en
kapitaalverkeer. Vanuit dit kritisch geopolitiek perspectief valt het geopolitiek handelen van de EU in Centraal Eurazië goed te verklaren. Zoals in hoofdstuk 2 aan het licht is gekomen, heeft de economisering van veiligheidsvraagstukken behalve in de VS, Rusland en China ook binnen de EU plaatsgevonden. Omdat energie, met olie en gas als belangrijkste grondstoffen, nog altijd de motor is waarop economieën draaien wordt toegang tot energiebronnen sinds het einde van de 20e eeuw officieel gelinkt aan nationale veiligheid. Hoewel olie en gas reeds lang belangrijk zijn voor staten, neemt de importantie ervan toe door de toenemende schaarste van deze energiebronnen. Deze schaarste wordt veroorzaakt doordat olie‐ en gasbronnen niet onuitputtelijk zijn en de vraag naar energie, met name door de economische groei van landen als India en China, alsmaar toeneemt. Doordat olie‐ en gasvoorraden voor een groot deel in het Midden‐Oosten en Rusland te vinden zijn, zijn de belangrijkste olie‐ en gasconsumerende landen erg afhankelijk van deze 87
regio’s. Zo is de EU voor meer dan 85% van haar olie afhankelijk van olie‐importen en voor meer dan 60% van gasimporten. De verwachting is dat deze afhankelijkheid de komende jaren alleen maar zal toenemen. Door de politieke onstabiliteit in het Midden‐Oosten en het gevaar van een te grote afhankelijk van Rusland is het voor de EU van belang om te kunnen rekenen op meerdere energieleveranciers. Na het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie bieden de staten van Centraal Eurazië een uitgelezen mogelijkheid om die diversicatie gestalte te geven. De regio beschikt over een aanzienlijk deel van de olie‐ en gasbronnen in de wereld. De verwachting is dat de productie van olie en gas de komende periode nog flink zal toenemen in die regio. De vraag is welke potentiële handelspartner daar op termijn van weet te profiteren. Sinds het uiteenvallen van de Sovjet‐Unie, en het daarmee gepaard gaande einde van de Koude Oorlog, beslissen de afzonderlijke staten zelf over hun energie‐ export. Naast de EU bouwen onder meer China, de VS en Rusland aan een duurzame relatie met de regio, in de hoop uiteindelijk over de beste papieren te beschikken. Het feit dat het gebied geteisterd wordt door interne conflicten en autocratische regimes er middels staatsbedrijven de macht hebben over de energiesector, leidt er overigens toe dat het investeringsklimaat bepaald niet optimaal is. De EU mengt zich in deze strijd tot de energiebronnen aldaar middels een beleid dat goed te verklaren valt vanuit een kritisch geopolitiek perspectief. Hoewel het buitenlands beleid van de EU nog volop in ontwikkeling is, zijn de eerste stappen gezet om tot een eenduidig beleid te komen waar de lidstaten verantwoordelijk overdragen aan de EU als supranationale actor. Dit proces gaat echter niet zonder slag of stoot. Mede door de verschillende belangen en de verschillende historie van staten loopt de totstandkoming van een gezamenlijk buitenlands beleid achter bij de ontwikkelingen van een gezamenlijk intern economisch beleid. Dit zien we onder andere terug inzake het Energie Veiligheidsbeleid van de EU. Wanneer het gaat om het interne Energie Veiligheidsbeleid gaat verloopt de integratie soepeler met haar ‘harde maatregelen’ dan op het gebied van het extern Energie Veiligheidsbeleid. Echter de economisering van de internationale politiek en het toenemende belang hierin van energiebronnen heeft ertoe geleid dat het extern Energie Veiligheidsbeleid langzaam vorm begint te krijgen en dat de urgentie voor een dergelijk beleid binnen de EU wordt onderkent. 88
Het bestaande Energie Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazië is vastgelegd in de European Neighbourhood Policy, de Strategy for a New Partnership en de verschillende Memorandum of Understanding’s. Binnen dit beleid worden de instrumenten waaraan de kritische geopolitiek waarde hecht om haar geopolitieke doel te verkrijgen veelvuldig ingezet. Het beleid is non‐militair van karakter heeft oog voor economische componenten door de inzet van marktregulerende initiatieven, handelsrelaties, productietechnologie en kapitaalverkeer. In dit licht valt het Energie Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazië te verklaren. Of dit beleid in de toekomst haar vruchten zal afwerpen valt nog wel te bezien al lijken de vooruitzichten gunstig. Groot kritiek punt op het beleid tot dusver is echter dat de overeenkomsten niet juridisch kan worden afgedwongen. Een grote uitdaging waar de EU dan ook voor staat is om in de nabije toekomst deze ‘softe maatregelen’ om te zetten in een beleid met een juridische basis om zo verzekerd te blijven van energietoevoer vanuit Centraal Eurazië in de toekomst. De regio biedt namelijk voor de EU een uitgelezen mogelijkheid om haar energie‐afhankelijkheid van Rusland en het Midden‐Oosten te verminderen. Tevens kan een goed Energie‐Veiligheidsbeleid van de EU in Centraal Eurazië er toe bijdragen dat de EU ook in de nabije toekomst over voldoende energie kan beschikken om het welvaartsniveau op peil te houden.
ar
Bronvermelding: Geraadpleegde literatuur:
89
‐Amineh, M. 2002. “Geopolitiek van energiebronnen in de Kaspische regio”. Internationale Spectator. 56 (2) ‐Amineh, M. 2003. Globalization, Geopolitics and Energy Security in Central Eurasia and the Caspian Region. Den Haag: Clingendeal International Program ‐Amineh, M. en Houweling, H.eds. 2004. Central Eurasia in Global Politics: Conflict, Security and Development. Leiden: Koninklijke Brill ‐ Amineh, M. ed., 2007, The Greater Middle East in Global Politics, Leiden: Koninklijke Brill ‐ Bretherton, C. en Vogler, J., 2006, The European Union as a Global Actor, New York: Routledge ‐ Brown, L., Renner, M. en Halweil, B, 2000, Vital Signs 2000, New York: W.W. Norton en de Worldwatch Institute, ‐ Collier, P. en Hoeffler, A., 2004, Greed and Grievance in Civil War, Oxford: Oxford University Press ‐ Engdahl, W., 2004, A Century of War: Anglo‐American oil politics and the new world order, Londen: Pluto Press Fishelson, J., 2007, ‘From the Silk Road to Chevron: The Geopolitics of Oil Pipelines in Central Asia’ Vestnik, The Journal of Russian and Asian Studies, Vol.1 Nr.7 22‐54, ‐Haghighi, S., 2007, Energy Security; The external legal relations of the European Union with major oil and gas supplying countries, Portland: Hart Publishing ‐ Hoogeveen, F. en Perlot, W., 2007, The EU's Policies of Security of Energy Supply Towards the Middle East and Caspian Region: Major Power Politics?, Perspectives on Global Development and Technology Volume 6, Nr. 1‐3, p. 485‐507 ‐ Jensen, W., 1967, Energy in Europe: 1945‐1980, Londen: GT Foulis ‐ Klare, M.T. 2001. Resource Wars: The New Landscape of Global Conflict. New York: Owl Books, 2002 ‐ Lucas, L., 1977, Energy and the European Communities, Londen: Europa Publications ‐National Defense University, Institute for National Security Studies, Strategic Assessment 1999 ‐ Op het Veld, R., 2008, De Strijd om Energie: Hoe de groeiende honger naar olie en gas de wereld in een crisis stort, Amsterdam: Business Contact ‐Osterud, O. 1988. “The Uses and Abuses of Geopolitics.” Journal of Peace Research 24(2) 90
‐ Russian Federation Military Doctrine 2000, engelse vertaling gepubliceerd in Arms Control Today, mei 2000 ‐ Stonely An introduction to Petroleum Exploration for Non‐Geologists, New York, Oxford University Press ‐ Shah, S., 2004. Crude: the Story of Oil, New York: Seven Stories Press ‐ Umbah, F., 2010, Global Energy security and the Implications for the EU, Energy Policy, 38, p.1229‐1240 ‐ Urwin, D., 1997, A Political History of Western Europe Since 1945, Londen: Longman ‐Waltz, K., 1979, Theory of International Politics, New York, McGraw‐Hill Overige bronnen: ‐ Britisch Petroleum, 2010, BP Statistical Review of World Energy 2010, te vinden op: http://www.bp.com/liveassets/bp_internet/globalbp/globalbp_uk_english/reports_and_pu blications/statistical_energy_review_2008/STAGING/local_assets/2010_downloads/statistic al_review_of_world_energy_full_report_2010.pdf ‐Clinton speech gepubliceerd als: “A New Convenant for American Studies”, Harvard International Review, zomer 1992 ‐ Christopher, W., “Statement at Senate Conformation Hearings”, US Department of State Dispatch, 25 januari 1993 ‐ Energy Charter Secretariat, 2004, The Energy Charter Treaty, te vinden op: http://www.encharter.org/fileadmin/user_upload/document/EN.pdf ‐ EU, 2003, Een veiliger Europa in een betere wereld, Europese Veiligheidsstrategie, Brussel, te vinden op: http://consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/031208ESSIINL.pdf ‐ EU, 2007, The EU and Central Asia: Strategy for a New Partnership, te vinden op: http://www.eeas.europa.eu/central_asia/docs/2010_strategy_eu_centralasia_en.pdf ‐ EU, 2008. Verslag over de toepassing van de Europese Veiligheidsstrategie‐ Veiligheid in een veranderende wereld, Brussel, te vinden op: http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressdata/NL/reports/104633.pdf ‐EU, 2009, Verdrag van Lissabon, te vinden op: http://eurlex.europa.eu/JOHtml.do?uri=OJ:C:2007:306:SOM:NL:HTML ‐ EU/Armenia, 2006, Action Plan, te vinden op: 91
http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/action_plans/armenia_enp_ap_final_en.pdf ‐ EU/Azerbaijan, 2006, Action Plan, te vinden op: http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/action_plans/azerbaijan_enp_ap_final_en.pdf ‐EU/Georgie, 2006, Action Plan, te vinden op: http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/action_plans/georgia_enp_ap_final_en.pdf ‐ EU/ Azerbaijan, 2006, Memorandum of Understandig: On a strategic partnership between the European Union and the Republic of Azerbaijan in the field of energie te vinden op: http://ec.europa.eu/energy/international/international_cooperation/doc/mou_azerbaijan_ en.pdf ‐ EU/ Turkmenistan, 2008: Memorandum of Understandig and Co‐operation in the field of energy between the European Union and Turkmenistan, te vinden op: http://ec.europa.eu/energy/international/international_cooperation/doc/mou_turkmenista n.pdf ‐ EU/ Kazachtsan, 2009: Memorandum of Understandig and Co‐operation in the field of energy between the European Union and Kazakhstan, te vinden op: http://ec.europa.eu/energy/international/international_cooperation/doc/mou_kazakshtan_ en.pdf ‐Europese Commissie, Energy Security and Solidarity Action Plan: 2nd Strategic Energy Review Te vinden op: http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/08/703&format=HTML& aged=0&language=en&guiLanguage=en ‐ Europese Commissie, 2000, Greenpaper: Towards an European strategy for the security of energy supply, Brussel, te vinden op: http://ec.europa.eu/energy/green‐paper‐energy‐ supply/doc/green_paper_energy_supply_en.pdf ‐ Europese Commissie, 2004, European Neighbourhood Policy Strategy Paper, te vinden op: http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/strategy/strategy_paper_en.pdf ‐ Europese Commissie, 2006, Greenpaper:A European Strategy for Sustainable, Competitive and Secure Energy, Brussel, te vinden op; http://ec.europa.eu/energy/green‐paper‐ energy/doc/2006_03_08_gp_document_en.pdf ‐ Europese Commissie, 2008, Commission Staff Working Document; Europe’s current and future energy position, te vinden op: 92
http://ec.europa.eu/energy/strategies/2008/2008_11_ser2_en.htmbezocht op 14 februari 2009 ‐ Europese Commissie/ Europese Raad, 2010, Joint Progress Report by the Council and the European Commissionto the European Council on the implementation of the EU Central Asia Strategy, te vinden op: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/10/st11/st11402.en10.pdf#page=2 ‐ Europese Commissie 2010, Progress report Armenia, p. 2‐4 http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/progress2010/sec10_516_en.pdf ‐ Europese Commissie 2010, Progress report Azerbadjan, p. 13 http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/progress2010/sec10_519_en.pdf ‐ Europese Commissie 2010, Progress report Georgia, p. 2‐4 http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/progress2010/sec10_518_en.pdf ‐ International Crisis Group, 2008, Azerbaijan: Independent Islam and the State, Executive Summery te vinden op; http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=5351&l=1 ‐ International Crisis Group, 2008, Kyrgyzstan: Deceptive Calm, Exceutive Summary te vinden op: http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=5627&l=1 ‐ International Crisis Group, 2001, Tadjikistan: An Uncertain Peace, Executive Summary, te vinden op: http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=1438&l=1 ‐International Energy Agency, World Energy Outlook 2010, Factsheets te vinden op: http://www.iea.org/weo/docs/weo2010/weo2010_london_nov9.pdf ‐ International Energy Agency, 2008, Perspectives on Caspian Oil and Gas Development, te vinden op: http://www.iea.org/textbase/papers/2008/caspian_perspectives.pdf ‐Transparancy International, 2010, Transparancy International Annual Report 2010: http://www.transparency.org/publications/annual_repoWebsites: ‐ BBC, Country Profile Armenia, te vinden op: http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/country_profiles/1108052.stm ‐ BBC, Country Profile Georgia, te vinden op; http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/country_profiles/1102477.stm ‐ BBC, Country Profile Kyrgyzstan, te vinden op; http://news.bbc.co.uk/2/hi/asia‐pacific/country_profiles/1296485.stm#leaders
93
‐ BBC, Country Profile Turkmenistan, te vinden op; http://news.bbc.co.uk/2/hi/asia‐ pacific/country_profiles/1298497.stm ‐ BBC, Country Profile Uzbekistan, te vinden op; http://news.bbc.co.uk/2/hi/asia‐ pacific/country_profiles/1238242.stm ‐ BBC News, te vinden op; http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/7949327.stm ‐ CIA, Country Report Armenia, World Factbook 2010, te vinden op: https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/geos/am.html ‐ CIA, Country Report Azerbaijan, World Factbook 2010, te vinden op; https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/geos/am.html ‐ CIA, Country Report Georgia, World Factbook 2010, te vinden op; https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/print/gg.html ‐ CIA, Country Report Kazakhstan, World Factbook 2010, te vinden op; https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/print/kz.html ‐ CIA, Country Report Kyrgyzstan, World Factbook 2010 te vinden op; https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/print/kg.html ‐ CIA, Country Report Tadjikistan, World Factbook 2010, te vinden op; https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/print/ti.html ‐ CIA, Country Report Turkmenistan, World Factbook 2010, te vinden op; https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/print/tx.html ‐ CIA, Country Report Uzbekistan, World Factbook 2010, te vinden op; https://www.cia.gov/library/publications/the‐world‐factbook/print/uz.html ‐ Enceclopedia Britannica: ‘Natural gas’, te vinden op: http://www.Britannica.com/EBchecked/topic/406163/naturalgas ‐ Enceclopedia Britannica: ‘Petroleum’, te vinden op: http://www.Britannica.com/EBchecked/topic/454269/petroleum ‐ Energy Information Administration , Azerbadjan: Production‐Sharing Agreements te vinden op: http://www.eia.doe.gov/emeu/cabs/Azerbaijan/azerproj.html ‐ Energy Information Administration, Country Analysis Central Asia te vinden op: http://web.archive.org/20080121143108/www.eia.doe.gov/emeu/cabs/Centasia/Full.html ‐ Energy Information Administration, Kazakhstan: Major Oil and Natural Gas Projects te vinden op: http://www.eia.doe.gov/emeu/cabs/Kazakhstan/kazaproj.html 94
‐ Energy Information Administration, Country Analysis Kazakhstan, te vinden op: http://www.eia.doe.gov/emeu/cabs/Kazakhstan/Full.html ‐ Energy Information Administration, Country Analysis Azerbaijan, te vinden op: ‐ EU website: ‘Verdragen’, te vinden op: http://europa.eu/scadplus/treaties/ecsc_nl.htm ‐ EU website: ‘External Relations’, te vinden op: http://ec.europa.eu/external_relations/cfsp/intro/index.htm ‐ EU website: ‘European Neighbourhood Policy’, te vinden op: http://ec.europa.eu/world/enp/policy_en.htm ‐ Freedom House, Country Report Armenia 2010, te vinden op: http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2010&country=7343 ‐ Freedom House, Country Report Azerbaijan 2010, te vinden op; http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2010&country=7346 ‐ Freedom House, Country Report Georgia 2010, te vinden op; http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2010&country=7398 ‐ Freedom House, Country Report Kazakhstan 2010, te vinden op; http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=363&year=2010&country=7421 ‐ Freedom House, Country Report Kyrgyzstan 2010, te vinden op; http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2010&country=7427 ‐ Freedom House, Country Report Tadjikistan 2010, te vinden op; http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2010&country=7501 ‐ Freedon House, Country Report Turkmenistan 2010, te vinden op; http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=363&year=2010&country=7509 bezocht op 23 maart 2009 ‐ Freedom House, Country Report Uzbekistan 2010, te vinden op; http://www.freedomhouse.org/template.cfm?page=22&year=2010&country=7517 bezocht op 25 maart 2009 ‐ International Crisis Group, ‘Armenia’, te vinden op: http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=2454&l=1 ‐ International Crisis Group, ‘Georgia’; te vinden op: http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=1250&l=1 95
‐ International Crisis Group, ‘Kazakhstan’, te vinden op; http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=1395&l= ‐ International Crisis Group, ‘Kyrgyzstan’, te vinden op; http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=1254&l=1 ‐ International Crisis Group, ‘Tadjikistan’, te vinden op; http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=1255&l=1 ‐ International Crisis Group, ‘Turkmenistan’, te vinden op; http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?action=conflict_search&l=1&t=1&c_country=1 10 ‐ International Crisis Group, ‘Uzbekistan’, te vinden op; http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?action=conflict_search&l=1&t=1&c_country=1 14 ‐ Nabucco Gas Pipeline International GmbH, te vinden op: http://www.nabucco‐pipeline.com/portal/page/portal/en ‐ Wereldbank, te vinden op http://siteresources.worldbank.org/DATASTATISTICS/Resources/GNIPC.pdf Interview: Christof van Agt, Senior Researcher van Clingendeal Institute Energy Programme, gehouden te Clingendeal
96