De wereld draait door… ook in jouw gemeente? Inspiratienota Denktank Gemeentelijke Internationale Samenwerking
Vooraf Dit is een inspiratietekst die ter voorbereiding van de VVSG studiedag op 8 mei over de toekomst van de Gemeentelijke Ontwikkelingssamenwerking. De tekst is het resultaat van een aantal vergaderingen van enkele Noord-Zuidambtenaren die samen met de VVSG en 11.11.11 een denktank hebben opgestart. In de tekst poneren we een aantal stellingen dat aangevuld, verbeterd, becommentarieerd, verwijderd… mag worden tijdens de studiedag. Op basis daarvan maken we een nieuwe tekst die dan weer de basis vormt voor reflectie en opiniestukken door een aantal externe experten. Dat geheel wordt gebundeld in een nieuwe Politeia publicatie die op de VVSG Trefdag (16 oktober) zal worden voorgesteld. 11.11.11 zal als koepel van de Vlaamse NoordZuidbeweging een gelijkaardig consultatieproces voeren met het middenveld. Inleiding De wereld draait door… het is een beeld om aan te geven dat de wereld permanent verandert. Voor gemeenten die hun blik op de wereld (willen) richten of met beide voeten in die wereld (willen) staan, betekent dit een nieuw en/of ander referentiekader. Als de wereld waarnaar we ons willen richten aan het veranderen is, heeft dat – soms verregaande – gevolgen voor onze aanpak, onze organisatie, onze visie... daarover gaat dit denkproces. Dat veranderend referentiekader gaat onder andere over de opkomst van de groeilanden (BRICS, MINT1…), andere wereldverhoudingen, de migratie, de klimaatverandering, de toenemende ongelijkheid, de opeenvolgende crisissen, de snel aangroeiende wereldbevolking en de daarmee gepaard gaande demografische druk, de verstedelijking (twee derde van de wereldbevolking leeft in een stedelijke omgeving)... Binnen de sector van ontwikkelingssamenwerking gonst het de laatste jaren van ronkende titels in publicaties: het einde van de ontwikkelingshulp, het post-2015 debat, de paradigma shift, … We bevinden ons duidelijk op een soort van kantelmoment. De wereld draait door… ook in jouw gemeente? Het veranderend referentiekader vertaalt zich naar een aantal uitdagingen op lokaal vlak. Het vraagteken staat er eigenlijk retorisch, want elke gemeente wordt willens nillens geconfronteerd met die veranderende wereld. Maar het vraagteken staat er toch met een reden. De maatschappelijke tendensen laten zich voelen in alle lagen van de samenleving en hebben effect op ons, als burger, als ambtenaar, als vrijwilliger, als politicus/a… Het daagt ons uit en 'bevraagt' ons om een vertaalslag te maken van dit nieuwe referentiekader naar onze manier van werken. Als een gemeente op een doeltreffende wijze wil inspelen op datgene wat bij haar bevolking leeft en rekening wil houden met de mondiale veranderingen, is ze dan vandaag nog op een juiste en efficiënte manier georganiseerd? Dat is de uitgangsvraag van dit debat. Het is een zoektocht naar mogelijke pistes, naar mogelijke antwoorden, naar eventuele aanpassingen in onze visie en onze aanpak. Moeten we nog spreken over Noord-Zuidverhoudingen?
1
BRICS: Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika. MINT: Mexico, Indonesië, Nigeria en Turkije. Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 1/8
En wat betekent dit voor de rol en het profiel van de verantwoordelijke ambtenaar? En van een adviesraad? En voor de verdeling van politieke bevoegdheden? Hoe kunnen we integraal inspelen op een aantal van onderstaande tendensen? Wat doen we zelf en wat faciliteren we als bestuur?... De volgende tendensen schetsen een beeld van een mondiale samenleving in beweging en eindigen steeds met een – soms uitdagende – stelling die als enig doel heeft om de discussie hierover te voeden. We beseffen dat die discussie ook geen eindpunt is, maar een onderdeel van een langduriger denkproces. Voor de VVSG studiedag van 8 mei, kunnen de deelnemers gedurende de dag deelnemen aan discussies over 3 van onderstaande tendensen. Op het einde is er ruimte voor aanvullingen die niet onder de beschreven tendensen vallen (een soort achtste open tendens). Tendens 1: Veranderde wereldorde Sinds de tweede wereldoorlog vindt een gestage internationalisering plaats zowel economisch, politiek als in ons persoonlijke leven. De economie en bedrijfswereld staan hierin hoogstwaarschijnlijk het verst. Als onafhankelijke spelers kunnen zij immers snel op de bal spelen. Bovendien worden ze hierin ondersteund door het vrijemarktdenken van het huidige politiek klimaat. In een gemondialiseerde economie stroomt het geld steeds naar die plekken waar het geld het beste rendeert. Dit heeft o.a. als gevolg dat arbeidsintensieve sectoren naar het Zuiden verhuizen. Enkele groeilanden zoals de BRICS konden hiervan profiteren en vergrootten hun macht op mondiaal vlak de voorbije jaren aanzienlijk. Op politiek vlak moet de rol van de natiestaten aan belang inboeten. Hun greep op de mondiale economie lijkt steeds meer uitgehold en de soevereiniteit van natiestaten wordt in toenemende mate overgedragen aan supranationale organisaties. Anderzijds ontstaan vanuit het lokale niveau ook dynamieken die net de zwakte van de natiestaat aangrijpen om democratie van onderuit gestalte te geven. Lokale en regionale bestuursniveaus willen, vaak vanuit een ontvoogdingsidee, steeds meer zelf het heft in handen nemen om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Bijgevolg worden op heel wat plaatsen in toenemende mate bevoegdheden gedecentraliseerd naar regionale en lokale niveaus, dicht bij de burger. Ook in wat we ontwikkelingslanden zijn gaan noemen, zien we een groeiend zelfbewustzijn. Ook zij willen hun lot steeds meer zelf in handen nemen. In een globaliserende wereld bepalen internationale contacten en invloeden meer en meer het persoonlijk leven. De 'buitenwereld' dringt meer dan ooit door in elk aspect van ons leven, onze voeding, onze job, onze levenskwaliteit,... Grenzen zijn relatief geworden en de wereld past meer en meer in onze broekzak. Migranten in Europa kunnen vandaag mee de gang van zaken in het Midden Oosten bepalen, maar ook westerse bedrijven kunnen een enorme politieke invloed uitoefenen in ontwikkelingslanden. Stelling 1: Ook Vlaanderen wordt gekenmerkt door decentraliserings- en mondialiseringsprocessen. Het is de taak van de dienst internationale samenwerking om de link te leggen tussen lokale en mondiale dynamieken door eerlijke wereldverhoudingen te promoten op basis van solidariteit voorbij de gemeentegrenzen. Maar, meer bevoegdheden moeten samengaan met meer middelen.
Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 2/8
Tendens 2: Klimaatverandering De klimaatverandering is een feit, daarover is intussen consensus. De gevolgen van deze verandering zijn moeilijk voorspelbaar maar zullen zonder twijfel ernstig zijn: vluchtelingenstromen, oorlog, strijd om drinkbaar water, gezondheidsproblemen, … Het globale Zuiden zal naar verwachting het hardst getroffen worden wegens de geografische ligging en is bovendien het minst gewapend tegen deze veranderingen. Daardoor zal de ongelijkheid nog verder toenemen. Volgens o.m. Jeffrey Sachs is de klimaatverandering een van de belangrijkste ontwikkelingsthema’s die het behalen van de Millenniumdoelstellingen ernstig kan hypothekeren. 2015 is het jaar waarna de mondiale uitstoot van broeikasgassen moet afnemen als we de opwarming van de aarde onder de 2°C willen houden. De rijke landen moeten de grootste inspanning leveren. Voor België moet de uitstoot vanaf nu tot 2050 met 80 tot 95% dalen, of hetzij jaarlijks met 5 procent2. Hiervoor zijn structurele wijzigingen nodig: in mobiliteit, huisvesting, industrie, landbouw en elektriciteit. Op internationaal vlak blijft het moeilijk om algemeen bindende afspraken te maken. Op lokaal vlak daarentegen groeien verschillende concrete initiatieven. Lokale besturen zetten expliciet in op klimaat (bvb. www.leuvenklimaatneutraal.be, Kortrijk Klimaatstad, www.gentsklimaatverbond.be). Deze initiatieven ontstaan vaak vanuit of krijgen vorm door een nauwe samenwerking met het (lokale) middenveld. Ook NGO’s pakken het thema aan: de klimaatcampagne van 11.11.11, de aandacht voor lokale duurzame voeding binnen de Fair Trade gemeente campagne, de voedselteams… De transitiebewegingen die her en der vorm krijgen, testen heel concrete modellen uit om de omslag te maken naar een alternatieve economie en consumptie in functie van een leefbare planeet. Het klimaatthema is per definitie globaal, een groot en fundamenteel deel van de oplossingen is lokaal: ieders impact op de planeet moet verkleinen en dus moet elk bij zichzelf, in eigen wijk, stad, provincie, … aan de slag. Maar lokale actie pleit ons niet vrij van het opnemen van onze globale verantwoordelijkheid. Lokale acties veranderen slechts zelden iets aan het systeem dat aan de basis ligt van het probleem. Net dat globale systeem maakt het voor het globale Zuiden extra moeilijk om hun verantwoordelijkheden te nemen, om de problemen aan te pakken waarmee zij geconfronteerd worden. Stelling 2: Het adagium “Think global, act local” (glokalisering) glijdt meer en meer af naar extreem lokaal perspectief waarin het mondiale perspectief verdwijnt. Toch stopt klimaatverandering niet aan de grenzen van de gemeente: het heeft globale oorzaken en globale gevolgen. Hoewel lokale Noord-Zuidambtenaren toegang kunnen bieden tot de globale scope van de klimaatproblematiek via (onder andere) rechtstreekse contacten met partners in het Zuiden, hebben ze in de praktijk onvoldoende hefbomen in het beleid en/of de administratie om het globale perspectief op de agenda te houden in het vormgeven van klimaatplannen.
2http://www.mo.be/nieuws/kiezen-voor-het-klimaat
Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 3/8
Tendens 3: Financiële crisis De financiële crisis zorgt ervoor dat de broeksriem wordt aangehaald in haast alle sectoren. Ook de lokale besturen ontsnappen hier niet aan. Vele gemeenten hebben de voorbije jaren een moeilijke financiële oefening gemaakt tijdens hun meerjarenplanning. Soms ging dit gepaard met een gemeentelijke discussie over taken en bevoegdheden. Daarbovenop besparen de andere overheden ook op middelen en subsidies en dit laat zich ook op lokaal vlak voelen. Vele gemeenten zijn daarom genoodzaakt om te besparen op personeel en werkingskosten. Gemeentelijke internationale samenwerking heeft hier meestal als één van eersten onder te lijden, want de bevolking in het Zuiden biedt geen onmiddellijke weerstand tegen besparingen.Toch stijgen de noden door de crisis ook in het Zuiden. Ten tweede zorgt de crisis dat burgers zich vooral druk maken om de persoonlijke gevolgen van de crisis; hun job, salaris en pensioen. Internationale solidariteit daarentegen roept op om de blik naar buiten toe te richten. Ten slotte stellen we vast dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking de laatste jaren afbrokkelt en de scepsis over de besteding van ‘ontwikkelingsgeld’ toeneemt. Om het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking te verhogen (of te behouden) en/of om bepaalde kosten te kunnen financieren, zouden we moeten evolueren naar een samenwerking met de ontwikkelingslanden waar wij als lokale besturen ook winst uit halen. Actoren uit het Noorden die zich inzetten voor ontwikkelingslanden, in het belang van de lokale burgers, mogen hier ook voordeel uithalen. Daarnaast moeten we ons afvragen of bedrijven actief in ontwikkelingslanden als enige missie het maken van winst hebben of moeten ze ook andere taken op zich nemen ten opzichte van hun werknemers, het milieu en de landen waar ze actief zijn of meer algemeen de mensen waar ze een invloed op hebben? Wat is nu juist de aard van deze verantwoordelijkheden: moreel, juridisch, politiek? De financiële crisis duwt ons met andere woorden naar een andere, meer economische, kijk op ontwikkelingssamenwerking, waar een win/win situatie primeert. Dit zou ook een argument kunnen zijn ter verdediging van het behoud van gemeentelijke internationale samenwerking. Stelling 3: Gemeentelijke internationale samenwerking moet van haar caritatieve (schenk)reflex af. Het moet voor de gemeente zelf ook iets opbrengen, anders zal het draagvlak alleen afnemen en blijft de perceptie een negatief verhaal van 'armen die moeten worden geholpen'.
Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 4/8
Tendens 4: Duurzame ontwikkeling en integraal beleid Duurzame ontwikkeling is al jaren een 'buzz-word' in verschillende sectoren. Het vervolg van de Millenniumdoelstellingen (MDGs) gaat zelfs concreet in de richting van duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Ook het gemeentedecreet van 2005 stelt: "Art. 2. De gemeenten beogen om op het lokale niveau bij te dragen tot het welzijn van de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied." Inherent aan duurzame ontwikkeling is dat deze enkel kan gerealiseerd worden door alle beleidsdomeinen op elkaar af te stemmen (beleidscoherentie) én dat ze enkel kan bereikt worden als de dagelijkse praktijk in één beleidsdomein/land/regio de acties in een ander beleidsdomein/land/regio niet ondermijnen. Duurzame ontwikkeling impliceert een multidisciplinaire benadering, waarbij actie zowel in het Noorden als in het Zuiden plaatsvindt. Hoewel we een tendens waarnemen van een groeiend inzicht en engagement rond duurzaamheid bij burgers en ondernemers, is de realiteit vandaag nog vaak anders: duurzaamheidsambtenaren zijn doorgaans milieuambtenaren, handelsbeleid spreekt ontwikkelingsdoelstellingen tegen, maatschappelijk verantwoord ondernemen of duurzaam aankoopbeleid nemen slechts zelden de volledige productieketen in het vizier, klimaatacties beperken zich niet zelden tot het kopen van schone lucht, … In dezelfde lijn gaan in het globale Zuiden stemmen op om niet langer over gemeentelijke internationale solidariteit tussen lokale overheden te spreken maar over ‘externe actie’. Duurzame en inclusieve ontwikkeling moeten dan inherent zijn aan alle externe actie. Die actie moet op haar beurt het interne beleid informeren, vormen en versterken naar inclusieve en duurzame ontwikkeling. Is dit ook realistisch in Vlaanderen? Internationale solidariteit is een professionele sector op zich geworden, met eigen jargon en geteste theorieën en methodieken op vlak van bewustmaking en op vlak van ontwikkelingsstrategieën die inclusieve en eerlijke samenlevingen nastreven. In het globale Zuiden is ontwikkelingssamenwerking opgenomen in de kern van de (overheids)organisaties. In Vlaamse gemeenten is het vaak herleid tot een perifere bevoegdheid. Een ‘verticale’ inbedding in de organisatie is verdedigbaar omdat enkel op die manier de systemen inclusiever en eerlijker kunnen worden. Maar om in verschillende beleidsdomeinen een perspectief van duurzame en inclusieve ontwikkeling te introduceren is ook specialisatie en doelgerichtheid in de vorm van een ‘horizontale’ verankering nodig. Het één kan niet zonder het ander, omdat verkokering (en loutere “liefdadigheid”) of verwatering dreigen. Een zuiver horizontale benadering (waarin Noord-Zuid transversaal in de werking van de organisatie geïntegreerd wordt) zou ook gevolgen hebben op de reikwijdte van een adviesraad voor internationale solidariteit (het aantal beleidsdomeinen waarover uitspraken moeten/kunnen gedaan worden kan drastisch toenemen), op de verdeling van politieke bevoegdheden en op het aan Noord-Zuid toegekende budget (mogen die dan bv. gebruikt worden om een school te isoleren?). Internationale samenwerking moet het over al deze domeinen hebben, maar is steeds beperkt in middelen, tijd, invloed. Het andere uiterste van een geïsoleerde dienst dreigt het thema dan weer hoogst knuffelbaar, maar irrelevant in de interne strategie te maken. Stelling 4: Als iedereen in de organisatie verondersteld wordt op eigen kracht het internationale duurzaamheidsperspectief te bewaken zal dit uitmonden in het verdwijnen van dit thema: een gespecialiseerde Noord-Zuidambtenaar met toegang tot verschillende beleidsdomeinen is noodzakelijk om tot volwaardig geïntegreerd beleid te kunnen komen in een gemeente.
Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 5/8
Tendens 5: Interculturalisering en migratie Interculturalisering3 en migratie zijn twee mondiale tendensen die op verschillende vlakken een rol spelen en ook een duidelijk effect hebben op onze werking als gemeente. Ten eerste is er een veel intensiever contact tussen Noord en Zuid. De vermenging van culturen neemt snel toe. Dit wordt vaak als een positief gegeven gepercipieerd: de globalisering heeft van toerisme een populaire vrijetijdsbesteding gemaakt. In 2012 waren er meer dan één miljard internationale aankomsten van toeristen over de hele wereld. Nieuwe technologische ontwikkelingen werken wederzijdse contacten ook in de hand: internet, telefoon, sociale media, digitale TV en andere - goedkope - communicatiemiddelen zijn instrumenten die de wereld "verkleinen". Toenemende jongerenmobiliteit en -uitwisseling (leerlingen, studenten, jongeren) zijn hier één van de vele tastende voorbeelden van. Diverse onderzoeken de laatste jaren maken duidelijk dat een groeiend aantal jongeren uit Vlaanderen betrokken is in uitwisselingen met het Zuiden vanuit verschillende sectoren (onderwijs, jeugdwerk, ontwikkelingssamenwerking, opleiding, …) met een ruime verscheidenheid aan werkvormen (inleefreizen, stages, studieprojecten, vrijwilligerswerk, scholenbanden, …). Maar de vermenging van culturen kan ook spanningen meebrengen: er is soms sprake van ontheemding en ontworteling, ontwrichte mensen zijn op zoek naar een gastland, integratie in de nieuwe samenleving botst soms met de culturele identiteit, en wat is de plaats van religie in deze moderne samenleving, ... Als 'eerstelijnsoverheid' worden de gemeenten vaak op een directe manier met deze interculturele dialoog geconfronteerd. Maar zijn we daar als ambtenaren of politici wel voldoende klaar voor? Gaan we die interculturele dialoog aan met een open blik, met voldoende respect voor de ander? Hoe groot is onze capaciteit tot luisterbereidheid? Tot waar gelden rechten van anderen? Hoe schatten we onze capaciteit in om een situatie of een sociaal vraagstuk vanuit verschillende culturele invalshoeken te benaderen (multiperspectiviteit4)? Heel wat etnisch-culturele minderheden of diaspora houden vanuit hun nieuwe (dubbele) identiteit op verschillende manieren contact met hun land van herkomst. Zo ondersteunen migranten hun familie en vrienden in hun land van herkomst financieel en materieel door het opsturen van geld en goederen. Deze transfers of ‘remittances’ zijn de laatste jaren enorm toegenomen. Volgens de rapporten van de Wereldbank overstijgt het totale mondiale bedrag van deze transfers zelfs dat van de officiële ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast is er bij deze migranten ook een evolutie merkbaar van ‘remittances’ naar ‘georganiseerde’ internationale samenwerking in hun land van herkomst om de afhankelijkheid af te bouwen. Tot slot zijn ze vaak ook nog politiek en economisch betrokken op hun land van herkomst. Stelling 5: Superdiversiteit’5 (etnisch-culturele diversiteit) is in alsmaar meer lokale besturen een realiteit. Mensen met wortels in de migratie beschikken over een rijkdom aan interculturele competenties en sociaal kapitaal. Een lokaal bestuur heeft door het feit dat ze dicht bij de burger staat een enorme toegang tot dit sociale kapitaal. Als dienst internationale samenwerking moeten we inzetten op dit sociaal kapitaal en het structureler verankeren in de werking. Onze raden en diensten (o.a. voor internationale samenwerking) moeten vanaf nu verplicht quota tot participatie van etnisch-culturele minderheden of diaspora in hun werking opnemen.
Volgens de diversiteitswijzer moet interculturalisering begrepen worden als het veranderingsproces dat leidt tot structurele veranderingen die de organisatiestructuur, de medewerkers, de doelgroepen en het aanbod af stemmen op de multiculturele samenleving 4 De interculturele dialoog. Politeia, VVSG 5 N.a.v. een recente publicatie van Dirk Geldof, socioloog aan het hoger instituut voor gezinswetenschappen aan de Karel de Grote Hogeschool, over integratie, emancipatie en burgerschap 3
Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 6/8
Tendens 6: Vermaatschappelijking van internationale samenwerking en draagvlakversterking Beleidsmakers hechten belang aan “het maatschappelijke draagvlak voor internationale samenwerking”. Dit draagvlak is essentieel om hun mondiaal beleid te verantwoorden. Maar ook ngo’s en sociale organisaties willen dit draagvlak vooral op inhoudelijk/educatief vlak versterken om zo politieke keuzes of economische mechanismen structureel te wijzigen ten voordele van de zwakste bevolkingsgroepen in het Zuiden. Politieke veranderingen worden belangrijker dan hulp. Ondanks de vele jaren dat hierop gewerkt is, blijft de sensibilisering en kennis in een te beperkt deel van de bevolking geworteld en blijven paternalisme en hulpreflex, maar ook defaitisme en afwijzing hoogtij vieren. Het barometeronderzoek van HIVA-KULeuven concludeert dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking dalend is6. Tegelijkertijd staat de participatie aan de ‘traditionele’ Noord-Zuidwerking onder druk vooral voor langdurige engagementen. Dit wordt dé uitdaging voor de ngo’s met een achterban van vrijwilligers. Er is nood aan verjonging en vernieuwing, die tegelijk voor de continuïteit kan zorgen. Als tegenbeweging blijkt een enorme vermaatschappelijking van de internationale samenwerking plaats te vinden. Met vele, nieuwe kleine en grote 4de pijlerinitiatieven. Vrijwilligers en groepen, die traditioneel niet met ontwikkeling bezig zijn, bouwen heel concrete projecten in het Zuiden uit. Duidelijk ook vanuit het engagement van de ’nieuwe vrijwilliger’: concreet, tijdelijk, vooral doeners, binnen de eigen interesse en vaardigheden, weinig organisatorische structuur, grote flexibiliteit... Nog nooit zijn er zoveel individuen op één of andere manier met internationale samenwerking actief geweest en toch staat het maatschappelijk draagvlak hiervoor onder druk en ook beleidsmakers nemen hier niet altijd het voortouw in. We kunnen echter wel de vraag stellen of er een directe en causale relatie is tussen het afkalvende draagvlak en de vermaatschappelijking van internationale samenwerking. Het moge duidelijk zijn dat deze tendens zowel bedreigingen als kansen inhoudt. Het is dan vooral de vraag hoe we hier lokaal mee aan de slag gaan? Stelling 6: Er moet een brede sensibiliseringscampagne opgezet worden met duidelijke resultaten waarin het NoordZuidverhaal verteld wordt als een groot mondiaal politiek transitieverhaal op vlak van energie, consumptiepatronen, economische en politieke machtsverhoudingen,… Een breed maatschappelijk progressief draagvlak moet hiervoor gecreëerd worden over partijpolitieke, ideologische en sectorale (milieu, welzijn, economische, …) grenzen heen. De gemeente heeft een essentiële rol om het democratisch karakter van een dergelijk draagvlak te garanderen.
HIVA Barometer Draagvlak Ontwikkelingssamenwerking (2014), https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1565_Barometer2013-Draagvlak-OS.pdf 6
Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 7/8
Tendens 7: Groeiende erkenning van lokale besturen als internationale actoren in internationale samenwerking Traditioneel wordt de sector ontwikkelingssamenwerking onderverdeeld in drie pijlers: de multilaterale samenwerking (VN, Wereldbank, EU,…), de directe bilaterale samenwerking (bv. Belgische overheid via BTC) en de indirecte bilaterale samenwerking (NGO’s). Deze opdeling doet vandaag echter geen recht aan de realiteit van de sector. Er is niet alleen de opkomst van burgerinitiatieven (4de pijler), ook voor andere, nieuwe spelers zoals ministeries, vakbonden, universiteiten,… maar ook lokale besturen nemen steeds meer een belangrijke rol in. De erkenning van lokale besturen als internationale actoren is niet louter een kwestie van ‘hoe meer zielen, hoe meer vreugde’, maar kan eerder geduid worden als een soort voortschrijdend inzicht op internationale fora van het belang van decentralisatie en goed (lokaal) bestuur in de strijd tegen armoede. Lokale besturen uit ‘het Noorden’, dus ook in Vlaanderen, kunnen een unieke bijdrage leveren aan ontwikkelingsprocessen in het Zuiden. Zij zijn immers bij uitstek actoren die met hun specifieke kennis en ervaring over lokale dienstverlening hun partners wereldwijd kunnen ondersteunen om hun lokale openbare instellingen en lokale ontwikkelingskaders te versterken en zo bij te dragen tot lokaal ‘goed’ bestuur op lange termijn. Ze beschikken niet alleen over specifieke kennis en ervaring, ook hebben ze affiniteit met alle andere aspecten van lokaal bestuur (besluitvormingsprocessen, meerderheid-oppositie, participatie van burgers aan het beleid…). Bovendien zijn ze zelf democratisch verkozen en moeten hun beleidskeuzes verantwoorden aan hun burgers. Het feit dat zij als overheidsniveau het dichtst bij de burger staan, versterkt hun legitimiteit als actor voor ontwikkeling. Maar ook zullen Vlaamse besturen in de toekomst nog vaker moeten gaan beslissen wat ze zelf gaan doen, wat ze zullen faciliteren en regisseren, wat ze zullen uitbesteden en hoe organiseer je als bestuur de mechanismen van inspraak en participatie aan het lokale beleid. De concepten co-creatie en regie lijken ook in Vlaanderen aan belang te winnen (gecombineerd met de uitdaging van de schaal van de gemeenten en de discussie rond de fusies). In internationale instellingen wordt deze rol die lokale besturen innemen in de ontwikkelingssamenwerking in toenemende mate erkend. Zo getuigt bijvoorbeeld de communicatie in 2013 van de Europese Commissie: “Empowering local authorities in partner countries for enhanced governance and more effective development outcomes”. In Vlaanderen werd deze visie de voorbije jaren slechts beperkt ingevuld door het stedenbandconcept die de collega-tot-collega methodologie hanteert. Dit concept is echter slechts één van de mogelijke vormen waarop een lokaal bestuur als internationale actor kan optreden. Ook los van internationale samenwerking treden lokale besturen in toenemende mate op als internationale actor. In heel wat gevallen gebeurt dit in het kader van toetreding tot een (al dan niet Europees) netwerk. Lokale besturen proberen op deze manier hun blik op een lokaal beleid te verruimen, bij te leren, krachten te bundelen, zich te laten inspireren en/of eigen goede praktijkvoorbeelden delen. Overal ter wereld wordt er immers ‘lokaal bestuurd’ en er bestaat dus een immense rijkdom aan ideeën, visies, praktijken,… over lokaal bestuur. In de globaliserende wereld raken meer en meer lokale besturen overtuigd van de meerwaarde om deze rijkdom zoveel mogelijk te ontginnen. Stelling 7: Er zijn betere modaliteiten dan het stedenbandconcept denkbaar om te werken aan capaciteitsopbouw van lokale besturen in het Zuiden, waarbij toch gebruik wordt gemaakt van de kennis en expertise die beschikbaar is bij Vlaamse gemeentebesturen. Diverse initiatieven zouden beter van bovenuit gecoördineerd en gestuurd worden.
Inspiratienota Visie Gemeentelijke Internationale Samenwerking - 8/8