IMPORT IS
NIET VREEMD De volkstelling van 1840 door E. v.d. Hoeven
“Dit dorp is vruchtbaar oud vermaakelijk geleegen, Vertoond aan oog het niet van pracht en praal. Ja vindt hier ‘dafgebrokte ruinen Van huis te Boekenburg- en lusthof Bergendaal.”
Aldus schreef L. van Ollefen in zijn Stad- en Dorpsbeschrijver in 1799. Oud. Inderdaad. Duizend jaar geleden in 988, ver voor Leiden haar stadsrechten verkreeg, schonken Dirk 11 en zijn gemalin Hildegard de kerk van aan de abij van Egmond.’ Tijdens de volkstelling van 1840 telde dit oude agrarisch ingestelde dorp slechts 548 zielen. Een trage groei, aangezien het er vijfenveertig jaar tevoren slechts 33 1 waren. Aan het eind van de 15e eeuw noteerde men 37 Het grondgebied strekte zich uit van Rijnsburg tot Lisse en Sassenheim. Van grote concentraties bewoners was geen sprake, daarvoor was het Voorhoutse grondoppervlak te groot. Welk beroep oefenden de 548 inwoners in 1840 uit; hoe lag de verhouding; hoeveel niet-Voorhouters waren er en is er nu met de 224
ding in een vergelijkbare situatie? Dat zijn de vragen, die in dit artikel gesteld worden.
Import In de tachtiger jaren van de 20ste eeuw heeft men de mond vol over de voor Voorhoutse begrippen “immense” uitbreiding in de wijk met zo’n 1600 woningen, die in de negentiger jaren aan duizenden nieuwe bewoners onderdak zullen moeten bieden. Het merendeel van deze nieuwelingen komt van buiten en nestelt zich nu al behaaglijk in hun nieuwe onderkomens. Het wegennet dient te worden aangepast en het kelapparaat te worden uitgebreid. De honderd jaar oude boerderij zicht” sneuvelde in 1987. Hoeveel “echte” Voorhouters waren er bijna 150 jaar geleden? Het merendeel is Voorhouts van geboorte. Het blijkt overigens een krappe meerderheid te zijn. Het overzicht van geboorteplaatsen geeft dit duidelijk weer. 1. 2. Lisse 3. Noordwijk 4. Sassenheim 5. Warmond 6. Noordwijkerhout
298 pers. 43 pers. 29 pers. 20 pers. 17 pers. 13 pers.
7. Oegstgeest 10 pers. 8. Rijnsburg 9 pers. 9. Hillegom 9 pers. 10. Buitenland 2 pers. ll. Overigen 98 pers.
Het overgrote deel van de import kwam dus uit de direkt aangrenzende buurgemeenten. Achtennegentig van de toenmalige inwoners kwamen uit 49 steden en dorpen verspreid over heel Nederland. Verder zien we een Belg en een Deen. Over de laatste valt wel het een en ander te vertellen. Aan de overzijde van de Leidse Vaart bij de Nagelbrug (thans woonde sedert 1836 op de buitenplaats Schoonoord ambachtsheer Christiaan Lodewijk Coster van Voorhout, geboren in 1814 te Altona in Denemarken. Hij was gehuwd met de twee jaar jongere Maastrichtse Carolina Juliana Johanna van Gorkum. Zij hadden in 1840 één dochter, genaamd Albertina Augustine Lydia; drie jaar oud. Op Schoonoord woonden verder een koetsier en drie dienstmaagden. Voor iets meer dan f de heerlijkheid Schoonoord, “Het Regthuis” met boerderij en weilanden aan de Leidse Vaart middels een veiling in 1845 verkocht aan aartspriester P. Kervel. De oudste inwoner in 1840 was geen geboren en getogen Voorhoutse. Nee, het was de 86-jarige, in Rijnsburg geboren, weduwe Antje de van Vree. 225
7. Gezicht op Archief, Leiden.
en de molen in de Boekhorsterpolder. Coll. Gem.
Beroepen Het aantal werkenden bedroeg bij de volkstelling 188. Gelet op het karakter van het dorp is het aantal arbeiders in de agrarische sektor hoog. Het waren er 4 1. In diezelfde branche werkten verder 25 bouwmannen, 11 tuinders, 1 tuinman en 1 tuinierster met een knecht. Was er toen al sprake van emancipatie? Er werden namelijk ook twee bouwvrouwen opgetekend. Opvallend is het aantal dienstboden en dienstmaagden: 74 (of van de beroepsbevolking). Bij veel van de 114 gezinnen zien we dan ook meerdere van hen in dienst. Uiteraard mag de veldwachter niet ontbreken. Het is de Comelis van Pruisen. Geen geboren Voorhouter. Wat de in zoekt is onduidelijk. Smid Bernardus kennen we ook thans nog. Hij woonde in 1840 met zijn gezin in de naaste omgeving van de Nederlands Hervormde Kerk. Voor de Mr. Eduard van Olden, advocaat, burgemeester en secretaris, zal het in huisnummer 71 rustig toeven geweest zijn. De enige kastelein die telde had zijn nering in het Regthuis aan de Voorhouterbrug ook wel Nagelbrug, alwaar “De Bonte Koe” uithing. De molenaar vond ongetwijfeld zijn werk op de molen aan de Leidse Vaart in de Boekhorstpolder. Ondanks het geringe aantal inwoners telde het dorp twee broodbakkers, één broodverkoper en een “inlandsche kramer”. De drie scheepstimmerlieden zullen hun emplooi gehad hebben bij de scheepsmakerij aan de De talrijke jeugd moest 226
gen nemen met het onderwijs van slechts één onderwijzer. Het was de jarige, in Hazerswoude geboren, Klaas Wassenburg. Saillant is dat deze onderwijzer protestant was. Geloof Door de eeuwen heen is de Voorhoutse bevolking overwegend katholiek geweest. Na de Hervorming gaf dit de nodige besognes. Zo moest men voor de katholieke doopplechtigheid en de huwelijksvoltrekkingen uitwijken naar Lisse en Sassenheim. In 1672 was de kerk aan de Achterweg bij het in Lisse “de kerk” voor Tien jaar later werd achter de huidige St. Bemardus in Sassenheim een schuurkerkje Eén van de direkte gevolgen van de geloofsverhouding was de samenstelling van het dorpsbestuur. In de 18de eeuw, blijkt tegen iedere regel in, dat burgemeester, schepenen, welgeboren mannen en de armmeester “pausgezind” waren. Protestanten waren in een te gering aantal in het dorp om deze funkties te In het begin van de eeuw wordt het katholieke geloof in getolereerd en in het eerste decennium van die eeuw worden eigen diensten toegestaan. Er werden in het kerkelijke gebouw scheidingsmuren geplaatst, die overigens niet voldeden. Er was sprake van burengerucht bij de diensten; over en weer. In 18 14 ging een klacht naar de aartspriester van Holland en Zeeland. De zaak werd echter inmiddels in der minne geschikt. De kerkelijke herders verschoven simpelweg de aanvangstijden van verschillende diensten, zodat deze niet meer gelijktijdig plaatsvonden. Tot 1845 bleef katholiek onder het kerkelijk bestuur van Sassenheim vallen. Op 17 juni van dat jaar werd een zelfstandige parochie, los van Sassenheim. De nieuwe pastoor, voorheen was Eindelijk was er de gelegenheid voor het overgrote katholieke kingsdeel om naar de eigen dorpskerk te gaan. Hoe groot was nu in die roerige veertiger jaren het aantal katholieke inwoners? 458 inwoners waren Rooms-Katholiek, 87 Nederlands Hervormd ( ) en 3 inwoners waren Evangelisch Luthers. Het was dit laatste geloof waarvan de ambachtsheer C.L. Coster van 1845) en zijn gezin aanhangers waren. Door de eeuwen heen gold de verplichting voor ambtsdragers het Nederduits-Gereformeerde geloof te belijden. Aan het eind van de eeuw werd deze verplichting afgeschaft; desondanks een ambachtsheer van de Protestantse signatuur.
227
2a en 2b. Portretten van de ambachtsheer in 1840, Christiaan Lodewijk Coster en van echtgenote Caroline Juliana Johanna van van Gorkum (1815-1884). Familiearchief Coster van Voorhout. Straten Het landelijke en rustige anno 1840 is thans veranderd en aanmerkelijk voller bebouwd. Wijken en buurten, zoals de grote steden die indertijd hadden, kende het dorp in de vorige eeuw niet. De 71 huizen, genoemd in de volkstelling, lagen in een groot gebied verspreid. In welke straten de huizen stonden, staat niet vermeld. Vergelijking met de bevolkingsregisters van 1860-1891 leidde niet tot een grote verduidelijking. De nu bekende Herenstraat en van Beierenweg dateren van een later tijdstip. In 1840 noemde men die twee als één geheel: de welke zelfs voor het Soldaatje overging in de huidige Loosterweg. Toch vindt men wel kleine concentraties van woningen. Deze zijn, hoe kan het anders, gestitueerd in de dorpskern: Kerkbuurt met de Kerklaan. Richting Leidse Vaart was de (thans Dinsdagse Wetering) een vrij dicht bebouwde straat, terwijl ook de Zandsloot(weg) een hoog aantal bewoners huisvestte. Verder treft men de Teylingerlaan, Oosteinde, Leidsche Vaart, Piet ‘s-Gravendamscheweg en het al eerder genoemde Soldaatje. 228
Grootschalig? 7 1 huizen met daarin ondergebracht 114 gezinnen. In 1840 telde Dit betekent dat een huis gemiddeld door gezin bewoond werd. Inclusief dienstbodes bevonden zich in elk huis personen. De mannen hebben in de overhand: 280 tegen 268 vrouwen en meisjes. Daarentegen telde men 17 weduwen en 11 weduwnaren. De percentages betreffende de huwelijkse staat zijn als volgt: mannen: gehuwd weduwnaar ongehuwd totaal
vrouwen: gehuwd weduwe ongehuwd totaal
150 140 130 120 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
5
16-25
26-35
36-45
46-55
56-65
6 5 jr e n ouder
Leeftijdsopbouw van de Voorhoutse bevolking 1840. Tekening E. van der Hoeven. 229
Verrassend opvallend is het aantal jeugdige dorpelingen (invloed van de rooms-katholieke kerk?). Tot 16 jaar zijn het 219, bijna 40% van de bevolking. Een zware taak voor de enige onderwijzer die rijk was! Wanneer we in deze tachtiger jaren spreken over een grote toevloed van de niet-Voorhouters, dan is er nauwelijks verschil met de onderzochte Volkstelling. Het merendeel was toen, en is ook nu, import, daar helpt geen lieve vader of moeder aan. In deze eeuw en vooral de laatste jaren van deze eeuw gaat het allemaal sneller en grootschaliger. De wijk gaat op naar de 1600 woningen. Dat aantal op zich is een stad in vergelijking met de 71 huizen van 1840. Bollengrond en weiland maken plaats voor beton en blik. Of het een goede ontwikkeling is zal de toekomst uitwijzen. NOTEN De cijfers, beroepen, en straatnamen zijn afkomstig van de volkstelling 1840. Deze volkstelling is aanwezig op het gemeentehuis van Voorhout, op mikrofiche bij het Centraal Bureau Genealogie en bij de schrijver, die tevens een index op familienamen heeft gemaakt. 1. ARA. Archief van de Abdij van Egmond. 2. A.M. Hulkenberg, De (Voorhout 1983) 21. 3. In de jaren 1984.1986 verschijnen in de pers regelmatig artikelen over de slechte aflevering en kwaliteit van de door gebouwde woningen en de slechte bereikbaarheid daarvan. 4. W.J.J.C. Bijleveld, Aantekeningen uit de in het rechterlijk archief van handschrift. G.A.L. Bibliotheek Leiden en omgeving nr. 88158. 5. Bijdragen de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem, 7 (1879). 6. Idem, pag. 388. 7. W.P.C. Knuttel, De toestand der Ned. Katholieken ten tijde der Republiek 1 (189211894) 68. 8. Een wordt ook wel Van Dale zegt hierover: een waarnemend pastoor in een vakante parochie. 9. J.C. van der Loos, “Over de afscheiding van van Sassenheim”, BBH 38 (19 18) 9 98.
230