Nepal 2000 Geestelijke ontspanning en sportieve inspanning, natuur en avontuur, cultuur en rust. De steekwoorden voor 4 weken vakantie in Nepal. De wandeltocht en het wildwatervaren zorgden voor onvergetelijk herinneringen, maar het meeste indruk maakten het immense berglandschap en de bewoners.
1
De vliegreis____________________________________________________________________________ 3 Kathmandu ___________________________________________________________________________ 3 Swayambhunath ______________________________________________________________________ 4 Op weg naar Chitwan ___________________________________________________________________ Royal National Park Chitwan ____________________________________________________________ De olifantenrit ________________________________________________________________________ Jungle wandeling______________________________________________________________________
4 5 6 6
Pokhara ______________________________________________________________________________ 6 Trekking______________________________________________________________________________ 7 Briefing _____________________________________________________________________________ 7 Op weg naar het eerste kamp ____________________________________________________________ 7 Dag 2 Jungle camp ____________________________________________________________________ 8 Dag 3 Low Camp _____________________________________________________________________ 9 Dag 4 High Camp ____________________________________________________________________ 10 Dag 5 Op naar de top__________________________________________________________________ 10 Dag 6 Camp bij Siding ________________________________________________________________ 11 Dag 7 Het kamp aan de rivier ___________________________________________________________ 12 Dag 8 Slotdag: terug in Pokhara _________________________________________________________ 13 Entry permits_________________________________________________________________________ 13 Onze prive-trek naar Tolka _____________________________________________________________ 14 Over de rivier naar Gandruk ____________________________________________________________ 14 Een busreis op z’n Nepalees ____________________________________________________________ 15 Pokhara _____________________________________________________________________________ Het tempeltje in het Pewa meer __________________________________________________________ Boomerang _________________________________________________________________________ Devi’s Fall __________________________________________________________________________
15 15 16 16
Rafting ______________________________________________________________________________ Wat houdt rafting in?__________________________________________________________________ Oefenen met commando’s______________________________________________________________ Overboord __________________________________________________________________________ Muziek en dans uit de heuvels __________________________________________________________
17 17 17 18 18
Pathan ______________________________________________________________________________ 19 Boudhanath stupa _____________________________________________________________________ 20 Pashupatinath tempels _________________________________________________________________ 20 Inkopen doen op New Road en Ashon _____________________________________________________ 21 Zonsopgang in Nagarkot _______________________________________________________________ 22 Een geval van oplichting ________________________________________________________________ 23 Naar huis ____________________________________________________________________________ 23
2
De vliegreis Alles is schemerig en alleen de turbulentie herinnert er aan dat we in een vliegtuig zitten. Maar toch nog altijd comfortabeler dan in een bus. De stewardessen (in het Engels soms cynisch trolly-dolly of cart-tarts genoemd) van Singapore Airlines zijn vriendelijk met een standaard Oosterse glimlach en worden waarschijnlijk gekozen op hun taille. Je kunt bijna de laatste maaltijd zien zitten. Na een vlucht van 11 ½ uur -het grootste deel in het donker- komen we in Singapore aan. We hebben eerst geprobeerd te slapen volgens de nieuwe tijd, dan een keuze gemaakt uit één van de 20 videofilms op het LCD-schermpje in de stoel vóór ons, en probeerden dan uit verveling toch maar weer te slapen. Bij deze prachtige, grote en supermoderne luchthaven lijkt Schiphol een provincievliegveldje. Het is de centrale transfer-luchthaven tussen Europa, Azië en Australië. In de grote hallen zijn kleine tuinen ingericht met palmen en Koi-karpers, er is een entertainmentcenter en overal zijn rustruimten met ligstoelen. We hebben anderhalf uur voor we weer moeten inchecken. Alles is stervensduur, óók de elektronica en camera’s. We starten in een of ander Boeing weer in het middenpad en weer met een maaltijd. Het lijkt wel of het personeel provisie krijgt op de alcoholische dranken. “Thee?” “Champagne erbij?” De Amerikaan naast me vertelt dat hij al 20 uur onderweg is in diverse vliegtuigen, met dezelfde films en soms het zelfde eten. Boven Nepal kunnen we een blik werpen op de Mount Everest en de nevelige Kathmandu vallei. Na 4 ½ uur piepen de banden en dragen een beetje bij aan “smog-city”. Op de luchthaven is het streng verboden foto’s te maken. Maar wie wil er iets weten van het deels verouderde en verwaarloosde machinepark? Op een afgelegen plek staan een aantal oude transporthelikopters, waarschijnlijk van Russische of Chinese makelij, langzaam te roesten. Een oud tweemotorig propeller vrachtvliegtuig kiest brullend het luchtruim. De steigers rond het stationsgebouw stonden er vorig jaar ook al. De transportband staakt diverse keren zodat de bagageafhandeling iets langer duurt. Ter plaatse een visum regelen blijkt goedkoper te zijn dan op het consulaat in Amsterdam. Buiten worden we bestormd door mensen die een taxi willen slijten of een hotel aanprijzen.
Kathmandu De hoofdstad is nog steeds een kakofonie van geluiden, claxons en fietsbellen. Stinkende auto’s, knetterende tuktuk’s, en de ogen doen pijn van de uitlaatgassen. De wegen zijn vaak voor minder dan de helft geasfalteerd. Stukken cement en steenpuin dragen hun steentje bij aan verharding. Bij het door ons genoemde adres aangekomen wil de chauffeur 200 roepies hebben (achteraf blijkt dit een redelijke prijs te zijn). Met zijn maatje, de acquisiteur, hebben we 100 afgesproken. Ik houdt voet bij stuk en laten hem beteuterd achter als we de kamers gaan bekijken. De prijzen zakken al gauw naar resp. $16 en $10. Seizoen of geen seizoen, ik vindt de prijs nog te hoog. We hijsen de rugzakken om en lopen Thamel, het toeristenkwartier, in. Deze straatjes bestaan voor een groot deel uit hotels, restaurants, reisbureautjes, souvenirwinkels, en zaken met wandel- en berguitrusting. Een aantal straatventers probeert ons tijgerbalsem, houten olifanten of Gurkha-messen te verkopen. Soms hoor je een gesist:”Hasjiesj?” Deze wijk leunt nog steeds op de vergane glorie van de flowerpowertijd, Hare Krishna en goeroes van de jaren zestig. Eén straat wordt nog steeds freakstreet genoemd. Nu zijn het hoofdzakelijk backDurban Square packers van alle leeftijden die de straten bevolken. We belanden in Hotel Nana voor $6. De eigenaar probeert nog even acht dollar maar onze “lokker” zei duidelijk zes. Twee eenpersoons bedden, een koud/koud douche, een wasbak en een toilet. De herrie van de straat stijgt op: claxons, discomuziek, jazz en house. We lopen wat zweverig rond –gevolg van zestien uur vliegen- en kopen voor José alvast een klein rugzakje en twee paar terreinsandalen met grof zoolprofiel. Het zijn spotprijsjes waarvoor we niet veel kwaliteit mogen verwachten. Bij het Kathmandu Guest House bezoeken we die avond een diashow van Himalayan Encounters over trekking (trektochten) en rafting (varen met een rubberboot). Onze interesse is gewekt en de volgende dag gaan we terug naar het kantoor voor meer informatie. Hoewel we naar Nepal zijn gekomen met het idee alles zelf uit te zoeken en te regelen, sleutelen we nu een compleet programma in elkaar en kopen een georganiseerd pakket. Niet goedkoop maar wel het geld waard en “you
3
only live twice”. Het is prachtig weer en we slenteren naar Durban Square, het plein bij het oude paleis. Vandaag is het de tweede van een vierdaags festival waarin achtereenvolgens de vogel, de hond, de koe en de broers en zusters worden geëerd. Zwerfhonden lopen met een fruitmarkt schichtige blik rond met een snoer van Afrikaantjes om hun nek. Op Durban Square gaan we op de hoogste trede zitten van de trappen van de Shiva tempel Maju Deval en kijken neer op het gewoel van toeristen, riksja’s en verkopers beneden ons. En op de fruitmarkt die een lust is voor het oog met de piramides appels, mandarijnen, meloenen, mango’s en bananen, en de bontgekleurde kleding van de Nepalezen. De meeste vrouwen zijn goed verzorgd, mooie gezichten met scherpe trekken, donkere ogen en witte tanden.
Swayambhunath Na een uurtje lopen we naar Swayambhunath, ook wel monkeytempel genoemd door de aanwezige resusapen. Het is een Tibetaanse boeddhistische tempel aan de westelijke rand van de stad op een heuvel, met een steile klim van 272 treden die zowel José als mij buiten adem brengen. De grote witte stupa in het midden overheerst de overige gebouwen. Een stupa bestaat uit een grote massieve koepel waarin relikwieën zijn begraven, met daarop een spitse toren met aan vier zijden de ogen van Boeddha. Leuke fotogenieke hoekjes maar ik voel me beetje reisleider omdat ik het allemaal al eens gezien heb. De binnenkant van het klooster waar monniken hardop hun mantra’s (gebeden) zingen –onder begeleiding van grote trommels, schellen en het diepe brommen van lange hoorns- is wel nieuw voor me. Ik stoor me aan sommige toeristen die er met hun geflitste foto’s een attractie van maken. ’s Avonds barst in de stad het feest los. Overal gekleurde lichtjes, kaarsjes en oliepotjes, in plaats van elektrisch licht. Kerstsfeer in full-color. Als de goden een huis bezoeken moet de ingang verlicht zijn voor een warm welkom. Kleine jongens en meisjes gaan van winkel tot winkel en zingen liedjes. Het lijkt een beetje op het St. Maarten van vroeger bij ons (foekepotterij) of Driekoningen. Iedere winkelier heeft in zijn borstzakje wel wat bankbiljetjes. Kleine rotjes of voetzoekers laten de toeristen verschrikt wegspringen en af en toe trekt een vuurpijl een vonkenregen door de donkere lucht. We lopen nog Swayambhunath even bij Himalayan Encounters binnen om iets na te vragen en worden gelukgewenst voor het festival. We krijgen een tika op het voorhoofd, een rode punt gemaakt van rijst en rode kleurstof. Ook krijgen we bloemblaadjes op het hoofd gestrooid, en een partje van een sinasappel om op te eten. Deze ceremonie moet ons geluk brengen en als offer staat daar een symbolisch klein bedrag tegenover. We hebben vandaag alleen wat momo’s gegeten, een kleine piramide van deeg gevuld met aardappel en groenten, pittig Indisch gekruid, en gebakken in hete olie of gestoomd. Als diner kiezen we voor het traditionele dal bhat, rijst met een linzensaus en gekruide groenten.
Op weg naar Chitwan Door het festival is het tot 4 uur ’s morgens rumoerig geweest op straat met knallen, herrie en geschreeuw. Dus nooit meer een hotel in een winkelstraat in een toeristenbuurt! De bergschoenen zijn opgeborgen in de rugzak die ontzettend zwaar aanvoelt. Hier kan ik echt geen uren mee lopen. Gelukkig is het niet ver naar het vertrekpunt van de bussen. Slaperig zoeken we tussen de meer dan twintig “luxe” bussen naar het voertuig dat ons naar Chitwan, tegen de grens met India, zal brengen. De rugzakken verdwijnen in de hoezen en worden op het dak verstouwd, dat aan de binnenzijde van de bus wordt ondersteund om te voorkomen dat het bezwijkt onder de last van bagage en extra passagiers. In de bus 25 personen, merendeels toeristen. De plaatsen zijn gereserveerd maar een Duitse begint al meteen te klagen dat de stoel te hard is, ze wil niet bij de wielen zitten, en een verkoper heeft tot overmaat van ramp haar merk water niet. De Russen op de stoelen vóór ons slepen een gitaar, een discman en andere luxe zaken mee. Het gaat blijkbaar goed in Rusland. Om zeven uur is het nog fris en er zijn opmerkelijk veel joggers. De zon kleurt het koninklijk paleis geelachtig en de chauffeur neemt de westelijke uitvalsweg richting Pokhara. Op de slechte weg voelt het aan of er geen banden om de velgen zitten, of dat ze de bladveren hebben vervangen door een hardhouten balk. De Detroit-
4
diesel loeit hoog in toeren en met veel tussengas wordt er geschakeld. Regelmatig wordt er ingehaald. Het passerende voertuig geeft een loei op de claxon om aan te geven dat het wil passeren. De andere chauffeur geeft een loei terug dat hij heeft gezien c.q. gehoord. Onoverzichtelijke bochten of een heuveltje zijn geen probleem. Duikt er onverwacht een tegenligger op dan wordt er door twee auto’s geremd. In ieder geval niet door de inhaler, anders is hij weer terug bij af. Motoren en fietsen tellen uiteraard niet mee omdat ze gemakkelijk de berm in kunnen. De weg volgt de rivier en in de dorpen speelt zich het leven aan de straatrand af. In Mugling is het een gekkenhuis. Het is een knooppunt van twee belangrijke wegen, een overstapplaats met veel bussen, en de gebruikelijke markt. We volgen nu de loop van de rivier de Seti, waarvan het warme water populair is voor het varen met grote rubberboten –rafts- en kajaks.
Royal National Park Chitwan Bij het boekingsbureau hadden ze gezegd dat we buiten het park zouden verblijven omdat de enkele hotels in het park erg prijzig waren. We waren dus voorbereid op een middenklassertje. De meeste reizigers zijn al in groepjes gedropt en er zijn er nog een tiental over. De bus stopt op een parkeerplaatsje bij een smal, sloom riviertje. Meteen wordt hij omringd door mannetjes die druk met kaartjes zwaaien. Royal Park Hotel is onze man. Hij sleept onze rugzakken over een smalle hangbrug en wijst mijn hulp beleefd doch dringend af. De bagage en ik belanden achter in een ons verblijf aftandse jeep. Na een dorpje met souvenirwinkeltjes rijden we door een grote poort met een wachter, en komen bij de receptie van het hotel. “Have a seat and a coke”. Uitgebreid wordt ons het programma voor de komende dagen uitgelegd. Vervolgens worden wij naar ons onderkomen gebracht, een twee-onder-een-(rieten) kap bungalow in lodgestijl met veranda. Omdat het tegen enen loopt genieten we allereerst van een uitgebreide lunch. Later in de middag leidt een gids ons rond door het dorp en de omliggende velden. Hij legt uit over de leefwijze en de cultuur van de Taru, de bevolkingsgroep die in dit gedeelte van de Terai leeft. (Terai is het laagland tussen India en de Himalaya) We eindigen bij de rivier waar smalle boten mensen overzetten naar het reservaat. De zon zakt langzaam vlammendrood weg terwijl enkele olifanten majestueus door het water plassen, de toeristen schommelend op hun plateau. Bij onze verdere wandeling over de oever verstoren we de rust van honderden kleine kikkertjes die de plassen inspringen. Na het diner draaft een lokale dansgroep op voor enkele wervelende demonstraties. Omdat het standaard verdedigingswapen hier vroeger een dikke stevige stok was omvat de eerste dans een snelcursus stokvechten. Er wordt gedanst in een cirkel om een meters hoge bamboestruik. De krekels zorgen met hun gesjirp voor de achtergrondmuziek. Een doffe bastrommel geeft het tempo aan, twee anderen begeleiden hem met drums die een blikkerig geluid hebben als van een koekjestrommel. Al dansend wordt er naar vóór en naar achter of opzij gemept. De stokken knallen in de maat op elkaar. Een misser is minstens goed voor 3 weken een gekneusde hand (of erger). Hier op volgt een oogstdans. De Dampuh –een heilige dans- is toch wel de mooiste. Er wordt bij gezongen met opzwepende muziek. Tot slot een dans met de dzjilic, een houten instrument met schellen als van een tamboerijn. Na afloop lopen we door het dorpje dat kleurig is verlicht. Ter gelegenheid van het festival wordt er gedanst. Het ligt tussen een demonstratie en een wedstrijd, en heeft ook wel iets van een playbackshow. Iedereen kan meedoen op het geluid van een grote, valse luidspreker. Ook nu komt er een schaal rond voor een kleine bijdrage. Ik leg er 10 roepies op met de vraag of dat genoeg is. Een Nepalees schudt net als de Indiërs komisch met zijn hoofd als hij ja bedoeld. Bij mij komt het over als nee en voor de zekerheid leg er maar 50 bij. Dit is zeker genoeg want we krijgen van iedereen een hand en worden weet-ik-wat gewenst. Enkele kleine jochies hebben dit afgekeken en pakken hun schaaltje met rijst, poeder en bloemen om ons een tika te geven. Maar wie durft? Dan maar met zijn vijven tegelijk. De tien roepies laten even zo veel kinderen glunderen.
5
De olifantenrit Om kwart over zeven staan we klaar bij het elephantembarkment, een vier meter hoog plateau om op de olifant te klimmen. Iedere olifant neemt vier toeristen mee op een soort van omgekeerde tafel met kussens en een balustrade. We zitten - samen met het Canadese stel stel Hillary en Anna-Lisa - ieder op een hoek en onze voeten bungelen buitenboord of zoeken steun op de rug van de jumbo. In haar haast om te fotograferen laat Anna-Lisa het hoesje van haar fototoestel vallen. De volgende olifant stopt en raapt op een commando van de pahit (olifantendrijver) keurig het hoesje op. Het is wel even wennen aan de hoogte en het schommelen. Achter elkaar lopen de reusachtige dieren door het bos. Onvoorstelbaar hoe weinig plaats ze nodig hebben en hoe voorzichtig ze zijn. Bijna geruisloos, als hij (of zij?) tenminste geen eten uit de grond trekt of takken van de bomen breekt. Om eventueel zand of ongedierte te verwijderen slaan ze hun groenvoer in de rondte, ons daarbij trakterend op een stofwolk. Als ze niet goed luisteren krijgen ze van de pahit een knal op de kop met een dunne stok. De voeten achter de oren sturen het enorme dier in de gewenste richting. We waden door een ondiep riviertje het park in en verspreiden ons in het hoge olifantengras. Waar komt deze naam eigenlijk vandaan? Omdat ze het zoveel eten of omdat het zo hoog is dat je er een olifant in kunt verbergen? Eindelijk vinden we waar we naar zoeken. Een drijver heeft één van de 465 neushoorns in het zicht gekregen. Het grijze pantser van het twee ton zware dier is nauwelijks zichtbaar in het dichte metershoge gras. De olifanten vormen een kring rond de kolos zodat iedereen foto’s kan maken. Als we te dichtbij komen loopt het doodgemoedereerd tussen de reuzen door om ergens anders te gaan grazen. We keren terug en zien nog wat pauwen (het nationale symbool) en ander klein spul zoals ooievaars en reigers. Jungle wandeling Na de middag gaan we in een lange smalle houten kano de rivier op: 5 toeristen, 2 gidsen en een peddelaar. De eerste kilometers zitten we niet op ons gemak door het steeds aanwezige, onzekere gevoel dat we zullen omslaan. Dit gebeurt natuurlijk niet al komt het water af en toe gevaarlijk dicht bij de rand. Op een zandbak zont een eenzame gharial, een bedreigd soort krokodil. Een kleintje van drie meter en gelukkig een ongevaarlijke viseter. Na verloop van tijd leggen we aan en er volgt een wandeling door de jungle. In een flits zien we nog net een gevlekt hert en verder wat schimmige roodbruine resusapen. Dan kraken plotseling de takken boven ons. Een groep Langur-apen maakt dat ze wegkomt. Ze zijn bijna helemaal grijswit met een zwart gezicht, lange grijparmen en benen; echte sierlijke boomapen. Het is aandoenlijk om te zien hoe een moeder haar jong tegen zich aandrukt en met beide armen beschermt terwijl ze ons in de gaten houdt. Verderop vinden we in een modderpoel sporen van een neushoorn. Aan een boom verderop heeft hij de gedroogde leem samen met de parasieten en insecten afgeschuurd. Na enkele uren steken we de rivier weer over en strijken neer op een zitje aan de oever om te genieten van de zonsondergang. Na wat aandringen komen onze gidsen er bij zitten. De cola met inlandse rum is wat stevig uitgevallen. Na de tweede ronde wordt het Engels van de oudste onverstaanbaar en hij blijft Anna-Lisa hardnekkig “Madam” noemen ondanks haar protesten. Het laatste stuk in het donker terug lopen we hand in hand wat hier gelukkig heel gewoon is tussen vrienden.
Pokhara Tegen tienen stappen we met een keurig lunchpakketje onder de arm in de bus. Een minibus, dus ook ministoelen en miniruimte. We volgen de hobbeldebobbel weg langs de rivier tot Mugling en dan gaat het rechtsaf de bergen in. Vanmorgen waren we al vroeg op pad voor de “birdwatch”, maar het vogeltjes kijken voor het ontbijt stelde niets voor. We liepen wat door de jungle en de gidsen wezen op een vogel, en zochten die vervolgens op in een dik boek. Gelukkig had ik mijn verrekijkertje bij me. Wat wel leuk was dat een reusachtige olifant met grote slagtanden ons op zo’n paadje inhaalde. Ik vroeg Jacqui, een Australische achter me, even aan de kant te gaan omdat er een olifant achter haar stond. Ze dacht aan een grap, draaide haar hoofd, en deinsde vervolgens achteruit voor de vier meter hoge kolos die ze niet had horen aankomen.
6
stille olifant
We dutten wat in de bus als de bus op een verlaten stuk weg uitwijkt voor een man die op de weg ligt. Slaapt hij, is hij dronken, aangereden of een hartaanval? De chauffeur kijkt wel maar mindert geen vaart. Bij een controlepost van de politie wordt wel gestopt maar niets doorgegeven. Later horen we dat het nooit verstandig is bij een ongeval te stoppen, ook al heb je er niets mee te maken. Het komt wel vaker voor dat een bestuurder wordt gelyncht en dat achteraf blijkt dat hij onschuldig was. Verderop houdt een groepje kinderen de bus tegen. Ze beginnen te zingen om geld los te krijgen in het kader van het festival. Onze chauffeur is hier niet door gecharmeerd en hevig toeterend doorbreekt hij de blokkade. De kleine kinderhandjes roffelen woedend tegen de zijkant van de bus. Aangekomen in Pokhara begint eerst de strijd met de klantenwervers voor de hotels en dan met de taxichauffeurs die bijna het dubbele willen omdat er maar weinig taxi’s beschikbaar zijn vanwege de festiviteiten.
Trekking Trekking is een wandeltocht van meerdere dagen of weken. In dit geval 8 dagen naar een bergtop bij de Mardi Himal, onderweg wordt geslapen in tenten. Briefing We melden ons bij het “basecamp” van Himalayan Encounters, de trekkingorganisator, die ons inkwartiert in een hotel vlakbij. Die avond is er een briefing waar alles wordt uitgelegd, en we krijgen alvast een lijst met zaken die we nodig zullen hebben. Alleen waterdichte broeken ontbreken nog, en handschoenen, een muts en een tweede daypack, een kleine rugzak. Voor het geringe bedrag dat we hier voor kwijt zijn is het zeker dat de Goretex broeken géén Goretex zijn. We vormen een groepje van 12 deelnemers: een gepensioneerde piloot, een immunologe, een reisagent, een agrarisch ingenieur, een chirurg met zijn vriendin, en een vrouw die voor Encounters werkt (een Engels bedrijf dat met vrachtauto’s reizigers vervoert over alle continenten, en samenwerkt met Himalayan Encounters. Soms maandenlange trips maar het is ook mogelijk korte reizen te boeken). Leeftijden tussen 22 en 57, vijf Australiërs, een Amerikaan, vier Engelsen en 2 Nederlanders. Een gevarieerd gezelschap dus. Ik verbaas me er over dat een enkeling nog denkt dat een fleece jasje genoeg is. En een muts hoeft niet als er een capuchon aan je jas zit? Nou, ik stel me 0 graden op 5.000 meter anders voor, te zwijgen over mist of regen. Op het laatste moment huren ze toch nog wat spulletjes bij. Op weg naar het eerste kamp Gelukkig is het de laatste nacht van het festival want ik ben het geknal zat. We hebben gisteravond onze rugzakken gereorganiseerd. Alles wat we komende dagen niet echt nodig hebben zit nu in de overzak, die zal worden opgeslagen. Onze waardevolle spullen zoals paspoort, geld, cheques en tickets, gaan in een grote envelop in de kluis van Encounters. Wel is eerst alles geteld en vastgelegd op papier. De dragers maken met touw bundels van drie rugzakken. Tenten, tafels, voedsel, kantinetent, lampen, kooktoestellen, benzine, alles wat we nodig hebben wordt op de mini reuzerad bus verstouwd. Na het gezamenlijke ontbijt van groepsleden en gidsen haast ik me naar een apotheek voor pijnstillers en spierverslappers. Het is José gisteravond plotseling in de rug geschoten. Bij het vertrek blijken we met 40 personen te zijn, waaronder 17 dragers, 5 gidsen en het keukenpersoneel. Na een ritje van drie kwartier stoppen we in Phedi waar de eerste steile klim op ons wacht. Uit steenplaten is hier een grove trap gebouwd. Het valt José zwaar tegen. Na tien minuten stopt ze met een vuurrood hoofd. “Ik heb geen lucht meer”’ zucht ze. Ik neem haar daypack over en we volgen in ons eigen tempo de groep. Jimmy, de leider, blijft bij ons. De dragers met hun zware last zijn op zo’n stuk langzaam maar nog altijd sneller dan wij. Na drie kwartier klimmen komen we vlak vóór Damphus bij een minirestaurantje met een tiental stoelen onder een afdakje. Onze koks zorgen voor thee, gebakken piepers, en groente. Na een flinke pauze gaan we traag maar gestaag door en het gaat nu wat beter omdat er af en toe een vlak stuk tussen zit. In een dorpje stoppen we om een bamboecon-
7
structie te bewonderen. Het is een mini reuzenrad met vier stoeltjes voor de kinderen. Buiten het dorp is ons eerste bivak. Zes tenten staan keurig op een rij op een plateautje boven aan de bergrand, een afstap van enkele meters is gemarkeerd met afrikaantjes. Twee meisjes van 4-5 jaar staan voor ons – we zitten bij de kantinetent- en kijken verlegen van de een naar de ander. We weten wat ze willen: biscuits of een pen. Het is moeilijk die lieve gezichtjes met die donkere ogen iets te weigeren, maar het moet wel, anders staat meteen alle jeugd van het dorp hier. Morgen, bij het vertrek krijgen ze wat en àls er pennen zijn gaan ze rechtstreeks naar de school. We zijn ontspannen, vandaag was het maar 2 ½ uur om vast te wennen. Rond half zes begint de zon te zakken en we zien hoe de bergtoppen eerst langzaam geelrood kleuren, dan grijswit tegen een roze achtergrond, om vervolgens weg te zakken in de schemering. Iets verderop wonen wat monniken en in de duisternis horen we af en toe hun monotoon gezang van de mantra’s, onderbroken door het diepe geluid van de lange hoorns. Dag 2 Jungle camp Gisteravond zijn we na het eten nog even buiten gaan zitten om van de prachtige sterrenhemel te genieten. In het donker tekenden zich de contouren af van de Machhapuchhare, de heilige berg die ook wel Fishtail wordt genoemd vanwege zijn vorm. De melkweg is hier echt als een witte vlek te zien. De Engelsen en de Australiërs discussieerden wat nu wèl of niet de “saucepan” (Grote Beer) was. Ook Orion werd ijverig gezocht. Via astronomie kwamen we op astrologie en toen ging het in rap tempo richting Stonehenge en onverklaarde verschijnselen bij de Azteken. José had vanwege haar pijnlijke rug al om half acht de slaapzak opgezocht en ik ben om negen uur gevolgd. De temperatuur was toen tot zo’n graad of acht gedaald. Na een redelijke nacht – ondanks de harde ondergrond en een te warme slaapzak - werden we vanmorgen om zes uur gewekt. De rits van de buitentent ging open en hete thee stond klaar. Even later kregen we twee schotels warm water om ons in de privacy van de tent te kunnen wassen. Vóór het ontbijt leverden we de rugzakken in bij de dragers. Ik heb trouwens medelijden met deze mensen. Gisteravond zaten ze op een afstandje dicht bij elkaar gehurkt en kookten hun eigen eten. Voor een slaapplaats moeten ze zelf zorgen. Ze horen niet bij de groep maar zijn wel goed genoeg om onze bagage te dragen. We zien ze alleen ’s morgens en ’s avond en een enkele keer onderweg als ze rusten. Het ontbijt is Engels: havermoutpap ( bah), toast, scrambled egg etc. Om kwart voor acht stappen we op. Iedere 30-45 minuten is er een korte rust; of na een flinke klauterpartij. Het is pas kwart over tien als we al stoppen voor de lunch (?!). Het duurt nog wel een uurtje voor de kok die klaar heeft. Het is beter gauw iets warms aan te trekken want ondanks de hete zon is het toch koud in het natte T-shirt. Ik heb medelijden met José. Ze loopt nu met twee bergstokken en op pijnstillers. Ze loopt dan wel zonder bagage maar vooral bergop heeft ze het moeilijk. Het rustpunt is bij enkele huizen, die uiteraard als lodge, restaurant, souvenirwinkel e.d. worden gebruikt. Het is wel leuk op een afstandje de mensen te bekijken. Tussen de incidentele toeristen (we zitten hier nog op de zg. teahouse-trek) lopen vreemde exemplaren rond, zoals een Japanner die zijn videocamera meesjouwt op een groot statief, terwijl zijn vrouw volgt met witte handschoentjes aan. Ook leuk om naar te kijken zijn de spelende kinderen. De allerkleinsten spelen in een bamboe, uitbraakvrije, box om te voorkomen dat ze van de berg tuimelen. Tegen twaalven gaan we weer op pad. We verlaten de “teahousetrek” en volgen een pad de jungle in. De drie volgende uren zijn zwaar. De over de bergflank trekkende wolken vormen een bewegende nevel tussen de bomen. Deze zijn begroeid met bos, aan de takken hangen slierten van parasiterende planten. Er hangt een sinistere sfeer en ik moet denken aan het boek van de “Hound of the Baskervilles” dat zich afspeelt in een mistig Exmoor. De vochtige omgeving is ideaal voor de plantengroei en het is alsof je door een reusachtige bloe-
8
misterij loopt. Steeds maar weer klimmen, alleen niet over gebaande paden met trappen. Soms opstapjes van meer dan een halve meter, of je loopt kniediep door een door het regenwater gevormde sleuf van 30 cm breed, zodat je de stokken niet kunt gebruiken. De paadjes zijn glibberig en soms moeilijk te vinden. Meestal is het eerst goed kijken waar je zult lopen en waar je je voeten zult neerzetten. De groep loopt langzaam op ons uit. Ashok, een van de juniorgidsen, die alleen een grote rugzak en een benzinelamp hoeft te dragen, blijft bij ons. Vaak moeten we José helpen bij een grote op- of afstap. “Bistari, bistari”, slowly, slowly” herhaalt Ashok steeds. We pauzeren zo weinig mogelijk om niet verder achter te raken. Slechts enkele minuten. “Zjam, zjam” is het dan: let’s go! De gidsen maken soms met een stok pijlen in het zand om de sherpa’s (de dragers) de weg te wijzen. Aan deze jongens merken we dat het zwaar is, ze rusten vaker uit dan gisteren. Maar nog steeds is het moeilijk om ze bij te houden ondanks hun last van 30-40 kg. De voedseldragers hebben de zwaarste last gekregen, omdat die per dag minder wordt. Uiteindelijk komen we aan op een open plek van 50 x 30 meter boven op een heuvelrug: junglecamp. De helpers zijn al bezig met het opbouwen van de tenten, en iets hoger de kantinetent, en aan de rand van het plateau de toilettenten. De plaats is nevelig en vocht. Iedereen haast zich om uit de natte kleren te komen en het thermospul aan te trekken. De hete thee en de biscuits doen goed. We zitten gehuld in fleece vesten, handschoenen aan en mutsen op, spelletjes te doen in afwachting van ons diner. Mini-mastermind, minischaak, mini-scrabble, alles mini. Grote hilariteit als één van de Australiërs een dobbelsteen van 5x5 mm op de grond laat vallen en niet kan vinden. De lamp levert een felwit licht, een suizend geluid, kerosinedamp en warmte. Vooral dat laatste waardeert George, de gepensioneerde Amerikaanse piloot. Hij heeft het koud en heeft 2 shirts in de kookruimte gehangen om te drogen. Ik denk dat hij de omstandigheden in een warm Pokhara heeft onderschat en te weinig kleren bij zich heeft. Voorzichtig duid ik aan dat ik eigenlijk te veel kleding bij me heb (ook al is dat niet zo) en bied hem aan er gebruik van te maken. Na het avondeten vermaken we ons met raad– en woordspelletjes. Er worden feitelijke gegevens verstrekt, bijv.: Iemand gaat iedere dag naar zijn werk op de 25e verdieping. Hij stapt in de lift, gaat er op de 13e verdieping uit en loopt de rest. Als het regent gaat hij rechtstreeks naar de 25e. Door vragen die alleen met ja of nee worden beantwoord moet je achterhalen wat de situatie is, of wat er is gebeurd. De Engelsen en de Australiërs zijn er dol op. In dit geval blijkt het een lilliputter te zijn die maximaal bij de knop van de 13e verdieping kan. Bij regenweer heeft hij een paraplu bij zich en gebruikt die voor de knoppen. Nog een rondje voorwerpen raden en om half negen duikt de laatste in de donzen slaapzak. Dag 3 Low Camp Na onderling overleg zijn we vandaag pas om half zeven gewekt. We ontbijten buiten omdat de keuken- en andere tenten vroeg weg moeten. Het is vandaag maar 4 ½ uur omdat we de middag nodig hebben om te acclimatiseren en Jimmy, de seniorguide, wil dat alles klaar is als we aankomen. Het eerste stuk is even bergaf maar dan gaat het omhoog, écht omhoog. Probleem is dat er alleen een spoor is waarbij je steeds over boomwortels stapt en klimt. Tussen deze wortels wordt de leem vastgehouden terwijl het daarnaast vaak is weggespoeld. Dit resulteert weer in de nodige hoge opstappen zodat het onmogelijk is in een vast ritme te lopen. Heel even lukt het ons de groep bij te houden. De rug van José en ijlere lucht zorgen er voor dat we echt voetje voor voetje gaan. Verderop volgen we de loop van drooggevallen bergbeken, de snelste maar steilste weg omhoog. Het is gewoon van steen naar steen, van rotsblok op rotsblok. Ik schat dat we per uur zo’n 2 km afleggen. In het kamp aangekomen blijken de dragers met de tafels er nog niet te zijn. De thee is klaar en de warme uitgebreide lunch wordt geserveerd op een zeil op de grond. De één na de ander duikt de tent in, een enkeling speelt mens-erger-je-niet op de grond. Tegen teatime is iedereen weer present, mét thermo-ondergoed, een extra trui en een muts op. hout zagen
9
Op de open plek waar wij bivakkeren zijn de Nepalezen een huisje aan het bouwen. Het is een half uur lopen naar de plaats waar de stenen worden gehakt. Voor bomen hebben ze zelfs hier (betaalde) toestemming nodig. De stammen worden door twee man met de hand in de lengte gezaagd. De muur is zo’n veertig cm dik en de platte stenen worden met leem aan elkaar geplakt. Daartoe wordt in een gat in de grond de leem losgehakt, natgemaakt, en een oude man met blote benen en voeten stampt rond en maakt er specie van. Hij heeft waarschijnlijk niet snel last van koude voeten. Evenmin het kleine meisje van 15 maanden dat hier ronddribbelt met een grote snotneus en door iedereen op de fotokorrel wordt genomen. De toekomstige bewoners van het huisje hebben een voorraad Marsen, Snickers en souvenirs naar 3.000 meter hoogte gedragen in de hoop ze met een winstje te kunnen verkopen. Bij het avondeten tovert de kok weer een nieuw dessert uit zijn culinaire hoed: warm appelgebak! We hebben ook al eens appelbeignets gehad. Vanavond is het gespreksthema reizen. “Wie ver reist kan veel verhalen” zegt het spreekwoord en de meesten zijn ervaren wereldreizigers. Dag 4 High Camp Na een slechte nacht vanwege de van de grond optrekkende kou en een opengelaten binnentent, blijkt de rits van de buitentent niet open te gaan vanwege de vorst. De zon breekt om zeven uur door. De oranje bol klimt hoger en begint ons op te warmen. Weer ontbijten we buiten en vanaf ons plateau hebben we een prachtig uitzicht op de wolken beneden ons. Het lijkt een enorme, langzaam bewegende en veranderende wattendeken, met schuin gouden strooilicht van de opkomende zon. Jimmy wil vóór acht uur op pad zijn omdat hij verwacht dat de bewolking hoger zal stijgen en het panorama vanaf een uitzichtpunt zal bederven. Peter blijft achter omdat hij zich al enkele dagen niet lekker voelt en zal met de dragers alvast afdalen naar Siding. Na drie kwartier zwaar klimmen komen we op een plateau waar we inderdaad nog een prachtig zicht hebben op de Mardi Himal, de Machhapuchhare en de Annapurna South. We klimmen in 4 uur zo’n 1.000 meter. Het is geen lange klim vandaag maar wel zwaar. Op sommige plaatsen hebben we onze handen er ook bij nodig. We lopen nu regelmatig over een bergkam naar een volgende klim. Ruim boven de boomgrens bestaat het enige voor ons zicht- en hoorbare dierenleven uit krassende kraaien, een cirkelende lammergier en enkele arenden. José heeft het gehad. Ondanks de pijnstillers kan ze geen kracht meer zetten en moet ze iedere opstap worden opgehesen. Bovendien is ze af en toe een beetje misselijk, een licht verschijnsel van hoogteziekte. Ook Heather heeft problemen. Om de een of andere onbekende reden heeft ze het gevoel dat haar ribben zijn gekneusd en krijgt ze weinig lucht. High camp maakt de indruk van een eiland omdat het aan alle kanten is omringd door wolken. Er staat een half afgebouwde hut en de sjerpa’s gaan aan het werk. De tijd vóór en na het eten wordt gedood met kaarten. Het spel heet “Presidents & Assholes”. Een variant op het Nederlandse pesten. Door de aanpassingen en omdat de groep spelers groot is, kan een rondje ruim een uur duren. Net na achten gaan we ook nu weer naar bed, de tent is al bedekt met een dun laagje ijs. We hebben van Jimmy het advies gekregen niets op de slaapzak te leggen omdat dit de isolatie platdrukt. Bovendien zou een kledingstuk er weer van af glijden. Een trui of fleece vest in de slaapzak op je lichaam of lakenzak is veel beter en je kunt het altijd weer op zijn plek leggen zonder de rits te moeten openen. We houden voor het eerst ons thermo-ondergoed aan en José gebruikt de metalen waterfles als warme kruik. Dag 5 Op naar de top Na een lekker warme nacht van 10 uur met redelijk wat slaap wekt Jimmy ons om 6 uur. Geen thee op bed, geen warm waswater. Wèl meteen inpakken want om zeven uur wil hij weg zijn. Sean en Vicky, de Engelse chirurg en zijn vriendin, hebben het voor het eerst niet koud gehad. Ze hebben hun twee slaapzakken met veiligheidsspelden en leukoplast aan elkaar geflanst om elkaar te warmen. De opkomende zon zorgt ook nu weer voor een adembene-
10
mend schouwspel. Het ontbijt omvat behalve muesli en Tibetaans brood ook groentesoep(!) omdat we vandaag geen warme lunch hebben. Wel is voor iedereen een lunchpakketje klaargemaakt. José en ik spreken af dat ze zelf beslist tot hoever ze meegaat. Eerst moet er weer geklommen worden, dan stijgen we via de bergkam. De stokken zijn nu overbodig geworden, we klimmen op handen en voeten. Smalle richels, nauwelijks breed genoeg voor één persoon. Ik klamp me aan alles vast wat boven de grond uitsteekt. Inrah, één van de gidsen, blijft maar doorgaan José steeds op te hijsen. Uiteindelijk bereiken we allemaal de top die eigenlijk het hoogste punt van een bergkam is. Hoger dan 5.051 meter kan niet. Stiekem had ik gehoopt om in de sneeuw terecht te komen. Uiteraard prachtig voor foto’s, aan de andere kant heb je stijgijzers nodig, is het berekoud, en je ziet niet waar je loopt. Laat maar! We kijken naar de iets hogere Mardi Himal, en bewonderen de Fishtail die vlak voor ons omhoog torent met zijn achtduizend meter. Wat is een mens hier nietig! De camera’s klikken en de meegebrachte lunchpakketjes gaan open. We genieten van de warme zon en van een enorme adelaar met een spanwijdte van dik 2,5 meter, die zijn rondjes draait op zoek naar prooi. Langzaam komt er bewolking opzetten en het wordt tijd voor de afdaling die aanzienlijk zwaarder zal zijn. Al gauw lopen we door een dichte mist en we zijn blij dat we onze warme spullen weer aan hebben. Ramesh, een junior-gids, is bij de klim al aan het sodemieteren geweest door onder het lopen openstaande jaszakken en rugzakken te voorzien van stenen. Nu helpt hij braaf Inrah om José naar beneden te helpen. Met z’n tweeën pakken ze ieder een arm en meer dan een half uur gaat het voetje voor voetje, en zijn ze 200 meter lager. Wij maken van de gelegenheid gebruik om de zak van Ramesh, waar de EHBO-kist in zit, met twee grote stenen te verzwaren. Hij heeft niets in de gaten tot dat we tijdens een korte pauze in High Camp om pleisters vragen. Iedereen weet er natuurlijk van en giert het uit als hij met een rood hoofd zijn muts over zijn ogen trekt. Regelmatig klinkt het op de helling: ”asshole” (Ramesh heeft gisteravond met kaarten verloren) of “Bola Bola” (wat zoiets als gek betekent). We gaan door naar Low Camp en Inrah blijft onvermoeibaar José helpen die ondertussen benen van rubber heeft gekregen. Om kwart over vier komen we met brandende voeten en krampende kuiten aan. 8 ½ uur waren we onderweg! We trakteren onszelf op een fles bier en beginnen weer met “Presidents & Assholes”. Af en toe krijg ik het gevoel dat we meespelen in “Big Brother” of “de Bus”. Twaalf mensen die het grootste deel van de dag samen doorbrengen, met weinig privacy. Dag 6 Camp bij Siding We mogen na een zware dag lekker uitslapen tot half zeven. De schatting is dat we vier uur nodig hebben tot Siding. Het is weer zwaar door de grote afstappen en de boomwortels. Regelmatig maakt iemand een sliding door de losse ondergrond. Langzaam komen we weer in de bewoonde wereld, bekijken het ploegen met waterbuffels en hoe mensen zich buiten moeten wassen. Ook nu weer vragen kleine schattige kindertjes om een pen. Laatste hindernis vóór ons kamp van vandaag is een brug over een snelstromende bergrivier. De brug wordt gevormd door een dikke boomstam met enkele dunne bamboestammetjes ernaast. Aan één kant een wankele leuning, niet om je aan vast te klampen, maar meer als evenwichtssteuntje. Ik geef Rick mijn camera mee voor een spectaculaire actiefoto. Halverwege kijk ik naar het snelstromende water beneden me en bevries. Ik raak uit balans, grijp de leuning en kan deze niet meer loslaten, hoe zeer ik mezelf ook probeer te dwingen. Ramesh komt terug om me van te brug te plukken. Rick heeft geen foto’s gemaakt omdat de gids er voor stond. Na de thee gaan we terug voor enkele heldhaftige poses. De rest komt aan in verschillende groepjes. Achteraf klagen de meesten over spierpijn in de kuiten vanwege het afdalen. Iedereen begint een gesprek met José. Wil hij zijn Engels oefenen of wil hij voorzichtig iets anders? In de loop van het gesprek laat hij zijn schoolschrift zien en ja hoor: een verhaaltje over
11
een voetbalploegje dat een echte leren bal wil kopen. Een lijstje met namen van de gulle gevers vóór ons, hun nationaliteit en het geschonken bedrag. Meestal 100 roepies. Vreemd genoeg allemaal in het handschrift van het jochie maar hoe komt hij aan de namen? We weten al dat we pennen rechtstreeks aan de scholen moeten geven maar dit is (voor ons) een nieuwe vinding. Ik zoek wat kleine biljetten en kom aan 70 roepies. Ik weet dat ik het niet moet doen maar wat kan het schelen? Een fles bier kost hier 160 roepies. Trouwens, het bierverkopertje van een jaar of twaalf doet vandaag goede zaken. Hij heeft geen moeite om enkele keren achter elkaar een biljet van 500 te wisselen, wat toch twee daglonen van een drager zijn. ’s Avonds zitten we met z’n allen in een halfopen hut met een rieten dak en een lemen vloer. Een klein bamboevuurtje zorgt voor licht. Ashok, een juniorgids, begint te zingen en de andere Nepalezen vallen in. Zachte, hoge stemmen die melodieus klinken. Geen opvoering voor toeristen maar gewoon omdat ze er zelf zin in hebben. Er wordt gedanst, gelachen en gedronken. Shane, een van de Australiërs, wordt na wat bier een beetje brutaal in zijn opmerkingen en Jimmy voelt zich duidelijk gegriefd. Nepalees als hij is stapt hij daar snel over heen. Of zou de klant koning zijn? Dag 7 Het kamp aan de rivier Ik lig in mijn slaapzak en luister naar de geluiden van de aanbrekende dag. Verder naar beneden het ruisende geluid van de stroomversnellingen in de rivier, dichterbij de watervalletjes en het beekje. Het aarzelende gezang van de vroege vogels wordt al gauw gevolgd door het koor van krekels. Niet het gesjirp dat wij kennen maar een aanhoudende, hoge fluittoon. Na het ontbijt laat de opkomende zon de schaduwlijn op de terrassen langzaam het dal in zakken. Vandaag volgen we de rivier, het gaat wel weer omhoog en omlaag, maar het is niet zo zwaar meer. Regelmatig steken we hangbruggen over. Wél even opletten voor gaten of rotte plekken. Hier wordt pas gerepareerd als het echt nodig is. Andere keren stappen we van steen op steen om een stroompje over te steken. We trekken nu tussen de rijstvelden door waar de mensen volop aan het oogsten zijn. Eerlijk gezegd heb ik nooit geweten dat rijst groeide en er uit zag als graan. Kleine kinderen spelen in de buurtschappen van enkele huizen onder het wakend oog van oude gerimpelde omatjes. Het keukenteam heeft aan de oever van een ondiep riviertje een warme lunch gekookt en tafellakens uitgespreid op een zeil. Kleine kinderen laten hun waterbuffels in de steek om een kijkje te komen nemen, totdat een boze grootvader ze met een stok terugjaagt naar hun werk. We zien hoe jongens en meisjes in keurig gestreken uniform naar school gaan. Onbegrijpelijk als je ziet in welke huisjes ze leven. Bij een korte rustpauze in een klein dorpje komt er een vrouw met enkele kleine kinderen naast José zitten. Er wordt wat gekletst, en geglimlacht. Op een gegeven moment voelt ze met haar gerimpelde hand aan het been van José als om te voelen of zo’n wit been wel echt is. Op de kampplaats snellen kinderen toe met een emmer met flesjes cola en bier. Wat later duiken een Tibetaanse moeder en dochter op met rugzakken vol sierraden, gebruiksvoorwerpen en hebbedingetjes. Alles wordt uitgespreid op een doek pal voor onze tenten. “Alleen maar kijken...” Een zielig verhaal dat ze vluchteling zijn (dat was toch in 1959?), en dat ze ver hebben gelopen. (Ze hadden natuurlijk ook in de Tibetaanse nederzetting op ons kunnen wachten maar dan was de concurrentie groot geweest). Na wat afdingen wordt er toch weer gekocht. Een jeep van Indiase makelij komt kreunend over het pad met een ongelooflijk aantal mensen in, op en aan de auto. Iemand vertelt dat hij net was benaderd door een jongetje dat een sponsor zocht voor een voetbalteam. Alles stond in keurig Engels in zijn schoolschrift met een paar namen van gulle gevers. Waar ken ik dat toch van......
12
Dag 8 Slotdag: terug in Pokhara We volgen de rivier die verder kronkelt en zich een weg zoekt tussen de heuvels. Nu een trage stroom maar sporen wijzen er op welke watermassa’s er tijdens de moesson door de kloven kolken. We hadden gedacht vlak te kunnen lopen maar regelmatig klimmen of dalen we langs de wanden. Er ligt een dikke pijpleiding die we soms als brug gebruiken. Verder zijn er uiteraard de standaard hangbruggen. De grote hebben stalen vloerroosters, de kleine missen af en toe een plank of er is een rotte bij. Voor de lokale bevolking geen probleem, die stappen er wel over heen. Na enkele uren hebben we weer asfalt onder de schoenzolen, de bus staat klaar bij de Tibetaanse vluchtelingennederzetting, 8 km buiten Pokhara. Eerst bezoeken we nog het klooster en de tempel. Uiteraard worden we ook hier bedolven onder de “aanbiedingen”. Na de lunch bij Himalayan Encounters gaat iedereen terug naar het hotel voor een eerste douche na 8 dagen. ’s Avonds treffen we elkaar weer op het trekking-bureau voor de afscheidsavond met diner en dansen op de muziek van Abba en de Beatles. Op het laatst komen toch weer de trommels en een tamboerijn voor de dag. Ook de gidsen en het keukenpersoneel doen ijverig mee. In dit land wordt vaak alleen door mannen gedanst. Tegen half tien gaan we met z’n allen nog naar de Amsterdam Bar. Uiteraard betalen de toeristen omdat het anders voor de Nepalezen wel erg duur wordt. De voordeur is al lang op slot als wij na middernacht de tent verlaten. We treffen elkaar weer bij het Rice Bowl restaurant waar een film moet draaien van de “Gladiator”. Het blijkt een slecht gekopieerde videofilm te zijn. De recorder is aangesloten op de stereo-installatie en geeft een veel te hard, vals geluid. Je hebt echt het gevoel in een Derdewereldland te zijn. Ook deze dag wordt besloten met een afscheidsdiner omdat de meeste groepsleden naar alle kanten uitwaaieren.
Entry permits Ik heb vorig jaar in Tolka van een vrouw en haar kinderen foto’s gemaakt. “Als ik weer in Nepal kom krijg je van mij een paar afdrukken”’, en ik ben blij dat ik mijn belofte mag inlossen. De kortste wandeling zal minimaal twee dagen zijn, wij plannen er een van vijf, waarbij we zullen overnachten in z.g. teahouses. De entry-permit – een toegangskaartje om in het Annapurnagebied te mogen rondlopen werd afgegeven door het Immigration Office. Het gebouw is gesloten en maakt een verlaten en ongebruikte indruk. We kopen in een winkeltje wat ansichtkaarten en vragen hoe het zit met de permits. “Nee, dat is veranderd. Ga maar naar hotel Shiva”. Dit blijkt aan de andere kant van de Lakeside te zijn, 100 meter van ons eigen hotel ! Op ons gemak lopen we terug, halen onze was op, wisselen en kopen wat films. Bij hotel Shiva snapt de receptioniste ons niet, wat geen wonder is met haar beperkte Engels. Maar nog altijd beter dan ons Nepalees. Na 20 minuten is iemand gevonden die er alles van af weet. “No sir, tegenover de bank in de hoofdstraat moet je zijn. Maar nu is alles gesloten. Probeer het morgenvroeg om half tien eens”. We proberen het meteen en kantoor is gewoon open. 2 x 1000 roepies en een pasfoto gaan over de toonbank. Vreemd genoeg was er geen foto nodig voor het vorige permit, dat door het trekkingbureau was aangevraagd. We hebben een afspraak gemaakt voor een Thaise massage om José van haar pijnlijke rug af te helpen. De jongen werkt zich anderhalf uur keihard in het zweet. Hij begint met een ontspannende massage, vervolgens rekken en strekken van alle spieren en het losmaken van alle gewrichten tot aan de vingerkootjes toe. Dan richt hij zijn aandacht op de drukpunten. Hij slaagt er in de rug weer los te krij-
13
gen en José is enthousiast. Ik maak een afspraak voor enkele uren later. De kapper wordt met een bezoek vereerd voor een knip- en scheerbeurt. Kappers doen hier ook hoofd-, nek- en schoudermassage en hij is zichtbaar teleurgesteld dat ik hem zijn gang niet laat gaan, omdat ik al een afspraak heb. De avond wordt weer besloten met een afscheidsdiner: Sean en Vicky gaan de volgende dag raften, dan Chitwan en Kathmandu doen, en vervolgens vliegen ze naar Thailand.
Onze prive-trek naar Tolka De bagage wordt gesplitst in wat mee gaat en wat wordt opgeslagen in het hotel. José zal alleen haar slaapzak dragen. De steile trappen van Pedi naar Dhamphus en ook het stuk tot Deurali kennen we al. Van hier uit zal het nog minimaal drie uur zijn tot Tolka. In het begin gaat alles goed maar na verloop van tijd worden de benen slap. Het laatste uur is bijna een martelgang. In mijn geheugen was het redelijk vlak maar het daalt steeds weer met steps. We zijn dan ook blij als we uitgeput aankomen. De vrouw ken ik niet meer terug maar de oudste dochter is niet veranderd. Ze zijn blij met de vergrotingen, en nog blijer als we een kamer nemen en eten bestellen. Het seizoen is hier bijna voorbij en iedere roepie is meegenomen. Om zes uur is het donker en er wordt een lampepeertje van 15 watt geleend om het ”eetzaaltje” te verlichten. En een kaars op tafel om te zien wat je eet. Het menu is beperkt maar de dhal-bat (rijst met linzen) en de gemixte spaghetti smaken verassend goed. Om half acht gaan in onze “kamer” de voetjes van de lemen vloer, blazen we de kaarsjes uit en liggen we onder de slaapzak als brave kinderen te wachten op de slaap (We hebben wat geholpen met rum-cola...) Ook dit jaar sluimer ik in op het geluid van veraf blaffende honden, fluitmuziek, en het gekwetter van de stemmen van de Gundrung-familie. Over de rivier naar Gandruk We wachten tot de zonsopgang tussen de houten luiken doorkiert. Het bed is warm maar ons lichaam commandeert ons naar het toilet. De daaropvolgende wasbeurt met erg koud bergwater is kort. De dochter des huizes staat al klaar met het bestelschriftje waarin wij zelf thee en charpati (in koekenpan gebakken brood) schrijven. Bij het afrekenen met een flinke fooi:”Do you come back next year?” De rugzak wordt weer omgegespt –ik ben nu allesdrager- en we lopen door Tolka richting Gandruk. Hier gaan we omlaag naar de rivier. Het is zo jammer, je staat lekker op 1.800 meter als je moet afdalen en vervolgens moet klimmen naar 2.200. Iedere stap omlaag is er één omhoog. Op de steile afdaling komt ons een Zwitserse alpinistenvereniging voorbij. Ieder heeft twee stokken en hun tempo ligt ongelooflijk hoog. We komen er achter dat snel afdalen veel minder belastend is voor de knieën dan ons risicoloze stapje voor stapje. De zon is warm als we na de smalle hangbrug aan de klim beginnen. Het is hard werken, het zweet stroomt door alle bekende en onbekende poriën naar buiten. Op het laatst lopen we een minuut en staan dezelfde tijd stil om op adem te komen. Ook de beenspieren willen gewoon niet langer. Gelukkig hebben ook de incidentele andere klimmers dat probleem. Na 2 ½ uur arriveren we bij de checkpost van de politie in Gandruk. Zonder rugzak ga ik op zoek naar een hotelletje. In het restaurant erger ik me ook dit keer weer aan jonge Israëli’s. “Low budget – no budget – Israeli budget”. Bij het Everest Steakhouse in Pokhara was me al opgevallen dat het bedienend personeel niet weg was van dit soort backpackers. Ze bleven de bestelling veranderen, wilden iets anders dan de menukaart bood, of stuurden het eten weer terug. Ook deze groep is geen uitzondering. Ze gaan zelfs achter de counter om te zien wat de ober heeft opgeschreven ! Bij het avondeten een andere groep met hetzelfde gedrag. Het eten duurt te lang, er is te weinig rijst bij, sommige dingen zijn te pittig, en vervolgens een discussie over een bedrag van 30 roepies (een gulden). Zelfs voor de thee wordt gevraagd hoe lang het duurt en wat het kost ! Terwijl je hier tijd zat hebt, tenzij je vóór acht uur naar bed wilt. Volgens de eigenaar komt het zelfs voor dat ze zelf een theezakje meebrengen en gratis heet water willen, maar wèl suiker pakken. Of ze koken zelf op de kamer, of willen onderhandelen over de prijs van een maaltijd. Ook komt het voor dat ze iets opeten en dan beweren dat ze het niet hebben gehad. Individueel schijnen ze in orde te zijn maar in groepsverband... De volgende morgen verloopt het afrekenen met een grote discussie.
14
Een busreis op z’n Nepalees De bellen van de vertrekkende ezelkaravanen en het opjagende gefluit van de drijvers wekken ons al in de schemering voor de zonsopgang. We hebben gelukkig tijd zat en slapen lekker uit. In ons tempo hebben we ongeveer 4 uur nodig tot Birethanthi. Dit pad is één van de aanlooproutes naar het ABC (Annapurna Base Camp) en tamelijk druk, al zitten we tegen het einde van het seizoen. We ontmoeten een jonge Schot uit Edinburgh, die het circuit in 17 dagen heeft gedaan. (Het circuit is de meest populaire wandelroute, en voert helemaal rond het Annapurna massief. Hoogste en hoogtepunt is de Thorang La, een pas op 5.416 meter.) De rest van zijn groep is doorgegaan naar Pokhara, hijzelf wilde nog “even” ABC doen, maar tegelijk met de rest terug zijn. Hij is drijfnat van het hoge tempo met een redelijk volle rugzak, en heeft zich voorgenomen zich twee avonden helemaal vol te laten lopen.... Maar het kan nog zwaarder. Van een Nederlands Nepalese rugzak... stel heeft het meisje knieproblemen gekregen. De jongen draagt haar complete rugzak dwars op zijn eigen rugzak van flink formaat. Je ziet dat hier wel meer maar dan is het wel een kleine Nepalees die er mee sjouwt. De reclametekst “een goede vooropleiding” op het T-shirt van de jongen zal wel niet slaan op dit soort werk? Het pad bestaat uit trappen afgewisseld met vlakke stukken. Voor ons is het een afdaling, maar te oordelen aan de rode, zwetende koppen van de tegemoetkomende toeristen hebben zij een zware dag. Birethanti blijkt nog niet het einde van onze wandeling te zijn. We moeten dóór naar Nayapul waar een “normale” weg ligt met een busstop. Aan de winkeltjes in Nayapul is te zien dat het toegankelijk is voor gemotoriseerd vervoer. Er is volop aanbod van dingen die nodig zijn voor het levensonderhoud, huishoudelijke zaken en allerlei prullaria voor de toeristen. Om half vier staan we bij de bus, 6 ½ uur na ons vertrek. Ik heb weinig zin om me met een nat T-shirt op het dak vast te klampen. Bovendien is de opstap via de achterbumper naar de onderste sport van de ladder zó groot dat dat José nooit lukt zonder acute hernia. Er zijn gelukkig nog een paar stoelen vrij en mijn rugzak parkeer ik op het reservewiel dat zoals gewoonlijk achter in de bus op de vloer ligt. De uren durende rit naar Pokhara kost 50 roepies. De kaartverkoper heeft hier zijn eigen interpretatie van, en probeert zelfs zijn eigen landgenoten af te zetten. Steeds wordt er weer gestopt om passagiers bij te stouwen. Twee gerimpelde, tandeloze vrouwtjes komen binnen maar alle plaatsen zijn ondertussen bezet. Eén begint tegen me te praten en te wijzen. Helaas is mijn Nepalees beperkt tot enkele woorden. De een gaat dan maar half bij de ander op schoot zitten. Ik vind dit te ver gaan, sta op en bied mijn plaats aan. Ze schuift zo ver op dat er een miniem plaatsje voor mij overblijft, maar ik bedank en hang de verdere reis slingerend aan de buis die door de bus loopt. Dan zie ik ook dat op het kozijn boven de iets bredere bankjes aan de rechterkant drie plaatsnummers staan in plaats van twee.
Pokhara Het tempeltje in het Pewa meer Gisteravond zijn we doodmoe om half negen naar bed gegaan. Er was een ongeluk gebeurd en de bus maakte een ongewilde stadsbezichtiging. Tijdens het ontbijt bij “Mama Mia” krijgen we het verzoek om aan een ander tafeltje te gaan zitten. De plaatselijke vuilophaaldienst –een tractor met aanhanger- is voorgereden. Het keukenafval moet door het restaurant naar buiten en er worden alvast wierookstokjes aangestoken. Bij de tweede ton legt het wierook het af tegen de penetrante geur. Op de aanhanger splitsen mensen, met monddoeken voor, met blote handen en voeten het afval. We laten ons overzetten naar het eilandje in het Pewa meer. De roeiers vullen hun bootjes tot aan de rand met Indiase toeristen. We genieten van het “mensenkijken”. Om de beurt poseren de Indiërs voor het kleine Hindoe tempeltje en zijn dan weer weg. Zitten op een stenen bankje worden we tot een soort toeristenattractie. Vijf, zes keer wordt gevraagd of iemand met ons op de foto mag. Waarom? Misschien worden we later in de hun kennissenkring voorgesteld als “goede vrienden uit Europa”.
15
Er is een uitstapje van een school voor (rijke?) Nepalezen en de studenten Engels drommen om ons heen om hun vaardigheden uit te proberen. Ze hebben de traditionele fluit en trommel bij zich en zijn vastbesloten er een leuke dag van te maken. Om de beurten dansen ze, met sierlijk draaiende polsen en wiegend voetenwerk. Ze laten zich in lange boten over het meer roeien, de muziek glijdt over het water en een prauw helt bedenkelijk over als een enkeling ook hier probeert te dansen. Boomerang Het “Boomerang” restaurant heeft behalve avondeten ook folkloristisch dansen op het menu staan. De interesse waarmee het programma wordt afgewerkt is matig. Niet verwonderlijk gezien het publiek dat het optreden meer als achtergrondgebeuren beschouwt. De volgende morgen speelt een vijfpersoons orkest voor 25 gasten die laat ontbijten, luieren of schrijven zoals ik. De muziek doet denken aan ontspannende meditatie, yoga, de flowerpowertijd en Hare Khrisna. Ondankbaar werk omdat de meeste gasten er niet meer aandacht aan besteden dan aan een CD. Sean en Vicky lopen onverwacht binnen en het wordt een gezamenlijke lunch. Na het checken van de e-mail lopen we terug door het dorp en maken wat afspraken. Afspraken tijdens de vakantie? Jawel! Morgen om 1 en 3 uur massage en om half zeven een briefing voor de rafting. Bij het hotel raken we in gesprek met de eigenaar die in 1987 op bezoek is geweest in Europa en in 1991 voor het Engelse leger in Duitsland heeft gewerkt. Omdat hij onze wereld kent kunnen we op het zelfde niveau praten. Als ik hem vertel dat ik voor een vuilniszak moet betalen dan begrijpt hij dat er een verwerkingsproces achter zit. Een andere Nepalees zou het vergelijken met het vuil verbranden wat hij zelf doet. Enkele lichtflitsen kondigen een tropisch onweer aan. Een flinke hoosbui verdrijft iedereen uit de straten en van de velden. Bouwvakkers schuilen nog even onder een golfplaatje om dan weg te sprinten naar een meer permanent droge plaats. Hopeloos, de recht omlaag vallende dikke stralen smoren iedere poging om droog te blijven in de straatbeeld Pokhara kiem. De wandelende rijststrobossen schuifelen in hoog tempo van de velden. De waterbuffel doet zijn naam eer aan en stapt in hetzelfde slome tempo door. Als de duisternis invalt wordt de bui zwakker en twinkelen de lichtjes van het hoger gelegen Sarankot ons tegemoet. Devi’s Fall Hoewel Pokhara niet veel heeft te bieden gaan we toch op pad naar de bezienswaardigheden. We huren een paar mountainbikes en kopen een plattegrond. We wringen ons door de “ochtendspits” en zoeken een droog paadje langs de grote waterplassen in het midden van de hoofdstraat. Als de weg stijgt blijken van de 18 versnellingen er maar 3 inschakelbaar te zijn. We passeren een hoek van het vliegveld waar afgedankte toestellen staan. Groen uitgeslagen kleine vliegtuigjes staan tegen oude Russische helikopters aan en geven de aanblik van een kerkhof of sloperij. Aan de zuidwest kant van Pokhara stoppen we bij een bordje “Devi’s Fall”. Een drietal snotjochies biedt zich aan als gids en willen me overtuigen dat we niet zonder hun hulp kunnen. De eerste wil honderd roepies voor zijn onschatbare diensten maar gezien de concurrentie accepteert hij meteen mijn bod van dertig. Nog te veel, maar goed. Hij brengt ons naar een kloof, wijst naar beneden, en vertelt dat dáár normaal de verdwenen rivier van Devi’s Fall weer tevoorschijn komt. Nu is er slechts een miezerig stroompje. Via een nederzetting van Tibetaanse vluchtelingen brengt hij ons naar een ondergrondse grot. Tien roepies entree en het fototoestel moet in een kluisje. Enkele trappen voeren tientallen meters omlaag, een ontzettende warme, klamme, bedompte lucht omarmt ons. Het schijnt dat –toen een aantal jaren geleden de grot werd ontdekt- een sadhu (heilige man) een droom heeft gehad, en daarom is beneden op de bodem een tempeltje gebouwd. Niet de moeite van het bekijken of fotograferen waard. Waarschijnlijk probeert men een toeristenattractie te creëren. Nou, eens kijken wat Devi’s Fall te bieden heeft. Een riviertje wordt gevoed door het Pewa-meer en de waterstand wordt bepaald door stuwen in een dam. Waar we nu staan verdwijnt het water in een diepe kloof en gaat een stuk ondergronds verder. Volgens het verhaal op de borden was een Zwitsers stel aan het zwemmen in het riviertje toen de sluizen in de dam werden geopend. Miss Devi werd meegesleurd en is nooit meer teruggevonden.
16
Rafting Wat houdt rafting in? We hebben ons aangemeld voor 3 dagen wildwatervaren met een rubberboot. Denk niet aan kinderspeelgoed, maar aan 90 kg zware kwaliteit rubber, made in good old England . Zo’n boot gaat 10-15 jaar mee. Met een soort grote fietspomp worden ze opgepompt. Als ze op de oever in de felle zon liggen is het nodig ze af en toe nat te maken om te voorkomen dat de druk te hoog oploopt. Er zijn twee vlotten. Het eerste vervoert acht toeristen met peddels, wat lichte bagage, de z.g. cameraton en een stuurman. Het tweede vlot wordt gestuurd door één man met reusachtige roeispanen. Op dit z.g. safety-raft komen de tenten, klaptafels, de keuken en voedsel. Dit vlot gaat steeds als eerste de stroomversnellingen in. Deze “rapids” variëren van klasse 2 tot 5. Wij hebben gekozen voor de Seti, een warmwater rivier met stroomversnellingen tot maximaal 3+. Het is nieuw voor ons en we willen liever voorzichtig beginnen. (Achteraf gezien hadden we klasse 4 en 5 leuker gevonden.) Er wordt overnacht in de eigen slaapzak in simpele tenten. Het is de bedoeling dat we deze zelf opbouwen en ook meehelpen met de voorbereidingen voor het eten. Het eigenlijke koken doen de Nepalezen. Er is een toilettent op geruime afstand van de slaaptenten. Er steekt een peddel in het zand met een helm er op. Maak je gebruik van deze noodfaciliteit dan neem je de helm mee, zoiets van vrij of bezet. Onze bagage wordt gesplitst in drie delen. Camera en alles wat we meteen nodig hebben zal in de boot in een afgesloten ton gaan, de slaapzak en andere noodzakelijke dingen worden verpakt in een waterdichte zak. Al het overige gaat in de rugzakken die samen met de waardevolle bezittingen worden doorgestuurd naar Kathmandu. In het kantoor van Himalayan Encounters ontmoeten we René uit Canada, die de halve wereld heeft gezien en o.a. in de Verenigde Arabische Emiraten heeft gewerkt. Samen met haar gaan we in een taxi naar de vertrekplaats, 50 km verderop. Onderweg zien we bij de benzinestations rijen wachtende mensen met een kannetje in de hand. De komende twee dagen is er een algemene staking in verband met de enorm gestegen brandstofprijzen. Waar geen stroom is wordt gekookt en verlicht op kerosine. Na een poosje rijden we over een hoge brug en kijken neer op een groepje mensen die twee rubberboten oppompen. De taxichauffeur zoekt een pad naar beneden en rijdt zich tegen beter weten in vast op de zandige rivieroever. Dat wordt dus duwen en bagage dragen. Gelukkig is het wèl de groep die we zoeken. Oefenen met commando’s Laxman is onze gids en stuurman. Mani is de roeier van het safety-raft, bijgestaan door een naamloze junior gids. Op ons eigen vlot worden de waterdichte zakken gesnoerd, de cameraton en de slaapmatten. Al na een uurtje leggen we aan bij een strandje voor een lunch. Met wat schragen worden tafels gecreëerd. Er is tonijnsalade, mais met champignons, bruine bonen, koekjes en chips. Vreemd maar gevarieerd. Het roestvast stalen vaatwerk wordt zo lang afgespoeld in de rivier, in afwachting van een betere wasbeurt. Voor vandaag is het maar 2 ½ uur; een deel daarvan wordt benut om de commando’s te leren. We zitten op de rand van de boot met de benen aan de binnenkant. De twee links- en rechtsvóór geven het tempo aan en letten op elkaar om synchroon te peddelen. De anderen letten gewoon op de voorgangers. “Left turn = links achteruit, rechts vóóruit peddelen. Right turn = uiteraard andersom. Forward en backpaddle spreken voor zich”. De gids achterin zorgt voor het stuurwerk. Om te manoeuvreren is het wel noodzakelijk dat we meer snelheid hebben dan de stroming die ons met 6-8 km/u meevoert. We oefenen in het snel reageren op onverwachte of voor ons onlogische commando’s. Traag en loom glijdt de jungle aan ons voorbij en we luisteren naar de geluiden of genieten van de stilte. We kletsen wat en maken kennis met de anderen: een Nederlands stel dat via OAD reist, 2 alleenstaande Canadese vrouwen, en een Engels stel dat aan het begin staat van een trip van een jaar. We glijden langzaam rakelings langs een rots in de rivier waarop een bruine, schubbige, slang zont. Hoewel Laxman de griezelende dames verzekert dat het beest ongevaarlijk is, maken die het voornemen niet vrijwillig het water in te gaan.
17
Tegen vieren vinden we een geschikt strandje. We krijgen een korte demonstratie tent opzetten. Ieder bemachtigt een van de flinterdunne halfnatte slaapmatjes. Ik heb zo’n hekel aan de combinatie van natte handen en voeten, en zand. Op den duur kom je de fijne korreltjes overal tegen. Na een paar dagen in de Sahara weet je niet beter maar nu is het nog even wennen. De keukenwerkzaamheden bestaan uit kool snijden, aardappelen schillen of het vaatwerk goed afschrobben: eerst zeepsop, dan afspoelen, dan iodinewater (ontsmettend) en vervolgens in de vierde bak weer afspoelen. Alles druipt na in de met behulp van peddels gespannen netjes. Onze poging om een kampvuur te maken eindigt na een half uur met een hoop rook. Overboord Lichtelijk stijf na ruim 9 uur slaapzak – na vijf uur alleen nog maar draaien op het inmiddels platgelegen zand - worden we om half acht gewekt voor de thee. Ook het daaropvolgende ontbijt is weer zelfservice. We breken alles af en zorgen dat alles in de waterdichte zakken bij de boten komt. Laxman is niet tevreden en rolt iedere zak nét iets kleiner op. Alles wordt tegen het overdrevene aan vastgesnoerd. Het oogt een ietsjepietsje slordig als je in een stroomversnelling iets verliest wat niet blijft drijven. Vandaag krijgen we uitleg wat we moeten doen als we overboord vallen. Ten eerste de peddel vasthouden, dan op je rug draaien en benen omhoog om afschaven te voorkomen. Op de meeste plaatsen kun je staan, maar op sommige plaatsen is het zelfs minder dan een halve meter. “Who volunteers for a demonstration?” De mannen kijken elkaar aan: wie gaat eerst? Als Guy achterover de boot uit gaat ben ik de volgende. Eventjes een koude schrik vanuit de warme zon, maar dan voel je waarom de Seti een warme rivier wordt genoemd. Ik realiseer me dat ik het waterdichte wegwerpcameraatje nog bij me heb. Ik maak van de nood een deugd en maak foto’s van Guy en Dolf in het water en de meiden in de boot. Nu moeten we proberen om zonder hulp weer in het vlot te komen. Dat valt nogal tegen omdat vanuit het water de rand net even te hoog is. Laxman toont ons hoe je in je eentje iemand uit het water vist. De drenkeling met de rug tegen de boot, twee handen aan het zwemvest en dan omlaag drukken. De opwaartse kracht zal dan meehelpen. Steeds dieper soppen en bij de derde keer een flinke ruk. De drenkeling moet dan wel met twee handen zijn zwemvest vasthouden om te voorkomen dat hij of zij er uitglijdt. We krijgen enkele categorie 2 en 3 stroomversnellingen. Bij een groep 3 stappen we uit om vooraf de rapids te bekijken. Het schijnt dat deze afhankelijk van de waterstand kunnen veranderen. De grootste lol is het als er één of meerdere “gaten” zijn. Het water gaat dan glad en strak omlaag; hoe dieper hoe beter. Onderin is dan een hoge, schuimende rand waar het vlot tegenop steigert. De mogelijkheid bestaat dat je je evenwicht verliest en, òf de boot in duikelt, òf over de rand gaat. Je mag nergens je voet inhaken of –draaien om letsel te voorkomen. Soms gaan we er zijwaarts in, maar als we snelheid moeten houden om te kunnen sturen dan is het voorwaarts, en we blijven dóórpeddelen ondanks al het water dat over ons heen komt. Als de voorkant van de boot omhoog komt terwijl je juist kracht wil zetten peddel je plotseling in de lucht, en het is dan niet uitgesloten dat je in slowmotion, elegant, voorover het vlot verlaat. De zon breekt pas na tienen door de ochtendsluiers en ook al is het een warme rivier, je zit toch een poosje met nat kippenvel. Pas na de middag wordt het echt aangenaam. Zijn we te lang droog naar Laxman zijn zin dan zet hij de aanval in op het safety-raft. Met emmers wordt water over en weer geworpen. Normaal gebeurt zoiets tussen de verschillende boten onderling, maar met slechts één groep is Mani ons doelwit. Het bevordert wel onze manoeuvreersnelheid. Het elkaar in het water gooien laten we achterwege omdat enkele dames lenzen dragen en de anderen het waarschijnlijk niet zullen waarderen. Muziek en dans uit de heuvels
18
In een bocht leggen we aan om wat brandhout te verzamelen. Van de toegesnelde jeugd kopen we bier en platte flesjes inlandse rum. Een klein naakt kereltje van een jaar of vier, vijf, peddelt rond in een houten medium kinderkano van een meter of vier meter lengte. Zoiets is in deze afgelegen gebieden net zo gewoon als het op blote voeten hardlopen over scherpe rotsen, of kinderen van drie die al spelend een paar meter naar beneden kunnen vallen. Een eind verderop wordt het bivak opgebouwd. De duisternis valt en we zitten alcoholgenietend aan het kampvuur. Ergens in de verte horen we geroep. Dit wordt steeds luider en soms horen we ook trommels. Na een poosje duiken schimmen op uit het duister maar ze blijven op afstand. Het blijken kinderen te zijn uit een dorp op een half uur loopafstand. Een stuk of vijftien, een meisje van een jaar of twee wordt op de arm meegedragen. Ze heeft grote, nieuwsgierige, bruine ogen tussen twee vlechten met een vale roze strik, daaronder de gebruikelijke snotneus. Hoe zijn ze in godsnaam in het donker van die berg gekomen? Als de eerste schuwheid is verdwenen doen ze waar ze voor gekomen zijn: zingen en dansen. We doen zo goed mogelijk mee maar na een tijdje verdwijnt de interesse. Laxman geeft ze wat geld en kaarsen voor de terugtocht. Nog een hele poos zijn de dansende, flakkerende lichtjes te volgen, zigzaggend de hoogte in. ’s Morgens is onze fanclub weer present, aangevuld met een paar honden, en enkele mannen die aan hun bijlen te zien- op weg zijn naar het bos. Voor de kinderen vormen wij een welkome afleiding en wie weet wat er over blijft van het eten. Vandaag nog enkele categorie 3 stroomversnellingen, gevolgd door wat dobberen in een lekker warme zon. De Seti komt uit op een andere rivier en het verschil in temperatuur is duidelijk te voelen. Dolf stapt over in het satety raft om eens uit te proberen hoe dat werkt. Het blijkt zwaar tegen te vallen en lijkt gemakkelijker lijkt dan het is. We zien wat apen en Kingfishers, vogels met prachtige blauwe vleugels. Eenden met een witte kop en goudbruine vleugels scheren kwakend over het water. De bus staat al te wachten als we aanleggen. Het is nog even hard werken tot alles op het dak is verstouwd. We zijn nu in de buurt van Chitwan en het is nog 120 km naar Kathmandu. De weg naar Mugling is bochtig en slecht. De jonge chauffeur is serieus en kundig, en dat is maar goed ook. Hij laat een staaltje Nepalees busrijden zien, inclusief inhalen en bochtentechniek. Voor onze Westerse ogen levensgevaarlijk maar hier zijn de regels anders. Bij het inhalen wacht de tegenligger, waarbij natuurlijk ook de grootte van belang is. Stijgend gaat voor dalend verkeer, ook al rij je op de ander z’n rijstrook. Bovendien liggen de snelheden hier laag. Tegen zessen lopen we het laatste stuk door Thamel, de toeristenbuurt waar de bus niet mag komen. We landen in een zijstraat in het Sweet Dream guesthouse. Het Nana was ons te rumoerig en mijn adresje van vorig jaar in Paknajol te ver weg voor onze zware rugzakken. Het bed is hard, de dekens te zwaar en we slapen de komende nachten wel in de lakenzak onder ons eigen donsdekje. Maar we hebben ons eigen badkamertje, en wat wil je nog meer voor 300 roepies?
Pathan Pathan wordt door de Bagmati rivier afgescheiden van Kathmandu en is de tweede plaats van de vallei qua grootte. Ook hier is Durban (Paleis) Square een toeristenplek. Sinds januari moeten buitenlanders hier 200 roepies entree betalen. Daar staat tegenover dat we niet meer zo worden aangeklampt door straatventers met tasjes, sierraden e.d. We slenteren wat rond tussen de oude huizen en tempels, bekijken de openbare wasplaats en de offergaven van de Hindoes. Bij het museum overleggen we wat we gaan doen als een keurig uitziende heer ons vertelt dat in de tuinen van het museum –gehuisvest in het oude paleis - een restaurant annex theehuis is. Na een soepje en een lassi (soort yoghurtdrank) komt dezelfde manager vertellen over het museum en geeft ons een folder. Als we interesse hebben hoeven we maar te kikken en hij zal kaartjes halen. Een beetje achtergrond en cultuur kan nooit kwaad. Na anderhalf uur verslapt onze aandacht maar vanuit de
19
kleine raampjes op de bovenverdieping hebben we een mooi zicht op de omringende pleintjes. Terug in Thamel halen we de foto’s uit ons wegwerp cameraatje op. De andere rolletjes laten we thuis ontwikkelen. Het is hier beduidend goedkoper maar helaas met een flinke blauwzweem. Bij Himalayan Encounters laten we onze vlucht naar Nederland bevestigen, en bekijken nogmaals de diashow. Nu vooral voor de gratis rumcola en omdat we daarna wat gaan drinken met Laxman. Enkele Nederlandse toeristen zijn na de voorstelling geïnteresseerd en we worden erbij gehaald om over onze ervaringen te vertellen. Vooral het enthousiasme van José werkt aanstekelijk en levert 6 nieuwe klanten op. We besluiten de avond in Sam’s bar in hartje Thamel. Het schijnt een trefpunt te zijn van iedereen die rafting heeft gedaan. Dit zal ook wel te danken zijn aan Laxman die iedereen hier uitnodigt en waarschijnlijk provisie vangt.
Boudhanath stupa Tijdens het ontbijt warmt het zonnetje onze beenspieren op voor het komende fietstochtje. Op de kamer hebben we met behulp van een plattegrond het kompas ingesteld op Boudhanath, een grote stupa op 5 kilometer afstand. Straatnaambordjes ontbreken en straten met eenrichtingsverkeer leiden ons in de verkeerde richting zodat we al gauw de weg kwijt zijn. Door de vogelvluchtkoers van het kompas belanden we in allerlei achterafstraatjes en gaan we dwars over een kleine markt. Een mountainbike lijkt overdreven maar door de steile hellingen en de vele gaten en kuilen zijn een hoop versnellingen en een paar stevige wielen niet overbodig. We vinden de Boudhanath stupa zonder al te veel problemen. Dit is het heiligdom van de Tibetaanse boeddhisten en veel monniken maken hier een pelgrimsreis naar toe. Ook hier wordt nu entree geheven van niet-Nepalezen: 50 roepies. Inmiddels brandt de zon aan een strak blauwe hemel, en we proberen in de schaduw te blijven van de huizen aan het kleine plein waar de toeristenwinkels zich verdringen. Met de klok mee lopen we rond de stupa, beklimmen de terrassen en doen wat een toerist hoort te doen: foto’s maken. Omdat de vierkante top van de stupa -het deel waar de ogen op zijn geschilderd - van metaal is, heeft het regenwater de er onder liggende witte koepel van geelbruin gekleurd. De fleurige Tibetaanse vlaggen zijn bedrukt met gebeden en met ieder vleugje wind stijgen deze op. De gebedsmolens in de muren bevatten een perkament met een gebed erop en door ze rond te draaien gaat ook hier een gebed hemelwaarts. Na een halfuurtje hebben we het wel gezien en houden ons vergebedsvlaggen der bezig met mensen kijken.
Pashupatinath tempels
20
Na een korte fietstocht komen we bij het Pashupatinath complex vlakbij de luchthaven. De tempels zijn alleen toegankelijk voor Hindoes. We dalen af naar de oever van de Bagmati rivier die uit de Himalaya komt, de Kathmandu vallei doorkruist en uitmondt in de heilige Ganges. Er zijn 6 plateaus voor de verbranding van lichamen. De rivier heeft nauwelijks water en Nepalezen zijn bezig halfverbrande boomstammen weer aan land te trekken. We zitten op de trappen aan de overkant als we zien hoe enkele mannen beginnen aan de voorbereidingen van een brandstapel. Gevierendeelde boomstammen van een of ander licht soort hout worden secuur op elkaar gestapeld en onderling verstevigd. Het zal niet de bedoeSadhu ling zijn dat de stapel in elkaar zakt tijdens de crematie. Het stoffelijk overschot ligt al klaar, in witte zwachtels en bedekt met oranje sjaals. De wikkels bij het hoofd gaan nog eens los en er worden bloemkransen, rijst en vermiljoenpoeder in de plastic zak gestopt die door de doeken is verborgen. Als het lichaam op de stapel ligt wordt het bedekt met rijststro. Zorgvuldig vindt het aansteken plaats en er wordt gelet op een gelijkmatig verbranden. Luguber detail is het langzaam omhoogkomen van de armen door het samentrekken van de weefsels. Het verbranden zal minstens 5 uren duren. Daarna wordt alles in de rivier gekanteld en het water zal de as meevoeren naar de Ganges. Aan de rechterkant van de brug zit een familie te rouwen bij een overledene die met de voeten in het water is gedompeld. Na dit trieste stukje cultuuronderricht klimmen we de trappen op. Zittend op een bank op het hoogste punt bekijken we de mensen beneden ons, en het heen en weer geren van de resusapen waarvan het hierboven wemelt. Door het grote aantal en het kleine gebied wordt hier constant de rangorde bevestigd. Apen die het gezag van sterkere soortgenoten in twijfel trekken worden nagezeten over de golfplaten daken, wat het nodige kabaal oplevert. Of ze vechten krijsend tussen de toeristen door die verschrikt uit elkaar stuiven omdat het totaal onverwacht en met grote snelheid gebeurt. Ik schrik me rot als een kleine aap onder onze bank door rent. Verder zijn hier de bedelmonniken, Sadhu’s, die met de meest carnavalesk beschilderde gezichten de aandacht vragen om te worden gefotografeerd. Uiteraard pas ná betaling. Als we terug lopen naar onze fietsen blijven we nog even stilstaan bij een stalletje met houten bakken met poeders in de meest fantastische kleuren. Deze worden gebruikt om verf te maken voor het met de hand bedrukken van stoffen. Op de terugtocht komen we in het verkeer ogen te kort om veilig door het centrum te raken. We kunnen er niet aan wennen om net als de rest van de verkeersdeelnemers klakkeloos naar links en rechts te gaan. Taxi’s gooien hun deuren open, je wordt afgesneden en voetgangers lopen zo de weg op. Daarbij moeten nog de nodige kuilen worden ontweken. Dit alles onder een kakofonie van claxons en bellen. In de buurt van het stadion fietsen we keurig links op een weg met eenrichtingsverkeer als deze aan de linkerzijde samenvoegt met een andere. Plotseling fietsen we midden op de weg tussen de auto’s. We koersen krampachtig naar de veilige stoeprand terwijl iedereen ons aan weerszijden passeert. Toch gebeuren hier bijna geen ernstige ongelukken al heeft iedere auto wel een deukje.
Inkopen doen op New Road en Ashon We lopen Thamel uit en gaan rechtsaf, langs het park op. Een bijna boomloze vlakte, een vaalgroen grastapijt met zanderige plekken. Dichterbij blijkt dat het tapijt meer hoogpolig dan dik is. In de vroege morgen zie je hier Nepalezen joggen, op vrije dagen en in de pauzes lopen ze te discussiëren of zomaar te genieten. De weg met eenrichtingsverkeer zou bij ons vierbaans zijn, hier is dat wisselend, en hangt af van de breedte van de voertuigen en het verkeersaanbod. Na een korte wandeling draaien we rechtsaf New Road in. Een compleet ander winkelbeeld dan in Thamel, de toeristenbuurt. Al zijn de gebouwen aftands en stoffig, de winkels lijken Europees met een ruime keus aan artikelen. De nieuwste Nikons en Canons, goud, zilverwerk en edelstenen, naast goedgevulde apotheken en kledingwinkels. In een mini winkelcentrum voeren kleurstoffen voor kleding
21
heuse roltrappen naar Dior en Channel. Wèl een bordje: ”no spitting here” naast een grote emmer. We slenteren op en neer en duiken één van de smalle zijstraatjes in, volgens de stand van de zon noordwaarts. We zoeken voor José een typische Punjab (Noord-India) kledingstuk. Een soort lange jurk -tot ver over de knie, met mouwen, en een split tot bijna aan de heupen- valt over een ruime broek. Een grote omslagdoek is gevouwen tot een lange smalle sjaal die naar believen over de schouder wordt gedragen of om de hals met beide zijden op de rug. Helaas wijken de maten van de Europese vrouwen af van die van de Nepalezen, zodat nét dat exemplaar dat José mooi vindt hopeloos op borsthoogte blijft steken. De verkoper verzekert ons dat voor dezelfde prijs binnen 24 uren een model op maat kan worden gemaakt. We doen een aanbetaling en letten goed op de buurt en de weg er naar toe zodat we het weer terug kunnen vinden. Als we ons de volgende dag op de afgesproken tijd bij de kledingwinkel in Ashon melden is de jurk er (uiteraard) nog niet en een jongen wordt er op uit gestuurd. We krijgen thee en kijken geboeid toe hoe het winkelmeisje, zittend op een verhoging tussen een berg getoonde kleding, handig de jurken, broeken en sjaals samenvoegt en –vouwt zodat ze weer in de originele verpakking passen. De jurk is klaar maar niet naar de zin van José die nu al bekijkt hoe ze het zal veranderen. De voorkant kijkt een beetje kaal zodat we nu op zoek moeten naar een zilveren halsketting. Op de terugweg halen we twee enorme tafelkleden op waarvoor we ’s morgens een aanbetaling hebben gedaan. Zware katoen (zal wel in mijn rugzak belanden…) waar op een zwarte achtergrond goudgele motieven en rode olifanten zijn gedrukt. José wil ze vermaken tot stoelhoezen om de serre thuis een exotisch tintje te geven. We weten dat onze trip ten einde loopt en plotseling ontbreekt dan de fut om iets te ondernemen. Schaamteloos liggen we ’s middags om drie uur met een rumcola op bed te lezen. Of we slenteren nog maar eens rond. Het afdingen voor het “allerlaatste” T-shirt gaat nu sneller. De verkoper van de Kasjmir sjaal voor mijn moeder kent zijn kwaliteit en heeft een neus voor klanten. Zijn prijs zakt iets en hij houdt die vastberaden vast. Hij begint zelfs met glimlach vast in te pakken. Tegen zoveel techniek kan ik niet tegen op en de verkoop is gesloten. We besluiten een bezoek te brengen aan de flappentapper bij Kathmandu Guesthouse (de enige in Thamel) en het er van te nemen.We genieten van een verrukkelijke maaltijd bij een exclusief Thais restaurant. Garnalen, zoetzure kip, chocolademousse en crêpes Suzettes flambé strelen onze tong. De Tom en Jerry bar, waar een foto van Peter Gerritsen moet hangen, is uitgestorven (Peter is een motor globetrotter uit hetzelfde dorp). In Sam’s bar treffen we Laxman en drie Engelse meiden die bezig zijn aan een trip van een jaar. Het wordt door de “screwdriver” cocktails té gezellig en we jagen er 1.200 roepies door, wat gelijk is aan 3 daglonen van een drager. We verontschuldigen ons met het idee dat het maar vier tientjes is.
Zonsopgang in Nagarkot Onze jonge hotelreceptionist probeert ons over te halen voor een nachttrip naar Nagarkot voor de zonsopgang. Een taxi ’s morgens om 4 uur zal $50 gaan kosten. Na mijn ongelovige blik en een resoluut nee schat hij opnieuw de kosten in: $30. “Maybe you’re lucky, sir. Maybe you’re not” De laatste dagen is de lucht onbewolkt geweest. Ik probeer de verhouding te vinden tussen 2.200 roepies voor een rit van 60 km ’s nachts en 150 voor de 5 km naar Pathan overdag. Als ik instem zie ik aan zijn tevreden grijns dat ik teveel ga betalen. Een doordringende pieptoon naast mijn bed dringt vaag tot me door en ik vraag me af wat het is. De stem in de telefoon meldt voorzichtig dat het kwart voor vier is. Slaperig constateer ik dat mijn horloge pas half vier aangeeft. Ik ben dus te vroeg gewekt, halfwakker en nu al chagrijnig. Toen we gisteren terugkwamen op de kamer constateerde ik dat het platte flesje inlandse whisky nog niet leeg was. Ik ging er van uit dat José ook nog wel een afzakkertje lustte, maar ze koos er voor om meteen te gaan slapen. De laatste nacht en weggooien is zonde… Om 2 uur, na 3 uren onrustige slaap, werd ik (net als de nacht er voor) gewekt door het aanhoudende geblaf, gekef en gehuil van enkele loslopende honden. Hoewel ik zelf de indruk had niet meer te hebben geslapen, moet ik toch zijn ingedommeld. Nu besef ik dat ik dat laatste glas whisky-cola had moeten laten staan. Rillerig kleden we ons aan en proppen de slaapzakken in hun hoes. Als we tegen vieren de trappen naar de hal afsluipen staan op onze kamer de rugzakken klaar voor vertrek. De receptionist en een vriend wachten op ons. Niks officiële taxi, gewoon zelf wat bijverdienen. Achter in de auto valt het me op dat de chauffeur te pas en te onpas toetert in de verzonsopgang Nagarkot laten donkere straten. Als we op een bredere, uit-
22
gaande weg aankomen zet hij de stokoude Toyota Corolla langs de weg en opent de motorkap. Het blijkt dat de drukknop van de claxon een eigen leven is gaan leiden. Hij morrelt wat, stapt in en rijdt weg, om na 10 meter te worden getrakteerd op een spontaan, doordringend geluid. Binnen een kilometer staan we weer stil met de kap open en gewapend met een roestige, klemmende combinatietang duikt hij weer de donkere ruimte in. Ik assisteer hem door de boosdoener op te sporen en raad aan de min-draad door te knippen. Prompt knipt hij beide draden door. Ik probeer hem duidelijk te maken dat er nog steeds spontaan spanning op de draad kan komen en er dus geïsoleerd moet worden om kapotte zekeringen (of erger) te voorkomen.
De weg naar Nagarkot kronkelt het laatste stuk steil omhoog en ook deze chauffeur schakelt pas terug als de onder zijn toeren draaiende motor pingelend protesteert. We rijden door het verlaten dorp en komen in een militair gebied dat alleen ’s morgens vroeg toegankelijk is voor burgers. Om vijf uur zijn we de eersten op het minuscule parkeerplaatsje. In de donkere hut komen schimmen overeind en porren het vuur op voor de morgenthee met hardgekookte eieren. We warmen ons en kletsen wat. Na een uurtje lopen we naar het hoogste punt waar ten overvloede nog een tien meter hoge stalen toren staat. We hebben de temperatuur overschat maar willen ons hoge plekje niet prijsgeven aan de toeristen die na ons komen. Na een half uur blauwbekken kleurt de horizon langzaam oranje en lichten de hoogste toppen van de Langtan bergketen geelwit op. De heuvels lijken geschilderd met waterverf, de kleurschakeringen lopen van donkerblauw tot grijs. De oranje schijf rijst omhoog en wordt feller. We wachten nog even maar de verten worden steeds waziger.
Een geval van oplichting Na een snel ontbijt laden we de rugzakken in een minibusje. Op het vliegveld is er weer het onbeschofte geduw en gedrang van de Indiërs. Bij het inchecken wordt ik doorverwezen naar de bank om de luchthavenbelasting te voldoen. Met in het achterhoofd de oplichterij van het jaar daarvoor (toen we met z’n drieën honderden roepies kwijtraakten bij het omwisselen) let ik op hoeveel geld ik geef. Mijn 3.000 roepies verdwijnen in de kas tussen andere biljetten, en ik krijg 2 kaartjes en 300 roepies terug. Ik blijf wachten tot de man me vragend aankijkt. Als ik vertel hem dat ik er nog 500 bij wil hebben snauwt hij me toe dat ik er 2.500 heb gegeven. Ook zijn collega die er boven op stond wordt meteen boos. Een handelswijze die in Nepal heel ongewoon is omdat het zachte, vriendelijke mensen zijn. Als je boos wordt daal je in achting. “Last year it happened to me at this bank, and now you try it again” antwoord ik rustig (waar ik zelf van sta te kijken). Ik vraag hem beleefd waar ik de politie kan vinden omdat ik een klacht wil indienen. Nu ontploft hij bijna en herhaalt woedend dat ik maar 2.500 heb gegeven. Ik stap vastberaden naar de bagagecontrole en doe mijn verhaal. Dit zijn echter douaneambtenaren, maar iemand is zo vriendelijk om mee te lopen naar de politie, elders in het gebouw. Ik heb al bijna spijt van mijn besluit omdat José al die tijd staat te wachten. Bij de politie voeg ik nog aan mijn verhaal toe dat ik niets kan bewijzen omdat ik geen nummers van de biljetten heb of anderszins kan aantonen hoeveel ik heb gegeven. Wèl vind ik dat er aandacht aan moet worden besteed. De man is beleefd en geeft me gelijk: hij kan me niet helpen. Er wordt iets in het Nepalees gezegd en de douaneman gaat me weer voor naar het bankloket. Als de bediende minzaam vertel dat ik een klacht heb ingediend wordt hij beurtelings wit en rood. Het is hier nogal wat om voor dief te worden uitgemaakt. Hij is bijna buiten zinnen en brult:”Give me back my money !” Nee, ik krijg nog geld van jou!! “Give me back the money and the tickets!!” Aha, jij wilt de betalingsbewijzen terug en dan heb ik problemen omdat ik geen luchthavenbelasting heb betaald. Ik deel hem voldaan mede dat hij meer problemen heeft dan ik, draai hem de rug toe en loop 500 roepies armer, maar toch enigszins tevreden, weg.
Naar huis Na de luchthaven van Kathmandu, waar in de wachtruimten met een megafoon de mededelingen worden gedaan, doet Singapore extra modern, groots en efficiënt aan. Verbaasd kijken we naar de kerstbomen die ons duidelijk proberen te maken dat het over enkele weken Kerstmis is. Buiten in het nachtelijk donker plenst de moessonregen en is het een klamme 26 graden. In Amsterdam is het waarschijnlijk al koud en als we het vliegtuig uitstappen zal het zijn alsof we een bioscoopzaal verlaten: we drentelen achter andere mensen aan naar buiten, de film van de laatste weken is voorbij, en na enkele dagen zal het zijn of we niet weg waren. Wat blijft zijn de prachtige herinneringen, de foto’s
23
en dit verhaal.
24