De vierkleppenmotoren van Opel kijken terug op een traditie van 100 jaar Grand Prix racewagen uit 1913: eerste Opel met vierkleppenmotor Kadett GSi 16V: eerste volumemodel van Opel met vier kleppen per cilinder Calibra Turbo 4x4: eerste Opel met turbobenzinemotor ECOTEC DI 16V: eerste turbodieselmotor met directe inspuiting en vierkleppentechnologie
De gloednieuwe 1,6-liter benzine- en dieselmotoren met turbocompressor die de huidige vernieuwing van Opel’s motorgamma inzetten, en de compacte 1.0 driecilinder turbomotor die tijdens het internationale autosalon van Frankfurt 2013 in wereldpremière ging, zijn de recentste Opel-motoren met vier kleppen per cilinder in een lange rij die 100 jaar terug gaat in de tijd. In 1913 ontwikkelde Opel een nieuwe generatie van racewagens voor de Grote Prijs van Frankrijk, de voorganger van de huidige Formule 1-races. Opel produceerde drie van deze wagens, die elk zorgvuldig omgebouwd werden tot een maximumgewicht van amper 1000 kg. Het echte hoogtepunt bevond zich echter onder de motorkap, waar een innovatieve nieuwe viercilindermotor voor de aandrijvingskracht zorgde. Naast een aluminium carter en een enkelvoudige nokkenas in de cilinderkop was de 4,5-liter motor met 110 pk ook voorzien van twee inlaatkleppen en twee uitlaatkleppen per cilinder – Opels eerste interne verbrandingsmotor met vier kleppen per cilinder. Opel bouwde het volgende jaar verder aan het concept, wat resulteerde in de meest gigantische auto die het bedrijf ooit heeft geproduceerd – de 12,3-liter “Opel Rennwagen”, ook gekend als “Das grüne Monster”, het “Groene Monster”.
De 12,3-liter vierkleppenmotor ontwikkelde een enorme kracht van 260 pk en stuwde het "Monster" van 2000 kg naar een maximumsnelheid van 228 km/u! Opel’s testpiloot, Carl Joens, behaalde in deze geweldige auto de meeste van zijn overwinningen, vooral in strandraces op het Deense eiland Fanø. In de jaren 20 geraakten de vier kleppen per cilinder in de hele auto-industrie uit de mode. Ze doken pas laat in de jaren 50 opnieuw op in het motorracecircuit. Opel introduceerde de technologie in 1979 via het rallycircuit in zijn straatauto's. Om met de Ascona 400 te kunnen concurreren in groep 4, de topklasse van het rallycircuit in die tijd, moest Opel een "straat"-model produceren. Terwijl de rally-volbloed uitgerust was met een nieuwe vierkleppenmotor met 177 kW (240 pk), was het homologatiemodel voorzien van een 2,4-liter motor met 140 pk. Ondanks deze detuning was de "straatgewettigde" Ascona 400 nog steeds goed voor een maximumsnelheid van 200 km/u en een versnelling van nul tot 100 km/u in 7,6 seconden. In de jaren 80 werden de vierkleppenmotoren aantrekkelijker, niet alleen omwille van hun inherent pk-voordeel, maar ook omwille van hun lager brandstofverbruik en lagere uitstoot. Toen Opel in 1988 de legendarische Kadett GSi 16V, het eerste volumemodel van het merk met vier kleppen per cilinder, introduceerde, werd het onmiddellijk een icoon in de industrie. Het technologische hoogtepunt van de nieuwe, hoogwaardige motor, ontworpen door Dr. Fritz Indra, was zijn aluminium cilinderkop die in samenwerking met Cosworth, de bekende Engelse bouwer van racemotoren, werd ontwikkeld. De sportieve 2.0 16V produceerde 110 kW (150 pk) en een maximumkoppel van 196 Nm bij 4.800 t/min. Negentig percent van dit koppel was al beschikbaar in een ruim bereik tussen 3.100 en 6.000 t/min.
Met zijn specifiek brandstofverbruik van 232 g/kWh, dat overeenstemt met een energieefficiëntie van 37 procent, was de motor lange tijd de maatstaf voor een specifiek brandstofverbruik in viercilindermotoren. Opel’s 2.0 16V werd ook in vele andere disciplines de te kloppen motor – in het Formule 3racecircuit bijvoorbeeld. Tijdens de bloeiperiode van de late jaren 90 tot het midden van de jaren 2000, die zo vele toekomstige F1-sterren voortbracht, zoals Michael Schumacher, Jarno Trulli, Nick Heidfeld en Alexander Wurz, wierpen Opels F3-motoren zich op als de meeste succesvolle ter wereld. Ondanks de door de fabrieken ondersteunde concurrentie van Alfa Romeo, Fiat, Mercedes-Benz, Toyota en VW behaalde Opel alleen in Duitsland 164 F3-overwinningen, plus nog eens 30 nationale kampioenstitels over de hele wereld. Opel verspreide de motoren met vier kleppen per cilinder snel over de rest van zijn motorgamma. Het bedrijf paste in 1989 de vierkleppentechnologie toe op de soepele, zescilinder lijnmotor in zijn topmodellen Omega en Senator. Dankzij het zogenaamde "Dual Ram"-inlaatsysteem was de motor gekend voor zijn indrukwekkende kracht bij lage toerentallen. Met 90 percent van het maximumkoppel van 270 Nm dat beschikbaar is tussen 3.000 en 5.800 t/min., kon de Omega 3000 24V, bijvoorbeeld, versnellen van nul tot 100 km/u in 7,6 seconden. De 3000 24V was trouwens ook de basis van de krachtigste Omega ooit, de Lotus Omega, die aangedreven werd door een 3,6-liter twin-turbo-versie van de motor met 277 kW (377 pk). De Lotus Omega stond indertijd net na de Alpina-versie van een Zuid-Beierse constructeur gerangschikt als de snelste berline in productie ter wereld. De 2.0 16V van de Kadett GSi was de basis van Opel’s eerste benzinemotor met turbocompressor die in 1991 tijdens het autosalon van Frankfurt in de Calibra Turbo 4x4 in première ging.
De 2.0 16V turbomotor met 150 kW (204 pk) was niet alleen opmerkelijk omwille van zijn hoge koppel van 280 Nm bij slechts 2.400 t/min., maar ook omwille van de turbocompressor en het uitlaatspruitstuk dat in één enkel onderdeel was geïntegreerd. Het extreem lage warmteverlies van zijn geïntegreerde systeem zorgde voor een aanzienlijk hogere efficiëntie van de turbocompressor. Ondanks het 42% hogere koppel en het 36% hogere vermogen van de 2.0 16V turbomotor ten opzichte van de versie met natuurlijke aanzuiging, was het gemiddelde brandstofverbruik van beide motoren in de Calibra nagenoeg hetzelfde – 8,9 tegenover 8,7 l/100 km. Deze traditie van uitstekende prestaties en prima efficiëntie die door de 2.0 16V in 1988 in het leven werd geroepen, wordt vandaag verdergezet met de nieuwe 1,6-liter turbobenzinemotoren met directe inspuiting (1.6 ECOTEC Direct Injection Turbo). Opel’s reputatie van innovatieve vierkleppenmotoren bereikt in 1996 een nieuw hoogtepunt toen het bedrijf als eerste autofabrikant de voordelen van de vierkleppentechnologie combineerde met turbodieselmotoren met directe inspuiting. De ECOTEC DI 16V dieselmotoren leverden een hoog koppel bij laag toerental, in combinatie met een laag brandstofverbruik en lage uitstoot. Het vermogensspectrum van de 2,0- en 2,2-liter motoren was uitgestrekt van 60 kW (82 pk) en 74 kW (100 pk) tot 88 kW (120 pk). Ze waren uitgerust met een gepatenteerde klepaandrijving die door één bovenliggende nokkenas aangestuwd werd. De introductie van een gloednieuw gamma 1.6 CDTI viercilinderturbomotoren eerder dit jaar toont aan hoe Opel een hoofdrol blijft spelen in de ontwikkeling van dieselmotoren. Met een gesloten verbrandingscontrole en een aluminium blok is de nieuwe 1.6 CDTI Opel’s eerste dieselmotor die voldoet aan de toekomstige Euro 6-uitstootnormen en gekenmerkt wordt daar zijn milieuvriendelijkheid, laag brandstofverbruik, toonaangevende verfijning en hoog vermogen/koppel-dichtheid. Bestuurders kunnen in de nabije toekomst meer van deze voordelen verwachten, want Opel zet zijn huidige productoffensief en lange traditie van technologische innovatie voort.
Tegen 2016 zal de autofabrikant uit Rüsselsheim 80 percent van zijn motorgamma vernieuwd hebben.