DE UNIVERSELE DAG VAN HET KIND Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
DE UNIVERSELE DAG VAN HET KIND Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
INLEIDING Elk jaar wordt op 20 november de Internationale Dag van de Rechten van het Kind gevierd. Op die dag zijn er allerlei activiteiten om in herinnering te brengen dat kinderen speciale rechten hebben. UNICEF en de Verenigde Naties hebben hiervoor op 20 november 1989 een verdrag aangenomen, waarin de basisrechten van alle kinderen ter wereld zijn vastgelegd. Natuurlijk zijn er ook de algemene rechten van de mens, die ook voor kinderen gelden. Maar omdat kinderen extra kwetsbaar zijn, hebben zij recht op extra bescherming en bijzondere zorg en bijstand. Zo staat er in deze verklaring bijvoorbeeld dat kinderen recht hebben op onderwijs en op hulp wanneer zij ziek zijn, dat kinderarbeid verboden is, dat ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen, dat kinderen vrijheid van meningsuiting hebben en dat zij beschermd moeten worden tegen oorlogsgeweld. Kinderen zijn de toekomst van de wereld. Een oud Indiaans gezegde is: ‘Wij erven de aarde niet van onze ouders. Wij krijgen haar in bruikleen van onze kinderen’. De eerste tien basisrechten van het kind zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Recht op onderwijs Recht op eigen geloof en cultuur Recht op bescherming tegen kinderarbeid Recht op een eigen mening Recht op goede gezondheidszorg Recht op spelen Recht op bescherming bij een oorlog Recht op veilig drinkwater Recht om op te groeien bij je familie Recht op zorg bij een handicap
DOELSTELLING De leerlingen leren dat rechten voor het kind belangrijk zijn met het oog op de toekomst van de wereld. De leerlingen leren dat kinderrechten universeel zijn en voor iedere cultuur en godsdienst gelden. Leerlingen leren dat het recht op eerste levensbehoeften voorwaarde is voor de andere kinderrechten.
INTRODUCTIE We geven drie mogelijkheden: 1. Neem een koker mee, waarin een opgerold document (door de leerkracht gemaakt) zit waarop de tien basisrechten voor kinderen geschreven zijn. Laat één van de leerlingen het document eruit halen en voorlezen. Vraag aan de leerlingen of ze het belangrijk vinden dat kinderen rechten hebben.Vertel van de speciale dag van de Verenigde Naties (Unicef) op 20 november; dat het op 20 november 2014 25 jaar geleden was dat de kinderrechten werden vastgelegd in een verdrag; en dat er deze week in het openbaar onderwijs op de scholen speciale aandacht geschonken wordt aan de rechten van kinderen. 2. Maak een mind map / woordspin. De vraag is: ‘Waar heb je recht op, wat heb je nodig?’ Bij de inventarisatie leren de leerlingen nadenken over wat echt nodig is. Er is veel dat vanzelfsprekend lijkt (mobiele telefoon, spelcomputer, tablet, enz.), maar wat zijn de basisbehoeften?
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
3.Vanuit het gedachtegoed van de islam zijn de volgende teksten een mogelijkheid om het onderwerp kinderrechten mee ter sprake te brengen: Kinderen zijn een godsgeschenk. Hierbij is ook het woord van de profeet bepalend: Behandel kinderen overeenkomstig hun ontwikkeling: speel met het kind de eerste zeven jaar, breng het discipline bij de tweede zeven jaar, trek samen met het kind op de laatste zeven jaar en laat het kind dan los en geef het ruimte een eigen leven te gaan leiden. Er is ook een uitspraak van één van de schriftgeleerden waarin juist opgeroepen wordt kinderen kennis bij te brengen over de wereld van vandaag. Leer uw kinderen dingen die u zelf niet geleerd hebt toen u net zo oud was, want zij leven in een tijd die anders is dan de uwe. De gezamenlijke verantwoordelijkheid komt onder meer tot uitdrukking in de uitspraak van de profeet: Ieder van u is een herder en ieder van u is verantwoordelijk voor zijn of haar kudde.
KERN Suggestie 1: Geef de leerlingen een A4 met daarop de volgende rechten van het kind: Recht 1: Leven op een plek waar lucht, water en aarde schoon zijn. Recht 2: In vrede leven met de mensen waar ik van houd en die voor me zorgen. Recht 3: Naar een school kunnen gaan om te leren en om vooruit te komen in het leven. Recht 4: Gezond zijn en goed te eten hebben. Recht 5: Spelen, ontspannen en samen zijn met andere jongens en meisjes. Recht 6: Kunnen zeggen wat ik denk en voel; en dat anderen naar me luisteren. Recht 7: Beschermd worden tegen mishandeling, misbruik, verwaarlozing,... Recht 8: Niet te hoeven werken als dat nog niet mag van de wet. Recht 9: Net zo eerlijk behandeld worden als andere kinderen, met respect voor onze verschillen. De leerlingen geven nu een waardering aan de rechten. Het recht dat ze het belangrijkst vinden, krijgt een 1, het op één na belangrijkste een 2, het derde een 3, enz. Hierna kunnen de waardecijfers per recht opgeteld worden en wordt duidelijk welk recht de klas het belangrijkst vindt, nl. dat met de minste punten. Hierna volgt een gesprek met de leerlingen over hun keuzen. Waarom vinden ze een bepaald recht heel belangrijk? En waarom een ander recht juist minder belangrijk? Suggestie 2: Leerlingen maken in groepjes van drie of vier een mind map of collage om mensen op het onderwerp kinderrechten te attenderen. Wanneer deze opdracht af is, presenteren ze hun resultaten aan de groep. Suggestie 3: Vertel het verhaal: ‘De school van Pedro’. Suggestie 4: Vertel het verhaal: ‘Het recht om naar school te gaan’. Suggestie 5: Vertel het verhaal uit Marcus 9: 33-37. Suggestie 6: Vertel het verhaal: ‘Krishna en de herderinnen’.
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
DE VERHALEN 1. De school van Pedro Dit verhaal is echt gebeurd in La Paz, de belangrijkste stad van Bolivia. De eigenaar van de school wil zijn gebouw terug hebben, de school moet dicht. En de leerlingen? Negenenveertig jongens kijken gespannen naar hun onderwijzer. Señor Fernandez staat tegen het bord geleund. Hij heeft het kleine dunne aanwijsstokje in zijn hand en dat draait hij om en om tussen zijn vingers. Pedro voelt dat er iets niet in orde is. Señor Fernandez kijkt zijn leerlingen niet aan, hij schraapt zijn keel en zegt dan: ‘Jongens, vandaag zijn we voor de laatste keer op school. Dit huis moet worden afgebroken, dat heeft de eigenaar gezegd. We moeten ons lokaal uit en ik weet niet waar we anders naar toe moeten... Jullie kunnen nu naar huis gaan...’. Snel draait hij zich om en loopt naar buiten, zijn hoofd gebogen, maar met driftige passen. De jongens blijven zitten. Sprakeloos kijken ze elkaar aan. Na een poosje staat de één na de ander op en verslagen gaan ze naar de deur. Pedro is de laatste. Het huilen staat hem nader dan het lachen. Hij was zo verschrikkelijk blij dat hij naar school kon, want hij weet maar al te goed dat iemand die niets geleerd heeft altijd straatarm blijft, net als zijn vader en al die andere mensen bij hen uit de buurt, die in krotten wonen en haast niets te eten hebben. Hij had zich zichzelf al voorgesteld als een man met een mooi wit pak, die op een goede dag zomaar een stapel bankbiljetten op tafel zou leggen en zou zeggen: ‘Hier mama, die zijn voor jou, ik werk bij een bank!’ Maar hoe kan je nu bij een bank gaan werken als je nauwelijks hebt leren lezen en schrijven? Pedro loopt doelloos de straat door. De wind doet het droge stof opwaaien en papiersnippers vliegen door de lucht. Het is koud, Pedro knoopt zijn jack dicht. Ineens dwarrelt er een blad uit een tijdschrift voor hem op de grond.Vlug zet Pedro zijn rechtervoet erop. Hij gaat op de stoeprand zitten en strijkt het verfomfaaide papier glad. Nu heeft hij wat te lezen! Aan de ene kant staat een moeilijk verhaal over computers, met kleine lettertjes. Pedro draait het blad om. Op een grote foto ziet hij een groep mensen lopen, dicht bij elkaar, in een lange rij. Ze dragen borden waarop geschreven staat: GEEF ONS WERK, ONZE KINDEREN HEBBEN HONGER! Pedro houdt de pagina in de lucht, niks aan, hij zal hem weer lekker met de wind mee laten zeilen. Hij gaat staan: één, twee... dan bedenkt hij zich. Hij vouwt het blad dubbel en zet het op een lopen, terug, in de richting van de school. Hij gaat de hoek om, botst haast tegen een paar vrouwen op, rent een steegje en een poortje door en staat hijgend stil op een binnenplaats. Hier woont Señor Fernandez. Pedro aarzelt. De planken deur staat op een kier. Pedro gluurt naar binnen. Achter de tafel ziet hij hem zitten, hij heeft nog steeds het aanwijsstokje in zijn hand. ‘Señor ...’, zegt Pedro. De onderwijzer staat op. De deur klemt en piept. ‘Wat is er Pedro?’ Pedro houdt hem de foto voor en zegt verlegen: ‘Señor, dat moeten wij ook doen, we moeten ook borden maken en ermee op straat gaan lopen!’ De onderwijzer bekijkt het blad aandachtig. Dan klopt hij Pedro op zijn schouder en zegt: ‘Heel goed Pedro, ik ga mee!’ Pedro straalt: ‘Ik ga meteen mijn vrienden halen!’ zegt hij en weg is hij weer, het poortje door. Al snel zijn er twee borden klaar. Op houten paaltjes hebben Pedro, Paco, Chico en Manuel een paar oude planken (die ze hebben gepikt bij een bouwerij) getimmerd en daarop met grote letters geschreven: NUESTRA PROBLEMA! ONS PROBLEEM! WE HEBBEN EEN SCHOOLLOKAAL NODIG! De volgende dag marcheren 48 jongens door de straten van La Paz. (Alleen Carlos is er niet, die helpt zijn oom in de winkel.) Pedro loopt voorop. Hij draagt één van de borden en Manuel loopt helemaal achteraan met het andere bord. Naast de jongens wandelt de onderwijzer. De mensen blijven staan, ze lezen de tekst, sommigen schudden hun hoofd, niemand lacht. De volgende dag trekken ze weer door straten en stegen, over pleinen en door parken. En de dag daarna wéér. Er gebeurt niets. ‘Het is mislukt’, zegt Chico mistroostig. ‘Ik ga niet meer mee.’
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
Op de vierde dag komt een man hen tegemoet. Hij houdt zijn hand omhoog en zegt: ‘Wacht eens, ik wil met jullie praten.’ Ze blijven staan. De man zegt: ‘Ik heb een schuur van leem, die mogen jullie wel gebruiken als klaslokaal, hij moet alleen helemaal leeggeruimd worden. Kom maar mee, dan laat ik hem meteen zien.’ Op een binnenplaatsje staat de schuur, propvol met oude rommel, maar een flinke ruimte! Pedro glundert: het is te mooi om waar te zijn! Ze gaan onmiddellijk aan de slag en tot laat in de avond zijn ze bezig om het gebouwtje leeg te krijgen en de vloeren en muren schoon te maken. De volgende ochtend halen ze met een handkar de banken en de tafels op. Señor Fernandez zegt plechtig: ‘Jongens, vandaag is het 1 december, morgen beginnen we weer met de lessen!’ Met toestemming van de uitgever overgenomen uit Verhalen om nooit te vergeten. Bij de feesten en gedenkdagen van het gehele jaar door Baukje Offringa – Sikma, Uitgeverij Meinema © 2002, www.uitgeverijboekencentrum.nl 2. Het recht om naar school te gaan Uit de krant van Tanzania. Asma nam vandaag afscheid van de hoogste klas van de lagere school. Ze had ook examen moeten doen om te kijken of ze naar het vervolgonderwijs mocht. Het liep goed af, ze was geslaagd. Het was een feestelijke dag en toch gaat Asma niet vrolijk naar huis. Ze wil heel graag naar het vervolgonderwijs en verder studeren om een vak te leren, maar ze is er niet zeker van of haar ouders dat wel willen. Haar vriendin Winnie mocht niet, haar ouders zeiden: ‘De lagere school is genoeg voor een meisje’. Asma verzamelde al haar moed toen ze thuiskwam. Zouden haar dromen uitkomen? Asma had geluk. Haar ouders zagen hoe graag hun dochter verder wilde leren en ze gaven haar de kans. Het zou duur worden voor vader en moeder. In plaats van dat Asma geld zou kunnen verdienen, moesten ze nu veel schoolgeld betalen. Asma beloofde heel hard te studeren, dat begrijp je wel. Tanzania is een arm land. In 2013 hadden mensen uit Tanzania gemiddeld maar vijf jaar school gehad.Van de mannen hadden er ongeveer negen van de 100 verder geleerd na de basisschool; en van de vrouwen zelfs nog geen zes van de 100. Met name veel meisjes van het platteland verlaten in Tanzania vroegtijdig de school. De gezinnen hebben daar weinig geld en geven de voorkeur aan onderwijs voor hun zonen. Gelukkig gaat de situatie iets vooruit: kleine kinderen in Tanzania hebben nu een goede kans dat ze negen of tien jaar naar school kunnen. Natuurlijk is dat nog niet genoeg om kinderen in Tanzania dezelfde kansen te geven als kinderen hier. Hopelijk verbetert de situatie in Tanzania snel verder, want als er veel mensen een goede opleiding hebben, gaat het hele land vooruit. http://hdr.undp.org/sites/all/themes/hdr_theme/country-notes/TZA.pdf, geraadpleegd op 6 februari 2015 3. Marcus 9:33-37 Ze kwamen in Kafarnaüm. Toen ze in huis waren, vroeg hij hun: ‘Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?’ Ze zwegen, want ze hadden onderweg met elkaar getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen: ‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.’ Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; hij sloeg zijn arm eromheen en zei tegen hen: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.’ 4. Krishna en de herderinnen Sri Krishna is de belichaming van de Liefde. Liefde is goddelijk en wordt op vele wijzen tot uitdrukking gebracht. Voor Yasoda was haar eigen kind Krishna de God van Liefde; voor de herdersjongens was Krishna hun dierbare vriend en speelmakker; en voor de herderinnetjes was Krishna hun geliefde vriend, minnaar en genoot. Wanneer Sri Krishna op zijn fluit speelde, vergaten de herderinnetjes alles; onbewust zelfs van hun eigen lichaam vlogen zij naar hem toe, aangetrokken door zijn grote liefde. Eens wilde Krishna hen op de proef stellen en sprak hij tot
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
hen: ‘O gij zuivere meisjes, uw eerste plicht is bij uw echtgenoot en kinderen. Gaat terug naar uw huis en leeft daar om hen te dienen. Gij hebt het niet nodig bij Mij te komen. Want alleen al door over Mij te mediteren zult ge uw heil vinden.’ Doch de herderinnen antwoordden: ‘O gij wrede minnaar, wij wensen alleen U te dienen! Gij kent de waarheid waar de geschriften over spreken; en gij raadt ons om onze mannen en kinderen te dienen. Wel, het zij zo: wij zullen ons aan Uw lering houden. Daar Gij in alles aanwezig zijt, ja, alles zijt, zullen wij door U te dienen ook hen dienen’.
VERWERKING Bij de verhalen: ‘De school van Pedro’ en ‘Het recht om naar school te gaan’ Voer met de leerlingen een gesprek over de vraag: waarom is onderwijs zo belangrijk en een recht voor kinderen? Bij het verhaal over de school in Tanzania zijn de volgende vragen te stellen: 1. Kijk naar de plaatjes met de Swahilizinnen. Wat leert Asma op school? 2. Wat zou Asma op school moeten leren om zo goed mogelijk in Tanzania te kunnen leven? 3. En hoe zit dat voor ons, op onze Nederlandse school?
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
Bij Marcus 9:33-37 Maak twee hoeken in het lokaal, één voor ‘Groot’ en één voor ‘Klein’. Laat de leerlingen op de juiste plek gaan staan tussen groot en klein als (bijvoorbeeld) de volgende woorden worden genoemd: tor, wolkenkrabber, baby, kano, luipaard, schildersezel, kind, luchtballon, vader. Een werkblad maken en uitdelen kan ook, waarbij de leerlingen de woorden op de juiste plek tussen Groot en Klein moeten zetten.Voer hierna een gesprek over de vraag of mensen ook op een andere (lees: figuurlijke) manier ‘groot’ kunnen zijn. Bijvoorbeeld: de oma van Mark is een kleine vrouw, maar Mark vindt haar ‘groots’ om wat ze allemaal voor hem heeft gedaan. Kennen de kinderen meer mensen die groot zijn om hun daden? En kunnen kinderen ook groot zijn om wat ze doen? Hoe keek Jezus naar kinderen volgens het verhaal? Vond hij ze belangrijk of niet? Bij ‘Krishna en de herderinnen’ Voer met de leerlingen een gesprek over de volgende vragen: 1. Wie is Krishna en wat doet hij voor de mensen? 2. Er wordt gezegd: ‘Door u te dienen, zullen we anderen dienen’. Wat wordt hiermee bedoeld? 3. Wat betekent het verhaal van Krishna voor de rechten van kinderen? Algemene verwerkingsopdrachten • Laat de leerlingen de belangrijkste rechten op een groot stuk kartonpapier plakken, met tekeningen, foto’s en afbeeldingen die erbij passen. • Laat de leerlingen een bericht meenemen uit een krant of tijdschrift, dat met de rechten van het kind te maken heeft.Voer met de leerlingen een gesprek over de vraag, waarom ze dit artikel gekozen hebben. Over welk probleem gaat het en waarom is dat zo belangrijk voor kinderen? Wat kunnen ze veranderen en wie moet daarbij helpen? De leerlingen kunnen nu bijvoorbeeld een ingezonden stuk naar de krant sturen of een brief naar een instantie of bedrijf. • Laat de leerlingen een verhaaltje schrijven over hoe de wereld er morgen uit zou zien wanneer kinderen het voor het zeggen zouden hebben. • Verdeel de leerlingen in groepjes van twee of drie. Ieder groepje beeldt één van de kinderrechten uit. Hierbij wordt niet gesproken. De anderen mogen raden om welk recht het gaat. In het nagesprek kan gevraagd worden of het leuk was om te doen; hoe de samenwerking verliep; en of het recht gemakkelijk of moeilijk was om te raden. • Speel met de leerlingen één van de spellen die te vinden zijn op de website van Defence For Children: http://ecpat.sitespirit.net/p/21/384/mo89-mc190/Educatief-materiaal. • De leerlingen spelen een taboe-spel aan de hand van de PowerPoint presentatie (bijgevoegd bij de digitale versie van deze lesbrief). Bij deze werkvorm is het de bedoeling, dat een leerling met de rug naar het SMART Board toe komt te staan met zijn / haar rug tegen het bord. De rest van de klas helpt deze leerling om het woord te raden dat boven de streep (titel) op het SMART Board te lezen is. Eén voor één proberen de leerlingen het woord te beschrijven dat geraden moet worden. Onder de streep staan de taboewoorden. Dit zijn de woorden die de leerlingen niet mogen gebruiken. Er kunnen ongeveer 10 woorden gebruikt worden voor deze taboe werkvormen. • Leerlingen maken een vredeslied, dat aan het eind van de les gezongen kan worden. De leerlingen bedenken in groepjes van vier een regel en de docent maakt er een passende volgorde van. Voorbeeld van een nieuw lied: Vrede draait om kleine dingen. Vrede maak je met elkaar. Boze woorden gaan soms over met een woord of een gebaar. Vrede draait om kleine dingen. Met een lach of met een zoen kan een ruzie zomaar stoppen. Zoiets kleins kan heel veel doen.
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
•
Zingen en uitbeelden van het lied ‘Groot is de wereld’. De leerlingen nemen elkaar bij de hand en vormen een rij. Ze zingen het lied en bij het zetten van de kleine stappen vertellen ze waar ze naar toe gaan met het oog op de toekomst van kinderen in onze wereld!
Groot is de wereld tekst: Huub Oosterhuis muziek: Bernard Huijbers uit: Liturgische Gezangen nr. 161, Geroepen om te zingen nr. 252 © Gooi & Sticht
E E E Q |% %%%%%%%%%%%%^^| %%%%%%%%% : %%%%%%%%%%%%%%%%| L N< E E E E E E %E Groot is de we-reld en lang duurt de tijd, maar klein zijn de . I E E E %E E E EI E E %E%%%%%%%%%%%%%^\ |% %%%%%%%%%%%%%%| E E QI * A A S : %%%%%%%%%^| L Q
Q
)
Q
voe-ten die gaan waar geen we-gen gaan, o - ver-al heen.
ACHTERGRONDINFORMATIE, WEBSITES EN ANDERE LESSUGGESTIES Op internet is veel lesmateriaal en achtergrondinformatie beschikbaar: • Op de website voor de kinderen van UNICEF: www.unicefenjij.nu • Op Defence For Children: http://ecpat.sitespirit.net/p/21/384/mo89-mc190/Educatief-materiaal • Het HIVOS (Humanistisch Instituut Voor Ontwikkelingssamenwerking) heeft een lespakket gemaakt aan de hand van de film: ‘Onderweg met Ramadhani.’ De film is op YouTube te vinden, de link is: www.youtube. com/watch?v=AxBcuqhocvw. Het is het verhaal van Ramadhani, een straatjongen uit Tanzania. Het is geschikt voor jongeren van ca. 10 tot 14 jaar. Het volledige lespakket bestaat uit o.m.: • Twee handleidingen met achtergrondinformatie en informatie om de lessen te kunnen geven. • Een film • Een vloerspel • Een memory-spel • De legenden van Krishna zijn te vinden op de website: www.arsfloreat.nl. Hier staan meerdere gedeelten die zich lenen voor gesprekken over kinderrechten, zoals bijvoorbeeld hoofdstuk VI waar Krishna gaat studeren bij een leermeester.
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
COLOFON
Deze lesbrief is tot stand gekomen met medewerking van de volgende personen en organisaties: Hetty van de Laar (RK GVO) Barbara Bas-Douw (PC GVO) Ram Ramsahai (HIN VO) Mesut Disli (SPIOR) Marja Severs (HVO) Pieter Witteveen (IKOS - GVO-plein - Centrum Voor Levensbeschouwing) Eindredactie: Pieter Witteveen
De universele dag van het kind - Lessuggesties voor de midden- en bovenbouw
Stichting Dienstencentrum GVO en HVO Postadres: Postbus 85475 - 3508 AL Utrecht Bezoekadres: Zwarte Woud 2 - 3524 SJ Utrecht Telefoon: 030 – 285 68 58 E-mail:
[email protected] Website: www.gvoenhvo.nl