De tijd is een reiziger Moderne en klassieke Koreaanse poëzie
Selectie en herdichting Germain Droogenbroodt
Inleiding Meer dan 35 jaar geleden bezocht ik voor het eerst ZuidKorea waarover men hier in het Westen alleen hoort als zijn noorderburen alweer eens met kernwapens dreigen. Vooral voor de natuurliefhebber die het massatoerisme wil ontvluchten heeft dat mooie land veel te bieden. De herfstkleuren op de berghellingen met hier en daar een boeddhistische tempel zijn een verrukking voor het oog. Ik heb het land talloze keren bezocht en maakte er vrienden. Als dichter werd ik er op meerdere internationale poëziefestivals geïnviteerd en leerde er de belangrijkste, nog levende dichters kennen, die mij hun poëziebundels schonken en mij niet alleen de moderne maar ook de klassieke Koreaanse poëzie leerden kennen, waaronder de in het Chinees geschreven gedichten, de liefdesgedichten van de kisaeng (de Koreaanse geisha), alsook de sijo, het typisch Koreaanse kortgedicht. In de vorige publicatie heb ik mij uitsluitend tot moderne dichters beperkt waarvan ik er meerdere persoonlijk heb gekend. Niet alleen in de oudere, ook in de moderne Koreaanse poëzie is de natuur goed vertegenwoordigd en uiteraard ook de eeuwige thema’s zoals de liefde en de onvermijdelijke dood. Kim Sowŏl, ’s lands meest geliefde dichter, bezingt zoals geen ander zowel de lichtals de schaduwzijden van de liefde. De jongere dichteres Kim Namjo doet dat op haar heel eigen manier, net als dichter-schilder Cho Byung-hwa in het prachtige kleingedichtje “Dag en nacht”. Eerder ongewoon voor de Westerse lezer, vooral dan in de Nederlandstalige poëzie, gaan de gedichten over oorlog, bezetting en verbanning. Het schiereiland werd vanaf 1910 tot na de Tweede Wereldoorlog door de Japanners bezet. Daarna volgde de Koreaanse oorlog die tussen 1950 en 1953 woedde en twee miljoen mensenlevens zou kosten. Een broedermoord tussen Noord- en Zuid-Koreanen, waarvan
de wreedheid en de zinloosheid onder andere in het mooie gedicht “Hier rust een vijandelijke soldaat” van Cho Ji hoon uitgedrukt wordt. Maar ook de mystiek duikt met regelmaat in sommige verzen op. Korea is niet alleen een boeddhistisch land, diverse moderne dichters hadden ook de klassieke Chinese culturen bestudeerd. Na de wreedheden door de Japanners begaan en de gruwel van de Koreaanse oorlog zou het nog jaren duren voor Zuid-Korea een democratisch land zou worden. Na dagenlange bloedige gevechten tussen politie en studenten met als inzet een eis tot democratisering en opheffing van de staat van beleg, liet op 27 mei 1980 de nieuwe regeringsleider Park Choong Hoon in de stad Gwangju het leger de volksopstand bloedig neerslaan, waarover het gedicht “Kumnanstraat” van de bekende hedendaagse dichter Ko Un bericht. Voor de vertaling in het Nederlands hebben meerdere Koreaanse vrienden waardevolle informatie verstrekt. Dat af en toe dichterlijke vrijheden nodig, ja noodzakelijk waren, is evident. De Koreaanse syntaxis is zo verschillend van de Nederlandse (geen grammaticaal geslacht, geen lidwoorden, geen onderscheid tussen enkelvoud en meervoud enz), dat hier eerder het woord herdichting dan vertaling, de lading dekt. Bij het omzetten heb ik gepoogd de zegging zo goed als mogelijk te respecteren maar ook, omdat het hier meestal om zeer lyrische verzen gaat, ze enige muzikaliteit mee te geven, er op lettend zoveel als mogelijk de Oosterse eigenheid te bewaren. Gezien er in het Nederlands praktisch geen vertalingen van deze poëzie voorhanden zijn, hoop ik met deze poëtische reis in de Koreaanse tijd menig poëzieliefhebber te kunnen boeien. Germain Droogenbroodt
De Koreaanse poëzie in een notedop Iedere poëzieliefhebber kent de Japanse haiku, bestaande uit drie regels van 5-7-5 lettergrepen, maar wie kent de Koreaanse sijo, waarvan de haiku afgeleid zou zijn? De sijo, die zich tijdens de 500 jaar durende Yi-dynastie (1392-1910) over een ongemene populariteit konden verheugen. Het Koreaanse kortgedicht telt gemiddeld vijfenveertig lettergrepen en werd meestal gezongen. In hun oudste vorm drukken de sijo vooral loyaliteit met de heerser en de ethische waarden van het confucianisme uit, maar toen de versvorm later steeds populairder werd, gaat de handeling ook over de liefde, over de natuur, over het leven dat vergaat en over het genot van de drank. Daarover hebben ook de kisaeng of Koreaanse geisha’s - meestal anoniem - mooie liefdesverzen achtergelaten. De eerste twee regels zijn bijna steeds een (vast)stelling. In de derde regel volgt dan een conclusie, zoals bijvoorbeeld het vers van de befaamde dichter Chung Cheol (1536-1593): Aan de wegrand staan twee stenen Boeddha’s naakt en uitgehongerd/ gegeseld door regen en wind, vorst en sneeuw/en toch benijd ik ze, want de scheiding zoals bij mensen is hen vreemd. De oudste verzen werden mondeling overgedragen of vertaald uit het Chinees, de taal die in Korea, net als in Japan, door de eeuwen heen als cultuurtaal fungeerde. Het Koreaanse schrift, het Han’gul werd immers pas in de helft van de vijftiende eeuw ontworpen en ingevoerd. Naast de sijo die hoofdzakelijk in de taal van het volk geschreven werden, bestonden er nog andere versvormen die in het Chinees werden geschreven. Pas in het begin van deze eeuw kwam, door Choi Namsoen (1890-1957), een modernistische beweging tot stand die met de traditionele, op Chinese basis gevormde poëtische expressie brak en die eenvoudiger versvormen propagandeerde. De belangrijkste dichter van die eerste generatie moderne dichters is ongetwijfeld Kim Sowŏl die met zijn romantische verzen op het schiereiland nog steeds de grootste populariteit geniet. Een van zijn bekendste verzen is het in deze bundel opgenomen gedicht Azalea’s. Menig dichter leed ook onder het wurgende juk van de Japanse bezetting die van 1910 tot 1945 plaatsvond
en zorgde voor poëzie met patriottische inslag of onmoed, zoals in het melancholische Avondgloed van Yu Chihwan en in Geliefde herinnering en Het kruis van Yoon Dong-ju. Meerdere dichters, waaronder laatstgenoemde, werden trouwens door de bezetter gevangen genomen, stierven aan ontbering of bezweken onder de medische experimenten die de Japanners, net als de Nazi’s, op hun gevangenen uitvoerden. Andere dichters, waaronder de eveneens zeer belangrijke dichter So Chŏng-ju en ook Park Mog-wŏl, vonden tijdens de bezetting toevlucht in de natuur die trouwens uit de Koreaanse poëzie niet weg te denken is. Wie het schiereiland met zijn onvergetelijke berglandschappen ooit bezocht, kan er de invloed best van begrijpen. In een mannenmaatschappij, zoals de Koreaanse er zeker een is, zijn de vrouwen in de poëzie ondervertegenwoordigd. Kim Namjo mag zich aldaar evenwel over een behoorlijke bekendheid verheugen en schrijft verzen die soms bijzonder modern aandoen of toch weer - zoals het gedicht Najaar - bijzonder lyrisch zijn en die hun Oosterse voedingsbodem niet kunnen loochenen. Door de eeuwen heen werd Korea steeds weer door haar machtige buren, de Chinesen en de Japanners bedreigd en soms vele jaren bezet. Ook de scheiding tussen Noord en Zuid duikt af en toe in de gedichten op zoals in Het derde hemellichaam van Moon Dok-su. Maar ook de voormalige dictatuur zorgde voor politiek getinte poëzie waarvan (de in Korea zelf niet bijzonder gewaardeerde) Kim Chi-ha in het Westen enige bekendheid geniet. Van de jongere dichters, die vooral met het modernisme van het Westen koketteren, wordt ondermeer Kang Un-gyo genoemd die met haar sociaal-kritische poëzie bij de generatie van de jaren 70 flink wat navolging vond, daarnaast ook Kim Kwang-hyup, Shin Kyung-rim, Hwang Tong-kyu enz. Door haar geschiedenis biedt de Koreaanse poëzie een grote verscheidenheid en is ze, zelfs in Azië, uniek en ongetwijfeld van grote poëtische waarde.
____________ Byok Nam-kung ____________
Gras Grassprieten, zomergras, dauwdoordrenkt gras van de Yoyogivelden, zacht, zoals het zoenen van verliefde lippen, loop ik blootsvoets over jullie heen. Zijn jullie niet de lippen van de aarde? Maar indien mijn lopen jullie kwelt stel ik voor dat als ik sterf ik de aarde word onder jullie wortels zodat jullie hoog op kunnen veren. Maar als ook dat jullie kwelt stel ik voor dat jullie en ik bezield als we zijn, de grenzen van de onsterfelijkheid bewandelen. We zullen elkaar dan weerzien op de weg van de eeuwigheid. Dan kunnen jullie mij zijn en ik jullie en jullie kunnen even zacht over mij lopen zoals ik nu zo zacht over jullie loop.
7
_____________ Cho Byung-hwa ___________
Dag en nacht Zoals de wind die door de bladeren waait zo waar jij door mijn gedachten. Zoals een vogel die tussen de bladeren slaapt zo slaap jij in mijn gedachten.
8
____________ Cho Byung-hwa ___________
Dano, meifestival * Soena: onder de hemel van deze mooie meidag zullen we onze schommel plaatsen. We zullen de vrees in een hoek van de zolder achterlaten. Kom, wandel over het licht kom door de achterdeur en loop omheen de bron, je glanzende haren in een vlecht samengebonden met een mooi lint. Kom in het geel gekleed met een lange karmijnrode rok en met schoeisel dat de zachte kleur van de hemel draagt. Kom heimelijk met dat trouwe hart van jou. Soena: kom, wandel over het licht, het licht van de hemel volgend waar onze schommel zich bevindt in deze mooie maand mei.
9
____________ Cho Byung-hwa ___________
Vrouw Een uitbarstende vulkaan een verzegeld universum een voortdurend vliedende stroom een verraderlijk moeras een onverzoenlijke, opengegooide hemel het woord voor alle verlangens het teken voor alle begeerten paleis van geheimen ontbreidelde eeuwigheid vruchtbare hartstocht mysterie dat nimmer uitdooft.
10
____________ Cho Byung-hwa ___________
Liefde Waar gisteren en vandaag elkaar kussen omhelsde ik een ogenblik de eeuwigheid. Afscheid nemen, elkaar ontmoeten met elkaar verbonden lippen: een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid. De dingen komen de dingen gaan met elkaar verbonden lippen: een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid. Dingen die zijn en dingen die niet zijn met elkaar verbonden lippen: een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid. Liefdes die terugkeren, één na één iedere terugkeer naar zijn eigen eeuwigheid. Licht, duisternis met elkaar verbonden lippen een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid. Lip op lip met een droeve hunkering verbonden een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid.
11
_____________ Cho Byung-hwa __________
Het ontwaken van de insecten Niet bij machte om nog langer weerstand te bieden, spuwt eindelijk de winter de lente uit. Op de grond, op de bomen, aan de hemel, barsten de kleuren los een eruptie van bloesems.
12
KORTE BIOGRAFIE
Moderne Koreaanse dichters BYOK Nam-kung CHO Byung-hwa (1921-2003), geboren in Nansilli, studeerde natuurwetenschappen in Japan. Hij was een van de productiefste moderne Koreaanse dichters en had ook als schilder een degelijke reputatie. Hij was jarenlang rector van de Kyung-hee Universiteit in Seoel. Zijn poëzie valt op door de verrassende, soms metafysische beelden. CHO Chi-hun (1920-1968), geboren in Yeongyang, was dichter, criticus en enige tijd directeur van de Korean poets’ Association. CH’OE Nam-sŏn (1890-1957), geboren in Seoel, een van de pioneers van de moderne poëzie in Korea, historicus en uitgever van een literair tijdschrift. CHO Ji-hoon (1920-1968), was een van de voorlopers van de moderne Koreaanse poëzie. Geboren in een zeer gecultiveerde familie leerde hij klassiek Chinees in zijn kinderjaren. Hij was een bekend boeddhist en zette zich in voor de rehabilitatie van het Koreaans, waarvan het gebruik tijdens de Japanse bezetting verboden was geweest. Zijn poëzie is tegelijk intelligent en gevoelig. HAM Hyung-soo (1916-1946), heeft slechts enkele poëziebundels gepubliceerd. Zijn poëzie heeft soms een neiging tot decadentie maar is af en toe verrassend. HWANG Kŭm-chan (1918 - ), bracht zijn jeugd door in NoordKorea, maar kwam naar Zuid-Korea in 1946. Zijn doorbraak als dichter vond in het jaar 1952 plaats. Hij publiceerde een behoorlijk aantal dichtbundels waarin, zoals in de meeste Koreaanse poëzie, de natuur en het meditatieve element alomtegenwoordig zijn. KIM Jong-han (1916-1944), was promotor van de pure poëziebeweging en schreef meerdere gedichten die door Koreaanse volksliederen waren geïnspireerd. KIM Kwanggyun (1914–1993), reeds als twaalfjarige publiceerde hij in een locale krant zijn eerste gedichten maar vanaf 1942 werd zijn poëzie erg nihilistisch die uiteindelijke uitmondde in het stopzetten van zijn poëtische activiteit. KIM Kwang-sop (1905–1977), heeft een groot aantal poëziebundels geschreven. Hij won in 1958 de culturele stadsprijs van Seoel.
KIM Namjo (1927- ), geboren in Taegu, Zuid-Kyonsang, wist zich vrij vroeg als dichteres te profileren. Haar poëzie bevat ongetwijfeld vrouwelijke elementen, maar is niet alleen daarom interessant. Haar vrij aparte, moderne stijl vond in Korea heel wat navolgers. KIM Sowŏl, (1902-1934), geboren in Kwaksan, in de provincie Noord-Pyong’an. Hij publiceerde reeds op zeventienjarige leeftijd gedichten. Zijn complete werk, dat uit een 250 gedichten bestaat, schreef hij in een periode van ongeveer vijf jaar. De bundel Azalea’s verscheen in 1925. Hij is een van de belangrijkste dichters die Korea heeft gekend. KIM Tong-myong, (1901-1966) KO UN (1933), geboren in Gusan, dichter en novellist. Getraumatiseerd door de oorlog en overvloedig alcoholgebruik ondernam hij een zelfmoordpoging. Zijn gedichten werden in meerdere talen gepubliceerd en met meerdere premies bekroond. Hij is internationaal een van de weinig bekende hedendaagse Koreaanse dichters. MOON Dok-su (1927- ), geboren in Ham An, studeerde Koreaanse literatuur. Zijn poëtisch werk vertoont opvallend veel surrealistische beelden. Het in deze bloemlezing opgenomen gedicht “Het derde hemellichaam” verwijst naar de scheiding tussen Noord- en Zuid-Korea. NO, Chon Myong (1913-1950), geboren in Changyion. Dichteres en journaliste. Was een van de belangrijkste vrouwelijke dichters. PAK Mog-wŏl (1919-1978), geboren in Kyongju. Ook bij hem is de natuur constant aanwezig, daarbij gebruikt hij ook legenden en folkloristische elementen. Hij behoort tot de belangrijkste dichters van het schiereiland. SHIN Tong-choon (1931- ), bracht haar jeugd in Peking door en vestigde zich na de bevrijding in Seoel. Ze doceerde Engelse literatuur aan de Hanyang universiteit. Ze is vooral bekend om haar activiteiten in de Koreaanse PEN en om haar inspanningen de Koreaanse poëzie te internationaliseren. SIN Sŏk-chŏng (1907-1974), geboren in Puan, in de Noord-Cholla provincie. Hij is vooral bekend om de landelijke elementen in zijn poëzie. Met zijn eerste bundel “Het kaarslicht”, wist hij zich vooral als natuurdichter te profileren.
SŎ Chŏng-ju (1915- ), geboren in de provincie Noord-Cholla. Hij studeerde het boeddhisme. Zijn eerste poëziebundel, getiteld De Slang, verscheen in 1941. Hij week uit naar Mantsjoerije en verbleef er tot na de bevrijding. Hij is ongetwijfeld een van de belangrijkste levende dichter van zijn land. YI Ha Yun (1906 - ?), heeft Engelse literatuur in Japan gestudeerd, was journalist en directeur van een dagblad. Hij was ook vertaler. YI Yook-sa, (1905-1944), geboren in Andon (Peking). Tijdens zijn leven was Korea door Japan bezet. Hij was politiek actief, wat hem meerdere jaren gevangenis kostte. Hij stierf in een Pekinese gevangenis tijdens de Japanse bezetting. YOON Dong-ju (1917-1945), werd in Mantsjoerije geboren waar zijn ouders, zoals zoveel Koreanen, in exil leefden. Hij reisde naar Japan om er Engels te studeren. Door de Japanse autoriteiten ervan verdacht lid te zijn van een beweging die de onafhankelijkheid van zijn land nastreefde, werd hij gevangen genomen en stierf in de gevangenis minder dan twee jaar later, naar men vermoedt slachtoffer van medische experimenten. YU Chi-hwan, (1908-1967), geboren in Chungmu, Zuid-Kyongsan provincie. Tijdens de bezetting verbleef hij langere tijd in Mantsjoerije en keerde na de bevrijding, in 1945, naar Korea terug. Zijn vrij lijvig poëtisch werk werd meermaals gelauwerd. Hij wordt tot de belangrijkste Koreaanse dichters gerekend.
Klassieke Koreaanse dichters CH’OE Ch’i-wŏn (857- ?), dichter en geleerde. Hij verbleef enige tijd in China en na zijn terugkeer van China aan het hof. Ontgoocheld door de corruptie van de high society trok hij zich terug en bracht zijn laatste levensjaren door in een kluizenaarshut op de berg Kaya. CH’OE Hang (?-1257), dichter, geleerde en belangrijk staatsambtenaar. Hij was een devoot Boeddhist en vormde zijn residentie om in een Boeddhistische tempel. CHO Hŏn (1544-1592), dichter en aanvoerder van een leger dat de door de Japanners bezette stad Chongju bevrijdde maar tijdens die actie om het leven kwam. CHŎNG Ch’ŏl (1536-1593), hij was gouverneur van een provincie, persoonlijk secretaris van de koning en generaal. Hij schreef vooral sijogedichten, waarvan er een honderdtal bewaard gebleven zijn. CHŎNG Sang-gwan (18-19de eeuw)
CHU Ŭisik (1675-1720), was ook zanger. Er zijn slechts veertien sijo van hem bewaard gebleven. HŎ Ch’o-hi (1563-1589), dichteres die tijdens de Chosunperiode heeft geleefd. Ze stierf amper 26 jaar oud. Ze schreef zowel in de streektaal als in het Chinees. HOEYON (laatste Koreaanse dynastie) HONGNANG (1567-1608), dichteres en befaamde kisaeng. Ze schreef het in deze uitgave opgenomen gedicht voor de dichter Ch’oe Kyŏgchang toen die naar de hoofdstad vertrok. HWANG Chin-i (c.1506–1544), de beroemdste van alle Koreaanse dichteressen die een grote aanhang had. Vooral haar liefdesgedichten zijn bijzonder virtuoos. KANG Se-hwang (1731-1799) KIM Su-jang (1690-??), is een van de belangrijkste sijodichters die ook een anthologie sijo heeft samengesteld. Zijn poëzie bevat veel natuurelementen maar ook humor en filosofische beschouwingen. Honderdendrie kortgedichten zijn van hem bewaard gebleven.. KIM Tog-nyong (16de eeuw), no information MYŎNGOK (LATE 16DE EEUW), over deze dichteres is weinig geweten. Ze was een kisaeng (geisha) en bekend onder de naam Schitterende Jade. NA-ONG (1320-1376), hij was een befaamde Boeddhistische monnik die tijdens de laatste jaren van de Koryŏ dynastie heeft geleefd. PAK Chi-Wŏn (1737-1805), geboren en gestorven in Seoel. Hij was ook schilder en eminent kalligraaf. PAK Hyogwan (1781-1880), wist van de aangename dingen van het leven te genieten: muziek, gezang en drank. Zijn poëzie gaat over liefde en verdriet, de levensregels van Confucius en de vergankelijkheid van het leven. Samen met een van zijn leerlingen stelde hij een van de belangrijkste anthologieën sijo samen. SONG In (1516-1584), was een ambtenaar aan het hof en gewaardeerd dichter die, net als de vermaarde Chinese dichter Li Bai, ook van de drank kon genieten. SŎNG Sammun (1418-1456), was een van de ministers die gemarteld en geëxecuteerd werd omdat hij loyaal bleef aan de afgezette koning.
YANG Sa-un (1517-1584), was een magistraat van meerdere steden, gelegen bij de Diamanten Bergen die hem fascineerden en tot het beschrijven van hun schoonheid leidden. YI Hwang (1501-1571), was wellicht de beroemdste neo-Confucianistische filosoof van Korea. Zijn cyclus sijogedichten bezingt de schoonheid van Tosan in NoordKyŏnsang Yi Kyu-bo (1168-1241), was een bijzonder productief dichter, zijn oeuvre bevat meer dan tweeduizend gedichten. Yi Ok-bomg (? -1592), dichteres tijdens de Chosun dynastie, dochter van een concubine, werd ze ook gedwongen een concubine te worden maar was tegelijk ook een zeer gewaardeerde dichteres. Haar werk werd zelfs in het Chinees gepubliceerd. YI Shik (1584-1647) YUN Sŏndo (1587-1671), wordt beschouwd als de meest getalenteerde auteur van sijo maar was ook politiek actief en verbleef veertien jaar in verbanning. YUN Tu-sŏ (1668- ?), was schrijver en schilder. Een aantal van zijn schilderijen hebben de tijd overleefd. Nota’s *Dano, meifestival, wordt de vijfde dag van mei volgens de maankalender gevierd. Het is een van de belangrijkste traditionele folkloristische feesten van Korea waar jongens en meisjes van het dorp van het schommelen genieten (p.9). *Kumnanstraat, na dagenlange bloedige gevechten tussen politie en studenten in Zuid-Korea, met als inzet een eis tot democratisering en de opheffing van de staat van beleg, liet op 27 mei 1980 de nieuwe regeringsleider Park Choon-hoon de stad Gwangju het leger de volksopstand bloedig neerslaan (p. 70). * Ch’usŏk, is traditioneel de dag in de herfst waarop men offergaven brengt aan overleden familieleden (p.136)
Inhoudstafel Inleiding
De Koreaanse poëzie in een notedop
Gras7 Dag en nacht 8 Dano, meifestival 9 Vrouw10 Liefde 11 Het ontwaken van de insecten 12 De havik 13 Een vogel 14 Op zoek naar een droom 15 Kust 16 Trompetschelp17 Leven is de lucht ... 18 Aan mijn dochter 19 Mens20-21 Een bestaan 22-23 Ons geheim 24-25 De maan overdag 26 Waar ik mij nu bevind 27 Lentedag 28 Als ik mijn ogen ... 29 Grassprietjes30 Regen op de weegbree 31 ”Hier rust een vijandelijke soldaat” 32-33 Op een berghelling, 34 Grafschrift tussen zonnebloemen 35 Het allermooiste 36-37 Rots en vlinder 38 Een vlinder op de bus 39 Kaarslicht40 Gedicht van de oude tuin 41 Hert42 Gevoelens op een herfstdag 43 Zomerse ochtend na de regen 44 Bloem45 Liefde 46 De winterse zee 47-48 Liefdesbericht 49 Geschenk50-51
Liefdescursiefje 52 Hymne53 Herfst54 Maken en gemaakt worden 55 Zij die naar de berg gingen 56 De mier 57 De zee 58 Mijn huis 59 De wolk 60 Halve maan 61 Liefdesgeschenk 62 Hoofdkussen voor twee 63 Azalea's 64 Aanroeping 65 De nacht 66 Onder de grote dorpsboom 67 Pyongok 68 Pongtae 69 Voor mijzelf 70 Kumnanstraat71 De begraafplaats voor de vijand 72-73 Lijntekeningen nr. 1 74 Lijntekeningen nr 2 75 Karma76 Het derde hemellichaam 77-78 Ik zou een onbekende vrouw willen zijn 79 De reiziger 80 Derde maand 81 April82 Perzikboom in het gebergte (1) 83 Perzikboom in het gebergte (3) 84 Op weg naar de bronnen van Suanbo 85-86 Bergen omringen mij 87 Viooltje88 Beneveld door het parfum 89 In het najaar 90 Als je me roept 91 Droevig beeld 92 Mijn liefste slaapt 93 Een ontluikende bloem 94 Zo stil … 95 De klaagzang van de koekoek 96
De melaatse 97 Bloemslang 98-99 De dennenbloemen staan … 100 Bij een chrysant 101 Geschenk van bloemen 102 Revolutie103 Het steegje 104 Waterrad 105 Bloemen106 De kale vlakte 107 Avondrood108 Een hoge boom 109 Meer 110 Geliefde herinnering 111 Het kruis 112 Verlangen113 Avondgloed 114 Zo sprak de Himalaja 115 Vaandel116 Tenslotte zal ik ervaren 117 Wanneer ik sterf 118 Rots119 Een kleine pauze 120 Aan mijn jonge zoontje 121-122 Op het slagveld 123 Leven en dood 124 Zoals een wilde bloem 125 Sijo en klassieke Koreaanse poëzie Een anker wordt gelicht 127 In een boot 127 Hoe is liefde, hoe is ze? … 128 Witte reiger, blijf ver … 128 Indien ik mijn tranen … 129 Omgekeerd karma 129 Herinnering aan de liefde 130 Vlinders en bloemen 130 Een pruimenbloesem … 131 Als ik na het drinken … 131 Zicht vanaf de bergtop 132 Kwatrijn132 De motregen valt neer op de vijver … 133
Een plotse stortvlaag … 133 Veertigduizend schitterende parels … 134 De sneeuw valt neer … 134 Ik snij mijn hart uit … 135 Een schaduw weerspiegelt … 135 Hoe je het draait of keert … 136 Ch’usŏk136 Wat is het leven? … 137 Een arm meisje 137 In het najaar, als de maan ... 138 Ik heb je, mijn geliefde … 138 Tijdens een koude zonnewende 139 Heuvels blijven dezelfde … 139 Het is mijn verlangen 140 In het steegje 140 Mijn strobedekte kluizenaarshut 141 Bloemen vallen neer … 141 Van alle honden … 142 Het is helder … 142 Bezoekers weten … 143 Ik weet niet … 144 De talenten die … 145 Vuur in het hart 146 Men beweert dat … 146 Waarschuwing147 Op nieuwjaarsdag in de spiegel kijkend 147 Wilde ganzen snateren … 148 Dertig dagen in de maand … 148 Indien je me zou vragen … 149 Op de executieplaats 149 De mensen zeggen ... 150 Ik vertoef weer op … 151 De donder kan … 151 De wijze mannen … 152 De maan in de waterput 152 Poëzie: een chronische ziekte 153 Aan een minnaar 154 Een nieuwe zwaluw 154 Hoeveel vrienden ik heb? … 155 Jade155 Korte biografie, nota’s 156 -160 Inhoudstafel 161-164