Maart 2006
2
m
ag
az
ine
van
LA P P
Magazine voor afgestudeerde Antropologen, Psychologen en Pedagogen K.U.Leuven Jaargang 1 • Nummer 2
Wat motiveert? Inhoud 1
Wat motiveert? Waardig ouder worden op het werk 2
Editoriaal
Koen Van Kelecom
Als leider van de jeugdbeweging wou Maarten Vansteenkiste (28) weten hoe hij zijn leden warm kon maken voor de wekelijkse activiteiten. Als fervent voetballer vroeg hij zich af hoe een coach zijn spelers kan vertellen dat ze niet geselecteerd zijn voor de wedstrijd, zonder dat ze hun enthousiasme en motivatie verliezen. Die vragen inspireerden hem tot motivatiepsychologische experimenten en studies met opvallende resultaten, vooral omwille van de praktische relevantie. Zijn doctoraatsthesis aan het centrum voor Motivatiepsychologie van de K.U.Leuven met Professor Willy Lens als promotor en Professor Edward L. Deci en Professor Hans De Witte als copromotors, bevat bruikbare tips voor opvoeders, coaches, managers en therapeuten.
Wat motiveert? (vervolg) Beroepsbelangen 3
Karolien Vermeiren in Zimbabwe Geen diploma zonder eindwerk 4
-
5
Waardig ouder worden na het werk Waardig ouder worden op het werk (vervolg) 6
Werk zoeken Psychologen en pedagogen aan het werk 7
Werk vinden Nobelprijs en stress Eredoctoraat voor Mudimbe 8
Sien Diels in Sesamstraat Geen diploma zonder eindwerk (vervolg) Achterflap
Colofon APPèL Magazine van LAPP
Redactie Hans De Witte (hoofdredacteur), Hedwig Bogaerts, Bea Maes, Vera Hoorens, Ann Cassiman, Paul Van Deun, Ann Somers (eindredactie)
Medewerkers Jan Labbe, Koen Van Kelecom, Pieter Verstraete, Fien Depaepe
Redactieadres, Redactiesecretariaat, Adreswijzigingen Vesaliusstraat 2, 3000 Leuven
[email protected]
Abonnementen inbegrepen in LAPP-lidmaatschap: 25.- € Bankrek. LAPP KBC Leuven 431-0219371-24
Vormgeving, Lay-out Grafein
Fotografie Wim Vanderwegen, Johan Van Rensbergen
Cartoons BibberKopf
Oplage 4000 ex
Drukwerk Drukkerij Vanderpoorten
Verantwoordelijke uitgever Paul Van Deun, L.Beosierlaan 3, 3010 Leuven
Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen van de redactie
De theorie: kwaliteit van redenen en doelen Maarten Vansteenkiste vertrekt voor zijn onderzoek van de zelfdeterminatietheorie. Deze theorie maakt een onderscheid tussen de kwaliteit van de redenen (autonoom versus gecontroleerd) die het gedrag reguleren en de kwaliteit van de doelen (intrinsiek versus extrinsiek) die mensen nastreven. Intrinsieke doelen als zelfontplooiing, affiliatie, gezondheid en maatschappelijk welzijn staan tegenover extrinsieke doelen zoals geld en sociale status. Autonome regulatie betekent dat je het gevoel hebt een activiteit op een zelfgewilde manier uit te voeren omdat je ze boeiend of persoonlijk zinvol vindt. Gecontroleerde regulatie betekent verplichting: het vermijden van schuld, schaamte, en straf of het bekomen van een beloning zijn de drijfveren. Een voorbeeld: als iemand gaat fitnessen om er fysiek aantrekkelijk uit te zien dient dit gedrag een extrinsiek doel. Als hij gaat fitnessen om actief en fit te blijven, dan dient zijn gedrag een intrinsiek doel. Maar dezelfde fitnesser kan deze verschillende doelen omwille van zeer verschillende redenen nastreven. Als hij fitnesst omdat hij het persoonlijk zinvol vindt om een aantrekkelijk uiterlijk te hebben, blijft dat een extrinsiek doel, maar het is wel autonoom gereguleerd, want vrij van verplichting. Hij zou immers ook een goede ‘look’ kunnen nastreven omdat zijn vrouw niet wil dat hij verdikt. Het proefschrift toont aan dat een autonome (in plaats van een gecontroleerde) regulatie samenhangt met beter presteren en hoger welzijn. En dat, hoe sterker mensen georiënteerd zijn op het bereiken van extrinsieke doelen in plaats van intrinsieke doelen, hoe minder goed ze functioneren op persoonlijk (lager welzijn, alcoholgebruik) en op sociaal vlak (meer autoritarisme en racisme). Hij onderzocht ook hoe de sociale context intrinsieke of extrinsieke doelen kan promoten en een autonome versus gecontroleerde regulatie kan opwekken.
Bij een eerste reeks experimenten staat “leren” centraal. Tweehonderd belgische studentes kleuterleidster werden opgedeeld in vier experimentele groepen door hen teksten over recycleren te laten lezen. De instructies in de intrinsieke-doel-conditie waren “door de tekst te lezen zal je de kleuters in je klas kunnen leren hoe ze iets kunnen doen voor het milieu”. In de extrinsieke-doel-conditie luidde de instructie “door de tekst te lezen zal je leren hoe je later op je job veel geld kan sparen via het recycleren van oude materialen”. Een licht verschillende redactie van de tekst zelf manipuleerde de tweede onafhankelijke variabele: via formuleringen als “je kan proberen”, “je kan ervoor kiezen”, “we vragen je” werd een autonome regulatie opgewekt. Door dwingend woordgebruik (“je moet”; “we verwachten van je”) komt een groep in de controlerende regulatieconditie terecht (verplichting). Na het lezen van deze verschillende instructies lazen de deelnemers aan het onderzoek dezelfde tekst over recycleren. Daarna werd getest hoe goed de proefpersonen de tekst verwerkt hadden. De effecten van deze vier (twee maal twee) condities waren duidelijk: de personen uit de intrinsiekedoel-conditie scoorden veel hoger op de test dan de personen in de extrinsieke doel conditie. De personen die onder druk werden geplaatst om de tekst door te nemen scoorden veel lager dan zij die op een autonomie-ondersteunende manier werden benaderd. De proefpersonen uit alle experimentele condities kregen de vrije keuze om meer over recyclage te leren door een recyclageterrein te
>> 2
Waardig ouder worden op het werk Belgen werken hard, maar niet lang genoeg. Om de sociale zekerheid te betalen moet de participatie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt dringend omhoog. Het generatiepact is een bundel economische maatregelen die ons langer aan het werk moeten houden. De grote weerstand hiertegen doet vermoeden dat er ook een psychologisch aspect is aan langer werken. Een rondvraag bij menswetenschappers die zich met de problematiek bezighouden, levert uiteenlopende visies, bedenkingen en tips op over “waardig ouder worden op het werk.”
en zetwerk
worden mits toestemming
De experimenten: kleine details, grote effecten
Grijsaards tevreden houden Het generatiepact trekt de brugpensioenleeftijd op van 58 naar 60 jaar. Met de finish in zicht moeten veel vijftigplussers dus plots hun planning aanpassen. Elke Henderickx studeerde als psychologe af met een eindverhandeling over de “hernegotiatiebereidheid van eindeloopbaanopvattingen bij vijftigplussers” (promotor: Prof. René Bouwen). “In een veranderende organisatie betekent langer werken ook anders werken,” zegt Professor Bouwen. “Behalve het tijdsperspectief moeten werknemers hun werksituatie ook inhoudelijk herzien, en dat is niet voor iedereen even vanzelfsprekend.”
Koen Van Kelecom
Elke Henderickx interviewde 30 beroepsactieve vijftigplussers op zoek naar factoren die de herziening van hun ‘psychologisch contract’ met hun werksituatie beïnvloeden. Daaruit bleek dat oudere werknemers die vroeger al eens grondig over hun carrière hadden nagedacht, in de herfst van hun carrière minder moeite hebben om hun planning aan te passen. Professor Bouwen stelt dan ook voor om het eindeloopbaandebat op een andere manier te voeren: “Nu proberen we vooral maatregelen te verzinnen om de grijsaards te verplichten langer te werken. Organisaties zouden beter nadenken over hoe ze de werknemers zolang mogelijk tevreden kunnen houden, zodat ze uit vrije wil aan de slag blijven. Eindeloopbaan zou dan vervangen worden door de positievere term ‘Loopbaanvoltooiing’. Permanente bezinning kan daarbij een grote rol spelen.”
Voorkomen is beter dan genezen Op de brugpensioenleeftijd zijn uitzonderingen voorzien voor ‘zware beroepen’. Maar wat is een zwaar beroep? Anders gesteld: voor welke functies en sectoren is het optrekken van de pensi-
>> 4
Appèl nr. 2, maart 2006
Wat motiveert?
Vandaag hebt u de tweede versie van Appèl in handen. Daarmee gaan we weer een stapje verder op onze weg om de afstand tussen de faculteit en haar afgestudeerden te overbruggen. Een faculteit kan immers niet zonder haar afgestudeerden. Daarom laten we Karolien Vermeiren aan het woord, die als orthopedagoge in Zimbabwe werkt. Zij reflecteert over de cultuurverschillen die zij als counselor ondervindt. Haar ervaringen kunnen het academische werk nieuwe impulsen geven. Het omgekeerde is wellicht ook waar. Dit nummer bevat dan ook nieuwe onderzoeksinzichten. Zo belicht Maarten Vansteenkiste de resultaten van zijn doctoraat over de wijze waarop mensen gemotiveerd (kunnen) worden. Zijn onderzoek levert naast theoretische kennis heel wat hints op voor de praktijk. Natuurlijk biedt onze faculteit ook onderwijs aan. Het onderwijsgebeuren is sterk in evolutie, waarover we regelmatig zullen berichten. Op dit moment dient zich een sterke ‘wisseling van de wacht’ aan: heel wat professoren gaan binnenkort op emeritaat. We laten hen graag even reflecteren op hun verleden en toekomst. In het volgende nummer komen andere ‘bijna’-emeriti aan het woord, en later wellicht hun opvolgers. Met de infodagen voor toekomstige studenten in het vooruitzicht, leek het gepast om de tewerkstellingsperspectieven van afgestudeerde psychologen en pedagogen te belichten. Die blijken gunstiger dan veelal wordt aangenomen, en dit goede nieuws mogen we u natuurlijk niet onthouden. Met Appèl willen we niet enkel bruggen slaan, maar ook een bijdrage leveren aan de samenleving. Daarom hebben we een bijdrage over het eindeloopbaandebat. En het stukje over Sesamstraat illustreert dat psychologen en pedagogen ook daar een rol te spelen hebben. Een deel van onze weg is nog niet afgelegd. In het vorige nummer kondigden we enkele initiatieven aan, die we nog niet realiseerden. Zij die ons allerlei suggesties stuurden, dienen echter niet te wanhopen: hun tijd komt zeker nog... Aankondigingen voor studiedagen en dergelijke zullen binnenkort op onze website vermeld worden. Graag nodig ik u allen uit om mee te lopen op onze weg. Stuur ons uw suggesties en opmerkingen! En zeker zo belangrijk: hernieuw uw lidmaatschap van onze vereniging, waardoor u Appèl verder zal blijven ontvangen in de toekomst!
Hans De Witte, Hoofdredacteur Appèl
Beroepsbelangen: doorbraak in wetgeving? Met welk recht werken psychologen en orthopedagogen in de gezondheidszorg? Volgens het Koninklijk Besluit 78 ‘Betreffende de Gezondheidsberoepen…’ zijn enkel artsen bevoegd om bij mensen, autonoom, aan diagnostiek en behandeling te doen. Alle anderen oefenen de geneeskunst onwettig uit. We werden nooit veroordeeld maar we hebben nog geen wettelijk geregelde plaats in de gezondheidszorg en dat is geen houdbare toestand!
© Johan Van Rensbergen
ditoriaal: weer een stapje verder
bezoeken of door in de bibliotheek te lezen over het onderwerp. De proefpersonen die door intrinsieke doelen gemotiveerd werden, gingen hier gretiger op in dan wie door extrinsieke doelen tot het gedrag werd aangezet. Ook autonomie-ondersteuning beïnvloedde het enthousiasme positief in vergelijking met controle en druk. Gelijkaardig proefopzet met andere onderwerpen en andere types proefpersonen leverden dezelfde trends op. De resultaten zijn vooreerst een bevestiging van de hypotheses uit de zelfdeterminatietheorie. Hoewel beide soorten doelen de motivatie verhogen om de tekst grondig te lezen, blijken intrinsieke doelen veel efficiënter te zijn dan extrinsieke doelen. Blijkbaar wekken beide soorten doelen een verschillende soort motivatie op, waardoor ze een verschillend effect uitoefenen op het leerproces. Vaak wordt druk opgevoerd in de hoop dat de prestaties zullen verbeteren:De resultaten blijken echter omgekeerd. Het ondermijnt het leerproces in tegenstelling tot autonomie-ondersteuning! Druk is immers een kwalitatief minder goede drijfveer dan autonome motivatie. Verrassend is vooral de kleine moeite om afgetekende effecten te verkrijgen. Licht gewijzigd woordgebruik in een tekst van amper tien lijnen zorgt voor een betere verwerking van de tekst. De manier waarop de taak gepresenteerd wordt, werkt ook op lange termijn door.
De praktijk: motiveren kan je leren Bij experimenten met obese kinderen werd dit fenomeen herhaald. De manier waarop een tekst over het klavertje vier-voedingsmodel werd aangebracht bij 10- tot 12-jarigen beïnvloedde het begrip van de tekst, de voedingsgewoontes, de vrijwillige participatie aan dieetprogramma’s en het effectieve gewichtsverlies tot twee jaar na het experiment! Voor Maarten Vansteenkiste zijn dit duidelijke hints voor opvoeders. “Ouders en leerkrachten proberen kinderen nog steeds te motiveren door hen te zeggen dat ze later veel centjes zullen verdienen als ze nu flink hun best doen op school. Maar voor gedragsverandering op lange termijn is het bevorderen van intrinsieke doelen zoals zelfontplooiing een betere strategie. Laat kinderen ook eens zelf beslissen om een les te leren of een taak te doen.” Autonome regulatie kan ook in een klinische context tot efficiënte motivatietechnieken inspireren. “Intrinsieke motivatie voor een behandeling is onmogelijk, want niemand vindt het leuk om in therapie te gaan” legt Maarten Vansteenkiste uit. “Maar dit betekent niet dat een patiënt niet vrijwillig in een behandeling kan stappen,als hij begrijpt waarom de behandeling voor hem of haar persoonlijk zinvol zou kunnen zijn. Ook in therapie is druk een slechte drijfveer. Wie welwillend of autonoom in een behandeling stapt heeft een veel grotere kans op slagen.”
Taakgerichtheid: let’s dance Maarten en zijn vriendin volgden een cursus latinodans. Hoewel de cursus tijdens de zomervakantie onderbroken werd, was elk zomerfeestje voor het koppel een gelegenheid om hun pasjes te oefenen.
In 2003 was er een eerste wetsvoorstel Aelvoet/Tavernier dat voor ons dezelfde uitzondering maakt als voor tandartsen, vroedvrouwen en apothekers. Onaanvaardbaar voor onze Franstalige collega’s die Demotte en Mayeur een wetsontwerp lieten schrijven waarin de geestelijke gezondheidszorg naast de somatische geneeskunde werd gedefinieerd, met plaats voor psychologen en pedagogen. Te cartesiaans deze tweedeling. Nu is er de derde weg: het amendement bij het befaamde KB78 van Lionel Vandenberghe en anderen, dat door een positieve formulering van de term ‘ge-
foto:
E
Vervolg van pagina >>
Toen ze verhuisden kregen ze een nieuwe leraar en die voerde een niveautest in. Het koppel wilde zeker niet falen voor deze test en oefende als nooit tevoren. Ze slaagden en hun diploma kreeg een ereplaats in hun nieuwe appartement. Maar die hele zomer hebben ze niet meer gedanst. Maarten legde de dynamiek achter deze anekdote experimenteel bloot: “Door de test krijgt de taakgerichtheid een knauw. De prestatiedruk leidt de aandacht af van het onder de knie krijgen van de taak zelf,” legt hij uit. “Trainers en leraars gebruiken tests omdat dat onmiddellijk effect heeft op de motivatie. Maar door de druk op te voeren, vermindert de taakgerichtheid en dat kan op lange termijn ondermijnend werken!” Over de hypothese dat intrinsieke doelen en autonome regulatie tot hoger welzijn leidt, zette Maarten Vansteenkiste een aparte studie op. Hij liet zijn proefpersonen een vragenlijst invullen die hun materiële (extrinsieke) en intrinsieke waarden en hun stresstoestand meet. Een positieve correlatie tussen materiële of extrinsieke waarden en stress was het verwachte en duidelijke resultaat. “Extrinsieke doelen nastreven kost energie en brengt stress mee, bevrediging van intrinsieke doelen daarentegen maakt energie vrij”, verklaart Maarten dit fenomeen. Hij illustreert met een voorbeeld uit de topsportwereld: “In vergelijking met Kim Clijsters is Justine Henin veel meer gericht op status en imago. Ze is vooral bezig met haar palmares en met haar rangschikking. Kim wil vooral haar spel verbeteren, de resultaten zijn mooi meegenomen. Het verwondert me dan ook niet dat Justine Henin er soms mentaal onderdoor gaat.”
Van onderzoek naar praktijk Maarten zet zijn theorieën zelf in de praktijk om als speler-coach van een amateurvoetbalteam: “In mijn tactische uitleg voor de wedstrijd zal ik nooit zeggen dat we moeten winnen om punten te behalen of om aan de leiding van het klassement te komen. Dat legt extra druk op mijn spelers. Ik verkies een taakgerichte uitleg over de manier waarop we ons spel het best kunnen ontwikkelen. Door op het samenspel te focussen volgt het resultaat vanzelf. Ook in zijn beroepskeuzes gaat Maarten voor intrinsieke doelen. Want zouden zijn ervaringen en inzichten hem niet veel geld kunnen opleveren in het bedrijfsleven? “Misschien wel, maar ik heb ondervonden dat ik het meeste plezier beleef aan onderzoek en het uitschrijven van de resultaten. Ik ben dan ook meer geneigd om boeken te schrijven voor managers dan er zelf één te worden.”
zondheidszorg’ in tegenstelling tot ‘geneeskunst’ ruimte creëert voor andere beroepen zonder afbreuk te doen van de bevoegdheden van artsen. Klinisch psychologen en orthopedagogen zullen dan autonoom diagnoses kunnen stellen en behandelingen kunnen uitvoeren in geval van psychisch lijden. Lees het standpunt van de faculteit op de nieuwssite van de Belgische Federatie van Psychologen: www. bfp-fbp.be, bij de Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen: www.vvkp.be of, het best gedocumenteerd: www.klinpsy.com. (pvd)
Appèl nr. 2, maart 2006
Counselen in Afrika
Hedwig Bogaerts
Orthopedagoge Karolien Vermeiren (31) vertrok in 2003 naar Zimbabwe, samen met haar vriend Steff Deprez die zich engageerde voor een ontwikkelingswerkopdracht daar. Zij onderbrak haar opleiding tot therapeute, stopte met werken op het CGG in Leuven en nam loopbaanonderbreking op de Dienst Begeleid Wonen in Tienen. Drie jaar later doet Karolien in Zimbabwe wat ze in België ook deed: ze is counselor, psychotherapeute en geeft vorming over zelfmoordpreventie en counseling. Ze vertelt over haar zoektocht naar een ‘zinvolle bezigheid’ en de verrijkende ervaringen die daarmee gepaard gaan.
Toch rolde je makkelijk van het ene project in het andere? “Ja, in feite wel... Uiteindelijk kwam er dan toch iets uit de lucht vallen wat op mijn lijf geschreven leek. Een vriendin die directrice was geworden van een lokaal counselingcentrum, vroeg me of ik de counselors een vorming over zelfmoordpreventie wou geven. Het aantal zelfmoorden is hier zeer hoog en het taboe rond zelfdoding is groot. Het werd een vierdaagse training en het was een groot succes. Nadien vroegen andere organisaties – ook de school waar ik nu als schoolcounselor werk - om ook bij hen training te komen geven. Het pakketje breidde langzaam uit. Ik gaf trainingen in ‘basic counseling skills’, trauma, depressie,...en werkte af en toe zelf als counselor met suïcidale cliënten.”
Put je bij je trainingen vooral uit je ervaringen in België?
“Met goede counselorhouding kun je overal zinvol werk doen” Vertrok je met het idee een job te zoeken die aansloot bij je vorming en werk in België? “Ik had totaal geen idee wat ik kon verwachten. Ik wou gewoon zinvol bezig zijn, wat dat dan ook zou inhouden….Ik dacht nooit dat ik met mijn Belgische ervaring iets zou kunnen doen. “Het zelfmoordcijfer in Afrika is toch zeer laag”, dacht ik, en in een heel andere cultuur zou het zeer moeilijk zijn om met kansarme ouders rond opvoeding te werken.”
“Natuurlijk leerde ik heel veel uit mijn ervaringen en opleidingen in België. Het is een stevige basis, maar je kunt die niet zonder meer binnen een andere context gebruiken. Je zou onmiddellijk op cultuurverschillen botsen. Het was dan ook goed dat ik al meer dan een jaar in Zimbabwe was, zodat ik sensitiever werd voor de cultuur van de mensen hier. Laat me een voorbeeld geven. Als ik hier op het einde van de training om feedback vraag, hoor ik alleen de positieve dingen. Het is hier ‘not done’ om rechtstreeks te melden dat iets voor verbetering vatbaar is, want dat zou de relatie in disharmonie kunnen brengen en dat is ten allen tijde te vermijden.”
“Zelfmoordcijfer is hier zeer hoog”
Hoe begin je dan ‘in den vreemde’ naar een zinvolle bezigheid te zoeken?
Vind je dan wel gesprekspartners op dezelfde golflengte die je een input kunnen geven?
“De eerste maanden leerde ik veel mensen kennen. En ik bezocht ook heel wat projecten. Ik engageerde me voor een project met straatkinderen, maar al snel werd me duidelijk dat er serieuze gaten in de werking van deze NGO zaten. Het was boeiend om de wereld van de NGO’s te leren kennen, maar ik had niet echt het gevoel iets te kunnen bijdragen.”
“Het is niet zo eenvoudig om die te vinden. Naast het culturele aspect (dat je enkel positieve feedback geeft), is er ook nog de ‘brain drain’. Heel veel goedopgeleide mensen hebben Zimbabwe verlaten. Op dit moment zijn er gelukkig wel een paar mensen in de school met wie ik kan overleggen. Maar zij hebben wel een heel andere kijk op counseling. Het zijn ‘christelijke’ counselors, en ik zou mezelf
Geen diploma zonder eindwerk
Anneleen Kenis (Promotor: Prof. Dirk Hutsebaut) nuanceert in deze literatuurstudie de bevinding dat religie/spiritualiteit gelukkig maakt, zoals in veel Amerikaanse studies wordt gesuggereerd. Religie en spiritualiteit brengen inderdaad zoete vruchten, zoals sociale steun en integratie en vertrouwelijke relaties voort. Maar religie wakkert ook gevoelens van schuld en schaamte aan.
Als eeuwige twijfelaars een studierichting moeten kiezen Sommige mensen kunnen moeilijk knopen doorhakken. Sara Petit (Promotor: Prof. Karine Verschueren, met medewerking van Veerle Germeijs) onderzocht hoe besluiteloosheid ook de studiekeuze bemoeilijkt. Ze volgde meer dan 500 laatstejaars secundair onderwijs. De twijfelaars deden evenveel inspanningen om een studierichting te kiezen, doch vorderden maar traag op de weg naar hun defini-
Hebben mensen uit andere culturen dezelfde problemen?
“Ja en nee. Op zich zijn het gelijkaardige dingen waarmee ze zitten. Het gaat om angst, verdriet, kwaadheid, onmacht…, precies dezelfde gevoelens als de onze, maar ze worden door andere situaties veroorzaakt. Op emotioneel vlak gaat het dus om universele dingen. Natuurlijk zijn er ook verschillen. Ik heb de indruk dat mensen hier iets gemakkelijker met verlies en rouw kunnen omgaan. Misschien heeft dit te maken met het feit dat de dood hier veel meer deel van het leven uitmaakt, als je weet dat de levensverwachting op 33 jaar wordt geschat…”
“Mensen hier gaan iets gemakkelijker met verlies om” Kan je hen ook op dezelfde manier helpen? “Ik geloof heel sterk dat een counselor mensen helpt bij het oplossen van hun problemen, zonder dat hij hen adviseert of hen zegt wat ze moeten doen. De counselor begeleidt het proces, de cliënt geeft aan hoe en waarheen hij wil gaan. Met deze houding kun je volgens mij overal zinvol werk doen. Adviseren is gevaarlijk omdat je onvoldoende inzicht hebt in de achtergrond, de cultuur, familiesysteem... Je zou zeker fouten maken.”
Welke (counsel)ervaringen ga je meebrengen naar huis?
“Ik werd me bewust van mijn eigen culturele bagage. Mensen hebben hier een andere manier van denken, handelen,... en de ene is niet beter dan de andere. Dit besef maakt je veel meer ‘open minded’. Ik vond het dikwijls heel frustrerend om te merken hoe de mensen in Zimbabwe de drang om dingen te controleren hebben losgelaten. ‘God will make a plan, we can’t do anything...’ Nu begrijp ik het al iets meer en ik kan er zelfs van leren. Het is niet slecht de dingen soms wat los te laten... “
De Big Five en depressie
tieve keuze. Over hun uiteindelijke keuze waren ze onzeker en ze voelden er minder binding mee. Die besluiteloosheid ging met angst gepaard. Voor besluiteloze mensen is het structureren van de al verzamelde informatie daarom nuttiger dan extra informatie krijgen.
Voor jobsites van bedrijven is inhoud belangrijker dan design
Bij de pedagogen:
We selecteerden enkele markante onderwerpen en opvallende conclusies uit de eindverhandelingen van de afgestudeerden van het academiejaar 2004 -2005.
Maakt religie gelukkig?
eerder een ‘seculiere’ counselor noemen Zo adviseren zij mensen om naar de kerk te gaan of meer in de bijbel te lezen, omdat de bijbel een centrale rol speelt in het leven hier.”
Ayse Dogan (Promotor: Dr. Patrick Luyten) onderzocht de samenhang tussen de Big Five persoonlijkheidsdimensies en depressies. De ernst van depressie bleek niet samen te hangen met neuroticisme en ook niet met extraversie. Vroegere studies suggereren nochtans dat neuroticisme positief en extraversie negatief met depressie samenhangen. Altruïsme en ernst van depressie zouden wel negatief correleren, consciëntieusheid en depressie positief. Opvallend is dat neuroticisme toeneemt naarmate meer depressies zijn opgetreden. Dit zogenaamde littekeneffect suggereert dat neuroticisme eerder het gevolg is van depressie, dan oorzaak.
Koen Van Kelecom
Bij de psychologen:
interview
Marijke Pissens (Promotor: Prof. Karel De Witte) onderzocht welke factoren de aantrekkelijkheid van een jobsite van een bedrijf beïnvloeden. Apart beschouwd zijn zowel het ontwerp (lay-out en gebruiksvriendelijkheid van de website) als de inhoudelijke kenmerken van de vacature (verloning en jobinhoud) en de organisatie van belang voor de attractiviteit. Wanneer beide samen worden onderzocht, dan spelen enkel de kenmerken van de organisatie nog een rol. Bij het ontwerp van een jobsite let men dus best op de kenmerken van de organisatie.
Naar een globale liberale onderwijsmarkt? De missie van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) is een effectieve economische groei realiseren op een open, grenzeloze wereldmarkt. In deze verhandeling toont Frans Ragna (Promotor: Prof. Jan Masschelein) aan hoe de OESO ook educatie in deze globale vrijhandelsbeweging opneemt. Dit gebeurt door een ‘publieke’ onderwijsruimte aan te bieden waarin ‘diensten’ aan ‘klanten’ worden verleend. Educatie wordt zo zelf een markt, educatieve relaties worden dienstverleningsrelaties en educatieve praktijken worden productieve praktijken. vervolg op pagina
Appèl nr. 2, maart 2006
Waardig ouder worden na het werk
Jan Labbe
Emeriti aan het woord
foto’s:
© Wim Vanderwegen
In het vorige nummer keken we samen met enkele nieuwe docenten vooruit in de toekomst. Nu maken we de omgekeerde beweging. Aan de hand van enkele “eindeloopbaanvraagjes”, blikken enkele professoren die binnenkort hun emeritaat vieren, terug op hun loopbaan aan onze faculteit. We legden hen volgende vragen voor.
Wat beschouwt u als de (wetenschappelijke) rode draad in uw loopbaan als onderzoeker?
Wat is het belangrijkste inzicht dat men uit uw onderzoeksdomein moet onthouden?
Welke veranderingen aan de K.U.Leuven hebt u tijdens uw loopbaan waargenomen?
Professor Marc D’hoker
Professor Joost Lowyck
Professor Paul Eelen
Professor Dirk Hutsebaut
Het brede domein van de historische pedagogiek met thema’s zoals het secundair onderwijs, de lerarenopleiding, jeugdliteratuur en lichamelijke opvoeding. Een constante in mijn werk is de onderwijsgeschiedenis in brede zin. Wellicht is mijn vooropleiding als onderwijzer en regent hier niet vreemd aan.
De cognities van actoren in het onderwijs. In mijn doctoraat onderzocht ik cognitieve processen van leraren. Ik wou weten wat er in hun hoofd omging. Dat was in 1975 erg nieuw. Later onderzocht ik de opvattingen van lerenden over leeromgevingen binnen de ontwerpkunde.
De Pavloviaanse of klassieke conditionering. Vooral Richard Solomon heeft mij de rijkdom van dit onderzoeksparadigma duidelijk gemaakt. Daarnaast deed ik ook klinische ervaring op in de gedragstherapie. Dat was in de Verenigde Staten, bij Wolpe, één van de grondleggers van de gedragstherapie.
Ik heb vooral willen benadrukken dat het belangrijk is om empirisch onderzoek door te voeren binnen de godsdienstpsychologie. Ik denk bijvoorbeeld aan ons eigen on derzoek naar de relatie tussen het waardenonderzoek en onze eigen geloofsschaal.
Het is belangrijk om in de geschiedenis van onderwijs en opvoeding drie dimensies te onderscheiden: theorie, mentaliteit en praktijk. Die drie dimensies beïnvloeden elkaar en bepalen samen onze opvoeding. Daarnaast mag men ook niet vergeten dat de geschiedenisschrijving altijd mee de context bepaalt die het onderzoekt.
Men veronderstelt te snel dat onderwijs maakbaar is mits een extern ontworpen, planmatige aanpak. Men onderschat hierbij de ‘menselijke’ kant van het ondewijs. Tussen een leeromgeving en leereffecten spelen verschillende variabelen een rol. Onderzoek naar de betekenisgeving van lerenden is dan ook essentieel om hun gedrag te begrijpen.
Het klinkt misschien eigenaardig, maar ik geloof er sterk in dat heel wat leerervaringen onbewust verlopen. Ik voel me echt ongemakkelijk bij het massale vragenlijst onderzoek dat wordt uitgevoerd, alsof de oorspronkelijke kritieken op de introspectie nooit hebben bestaan. Voor mij is de psychologie- zonder hierin orthodox te zijn- nog steeds de studie van observeerbaar gedrag.
Een belangrijk inzicht gaat om het stabiele verband tussen religie en etnocentrisme. Vooral sinds 11/9 werd dit ook in populaire publicaties benadrukt. Onderzoek leert dat dit het hier om een veel genuanceerder verband gaat dan algemene uitspraken doen vermoeden. Godsdienst kan destructief zijn, maar ook constructief. Dit is afhankelijk van de manier waarop de persoon er mee omgaat.
De toegenomen inspraak van de studenten op alle beleidsniveaus, de verbetering van studentenbegeleiding en de internationalisering voor professoren en studenten vind ik positieve evoluties. Het voordeel van de ingevoerde semesterexamens is me echter niet duidelijk.
Toen ik begon, was er nog geen faculteit. Er hing een informele sfeer op het instituut zonder PC’s en met (te lange) koffiepauzes. Toenemende plan last en publicatiedrift zijn pas de laatste 10 jaar tastbaar geworden. Nu is het onrustiger: het systeem drukt harder. Dit verhindert ambachtelijk denk werk.
Zeer veel! Ik heb vijf rectoren gekend en vooral Piet De Somer heeft indruk op mij gemaakt. Er is uiteraard de toegenomen informatisering waarvan ik de verbetering niet echt zie. Ook de outputdruk voor jonge onderzoekers is sterk toegenomen. Hoewel we goed presteren, weet ik niet of dit wel echt een vooruitgang betekent.
Ik vind het zeer positief dat de afstand tussen proffen, medewerkers en studenten, veel kleiner is geworden. E-mail speelt hier een belangrijke rol in, denk ik. Een negatieve evolutie vind ik de toegenomen administratieve overlast. Ook de voordelen van de alomtegenwoordige informatisering zijn me niet echt duidelijk.
Waardig ouder worden op het werk Vervolg van pagina 1 >>
oenleeftijd verantwoord? Guy Notelaars, medewerker aan de Onderzoeksgroep voor Stress, Gezondheid en Welzijn van het Departement Psychologie, onderzocht de kwaliteit van de arbeid bij oudere werknemers. Hangt deze samen met de leeftijd, en verschilt deze samenhang naargelang de functie, de sector en het geslacht? Bij meer dan 42.000 werknemers uit een 400-tal organisaties werden gegevens verzameld over de mogelijke oorzaken van werkstress (zoals werktempo, sociale steun en inspraak) en over de gevolgen ervan voor de beleving (plezier in het werk en de behoefte aan rust na het werk, of ‘herstelbehoefte’). Uit de resultaten blijkt opvallend genoeg dat de kwaliteit van de arbeid reeds slechter wordt vanaf de leeftijdsgroep van 35 tot 39-jarigen! Deze grens verschilt echter per sector. In de sector van textiel en voeding (industrie) begint de achteruitgang vroeger: reeds bij de 30-34 jarigen. In de overheid en gezondheidszorg is dit pas bij de 35-39-jarigen, en bij de dienstverlenende bedrijven nog later: bij de 40 tot 44 jarigen. We dienen volgens Guy Notelaars dan ook al vroeg werk te maken van het bewaken van de kwaliteit van het werk. “Eens de kwaliteit van de arbeid begint achteruit te gaan, lijkt de trend onomkeerbaar. Voorkomen is ook hier dus beter dan genezen.” Wellicht kan flexibiliteit hier een rol spelen. “Jobrotatie, een nieuwe functieinhoud en nieuwe uitdagingen kunnen onze tevredenheid op de werkvloer op peil houden. De vraag is echter of het economisch wel haalbaar is om mensen regelmatig op te leiden en nieuwe functies aan te leren.” Ook de functie is belangrijk. In de profit-sector is er een verschil tussen arbeiders en bedienden. De achteruitgang van de arbeidskwaliteit begint bij arbeiders al vanaf 30-34 jaar. Bij bedienden en hogere kaders gaat hun
arbeidskwaliteit pas 10 jaar later achteruit. In non-profit organisaties stellen we iets analoogs vast: voor verpleegkundigen gaat de arbeidskwaliteit sneller achteruit dan voor paramedici. Deze verschillen impliceren volgens Guy Notelaars dat we niet iedereen over dezelfde kam mogen scheren. “Lineaire maatregelen om de pensioengerechtigde leeftijd op te trekken zijn ongewenst. De vastgestelde verschillen suggereren dat een leeftijdsbewust personeelsbeleid nodig is, op maat van de sector, de functie en het geslacht van de werknemer.”
Collectieve burnout op 45 ‘Levenslang leren’ is het motto op onze arbeidsmarkt. Langer werken betekent dus ook langer opleidingen volgen. Nationaal onderzoek toont echter aan dat de participatie aan opleidingen daalt naarmate de leeftijd stijgt. Michaël Tack deed een literatuurstudie over deze problematiek als onderdeel van zijn doctoraat aan het centrum voor sociale en beroepspedagogiek. Daaruit bleek dat 45-plussers nog bereid zijn om opleidingen te volgen, maar wel op een andere manier dan hun jongere collega’s: “Jonge werknemers volgen opleidingen om hun kennisdomein te verruimen. Oudere werknemers wensen zich eerder te specialiseren” concludeert hij. Uit Nederlands onderzoek blijkt tevens dat het management eerder onverschillig staat tegenover opleidingen voor oudere werknemers. “Het is nu eenmaal interessanter om te investeren in kennis waar nog 20 jaar kan van geprofiteerd worden, dan in kennis die binnen 5 jaar uit het bedrijf vloeit” stelt Michaël Tack. Zijn eigen onderzoek zit nog in verkenningsfase. Hij hoopt organisatiefactoren te vinden die tot een hogere deelname van oudere werknemers leiden.
Appèl nr. 2, maart 2006
Welk moment uit uw loopbaan zal u altijd bijblijven?
Wat had u nog graag willen verwezenlijken in uw loopbaan?
Welke belangrijke levensles zou u willen doorgeven?
Welke plannen hebt u voor uw leven na de universiteit?
Professor Marc D’hoker
Professor Joost Lowyck
Professor Paul Eelen
Professor Dirk Hutsebaut
Twee mooie momenten blij ven me zeker bij. Mijn doc toraatsverdediging blijft voor mij een scharniermoment in mijn loopbaan. Daarnaast was er een gesprek met een 3e licentiestudente na mijn laatste college vorig jaar. Ze bedankte me omdat ze “dankzij mij licentiaat was geworden”. Ik had haar namelijk in haar eerste kandidatuur bij de voorbereiding van haar tweede zittijd overtuigd niet op te geven.
9 november 2001. Die morgen sprak ik de lijkrede uit voor Professor De Keyser bij wie ik als assistent gestart was. ‘s Namiddags zat ik mijn laatste departementsraad als voorzitter voor. Mijn voorstel voor de reorganisatie van het departement werd toen ver-worpen. Diezelfde namiddag vernam ik ook de geboorte van mijn eerste kleinzoon. Een mix van gevoelens : persoonlijk én pro fessioneel.
Vele momenten! De heerlijkste momenten waren de jaarlijkse ‘retraites’ met onze onderzoeksgroep en de regelmatige internationale symposia die we organiseerden. Hier brachten we de ‘fine fleur’ van de leerpsychologie en de klinische psychologie bijeen in een Ardeens vakantieoord, waardoor ze wel verplicht waren om dag en nacht met ons te delen.
Er zijn er verschillende: de uitnodiging van mijn voorganger en promotor Professor Vergote om bij hem te komen werken, de verdediging van mijn proefschrift, mijn eerste en wellicht ook mijn laatste college, mijn eerste doctoraat als promotor, mijn eerste publicatie.
Ik ben tevreden over mijn loopbaan. Eén voornemen heb ik wel niet gerealiseerd: het schrijven van een roman. Dat zal er niet meer van komen. Gelukkig maar, want als ik denk aan mijn oude scenario’s, dan waren die nogal zwaarmoedig.
Ik had graag de hervorming van de academische lerarenopleiding afgewerkt. Het academische karakter blijft verwaarloosd. Men denkt te snel dat iemand die een vak kent, ook goed les geeft.
Een boek schrijven over de geschiedenis van de psychologie, maar wellicht gaat dat nog lukken!
Wie ben ik om een ‘belangrijke levensvisie’ door te geven? Zelfs als ouder is dit moeilijk. Ik probeer misschien wel een levensvisie te ‘beleven’, in de stille hoop dat mijn kinderen zich door bepaalde waarden laten inspireren Dit lijkt tot mijn grote tevredenheid ook te gebeuren…
Dat pedagogiek en onderwijs een kerntaak zijn van iedere beschaving. Toch blijft het moeilijk om iedereen van het belang van onderzoek te overtuigen. Iedereen is immers ervaringsdeskundige en daarom wordt de bijdrage van onderzoek te weinig gewaardeerd.
Wie mij vooral heeft beïnvloed, is Darwin met zijn idee over de rol het van toeval, zowel in de evolutie als in ons persoonlijk leven. En hoewel ik bewondering heb voor mensen die geloven in ‘Gods plannen’, ben ik geleidelijk ‘agnost’ geworden (wat geen synoniem is met atheïst!)
In 1992 hebben wij, samen met de Universitaire parochie en collega Dobbelaere, een groot onderzoek bij K.U.Leuvenstudenten opgezet. Ik had dit zeer graag 10 jaar later herhaald en ik betreur dat het er niet meer van gekomen is.
Reizen, tijd maken voor mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen, lezen, wandelen en fietsen. Ik hoop ook nog één en ander te kunnen publiceren.
Ik wil de komende jaren niet met planlast belasten. Zowel cultureel, sociaal als familiaal is het echt tijd voor de Griekse ‘scholè’, de vrije tijd als school.
Het toeval zal dat uitmaken. Het kan morgen gedaan zijn! Ik wil meer tijd investeren in mijn kleinkinderen, in mijn tuin, en met mijn vrouw nog veel ‘plekjes’ verkennen.
In de persoonlijke sfeer is het heel zeker de geboorte van Pieter mijn eerste kleinkind, die hard heeft moeten vechten om te overleven.
Wie ben ik om zoiets te doen? Ik hoop dat er deskundigheid én passie in ons onderzoek én onderwijs aanwezig blijft. Passie doorgeven is belangrijk om studenten enthousiast te maken. Ik hoop ook dat we ons onderzoek met mensen buiten de universiteit blijven delen. Zij betalen belastingen zodat wij kunnen doen wat wij graag doen. Genieten van de toegenomen vrijheid in de vrijetijdsbesteding: rustiger ontbijten, mijn krant lezen in plaats van doorbladeren, meer reizen buiten het drukke zomerseizoen en tijd maken voor vrijwilligerswerk.
Oudjes au sérieux nemen De eindeloopbaanproblematiek sluipt ook binnen in de praktijk. De ouderen die door het generatiepact hun plannen moeten wijzigen, kunnen daarvoor bij een loopbaanbegeleider aankloppen. Het Leuvense loopbaancentrum “Kompas” heeft alvast een eenheid opgericht die gespecialiseerd is in de begeleiding van oudere werknemers. Een aparte eenheid, waar de “oudjes” echter niet in een apart hoekje geduwd worden. Consulent Anne Trio: “Wij hebben niet echt een aparte methode voor oudere werknemers. Retrospectie is bij deze groep wel een belangrijk onderdeel van een begeleidingstraject. Zij hebben nu eenmaal een groter vaatje om ervaringslessen uit te tappen.”
Michaël verklaart de afkeer tegenover langer werken bij Belgen vanuit de toenemende werkdruk: “Tussen je 25 en 45 wordt wel heel veel verwacht. Dat resulteert wellicht in een collectieve burnout na die leeftijd”. Volgens Michaël moeten we ons voor een oplossing voor deze problematiek dan ook spiegelen aan Scandinavië. “In het Scandinavische model is de werkdruk beter verspreid: Scandinaviers moeten langer werken, maar tijdens hun actieve carrière is de druk minder groot. Het enthousiasme houdt daardoor langer stand. Verlaagde participatie aan opleidingen bij oudere werknemers wordt daar dan ook veel minder vastgesteld”.
Terwijl iedereen zegt dat langer werken moet, blijken werkgevers in de praktijk niet zo happig op oudere werknemers. “Er is een grote discrepantie tussen de boodschap dat iedereen tot 60 moet werken, terwijl je op de arbeidsmarkt al vanaf 45 jaar als oud wordt bestempeld. Vanaf die leeftijd blijkt het echt heel moeilijk om werkgevers te overtuigen om u in hun organisatie op te nemen.” Volgens Anne Trio moet de mentaliteit van de werkgevers dan ook veranderen: “Oudere werknemers worden niet altijd serieus genomen. Veel werkgevers geloven hen niet wanneer ze zeggen dat ze een stapje willen terugzetten naar bijvoorbeeld een coaching-functie. Ze denken dat dit een smoes is om in het bedrijf binnen te geraken, om daarna toch naar een hoger niveau te klimmen.”
Appèl nr. 2, maart 2006
W
erk zoeken
Psychologen en pedagogen aan het werk Pieter Verstraete
Sinds 1996 organiseert de dienst studieadvies van de K.U.Leuven een loopbaanonderzoek bij de afgestudeerden van alle studierichtingen aan onze universiteit. Telkens één jaar na het afstuderen wordt aan de alumni een vragenlijst toegestuurd, waarin naar hun (eventuele) werkervaringen gevraagd wordt. Zo brengt men niet alleen de kwaliteit en de kwantiteit van deze werkervaringen in kaart, maar kan men ook vergelijkingen maken tussen de verschillende studierichtingen. Deze gegevens zijn interessant om een zicht te krijgen op het wel en wee van de pedagoog en psycholoog op de werkvloer. Omwille van het kleine aantal respondenten uit de afstudeerrichting antropologie beperken we ons in dit artikel noodgedwongen tot de psychologen en pedagogen.
Werk vinden Fien Depaepe Op 15 november 2005 organisseerde LAPP een debat met als titel “Hoe selecteren wij psychologen, pedagogen en antropologen”. Studenten en (pas) afgestudeerde werkzoekenden vormden het doelpubliek voor deze avond. Het hoofdopzet was om zoveel mogelijke nuttige informatie te verstrekken over solliciteren en wat daar allemaal bij komt kijken. De avond werd ingeleid door Professor Hans De Witte en Jos Geuvens, directeur van de VDAB, die zich beiden op een eerder algemene voorstelling van de tewerkstellingsmogelijkheden van psychologen en pedagogen richtten. De panelleden in het debat weerspiegelden de diversiteit van het psychologisch en pedagogisch werkveld: Stijn Dhert (decaan van een lerarenopleiding), Herman Raus (directeur samenlevingsopbouw Vlaanderen), Walter Bosmans (pedagogisch directeur van een dienstverleningscentrum voor personen met een handicap), Gina Lipkens (directeur patiëntenzorg van een psychiatrisch ziekenhuis), Erna Sterckx (kernselection voor een privé-bedrijf) en Pieter Goossens (directeur van een CLB). Paul Van Deun, directeur van een behandelingscentrum voor drugsverslaafden en tevens voorzitter van de vereniging, leidde het debat in goede banen. De panelleden belaadden het publiek (een overvol auditorium Michotte) met allerhande nuttige tips bij het solliciteren, zoals het belang van zich grondig te informeren over de school/instelling waarbij men solliciteert, het belang van een volledig en foutloos curriculum vitae met begeleidende motivatiebrief, en dergelijke. Meer en minder voor de handliggende thema’s werden het onderwerp van discussie, gaande van “Mag een werknemer aan de sollicitant vragen of ze zwanger is?” tot “Moet ik een das dragen bij het solliciteren?”. De avond mondde uit in een interessante discussie tussen publiek en panel.
Heb je je ooit al afgevraagd hoeveel van je oud-studiegenoten aan het werk zijn? Hier volgen enkele van de markantste bevindingen van het loopbaanonderzoek. We splitsen deze bevindingen op naar resultaten over de kwantiteit van hun werk (hoeveel procent van de afgestudeerde psychologen en pedagogen werkt?) en de kwaliteit ervan (hoe goed is het werk van de afgestudeerde psychologen en pedagogen?). Laat ons eerst even naar het kwantitatieve luik kijken.
Psychologen en pedagogen vaker aan het werk dan de gemiddelde universitair afgestudeerde Uit de gegevens voor het jaar 2003 blijkt dat 91% van de pedagogen één jaar na afstuderen werkt. Voor de psychologen gaat het om 76%. Wanneer we de cijfers voor het jaar 2003 van alle alumni van de K.U.Leuven één jaar na afstuderen bekijken, dan blijkt dat gemiddeld 72% van de alumni werk heeft gevonden. Hieruit kunnen we dus twee conclusies trekken. Ten eerste doen de pedagogen en de psychologen het beter dan de afgestudeerden van de K.U.Leuven in het algemeen. Ten tweede blijkt dat de pedagogen het iets beter doen dan de psychologen (zie ook grafiek 1). De oorzaak hiervan is onduidelijk: is er minder werk voor psychologen of zijn ze met meer afgestudeerden ten opzichte van de pedagogen? Het verschil tussen psychologen en pedagogen is ook aanwezig in de snelheid waarmee ze werk vinden. Gemiddeld vindt ongeveer 80% werk binnen de eerste drie maanden na het afstuderen. Dit geldt echter ‘slechts’ voor 70% van de psychologen, tegenover 84% bij de pedagogen.
En de kwaliteit van hun werk? We nemen het percentage tijdelijke contracten als maatstaf voor de kwaliteit van het werk. Ongeveer
30% van de afgestudeerden van de K.U.Leuven in het algemeen, werkt één jaar na het afstuderen met een tijdelijk contract. Bij psychologen en pedagogen is deze groep echter groter. In 2004 werkte 40% van de psychologen één jaar na het afstudeerden met een tijdelijk contract. Bij de afgestudeerde pedagogen ligt dit cijfer nog hoger: iets meer dan de helft (52%) van de afgestudeerden werkte met een tijdelijk contract. Opnieuw kunnen we twee conclusies trekken. Ditmaal is de kwaliteit van het werk van psychologen en pedagogen iets slechter dan deze van de alumni van de K.U.Leuven in het algemeen. Ze werken immers vaker met tijdelijke contracten. Ten tweede doen de psychologen het hier iets beter dan de pedagogen.
Pedagogen vinden sneller werk dan psychologen, doch werken vaker met een tijdelijk contract Doordat de afgestudeerden van 1998 tweemaal bevraagd werden – éénmaal in 1999 en een tweede maal vijf jaar later in 2004 – kunnen we bovenstaande conclusie verder nuanceren. Hoe is het op lange termijn met de kwaliteit van het werk van pedagogen en psychologen gesteld? Het percentage tijdelijke contracten bij de werkende psychologen en pedagogen zakt na verloop van tijd tot het niveau van de K.U.Leuven-alumni in het algemeen. Psychologen en pedagogen werken dus vlak na hun afstuderen iets meer met tijdelijke contracten, maar dit verschil is na een periode van vijf jaar verdwenen. Welk werk doen die psychologen en pedagogen? Hierover doen soms wilde geruchten de ronde. Pedagogen en psychologen zouden vooral werk doen waarvoor ze niet opgeleid zijn… Uit de gegevens blijkt dat dit niet klopt. Psychologen en pedagogen komen vooral terecht in die sectoren waar men ze zou verwachten en waarvoor ze ook opgeleid zijn: de gezondheids-, welzijns- en socio-culturele sector, en het onderwijs. Pedagogen zijn vooral tewerkgesteld als leerkracht/docent of orthopedagoog. De psychologen werken dan weer vooral als (klinisch) psycholoog of psychotherapeut.
Psychologen en pedagogen werken waar men ze verwacht Dat valt dus allemaal best mee. Pedagogen en psychologen blijken vrij snel werk te vinden: 70 à 80% van de afgestudeerden vindt binnen de drie maanden na het afstuderen werk. In het begin werkt een groot deel met tijdelijke contracten. Dit aantal mindert sterk, zodat de psychologen en pedagogen het na vijf jaar even goed doen als de andere afgestudeerden. Bovendien vinden de meeste werk dat aansluit bij hun opleiding. Als dat geen goed nieuws is.
Grafiek 1: Percentage werkenden 100
K.U.Leuven
92
Pedagogische wetenschappen Psychologie
84 76 68 60
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Appèl nr. 2, maart 2006
Werk vinden
“Nog voor ik afstudeerde, heb ik open sollicitatiebrieven geschreven naar alle CLB’s in de regio Leuven/Diest/Aarschot/Tienen, helaas zonder resultaat. Gelukkig kon ik in oktober 2003 voor zes maanden aan de slag op een project bij Professor Karine Verschueren. Het ging om het normeren van een test om het algemene niveau van anderstaligen die Nederlands leren, te bepalen. Het was heel leuk, maar ik wist al snel dat ik zoiets niet wilde blijven doen. Na de afronding van het project kon ik iemand die op zwangerschapsverlof ging vervangen op het CLB van Haacht. Professor Verschueren had mij deze baan getipt. Je moet dus soms ook erg veel geluk hebben. Die collega is nu terug op het CLB maar ze neemt halftijds ouderschapsverlof. Ik kan dus nog een tijdje halftijds blijven, al is het onzeker voor hoe lang. Daarnaast werk ik in een school voor buitengewoon onderwijs ter vervanging van een orthopedagoge. Hier werk ik samen met twee pedagogen en sta er tussen de directie en de leerkrachten. Dat voelt anders aan dan in het in het CLB waar ik samen met de teamleden naar verschillende scholen mag gaan… Beide jobs sluiten wel erg
‘Het is rimpelloos verlopen’ Kristel Braeken studeerde in juni 2005 af als sociaalpedagoge en kon in september aan de slag als consulente bij KVLV, ‘Vrouwen met vaart’. “Het was meteen de eerste keer raak bij mijn zoektocht naar een job. Ik had de vacature al tijdens mijn examens in juni gezien en heb dan ook onmiddellijk een brief gestuurd. Ze zochten iemand met een diploma in de menswetenschappen die fungeert als consulente tussen de lokale afdelingen van de KVLV in een bepaalde regio en het nationale bestuur. De inhoud van de job was op mijn lijf geschreven en sloot heel nauw aan bij mijn opleiding in de sociale pedagogiek. Mijn hoofdtaak is het begeleiden van de lokale KVLV-afdelingen. Maar ik mag bijvoorbeeld ook kadervorming voor bestuursleden geven. Zo worden avonden georganiseerd over ‘spreken voor een groep’ of ‘efficiënt vergaderen’. Dat zijn dingen die in onze opleiding ruim aan bod kwamen, en die ik ook erg graag doe. Eén van mijn naaste collega’s is maatschappelijk assistente, de anderen zijn bijvoorbeeld regent of diëtiste. Ik heb nog niet uitgezocht of ik werkelijk op licentiaatsniveau betaald word, want ik ben al heel blij dat ik een baan heb en dat ik ervaring in deze sector mag opdoen. Bovendien kreeg ik een dienstwagen. Als ik vergelijk met mijn zus die als orthopedagoge aan de slag is, geniet ik toch van enkele voordelen. Momenteel heb ik een tijdelijk contract, maar in augustus krijg ik misschien een vast contract. Ik mag dus helemaal niet klagen.
Eo
redoctoraat voor Valentin Mudimbe
Ann Cassiman
© Johan Van Rensbergen
Karolien Verboven studeerde in juni 2003 af als schoolpsychologe en werkt nu halftijds op een CLB en één dag per week in een school voor buitengewoon onderwijs.
goed aan bij wat ik gestudeerd heb. Ik zou prompt voor hetzelfde kiezen! Toch vind ik het soms wel een beetje frustrerend om telkens in tijdelijke jobs terecht te komen, terwijl ik toch al heel wat gesolliciteerd heb. Maar van sollicitatiegesprekken leer je ook heel wat. Als ik nu aan mijn eerste gesprek denk, vind ik het nogal logisch dat ik daar niet aangenomen ben...” (hb)
foto:
‘Van solliciteren kun je leren‘
Waar ik mij zelf binnen tien jaar zie? Daar heb ik nog geen flauw benul van. Een job als coördinator zie ik wel zitten, maar ik vind dat nog veel te vroeg voor mij. En het avondwerk is nu nog geen probleem, maar ik kan mij wel voorstellen dat dit niet evident is als je kinderen hebt…. Of ik opnieuw sociale pedagogiek zou studeren wetende wat ik nu weet? Absoluut!” (hb)
Stelt Nobelprijs Geneeskunde psychologen in het ongelijk?
En stress dan? De Nobelprijs Geneeskunde ging onlangs naar de twee Australische artsen (Robin Warren en Bary Marshall) die ontdekten dat de maagbacterie (Helicobacter pylori) verantwoordelijk is voor een maagontsteking en het leeuwendeel van de maag- en darmzweren veroorzaakt. Hiermee ontkrachtten ze het idee dat de kwaal met stress en een ongezonde levensstijl te maken heeft. Tot dan toe was een maagzweer immers dé psychosomatische ziekte bij uitstek… Wij vroegen aan gezondheidspsycholoog Professor Omer Van den Bergh of dit nieuwsbericht enige opschudding veroorzaakte bij wetenschappers die stress, gezondheid en welzijn onderzoeken. Professor Van den Bergh nuanceert. “Ik volg die literatuur hierover niet op de voet maar weet dat de conclusies die men aan de bevindingen van de Australische artsen koppelt, wat eenzijdig zijn. En zo werd het ook in de pers belicht bij de
Hedwig Bogaerts
uitreiking van de Nobelprijs. De helicobacter pylori is natuurlijk van het grootste belang, maar stress speelt nog steeds een rol. Zo zijn er mensen (en ratten) die drager zijn van de bacterie, maar toch geen symptomen ontwikkelen. De bacterie is dus niet voldoende om een maagzweer te veroorzaken. Anderzijds heeft stress wel degelijk een aandeel in het maagzweerverhaal en dit wellicht op verschillende manieren. Stress kan een verminderde immuniteit tegen de maagbacterie met zich meebrengen, het kan de maagzuurproductie ontregelen en het kan de bloeddoorstroming en contracties van de maagwand veranderen. Stress staat dus niet helemaal buiten spel in het verhaal. Het is een subtieler samenspel tussen maagbacterie en stress dan ons tot nu toe voorgespiegeld wordt. Een gezonde levensstijl en genoeg rust en ontspanning helpt echt wel om je maag te behoeden voor kwalen en zweren… “.
Op 2 februari reikte de K.U.Leuven een eredoctoraat uit aan Professor Mudimbe. Die werd voorgedragen door het departement sociale en culturele antropologie (promotor Professor F. De Boeck). Valentin Y. Mudimbe (°1941) werkt als wetenschapsfilosoof en letterkundige aan de Duke University in Noord-Carolina. Hij werd gelauwerd omwille van zijn cruciale bijdrage in het actuele debat rond diversiteit, alteriteit en identiteit. In Afrika en wereldwijd groeide zijn werk uit tot één van de belangrijke inspiratiebronnen voor de ontwikkeling van een breed kennisveld. Dit situeert zich in de menswetenschappen op het kruispunt tussen filosofie, ethiek, antropologie, sociale en literatuurwetenschappen, culturele en postkoloniale studies. Hier wordt gezocht naar antwoorden op moeilijke vragen die onze geglobaliseerde wereld beheersen. In welke mate kan men zichzelf en de ander kennen, in welke mate kan men over zichzelf en de ander spreken? Is er plaats voor diversiteit en het multipele, of alleen maar voor een onherleidbaar verschil? Kan de Afrikaan spreken over zichzelf en zijn relatie tot het Westen wanneer dat enkel maar kan in de taal en vanuit de tradities die door de kolonisator en het Westen werden aangereikt of opgelegd? Wat zijn de grenzen van kennis, en hoe wordt kennis gegenereerd en doorgegeven? Kan men in twee werelden tegelijk leven, of alleen maar ertussen, met alle existentiële eenzaamheid waartoe deze positie veroordeelt tot gevolg? Dat zijn enkele van de kernvragen waarop Professor Mudimbe een antwoord probeert te vinden.
Appèl nr. 2, maart 2006
Educatieve waarde geëvalueerd door ontwikkelingspsycholoog
Sien Diels woont al 30 jaar in Sesamstraat
Koen Van Kelekom
zijn de slimste. Pino is wat dommer maar hij is ook de jongste. Hij mag soms niet meespelen met de andere twee omdat hij het niet snapt. Pino heeft dan weer wel een beter contact met baby Purk, een nieuw personage. Aart Staartjes en Buurman baasje zijn Sesamstraatbewoners met wat negatieve karaktertrekjes voor kinderen maar echtscheidingen, racisme, dood en geweld zijn nooit aan de orde. Is dat geen foute spiegel van de werkelijkheid voor de kijkertjes? Sien: “Het is inderdaad een veel gehoorde kritiek, dus hebben we dat laten onderzoeken. Het advies was: ‘Hou het alsjeblieft zo’. Kinderen krijgen al genoeg miserie in de echte wereld, Sesamstraat is een welkom rustpunt.”
Raad van psychologen en pedagogen
Eind jaren 60 moest “Sesame Street” de Amerikaanse getto-kindjes die niet naar de kleuterschool gingen op een leuke manier leren tellen en spellen. De gehakte-stro-formule, met kleine, korte scetches waar de kleintjes hun aandacht konden bijhouden was een succes. De Nederlandse en Belgische tv kochten de format en zonden in 1976 de eerste aflevering van de Nederlandstalige versie uit. Intussen bestaat “Sesamstraat” 30 jaar. Sien Diels is er altijd bij geweest en is nog altijd heel graag “Sien Van Sesamstraat”. Stiekem hoopte ik op een uitstapje naar Sesamstraat voor dit interview. Sien Diels woont echter gewoon in Winksele, dus spreken we af in de Kaminsky in Leuven. Ook in levende lijve blijkt “Sien van Sesamstraat” een lieve dame met een heel groot hart voor kinderen te zijn. “Alle medewerkers van Sesamstraat, van acteurs tot cameramensen en poppenspelers, zijn geïnteresseerd in de leefwereld van kinderen en gaan graag met kinderen om. Daardoor is het zo’n tof team en is het zo plezierig werken”.
Blij, boos, bang en slim Het Nederlandse Sesamstraat bestaat uit 50% animatie en poppenscenes uit Amerika. De andere helft zijn opnames met straatbewoners. Sien: “De cognitieve leerdoeleinden zijn bij ons minder belangrijk want alle kinderen vanaf 3 jaar gaan intussen naar school. Wij leggen de nadruk op de emotionele ontwikkeling: blij, boos en bang zijn maar ook samenwerken en ruzie maken. De volwassen straatbewoners zijn emotioneel herkenbare figuren en de kinderen zijn poppen: Tommy en Ienieminie
Sesamstraat kreeg een tiental doelstellingen mee. Een raad van psychologen en pedagogen moest erop toezien dat deze leerdoelstellingen werden gehaald. Intussen is het team van psychologen en pedagogen bij Sesamstraat flink uitgedund. “In het begin werd heel veel onderzoek naar Sesamstraat gedaan. Ouders werden bevraagd, kinderen werden geobserveerd in kleuterscholen en werden zelfs in een laboratorium voor het tv-scherm geplaatst en geobserveerd. Nu is enkel Peter Levelt, een psycholoog van de Universiteit van Leiden, nog betrokken bij de redactie. Hij evalueert de afleveringen regelmatig vanuit ontwikkelingspsychologische hoek. Als we twijfelen of en hoe we een thema kunnen aansnijden, doen we een beroep op hem. Hij stimuleert bovendien zijn studenten om Sesamstraat wetenschappelijk te onderzoeken.” Ook de ouders krijgen lesjes in Sesamstraat. Bert en Ernie werden speciaal opgevoerd om volwassenen voor het programma warm te maken en om hen samen met hun kinderen naar tv te laten kijken. En dat is gelukt. “Als ouders het over Sesamstraat hebben, gaat het steevast over Bert en Ernie”, stelt Sien vast. “Zij zijn immens populair bij volwassenen.” Sesamstraat wil ook het voorlezen stimuleren. “We hopen dat kinderen hun ouders vragen om verhaaltjes te lezen nadat ze het ons in Sesamstraat hebben zien doen.”
Oma Sesamstraat Het medialandschap in Nederland wordt binnenkort grondig herschikt. De NPS, die Sesamstraat maakt, zou verdwijnen. Hopelijk komt Sesamstraat zo niet aan zijn einde. “Kinderen krijgen al zo weinig aandacht”, vindt Sien. “Het zou heel spijtig zijn als Sesamstraat van hen wordt afgepakt. Ik wil het in elk geval nog lang blijven doen. Ik wil met veel plezier de Oma van Sesamstraat zijn.”
Geen diploma zonder eindwerk vervolg van pagina >>
Competentie belangrijk bij seksuele voorlichting Annelies Asselman (Promotor: Prof. Hilde Colpin) bespreekt in deze verhandeling het seksuele gedrag van de Vlaamse jongeren tussen 15 en 20 jaar en de factoren die dat gedrag beïnvloeden. 373 Vlaamse jongeren vulden een vragenlijst in. Iets minder dan de helft van de jongeren had al geslachtsgemeenschap. In die groep was de gemiddelde leeftijd bij de eerste coïtus 15,2 jaar. Zes op tien jongeren gebruikten bij de eerste keer pil én condoom, drie op tien gebruikten pil of condoom en één op tien gebruikte geen van beide. Niet kennis, maar een hoog gevoel van eigen effectiviteit en minder traditionele genderrolopvattingen gaan samen met betere bescherming tegen ongewenste zwangerschap. Seksuele opvoeding moet dus niet enkel op voorlichting gericht zijn, maar ook op persoonlijke en relationele competentie.
Werken met dyslexie Deze verhandeling van Ellen Cools (Promotor: Prof. Pol Ghesquière) gaat over de ervaringen van 15 Vlaamse volwassenen met dyslexie op de arbeidsmarkt. Uit beperkt buitenlands onderzoek bleek al dat de stoornis moeilijkheden geeft bij sollicitaties en carrière. De problemen die in Vlaanderen het duidelijkst naar voor komen zijn (1) het spreken met werkgever of collega’s over dyslexie vanuit de zorg als incompetent beschouwd te worden; (2) het durven vragen naar redelijke aanpassingen bij sollicitatieprocedures en op de werkvloer; (3) het kunnen maken van promotie. Een betere bekendmaking van dyslexie en meer respect voor diversiteit zijn voor de meeste respondenten de eerste stappen naar verbetering.
Bij de antropologen: Autisme in gezin en maatschappij “Mensen met een milde vorm van Autisme zijn als zoetwatervissen in zout water,” stelt een artikel in News Week. “Er is niks mis met de vis, wel met de omgeving.” Elisabeth Zeuwts (Promotor: Prof. Patrick Devlieger) onderzoekt deze stelling. Kan men een omgeving creëren waarin mensen met autisme goed functioneren? Ze volgde anderhalf jaar twee gezinnen. Het opmerkelijkste voorbeeld is Simon. Zijn vreemde gedrag als kind dreef zijn moeder tot wanhoop. Het gezin ging daarom op het platteland wonen. Simon volgt nu tuinbouwschool en kweekt eigenhandig fruit, groenten en bloemen. Zijn huilbuien zijn verdwenen en op school gaat alles goed.
Rootstoerisme in Marokko Toon Houwen (Promotor: Prof. Patrick Devlieger) bestudeerde individuen en families van Marokkaanse origine die hun Europese woonst tijdelijk verlaten om het herkomstland van hun ouders of grootouders te bezoeken. Hij peilde daarbij naar hun motieven en ervaringen. Deze reizen worden beschreven als ‘rootstoerisme’. Bezoekers die hun wortels zoeken, doen dat om aan te geven: ‘dit is waar ik vandaan kom, dit is mijn cultuur’. Aanspraken op cultureel eigendomsrecht van het thuisland kunnen echter ondermijnd worden door het besef van verschil met lokale Marokkanen. Dergelijke ervaringen van cultureel verlies kunnen echter ook verrijkend zijn.
Achterflap Leerstoel
Op bezoek of op inspectie?
Infodagen
Professor Jan Van Damme, de huidige voorzitter van het departement Pedagogische Wetenschappen, is dit jaar titularis van de binnenlandse Francqui-leerstoel aan de Université Catholique de Louvain (UCL). Hij verzorgt daarom een lezingenreeks over ‘Educational effectiveness: are some schools, teachers and classes more effective than others?’.
De opleidingen Pedagogische Wetenschappen en Educatieve Studies (MES) zijn dit jaar aan de beurt voor een (achtjaarlijkse) onderwijsvisitatie. Deze heeft als doel de kwaliteit van de opleidingen te evalueren in opdracht van de Vlaamse Overheid en aangestuurd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad. Vorig jaar werd een uitgebreide interne evaluatie uitgevoerd onder voorzitterschap van Professor Herman Baert. In februari kwam een commissie van buitenlandse hoogleraren gedurende drie dagen op visitatie om de kwaliteit van de opleiding te beoordelen. Het rapport van de visitatiecommissie zal openbaar worden gemaakt. Het resultaat is bepalend voor de accreditatie, of de erkenning en het voortbestaan van de opleiding en de waarde van de diploma’s.
Naar jaarlijkse gewoonte gaan op zaterdag 25 maart infodagen door. In de voormiddag (10-12u30) wordt het programma Psychologie uiteengezet. In de namiddag (14-16u30) komen de Pedagogische Wetenschappen aan bod en van 16u30 tot 17u30 is het de beurt aan Sociale en culturele antropologie. De infodagen gaan door in de Aula Pieter De Somer (De Bériotstraat 24) en in het Maria Theresiacollege (Sint-Michielsstraat 6). Voor de ouders is er een afzonderlijk programma voorzien in het Atrechtcollege (Naamsestraat 63).
Voor meer informatie: www.psp.ucl.ac.be/Chairefrancqui.html
Voor meer informatie: http://www.kuleuven.be/infodag/