Hoofdstuk 2 De arbeiders laten van zich horen De historicus Brugman citeert in zijn boek “Het ontwaken der arbeidende klasse” een dokter uit Gouda, die in 1842 schrijft over kinderen van 7 jaar die in de textielindustrie werken: 16 uur per dag voor een loon van 50 - 75 cent (in guldens!) per week (= 23 - 35 Eurocent). Enkele aandachtspunten: industrialisatie in Nederland ontwikkelt zich relatief laat en daardoor in mindere mate mensonterende werk- en woonomstandigheden voor arbeiders dan elders het geval was (geweest) → Engeland toch ook in Nederland → armoede, lange werktijden, kinderarbeid Thema van dit hoofdstuk De sociale kwestie, d.w.z. het vraagstuk van de slechte leef- woon- en werkomstandigheden van de (fabrieks)arbeiders en hun gezinnen.
Centrale vraag van hoofdstuk 2 - Heeft de overheid een taak m.b.t. deze sociale problematiek?
2.1
De ’’jong-liberalen” DE LIBERALEN IN NEDERLAND “oud” liberalen “jong” liberalen Jan Rudolf Thorbecke - tegen uitbreiding kiesrecht - voor staatsonthouding op sociaaleconomisch terrein
↔
Samuel van Houten - voor uitbreiding kiesrecht - voor sociale wetgeving
indiening wetsvoorstel “kinderwetje van Van Houten” (de eerste sociale wetgeving!) 1874 “Kinderwetje” van Van Houten wordt aangenomen. De wet verbiedt kinderen tot 12 jaar in fabrieken te laten werken. Landarbeid valt niet onder de wet. De naleving van de wet wordt nauwelijks gecontroleerd en in de praktijk gaat het inzetten van jonge kinderen in de fabrieken gewoon door. 1900 Leerplichtwet wordt aangenomen (stemverhouding TK: 50 voor, 49 tegen) Deze wet verplicht kinderen van 6 tot 12 jaar onderwijs te volgen. Gevolg van de leerplichtwet: kinderarbeid “verdwijnt”.
2.2
De arbeiders organiseren zich Eind 19e eeuw
de sociale kwestie wordt een belangrijk thema in de Nederlandse politiek
De geschoolde arbeiders komen als eerste groep op voor de arbeidersbelangen. Het gaat om verbetering van de werkomstandigheden / arbeidsvoorwaarden. - Welke organisaties worden opgericht? - Welke achtergrond? - Welke belangen en doelen worden nagestreefd? - Welke in te zetten middelen worden als acceptabel beschouwd? 1871 ANWV ‘liberaal’
1877 Patrimonium ‘prot.-christelijk’
1881 SDB ‘socialistisch’
B.H. Heldt (kleermaker)
K. Kater (metselaar)
F. J. Domela Nieuwenhuis (ex-dominee)
voor harmonie tussen beter geschoolde arbeiders en werkgevers
voor harmonie tussen de christelijke arbeiders
voor “uitdiepen” van de tegenstelling tussen socialistische arbeiders en onderdrukkende “kapitalisten”
vergaderingen houden verzoekschriften indienen
geen aantasting van de positie van de werkgevers (denk aan de hemel)
bereid tot het gebruik van polariserende actiemiddelen
de bestaande maatschappelijke orde niet aantasten, hooguit iets aanpassen in goed overleg
de door God gegeven bestaande maatschappelijke orde niet aantasten, hooguit iets aanpassen in goed overleg
de liberalen en de passieve overheid zijn verantwoordelijk voor de politieke onrechtvaardigheid en sociale ongelijkheid
en werkgevers
daar moet een eind aan komen en desnoods op gewelddadige wijze
Prof. dr. mr. Johan Rudolf Thorbecke
mr. Samuel van Houten
1798 - 1872
1837 - 1930
2.3
mr. Johannes Pieter Roefert Tak van Poortvliet 1839 - 1904
De arbeiders en het kiesrecht Eind 19e eeuw vraag Hoe kunnen de arbeiders emanciperen? (= “weg uit hun achterstandspositie”) antwoord d.m.v. uitbreiding van het kiesrecht (?) motivatie? principieel of pragmatisch? standpunten: Liberalen Confessionelen Socialisten Zo ja, in hoeverre en Zo ja, in hoeverre en onder Principieel voor onder welke welke voorwaarden? algemeen kiesrecht voorwaarden? 1887 Parlementaire enquête met als resultaat: vaststelling van ernstige misstanden m.b.t. werkomstandigheden en werktijden van (fabrieks)arbeiders. Conclusie: er moet “iets” gebeuren: 1887 Grondwetswijziging invoering van kiesrecht op basis van (door de wet te bepalen) kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand.
2.4
Takkianen en anti-Takkianen Hoe wordt er gedacht over de uitbreiding van het kiesrecht voor mannen? DE LIBERALEN IN NEDERLAND (anti-Takkianen) “conservatief” (Takkianen) “progressief” Samuel ↔ Johannes Pieter Roefert van Houten Tak van Poortvliet voor beperkte uitbreiding voor vergaande uitbreiding kiesrecht kiesrecht
In de drie politieke stromingen wordt zeer divers gedacht over de kiesrechtkwestie en dat leidt tot politieke “splitsingen”.
2.5
De sociale kwestie en de overheid Wie kan / moet “iets” doen voor de mensen aan de “onderkant” van de samenleving? Ligt hier een taak voor de overheid of behoort het tot de liefdadigheid?
DE LIBERALEN IN NEDERLAND “oud” liberalen “jong” liberalen de overheid moet terughoudend optreden en geen belemmerende maatregelen opleggen aan het bedrijfsleven
de overheid moet actiever optreden om de “uitwassen” van het liberalisme-kapitalisme te bestrijden
DE SOCIALISTEN IN NEDERLAND sociaal-democraten anarchisten en revolutionair-socialisten de overheid moet zorgen voor een rechtvaardige maatschappij en dus de positie van de arbeiders verbeteren
de overheid moet zorgen voor een rechtvaardige maatschappij en dus de positie van de arbeiders verbeteren
via de parlementaire weg (kiesrechtuitbreiding)
via afschaffing van de staat of door middel van revolutie
P.J. TROELSTRA - SDAP (1894)
F.J. DOMELA NIEUWENHUIS - anarchist
DE CONFESSIONELEN IN NEDERLAND rooms-katholieken protestants-christelijken voor verbetering van de positie van de arbeiders
voor verbetering van de positie van de arbeiders
de overheid moet bemiddelaar zijn tussen werkgevers en werknemers - die moeten samenwerken en geen van beide groepen mag overheersen
de overheid moet bemiddelaar zijn tussen werkgevers en werknemers - die moeten samenwerken en geen van beide groepen mag overheersen
paus Leo XIII Encycliek Rerum Novarum 1891 Tegen het liberalisme! Tegen het socialisme!
Opvallend De eerste wetgeving m.b.t. de sociale kwestie komt tot stand onder een liberaal kabinet o.l.v. Mr. Nicolaas Gerard Pierson. Dat kabinet (1897-1901) werd bekend als “het kabinet van de sociale rechtvaardigheid”. Veiligheidswet Ongevallenwet Woningwet Leerplichtwet
regels voor veiligheid op de werkvloer verzekering voor arbeiders bij ongeval woningen moeten voldoen aan bep. eisen verplichte scholing van 6 - 12 jaar