De sociale begeleiding van vrouwelijke alcoholisten vanuit een korte oplossingsgerichte benadering
Studiegebied Sociaal Agogisch Werk Opleiding Sociaal Werk Optie Maatschappelijk werk Academiejaar 2004-2005 Student Anniek Janssens
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave Woord vooraf Inleiding
THEORETISCH GEDEELTE
Blz.
Hoofdstuk 1 Omvang van alcoholproblemen
6
1.1. 1.2. 1.3.
6 7 10
Misbruik versus afhankelijkheid Gegevens in België over alcoholmisbruik Besluit
Hoofdstuk 2 Problematisch alcoholgebruik bij vrouwen
11
2.1. 2.2. 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.3. 2.4. 2.4.1. 2.4.2. 2.4.3. 2.4.4.
11 13 14 15 15 16 18 18 19 20 22
Waarom vrouwen drinken Welke vrouwen drinken Geslachtspecifieke aspecten van alcoholproblemen Epidemiologische vaststellingen Biologische gevolgen Psychosociale aspecten Sociale perspectieven Sociale perspectieven Definitie sociale perspectieven Sociale perspectieven over vrouwen die overmatig drinken Besluit
Hoofdstuk 3 Een korte oplossingsgerichte therapie
23
3.1. Inleiding 3.2. Situering K.O.T. 3.3. Het Brugs Model 3.3.1. Situering 3.3.2. Uitgangspunten van dit Brugs Model 3.3.3. Axioma’s 3.3.4. Een context van keuzes 3.3.5. Het Brugs Model in de praktijk toepassen 3.3.5.1 Een interventieschema 3.3.5.2.Nuttige vragen
23 23 24 24 25 27 28 31 31 36
Hoofdstuk 4 Voorstelling van de stageplaats: Kliniek Heilige Familie
42
4.1. 4.2. 4.3. 4.3.1. 4.3.2. 4.4. 4.4.1. 4.4.2. 4.4.3. 4.4.4. 4.4.5. 4.5. 4.5.1. 4.5.2. 4.5.3.
42 42 43 43 43 44 45 45 45 46 46 47 49 52 52
Inleiding Doelstelling Doelpubliek Criteria tot opname zijn Leefgroepwerking Het personeel en hun specifieke taak De psychiaters De psychologen De verpleegkundigen De therapeuten De maatschappelijk werkers Leefgroep 2 ‘De Vlonder’ De leefregels Het behandelingsplan: een teamgebeuren Therapieaanbod PRAKTIJK GEDEELTE
Hoofdstuk 5 Casuïstiek
53
5.1. 5.2. 5.2.1. 5.2.2. 5.3. 5.3.1. 5.3.2. 5.3.3. 5.3.4. 5.3.5. 5.4. 5.4.1. 5.4.2. 5.4.3. 5.4.4. 5.4.5. 5.5.
53 53 53 56 58 58 59 61 65 66 67 67 68 71 72 73 74
Inleiding Voorstelling patiënten Casus Tine Casus Liesbeth Individuele begeleiding van Tine Eerste gesprek Tweede gesprek Derde gesprek Gesprek met steunfiguur: Vader van Tine Besluit Individuele begeleiding van Liesbeth Eerste gesprek Tweede gesprek Derde gesprek Verdere contacten Besluit Besluit praktisch gedeelte
Hoofdstuk 6 Conclusies
75
6.1. 6.2.
75 76
Algemeen besluit Persoonlijk besluit
Literatuurlijst
77
Bijlagen
80
Woord vooraf Bij de aanvang van dit eindwerk is het voor mij een aangename taak, mijn oprechte dank te betuigen aan iedereen die mij heeft geholpen bij het realiseren van dit eindwerk.
Bij deze wil ik mijn oprechte dank betuigen aan Mevr. Ingrid Decuypere die me uitstekend heeft begeleid. Daarnaast wil ik de stageplaats Kliniek Heilige Familie in Kortrijk en Dhr. Paul Dufraimont in het bijzonder bedanken die me de mogelijkheid hebben gegeven dit onderwerp te behandelen.
Vervolgens wil ik ook mijn dank uitspreken aan mijn ouders en Mevr. Leen Degeest voor hun steun en hun hulp bij het kritisch nalezen van dit eindwerk en de tekst te controleren op spellingsfouten.
Tenslotte bedank ik, vanuit de grond van mijn hart mijn ‘echte’ vrienden, in het bijzonder Bram. Steeds hebben ze me gesteund en hebben ze geregeld gezorgd voor momenten van ontspanning.
Hopelijk kan ik in de toekomst aan deze mensen iets teruggeven van wat ik van hen heb gekregen.
Anniek Janssens Mei 2005
Inleiding Motivatie: Binnen het kader van onze opleiding tot maatschappelijk werk, liep ik mijn tweede en derdejaars stage op de A-dienst van de psychiatrische Kliniek Heilige Familie te Kortrijk.
Gedurende meer dan 3 maanden stond ik in voor de sociale begeleiding van een aantal patiënten waaronder een vijftal vrouwelijke alcoholisten. Vanuit deze praktijkervaring besloot ik een eindwerk te maken rond de sociale begeleiding van vrouwelijke alcoholisten.
Gedurende de tweedejaars stage, die ik liep in de Kliniek Heilige Familie op de ontwenningsafdeling, groeide mijn interesse voor sociale begeleiding bij vrouwelijke alcoholisten. Eigenlijk naar aanleiding van een uitspraak van één van de opgenomen patiënten. Zij zei “Ik ben content om eens met een vrouw te spreken”
Probleemstelling: 1. Vrouwen drinken meer alleen en verborgen, en vooral thuis. Vroeger dan mannen zullen ze op een bepaald moment hun drankgebruik verbergen. Dit kan echter leiden tot sociale isolatie, wat opnieuw een aanleiding wordt om te drinken. Uit schaamte houdt de onmiddellijke omgeving alles angstvallig verborgen, waardoor de hulpverlening soms lang uitblijft.
2. Steeds meer vrouwen hebben te kampen met een alcoholverslavingsproblematiek. Uit diverse onderzoeken blijkt dat vrouwen momenteel de sterkst groeiende groep zijn van Belgische drinkers. (Bron: VAD) Maar het aantal vrouwen dat zich meldt met een verslavingsproblematiek is merkelijk lager dan het aantal mannen. Schuld en schaamtegevoelens spelen hierin een grote rol. Op de ontwenningsafdeling van de psychiatrische Kliniek Heilige Familie worden verhoudingsgewijs opmerkelijk minder vrouwen dan mannen opgenomen.
3. In het algemeen verwoorden vrouwen hun klachten anders dan mannen. Vrouwen melden zich dus vaker met een andere problematiek aan. Hun aanmeldingsklacht is veeleer een psychische, relationele of lichamelijke klacht, eerder dan een erkenning van een alcoholproblematiek. Het vergt dus ook een andere aanpak om hulpverlening aan vrouwen te bieden. Zodat ook zij zich kunnen ontplooien naar eigen zijnswijze, naar eigen behoeften.
Opzet en aanpak van de scriptie:
In deze scriptie wordt een korte theoretische benadering gebracht van alcoholmisbruik bij vrouwen. Verder schetsen we een systeemtheoretisch kader waarin we de sociale begeleiding van vrouwelijke alcoholisten plaatsen.
In het praktische gedeelte volgen we een twee vrouwelijke patiënten die een behandeling volgden op de ontwenningsafdeling van de psychiatrische kliniek Heilige Familie. De sociale begeleiding gebeurt aan de hand van individuele gesprekken met patiënt en steunfiguren met een oplossingsgerichte benadering als leidraad.
6
1
Omvang van alcoholproblemen
Overmatig alcoholgebruik is één van de grotere problemen in de gezondheidszorg. Er is al heel wat literatuur geschreven over alcohol doorheen de jaren. In mijn eindwerk zal ik geen herhaling geven van wat in talloze boeken staat geschreven, wel een korte toelichting. Ik wil er wel op wijzen dat het in dit eindwerk gaat over problematisch alcoholgebruik bij vrouwen of alcoholafhankelijkheid.
1.1
Misbruik versus afhankelijkheid
Men spreekt van alcoholafhankelijkheid als het gaat om excessief alcoholgebruik. De klassieke kenmerken van afhankelijkheid zijn: psychische afhankelijkheid, fysieke of lichamelijke afhankelijkheid, controleverlies en tolerantie (Casselman & Schippers, 1994) 1 1. Psychische afhankelijkheid: De persoon heeft een groot verlangen naar drank. Alcohol is veel belangrijker dan allerlei andere zaken in hun leven. Er is een onbeheersbaar verlangen om het middel te gaan gebruiken 2. Fysieke afhankelijkheid: Wanneer er sprake is van onthoudingsverschijnselen: het lichaam raakt gewend aan alcohol. Als de drinker geen alcohol drinkt, krijgt hij last van onthoudingsverschijnselen (afkickverschijnselen). In de praktijk is het moeilijk om de psychische en fysieke afhankelijkheid van elkaar te onderscheiden. De term ‘craving’ verwijst naar zowel psychische als fysische aspecten van de onweerstaanbare drang om alcohol te consumeren. 3. Controleverlies: Als men begint te drinken kan men niet meer ophouden en wordt er doorgedronken. 4. Tolerantie of gewenning: Er moeten steeds grotere hoeveelheden van het middel worden ingenomen om eenzelfde effect te bekomen. Na langdurig chronisch gebruik van alcohol kan de tolerantie wel plotseling gaan verminderen. Alcohol wordt ineens veel minder goed verdragen. 1
Bron: Praktijkreeks gedragstherapie deel 14: Alcoholverslaving Ton van Broekhoven 2001
7
Alcoholmisbruik betekent dat iemand teveel drinkt en dóór de drank lichamelijke, geestelijke en/of sociale problemen heeft. Vaak gaan probleemdrinkers geleidelijk meer drinken. Dit kan allerlei moeilijkheden veroorzaken. De drinker krijgt bijvoorbeeld slaapproblemen, heeft maagpijn, komt te laat op het werk of maakt thuis ruzie. Het is lastig om een duidelijke grens te trekken tussen het aanvaardbare alcoholgebruik van de sociale drinker en het teveel van de alcoholist, maar meestal is er bij alcoholisme in ieder geval sprake van een ernstig controleverlies. De sociale drinker zal weinig of geen alcohol gebruiken als hij/zij alleen is, terwijl de aan alcohol verslaafde 'stille drinker' juist op die momenten zal doorgaan met drinken en niet of slecht zal kunnen stoppen. Hierbij verwijs ik ook naar bijlage 1 waarbij de diagnostische criteria van alcoholmisbruik en de diagnostische criteria van alcoholafhankelijkheid volgens de DSM-IV staan beschreven.
1.2
Gegevens in België over alcoholmisbruik
Het gebruik van alcoholische dranken is ingebed in onze levensstijl. Men drinkt in groep om een feestelijke gebeurtenis te vieren zoals een huwelijk, een geboorte, een overwinning,… Gezondheidsproblemen gelieerd aan het gebruik van alcohol ontstaan wanneer het gebruik van alcohol de aanvaardbare hoeveelheid overschrijdt. Deze ‘aanvaardbare hoeveelheid’ varieert naargelang het geslacht, de leeftijd en andere factoren zoals het lichaamsgewicht. De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) spreekt van schadelijk drinkgedrag wanneer de geconsumeerde hoeveelheid alcohol in het bloed een psychomotorische verzwakking aantoont. Deze verzwakking treedt bij mannen op wanneer men 6 glazen alcohol per dag consumeert , bij vrouwen vanaf 4 glazen per dag. In opdracht van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen voerde het Hoger instituut voor de Arbeid (HIVA-K.U.Leuven) een onderzoek uit naar het alcoholgebruik in België, op basis van een analyse van de Gezondheidsenquête en de recente Gezinsbudgetenquête.
8
Aan de hand van beide enquêtes werd een profiel opgesteld van het alcoholgebruik van de Belgische bevolking naar leeftijd, geslacht en socio-professioneel statuut. Tevens werd een inschatting gemaakt van het alcoholmisbruik. De gezondheidsenquête, waarin mensen schriftelijk bevraagd worden naar een aantal ‘lifestyle’-factoren, blijkt de werkelijke alcoholconsumptie, in vergelijking met gekende macro-gegevens, te onderschatten met een factor 2 tot 3. Daarom werden op basis van een aantal hypotheses andere cijfers gezocht in de Gezinsbudgetenquête. Macro-informatie: Er zijn vooreerst macrogegevens over de alcoholconsumptie in ons land. Op basis van productiecijfers van alcoholische dranken zou de Belgische bevolking (ouder dan 15 jaar) gemiddeld 10,4 liter pure alcohol per jaar consumeren. Micro-informatie: Aangezien macrogegevens niets zeggen over het profiel van het drinkgedrag, werden twee enquêtes met micro-data gebruikt. De Gezondheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) liet toe de verspreiding van de alcoholconsumptie na te gaan aan de hand van consumptie-eenheden (glazen alcoholische drank) per persoon per dag/week/jaar en kon zo verder omgerekend worden in standaardeenheden zuivere alcohol. In de Gezinsbudgetenquête van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) vonden we informatie over de besteding (uitgedrukt in geld) aan alcoholische dranken per huishouden. Mits een aantal hypothesen omtrent de prijs, de verhouding alcoholgebruik thuis en buitenshuis en de gemiddelde gezinsgrootte kunnen wij opnieuw een beeld geven van het drinkprofiel. De analyse van deze twee enquêtes werden vergeleken met het profiel volgens de zogenaamde Ledermann-formule.
9
Gezondheidsenquête WIV Op basis van de WGO - norm is 1,5% van de bevolking een probleemdrinker hetzij 1,8% van de mannelijke en 1% van de vrouwelijke Belgische bevolking. Globaal genomen is het gebruik van alcohol meer populair bij de mannen dan bij de vrouwen. Waar slechts 12% van de mannen als geheelonthouder kan worden beschouwd (d.i. geen enkel glas alcohol te hebben geconsumeerd in het afgelopen jaar), loopt dit percentage op tot 26% bij de vrouwen. Bij mannen kan tevens de hoogste proportie van overconsumptie van alcohol teruggevonden worden: 37% van hen gaf aan minstens eenmaal per maand 6 glazen alcohol op een zelfde dag geconsumeerd te hebben. Bij vrouwen gaat het hierbij ‘slechts’ om 13%. Uit de cijfers blijkt dat alcohol nog steeds koploper is op het vlak van gebruik en misbruik. In de top 20 van de meest alcoholverbruikende landen ter wereld neemt België de 14de plaats in. 2 Zo'n 800.000 Belgen zouden teveel alcohol drinken, volgens cijfers van het Hoger Instituut voor de Arbeid (Hiva). Belgen zouden ook twee tot drie keer meer drinken dan ze toegeven. Volgens de rondvraag van het Hiva verbruikt de Belgische man jaarlijks 13 liter zuivere alcohol. Bij vrouwen ligt dat op 7 liter.
2
Bron: gezondheidsenquête 2001: http://mineco.fgov.be/informations/statistics/port/hea_nl.asp
10
1.3
Besluit
Exacte cijfergegevens over het aantal alcoholgebruikers, over stijging of daling van dit middelengebruik in België ontbreken. Voor de inschatting van de omvang van het probleem wordt daarom beroep gedaan op bevolkingsstudies en afgeleide indicatoren zoals officiële statistieken, registratiestudies bij hulpverleningsinstellingen en etnografisch onderzoek. Het is dus moeilijk om een accuraat percentage aan te geven van problematisch alcoholgebruik in Vlaanderen. We kunnen wel een aantal richtcijfers en percentages vinden. Ik verwijs hierbij ook naar bijlage 2, waar u de gemiddelde cijfers vindt van alcoholconsumptie in België. Dit zijn de gegevens van de Gezondheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid 1997-2001, in samenwerking met het NIS. Op basis van beide enquêtes concluderen we dat er in België bij de mannen tussen de 3 en de 12% probleemdrinkers zijn, bij de vrouwen tussen de 2 en de 8%. Een bijna even grote groep bij de mannen en een iets grotere groep bij de vrouwen kan als ‘risicodrinker’ worden omschreven.
11
2
Problematisch alcoholgebruik bij vrouwen
Lang gold als stereotype voor de echte dronkelap de man die vrijdagavond zijn loonzakje verzoop in de kroeg. De “clochard ”, met versleten kleren en een oude hoed, een rode neus en een fles wijn in de hand. Een zwerver. Iemand die buiten de maatschappij leeft. Echt alcoholisme werd vooral gezien als een mannenprobleem. Toen men zich de laatste decennia meer specifiek ging bezighouden met het drinkgedrag bij de vrouw kwam men tot de vaststelling dat er voldoende verschillen waren om dit probleem apart en gedifferentieerd te benaderen.
2.1
Waarom vrouwen drinken?
We kunnen hierover verschillende hypothesen vormen. Enkele daarvan zijn dat vrouwen effecten zouden nastreven zoals de verlichting van persoonlijke onvrede en spanning, meer zelfvertrouwen, positiever over zichzelf gaan denken, assertiever durven zijn of weerstand tegen sex overwinnen. Volgens mij ligt er meestal een combinatie van factoren aan de oorsprong van het drankgedrag bij vrouwen. Bij elke vrouw zien we een verschillend drankpatroon. Elke vrouw heeft haar eigen ‘drankloopbaan’. Carien Karsten3 (psychologe en psychotherapeute) gaat ervan uit dat de meeste vormen van verslavingsgedrag te zien zijn als overlevingsmechanismen, en dat er slechts accentverschillen zijn tussen alcohol-, medicijn-, eet- en drugsverslaving. Maar bij elke vorm van afhankelijkheid gelden een paar hoofdmotieven om te gebruiken, samenhangend met de problemen van een specifieke vrouw en met het "gekozen" overlevingsgedrag. Bij verslaafden vond Karsten twee hoofdmotieven: ten eerste de poging om ongewenste gevoelens te vermijden en ten tweede om de controle te houden over het eigen leven. En elk van deze twee hoofdvormen is te vinden in een introverte variant, naar binnen gericht, en een extraverte, naar buiten gericht. 3
Bron: Karsten C.J. Wie is er bang voor de verslaafde vrouw , T.V. psychotherapie, 19, (5),1993
12
Tegen elkaar afgezet levert dat het volgende schema op:
Introvert Vermijding
verdoving
Controle
aanpassing
Extravert roes/kick/ontremming performance
Karsten vult dit schema in aan de hand van de ervaringen van verslaafde vrouwen. Grosso modo kunnen we vier soorten strategieën onderscheiden: 1. De verdovingsstrategie: niet hoeven te herinneren. Het gaat hierbij om pijnlijke gevoelens die verbonden zijn met traumatische belevenissen zoals mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik, enz. De cijfers die in dit verband worden genoemd variëren van 12 tot 67%, wat toch betekent dat volgens bepaalde onderzoeken de helft of méér van de vrouwen met middelengebruik ook seksueel misbruikt werden. 2. De roesstrategie: even "weg" zijn, niet verantwoordelijk zijn, controle verliezen zodat gevoelens waar normaal geen ruimte voor is, kunnen toegelaten worden. We koesteren de hoop dat contacten vlotter zullen verlopen en dat seksuele remmingen wegvallen, wat ook de oorzaak mag zijn. 3. De aanpassingsstrategie: toch verder leven - 'het uithouden' - ondanks de onvrede over bv. een onbevredigende relatie, rolpatronen, taken, plichten waarin men zich gevangen voelt of situaties waarin de draaglast de draagkracht overstijgt. De zorgplicht die in onze maatschappij als een evidentie op de vrouw rust, kan bij haar heel wat schuldgevoel en onzekerheid opwekken. 4. De performance-strategie: we drinken om ons een houding te geven in moeilijke situaties of om een imago hoog te houden, bv. om "mee te doen" met mannen of om 'geëmancipeerd' te lijken. Alcohol heeft immers naast de psychische effecten ook een symboolfunctie : het staat voor stoer, avontuurlijk, zeker bij mannen maar ook bij sommige vrouwen. Vooral bij vrouwen die een "mannenberoep" uitoefenen is drinken soms een middel om door de mannelijke collega's als gelijke te worden aanvaard.
13
Het schema is gebaseerd op vrouwen die door hun afhankelijkheid van een middel in de moeilijkheden zijn geraakt en hulp hebben gezocht. Maar ook vrouwen die zichzelf niet als verslaafd zullen definiëren, maar wel merken dat ze dagelijks drinken, of onder bepaalde omstandigheden over de schreef gaan, kennen de verschillende mechanismen. Het is niet alleen voor hulpverleners belangrijk om samen met een cliënte uit te zoeken welke functie alcohol in haar leven heeft, het kan ook voor vrouwen zelf die overwegen om te minderen, dan wel meer zicht willen hebben op hun drankgebruik, een hulpmiddel zijn om te beseffen welke functie, onder welke omstandigheden, drank voor haar kan hebben.
2.2
Welke vrouwen drinken?
Dat vrouwen de laatste decennia meer zijn gaan drinken wordt wel eens als een neveneffect gezien van de toegenomen emancipatie. Zo vergezocht is dat misschien niet. Het is meer dan ooit aanvaard dat vrouwen in het openbaar mogen drinken zolang ze maar maat weet te houden. Het past bij een moderne levensstijl, bij een hoger inkomen, bij de emancipatie van vrouwen. Drank is in de eerste plaats een genotsmiddel maar in de tweede plaats is het een vorm van zelfmedicatie. Veel vrouwen gebruiken alcohol om het leven draaglijk te houden (zie: 2.1. Waarom vrouwen drinken). Wanneer draaglast en draagkracht in hun leven niet meer in balans zijn. Over wie die drinkende vrouwen4 zijn, wijzen verschillende onderzoeken verschillende deelgroepen aan:
-
Jonge vrouwen tussen 25 en 29, druk in de weer met de uitbouw van een gezin, een professionele carrière.
-
Intelligente, financieel goed verzorgde vrouwen van 40, 50 jaar, geconfronteerd met het ‘lege-nest’-syndroom.
-
Huisvrouwen tussen de 35 en 50 waarbij drinken wordt gezien als de manier om zich te verzetten tegen hun onbevredigende situatie of deze te ontvluchten. Vrouwen die vroeg of laat in hun leven geconfronteerd werden/worden met verliessituaties zoals het overlijden van een ouder of partner, stoppen met
4
Bron: Meulenbelt A., Wevers A.; Vrouwen en alcohol/ -Amsterdam: Sara/Van Gennep, 1994
14
werken, het naar school of uit huis gaan van kinderen… Vrouwen zien hun (sociale) rollen daardoor beperkt worden en het zijn vaak net die rollen die hun in zekere mate hun identiteit geven.
Het feit dat veel vrouwen door de combinatie werk en gezin onder grote druk staan, kan een medeoorzaak zijn van het toegenomen alcoholmisbruik. Toch blijkt de hoge werkdruk bij vrouwen echter een minder directe invloed te hebben op alcoholgebruik, terwijl dat bij mannen wél het geval is.
Het blijkt dat de schaamte en het schuldgevoel ten aanzien van het drankmisbruik heel diep zitten en vaak een belemmering vormen om hulp te vragen. Dit wordt versterkt door het feit dat de omgeving vrouwen met een drankprobleem harder veroordeelt dan mannen.
2.3
Geslachtspecifieke aspecten van alcoholproblemen
Vrouwen drinken op een andere manier dan mannen, in een andere context, om andere redenen, en ook de gevolgen van hun drinken zijn ietwat verschillend. Op diverse niveaus zien we verschillen tussen vrouwen en mannen die alcohol gebruiken. Uit onderzoek en literatuur blijken er een aantal niet te onderschatten sekseverschillen bij alcoholgebruik te zijn.
De sekseverschillen in alcoholgebruik en alcoholproblematiek hebben in hoofdzaak te maken met een grotere lichamelijke kwetsbaarheid van vrouwen voor alcohol, met een andere levensstijl en met blijvend strengere normen met betrekking tot drinken bij vrouwen. (Lammers 1997)5
Aangezien alcoholgebruik en –misbruik veel meer voorkomt bij mannen dan bij vrouwen, heeft het onderzoek naar de effecten en gevolgen zich lange tijd praktisch alleen op mannen gericht. De conclusies werden als vanzelfsprekend uitgebreid naar de vrouwen.
5
Bron: Hulpverlening bij problematisch alcoholgebruik: hfdst. 5 Problematisch alcoholgebruik bij vrouwen, genderspecifieke aspecten
15
2.3.1
Epidemiologische vaststellingen6
De laatste jaren is de interesse voor vrouwelijke drinkers gegroeid. Algemeen kan worden gesteld dat er in de laatste decennia een toename is van de alcoholconsumptie door vrouwen. De laatste 2 decennia is er ook een toename van probleemdrinken bij vrouwen. Bovendien zijn vrouwen met een alcoholprobleem zichtbaarder geworden. Zij komen méér dan vroeger in de hulpverlening terecht. Mannen drinken echter nog tweemaal zoveel als vrouwen en hebben er drie- tot viermaal zoveel problemen mee.
2.3.2
Biologische gevolgen7
Bij vrouwen is het verloop van een alcoholafhankelijkheid veel sneller dan bij mannen. Hiervoor bestaan er verschillende verklaringen. Eén ervan is dat vrouwen lichamelijk kwetsbaarder zijn dan mannen voor de negatieve effecten van alcohol.
Vrouwen zijn sneller dronken dan mannen, alcohol wordt bij vrouwen anders gemetaboliseerd dan bij mannen. Door hun lagere lichaamsgewicht en hun kleinere volume lichaamsvocht is de concentratie alcohol in het bloed snel hoger.
Alcoholmisbruik verstoort het hormonaal stelsel bij vrouwen wat vaak ernstige stoornissen veroorzaakt in hun metabolisme.
Vrouwen drinken kleinere hoeveelheden alcohol, maar doen dit wel de hele dag door. Tezelfdertijd is er een grotere voedingsverwaarlozing bij vrouwen, doordat ze zelf niet gezond meer eten en/of doordat ze op dit gebied niet of onvoldoende verzorgd worden door hun partner. Tot de typische "vrouwelijke" gevolgen van drankmisbruik behoren de mogelijke correlatie met borstkanker, de ontregeling van de menstruele cyclus, de verhoogde kans op miskraam, en het Foetaal Alcoholsyndroom. Bij overmatig gebruik van alcohol bij vrouwen kunnen er ook meerdere seksuele problemen ontstaan, zoals algemeen gedaald libido met verminderde interesse,
7
www.cadlimburg.be/Jaarverslag2003/Jaarverslag2003inhoud/hulpverlening_in_cijfers.htm
16
opwinding en lubricatie. Er kan anorgosmie ontstaan, evenals vroege menopauze (Lammers 1997).8
2.3.3
Psychosociale aspecten
A. Mannen ten opzichte van vrouwen Bij vrouwen hangt excessief drinken samen met psychologische motieven, met ‘negatieve redenen’ zoals stress, depressiviteit, onzekerheid, frustratie, relationele problemen, vervreemding, sociaal isolement... Drinkende huisvrouwen ervaren hun leven en werk meer dan eens als monotoon, leeg, weinig zinvol. Vrouwen drinken om zich ‘normaal’ te voelen, hun angsten, onzekerheid, twijfels te kunnen bedwingen. Als vrouwen drinken om spanning en ongenoegen te verlichten, liggen de bronnen hiervan vaak op interpersoonlijk vlak. Bij vrouwen spelen schuld- en schaamtegevoelens in ergere mate een rol dan bij mannen. Ook het zelfbeeld van een drinkende vrouw is veel negatiever, ze kampen vaker met een minderwaardigheidscomplex. Bij vrouwelijke alcoholisten komt in verhouding veel suïcide voor. Kort samengevat zijn beweegredenen om te drinken bij vrouwen vaak van spanningsreducerende, zorgverdrijvende aard, als manier van het hanteren van/omgaan met problemen (‘coping’). Voor mannen is overmatig drinken stoer. Het wordt geassocieerd met avontuur, opwinding, het ontsnappen aan een burgerlijk bestaan,… Vrouwen drinken ook meer als er drinkende mannen in de buurt zijn. Vaak echter is bij vrouwen drinken van in het begin een middel om negatieve gevoelens te overwinnen.
B. Houding man/vrouw t.o.v. de drinkende partner Er is heel wat onderzoek verricht naar partners van verslaafden, vooral vrouwelijke partners van mannelijke verslaafden. Vrouwen van drinkende mannen steunen hun man in de strijd tegen de alcohol; mannen van drinkende vrouwen zijn veeleer kwaad. Vrouwelijke drinkers komen eerder dan mannen uit gezinnen waarin sprake is van een alcoholproblematiek. Ze 8
Bron: Hulpverlening bij problematisch alcoholgebruik: hfdst. 5 Problematisch alcoholgebruik bij vrouwen, genderspecifieke aspecten
17
hebben vaak een excessief drinkende partner of staan er alleen voor, al dan niet met kinderen.
Onderzoekers hebben in de jaren ’50 vanuit een psychodynamisch model een aantal vaste patronen beschreven bij vrouwen die lange tijd samenwonen met een verslaafde partner. In de vroege literatuur over co-dependency werd de vrouw van een alcoholicus vooral afgeschilderd als een vrouw met een neurotische persoonlijkheid, die er onbewust zelf belang bij had dat haar man dronk, en die door haar eigen persoonlijkheidstoornissen de neiging had om een drinkende man als partner te zoeken.
Kortom: de vrouw van een alcoholist heeft het altijd verkeerd gedaan. Of ze is een mannenhaatster of ze heeft een laag gevoel van eigen waarde of ze is een vrouw die met mannen concurreert.
Recenter vergelijkend onderzoek nuanceert deze vaststellingen: vrouwen van verslaafden blijken een heterogene groep te vormen waarvan sommigen stoornissen vertonen, terwijl bij anderen nauwelijks individuele pathologie aanwezig is. Co-dependency werd geherdefinieerd als het proces waarin de vrouw steeds afhankelijker wordt van haar alcoholverslaafde man. Naarmate de verslaving van de man manifester wordt en langer duurt, worden de mogelijkheden van de vrouw om zelfstandig een betekenisvol sociaal leven te leiden alsmaar geringer.
18
2.4
Sociale perspectieven bij vrouwen die drinken
De omgang met alcohol is in sterke mate aan, vaak onbewuste regels gebonden, die variëren van land tot land, van streek tot streek, de regels hangen samen met de sekse, de leeftijd… In bijna alle culturen zijn er geschreven en ongeschreven regels voor de omgang met alcohol, en praktisch overal zijn die regels voor vrouwen en mannen verschillend. Het gedrag van een vrouw wordt scherper veroordeeld dan dat van mannen als merkbaar wordt dat ze gedronken heeft. Terwijl dronkenschap bij de mannen een bewijs is van echte mannelijkheid wordt datzelfde gedrag bij vrouwen sterk afgekeurd. De stigmatisering ontstaat wanneer vrouwen niet beantwoorden aan de sociale perspectieven. In de hulpverlening is het van belang om hierbij stil te staan.
2.4.1
Sociale perspectieven.
De theorie met betrekking tot sociale perspectieven en sociale representaties is best wel ingewikkeld (Mattheeuws, 1990).
Omtrent mannen en vrouwen, die in onze samenleving veel alcohol gebruiken, bestaan verschillende perspectieven.
Het sociaal perspectief speelt een cruciale rol in de erkenning van een probleem bij drinkende vrouwen. Op maatschappelijk vlak kunnen vrouwelijke drinkers over ’t algemeen op minder begrip rekenen dan mannen. Alcoholgebruik is onverenigbaar met de sociale rollen die vrouwen in de maatschappij geacht worden in te nemen (echtgenote, moeder, huisvrouw). De maatschappij accepteert niet dat vrouwen ook alcoholproblemen kunnen hebben, alcoholisten kunnen zijn. Er worden duidelijk verschillende normen gehanteerd: een dronken vrouw wordt meestal afstotend en weerzinwekkend gevonden.
Bij mannen ligt dit enigszins anders. Alcoholgebruik komt meer voor onder mannen dan onder vrouwen. Drinken wordt in onze cultuur ook geassocieerd met
19
mannelijkheid (Lammers en van den Borgh 1987).9 Aan incidentiele of frequente dronkenschap bij mannen wordt in onze samenleving meestal niet zo zwaar getild.
2.4.1.1
Definitie van sociale perspectieven
Het is belangrijk te beseffen dat mensen in interpersoonlijke relaties naar zichzelf en naar elkaar kijken door andermans ogen (de ‘men’-kijk).10 (Mattheeuws A., 1983)
Sociale perspectieven zijn “men” denken. Het is door andermans ogen kijken. Het zijn zienswijzen die gedeeld worden door vele leden van een gemeenschap. Sociale perspectieven zijn niet goed of slecht, ze zijn niet positief of negatief. Ze zijn vanzelfsprekend en worden onbewust doorgegeven. Ze zeggen wat hoort en wat niet hoort.
Sociale perspectieven kunnen door individuen ervaren worden als zeer dwingend, als een sterke druk. Vaak wordt de invloed ervan ondergaan zonder dat de persoon in kwestie er weet van heeft. Men kan er maar weet van hebben middels het merken van verschillen tussen visies. Het niet onderkennen van sociale perspectieven leidt vaak tot het voeren van een strijd op het interpersoonlijke vlak.
Wanneer een individu afwijkt van deze sociale perspectieven wordt dit aangevoeld, het wordt als het ware gezegd zonder woorden. Mensen voelen de onmacht. Wie afwijkt van een bepaald patroon voelt zich onzeker en vraagt zich automatisch, bewust of onbewust af wat “men” zal denken. Wie afwijkt heeft het moeilijk en moet zich als het ware verantwoorden.
9
Bron: Poels V., Systeemtheoretisch Bulletin 14. 1995-1996/1 Bron: Mattheeuws A., Systeemtheoretisch Bulletin, omtrent sociale perspectieven, 1983
10
20
2.4.1.2
Sociale perspectieven over vrouwen die overmatig drinken
Mensen met alcoholproblemen zijn erg contextgevoelig, dus ook perspectiefgevoelig. Ze raken bijvoorbeeld in de knoop wanneer ze zich een plaats zoeken als niet-drinker in al die verschillende contexten.
Sociale perspectieven over vrouwen die drinken oefenen enorm veel druk uit. Ze spelen een sterk beïnvloedende rol, maar worden meestal niet beseft.
Opvallend is dat vrouwen vaak een extreme gevoeligheid aan de dag leggen voor sociale perspectieven en dat ze deze persoonlijk ordenen zoals ‘ik doe niet genoeg mijn best,’Ik schiet tekort als moeder’… De volgende sociale perspectieven zijn misschien vooral toepasbaar op drinkende vrouwen maar niet exclusief. Ze werden telkens aangevuld met enkele praktijksituaties.
-
Een huisvrouw moet voor kinderen en man zorgen en het huishouden beredderen
Tine (53 jr) vertelde me dat ze zich een slechte moeder voelt omdat ze geen zin heeft om te koken en de afwas te doen. Haar beide kinderen wonen nog thuis. Haar zoon is 25 jaar en haar dochter is 23 jaar. Ik vraag aan Tine of ze soms hulp krijgt in het huishouden van haar kinderen. Tine vindt niet dat het de taak is van haar kinderen om mee te helpen in het huishouden.
-
Inzet is vanzelfsprekend.
Dit is een cruciaal en dwingend perspectief: wat vanzelfsprekend is, kan niet als inzet erkend worden. Voor de omgeving is het stoppen met drinken vaak de enige zichtbare vorm van inzet. Terwijl vrouwen die drinken het vaak nog heel belangrijk vinden om huishoudelijke taken te kunnen doen maar deze zaken worden vaak niet opgemerkt door partner of kinderen.
21
Zo vertelde Liesbeth mij toen ze voor de eerste avond terug thuis kwam tijdens haar opnameperiode. “Het huis lag er echt bij als een varkenstal, mijn man had zelf de afwas niet gedaan.” Bij thuiskomst had ze dus heel wat werk om het huis te kuisen. Liesbeth voelde dat ze nog niet genoeg energie had om al die taken op haar te nemen. Ze vertelde me dat ze zich mislukt voelde als echtgenote, haar man had niet eens gezien dat ze de afwas had gedaan. Hij had haar gezegd dat ze zich niet moest opwinden, dat alles wel in orde zou komen.
-
Geen alcohol drinken in bepaalde sociale contexten is afwijken
Het vanzelfsprekende van alcohol in vele sociale contexten is voor vele vrouwen en ook voor mannen een onoverkomelijk probleem, wanneer ze niet beseffen hoe groot de invloed is van dit sociale perspectief. Vaak hoor ik mensen zeggen: “Als het mooi weer is en je gaat op een terrasje iets drinken dan kan ik toch geen water of cola drinken. Wat zullen de andere mensen niet denken als ik een frisdrankje drink, dat kan toch niet.” Of “ Ik kan toch geen fruitsapje drinken op een receptie.”
-
Vrouwen mogen niet te veel drinken.
Het gebruik en niet-gebruik van alcohol is iets wat vele betekenissen heeft, voor de persoon en de omgeving (Lammers, Schippers & Van der Burgh, 1988; Bollen & Thijs; Princen, 1995) Een vrouw die – teveel - drinkt is erger dan een man die te veel drinkt. Vrouwen mogen en kunnen drinken in bepaalde sociale situaties, maar ze mogen niet dronken worden. Een dronken vrouw wijkt af en is bedreigend. Bij mannen wordt overmatig drinken geassocieerd met mannelijkheid.
22
2.4.2
Besluit
Vrouwen die te veel drinken, voelen veel druk, maar beseffen die niet. Ze beseffen niet dat deze druk te maken heeft met onder andere sociale perspectieven over vrouwen met alcoholproblemen. Het lijkt me erg belangrijk hier voldoende aandacht aan te besteden tijdens de begeleiding bij vrouwen met een alcoholprobleem.
Bij vrouwen krijgt overmatig drinken een negatief etiket. Drinken benadrukt allesbehalve de vrouwelijkheid. Het beeld van een alcoholiste is erg negatief; het lijkt onverenigbaar te zijn met de rol van moeder (De Belder, 1990).
Het besef dat er iets is als sociaal perspectief, heeft mij anders naar mensen doen kijken. Ik probeer te kijken door een breedhoeklens. Ik kan samen zoeken met patiënten hoe zij denken dat andere mensen naar hen kijken. Ik kan hen helpen nagaan of het klopt wat ze denken. Ik kan zoeken naar die plekken waar ze waardering en steun vinden. Ik kan zelf vele zaken beter verstaan.
23
3
Een korte oplossingsgerichte benadering
3.1
Inleiding
In de ontwenningsafdeling “De Vlonder” van de Kliniek Heilige Familie maakt men gebruik van het Brugs model (Korzybski). Hieruit volgt dat men de problemen van patiënten niet gaat analyseren om tot een oplossing te komen. Maar men gaat wel op zoek naar de eigen resources van de patiënt. Door de manier van vragen stellen worden de patiënten georiënteerd van probleemgerichte naar oplossinggerichte observaties. Ik probeerde gedurende mijn stageperiode de behandelmethode die gebruikt wordt zoveel mogelijk na te streven en te respecteren. Ik verwijs hiervoor naar het praktische gedeelte van dit eindwerk. Ik heb mij ook uit interesse verdiept in deze behandelmethode. In dit hoofdstuk geef ik een theoretische toelichting van de oplossingsgerichte therapie en het Brugse Model. Uit onderzoek11 blijkt dat kortdurende hulpverlening net zo effectief is als een langdurige behandeling voor mensen met een alcoholprobleem. i
3.2
Situering K.O.T ( = Korte Oplossingsgerichte Therapie)12
Oplossingsgerichte Therapie is een vorm van gesprekstherapie, waarin de situatie zoals de patiënt die zich wenst het uitgangspunt is.
De basis van het oplossingsgericht werken werd gelegd rond de jaren 1980 door Steve de Shazer, Insoo Kim Berg en hun team, in Milwaukee, Verenigde Staten.
11
12
Bron: Artikel Van Wijk Mieke; Na 5 gesprekken van de drank af, Psychologie november 1998 Bron: http://www.solution-focused.nl/tools/index.htm
24
Zij ontwikkelden de Solution Focused Brief Therapy, een systeem gericht interventiemodel geïnspireerd door het werk van John Weakland e.a. van het Mental Research Institute (Palo Alto, USA), de Amerikaanse psychiater Milton H. Erickson en zijn leerling en strategisch gezinstherapeut Jay Haley. Steve de Shazer en Insoo Kim Berg ontdekten dat het niet nodig bleek om met cliënten diep te graven in het verleden zoals in traditionele psychotherapie. De cliënt werd gezien als bekwaam om te oordelen over alle aspecten van zijn leven en werd ook als zodanig aangesproken. Reeds in de cliënt aanwezige hulpbronnen (resources) werden gemobiliseerd om tot de gewenste veranderingen te komen. Zij gaan ervan uit dat er vaak niet meer dan drie tot vijf sessies nodig zijn om significante en blijvende verbeteringen te bewerkstelligen bij een cliënt.
De oplossinggerichte benadering is voor velen reeds bekend. De drie belangrijkste kenmerken van deze benadering kunnen we kort samenvatten13:
1. Men vraagt aan de cliënt zich voor te stellen dat het probleem is opgelost en dan te kijken naar de eerste tekenen van die oplossing 2. Men gaat als therapeut steeds in op de ‘uitzonderingen’, die situaties waarin er reeds beterschap was, waarin positieve elementen te vinden zijn 3. Deze uitzonderingen worden dan geëxploreerd en de cliënt wordt aangemoedigd ze stapsgewijs uit te breiden of erop door te gaan.
3.3
Het Brugse model
3.3.1
Situering
In het Korzybsky-instituut in Brugge is aan de Amerikaanse begeleidingsstrategie gesleuteld waardoor het Brugs Model ontstond. Dit Brugs Model wordt erkend als een waardevolle variant op het oorspronkelijke model.
13
Bron: Tijdschrift voor systeemtherapie Jaargang 15 nr.1 maart 2003
25
Het denkmodel dat in het Korzybski Instituut vzw wordt gehanteerd steunt op vier cybernetisch complementaire invalshoeken: −
Het pragmatisch oplossingsgericht handelen à la Steve de Shazer en Insoo Kim Berg
−
Het esthetische systeemdenken à la Gregory Bateson en Bradford Keeny
−
Het linguïstisch decoderen à la Alfred Korzybski
−
Het indirecte hypnotherapeutisch intervenieren à la Milton H. Erickson.
De constructionistische epistemologie die achter het behandelingsmodel steekt, vindt klinisch haar weerslag in oplossingsgerichte interventiestrategieën. Hoe we de realiteit, en dus ook de problemen creëren, geeft aan welke de weg van de minste weerstand is naar efficiënte en blijvende oplossingen. Het Korzybski Instituut vzw werd in 1987 opgericht door Luc Isebaert, Louis Cauffman en Myriam Le Fevere de ten Hove als opleidings- en onderzoekscentrum inzake systemische oplossingsgerichte psychotherapie. Steve de Shazer, Insoo Kim Berg en Yvonne Dolan zijn vaste stafleden van het Korzybski Instituut. Het Korzybski Instituut België vzw is onderdeel van 'The Bruges Group' die bestaat uit: Korzybski Instituut België, Korzybski Instituut Nederland, Institut Korzybski de Paris, Integrative Management Institute bvba, Institut Pegase-Processus, SaintBrieux, France. The Bruges Group werkt nauw samen met het 'Brief Family Therapy Center', Milwaukee, USA.
3.3.2
Uitgangspunten van dit Brugs model
Het Brugs model combineert een systemische visie met een respectvolle benadering van de beperkingen van patiënten, richt zich eerder op oplossingen en minder op problemen, helpt de patiënt te kiezen uit alternatieven voor zijn symptoomgedrag en biedt daardoor hoopvolle perspectieven, zowel voor patiënt als voor therapeut. Moeilijkheden worden symptomen als het systeem niet meer kan kiezen ze te integreren in de gewone gang van het leven. De context waartegen de symptomen zich afspelen is een bepalende factor voor de psychotherapeutische benadering. De taak van de therapeut is het creëren van die context waarin het systeem (gezin, individu, relatie) geholpen wordt om terug toegang te krijgen tot zijn eigen
26
krachtbronnen en zo terug aansluiting te vinden bij zijn eigen natuurlijke zelfhelende processen. De taak van de therapeut is dus niet het aangeven van oplossingen in de plaats van de cliënt maar wel het scheppen van een alternatieve context waarbinnen alternatieve keuzen dan symptoomgedrag terug mogelijk worden. Dit model wordt ook het Model van de Keuze genoemd. Men baseert zich op de uitgangspunten van de korte oplossingsgerichte psychotherapie. Specifiek voor het Brugse model is dus de integratie van het oplossingsgerichte handelen, het indirecte en op coöperatie gericht taalgebruik en de hypnotherapeutische benadering van Milton Erickson. Het Brugse Model gaat ervan uit dat taal staat voor realiteit. Succesvolle therapie doet zich voor als de patiënt en de therapeut op een slimme manier samenwerken binnen een therapeutische conversatie waarbij de therapeut 'solution talk' hanteert en oplossingsgerichte vragen stelt die het cliëntsysteem helpen om de kortst mogelijke weg naar zijn eigen oplossingen terug te vinden.
Problemen zijn enkel van belang als eventuele wegwijzer naar de mogelijke oplossingen, met name in de uitzonderingen die zich steeds en overal op het probleem voordoen. Die uitzonderingen zijn het vertrekpunt van het therapeutische proces. De analyse van het probleem, het uitdiepen van het hoe en waarom van de problemen is hierbij minder belangrijk. De therapeut is dan ook eerder een 'solutionbuilder' dan een problem-solver'.
27
3.3.3
Axioma’s
Zoals ieder model, kent ook het Brugse model zijn axioma’s:
A. Het mandaat gegeven door de cliënt dient boven alles te worden gerespecteerd Dit klinkt vanzelfsprekend maar dat is het zeker niet. Meestal hebben we zelf, welomlijnde ideeën over wat voor die patiënt, voor dit gezin nuttig zou zijn. Valstrik 1: Rekening houden met wat de cliënt vraagt en ons hiertoe beperken strookt niet altijd met onze ‘hulpvaardige houding’ Valstrik 2: Deze schuilt in onze verknochtheid aan het medisch-wetenschappelijk model. ‘Als we de oorzaak vinden van de kwaal, dan is de oplossing voor de hand liggend.’ Dit medisch-wetenschappelijk model is zo evident, dat het universeel toepasselijk lijkt. Bij psychische problemen blijkt dit maar een halve waarheid.
B. De cliënt heeft autopoietische, zelfhelende capaciteiten Milton Erickson was overtuigd van het unieke in iedere persoon, en van zijn unieke mogelijkheden om oplossingen te vinden. Hij stelde vast dat de etiologie van de problemen totaal irrelevant is voor de therapie. Niet de blik naar het verleden, maar deze naar de toekomst biedt oplossingen. Hij ontwikkelde diverse indirecte methodes om de patiënten te helpen zich concrete realiseerbare doelen te stellen. Zich verplaatsen in een toekomst waarin de problemen zijn opgelost leek voor hem veel nuttiger dan het analyseren van het probleem. Het bracht de persoon bij zijn resources. Onze taak bestaat erin mensen te helpen hun eigen resources te laten ontdekken en te gebruiken; hen zo een strategie meegeven die ook bruikbaar is bij andere probleemsituaties.
C. Het kunnen maken van keuzes is een maat van gezond psychisch functioneren Problemen ontstaan vaak doordat cliënten niet meer kunnen kiezen. Ze zitten vast in rigide patronen van doen of denken die hen leed bezorgen. Ze hebben de indruk
28
geen keuzen meer te kunnen maken, of zelfs geen keuzes meer te hebben. Het aanbieden van alternatieven blijkt dan ook zelden nuttig te zijn. Wanneer de juiste (of nodige) context gecreëerd wordt waarin de cliënten terug de keuze kunnen maken om te kiezen, dan stellen we vast dat de meeste mensen kiezen om hun symptomen geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.
3.3.4
Een context van keuzes
Het is moeilijk mensen te begrijpen los van de realiteit waarin ze leven. Dat hebben we van het systeemdenken geleerd. Maar verder dan dit systeemdenken, waarbij alleen de relaties tussen mensen bekeken worden bestudeert de benadering van Het Brugs model eveneens hetgeen zich binnen het individu afspeelt: zijn manier van betekenis geven en zijn manier van handelen. •
Betekenis geven
Aan de kant van het waarnemen kunnen we vaststellen dat dit nauwelijks los te denken is van de betekenis die we aan die waarneming geven. Deze betekenis lijkt ons zo evident dat we ze als ‘waar’ decoderen. We zijn ons niet meer bewust van het feit dat het onze betekenis is, één van de vele, onze kaart van de wereld, en dat “de kaart niet het territorium is” (Korzybski, 1933)14 Hoe kunnen we cliënten gidsen om hun kaart uit te breiden, zodat ze verschillende wegen zien, verschillende keuzemogelijkheden die naar een oplossing leiden? 1. Ga uit van een positieve visie Positieve hypotheses hebben het grote voordeel aan te sluiten bij de resources van de cliënt. Ze gaan uit van goede bedoelingen. En ze vertellen iets over het geloof van de hulpverlener in de mogelijkheden van de cliënt. Bovendien maken ze ook duidelijk dat het symptoom ook één van de oplossingen is, niets iets dat slecht is en dus weg moet, niet de ultieme flater of het beschamend falen zoals de cliënten vrezen, maar een nuttige, zij het soms pijnlijke overlevingsstrategie. 14
Bron: Myriam Le Fevere de ten Hove 'Korte Therapie, handleiding bij het 'Brugse Model' voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren', Uitgeverij Garant, ISBN 90 5350 940 2.
29
2. Plaats het symptoomgedrag in een breder kader. Door het symptoom ruimer te zien dan bij de cliënt alleen, ontdekken we vaak nieuwe bruikbare elementen. Dit hebben we van Bateson geleerd. Meestal gaat het om repetitieve patronen, die in een systeem onvermijdelijk een nuttige functie vertegenwoordigen, ook al gaat dit soms met lijden gepaard.
3. Maak bij voorkeur circulaire en allocentrische hypotheses In allocentrische hypotheses wordt gezocht naar de nuttige dingen die de cliënt doet voor de andere leden van het systeem, door het produceren van zijn symptomen. Het brengt ons bij de resources in dit symptoomgedrag. Het geeft inspiratie voor bruikbare alternatieven, en dus meer keuzes. De circulaire hypotheses waarbij gekeken wordt hoe A B beïnvloedt, en B op zijn beurt A, behoeden ons voor de jacht naar het waarom, naar ‘de schuldige.’
4. Induceren van eigen verantwoordelijkheid en eigen beslissingen van de cliënt. Terwijl aandachtig geluisterd wordt naar het verhaal, kunnen kleine herformuleringen nuances aanbrengen die de cliënt verlossen uit het alles of niets en poortjes openen tot verandering. Deze herformuleringen geven terug greep op de realiteit. •
Handelen
Naast het waarnemen en betekenis geven is er het gedrag, het doen.
1. De cliënt bepaalt welke leden van het systeem meekomen en wanneer In tegenstelling tot de meeste systeembenaderingen wordt de keuze bij deze benadering aan de cliënt zelf gelaten.
2. De cliënt stelt prioriteiten tussen de verschillende therapeutische objectieven Vaak hebben cliënten verschillende objectieven. Door hen zelf prioriteiten te laten stellen, wordt aan de cliënt duidelijk gemaakt dat zij verantwoordelijk zijn voor hun therapie. De cliënt maakt zelf zijn keuzes.
30
3. De cliënt bepaalt het tijdstip van de volgende afspraak Veeleer dan zelf te bepalen wanneer de cliënt moet terugkomen, vragen we hem wanneer hij ons wil terugzien. Dit geeft hem de verantwoordelijkheid voor de tijdsbesteding van de therapie.
4. De cliënt maakt de keuze tussen diverse opdrachten Taken hebben als impliciete boodschap dat de therapie verder gaat, buiten de sessie, en meer nog, dat de cliënt zelf zijn therapie doet. Door hem de keuze te geven uit verschillende taken stelt hij niet alleen vast dat hij keuzes maakt, maar neemt hij ook verantwoordelijkheid op en voor de therapie, en voor zijn keuze. Hij wordt terug ‘onderwerp’ van zijn leven.
5. De cliënt maakt de keuze de taken al of niet uit te voeren Als expert van zijn eigen therapie kan de cliënt geen van alle opdrachten nuttig vinden, en kiezen om ze niet te doen. Het respecteren van zijn keuze is hierbij bijzonder nuttig: de cliënt stelt vast dat hij kiest. Meer nog: het suggereren dat dit ook een mogelijkheid is, en dat het ons zou benieuwen of hij dan iets totaal anders kiest, of een stuk van één van de opdrachten of zijn variatie ervan, maakt coöperatie onontkoombaar. Om het even wat de cliënt doet: hij maakt keuzes en hij werkt mee.
6. Permissieve formuleringen Permissieve formuleringen hebben het voordeel de cliënt de keuze te laten een taak meer of minder rigoureus uit te voeren, of eigen variaties te verzinnen en juist deze creativiteit bevordert het therapeutisch proces.
7. Toekomstprojecties – Schalen Toekomstprojecties laten de cliënt beschrijven hoe hij zijn leven ziet zonder de problemen waarvoor hij komt consulteren. Ze helpen hem concrete alternatieven omschrijven, andere keuzemogelijkheden dus. Van Steve de Shazer leerden we de ‘mirakelvraag’. Schalen kunnen helpen om dit toekomstbeeld te bereiken.
8. Uitzonderingen op het symptoomgedrag Uitzonderingen zijn er altijd. Geen enkel symptoom is er de klok rond, alle dagen van het jaar. Zijn er momenten waarop het probleem minder voorkomt?
31
9. Stoppen in een symptoomsequens Zelden zijn cliënten er zich bewust van dat ze er telkens weer in slagen om te stoppen en dat ze verschillende methodes ontwikkelden om dit mogelijk te maken. Een observatieopdracht waarbij gevraagd wordt hoe ze stoppen en wat daarbij nuttig is, levert vaak op het eerste gezicht onbruikbare antwoorden op… Zoals “de telefoon rinkelde net’, of ‘het was mooi weer’… Hoe heb je het aan boord gelegd om te stoppen als de telefoon rinkelde? Wat heeft je doen kiezen om de hoorn op te nemen? Je had hem ook gewoon kunnen laten rinkelen?… Deze vragen laten de cliënten beseffen dat ze geen robotten zijn die door uiterlijke impulsen gedicteerd worden, maar dat ze zelf kiezen om op het aanbod van buitenaf in te gaan. Zij nemen hun verantwoordelijkheid op. Zij maken keuzes.
10. Een sterke inductie van het besef van keuzes: de keuze om op consultatie te komen Aan iedere consultatie gaat een keuze vooraf. Op een bepaald moment wordt de knoop doorgehakt, een afspraak wordt vastgelegd. Ook als dit gebeurt op aandringen van een ouder, een partner, of een huisarts… steeds is er de mogelijkheid om er al dan niet op in te gaan. Misschien heeft de cliënt zelf geen hulpvraag, neemt hij zich voor slecht één enkele keer te gaan: hij zette de stap. Hoe heeft hij dat gedaan? Wat heeft hem daarbij geholpen? Vragen die hem doen beseffen dat hij keuzes maakt en eigen verantwoordelijkheden opneemt.
3.3.5
Het Brugs model in de praktijk toepassen
3.3.5.1
Een interventieschema15
•
Een circulair mandaat
Het belangrijkste doel van deze korte therapievorm is een samenwerkingsformule te vinden met de cliënt die hem toelaat zijn eigen therapie uit te bouwen. Deze wisselende complementariteit tussen de therapeut als ‘expert in therapeutische materie’ en de cliënt als ‘expert van zijn therapie’ creëert een circulair mandaat: de 15
Bron: Myriam Le Fevere de ten Hove 'Korte Therapie, handleiding bij het 'Brugse Model' voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren',
32
therapeut krijgt het mandaat om vanuit zijn positie terug te geven aan de cliënt. Zo wordt hij gegidst van ‘help me’ naar ‘help me om mezelf te helpen.’ Het bewaken van deze circulariteit is een garantie voor het vinden van een werkzame samenwerkingsformule. Van Minuchin leerden we dat ‘joining’ een belangrijke vaardigheid is voor het verwerven van een mandaat. Het actief luisteren, herformuleren, accepteren van de wijze waarop de cliënt zijn problemen formuleert, zijn zovele manieren om de cliënt duidelijk te maken dat men hem au sérieux neemt. Door zich aan te passen aan zijn ritme, zijn houding, de hiërarchie binnen het gezin, voelt de cliënt zich gerespecteerd. Het hoeft niet allemaal te veranderen. •
Een interventieschema
Met het ‘joinen’ alleen is het circulair mandaat nog niet gerealiseerd. Dit helpt ons mandaat te verwerven, maar vaak overschatten we wat we krijgen. Als we aarzelingen vaststellen bij de cliënt riskeren we al te ijverig onze oplossingen aan te bieden, een valstrik, waarbij we meestal moeten vaststellen dat de cliënt zijn mandaat terugschroeft. Hoe kunnen we ontsnappen aan deze valkuil? Met dit doel voor ogen werd een interventieschema uitgewerkt. (zie volgende pagina)
33
Interventieschema:
Moeilijkheid Is er een oplossing mogelijk?
JA
NEEN
Probleem
Beperking
Hulpvraag?
voorbijganger
idem
NEEN
zoeker
idem
NEEN
koper
idem
NEEN
JA
Werkbare hulpvraag? JA
Passende resources JA
Co-Therapeut In de confrontatie met de problematiek die zich aan dient, beperkt men zich tot het stellen van vier fundamentele vragen. Afhankelijk van het antwoord op deze vragen, kan men de therapeutische werkrelatie op dat moment in de conversatie positioneren. Bij elke positie zijn er gepaste interventies ontworpen. Deze 'brugse flowchart' helpt de therapeut om zichzelf te superviseren: de positie geeft aan welke de meest effectieve interventies zijn die men op dat moment kan doen
34
•
Vraag 1: Is het een probleem of een beperking?
•
Vraag 2: Is er al of niet een hulpvraag?
•
Vraag 3: Is de hulpvraag wel of niet werkbaar?
•
Vraag 4: Heeft het cliëntsysteem toegang tot zijn eigen resources?
Probleem
Beperking
Definitie beperking Een moeilijkheid waarvoor geen haalbaar lijkende oplossing voorhanden is (zoals pijnlijke voorvallen in het verleden, consequenties van vroeger gemaakte keuzes, consequenties van chronische aandoeningen, (lichamelijke) handicaps, cultuur, geslachts- en leeftijdsgebonden beperkingen, enz.) Strategie 1. Helpen kiezen waar de grens ligt tussen problemen en beperkingen (en helpen om die grens op te schuiven). 2. Helpen de beperkingen te aanvaarden (en helpen kiezen hoeveel belang cliënt er wil aan hechten). Voorbijganger Definitie 1. Cliënten die zeggen zelf geen problemen te hebben, iemand anders heeft een probleem met hen (bijv. gestuurd door echtgenoot, rechtbank, huisarts…) 2. Cliënten die zeggen een probleem te hebben waarvoor ze niet bij ons moeten zijn. Strategie -
Een context creëren waarin een hulpvraag mogelijk wordt, stimuleren tot hulpvraag
-
Indien dit niet lukt, toch zo weinig mogelijk weerstand opwekken.
35
Zoeker Definitie 1. Cliënten met een vage slecht afgelijnde hulpvraag 2. Cliënten met een zichzelf annulerende hulpvraag (bijv. hulpvraag maar: u zal me toch niet kunnen helpen, of ik kan er niets aan doen, het is sterker dan mezelf) Strategie Werkbare hulpvraag met duidelijke doelstellingen induceren Koper/klant Definitie Cliënten die wensen geholpen te worden, die ook voldoende weten wat hun doelstellingen zijn, maar die nog niet het juiste inzicht of de mogelijkheden hebben om die doelstellingen te bereiken. Strategie Passende resources opsporen en tot werkbare objectieven komen. Co-therapeut Definitie Cliënten die wensen geholpen te worden en die duidelijke doelstellingen hebben met de nodige resources om die doelstellingen te bereiken. Strategie Cliënten helpen om hun eigen oplossingen te implementeren.
36
3.3.5.2
Nuttige vragen 16
Gedurende talloze gesprekken die ik heb gevoerd met patiënten die opgenomen waren/zijn op de ontwenningsafdeling van de Kliniek Heilige Familie heb ik deze lijst van mogelijke vragen vaak geconsulteerd en als leidraad gebruikt in de praktijk. Het resultaat kan je nagaan in het praktische gedeelte van mijn eindwerk.
1. Introductievragen Een positieve start met hoop en respect: − wat brengt u hier? − waarmee/ hoe kan ik u van dienst zijn/ helpen? − wat gaat er al beter sinds de aanmelding? − wat zou dit gesprek voor u de moeite waard maken? − wat is het doel van uw komst? − Over wat zouden we moeten spreken zodat dit hier een nuttig gesprek zou worden voor u?
2. Vragen naar een eerste verandering
− wat heeft u al geprobeerd en hoe hielp dat? − wat heeft u tot nog toe geholpen? − waarom nu? − wanneer is het probleem er minder of niet? (uitzonderingen) − welke personen in uw omgeving kunnen u helpen?
16
Bron: deze vragen komen uit verschillende bronnen, deze kan u terugvinden in de literatuurlijst
37
3. Coping − hoe legt u het aan boord om dit alles vol te houden? − je moet er erg onder afzien, het interesseert me om te weten hoe je het aan boord legt om te overleven? − wat doet u om in deze situatie voor uzelf te zorgen? − Wat heb je anders gedaan? Het interesseert me te begrijpen wat er anders is, als het beter gaat. − hoe slaag je erin om te ….., met alles wat je meegemaakt hebt? − wat heeft geholpen u er tot nu toe doorheen te helpen? − hoe lukt het u ongewenst gedrag te stoppen, hoe doet u dat?
4. Zoeken naar uitzonderingen In werkelijkheid doet het probleem zich echter niet altijd voor. Er zijn uitzonderingen op het probleem. Deze uitzonderingen op de regel, die men graag verwaarloost, zijn juist van vitaal belang. Ze leren ons dat mensen hun problemen soms wel kunnen hanteren, of dat ze minstens over hulpmiddelen beschikken die hen hierbij kunnen helpen. Door hierop aandacht te vestigen, ontdekken mensen hun eigen mogelijkheden en leren ze deze vaker en beter te gebruiken. Zoeken naar de uitzondering, kan een totale verbreding en wijziging van perspectief met zich meebrengen. Uitzonderingen zijn er altijd. Geen enkel symptoom is er de klok rond, alle dagen van het jaar. − Zijn er in de week momenten dat het beter gaat? Zijn er in de week momenten dat het minder slecht gaat? − Wanneer? − Wat heb je dan anders gedaan? − Wat gebeurt er dan?
38
− Wanneer was de laatste keer dat u dat deed? Als u zou besluiten dat weer te doen, wat zou dan de eerste kleine stap zijn die u zou doen? − Zou het erger kunnen zijn dan het is? Hoe komt het dat het niet erger is?
5. Creëren van hoopverwachting en onderhandelen over objectieven (concretiseren van doel) − Wat verwacht uw man van de opname hier? − Wat zal er uw man toelaten te zien dat het beter gaat? − Hoe zal uw man zien dat het beter gaat? − Wat zal er hem toelaten te zeggen dat je op de goede weg bent?
6. Differentiatie vragen (schalen)
Schaalvragen hebben een sterk nuancerend effect op wat mensen zeggen. Het zwart/wit denken verdwijnt. Schalen kunnen helpen om een toekomstbeeld te bereiken in verschillende etappes. − op een schaal van 0-10, waarbij een 0 het slechtste moment is dat u kent en een 10 is dat het probleem waarvoor u komt (voldoende) is opgelost, waar zit u dan nu? − waar (bij welk cijfer) wilt u uitkomen? − wat zit er in die ‘4'? Hoe is het u gelukt al op een ‘4' te zitten? − hoe ziet een ‘5' eruit? − hoe zou je op die schaal een cijfer hoger kunnen komen. Hoe zou dat eruit zien? − waaraan zou u straks zien/merken dat u van een ‘4' naar een ‘5' gekomen bent?
39
− wat zou voor u het eerste signaal zijn dat u op de goede weg bent − stel dat ik een vlieg op de muur ben, wat zie ik u dan anders doen? − hoe is het u gelukt om op een ‘4' te blijven/ stabiel te blijven? − als het cijfer lager is, hoe is het u eerder gelukt om van een laag cijfer weer naar een hoger cijfer te komen? − op een schaal van 0-10, waarbij 0= geen enkel vertrouwen en 10= alle vertrouwen, hoeveel vertrouwen heb je erin dat het probleem waarvoor je komt kan worden opgelost? − op een schaal van 0-10, waarbij 0= geen enkele motivatie en 10= ik heb er alles voor over, hoe gemotiveerd ben je om het probleem waarvoor je komt op te lossen? − hoe lukt het anderen om een cijfer hoger te komen?
7. Het hypothetische kader: de wondervraag
De mirakelvraag leerden we van Steve de Shazer. Mirakelvragen kunnen we gebruiken bij problemen die vaag zijn of wanneer de patiënt het moeilijk heeft met het omschrijven van zijn problematiek. Belangrijk bij het gebruik van mirakelvragen is dat ze goed worden ingeleid. “Is het goed dat ik u een moeilijke vraag stel..”
Het voordeel van deze vraagstelling is dat er een nieuw perspectief ontstaat, dat iemand kan loskomen van zijn problemen, zichzelf nog kan zien als iemand zonder problemen. Deze vraagstelling kan verder lieden tot concrete en haalbare doelstellingen. − stel u slaapt vannacht etc., waaraan zou u morgenochtend het eerst merken dat er een wonder is gebeurd? − wat zie ik u dan anders doen? − wat zou dat voor verschil maken?
40
− wat zou er gebeuren in uw leven dat er nu niet gebeurt? − wie zou na u het eerst merken dat het wonder is gebeurd? − waaraan zou uw partner merken dat het wonder is gebeurd? En hoe zou uw partner dat vinden? En hoe zou u dat dan weer vinden? − en als ik uw partner vraag wat u dan anders doet, wat zou uw partner dan zeggen? − en wat nog meer? − welke momenten lijken al een beetje op het wonder? − hoe bent u op het idee gekomen dat zo te doen? − wat is er voor nodig om een deel(tje) van het wonder te laten gebeuren? − stel dat u zou moeten doen alsof het wonder gebeurd was, wat zou dan het eerste stapje zijn dat u zou doen?
8. Bij volgende consultaties: opsporen van resources en aanwezige oplossingen − wat gaat er beter? − wat deed u toen anders, waardoor het beter ging? − als u zich beter voelt, wat zien anderen dan anders aan u, dat hun duidelijk maakt dat u zich beter voelt? − wat komt daarvoor in de plaats (positieve doelformulering)? − wat is er voor nodig om dat vaker te laten gebeuren? − waaraan zou u merken dat u hier niet meer terug hoeft te komen? − hoe houdt u het vol? − wat wilt u zo houden en hoeft niet te veranderen?
41
9. Ondersteunende positiverende reacties op resources en oplossingen
Aandachtgevend gedrag. Bewust zijn van eigen lichaamshouding (non-verbaal), het verbaal volgen door middel van uitroepen zoals: − Whaw − Chic − Fantastisch − Formidabel
42
4
Voorstelling stageplaats
De psychiatrische Kliniek Heilige Familie 4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van mijn stagedienst. Ik vind dit noodzakelijk om een algemeen zicht te krijgen op het kader waarin ik mijn opgedane ervaringen doorheen het werken met patiënten tot uiting kon brengen. Ook is het belangrijk dat de lezer zich een levendige voorstelling kan maken van de structuur en het functioneren van de sociale dienst van de psychiatrische kliniek. Verder in dit hoofdstuk een voorstelling van het behandelingsplan in leefruimte 2, De Vlonder genaamd, waar ik mijn stage liep.
De Kliniek Heilige Familie en de Korbeel worden samen met het RVT Sint-Carolus beheerd door de VZW Gezondheidszorg H. Familie. De Kliniek H. Familie is een gespecialiseerd centrum voor psychiatrie en psychotherapie en de Korbeel is een kinder- en jeugdkliniek voor observatie en psychotherapie.
Organisatie: De kliniek H. Familie bestaat uit twee complementaire diensten:
-
De kinderpsychiatrische dienst (K/k dienst)
De Korbeel richt zich naar kinderen en jongeren tot 16 jaar die in drie leefgroepen worden ondergebracht. De leefgroepen worden onderverdeeld volgens de schoolleeftijd en bieden gedifferentieerde behandelingsmogelijkheden.
-
De psychiatrische afdeling voor volwassenen (A/a dienst)
De kliniek is een acuut psychiatrisch ziekenhuis en heeft een open karakter. Men biedt dienstverlening aan mensen die tijdelijk begeleiding nodig hebben voor psychische moeilijkheden. Zowel specifieke ziektebeelden als depressie, angst,
43
psychose, verslaving, alsook relationele moeilijkheden, levensfaseproblemen, gedragstoornissen en waarnemingstoornissen kunnen er behandeld worden. De multidisciplinaire samenwerking, de leefgroepwerking en het therapieprogramma kenmerken de behandeling.
4.2
Doelstelling
De kliniek Heilige Familie stelt zich als doel: de behandeling, de revalidatie en resocialisatie van patiënten met acute psychische aandoeningen of patiënten die in een acute fase verkeren van hun psychisch ziek- zijn. Men kan de opnames indelen in acute opnames en heropnames. Heropnames probeert men zoveel mogelijk te voorkomen via daghospitalisatie of regelmatige contacten met één van de teamleden.
4.2.1
Doelpubliek
De psychiatrische patiënt heeft klachten betreffende de veranderingen van de omgeving rondom hem, betreffende zijn lichaam, zijn contacten met anderen en de manier waarop hij zich verhoudt tegenover zijn verleden en zijn toekomst. De patiënt schrijft deze veranderingen toe aan de wereld buiten hem, en hij beleeft ze dan ook als werkelijkheid.
4.2.2
Criteria tot opname zijn:
Æ
Een sterke emotionele ontregeling, soms gepaard gaand met agressief gedrag
Æ
Verstoring van de realiteitszin
Æ
Een langdurige poliklinische behandeling zonder resultaat
Æ
Een ontwenningskuur voor patiënten die verslaafd zijn aan alcohol, medicatie of drugs.
44
Algemeen kan men zeggen dat mensen worden opgenomen wanneer andere behandelingsvormen ontoereikend zijn gebleken. De huisarts of maatschappelijk werker kan hier als verwijzer optreden. De opgenomen patiënten worden verdeeld onder 5 leefgroepen naargelang de aard van de problematiek, de capaciteiten waarover de patiënt beschikt en de therapeutische doelstellingen.
4.2.3
Leefgroepwerking:
De verschillende leefgroepen vertrekken allen vanuit een zelfde hoofddoelstelling, maar per leefgroep verschilt het accent van de behandeling. Aangezien de leefgroep “De Vlonder” het werkterrein van de stage was en mijn ervaring binnen deze leefgroep dus uitgebreider was, heb ik deze meer in detail besproken.
-
Observatieafdeling: ‘De bolder’:
Dit is de observatie afdeling, het doel is hier het observeren van het disfunctioneren van de patiënt. Dit is een gesloten afdeling. De doelgroep bestaat voornamelijk uit personen bij wie een voortdurend en doorgedreven toezicht noodzakelijk is omwille van acuut disfunctioneren en/of personen die zijn opgenomen in het kader van een gedwongen opname met een observatieperiode van 40 dagen.
-
Leefgroep 1 ‘De Boeg’:
De afdeling 'de boeg' richt zich voornamelijk tot mensen met psychotische, persoonlijkheids- of stemmingstoornissen, mogelijk in combinatie met een sociale kwetsbaarheid.
-
Leefgroep 2 ‘De Vlonder’: (zie 4.5)
Voor personen die misbruik van alcohol en/of medicatie bij zichzelf vaststellen en (h)erkennen. Deze leefgroep wordt gezien als de ontwenningsafdeling van de kliniek. Voor personen met drugsproblemen is er een samenwerking met de vzw Kompas die gespecialiseerd is in dergelijke problematiek.
45
-
Leefgroep 3 ‘De kiel’:
Mensen met neurotische en/of relationele problematiek zoals schuldgevoelens, angst, suïcidale gedachten, depressie, … worden in deze leefgroep behandeld.
-
Leefgroep 4 ‘Het anker’:
Binnen de doelgroep van deze leefgroep situeren zich mensen van middelbare leeftijd of ouder die moeilijkheden ondervinden tijdens hun dagdagelijkse taken. De psychosociale stressfactoren waarmee men binnen deze leefgroep te kampen heeft, zijn voornamelijk partnerverlies, levensfaseproblematiek, het lege-nest-syndroom, ouder worden,…
4.3
Het personeel en hun specifieke taak
Het multidisciplinaire team dat bestaat uit verpleegkundig personeel, een leefgroeppsychologe, een ergotherapeut, een bewegingskinesitherapeut, een huishoudtherapeut en een maatschappelijk werker, wordt geleid door de psychiater.
4.3.1
De psychiaters
De kliniek H. Familie beschikt over drie psychiaters. Zij beoordelen de ziektetoestand bij opname en bepalen het verloop van het onderzoek en de behandeling tijdens het verblijf in de kliniek. Zij hebben de eindverantwoordelijkheid op medisch vlak. Zij zorgen ervoor dat het team optimaal samenwerkt en dat ieder lid van het team vanuit zijn eigen discipline hulp biedt bij de ziektetoestand van de patiënt.
4.3.2
De psychologen
Passen de psychologische studie toe op de cliënt en zijn omgeving. Zij maken gebruik van de psychodiagnostiek. De hulpmiddelen hiervoor zijn psychologische
46
testen. Het doel van de psychologische dienst is verandering teweeg brengen in het psychisch functioneren van de cliënt. De psychologen worden ook ingeschakeld in groepspsychotherapeutische activiteiten van hun leefgroep (bv. hervalpreventietraining)
4.3.3
De verpleegkundigen
Van de psychiatrische verpleegkundigen wordt in de eerste plaats verwacht dat zij een rustige sfeer en een aangepast leefmilieu zouden scheppen, zodat iedere patiënt zich thuis kan voelen in de kliniek. De verpleegkundigen staan het dichtst bij de mensen; naast de verpleegkundige en huishoudelijke taken zorgen zij ervoor dat het behandelingsplan precies wordt uitgevoerd. Dit houdt in dat iedereen de juiste medicatie krijgt en dat elke persoon op de juiste manier aangepakt wordt, met andere woorden: men probeert te bereiken dat de persoonlijkheid van elke patiënt maximaal tot zijn recht komt. Zij staan ook in voor de intake en kunnen worden aangesteld als individuele begeleider. Binnen de kliniek werken op de A-dienst meer dan 20 verpleegkundigen, waarbij op elke afdeling van de kliniek een hoofdverpleegkundige werkt.
4.3.4
De therapeuten
De therapeut probeert ervoor te zorgen dat de patiënt zijn tijd in de kliniek zo zinvol mogelijk vult met een aantal activiteiten waarin hij zich spontaan voelt meegetrokken. De kliniek beschikt over een zevental lokalen waar deze therapieën kunnen doorgaan. De therapieën worden gegeven per leefgroep. De patiënten zijn in principe niet verplicht de therapieën te volgen, doch dit wordt hen ten zeerste aangeraden met het oog op activatie van fysische, psychische en sociale vaardigheden.
Voor de therapieën staan de volgende mensen in: -
Een huishoudkundige regentes
-
Een kinesist
-
5 ergotherapeuten
47
4.3.5
De maatschappelijk werkers
De maatschappelijk werkers van de kliniek Heilige Familie proberen de patiënt te helpen om de psychische, medische en voornamelijk sociale moeilijkheden op te vangen, die hij door zijn ziekte in de maatschappij ondervindt. De sociale dienst is tevens betrokken bij de contactopname en de begeleiding van de familie. Maatschappelijk werk beweegt zich op de breukvlakken tussen persoon en omgeving. Die bevinden zich op diverse domeinen van het sociaal en maatschappelijk leven. Maatschappelijk werk gaat in op hulpvragen van mensen die moeilijkheden ondervinden in hun psychosociaal functioneren en/of in hun verhouding tot maatschappelijke instituties en voorzieningen. Het gaat ook in op problemen die vanuit de omgeving ontstaan of vastgesteld worden en waarvoor hulp wenselijk en/of aangewezen is. Die problemen situeren zich vaak op verschillende niveaus en kunnen te maken hebben met verstoringen in de relatie tussen mensen en hun omgeving maar ook met het ontbreken van de noodzakelijke condities en mogelijkheden.
Welke zijn de specifieke taken van een maatschappelijk werker in de Kliniek Heilige Familie? Naargelang de noden in de leefgroep zijn er accentverschillen waar te nemen in het takenpakket van de maatschappelijk werker. In elk geval komen voor iedere leefgroep volgende specifieke taken aan bod.
-
Sociaal onderzoek en sociaal verslag
Hij/zij neemt bij iedere nieuwe opname een heteroanamnese af. Het betreft het bevragen van de familie en/of relevante betrokkenen inzake de levens-, ziekte- en behandelingsgeschiedenis van de patiënt. De voor de patiënt belangrijke systemen worden in kaart gebracht en de houding, de verwachtingen en de doelstellingen van de familie en/of relevante betrokkenen worden eveneens in het verslag verwerkt. Indien nodig wordt bij heropname het sociaal verslag aangevuld of aangepast. Indien de patiënt alleenstaande is, wordt op basis van de door hem/haar aangebrachte gegevens een verslag opgemaakt.
48
-
Begeleiding van patiënt en netwerk:
De maatschappelijk werker heeft minstens één maal per week een gesprek met de aan hem/haar in het team toegewezen patiënten. De individuele begeleiding hangt inhoudelijk af van de problematiek van de patiënt; ze kan m.a.w. van heel praktische, materiële aard zijn. Het helpen zoeken naar een woonst, werk, een zinvolle vrijetijdsbesteding, het opzetten van budgettering, het aanleren van sociale vaardigheden. Indien nodig zorgt de maatschappelijk werker voor een correcte verwijzing. De maatschappelijk werker is verantwoordelijk voor het uitbouwen van een vertrouwensrelatie met de familie of relevante betrokkenen. Een opname in een psychiatrisch ziekenhuis brengt trouwens heel wat gevoelens, vragen en onzekerheden met zich mee. De doelstellingen en verwachtingen van de familie worden waar nodig gecorrigeerd. Inhoudelijk zal de begeleiding afhankelijk zijn van de problematiek en van de in het team gemaakte afspraken. Ze kan m.a.w. eerder informatief zijn, ze kan ook heel intensief zijn. Bij deze laatste vorm hoort o.m. de echtparenbegeleiding. Naast partners en familie worden ook andere relevante betrokkenen bij de behandeling betrokken. Hier vervult de maatschappelijk werker zijn ‘brugfunctie’ : hij/zij legt contacten met o.a. verwijzende instanties, werkgevers, opleidingscentra (zie verder sociaaladministratieve taken). De maatschappelijk werker legt waar nodig eveneens de nodige contacten bij verwijzing naar een ander ziekenhuis, een rustoord, een RVT, een beschutte werkof woonvorm.
-
Sociaal-administratieve taken:
Tot het maatschappelijk werk behoren overduidelijk allerlei opdrachten van sociaaladministratieve en juridische aard. Veel patiënten hebben problemen met de verschillende takken van de sociale zekerheid, ziekte- en werkloosheidsuitkering, kinderbijslagen en pensioenen. Anderen zijn verstrikt geraakt in de administratieve mallemolen of hebben een onoverzichtelijke schuldenlast. Met de regelmaat van een klok moeten contacten gelegd worden met ziekenkas, RVA, uitbetalingsorganisaties en OCMW’s. Vervolgens komen problemen van juridische aard (huur, echtscheiding, misdrijven) vaak aan de orde. Tenslotte helpt de maatschappelijk werker de patiënt
49
bij de aanvragen van allerlei integratiebevorderende maatregelen en voordelen : integratie- en gezinsvervangend inkomen, vermindering onroerende voorheffing, sociaal telefoontarief, vermindering tarieven, openbaar vervoer, Vlaams Fondsaanvragen,…
De maatschappelijk werker als lid van een team: Iedere maatschappelijk werker is lid van 1 of 2 leefgroepen. Hij draagt bij tot de ontplooiing van het team, neemt deel aan de doktersvergaderingen, het teamoverleg en de bijscholingsmomenten. In samenspraak met de psycholoog en de hoofdverpleegkundige staat de maatschappelijk werker in voor één of meerdere therapiesessies die inhoudelijk afhangen van de problematiek van de leefgroep. De doelstellingen, de activiteiten en de resultaten van het maatschappelijk werkoptreden vinden hun weerslag in het sociaal syntheseverslag.
4.4
Leefgroep 2 ‘De Vlonder’
4.4.1
De leefregels
De Vlonder richt zich specifiek naar personen die misbruik van alcohol of medicatie bij zichzelf vaststellen. Men tracht zich laagdrempelig te profileren en om die reden worden zelden intakes georganiseerd.
Het doel van de behandeling is volledige abstinentie en daarbij richt men zich vooral naar mensen met een alcoholafhankelijkheid. Voor drugsproblemen is er een samenwerking met v.z.w. Kompas.
Naast de leefregels die voor elke leefgroep van toepassing zijn, zijn er ook een aantal regels die enkel betrekking hebben op de mensen van leefgroep 2. Iemand die een behandeling volgt in De Vlonder gebruikt geen alcohol, drugs of medicatie.
50
Ook worden alleen die geneesmiddelen genomen die door de psychiaters zijn voorgeschreven. Om de begeleiding hierbij optimaal te laten verlopen doen verpleegkundigen regelmatig controles: ademtest, bloed- en urine- onderzoek.
Indien blijkt dat men zich niet aan deze leefregels heeft gehouden, neemt het team de passende maatregelen en deelt deze aan de patiënten mee. Naargelang de situatie kan een patiënt zakken van fase in het fasenprogramma (hieronder vermeld). Het uitgangspunt hierbij is dat alcohol drinken, drugs of medicatie nemen een aangeleerd gedrag is en dus ook afgeleerd kan worden en bijgevolg door een ander gedrag kan vervangen worden. Dit vergt enerzijds actieve inzet van de patiënten en anderzijds een goede samenwerking met de teamleden gedurende de gehele behandeling.
De behandelfilosofie wordt gekristalliseerd in het groepsbehandelingsprogramma en de individuele behandelingsaspecten.
Het groepsbehandelingsprogramma berust op drie hoekstenen: -
Het fasenprogramma dat de evolutie tijdens de behandelingsperiode structureert,
-
Het weekprogramma dat een behandelingsweek invult met werksessies
-
En het leefgroepgebeuren dat het woon- en leefklimaat voor de patiëntengroep uitmaakt.
De individuele begeleiding is zowel psychotherapeutisch als psychosociaal. Er kunnen een 15-tal patiënten opgenomen worden die een behandelingsplan kunnen volgen. En er zijn 7 plaatsen voor daghospitaal voorzien. Dit behandelingsplan bestaat uit een fasenprogramma. Er worden 5 fasen doorlopen. Hieronder worden de verschillende fasen kort besproken:
-
In fase 1 ligt de klemtoon op de fysische ontwenning.
Tijdens de eerste fase ligt de klemtoon op de lichamelijke ontwenning. Strikt toezicht en deskundig ingrijpen kenmerken deze fase, die op basis van bepaalde indicaties op de afdeling “De Bolder” (dit is de afdeling voor observatie en intensieve zorgen)
51
kan plaatsvinden. Patiënten die zich in nuchtere toestand, zonder veel lichamelijke problemen en met een zekere motivatie aanmelden, worden rechtstreeks in de leefgroep De Vlonder opgenomen. Meestal wordt medicamenteus gestart, eventueel aangevuld met antidepressiva of slaapmedicatie indien nodig.
-
In fase 2, die minstens een week duurt, staan motivering en psychische ontwenning voorop.
De patiënt engageert zich voor de behandeling (de patiënt ondertekent een behandelingscontract) en volgt het weekprogramma. Er is een vrij uitgebreid ergotherapieprogramma waarin er een aantal keuzemogelijkheden zijn voor de patiënt. Omdat de psychische afhankelijkheid zich sterk manifesteert mag de patiënt de kliniek nog niet verlaten. -
In fase 3 (duur: 2 weken) en fase 4 (duur: onbepaald) – het centrale gedeelte van de behandeling – wordt probleemoplossend te werk gegaan.
Hiermee wordt bedoeld dat, naast het luisteren naar de bestaande problemen, eveneens op zoek wordt gegaan naar wat er wel nog goed loopt, naar de aanwezige en potentiële mogelijkheden van de patiënt. Samen met de patiënt wordt gezocht naar hulpbronnen en worden contacten gelegd met aanwezige steunfiguren (door de maatschappelijke werker, psycholoog of verpleegkundige). De nadruk wordt gelegd op de mogelijkheden die mensen in zich hebben en die hen kunnen helpen om verandering te bekomen. In deze fasen krijgt de patiënt geleidelijk aan meer vrijheid. In fase 3 kan men het ziekenhuis verlaten met begeleiding. In fase 4 kan dit zonder begeleiding en kan men tijdens het weekend uitslapen.
-
Het inschakelen van een fase van dagbehandeling – fase 5 – is een mogelijkheid die een stapsgewijze overgang naar het thuismilieu toelaat.
Waar in de beginfase van de dagbehandeling de patiënt elke dag in behandeling komt, wordt tijdens het verder verloop het aantal dagen afgebouwd. Hoeveel en
52
welke dagen een patiënt precies in dagbehandeling moet komen, is afhankelijk van de resterende probleemgebieden en het therapeutisch aanbod op de diverse dagen.
In principe volgt men chronologisch de fasen, wat op een 6-tal weken opname komt, doch bij een herval wordt men een fase teruggeplaatst, en duurt de opname dus langer. Als nazorg kan de patiënt op consultatie komen bij de arts en bestaat de mogelijkheid om in de kliniek AA te volgen of naar de 14-daagse nazorggroep te komen.
4.4.2
Het behandelingsplan: een teamgebeuren
Twee maal per week is er een teamvergadering waaraan alle leden van het team deelnemen. De psychiater woont één maal per week de teamvergadering bij. Deze teamvergaderingen worden telkens door de psychiaters of hoofdverpleegkundige geleid. Vanuit elke discipline wordt een inbreng gedaan over de patiënt, zodat zijn/haar problematiek in alle facetten belicht wordt. Het doel van deze teamvergaderingen is het vormen van een diagnose rond het ziektebeeld van de patiënt. Ook wordt er bij deze vergaderingen nagegaan of de patiënt mag overstappen naar een volgende fase, waarbij hem dan meer vrijheid en verantwoordelijkheid wordt gegeven (= fasenvergadering). Patiënten kunnen telkens terecht bij teamleden voor informatie rond een teamvergadering.
4.4.3
Therapieaanbod
Therapieaanbod met het maximum aantal aangeboden sessies per week. Vaak is er keuzemogelijkheid zodat men bijvoorbeeld kan opteren voor meer doe-aktiviteiten of minder groepsgesprekken.
53
5
Casuïstiek
5.1
Inleiding
Na dit theoretisch gedeelte gaan we nu over tot de praktijk. Dit gebeurt aan de hand van een beschrijving van het begeleidingsproces bij twee opgenomen vrouwelijke patiënten. De voorbereiding, de doelstellingen, de uitwerking en de evaluatie van de begeleiding zal ik telkens beschrijven.
Met deze beschrijving probeerde ik mijn evolutie van een onzekere, ‘ondeskundige’ houding, naar een zelfstandige en meer bekwame benaderingswijze, tot uiting te brengen.
5.2
Voorstelling patiënten
Ik wil hierbij wel duidelijk vermelden dat ik bij de namen van de patiënten gebruik gemaakt heb van fictieve namen om de anonimiteit van deze vrouwen te waarborgen.
5.2.1
CASUS TINE
Identificatie: -
Voornaam: Tine
-
Geboortedatum: 21/07/1951
-
Burgerlijke staat: Weduwe
-
Opnamedatum: 19/01/2005
Problematiek: Als Tine zich slecht voelt, neemt ze gemakkelijk medicatie en drinkt ze overmatig. Ze vlucht van de realiteit, zegt ze zelf.
54
Tine heeft reeds geruime tijd te kampen met een probleem van alcoholafhankelijkheid. Tijdens de laatste weken voor haar opname in de kliniek Heilige Familie was zij regelmatig dronken. Tine zag in dat het zo niet verder kon. Ze ging naar de spoedafdeling van het Groeningeziekenhuis. Aanvankelijk werd Tine daar op de PAAZ afdeling opgenomen. Na evaluatie van haar toestand werd zij voor verdere behandeling naar de kliniek Heilige Familie doorgestuurd. Tine was 5 jaar geleden al eens opgenomen in de kliniek Heilige Familie. Maar toen was het voor een behandeling van een depressie en haar overmatig medicatiegebruik. Achteraf kende haar toestand een wisselend verloop. Tine had bij die vorige opname een relatie met een patiënt die ze in de kliniek had leren kennen. Deze man was een ernstig psychiatrisch ziek man. Ondanks alles stelde ze het vrij goed met hem. Toch kwam het tot een breuk. Daarna vernam Tine dat haar vriend zelfmoord had gepleegd.
Tine kende veel misbruik in haar leven, haar man die 9 jaar geleden zelfmoord pleegde, was de grootste actor. Tine laat zich in een relatie snel domineren, ze is het verzorgende type die graag in dienst staat van haar geliefde. Als het moeilijk begint te lopen kan ze een relatie niet beëindigen. De relaties die Tine na haar man had waren van gelijke aard. Tine leerde steeds mannen kennen op café. Ook van haar huidige relatie raakt ze niet los. Ze wil er na twee jaar komaf mee maken maar kan niet op tegen zijn wens om samen te blijven. Deze man drinkt veel en Tine merkt op dat als ze in zijn gezelschap vertoeft ook steeds zin heeft om te drinken.
Gezin van oorsprong: Tine komt uit een gezin met 2 kinderen. Ze heeft nog een oudere broer maar ze hebben geen contact meer met elkaar. Ouders: -
Moeder is overleden (suïcide), van het appartementsgebouw gesprongen.
-
Vader is vooraan de 80, is nog vitaal, regelt de financiële zaken van Tine als ze in de problemen zit.
Vader is altijd zeer dominant geweest. Tine wijt de suïcide van moeder aan de manier waarop haar vader zich gedroeg. Tine vreest nu nog voor zijn reactie als hij
55
een aantal dingen van haar aan de weet zou komen. Er zijn weinig contacten met andere familieleden. Huidige gezins- en leefcontext: Tine was gehuwd en kende veel problemen in haar huwelijk : haar man was zeer veeleisend op seksueel gebied, sadistisch ingesteld, wilde dat Tine meedeed aan partnerruil, … Tine voelde zich een prooi, een voorwerp, verlegde constant haar grenzen tot ze het een 10-tal jaren terug niet meer aankon en een overdosis medicatie nam. Toen ze een viertal jaar geleden uiteindelijk haar man verliet en niet terugkeerde op zijn vraag, pleegde hij suïcide.
Tine leeft nu samen met haar 2 kinderen : -
Steven, 23 jaar, haar zoon is inmiddels afgestudeerd richting informatica. Hij woont nog thuis en is werkzoekende. Hij is nogal grillig volgens Tine, en geeft graag veel geld uit.
-
Sarah, 21 jaar, haar dochter zit op kot in Gent en studeert handelswetenschappen.
Tine geeft zelf aan niet meer te weten wat een ‘gewoon gezin’, een ‘gewone relatie’ is. Gezien haar eigen structuurloos zijn, het omkeren van dag en nachtritme kan ze ook weinig structuur en grenzen aangeven t.a.v. de kinderen. De kinderen zijn, net als hun vader, erg gesloten. Er werd nooit meer gepraat over de omstandigheden van de dood van hun vader. De kinderen stellen er ook geen vragen over.
Opleiding/werk Tine studeerde humaniora. Daarna ging ze enkele jaren werken bij haar vader in de textielzaak. Ze werkte nog een jaar in een kledingszaak en deed daarna niets meer van werk. Ze is dan altijd huisvrouw geweest. Financieel heeft Tine niets tekort gehad. Ze gaf dan ook graag geld uit.
Hulpvraag Tine wil aan zichzelf werken en een betere toekomst voor zichzelf uitbouwen. Maar het moet allemaal snel gaan, ze beseft dat ze weinig geduld heeft en haar verlangens snel moeten bevredigd worden.
56
5.2.2
CASUS LIESBETH
Identificatie -
Voornaam: Liesbeth
-
Geboortedatum: 15/08/1955
-
Burgerlijke staat: gehuwd
-
Opnamedatum: 09/01/2005
Liesbeth is een vrouw van 50 jaar. Bij opname in de kliniek Heilige Familie wordt zij vergezeld van haar dochter. Liesbeth is een gekende patiënte op de ontwenningsafdeling van de kliniek Heilige Familie. Zij vertrok eind juli vorig jaar op ontslag. Volgens haar man bleef ze een tweetal maand nuchter en greep dan stilaan terug naar de fles. De echtgenoot was toch verrast door die beslissing tot opname. Volgens hem had Liesbeth alcohol gedronken en medicatie ingenomen en naar de huisarts gebeld.
Problematiek Liesbeth heeft een alcoholprobleem en neemt daarnaast medicatie (perdolan suppositoirs tegen hoofdpijn). Voor haar opname at ze bijna niets meer. Toch ging ze nog dagelijks werken. Ze dronk niet op haar werk. Liesbeth’s tolerantie voor alcohol is fel afgenomen: na 3 glazen is ze zat, daarna drinkt ze er nog een 4 tal. Onder invloed heeft ze een tic rond de mond. Liesbeth recupereert vlug na een alcoholabuse.
Liesbeth heeft af te rekenen gehad met eenzaamheid toen haar man zeer weinig thuis was. Hij was vroeger vrachtwagenchauffeur. Hij heeft daarvoor nog gewerkt in het buitenland voor een tweetal Belgische bedrijven: monteren van machines, opzetten van machinepark en bouwen van huizen. Er is een jaar geweest dat hij maar 31 dagen thuis sliep.
De echtgenoot van Liesbeth was zelf 18 jaar abstinent. Sedert een 5 tal jaar drinkt hij sociaal. Eerst zegt hij enkel een paar glazen te drinken tijdens het weekend, daarna geeft hij toe dat hij dagelijks een paar glazen drinkt. Blijkt dan dat het twee glazen
57
trappist van Orval zijn. De echtgenoot reageert direct dat hij weet waar hij mee bezig is en alles onder controle heeft. Liesbeth lijkt zich niet te storen als het op die manier verloopt.
Huidige gezins- en leefcontext: -
Echtgenoot: Geert °1953, werkt als stadswerker bij Stad Harelbeke
-
Huwelijksdatum: Gehuwd in ’76 (de echtgenoot herinnert zich de juiste datum niet).
-
Kinderen:
Line: °1977, 2de huwelijk, onthaalmoeder voor 8 kinderen Valerie: °1979, gehuwd, 4 kinderen, huismoeder Maarten: °1981, gehuwd
Liesbeth en haar man huwden na 7 jaar verloving. Ze kenden mekaar al van toen ze nog geen 14 jaar waren. De echtgenoot zegt dat hij nog evenveel van haar houdt als toen en dat dit de reden is waarom ze ondanks alles nog samen zijn.
Maar er zijn relationele problemen ontstaan door het alcoholmisbruik van Liesbeth. De echtgenoot wijst haar seksueel af als ze onder invloed is. Hij zegt haar cru dat hij niet tegen haar stinkende adem kan als ze gedronken heeft en dat hij niet naar bed wil met een dronken vrouw. De periode van misbruik heeft hen wel een uit elkaar doen groeien. Er was geen vertrouwen meer van de echtgenoot door al de gebroken beloften van Liesbeth. De kinderen hadden hem al gezegd: “Smijt haar buiten”. Maar hij houdt teveel van haar om zoiets te doen. Hij vroeg zich al wel af of hij het nog zou aankunnen als ze opnieuw zou herbeginnen.
Anderhalf jaar geleden Liesbeth een inplanting plaatsen. Dit gebeurde onder druk van haar zoon: die voerde haar binnen in het ziekenhuis. Liesbeth bleef daarna 3 maand abstinent.
Hulpvraag Uit vorige opname is gebleken dat Liesbeth een vrouw is met beperkte mogelijkheden. Zij kan haar gevoelens niet zo erg onder woorden brengen. Toch geeft Liesbeth bij opname duidelijk aan dat ze depressief is en zich erg gespannen
58
voelt. Liesbeth voelt zich erg schuldig over het gebeurde. Ze maakt zich veel zelfverwijten. Liesbeth weet niet goed hoe het nu verder moet.
5.3
Individuele begeleiding van Tine
5.3.1
Eerste gesprek
-
Doelstellingen
Een eerste kennismaking, gesprek rond opname, wat zijn haar verwachtingen van de opname(hulpvraag?). Nagaan hoe de periode tussen de laatste opname en deze opname verlopen is. Meer gegevens verzamelen over de persoon Tine en ook haar administratieve status exploreren.
-
Verloop van het eerste gesprek
Ik stel me kort even voor aan Tine. Tine vertelt onmiddellijk geen zin te hebben om opnieuw haar verhaal te vertellen. Ze is moe en voelt zich niet goed in haar vel, ze weet niet of ze in de kliniek zal blijven. Tine wil het behandelingscontract niet tekenen. Het doet haar weinig dat ze van de gesloten afdeling naar de open afdeling mag. Ik vraag aan Tine wat haar doel is van haar opname? Tine antwoordt hier niet op en vertelt me toch haar problematiek. Het verhaal van haar man die zelfmoord pleegde. Ook vertelt Tine me over haar kinderen. De kinderen van Tine wonen nog bij haar. Ze heeft geen steun aan hen, ze doen verder met hun leven volgens Tine. Uit het gesprek blijkt ook dat Tine haar huidige relatie wil verbreken. Maar Tine weet niet hoe ze dit moet aanpakken. Ze wil er dringend vanaf. Ze heeft deze man (Pièrre) leren kennen op café. Hoewel van liefde geen sprake is, volgens Tine, hebben zij al bijna 3 jaar een relatie.
59
-
Evaluatie eerste gesprek
Dit was mijn eerste gesprek als derdejaars stagiaire. Ik voelde me nogal zenuwachtig en onzeker voor ik naar Tine toeging. De vooropgestelde vragen heb ik niet in het gesprek kunnen brengen. Tine had dit gesprek in handen, ik was veeleer een luisterend oor. Ik had na het gesprek wel het gevoel dat het geen verkeerde keuze was om te luisteren naar wat Tine me allemaal wilde vertellen. Het was tenslotte een kennismakingsgesprek. Het verbaasde me wel enigszins dat Tine zoveel persoonlijke zaken vertelde aan mij. Ze vertelde over de zelfmoord van haar man en de seksuele problemen die zij hebben gekend. Bij deze toevloed van informatie wist ik mij niet onmiddellijk een houding aan te nemen maar Tine vertelde vlot door. Ik ben misschien hooguit vijf minuten aan bod gekomen tijdens dit gesprek. Na de afronding van het gesprek voelde ik me enerzijds tevreden omdat ik aanvoelde dat ik in de toekomst wellicht goed zou kunnen opschieten met Tine.
5.3.2
-
Tweede gesprek
Doelstellingen
Nagaan hoe de opnameperiode verloopt.
-
Uitwerking
Dag Tine
Hallo
Hoe gaat het nu met jou?
Och ja, k heb problemen met Pièrre, hij belt me constant op en hij is hier gisteren geweest. Ik zie hem niet graag. En ik wil er eigenlijk vanaf. Telkens ik hem zie heb ik zin om te drinken. Hij drink namelijk ook, hij stinkt naar de drank, uren in de wind.
Is Pièrre op de hoogte van jou gevoelens voor hem?
Ik durf er niet over spreken. We hebben geen goede relatie. Ik heb hem leren kennen op café. Maar ik denk wel dat hij me graag ziet. Anniek, zeg eens hoe ik deze relatie moet afbreken. Hoe zou jij dat doen?
Dat vind ik een moeilijke vraag om te beantwoorden Tine. Als ik het goed begrijp wil jij de relatie zo snel mogelijk beëindigen?
60
Ja, ik wil er vanaf zijn. Maar ik ken mezelf, hij zal op me inspreken en dan zal ik weer toegeven. Hij spreekt heel vlot, hij zal me weer overbluffen.
Ik denk dat het zeer belangrijk is om voet bij stuk te houden. Als deze relatie je ongelukkig maakt, zal je dat op een geschikte manier moeten duidelijk maken aan Pièrre. Vertel hem wat je denkt over de relatie, en hou je dan ook aan die uitleg.
Maar wat zeg ik hem dan concreet.
Ik kan jou daar jammer genoeg geen antwoord op geven. Ik kan niet zeggen wat jij aan hem moet vertellen. Misschien zou het nuttig zijn als je eens op papier je gevoelens neerschrijft.
Ja misschien kan ik dat eens doen.
Ik kan me voorstellen dat dit toch een grote druk met zich meebrengt om je relatie af te breken met Pièrre. Je moet er erg onder afzien, het interesseert me om te weten hoe je het aan boord legt om in deze situatie voor jezelf te zorgen?
Ja ik heb het heel moeilijk momenteel. Ik voel me zo leeg. Ik heb geen energie en zin in niets. Ik loop erbij als een slons. Vroeger droeg ik altijd zo’n mooie kleren en was ik mooi opgemaakt. Nu zie mij hier zitten.
Ik vind het positief dat je het nog steeds belangrijk vindt om er goed en verzorgd uit te zien.
Ja misschien wel. Och ja Anniek, het komt niet meer goed met me hoor. Ik heb teveel meegemaakt in mijn leven. Ik geraak hier nooit meer uit. Ik ben zo zwak, ik ben geen goede moeder geweest. Ik heb altijd weggevlucht van mijn problemen. Ik nam al pillen toen mijn zoon pas 9 jaar was.
Hoe komt het dat je je nu hebt laten opnemen Tine? Hoe leg je het aan boord om dit alles vol te houden?
Ik kon niet meer. Ik ben mezelf aan het kapotmaken. Ik heb nog zo’n lange weg af te leggen.
Hoe is het je gelukt om te stoppen met drinken en medicatie te nemen, hoe heb je dat gedaan?
Dat weet ik eigenlijk niet, het is allemaal zo’n waas in mijn hoofd. Ik voel me zo moe, ik wil gewoon slapen.
Het is misschien best dat we het hierbij houden voor vandaag, het is een moeilijke periode voor jou. Rust maar goed uit. Wanneer zou het voor jou nuttig zijn dat we elkaar terugzien Tine?
61
Ooh, volgende week zelfde uur, zelfde dag is prima voor mij. Bedankt dat je tijd voor mij wilt vrijmaken.
Daarvoor ben ik hier, als er problemen zijn mag je altijd naar het bureau komen. Ok, ik zie je dan terug volgende week dinsdag om 14.00u.
Ja dat is heel goed. Daag en bedankt hoor.
Het beste é, Tine. Zorg goed voor jezelf.
-
Evaluatie
Dit was een korte samenvatting van het gesprek met Tine. Tine vertelt veel en op een zeer traag tempo. Ze springt vaak van de hak op de tak. Het is voor mij geen gemakkelijke opdracht om de gesprekken met Tine te leiden. Maar ik voelde me duidelijk minder nerveus dan bij het eerste gesprek. Tine begon in het gesprek onmiddellijk te vertellen over haar huidige relatie. Het afbreken van de relatie met Pièrre is een prioriteit. Tine wil graag weten hoe ze dit concreet kan aanpakken. Ze wil weten wat ze precies aan Pièrre moet zeggen. Het leek me mijn taak niet om daar een antwoord op te geven. Toch heb ik gedurende het gesprek een paar keer concreet gezegd hoe zij de situatie kon aanpakken. Tine zegt zelf wantrouwig te zijn tegenover mannen naar aanleiding van haar huwelijk geweest. Tine vertelt jarenlang het slachtoffer geweest te zijn van een psychopathische man. Deze man dwong haar allerlei gestoorde seksuele fantasieën uit te voeren.
5.3.3 -
Verdere contacten
Doelstellingen:
-
Gesprek rond het afronden van de behandeling en bespreking rond het volgen van dagtherapie.
-
Bespreking rond zinvolle tijdsbesteding. Nagaan of Tine al een idee heeft over wat ze graag zou doen na haar opname. In voorafgaande gesprekken werd hier ook al aandacht aan besteed.
62
-
Evolutie bespreken met Tine. Welke positieve vooruitgang heeft zij geboekt gedurende de 6 weken opname volgens haarzelf?
-
-
Praktische afspraken in verband met dagtherapie Gebruikte methodiek:
1. Benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid en het onderstrepen van de centrale rol die Tine zelf speelt bij de verandering van haar drinkgedrag. 2. Opsporen van resources en aanwezige oplossingen. Vb “Zijn er momenten geweest deze week dat je je beter voelde?” 3. Tonen dat je gelooft in de capaciteiten van de patiënte. Zelfredzaamheid bevorderen en positief bekrachtigen. Op die manier kan Tine meer vertrouwen krijgen om bepaalde dingen te doen die nodig zijn om belangrijke doelen te bereiken. 4. Aan de hand van vraagstelling. Gebruik maken van doelgerichte open vragen. 5. Aandachtgevend gedrag. Herkennen en begrip spreken voor hetgeen de patiënte voelt, denkt en doet. Letten op lichaamstaal, oogcontact… 6. Parafraseren van de inhoud. 7. Positief benoemen. 8. Concretiseren. Dit door te vragen naar concrete voorbeelden en details. 9. Afsluiten. Ik vraag vaak aan patiënten wanneer zij het nuttig vinden dat we elkaar
terugzien.
-
Uitwerking:
Het werd een lang gesprek met Tine. Tine voelde zich fysisch niet goed, sinusitis en hoofdpijn. Doch uitstel van het gesprek was niet nodig voor haar. (3) Herkenning geven over de fysische toestand van Tine op het moment van het gesprek. “Ik zie dat je precies niet helemaal in orde bent, zullen we dit gesprek op een andere moment voeren?”
Ze is gestopt met roken sinds 1 week, dit is wel een positieve verandering (ervoor 1 pakje sigaretten per dag) en ze houdt dit goed vol! Tine had het gevoel dat haar inspanningen weinig positiefs opleveren, ze blijft sukkelen met allerlei fysische kwalen en dat is heel belastend voor haar.
63
(2) Positief bekrachtigen. “Desondanks de moeilijke periode van de afgelopen maand ben je er in geslaagd om ook te stoppen met roken, dit is een hele prestatie!” Tine schrikt precies van mijn positieve reactie. Ik vraag haar hoe ze het aan boord heeft gelegd om te stoppen met roken?” Tine is zich wel bewust van het feit dat ze nooit meer zal mogen en kunnen sociaal drinken, maar soms voelt ze wel de goesting op moeilijke momenten. We bespreken de voordelen en nadelen van drinken en niet-drinken en Tine kiest wel voor volledige abstinentie, dit is de beste oplossing voor haar probleem. Het is wel nodig om dit te blijven herhalen. (1) Ik bespreek met Tine wat zij allemaal kan doen om zo min mogelijk geconfronteerd te worden met alcohol. Ik vraag haar om samen een lijst op te stellen met de voor en nadelen van drinken volgens haar.
Tine kreeg de boodschap van de dokter dat ze vanaf volgende week op dagtherapie mag komen (3 dagen in de week). Hoewel ze dit zelf al had gevraagd, kwam dit nu toch redelijk onverwacht maar ze ziet deze regeling wel goed zitten. Ik vraag haar hoe zij de komende week zal invullen. Tijdens voorafgaande gesprekken heb ik Tine proberen voor te bereiden op de week die nu moet komen. Bij aanvang van opname was zinvolle tijdsbesteding een groot werkpunt voor Tine.
We overlopen hoe Tine haar week zal structureren en zinvol kan invullen. Omdat ze nog fysische klachten heeft, is het belangrijk om niet teveel in eens te willen doen om overbelasting te voorkomen. Tine vraagt nog vaak naar concrete antwoorden. “Zeg eens wat ik moet doen als vrijetijdsbesteding?” Hierbij overloop ik een aantal mogelijkheden met haar. Ook vroeg ze me of ik eens op internet kon zoeken waar zij computerlessen zou kunnen volgen. Op die manier wil ze in contact komen met andere mensen en haar sociale contacten uitbreiden. Hieruit blijkt dat zij in de toekomst toch een aantal zaken anders wil aanpakken. (2) Ik reageer hierop door haar te zeggen dat ik het heel positief vind dat ze zelf ook stilstaat bij hetgeen ze wil doen nadat de behandeling in de kliniek wordt afgerond.
Tijdens een vorig gesprek had ik met Tine gesproken om eens een AA vegadering mee te volgen in de Kliniek. Tine vertelt dat ze vorige week in de kliniek naar een AA vergadering was geweest maar dit beviel haar niet. Tine heeft het lastig om steeds
64
weer die verhalen van anderen over alcoholproblemen te horen, ze zal dit niet verder volgen. Ook vermeldt ze dat zij eigenlijk voornamelijk een probleem heeft met medicatie. En dat er in die AA vergadering alleen maar over alcohol wordt gesproken. Ik vertel haar dat ik het toch positief vind dat zij naar die vergadering geweest is.
We spreken af dat ik een aantal zaken zou opzoeken op internet voor eventueel een computercursus te volgen. En een volgende afspraak wordt vastgelegd. Ik vraag aan Tine wanneer zij het nuttig vindt dat we elkaar terug zien(8)
-
Evaluatie
Het blijkt na afloop een vruchtvol gesprek te zijn geweest. Tine vertelt me dat ze zich opgelucht voelt en dat ze dagtherapie positiever ziet. Ze wil de stap zetten om terug thuis te wonen en haar taken in het huishouden terug op te nemen.
Ik heb Tine een aantal praktische zaken meegegeven rond de dagbehandeling en ook het onderwerp zinvolle tijdsbesteding hebben we uitvoerig kunnen bespreken. Ik vond het belangrijk om geen kantklare antwoorden te geven op de vraag wat zij nu moest doen als zinvolle tijdsbesteding. Na verloop van de opname bleek toch dat Tine te kampen heeft met een laag zelfwaarde gevoel. Om deze reden vind ik het belangrijk dat Tine het vertrouwen in zichzelf kan vergroten. Dit heb ik geprobeerd door samen met Tine na te gaan wat ze graag en niet graag doet en hierover concrete vragen te stellen. Uiteindelijk kwam Tine tot de constantie dat ze graag computer les zou volgen omdat ze thuis een computer staan heeft waar ze eigenlijk niet mee kan werken. Ook zou Tine zelf informeren om dans lessen te volgen.
Tine vraagt vaak om concrete antwoorden. In voorafgaande gesprekken vroeg ze me hoe ze het best haar relatie moest verbreken. Ze vraagt hierbij niet enkel om algemene richtlijnen maar voornamelijk wat zij dan concreet moet zeggen. Bij de eerste gesprekken heb ik de fout gemaakt om hier telkens een antwoord op te geven zonder dat Tine zelf moest nagaan hoe zij hiermee kon omgaan. Ik merkte ook dat Tine hiermee niet geholpen werd. Want bij een volgende gesprek bleek dat Tine nog steeds met dezelfde vragen zat.
65
Het is zeker geen gemakkelijke opdracht om een patiënt zelf hun eigen resources te laten ontdekken en ook te gebruiken bij het oplossen van hun problemen. Dit heb ik meerdere malen in de praktijk ondervonden.
5.3.4
Gesprek met de vader van Tine
Het is belangrijk om de omgeving erbij te betrekken.
-
Uitwerking:
Tine koos er zelf voor dat haar vader een gesprek zou hebben met mij. Ik had Tine al gevraagd wie haar steunfiguren zijn en of het nuttig zou zijn voor haar als ik iemand uitnodigde voor een gesprek. Het verbaasde me dat zij haar vader koos omdat zij eigenlijk geen goed contact met hem heeft. Maar het is haar keuze en ik respecteer die keuze.
Haar vader is 83 jaar. De vader van Tine heeft op weg naar de kliniek een ongeval (blikschade). Hij is een beetje verward bij aankomst, hij weet niet meer wat er precies gebeurt is. Hij weet niet of hij in zijn onrecht/recht is.
De vader van Tine wil graag dat we Tine streng aanpakken anders zal ze toch weer gaan drinken. Hij wil dat Tine radicaal is met haar vroegere contacten en dat ze nooit meer op café gaat. Volgens de vader van Tine zijn de problemen begonnen na de scheiding met haar man. Tine is beginnen uitgaan met een nicht, en is beginnen drinken. Van een medicatieprobleem spreekt hij niet.
Tine heeft al het geld dat ze van haar vader gekregen had opgemaakt (opgedronken). Tine is altijd een levendig kind geweest maar ze is met de verkeerde man getrouwd volgens de vader. Haar man dwong haar tot allerlei obscene sekshandelingen zoals SM, partnerruil, bondage… De vader van Tine had geen contact met haar man.
De vader van Tine heeft haar meerdere malen financieel geholpen in het verleden.
66
Ook de vriend van Tine (Pièrre) heeft geld aan hem geleend (+/- 750 Euro). Hij brengt in zijn verhaal voornamelijk aan hoeveel geld hij aan Tine heeft gegeven. Maar hij lijkt niet goed op de hoogte van de situatie van Tine. Hij heeft er ook niet veel vertrouwen in dat het nog goed komt.
-
Besluit:
Bij dit gesprek voelde ik me nerveus en ongemakkelijk. De vader van Tine leek me een heel kritisch man. Ik heb naar zijn verhaal geluisterd waaruit ik afleidde dat hij niet goed op de hoogte is van de situatie van Tine.
5.3.5
Besluit begeleiding Tine
Deze begeleiding vond plaats in het begin van mijn stageperiode. Bij aanvang van de opname verkeerde Tine in slechte lichamelijke toestand. Tine nam bij aanvang een onverschillige houding aan en zag het nut om een ontwenningskuur te volgen niet in. Mijn bedoeling bestond erin een vertrouwensrelatie met Tine te kunnen opbouwen. Na de gesprekken die ik met Tine heb gevoerd was af te leiden dat Tine een laag zelf waarde gevoel heeft. Doorheen de opname zag ik het zelfvertrouwen van Tine langzamerhand verhogen. Dit door kleine zaken, zoals bijvoorbeeld het informeren voor een cursus dans. Tine was zelf op het idee gekomen om dit te doen. Ze had hierdoor zelf het gevoel dat ze een stapje vooruit ging.
De opname van Tine werd jammerlijk abrupt afgebroken. Tine besliste van dag op dag om niet meer te komen in behandeling. Ik heb Tine nog thuis willen treffen maar ze bleek niet aanwezig te zijn. Ik heb haar een paar keer telefonisch proberen te bereiken maar tevergeefs. Ze had aan de dokter laten weten dat ze zich beter voelde nu de zomer weer in aantocht was. Bij haar laatste opname heeft zij de behandeling op dezelfde manier beëindigd. Ik heb hier niet voldoende aandacht aan geschonken, ik dacht niet dat Tine plots niet meer zou opdagen. Ik was hierin ontgoocheld in mezelf.
67
5.4
Individuele begeleiding van Liesbeth
5.4.1
Eerste gesprek
-
Doelstellingen
De voornaamste doelstelling van dit gesprek is om Liesbeth op de hoogte te brengen wat er nu precies moet gebeuren om haar papieren in orde te brengen. Liesbeth heeft het moeilijk om bepaalde zaken te onthouden vandaar worden een aantal zaken op papier gezet. Ze moet ook een brief ondertekenen die we samen opstellen om naar de mutualiteit (CM) te versturen.
Kennismaking tussen Liesbeth en mezelf. Liesbeth kent mij nog niet en ik ken haar nog niet. Het is de bedoeling dat ik voortaan samen met Liesbeth werk en niet/weinig met Paul (stagesupervisor). Ik weet ook dat Liesbeth een schuchtere vrouw is dus wil ik dit gesprek zo laagdrempelig mogelijk maken. Ik ga daarom zelf naar haar kamer en nodig haar niet uit op het bureau.
Nagaan welk gevoel Liesbeth heeft bij haar tweede opname. Hoe ze haar eigen situatie bekijkt. Exploreren van het probleem die zich stelt. Het is niet de bedoeling om een diepgaand gesprek te voeren rond de situatie van Liesbeth. Het is veeleer een kennismakingsgesprek.
-
Gebruikte methodiek -
In het ziekenhuis maakt men gebruik van het Brugs model beschreven in hoofdstuk 3. Hieruit volgt dat men de problemen van patiënten niet gaat analyseren om tot een oplossing te komen. Maar gaat men wel op zoek naar de eigen resources van de patiënt. Ik probeer de behandelmethode die gebruikt word zoveel mogelijk na te streven en te respecteren.
-
Hoe mensen hun eigen resources leren ontdekken en te gebruiken bij het oplossen van hun problemen. (Milton Erickson)
-
Tonen dat je gelooft in de capaciteiten van de patiënte. Zelfredzaamheid bevorderen en positief bekrachtigen.
68
-
Aan de hand van vraagstelling. Gebruik maken van doelgerichte open vragen. Vb: waar maak je je het meest zorgen over?
-
Aandachtgevend gedrag. Bewust zijn van eigen lichaamshouding (non-verbaal, het verbaal volgen (d.m.v. aanmoedigen vb. ja, hmm, en, …), en het gebruik maken van stiltes.
-
Parafraseren van de inhoud.
-
Reflecteren van de gevoelens van de patiënte. Belangrijk is te onthouden dat dit een eerste gesprek is. Het benoemen van de gevoelens van de patiënte kan misschien bedreigend overkomen. Enige terughoudendheid is dan ook op zijn plaats. Het is voornamelijk belangrijk dat de patiënte zich begrepen en geaccepteerd voelt in haar gevoelens.
-
Concretiseren. Dit door te vragen naar concrete voorbeelden en details.
-
Samenvatten. Samen met patiënte terugkijken op datgene wat tot nu toe naar voren werd gebracht in het gesprek, tonen dat je de patiënte probeert te begrijpen.
-
Genoteerde vraagstelling vooraf:
Waar maak u zich het meeste zorgen over? Wat wil je dat er verandert met deze opname? Welke zijn de dingen in je leven zoals het nu is, die je wil blijven behouden?
-
Verloop van het eerste gesprek
Eerst kennismaking: “Ik ben Anniek, ik loop hier mijn derdejaars stage. Ik zou graag eens samen overlopen met u wat we best kunnen doen rond de situatie met de mutualiteit. Ik ben hier nog nieuw in hopelijk raken we er samen aan uit.” Overlopen van het probleem die zich voordoet met de mutualiteit en eventuele oplossingen overlopen. Info geven wat Liesbeth kan doen in deze situatie. Nagaan of ze begrijpt wat ik wil uitleggen. Samen brief opstellen voor de dienst uitkering.
Na het praktische gedeelte probeer ik Liesbeth’s probleemsituatie te bevragen. Ook na te gaan welke gevoelens zij heeft omtrent haar tweede opname. Ze vertelt me dat ze zich niet goed voelt bij haar tweede opname.
69
Mijn reactie: “Dus heb ik het juist dat je je minder goed voelt bij deze opname dan bij de vorige opname (parafraseren), wat zou hier de oorzaak van kunnen zijn volgens jou?” “Wat wil je graag dat er verandert met je opname nu?” (toekomstgericht). Haar reactie hierop is dat ze graag zonder alcohol verder wil en dat ze een goede partner wil zijn voor haar man. “Wat heeft geholpen u er tot nu toe doorheen te helpen?” Liesbeth vindt dit een moeilijke vraag en weet niet wat ze hierop moet zeggen. Ze zal hier eerst even over nadenken.
Afsluiten van het gesprek en een volgende afspraak maken.
-
Evaluatie eerste gesprek
Het is moeilijk om theorie aan praktijk te koppelen. Maar ik heb toch een paar voorafgaande vraagstellingen en handelingen kunnen toepassen. Die op dat moment geschikt leken volgens mij. Liesbeth was tevreden om eens met een vrouw te kunnen babbelen. Ze vindt het gemakkelijker om te praten over haar problemen en gevoelens tegen een vrouw. Ik had de indruk dat zij opgelucht was om even te kunnen praten, hoewel ze het toch heel moeilijk heeft om haar gevoelens te uiten. Nadien vraag ik me af of ze me wel goed heeft begrepen en of ik bepaalde zaken niet te moeilijk heb uitgelegd. Ik heb dit wel bevraagd maar Liesbeth is een verlegen vrouw met beperkte mogelijkheden misschien durfde ze me niet te zeggen dat ze het niet begreep. Ik heb niet genoeg ingegaan op haar probleemsituatie. Ik heb niet genoeg gevraagd naar details. Maar misschien was dit niet nodig gezien de doelstelling van het gesprek.
5.4.2 -
Tweede gesprek
Doelstellingen:
Vragen naar een eerste verandering: Zijn er zaken die sinds het laatste gesprek zijn verandert? Wat heeft u tot nog toe geholpen?
70
-
Gebruikte methodiek: -
Werken met de resources of hulpbronnen van een patiënt. Meestal vertrekt men van wat er niet meer gaat. Nu gaan we vertrekken van wat er wel gelukt is of wat er wel goed verloopt.
-
Tonen dat je gelooft in de capaciteiten van de patiënte. Zelfredzaamheid bevorderen en positief bekrachtigen. Volgens mij is dit zeer belangrijk. Liesbeth is een vrouw met een laag gevoel van zelfwaarde.
-
Aan de hand van vraagstelling. Gebruik maken van doelgerichte open vragen.
-
Aandachtgevend gedrag. Bewust zijn van eigen lichaamshouding (non-verbaal, het verbaal volgen (d.m.v. aanmoedigen vb. ja, hmm, en, …), en het gebruik maken van stiltes.
-
-
Parafraseren van de inhoud.
-
Concretiseren. Dit door te vragen naar concrete voorbeelden en details.
-
Samenvatten
Uitwerking
Liesbeth voelt zich opgelucht dat de openstaande schulden zullen betaald worden van de vorige opname. Ze is tevreden dat de maatschappelijk werkster van het OCMW dit in orde zal brengen.
Ik vraag aan Liesbeth of er zaken verandert zijn sinds ons laatste gesprek? Liesbeth voelt zich nog niet klaar om naar huis te gaan, ze is bang om alleen te zijn. Liesbeth zal eerst een paar weken thuis blijven voor ze opnieuw gaat werken. Er is nog heel wat opkuiswerk dat ze thuis moet doen. Ze heeft er ook moeite mee dat haar zoon uit het huis is. Hij is alleen gaan wonen met zijn vrouw doch niet ver van de ouderlijke woning. Liesbeth mist hem al. Haar zoon had in het verleden ook een probleem met alcohol na de breuk met zijn vriendin. Dit was een moeilijke periode voor Liesbeth.
Liesbeth is bang om alleen te zijn want ze vreest dat ze dan weer zal willen drinken . Ook is Liesbeth 2 weken geleden thuisgekomen en toen had haar man gedronken en was het huis een puinhoop. Haar echtgenoot beloofde niet meer te drinken. Toch wil Liesbeth nog niet naar huis gaan.
71
Liesbeth leert sinds vorige week met de hulp van haar zussen opnieuw schrijven. Ze is wel verlegen om dit te laten weten aan medepatiënten. Liesbeth probeert elke dag te schrijven als er niemand op haar kamer is. Ik reageer hier erg positief op en zeg haar dat het niet evident moet zijn voor haar om te stap te zetten om te leren schrijven. Tijdens dit gesprek vraag ik aan Liesbeth of het nuttig zou zijn om iemand uit haar directe omgeving uit te nodigen voor een gesprek. En wie die persoon zou zijn. Liesbeth vindt dit een heel goed idee en zou graag hebben dat ik haar echtgenoot uitnodig. Ook vraagt ze mij om bij het gesprek aanwezig te zijn. Dit lijkt me geen probleem. -
Evaluatie
Het is in de praktijk niet vanzelfsprekend om goed lopende terreinen te vinden en dit duidelijk te kunnen maken. De gesprekken met Liesbeth vragen vaak veel energie van mezelf. Liesbeth is een vrouw met een heel weinig zelfvertrouwen. Het is vaak moeilijk om uit de spiraal van alleen maar negatieve gevoelens te breken. Zich enkel focussen op oplossingen en goed lopende terreinen lijkt me bij Liesbeth geen gemakkelijke opdracht. Ze voelt zich depressief, heeft zwarte gedachten. En reageert vaak erg verlegen en schuchter.Tijdens dit gesprek heb ik het gevoel dat ik teveel vragen stelde. Ik denk dat Liesbeth zich wat overdonderd voelde over mijn vele vragen.
5.4.3 -
Derde gesprek
Doelstellingen
Liesbeth heeft tijdens haar opname enkel individuele gesprekken met de dokter en mezelf. Ze is bang om met de psychologe te spreken want ze kent haar niet. Ik wil haar proberen te motiveren om toch een afspraak te maken met de psychologe.
Ook kreeg ik de opdracht om Liesbeth te confronteren met het feit dat haar facturen van vorige opname nog niet volledig betaald zijn.
72
-
Evaluatie
Liesbeth wil de behandeling stoppen ,ze heeft er geen zin meer in. Liesbeth wou graag een afspraak maken met de dokter om haar ontslag te bespreken. Liesbeth zou het advies van de dokter volgen. Bij aanvang van het gesprek leek ze vastberaden om snel met ontslag te gaan maar veranderde al snel van mening.
Liesbeth voelt zich depressief en maakt zich zorgen om haar werk en om de kinderen. Ze heeft het moeilijk om te verwoorden hoe ze zich voelt. Ze voelt zich moe en futloos. Maar weet niet waarom. Ze vindt van zichzelf dat ze negatief geëvolueerd is sinds haar opname hier.
5.4.4
Verdere contacten
Wekelijks had ik een gesprek met Liesbeth, soms tweemaal per week. Waar ik voornamelijk rond gewerkt heb is het verhogen van haar zelfwaarde gevoel. Ik zal deze gesprekken niet allemaal beschrijven slechts een paar. Gesprek 22/03/2005: Liesbeth heeft een goed weekend achter de rug. Haar man heeft haar geholpen in het huishouden en hier was ze heel tevreden mee.
Haar zoon daarentegen heeft dit weekend een nacht in de cel doorgebracht. Hij werd verdacht voor een moordzaak. Zowel hij als zijn vrouw (deze is 7 maanden zwanger) hebben de nacht in een cel doorgebracht. Haar zoon durfde niet te bellen naar Liesbeth omdat hij vreesde dat ze zich teveel zorgen ging maken en dat ze de behandeling zou willen stoppen.
Liesbeth heeft deze avond een afspraak met de dokter. Liesbeth wacht nu wat af tot de dokter haar advies geeft en zij zal die dan volgen.
Liesbeth meldde ook dat zij zich niet meer goed voelt in de leefgroep. Ook met haar kamergenote zijn er enkele problemen ontstaan. Ze zou niets meer zeggen tegen
73
Liesbeth en zij heeft het daar moeilijk maar durft haar kamergenote hier niet over aan te spreken. Dit zou ook een aanleiding geven om haar plotse vraag voor ontslag. Gesprek 24/03/2005: Liesbeth spreekt dit maal niet meer over ontslag. Ze heeft hierover ook niet met de dokter gesproken. Liesbeth voelt zich depressief en weet geen raad met zichzelf. Ze vertelt dat ze de laatste maanden vaak zelfmoordgedachten heeft. Liesbeth begint te huilen als ze vertelt dat ze een afscheidsbrief wil schrijven maar dat ze het niet eens kan op papier zetten.
Liesbeth is tevreden dat ze eens haar gedachten kon vertellen. En hoopt op een betere dag.
5.4.5
Besluit
Het was niet nodig om op de zaken vooruit te lopen. Heel geleidelijk kon ik de ontwenning van Liesbeth volgen. Ik kon mij niet aan Liesbeth opdringen. Het was essentieel om voor dit probleem veel tijd te nemen. En ook nu kan ik niet stellen dat het probleem opgelost is. Het blijft een levenswerk. Liesbeth heeft zichzelf een andere levenshouding aangemeten, waarvoor ze waarschijnlijk nog elke dag moet vechten.
74
5.5
Besluit praktisch gedeelte
Het was mijn bedoeling om met dit hoofdstuk een zo realistisch mogelijk beeld van de begeleiding weer te geven. Waar ik het nodig achtte, probeerde ik het gesprek zo gedetailleerd mogelijk weer te geven. Dit deed ik onder meer door bepaalde onderdelen van een gesprek te citeren en cursief weer te geven. Naast de begeleiding van deze twee vrouwen had ik ook een aantal mannelijke patiënten in begeleiding. Maar bij de mannelijke patiënten kwam de sociale problematiek meer aan bod. Het begeleiden van deze twee vrouwen was niet gemakkelijk, maar ze zullen me het meeste bijblijven. Beidden hadden ze te kampen met een laag zelfwaardegevoel en depressiviteit. Zowel bij Tine als Liesbeth had ik als doel hun zelfwaarde te verhogen. Maar als stagiaire maatschappelijk werk botste ik soms op mijn onervarenheid om met dergelijke problematiek om te gaan.
75
6
Besluit
6.1
Algemeen besluit
Na deze persoonlijke studie heb ik wel een antwoord gekregen op mijn vooropgestelde probleemstelling. In mijn theoretisch gedeelte van het eindwerk heb ik een antwoord gevonden op de vragen die ik mij vooraf stelde. Algemeen zoeken vrouwen gemakkelijker hulp voor lichamelijke en psychische gezondheidsproblemen. Wanneer het om drankmisbruik gaat, weerhoudt angst voor verwerping en voor het beschamende label van 'alcoholiste' haar om met het probleem naar buiten te komen. Ze zoekt misschien wel hulp voor alcoholgerelateerde klachten, maar zwijgt vaak in alle talen over de vermoedelijke oorzaak ervan.
Het ruimste hoofdstuk van mijn eindwerk ging naar het uitschrijven van mijn opgedane praktijkervaring rond begeleiding van vrouwelijke alcoholisten. Vrouwen met een alcoholprobleem getuigen vaak van een complexe problematiek. Bij vrouwen zijn thema’s als psychologische afhankelijkheid, negatief zelfbeeld, schuld- en schaamtegevoelens ten opzichte van man en kinderen en omgeving, ongelijke machtsverhoudingen tussen de seksen en stigmatisering van het drinken belangrijke onderwerpen van gesprek. Na mijn stage-ervaring had ik het gevoel dat hier soms te weinig aandacht wordt aan geschonken. In de groepstherapieën komen deze thema’s niet aan bod omdat vrouwen altijd in de minderheid zijn en dat dit voor mannen minder van belang is.
Vermits de alcoholistische vrouw schuldbeladen en beschaamd, al dan niet uit eigen beweging, de stap naar de hulpverlening zet is het van het allergrootste belang dat men deze moeilijke stap positief onderstreept. Het belangrijkste is dat zij zich als persoon gezien en aanvaard weet, eerder dan als 'alcoholiste'.
Interventies in de hulpverlening moeten er in de eerste plaats op gericht zijn haar zelfwaardegevoel en zelfredzaamheid te vergroten. Aldus wordt een onmisbare basis gelegd zodat de vrouw zelf het probleem in de toekomst zou kunnen aanpakken.
76
Tenslotte vind ik het ook heel belangrijk dat de onmiddellijke omgeving bij de begeleiding betrokken wordt: partner, kinderen, vrienden enz.
Werken met verslaafden is vaak letterlijk en figuurlijk vechten tegen de bierkaai. Het is dikwijls herbeginnen. Tijdens de begeleiding van deze vrouwen heb ik mij voornamelijk toegespitst op het toepassen van één behandelmethode namelijk het Brugs Model. Mijn besluit hieromtrent is, dat we tijdens de begeleiding met patiënten rekening moeten houden met verschillende visies en meningen. Persoonlijk meen ik dat het belangrijkste binnen elk van de theoretische modellen de relatie is die je als hulpverlener opbouwt met uw patiënt. In praktijk heb ik ook ondervonden dat het niet altijd haalbaar is om niet stil te staan bij het verleden. Ook ben ik geen volleerde systeemtherapeute waardoor het zeker geen gemakkelijke opdracht was om een behandelmethode die ik nog niet voldoende beheers toe te passen. Niettemin wel leerrijk en boeiend.
6.2
Persoonlijk besluit
Het schrijven van een eindwerk is een handeling waar ik tijd heb moeten voor nemen. Wanneer ik hierover reflecteer kom ik tot een persoonlijke conclusie.
Ik heb ondervonden dat een maatschappelijk werker in een psychiatrische setting een veelzijdig takenpakket heeft. Dit vond ik een zeer boeiend aspect van het maatschappelijk werk.
Wellicht zal het onderwerp mij ook voor altijd bijblijven. Ik heb veel bijgeleerd door de opzoekingen en de boeken die ik rond het thema gelezen heb. Het heeft ook een verandering teweeggebracht in mijn eigen houding en mening over de alcoholproblematiek. Vroeger was ik van mening eens een alcoholist altijd een alcoholist. Tegelijk heeft het enorm veel energie gekost. Bepaalde gesprekken waren echt uitputtend. Niettemin altijd opnieuw erg boeiend. Het ondoorgrondelijke van de menselijke ziel. De uniciteit van elke mens. Het zal me steeds boeien.
77
LITERATUURLIJST BOEKEN ANSOMS S., CASSELMAN J., MATTHIJS F., VERSTUYF G. , Hulpverlening bij problematisch alcoholgebruik, 2005 GENUGTEN W. , Seksespecifiek hulpverlenen en seksegebonden problemen, 1996 KARSTEN C.J., Wie is er bang voor de verslaafde vrouw, T.v. psychotherapie, 19 (5), 1993
LE FEVERE DE TEN HOVE M ,'Korte Therapie, handleiding bij het 'Brugse Model' voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren', Uitgeverij Garant, ISBN 90 5350 940 2
MEULENBELT A. , WEVERS A.; Vrouwen en alcohol / -Amsterdam : Sara/Van Gennep, 1994 VAN BROEKHOVEN T., Alcoholverslaving, deel 14 praktijkreeks gedragstherapie,
TIJDSCHRIFTEN DOM G., Inhoud tijdschrift voor psychotherapie, 29e jaargang nummer 5 (september 2003), Ton van Broekhoven, Alcoholverslaving. MATTHEEUWS A., Omtrent Sociale Perspectieven. Systeemtheoretisch Bulletin, 1983 MATTHIJS F, Vrouwen en alcohol, in verslagboek studiedag ‘Vrouwgerichte verslavingszorg’, VAD, Brussel, 1996
78
POELS V. Tijdschrift voor systeemtherapie Jaargang 15 nr.1 maart 2003
ARTIKELS VANHOYLAND M., Steeds meer vrouwen geven drankprobleem toe, De standaard, 16/11/2000
VAN WIJK M.; Na 5 gesprekken van de drank af, Psychologie november 1998 HAEGEMAN W., We heffen het glas te hoog, België staat met zijn ‘softe’ alcoholbeleid duidelijk alleen, De standaard, 08/01/2004 STEF TELENcv , Dertien procent meer meldingen drugs- en alcoholverslaving, De standaard, 12/05/2004 VANSPAUWEN B., Wijn voor vrouwen, De standaard, 12/06/2004 DE STANDAARD, Vooral vrouwen verzwijgen werkelijk alcoholverbruik, 12/08/2004 BELGA, Alcohol haalt mannen sneller uit balans dan vrouwen, De standaard , 10/10/2004
INTERNET
www.aavlaanderen.org www.bierengezondheid.be www.casediscute.com/1998-1999/csd_18_alcoolfeminin/dossier/1.html www.edifa.com/edifa/public_html/index_til.php?page=archives_details&idarchive=27 095 http://statbel.fgov.be http://mineco.fgov.be/informations/statistics/port/hea_nl.asp http://statbel.fgov.be/products/society_nl.asp http://10.253.0.248/figures/d361_nl.asp#2
79
http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/his01nl/his23nl.pdf http://www.vad.be http://www.vvgg.be http://www.korzybski.com http://www.solution-focused.nl/tools/index.htm
80
BIJLAGE 1
Diagnostische criteria
TABEL 1.1. Diagnostische criteria van alcoholmisbruik volgens DSM-IV A. Een patroon van onaangepast gebruik van alcohol leidt tot significante beperkingen of lijden, zoals in een periode van twaalf maanden blijkt uit ten minste één van de volgende kenmerken:
1) Herhaaldelijk niet-nakomen van verplichtingen op het werk (verzuim, slecht werk), op school (schorsing, verwijdering) of thuis (verwaarlozing kinderen of huishouden) als gevolg van alcoholgebruik 2) Herhaaldelijk gebruik van alcohol in situaties waarin dat gevaarlijk is of kan zijn (autorijden of bedienen van machine onder invloed van alcohol). 3) Herhaalde alcoholgerelateerde problemen met politie of justitie (verstoring openbare orde) 4) Voortdurend gebruik van alcohol ondanks sociale of relationele problemen samenhangend met of verergerd door alcoholgebruik (ruzie met partner over alcoholgebruik, vechtpartijen).
B. De verschijnselen hebben nooit voldaan aan de criteria van alcoholafhankelijkheid
81
TABEL 1.2. Diagnostische criteria van alcoholafhankelijkheid volgens DSM-IV Een patroon van onaangepast gebruik van alcohol dat leidt tot significante beperkingen of lijden, zoals in een periode van twaalf maanden blijkt uit ten minste drie van de volgende kenmerken:
1) Tolerantie gedefinieerd als de behoefte aan een toenemende hoeveelheid alcohol en/of een verminderd effect bij dezelfde hoeveelheid alcohol. 2) Onthouding gedefinieerd als de aanwezigheid van een karakteristiek onthoudingssyndroom en/of alcoholgebruik (of een nauw verwante stof) om onthoudingsverschijnselen te verlichten of te vermijden. 3) Alcohol wordt vaak in grotere hoeveelheden of gedurende langere tijd gebruikt dan het plan was. 4) Aanhoudende wens of mislukte pogingen om het alcoholgebruik te verminderen, in de hand te houden of te staken 5) Groot deel van de tijd gaat verloren aan activiteiten om aan alcohol te komen, het gebruik van alcohol of aan het herstel van de effecten van het gebruik. 6) Belangrijke sociale of beroepsmatige activiteiten of vrijetijdsbesteding worden opgegeven of verminderd door het gebruik van alcohol. 7) Doorgaan met drinken ondanks de wetenschap dat er een hardnekkig of terugkerend lichamelijk, psychisch of sociaal probleem is dat waarschijnlijk veroorzaakt of verergerd wordt door het gebruik van alcohol.
82
BIJLAGE 2
Cijfergegevens over alcoholgebruik in België
Consumptie van alcoholische dranken (1997-2001) Deel van de bevolking (in % van het totaal van de bevolking) Algemeen gemiddelde
1997
Drinkt nooit (a)
2001
Drinkt Drin Afhankel Drinkt Drinkt Drinkt regelmat kt ijke dagelij dagelij regelmati ig veel nooit drinker ks (b) ks (b) g veel (c) (c) (a) (d)
15,1%
8,0%
2,7%
18,9% 12,4%
3,9%
6,8%
Man
9,6%
11,2%
4,5%
11,5% 15,1%
6,2%
9,5%
Vrouw
20,5%
4,7%
1,0%
25,8% 9,4%
1,6%
3,6%
15 tot 24 jaar 17,0%
1,5%
1,5%
19,4% 1,5%
1,8%
4,6%
25 tot 34 jaar 13,1%
4,6%
2,4%
14,2% 4,6%
3,5%
6,4%
35 tot 44 jaar 9,9%
7,7%
4,1%
12,9% 12,5%
4,8%
7,4%
45 tot 54 jaar 10,4%
13,9%
4,0%
14,4% 17,4%
5,4%
8,7%
55 tot 64 jaar 18,8%
8,8%
1,9%
18,1% 19,0%
4,5%
9,2%
65 tot 74 jaar 25,7%
13,8%
1,9%
27,7% 21,7%
3,8%
5,7%
75 jaar en meer
12,2%
1,4%
41,3% 18,6%
1,7%
1,9%
5,6%
2,1%
55,5% 12,8%
0,7%
3,8%
Lager onderwijs 31,0%
10,6%
2,6%
36,3% 15,9%
4,0%
6,2%
Lager secundair 18,9% onderwijs
6,3%
3,1%
24,6% 10,3%
4,2%
7,3%
Hoger secundair onderwijs
14,2%
6,3%
3,1%
15,2% 10,5%
4,2%
6,1%
Hoger onderwijs
6,8%
9,5%
2,5%
9,3%
3,6%
7,5%
Geslacht
Leeftijdsgroep
30,4%
Onderwijsniveau Geen diploma
40,7%
Urbanisatiegraad
13,9%
83 Hoofdstad Brussel
23,7%
9,1%
4,6%
27,3% 20,1%
5,0%
9,5%
Stedelijk gebied
21,9% 12,1%
3,5%
6,7%
Semi-stedelijk gebied
16,4% 12,6%
3,8%
6,0%
Landelijk gebied
18,2% 10,3%
3,8%
7,3%
Verblijfplaats Brussels Hoofdstedelijk 23,7% Gewest
9,1%
4,6%
27,3% 20,1%
5,0%
9,5%
Vlaams Gewest
13,7%
6,7%
1,8%
18,1% 11,2%
3,3%
5,2%
Waals Gewest
14,9%
9,9%
3,8%
17,7% 12,8%
4,9%
9,6%
Deze cijfers hebben betrekking op de bevolking van 15 jaar en ouder.
(a) In het afgelopen jaar. (b) Minstens één glas per dag. (c) Dronk tijdens het afgelopen half jaar minstens driemaal in de week 6 of meer glazen alcohol. (d) Een afhankelijke of "problematische" gebruiker is iedereen die minstens twee van de vier volgende vragen positief heeft beantwoord: "Heeft u ooit de nood aangevoeld om minder te drinken?", "Heeft u het ooit moeilijk gehad met de kritiek op uw drinken?", "Heeft u zich ooit schuldig gevoeld omwille van uw drinkgedrag?" en "Heeft u ooit alcohol gedronken om ’s morgens echt wakker te worden?".
Gezondheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, in samenwerking met het NIS.