Academiejaar 2008-2009
De Shanghai Cooperation Organisation en de regionale veiligheid in Centraal-Azië
Promotor: Prof. Dr. Bart Dessein
Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte tot het verkrijgen van de graad van Master in de Oosterse Talen en Culturen door Inge De Logi
VOORWOORD Vooraleer ik mij verdiep in de wereld van de Shanghai Cooperation Organisation wil ik even terugblikken op de creatie van deze masterproef en van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. Dr. Bart Dessein bedanken voor het vrijmaken van zijn tijd en de vele raadgevingen en bijsturingen die hij mij tijdens het maken van deze masterproef heeft gegeven. Bovendien wil ik ook mijn ouders bedanken voor hun talloze raad en steun waarmee ze mij hebben bijgestaan. Ook mijn grootouders verdienen vast en zeker een pluim voor het vele geduld die ze in deze periode voor mij hebben opgebracht. Tenslotte wil ik ook tal van vrienden bedanken zonder wiens steun dit werk ongetwijfeld niet tot stand was gekomen. Sofie, Kristof, Elke, Lotte, Rowena en tal van anderen bedankt.
2
INHOUDSOPGAVE LIJST VAN FIGUREN……………………………………………………………………………...5 INLEIDING ........................................................................................................................... 6 1. Historiek van de SCO-lidstaten sinds midden jaren 80 .................................................... 8 1.1
De Sovjet-Unie ........................................................................................................... 8
1.2
De Centraal-Aziatische landen................................................................................. 11
1.2.1
Oezbekistan......................................................................................................... 11
1.2.2
Kazakstan ............................................................................................................ 11
1.2.3
Kyrgystan ............................................................................................................ 12
1.2.4
Tadjikistan ........................................................................................................... 13
1.3
De Russische Federatie ........................................................................................... 14
1.4
De Volksrepubliek China .......................................................................................... 15
2
De SCO van naderbij bekeken................................................................................. 19
2.1
De oorsprong van de SCO ....................................................................................... 19
2.2
Structuur van de SCO .............................................................................................. 19
2.3
Doelstellingen van de SCO ...................................................................................... 22
2.4
De impact van 9/11 op de SCO ............................................................................... 24
2.5
Toekomstige leden ................................................................................................... 25
3
Het Chinese perspectief met betrekking tot de SCO ................................................ 29
3.1
Na de val van de Sovjet-Unie................................................................................... 29
3.1.1
Het oplossen van de grensgeschillen en het verminderen van de militaire
aanwezigheid aan de grenzen ........................................................................................... 30 3
3.1.2
Separatisme, extremisme en terrorisme in de Autonome Regio Xinjiang ............ 31
3.1.3
De strijd tegen de drugstrafiek ............................................................................. 34
3.1.4
Economische relaties met de SCO-lidstaten: energie en handel ......................... 35
3.1.5
Transformatie in de diplomatieke betrekkingen van de VRC ............................... 41
3.2
Na de terreur van 11 september 2001 ..................................................................... 41
3.2.1
De militaire aanwezigheid van de VS op het Centraal-Aziatische grondgebied .. 42
3.2.2
De drie grootmachten: de VRC, de Russische Federatie en de VS en hun strijd
om invloed binnen Centraal-Azië ....................................................................................... 45 3.2.2.1
De Chinese interesse in Centraal-Azië ..................................................... 45
3.2.2.2
De Russische interesse in Centraal-Azië .................................................. 45
3.2.2.3
De Amerikaanse interesse in Centraal-Azië ............................................. 47
3.2.2.4
De relatie tussen de VRC en de Russische Federatie .............................. 47
3.2.2.5
De relatie tussen de VRC en de VS enerzijds en tussen de Russische
Federatie en de VS anderzijds ................................................................................. 50 3.2.2.6
Is samenwerking mogelijk? ....................................................................... 53
4
De SCO en de visie van het Westen ........................................................................ 54
5
Slaagt de SCO erin zijn doelstellingen te verwezenlijken? ...................................... 60
CONCLUSIE ...................................................................................................................... 62 BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................. 65
4
LIJST VAN FIGUREN Figuur titelblad: Embleem van de SCO Figuur 1: Bevolking en oppervlakte van de SCO-lidstaten en de SCO-waarnemers ........... 6 Figuur 2: Kaart van de Sovjet-Unie ...................................................................................... 8 Figuur 3: Kaart van de SCO-lidstaten en de SCO-waarnemers......................................... 18 Figuur 4: Organigram van de SCO. ................................................................................... 21 Figuur 5: Kaart van de Oeigoerse Autonome Regio Xinjiang………………………………..31 Figuur 6: De Chinese energieproductie ............................................................................. 39 Figuur 7: De Chinese energieconsumptie .......................................................................... 39 Figuur 8: Olieproductie....................................................................................................... 40 Figuur 9: Productie van natuurlijk gas ................................................................................ 40 Figuur 10: De belangrijkste handelspartners van de VRC ................................................. 51
5
INLEIDING Na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 op een aantal Amerikaanse doelwitten, brak wereldwijd de strijd tegen het terrorisme los. Het zwaartepunt van deze strijd speelde zich af in Afghanistan, een islamitische republiek in Centraal-Azië.1 Vele van de omringende Centraal-Aziatische republieken, evenals de Volksrepubliek China (VRC) (Zhonghua Renmin Gongheguo 中华人民共和国) en de Russische Federatie grepen, in steun van deze terrorismebestrijding, eveneens
Land
naar de wapens. In het kader van deze strijd past
Bevolking (in miljoen mensen)
Oppervlakte (in 1000km²)
dan ook de Shanghai Cooperation Organisation
Wereld
6790
510 072
(SCO) (Shanghai Hezuo Zuzhi 上海合作组织), een
VRC
1338
9596
intergouvernementele organisatie die regionale
India
1166
3287
veiligheid en economische ontwikkeling als haar
Pakistan
176
803
Russische Federatie
140
17075
republieken (Kazakstan, Kyrgystan, Oezbekistan
Iran
66
1648
en Tadjikistan) 2 behoren tot deze organisatie. In
Oezbekistan
27
447
het kader van de regionale veiligheid proberen ze
Kazakstan
15
2717
dan ook met tal van andere organisaties samen te
Tadjikistan
7
143
Kyrgystan
5
198
Mongolië
3
1564
belangrijkste doelstellingen ziet. Zowel de VRC, de Russische Federatie als de Centraal-Aziatische
werken in de strijd tegen het terrorisme. Dat de SCO niet als een onbeduidende en kleine organisatie
kan
beschouwd
worden,
blijkt
bovendien eveneens uit het feit dat de bevolking van
deze
SCO-lidstaten
1/4
van
de
wereldbevolking betreft. Wanneer men er ook nog eens de bevolking van de SCO-waarnemers:
Figuur 1: Bevolking en oppervlakte van de SCO-lidstaten en de SCO-waarnemers. Cf. https://www.cia.gov/library/publications/th e-world-factbook/rankorder/2119rank.html, 16/04/09. Cf. https://www.cia.gov/library/publications/th e-world-factbook/rankorder/2147rank.html, 16/04/09.
India, Iran, Pakistan en Mongolië aan toevoegt, bevat deze bijna de helft van de wereldbevolking. Ook qua oppervlakte bestrijken de
1
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/af.html, 09/05/09. Centraal-Azië omvat de landen Kyrgystan, Kazakstan, Tadjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan. Het gebied wordt in het oosten begrenst door de grens met de VRC en in het westen wordt het gebied afgebakend door de Kaspische zee. In het noorden wordt de regio begrenst door het grondgebied van de Russische Federatie en in het zuiden vormen Pakistan, Afghanistan en Iran de grens. In deze masterproef zullen deze Centraal-Aziatische landen aan bod komen, met uitzondering van Turkmenistan die neutraal wenst te blijven en bijgevolg dan ook geen lid is van de SCO. Cf. A. Steiger, “Republics of Soviet Central Asia”, Far Eastern Survey, Vol.15, Nr.11, juni 1946, p.169. Voor een duidelijke situering van deze CentraalAziatische republieken en de overige SCO-lidstaten, evenals de SCO-waarnemers zie figuur 3 p.18. 2
6
lidstaten en de waarnemers een immens gebied: meer dan 3/5 van Eurazië wordt door de SCO ingenomen. Bovendien zijn zowel de VRC, de Russische Federatie als de waarnemers Pakistan en India in het bezit van kernwapens. Het wordt dan ook duidelijk dat men deze organisatie niet zomaar aan de kant kan schuiven, zonder er enige aandacht aan te besteden.3 In deze masterproef hoop ik dan ook meer duidelijkheid te scheppen over de doelstellingen en de structuur van de SCO. In het bijzonder wil ik het belang van deze organisatie voor de VRC van naderbij bekijken. Meerbepaald, wat zijn de voordelen voor de VRC als lidstaat van de SCO, welke doelen hoopt de VRC hiermee te verwezenlijken, waarom ondersteunen de Chinezen deze organisatie en slaagt de SCO erin deze wensen te verwezenlijken? Om een duidelijk overzicht te geven van deze Chinese doelstellingen zal ik deze masterproef indelen in vijf hoofdstukken. Een eerste hoofdstuk waarin ik de geschiedenis van de SCO-lidstaten zal schetsen vanaf midden jaren 80 in de aanloop naar de val van de Sovjet-Unie. Een tweede hoofdstuk waarin ik de organisatie zelf van naderbij zal bekijken. In het derde hoofdstuk komen de Chinese verlangens aan bod. Het vierde hoofdstuk bespreekt de SCO en de visie van het Westen en in het vijfde en laatste hoofdstuk tenslotte vraag ik mij af of de SCO erin slaagt zijn doelstellingen te verwezenlijken.
3
Wang Guifang 王桂芳, “Shanghai Hezuo Zuzhi yu Diqu Anquan, 上海合作组织与地区安全(De SCO en de regionale veiligheid)”, Eluosi zhongya dongou yanjiu 俄罗斯中亚东欧研究 (Studie van Rusland, CentraalAzië en Oost-Europa), Nr.4, 2008, p.11. T. Lagrange, “De Shanghai Cooperation Organization: een papieren tijger of de NAVO van het Oosten?”, Uitpers, Nr.97, 2008, p.1. 7
1. Historiek van de SCO-lidstaten sinds midden jaren 80 1.1
De Sovjet-Unie Wanneer Michail Gorbatsjov (geb. 1931) in 1985 Konstantin Tsjernenko (1911-
1985), Sovjet-leider in de periode 1984-1985, als secretaris-generaal van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU) en dus als de “de facto” leider van deze Sovjet-Unie opvolgde, vond een heuse stijlbreuk in het beleid plaats. Net als zijn voorgangers wou ook Gorbatsjov een versnelling in de economische en sociale ontwikkeling van de Sovjet-Unie teweegbrengen, maar de manier waarop hij dit benaderde verschilde sterk. Niet alleen pleitte Gorbatsjov voor meer openheid naar de burgers toe, hij legde eveneens meer flexibiliteit aan de dag. Zo verzwakte de censuur enigszins en kon in zekere mate kritiek worden geuit. Glasnost, openheid, en perestrojka, hervorming, vormden dan ook twee van zijn paradepaardjes.4
Figuur 2 : Kaart van de Sovjet-Unie, Cf. R. Coolsaet, Sovjet-Unie. Leuven, Kritak Dossier, 1978, p.5.
In het kader van Gorbatsjovs nieuwe politieke lijn werden nieuwe mensen in het Politbureau opgenomen. Hiermee werd volledig afstand genomen van de oude
4
J.W. Bezemer en M. Jansen, Een geschiedenis van Rusland van Rurik tot Poetin. Amsterdam, G.A van Oorschot, 2008, pp.306-313. 8
partijkaders. Eén van deze personen was Boris Jeltsin 5 (1931-2007), die later in de geschiedenis nog een belangrijke rol zou gaan spelen. Bovendien wilde Gorbatsjov de traditionele invloed van de CPSU terugdringen en de macht meer en meer leggen bij de staat, die geleid zou worden door een president met vergaande uitvoerende macht. Naast deze maatregel hoopte Gorbatsjov eveneens een Congres van Volksafgevaardigden en een “Opperste Sovjet” in het leven te roepen, die in tegenstelling tot de reeds bestaande “Opperste Sovjet” als een waar parlement zou fungeren. Na enige terughoudendheid van de CPSU slaagde Gorbatsjov er uiteindelijk in zijn wens op een nieuwe staatkundige structuur door te drukken. Ook een passage uit de grondwet waarin de leidende rol van de CPSU in de samenleving was vastgelegd, werd verwijderd. In tegenstelling tot zijn voorgangers brak Gorbatjsov dus met de macht van de CPSU en legde hij alle nadruk bij de staat, geleid door een president. Gorbatsjov hoopte zo door middel van het presidentschap voor zichzelf een machtsbasis te scheppen en op deze manier de bevolking van de Sovjet-Unie tot staatkundig leven te wekken.6 Gestuwd door de glasnost en de perestrojka werd de weg eveneens vrijgemaakt voor enige vorm van oppositie. Een aantal informele groepen en volksfronten werden opgericht en boden de mensen een kans om kritiek te uiten. Al snel vormden deze echter een waardig politiek alternatief voor de CPSU. Ook hier bleken de uitdagingen voor de communisten
dus
groot
te
zijn.
Door
deze
grotere
openheid
begon
het
nationaliteitengevoel bij de verschillende unie-republieken op te borrelen en tal van nationalistische stromingen staken de kop op. Gorbatsjov bleef echter, net als zijn voorgangers, blind voor de nationaliteitenkwestie in de unie-republieken. De eerste echte uiting van dit nationalisme kwam er met de gebeurtenissen in Alma Ata (Kazakstan) in 1986, toen Gorbatsjov er de eerste secretaris van de CPSU verving door een Rus omwille van corruptie en wanbeleid. De aanstelling van een Russische secretaris, was voor de Kazakse inwoners het bewijs van de Sovjet-ongevoeligheid voor de nationale sentimenten in de republiek. Deze onlusten zorgden er uiteindelijk voor dat in 1990 de eerste unierepublieken zich soeverein verklaarden. De één na de ander volgde en de macht van de Sovjet-Unie verzwakte aanzienlijk. De verplaatsing van de macht van de CPSU naar de Sovjets, de lokale raden in de verschillende unie-republieken, bleek dan ook niet het
5
Jeltsin bekleedde tussen 1985 en 1987 de positie van eerste partijsecretaris van Moskou. Tussen 1990 en 1991 was hij voorzitter van het Russische parlement en in de periode 1991-1999 was hij president van de Russische Federatie. Cf. Ibidem, p.463. 6 Ibidem, pp.313-323. Z.R. Dittrich en A.P. Van Goudoever, De geschiedenis van de Sovjet-Unie. ’sGravenhage, SDU uitgeverij, 1991, pp.222-230. 9
gewenste effect te hebben en zelfs de positie van Gorbatsjov te verzwakken. Wanneer Jeltsin in datzelfde jaar dan ook nog eens verkozen werd tot voorzitter van de “Russische Opperste Sovjet” en de Russische belangen meer en meer naar voor schoof ten nadele van deze van de Sovjet-Unie, betekende dit de genadeslag. In een laatste poging de Unie te redden lanceerde Gorbatsjov het “Nieuw Federale Unie Verdrag”. Het zou de unierepublieken een grote mate van zelfstandigheid verlenen, maar eveneens een centrale regering in stand houden. Net voor de ratificatie van het verdrag in augustus 1991 vond echter een staatsgreep plaats, die de desintegratie van de Sovjet-Unie wilde vermijden. Wanneer deze coup mislukte, was de val van de Sovjet-Unie een feit. Gorbatsjov trad af en de unie-republieken verklaarden zich één voor één onafhankelijk.7 De val van de Sovjet-Unie in 1991 maakte de weg vrij voor de nieuwe onafhankelijke staten om een democratische weg in te slaan, maar dit bleek echter moeilijker dan verwacht. Voornamelijk in de Centraal-Aziatische landen Oezbekistan, Kazakstan, Kyrgystan en Tadjikistan, bleek de instabiliteit ten gevolge van de opgeborrelde nationalistische gevoelens verre van verdwenen te zijn en ook de modernisering die tijdens het regime van de Sovjet-Unie in gang werd gezet, had gefaald. Niet alleen beschikte men, nu de Sovjet-steun was wegvallen, niet over de nodige middelen om de economie op gang te brengen, ook de ecologie was een triest lot beschoren, voornamelijk door de overproductie van katoen ten tijde van de Sovjet-Unie. De leiding van vele van deze ex-Sovjetlanden bleef bovendien in handen van de voormalige
communistische
leiders,
al
verwierpen
ze
nu
het
communistische
gedachtegoed en legden ze de nadruk op de etnische nationaliteit. Al deze factoren droegen bij tot het bemoeilijken van een democratische ontwikkeling en de voormalige communistische Sovjet-structuur ruimde in vele van deze Centraal-Aziatische gebieden plaats voor een autoritair beleid.8
7
G. Smith, The Nationalities Question in the post-Soviet States. Londen, Longman, 1996, pp.13-23. J.W. Bezemer en M. Jansen, Een geschiedenis van Rusland van Rurik tot Poetin. pp.323-336 en pp.338-348. Z.R. Dittrich en A.P. Van Goudoever, De geschiedenis van de Sovjet-Unie. pp.234-239 en pp.241-242. 8 A.M. Khazanov, After the USSR - Ethnicity, Nationalism and Politics in the Commonwealth of Independent States. Wisconsin, The University of Wisconsin Press, 1995, pp.115-123. 10
1.2
De Centraal-Aziatische landen
1.2.1
Oezbekistan Het Oezbeekse beleid kwam na de val van de Sovjet-Unie terecht in de handen van
de voormalige eerste secretaris van de CPSU, Islam Karimov (geb. 1938). Net zoals de meeste andere Centraal-Aziatische staten keerde hij de communistische ideologie de rug toe en legde hij de nadruk op het nationalisme. De voormalige communistische partij kreeg een nieuwe naam: “Democratische Partij van het Volk”. Het parlement bleef echter zwak en de politieke oppositie werd de mond gesnoerd. Een autoritair regime werd dan ook gevestigd. President Karimov verantwoordde zijn beleid door te wijzen op de gevaren van een zwak beleid. Een dergelijk beleid zou de conflicten tussen de verschillende etniciteiten in het land niet onder controle kunnen houden en de stabiliteit in de regio in gevaar brengen. Bovendien kende de economie van het land, na het wegvallen van de Sovjetsteun, zware problemen. Geleidelijke hervormingen vonden plaats, maar een ontwikkeling in de richting van een volledige markteconomie werd niet doorgevoerd. Toch kende de economie enige vooruitgang. Karimov slaagde er bovendien in de stabiliteit in het land te doen
wederkeren
en
de
inwoners
toegang
te
verlenen
tot
de
belangrijkste
basisvoorzieningen. Dit alles zorgde ervoor dat het land in een vrij stabiele situatie verkeerde en zolang dit bleef aanhouden, diende een dreiging voor het regime van Karimov zich niet onmiddellijk aan. Tot op vandaag regeert president Karimov dan ook nog steeds het land.9 1.2.2
Kazakstan Net zoals in Oezbekistan, ligt ook de leiding van Kazakstan in handen van een
voormalige communistische leider, genaamd Nursultan Nazarbayev (geb. 1940). President Nazarbayev regeert sinds 1991, net als zijn Oezbeekse collega, op autoritaire wijze het land en onderdrukt de oppositie stevig. Ook hij verdedigt zijn strenge beleid door te wijzen op de nood aan sociale stabiliteit en het indijken van de inter-etnische conflicten. De economie in het land presteert ondermaats en de milieuverontreiniging, in hoofdzaak veroorzaakt door nucleaire wapens is immens, maar toch is er voldoende steun en
9
G. Smith, The Nationalities Question in the post-Soviet States, pp.334-346. P. Kubicek, “Authoritarianism in Central Asia: Curse or Cure?”, Third World Quarterly, Vol.19, Nr.1, maart 1998, pp.31-33. A. Hyman, “Moving out of Moscow’s Orbit: The outlook for Central Asia”, International Affairs, Vol.69, Nr.2, april 1993, pp.292-294. J. Rupert, “Dateline Tashkent: Post-Soviet Central Asia”, Foreign Policy, Nr.87, zomer 1992, pp.187-188. 11
stabiliteit onder president Nazarbayevs heerschappij om tot op heden aan de macht te blijven.10 1.2.3
Kyrgystan Kyrgystan wordt in tegenstelling tot de twee voorgaande Centraal-Aziatische landen
in het Westen niet beschouwd als een autoritair regime, maar als het meest democratische land binnen het Centraal-Aziatische gebied. President Askar Akayev (geb. 1944) leidde tussen 1991 en 2005 het land en voerde op politiek en economisch vlak een vrij liberaal beleid. Zo werd de oppositie relatief vrij gelaten en was de privatisering vrij groot. Maar een verslechtering van de economische situatie en een groeiende oppositie, voornamelijk in het parlement, dat nog steeds overheersend communistisch was en zich dan ook sterk verzette tegen Akayevs voorstellen, dwongen Akayev er toe drastische maatregelen te nemen. Hij ontbond het parlement en kondigde in 1995 nieuwe parlementsverkiezingen aan. Tegelijkertijd vergrootte hij zijn macht aanzienlijk. Maar wanneer ook het nieuw verkozen parlement hoofdzakelijk uit communistische leden bleek te bestaan, zag Akayev zich genoodzaakt nog meer de macht naar zich toe te trekken en zich te begeven in de richting van een autocratisch regime. Wanneer er echter in 2005 opnieuw parlementsverkiezingen werden uitgeschreven en deze gewonnen werden door Akayev en zijn aanhangers, braken heuse onlusten uit in het gebied. Volgens de oppositie en de internationale waarnemers zouden de verkiezingen niet eerlijk verlopen zijn en was er sprake van vervalsing. Een ware volksopstand barstte los en tussen februari 2005 en april 2005 was het land dan ook in de ban van de Tulpenrevolutie. 11 President Akayev werd afgezet en zijn opvolger Kurmanbek Bakijev (geb. 1949) werd aangesteld. Na de aanstelling van Bakijev in 2005, verkeerde het land allerminst in een stabiele situatie. Er traden geregeld onlusten op en Bakijev werd meerdere keren tot ontslag aangezet. Hij wist echter steeds zijn macht te behouden en bestuurt tot op vandaag het land.12
10
G. Smith, The Nationalities Question in the post-Soviet States, pp.318-330. P. Kubicek, “Authoritarianism in Central Asia: Curse or Cure?”, pp.34-36. J. Rupert, “Dateline Tashkent: Post-Soviet Central Asia”, pp.188189. 11 M. Kramer, “Kleurenrevoluties in de voormalige Sovjetunie - Ontluikende democratieën of Westerse Realpolitik?”, Internationale Spectator, Jaargang 61, Nr.10, oktober 2007, pp.494-495. 12 G. Smith, The Nationalities Question in the post-Soviet States, pp.385-404. P.Kubicek, “Authoritarianism in Central Asia: Curse or Cure?”, pp.36-38. J. Rupert, “Dateline Tashkent: Post-Soviet Central Asia”, pp.189190. 12
1.2.4
Tadjikistan Na het bereiken van de onafhankelijkheid in 1991, nam de communistische
president Rahmon Nabiyev (1930-1993), de macht in Tadjikistan over. Maar het verging de Tadjiken slecht, wanneer er in 1992 een burgeroorlog uitbrak tussen enerzijds een regio met voornamelijk communistische voorstanders en anderzijds een regio met voornamelijk islamitische militanten en nationalisten. Uiteindelijk slaagde de oppositie in 1992 erin president Nabiyev ontslag te laten nemen. Dit succes zou echter maar van korte duur zijn, want met de steun van de Russische Federatie en Oezbekistan, twee landen die liever geen islamitische staat als buur wensten, kwamen de communisten opnieuw aan de macht eind 1992. Nabiyevs opvolger, Emomali Rakhmonov (geb. 1952) werd de nieuwe leider van het land. In de daaropvolgende periode was er dan ook enige stabiliteit terug te vinden in het gebied. Maar de economie, die ernstig had geleden onder deze burgeroorlog, was in een erbarmelijke toestand. Tadjikistan wordt dan ook beschouwd als één van de armste landen van Centraal-Azië en zelfs als één van de armste ter wereld.13 Op basis van deze informatie kan men dan ook besluiten dat de Centraal-Aziatische staten, alle in grote mate autoritaire regimes zijn, die nog ver afstaan van een democratie. Oppositiepartijen, het parlement en rechtbanken staan er erg zwak, verkiezingen zijn er meestal dubieus en alle macht ligt er in de handen van één man, namelijk de president. Het vasthouden aan de traditionele structuren van familie- of stamrelaties, het lage economische niveau en de geringe politieke interesse van de bevolking dragen alle bij tot het in stand houden van deze autoritaire structuren. Ondanks de logische nadelen14 van een autocratie, zou echter ook de ontwikkeling in de richting van een democratie risico’s met zich meebrengen. In de eerste plaats zouden de verschillende politieke partijen, die zich zouden vormen op basis van etnische breuklijnen tot een compromis moeten komen. Wanneer deze overeenkomst niet zou worden bereikt, zou de stabiliteit in het land sterk onder druk komen te staan. Maar ondanks alle negatieve kanten mag men niet vergeten dat deze autoritaire regimes toch ook enige vooruitgang in deze regio hebben teweeggebracht. Om een geleidelijke democratisering op gang te brengen moet men dan ook in eerste instantie pogen om de aanhoudende problemen op onder andere economisch vlak op te lossen. Eenmaal deze belemmerende factoren zich in de juiste
13
G. Smith, The Nationalities Question in the post-Soviet States, pp.385-404. P. Kubicek, “Authoritarianism in Central Asia: Curse or Cure?”, pp.367-383. A. Hyman, “Moving out of Moscow’s Orbit: The outlook for Central Asia”, pp.291-292. J. Rupert, “Dateline Tashkent: Post-Soviet Central Asia, pp.191-192. 14 P. Kubicek, “Authoritarianism in Central Asia: Curse or Cure?”, pp.38-42. 13
richting ontwikkelen, zullen de condities voor het verder evolueren naar een democratie hopelijk gunstiger zijn.15
1.3
De Russische Federatie Na de breuk van de Sovjet-Unie, lag ook voor de Russische Federatie het
democratische pad open. Maar ook hier verliep de overgang naar een democratie niet van een leien dakje en kwamen vroegere communistische structuren op geregelde tijdstippen opnieuw aan de oppervlakte. Zo eigende de Russische Federatie onder leiding van president Boris Jeltsin, zich tal van vroegere Sovjet-structuren en middelen toe. De Russische Federatie erfde onder andere het grootste deel van het Sovjet-leger, inclusief de kernwapens, en nam de permanente zetel van de Sovjet-Unie in de VN Veiligheidsraad 16 over. Toch probeerde men ook komaf te maken met de voormalige communistische ideologie door allerlei communistische standbeelden te verwijderen en straat- en plaatsnamen die deden terugdenken aan het communistische verleden te wijzigen. Maar ondanks al deze veranderingen bleef de communistische geest enigszins hangen. De heersende elite was in grote mate nog dezelfde als ten tijde van de SovjetUnie en de meeste Sovjet-instellingen leefden verder, enkel hun naam veranderde. Jeltsins ambities waren niet gering: de nieuwe president hoopte de Russische Federatie om te vormen tot een welvarende markteconomie die gerespecteerd zou worden in het internationale bestel. Dat dit niet zonder enige moeite kon worden bereikt, spreekt dan ook voor zich. In de eerste jaren van Jeltsins economisch hervormingsplan, leidde de bevolking dan ook zwaar, was de corruptie groot en de oppositie sterk. Toch slaagde Jeltsin erin om ondanks alle tegenwind ook een tweede termijn 17 als president aan te vatten en uiteindelijk begon ook de economie een lichte groei te vertonen. Echter, in 1998 beleefde de Russische economie een dieptepunt door de zware schuldenlast die het land
15
Ibidem, pp.38-42. De “Verenigde Naties” of VN is een internationale organisatie die in 1945 werd opgericht en die ondermeer het behoud van internationale vrede en veiligheid, de ontwikkeling van vriendelijke relaties tussen landen en de promotie van mensenrechten als doelstelling heeft. De organisatie telt momenteel 192 lidstaten. De Veiligheidsraad is het hoogste orgaan binnen deze organisatie en heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het handhaven van de internationale vrede en veiligheid. Deze raad bestaat uit vijftien leden, waarvan vijf permanente leden: de VRC, Frankrijk, de Russische Federatie, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten Cf. http://www.un.org/en/aboutun/index.shtml, 20/05/09. http://www.un.org/sc/members.asp, 20/05/09. 17 Volgens de Russische grondwet worden om de vier jaar presidentsverkiezingen voor de Staatsdoema (= het Lagerhuis, de opvolger van de “Opperste Sovjet”) gehouden en mag men zich na twee opeenvolgende ambtstermijnen niet nog een keer kandidaat stellen. Cf. J.W. Bezemer en M. Jansen, Een geschiedenis van Rusland van Rurik tot Poetin. p.357, p.361 en p.395. 16
14
had opgebouwd.18Jeltsin kan dan ook beschouwd worden als de man van de verandering, maar tevens ook van de continuïteit, door het behoud van de communistische invloed. In 1999, net voor het einde van zijn tweede ambtstermijn, schoof Jeltsin zijn opvolger Vladimir Poetin (geb. 1952) naar voor. Poetin won de presidentsverkiezingen en was sinds maart 2000 Jeltsins officiële opvolger. Echter, onder Poetins presidentschap, verstrengde het Russische beleid opnieuw en overheerste een krachtig gezag. De oppositie werd steeds meer gecontroleerd en de pers werd nauwlettend in de gaten gehouden. Van een verdere democratisering was er dan ook niet echt sprake. Op economisch vlak boekte Poetin wel vooruitgang en na de economische achteruitgang onder Jeltsins beleid, slaagde de Russische Federatie er zelfs in toe te treden tot de top tien van de belangrijkste wereldeconomieën.19 Van een echte economische liberalisering kan echter geen sprake zijn, aangezien Poetin de staatscontrole op de bedrijven opnieuw verstevigde. Na zijn tweede ambtstermijn die begon in 2004 was het in 2008 tijd voor Poetin om een opvolger te zoeken die de huidige status-quo kon bewaren. Dmitri Medvedev (geb. 1965), een beschermeling van Poetin, werd naar voor geschoven en won dan ook de presidentsverkiezingen van 2008. Poetin werd aangesteld als de nieuwe premier van de Russische Federatie en samen met president Medvedev, die zijn carrière aan Poetin te danken had, bestuurt hij dan ook verder het land. Men kan zich dan ook afvragen wanneer Poetins tijdperk ten einde zal komen en wanneer dat van Medvedev kan beginnen.20
1.4
De Volksrepubliek China De laatste SCO-lidstaat tenslotte is de Volksrepubliek China. In tegenstelling tot de
meeste ex-Sovjetlanden bleef in dit land, ook midden jaren 80-90, het communisme nog steeds domineren. De vrees voor de ondergang van de communistische ideologie na de val van de Sovjet-Unie bleek dan ook ongegrond te zijn. Dit was ondermeer te danken aan de economische ontwikkeling die het land onder de communistische heerschappij had gekend en de grote loyaliteit van het Chinese Volksbevrijdingsleger. Maar na de dood van Mao Zedong 毛泽东 (1893-1976), China’s leider van bij het ontstaan van de VRC op 1 oktober 1949 tot bij zijn dood op 9 september 1976, kwam de stabiliteit van het land in het gedrang. De opvolgingskwestie bleek namelijk niet vlekkeloos te verlopen. Twee
18
Meer uitleg over de Russische economie ten tijde van Jeltsin, Cf. Ibidem, pp.350-353 en pp.359-360. Meer uitleg over de Russische economie ten tijde van Poetin, Cf. Ibidem, pp.376-380. 20 Ibidem, pp.349-398. 19
15
rivaliserende kampen binnen de Chinese Communistische Partij (CCP) (Zhongguo Gongchandang 中国共产党), de radicalen onder leiding van de Bende van Vier (Si Ren Bang 四人帮) 21 en de gematigden met ondermeer Deng Xiaoping 邓小平(1904-1997), streefden beide naar de macht. Uiteindelijk werd Hua Guofeng 华国锋 (1921-2008) in 1976 Mao’s opvolger, een figuur die voor beide kampen aanvaardbaar zou moeten zijn. Na de arrestatie van de Bende van Vier op 6 oktober 1976, taande de macht van de radicalen aanzienlijk en kon men zich opnieuw volop concentreren op het stabiliseren en het verder uitbouwen van het land. Geleidelijk aan begon ook de macht van Deng Xiaoping opnieuw te groeien, nadat hij in 1977 gerehabiliteerd werd. 22 In 1978 zag de nieuwe leiding van de VRC er dan ook als volgt uit: Hua Guofeng werd de nieuwe secretaris-generaal van de CCP en tevens premier van de VRC, terwijl Deng Xiaoping aangeduid werd als vice-premier en vice-secretaris-generaal van de CCP, een functie die hij deelde met minister van defensie Ye Jianying 叶剑英 (1897-1986).23 Naast de machtsstrijd volgend op Mao’s dood, zorgde de politieke instabiliteit eveneens voor een sterke achteruitgang van de economie. Met de aanstelling van deze nieuwe leiders keerde de stabiliteit terug en kon men dan ook volop beginnen aan de hernieuwde opbouw van de Chinese economie. Speciale aandacht zou worden besteed aan landbouw, industrie, defensie, wetenschap en technologie, beter gekend als de Vier Moderniseringen (Si Ge Xiandaihua 四个现代化) . Een idee dat reeds eerder door Zhou Enlai 周恩来 (1898-1976), Chinees premier in de periode 1949-1976, werd geïnitieerd. Een tienjarenplan, waarin deze Vier Moderniseringen zouden worden ontwikkeld, werd dan ook gelanceerd in 1976. Bovendien groeide het besef dat het uitvoeren van deze moderniseringen binnen de huidige centrale planning een moeilijk te verwezenlijken opdracht zou worden en dat een geleidelijke versoepeling naar een vrije markteconomie noodzakelijk was. Een volledige doorvoering van een vrije markt volgde er echter niet en er vormde zich een gemengd beleid dat de nadruk bleef leggen op planificatie, maar dat
21
Een groep radicalen bestaande uit Mao’s vrouw Jiang Qing 江青(1914-1991), Wang Hongwen 王洪文 (1935-1992), Zhang Chunqiao 张春桥 (1917-2005) en Yao Wenyuan 姚文元 (1931-2005). De groep werd op 6 oktober 1976 gearresteerd, nadat ze verdacht werden van het voorbereiden van een staatsgreep. Cf. Kwam Ha Yim, China since Mao. Londen, The Macmillan Press, 1980, pp.33-37. Cf. I.C.Y, Hsü, The Rise of Modern China. Oxford, Oxford University Press, 2000, pp.768-773 en pp.817-824. 22 Deng Xiaoping viel ten tijde van de Culturele Revolutie (1966-1976) in ongenade bij de CCP, in 1976 werd hij gerehabiliteerd. Eén jaar later viel hij echter opnieuw in ongenade, dit werd gevolgd door een tweede rehabilitatie in 1977. M. Dillon, China-A Cultural and Historical Dictionary. Richmond, Curzon, 1998, p.76. 23 R. Baum, “Political Stability in Post-Deng China: Problems and Prospects.”, Asian Survey, Vol.32, Nr.6, juni 1992, pp.491-494. Kwam Ha Yim, China since Mao. pp.27-60. I.C.Y, Hsü, The Rise of Modern China. pp.763-782. 16
eveneens privé-initiatief en marktmechanismen toeliet. Om een verdere evolutie in de economie te bekomen en een grotere modernisering te verwezenlijken was overigens ook de openstelling van de grenzen vereist. Het vergaren van buitenlandse technologie, kennis, kapitaal etc. was nodig voor de ontwikkeling van het land. De socialistische markteconomie met Chinese karakteristieken (Zhongguo Tese de Shehuizhuyi Shichang Jingji 中国特色的社会主义市场经济) kende dan ook zijn aanvang. Deze hervormingen en de openstelling van de grenzen wierpen al snel hun vruchten af. De levensstandaard van de bevolking verhoogde en een meer ontspannen en open samenleving was het gevolg. Maar naast de voor de hand liggende voordelen van een grotere economische welvaart bracht deze modernisering echter eveneens een aantal problemen met zich mee. Zo steeg de inflatie en nam de werkloosheid toe, nu meer en meer de nadruk werd gelegd op de efficiënte werking van bedrijven en aldus talloze banen werden geschrapt. Bovendien werd ook de kloof tussen de stad en het platteland steeds groter, aangezien de grootste aandacht werd besteed aan de uitbouw van de industrie en de belangrijkste industrieën zich concentreerden in de verstedelijkte gebieden. De openstelling van de grenzen zorgde er eveneens voor dat buitenlandse ideeën hun intrede deden en dat de Chinese communistische waarden aanzienlijk op de proef werden gesteld. De vraag naar democratie, als zijnde een voorwaarde voor modernisering, groeide. Tal van protesten ter ondersteuning van de democratisering ontstonden met als hoogtepunt de protesten op het Tian’anmenplein (Tiananmen Guangchang 天安门广场) in 1989. Deze werden op hun beurt op 4 juni 1989 op gewelddadige wijze een halt toegeroepen.24 Eind jaren 80 werd Hu Yaobang 胡耀邦(1915-1989), Hua Guofengs opvolger als secretaris-generaal van de CCP in 1979, op zijn beurt uit zijn functie ontheven en opgevolgd door Zhao Ziyang 赵紫阳 (1919-2005). Li Peng 李 鹏 (geb. 1928) volgde eveneens in 1987 Zhao Ziyang, Hua Guofengs opvolger als premier in 1979, op. Deng Xiaoping tenslotte werd verkozen tot hoofd van de Centrale Militaire Commissie (Zhongyang Junshi Weiyuanhui 中央军事委员 会 ). In 1989 volgde Jiang Zemin 江 泽 民 (geb. 1926), diezelfde Zhao Ziyang op als secretaris-generaal van de CCP. Deng Xiaoping zelf legde in 1990 zijn laatste officiële functie af maar bleef echter tot aan zijn dood een belangrijke invloed uitoefenen op het Chinese politieke leven. Zhu Rongji 朱镕基 (geb. 1928) verwierf in 1998 het ambt van premier in opvolging van Li Peng. Met de benoeming van Jiang Zemin als secretaris-
24
Voor verdere informatie met betrekking tot deze protesten, Cf. I.C.Y., Hsü, The Rise of Modern China. pp.926-940. 17
generaal van de CCP en hoofd van de Centrale Militaire Commissie trad er opnieuw een periode van stabiliteit aan. Bovendien bekleedde hij ook de functie van president van de VRC (Zhonghua Renmin Gongheguo Zhuxi 中华人民共和国主席), een ambt dat in 1982 opnieuw in het leven werd geroepen, nadat het volgend op de dood van voorzitter Mao (Mao Zhuxi 毛主席) was afgeschaft. De socialistische markteconomie kon zich dan ook volop verder ontwikkelen. In 2003 verving Hu Jintao 胡锦涛(geb. 1942), Jiang Zemin in zijn functies van secretaris-generaal van de CCP, hoofd van de Centrale Militaire Commissie en president van de VRC. Tot op heden bekleedt Hu nog steeds deze functies en wordt hij daarin bijgestaan door premier Wen Jiabao 温家宝 (geb. 1942). In recente jaren kent de VRC nog steeds een groeiende economische ontwikkeling en is het land er in geslaagd uit te groeien tot één van de machtigste economieën ter wereld. De communistische ideologie daarentegen heeft sterk aan invloed ingeboet en ruimde plaats voor de ideologie van het geld. Een evolutie naar een ware democratie daarentegen, lijkt, net zoals in alle overige SCO-lidstaten, nog niet onmiddellijk aan de orde te zijn. Al is een geleidelijke ontwikkeling in de richting van een verdere democratisering wel merkbaar.25
Figuur 3: Kaart van de SCO-lidstaten en de SCO-waarnemers, Cf. T. Lagrange, “De Shanghai Cooperation Organization: een papieren tijger of de NAVO van het Oosten?”, p.3.
25
J.S., Prybyla, “Economic Reform of Socialism:The Dengist Course in China.”, Annals of the American Academy of Political and Social Science, Vol.507, januari 1990, pp.113-117. I.C.Y., Hsü, The Rise of Modern China. pp.803-814, pp.841-869, pp.888-901 en pp.942-959. Kwam Ha Yim, China since Mao. pp.61-76 en pp.183-197. 18
2
De SCO van naderbij bekeken
2.1
De oorsprong van de SCO De Shanghai Cooperation Organisation, is een intergouvernementele organisatie
die zowel de Centraal-Aziatische landen Kazakstan, Kyrgystan, Oezbekistan en Tadjikistan als de twee grootmachten de VRC en de Russische Federatie omvat. Op 15 juni 2001 zag deze organisatie het levenslicht als opvolger van de “Shanghai Five” (Shanghai Wu Guo Jizhi 上海五国机制). Deze voormalige organisatie ontstond op haar beurt met de ondertekening van twee verdragen. Het eerste verdrag aangaande het verdiepen van het militaire vertrouwen in de grensgebieden werd in april 1996 in Shanghai door de staten Kazakstan, Kyrgystan, Tadjikistan, de Russische Federatie en de VRC ondertekend. Het tweede verdrag aangaande het verminderen van de militaire aanwezigheid in de grensgebieden werd in april 1997 in Moskou door diezelfde vijf landen ondertekend. De “Shanghai Five” hoopte op deze manier het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te versterken en de grensgebieden te demilitariseren. Geleidelijk aan breidde de “Shanghai Five” zijn doelstellingen uit en poogde het ook op politiek, economisch en veiligheidsvlak een samenwerking tot stand te brengen. Wanneer in 2000 Oezbekistan dan ook nog eens wenste toe te treden, trad de “Shanghai Five” in 2001 een nieuw tijdperk binnen en veranderde deze organisatie haar naam naar de Shanghai Cooperation Organisation. In 2002 ondertekenden de lidstaten het SCO-Handvest 26 , waarin de verdere uitwerking van de organisatie op vlak van structuur, doelstellingen, etc. duidelijk werd geformuleerd.27
2.2
Structuur van de SCO De institutionele structuur van de SCO omvat twee permanente organen: het
Secretariaat (Mishuchu 秘书处) en de Regionale Anti-Terreur Structuur (RATS) (Diqu Fankongbu Jigou 地区反恐 怖机 构 ). Daarnaast beschikt de SCO eveneens over een mechanisme van bijeenkomsten waarbinnen de bijeenkomst van de Raad van
26
Voor het volledige SCO-Handvest dat op 7 juni 2002 in Sint-Petersburg (Russische Federatie) werd ondertekend, Cf. http://english.scosummit2006.org/en_bjzl/2006-04/20/content_98.htm, 11/05/09. 27 http://www.fmprc.gov.cn/eng/topics/sco/t57970.htm, 05/11/08. A.J.K. Bailes en P. Dunay, “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, SIPRI, Nr.17, Mei 2007, pp.3-8. Wang Guifang 王桂芳, “Shanghai Hezuo Zuzhi yu Diqu Anquan, 上海合作组织与地区安全(De SCO en de regionale veiligheid)”, pp.11-12. 19
Staatshoofden (Yuanshou Lishihui 元首理事会) hiërarchisch de belangrijkste blijkt te zijn, zoals te zien is in het organigram in figuur 4 op pagina 21. Het SCO-Secretariaat dat gevestigd is in Beijing, werd in het leven geroepen om onder andere steun te bieden aan de SCO-activiteiten op organisatorisch en technisch vlak, om SCO-documenten te bestuderen en uit te voeren en om raad te geven in verband met budgettering. Het hoofd van dit secretariaat wordt aangesteld door de Raad van Staatshoofden. Op basis van een rotatiesysteem wordt uit één van de lidstaten een secretaris aangesteld. Deze bekleedt een ambtstermijn van drie jaar. Na afloop kan dezelfde lidstaat niet nogmaals aansluitend een secretaris afvaardigen.28 Het tweede permanente orgaan van de SCO, de Regionale Anti-Terreur Structuur, is gevestigd in de Oezbeekse hoofdstad Tashkent en heeft als doel de activiteiten van de lidstaten wat betreft terrorisme, extremisme en separatisme te coördineren. Dit orgaan wordt verder opgedeeld in een raad en een uitvoerend comité. De raad heeft de leiding in handen en is tevens het beslissingsorgaan van de RATS. Deze raad bestaat uit de leiders van de veiligheidsdepartementen van elke lidstaat. Het uitvoerend comité daarentegen staat in voor de werkelijke implementering van deze beslissingen. De leider van dit comité wordt net zoals de leider van het Secretariaat aangesteld door de Raad van Staatshoofden voor een periode van drie jaar.29 Naast deze twee permanente organen, wordt de SCO eveneens gestuurd door vergaderingen van verschillende raden die op welbepaalde tijdstippen samenkomen. De Raad van Staatshoofden blijkt daarbinnen hiërarchisch het belangrijkste SCO-orgaan te zijn. Deze raad staat in voor het bepalen van de belangrijkste aandachtspunten van de SCO en geeft de richting aan waarin de organisatie moet evolueren. De raad komt één maal per jaar samen in een lidstaat. Alle lidstaten komen aan bod op basis van een rotatiesysteem. Het gastland waarin de samenkomst wordt gehouden vaardigt eveneens, gedurende één jaar, de leider van deze raad af. Een tweede raad vormt de Raad van Regeringshoofden (Zhengfu Shounao Lishihui 政府首脑理事会 ). Deze raad keurt het budget goed en bestudeert de samenwerking van de SCO-lidstaten, voornamelijk op 28
Volledige taakomschrijving van het SCO-Secretariaat, Cf. http://www.sectsco.org/EN/secretariat.asp, 14/03/09. http://www.fmprc.gov.cn/eng/topics/sco/t57970.htm, 05/11/08. Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol. 4, Nr. 3, 2006, pp.110-111. 29 Volledige taakomschrijving van de RATS, Cf. http://www.sectsco.org/EN/AntiTerrorism.asp, 14/03/09. http://www.fmprc.gov.cn/eng/topics/sco/t57970.htm, 05/11/08. Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead”, pp.110-111. 20
economisch vlak. Ook deze raad komt één keer per jaar samen. De twee laatste belangrijke organen van de SCO zijn, de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken (Waijiaobuzhang Lishihui 外 交 部 长 理 事 会 ) en de Raad van Nationale Coördinatoren (Guojia Xietiao Weiyuan Lishihui 国家协调委员理事会). De Raad van de Ministers van Buitenlandse Zaken bestudeert eventuele problemen met betrekking tot de actuele SCOactiviteiten en lost deze op en bereidt de samenkomst van de Raad van Staatshoofden voor. Deze raad wordt gedurende één jaar geleid door de minister van buitenlandse zaken van het gastland waar de vergadering van de Raad van Staatshoofden plaatsvindt. Deze minister heeft eveneens de bevoegdheid om in naam van de SCO buitenlandse betrekkingen aan te gaan. De Raad van Nationale Coördinatoren tenslotte behandelt de doordeweekse activiteiten van de SCO en staat in voor de coördinatie tussen de verschillende lidstaten. Deze raad komt minstens drie maal per jaar samen. De leider van deze raad is net zoals deze van de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken afkomstig van het gastland waar de bijeenkomst van de Raad van Staatshoofden plaatsvindt en kan mits toestemming van de leider van de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken de SCO in het buitenland vertegenwoordigen. Naast al deze raden zijn er nog tal van andere raden waarbinnen besprekingen over cultuur, onderwijs, defensie etc. plaatsvinden. De bovenvermelde raden zijn echter deze die van het grootste belang zijn voor de werking van de SCO.30
Figuur 4: Organigram van de SCO Cf. http://www.sectsco.org/EN/frame.asp, 06/04/09.
30
http://www.sectsco.org/EN/brief.asp, 14/03/09. http://www.fmprc.gov.cn/eng/topics/sco/t57970.htm, 05/11/08. Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead”, pp.110-111. 21
2.3
Doelstellingen van de SCO De SCO werd in 2001 in het leven geroepen om het wederzijdse vertrouwen in de
regio te versterken, om goede relaties op te bouwen met de buurlanden, om op politiek, economisch en handelsvlak etc. samenwerking op te bouwen en om de regionale veiligheid en stabiliteit te garanderen. Deze samenwerking hoopten de SCO-lidstaten te bekomen door te steunen op de principes van hun voorganger, de “Shanghai Five”. Wederzijds vertrouwen, wederzijds voordeel, samenwerking, gelijkheid, respect voor andere culturen en een gemeenschappelijke ontwikkeling zijn dan ook de grondbeginselen die door de verschillende lidstaten hoog in het vaandel worden gedragen en omschrijven dan ook de filosofie van de “Shanghai Five”, de “Shanghai Spirit”.31 Het garanderen van de regionale veiligheid en de economische samenwerking vormen de twee belangrijkste doelstellingen van de SCO. De veiligheidssamenwerking, die reeds bij het ontstaan van de “Shanghai Five” een belangrijke rol speelde, blijkt ook in de SCO een hoofdrol te spelen. Net zoals bij de “Shanghai Five” wordt ook nu de veiligheid aan de grenzen als een belangrijk te verwezenlijken doel beschouwd. De SCO werd dan ook, in navolging van de “Shanghai Five”, in eerste instantie opgericht om de grensdisputen tussen de verschillende lidstaten in de kiem te smoren. Naast deze oude geschillen heeft de SCO eveneens als doel om aan nieuwe veiligheidsproblemen een oplossing te bieden. Voornamelijk aan de strijd tegen het separatisme, het extremisme en het terrorisme wordt grote aandacht besteed. Dat blijkt onder andere uit de ondertekening van de “Shanghai Conventie ter bestrijding van het terrorisme, het separatisme en het extremisme” in 2001 bij de stichting van de SCO. 32 Naast het bestrijden van deze drie “boosaardige krachten” (San Ge Eshili 三个恶势力), wordt eveneens aandacht besteed aan de strijd tegen de drugshandel, de internetsabotage, etc. De RATS die in 2004 werd opgericht, coördineert deze strijd en doet dienst als analyserend centrum van waaruit informatie wordt vergaard over deze onderwerpen. Sinds 2002 houdt de SCO bovendien gezamenlijke militaire oefeningen met de verschillende lidstaten om de veiligheid nog beter te garanderen. De gezamenlijke militaire oefening “Peace Mission 2007”33, die in
31
http://www.fmprc.gov.cn/eng/topics/sco/t57970.htm, 05/11/08. A.J.K. Bailes en P. Dunay, “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, pp.6-8. 32 Voor de volledige opsomming van de “Shanghai Conventie”, Cf. http://english.scosummit2006.org/en_bjzl/2006-04/20/content_87.htm, 11/05/09. 33 Deze vredesmissie vond plaats tussen 9 en 17 augustus 2007, deels in Xinjiang (VRC) en deels in Chelyabinsk (Russische Federatie). Cf. M. De Haas, “Peace Mission 2007 Exercises: The Shanghai 22
2007 werd gehouden, was een teken van waar machtsvertoon met maar liefst 7500 soldaten en meer dan 1200 wapens.34 Naast de regionale veiligheid is de economische samenwerking tussen de lidstaten een tweede belangrijke doelstelling binnen de SCO. Dat beide nauw met elkaar verbonden zijn blijkt uit het feit dat wanneer het economisch slecht gaat, de regionale veiligheid moeilijk te garanderen is, terwijl in een economisch gunstig klimaat, deze veiligheid wel voor een groot deel verzekerd is. Binnen de SCO-lidstaten zou de ongelijkheid in economische vooruitgang dan ook wel eens een veiligheidsprobleem kunnen vormen. De Centraal-Aziatische republieken hinken namelijk sterk achterop in vergelijking met de economische ontwikkeling van de Russische Federatie en de VRC. De SCO-lidstaten vrezen er bovendien voor dat wanneer de stabiliteit in één land onder druk komt te staan, de onrust zich snel zal verspreiden naar de omringende landen. Om de economische ontwikkeling te bevorderen werd in 2005 de Interbank-Associatie (Yinhang Lianheti ) opgericht, die instaat voor het verlenen van fondsen voor gezamelijke economische projecten. Om de economische samenwerking tussen de SCO-lidstaten een duw in de rug te geven, werd in 2006 de Business Council (Shiyejia Wenyuanhui ) opgericht. De nadruk op economische samenwerking tenslotte betreft voornamelijk de ontwikkeling van de energiesector. Zowel de Centraal-Aziatische republieken als de Russische Federatie beschikken over grote energiebronnen terwijl de VRC een grote energievrager is. Onder Russische invloed werd dan ook op 3 juli 2007 de Energieclub (Nengyuan Julebu
) opgericht. Hierbinnen zullen de verschillende SCO-
lidstaten pogen vraag en aanbod meer op elkaar af te stemmen en tevens ook proberen de veiligheid van deze energiebronnen te versterken ondermeer door een betere beveiliging van de pijpleidingen.35
Cooperation Organisation Advances.”, Advanced Research and Assessment Group of the Defence Academy of the United Kingdom, september 2007, pp.1-15. 34 Wang Guifang 王桂芳, “Shanghai Hezuo Zuzhi yu Diqu Anquan, 上海合作组织与地区安全(De SCO en de regionale veiligheid)”, pp.11-12. http://www.fmprc.gov.cn/eng/topics/sco/t57970.htm, 05/11/08. A.J.K. Bailes en P. Dunay, “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, pp.20-25. 35 A.J.K. Bailes en P. Dunay, “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, pp.25-27. Liu Wenlong 刘文龙, Zeng Zhiliu 增枝柳 en Zhou Anfan 周安凡, “Shilun Shanghai hezuo zuzhi mianlin de kunjing 试论上海合作组织面临的困境 (Bespreken we de situaties waarmee de SCO geconfronteerd wordt.)”, Gui Hai Luncong 桂海论丛 (Gui Hai Tribune), Vol. 23, Nr.2, maart 2007, p.89. http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=51, 30/03/09. http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=52, 30/03/09. 23
2.4
De impact van 9/11 op de SCO Slechts drie maanden na het ontstaan van de SCO op 15 juni 2001 werd de wereld
opgeschrikt door de terroristische aanslagen van 11 september op de Amerikaanse WTCtorens en het Pentagon. Net zoals talloze andere landen veroordeelden ook de SCOlidstaten deze acties en boden ze hun medeleven aan de Amerikaanse bevolking aan. Deze gebeurtenis en de daaropvolgende Amerikaanse aanwezigheid in Afghanistan ten gevolge van de ”War on Terror”, die sinds oktober 2001 in het gebied wordt uitgevochten, hadden logischer wijze dan ook grote gevolgen voor de hoofdzakelijk in Centraal-Azië gelegen SCO-lidstaten. Niet alleen hadden de Russische Federatie en de VRC nu te maken met een derde grootmacht binnen hun invloedssfeer, ook een aantal zwakheden van de SCO werden door deze Amerikaanse aanwezigheid naar de oppervlakte gebracht.36 Zo werd het door de aanwezigheid van de Amerikaanse troepen duidelijk dat de SCO had gefaald in haar doelstelling tot het bewaren van de regionale veiligheid in het gebied. Net na de aanslagen verklaarde de SCO nauw te zullen samenwerken met andere landen en andere organisaties in de strijd tegen het terrorisme. Niet voor niets hadden de SCO-lidstaten namelijk reeds eerder de strijd tegen de drie “boosaardige krachten” op de agenda geplaatst. Met de ondertekening van de “Shanghai Conventie ter bestrijding van het terrorisme, het separatisme en het extremisme” op 15 juni 2001 werd dit nog eens verder benadrukt. Reële acties werden er echter niet ondernomen. Dit viel niet te verwonderen aangezien de SCO ten tijde van deze 11 september-aanslagen nog maar net in haar kinderschoenen stond en zowel het Secretariaat als de RATS nog niet opgericht waren. Deze aanslagen leidden wel tot het besef van de SCO-lidstaten dat concrete plannen voor het verder uitwerken van de organisatie vereist waren. Tijdens de SCO-top in Sint-Petersburg (Russische Federatie) in 2002 werden dan ook plannen voor de oprichting van de twee permanente organen, het Secretariaat en de RATS opgetekend. Ook het SCO-Handvest, waarin de verdere uitwerking van de organisatie werd
36
Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5; Achievements and Challenges Ahead.”, p.106. 24
geformuleerd, werd op deze bijeenkomst ondertekend. De Amerikaanse aanwezigheid maakte de SCO-lidstaten dan ook duidelijk dat dringend actie vereist was.37 Naast de zwakheden die ten gevolge van de Amerikaanse aanwezigheid naar de oppervlakte kwamen, bleek de vestiging van de Amerikaanse troepen op het CentraalAziatische grondgebied eveneens een aantal opportuniteiten met zich mee te brengen. Door de internationale aandacht die aan deze aanslagen werd besteed en de daaropvolgende internationale strijd tegen dit terrorisme werd de SCO ertoe aangezet zichzelf als organisatie verder te ontwikkelen en dringend slagkracht te creëren. Bovendien leidde de aanwezigheid van de Amerikaanse troepen aanvankelijk tot een grotere veiligheid in de regio waardoor de kansen op stabiliteit en ontwikkeling stegen. Dit bleek eveneens voordelig te zijn voor de SCO-lidstaten die in het gebied waren gevestigd. Ook de interesse van het buitenland werd door deze aanvankelijk grotere stabiliteit gewekt en de kans op investeringen steeg. In de strijd tegen het terrorisme lieten de buitenlandse troepen zich eveneens in met de bestrijding van andere criminele praktijken zoals de drugstrafiek, de wapensmokkel etc. Dit leidde niet tot het verdwijnen van deze praktijken maar diende hen wel een aanzienlijke klap toe. Wat het voor de SCO-lidstaten op hun beurt makkelijker maakte in de verdere bestrijding van deze praktijken. Men kan dan ook vaststellen dat de aanslagen van 11 september 2001 een grote impact op de SCO hadden en dat ze de lidstaten duidelijk lieten verstaan dat een dringende uitwerking van de organisatie vereist was en dat vooral in slagkracht diende geïnvesteerd te worden. 38
2.5
Toekomstige leden Tot op vandaag kent de SCO nog steeds zes volwaardige leden en zijn er niet
onmiddellijk plannen voor een uitbreiding van het aantal lidstaten. Dit blijkt ondermeer uit het ontbreken van een procedure voor de uitbreiding. Wel werden de “Voorschriften met betrekking tot waarnemers van de SCO”39 in 2004 goedgekeurd, waardoor Mongolië als eerste de status van waarnemer verwierf. Hier op volgend bereikten ook Iran, Pakistan en India de waarnemersstatus. Toch is een uitbreiding van de SCO niet ondenkbaar. Naarmate de SCO zich verder ontwikkeld en erin slaagt de lidstaten een meerwaarde te bieden omwille van hun SCO-lidmaatschap, zal het aantal landen dat wenst toe te treden 37
Pan Guang, “The Shanghai Cooperation Organization in the Context of International Antiterrorist Campaign.”, Central Asia and the Caucasus Journal of Political and Social Studies, Vol.21, Nr.3, 2003, pp.14. 38 Ibidem, pp.4-5. 39 Volledige opsomming van deze voorschriften, Cf. http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=65, 23/05/09. 25
tot de organisatie onvermijdelijk groeien. Bovendien werd reeds bij de stichting van de SCO gehamerd op het feit dat de SCO als organisatie openstaat voor andere landen in de regio die de principes van de SCO respecteren.40 Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de waarnemers op termijn uitgroeien tot volwaardige lidstaten van de SCO. De uitbreiding van de SCO zal in eerste instantie echter een zaak zijn die voornamelijk politiek geïnspireerd zal zijn en waarbij de voor- en nadelen van een eventuele toetreding grondig zullen worden bekeken. Daarnaast zullen toekomstige leden naar alle waarschijnlijkheid landen zijn die in de omgeving van de huidige SCO-lidstaten zijn gelegen.41 De toetreding van Iran zou een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren in de energievoorziening van de SCO door haar talloze energiebronnen. Maar haar nucleaire ontwikkeling zou dan weer een belangrijk probleem met zich meebrengen. Tal van Westerse landen streven er immers naar om het Iraanse kernprogramma op te doeken en een toetreding van Iran zou dan ook de relaties van de SCO met het Westen aanzienlijk belemmeren. Bovendien is er ook de aanwezigheid van terroristische groeperingen in het land en vormen de anti-Israëlische gevoelens van het Iraanse volk een punt van conflict. Daarenboven zijn ook de Centraal-Aziatische republieken gekant tegen een Iraanse toetreding. Ze vrezen niet alleen dat de toetreding van nieuwe leden hun invloed binnen de organisatie sterk zou verminderen, maar ze zijn ook bezorgd om een eventuele terugtrekking van de Westerse en dan voornamelijk Amerikaanse hulp, bij steun van de Iraanse zaak.42 Ook de toetreding van India en Pakistan, twee landen die omwille van de regio Kashmir op voet van oorlog met elkaar leven, zou de werking van de SCO wel eens kunnen bemoeilijken. Bovendien zijn ook deze landen in het bezit van kernwapens en zorgen de Pakistaanse banden met de Taliban 43 in buurland Afghanistan voor enige
40
In artikel 13 van het SCO-Handvest wordt verwezen naar een mogelijke uitbreiding van de SCO-lidstaten, Cf. http://english.scosummit2006.org/en_bjzl/2006-04/20/content_98.htm, 11/05/09. 41 Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead”, p.118. A.J.K. Bailes en P. Dunay, “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, pp.17-18. 42 A.A. Pikayev, “Enlarging the Shanghai Cooperation Organization: Is Iran a Viable Member?”, PONARS Eurasia Policy, Memo Nr.15, pp.1-5. S. Blank, “Russia tries tot expand the SCO’s membership.”, Central Asia-Caucasus Analyst, Vol.10, Nr.5, maart 2008, p.9. Liu Wenlong 刘文龙, Zeng Zhiliu 增枝柳 en Zhou Anfan 周安凡, “Shilun Shanghai hezuo zuzhi mianlin de kunjing 试论上海合作组织面临的困境 (Bespreken we de situaties waarmee de SCO geconfronteerd wordt)”, p.90. 43 Taliban betekent letterlijk theologische student in het Pashto, de taal van de Pashtun-bevolkingsgroep die zowel in Afghanistan als Pakistan leeft. In 1994 vormde er zich een beweging rondom deze studenten: de Taliban. Mullah Mohammed Omar (geb. 1959) wierp zich op tot leider van deze beweging. In 1996 kwam de Talibanbeweging aan de macht in Afghanistan en pasten ze er de moslimwet strikt toe. In 2001 werd dit 26
bezorgdheid binnen de SCO. Echter, na de aanslagen van 11 september 2001 veranderde Pakistan haar beleid en steunde ze niet langer het Taliban regime. Het land werd zelfs één van de belangrijkste gebieden in de wereldwijde strijd tegen het terrorisme. Na ondermeer de gedeeltelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen in Afghanistan ten gevolge van de VS oorlog in Irak, die in maart 2003 werd ingezet, hergroepeerde de Taliban zich en won de beweging opnieuw aan invloed. De Taliban verschalkte zich nu in de grensstreek tussen Afghanistan en Pakistan. De stabiliteit in de regio verslechterde door deze wankele situatie dan ook aanzienlijk. 44 Ondanks de aanwezigheid van de Taliban en extreme groeperingen binnen het land en de vele humanitaire, economische en sociale problemen zou een toetreding van Pakistan ook aanzienlijke voordelen met zich kunnen meebrengen. Zo kan Pakistan ondermeer op handelsvlak de toegang tot de zee verzekeren. Maar toch blijven de vele problemen het gebied in een negatief daglicht plaatsen.45 De toetreding van India, op haar beurt, zou de economische ontwikkeling van de SCO aanzienlijk vooruit kunnen helpen door haar spectaculaire groei. Bovendien zou deze toetreding de SCO op internationaal vlak nog belangrijker maken met naast de twee grootmachten, de VRC en de Russische Federatie, een derde economische reus India. De hechte banden tussen India en de Verenigde Staten (VS) daarentegen, zouden bij een Iraanse toetreding tot de SCO zware schade oplopen. Dit leidt dan ook tot enige terughoudendheid bij de Indische regering wat de toetreding tot de SCO betreft. Bovendien spelen ook de moeizame betrekkingen tussen de VRC en India een rol in deze terughoudendheid.46 Naast de SCO-waarnemers, streven ook andere landen naar het lidmaatschap van de SCO. Zo toont ondermeer Afghanistan interesse in een toetreding. Afghanistan wordt regime onder leiding van Amerikaanse troepen ten val gebracht. Cf. W.C. McWilliams en H. Piotrowski, The World since 1945, A History of International Relations, Londen, Lynne Rienner Publishers, 2005, pp.480481. 44 Na de gedeeltelijke terugtrekking van VS troepen in 2003 omwille van de VS oorlog in Irak, het falen van de Afghaanse regering, de belabberde economische toestand, de florerende drugshandel etc. groeit de onrust onder de Afghaanse bevolking. De Taliban op haar beurt weet van deze situatie te profiteren en wint opnieuw aan invloed. De Talibanstrijders hergroeperen zich nu in de grensstreek tussen Afghanistan en Pakistan, onder andere in de FATA-regio (Federal Administered Tribal Area). Verdere info over de situatie in dit grensgebied en de heropleving van de Taliban, Cf. T.H. Johnson, “On the Edge of the Big Muddy: The Taliban Resurgence in Afghanistan.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.2, 2007, pp.93-129. A.J. Tellis, “Pakistan and the War on Terror-Conflicted Goals, Compromised Performance.”, Carnegie Endowment for International Peace, 2008, pp.1-56. 45 R. Zeb, “Pakistan and the Shanghai Cooperation Organization.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.4, 2006, pp.55-59. Fazal-ur-Rahman, “Pakistan’s Evolving Relations with China, Russia, and Central Asia.”, Acta Slavica Laponica, Nr.16, 2007, p.211. 46 S. Blank, “Russia tries tot expand the SCO’s membership.”, p.10. Liu Wenlong 刘文龙, Zeng Zhiliu 增枝柳 en Zhou Anfan 周安凡, “Shilun Shanghai hezuo zuzhi mianlin de kunjing 试论上海合作组织面临的困境 (Bespreken we de situaties waarmee de SCO geconfronteerd wordt)”, p.90. Verdere info over de relatie tussen de VRC en India, Cf. L. Curtis en J. Tkacik, “ China and India: Thawing Relations Unlikely to Lead tot Strategic Relationship.”, Webmemo, Nr.1272, december 2006, pp.1-3. 27
binnen de SCO beschouwd als de primaire bron van de instabiliteit in de regio. De vrees voor een verspreiding van de drugshandel en de terroristische groeperingen binnen de overige SCO-lidstaten is dan ook groot. Anderzijds zou een toetreding van Afghanistan, de SCO de mogelijkheid bieden om dichter bij de bron van het kwaad te komen om zo op efficiëntere wijze het terrorisme en de drugshandel te bestrijden. Momenteel heerst er echter nog steeds onenigheid tussen de huidige lidstaten over welke landen eventueel zouden kunnen toetreden tot de SCO en welke dan weer niet. Zo is de Russische Federatie voorstander van een uitbreiding naar India toe, terwijl de VRC eerder voorstander is van een Pakistaanse uitbreiding. Ondanks het verbeteren van de betrekkingen met India, ziet de VRC de Indische macht toch liever beperkt tot het Indische subcontinent. Bovendien is de VRC reeds lange tijd de trouwe bondgenoot van Pakistan, India’s aartsrivaal.47 De Russische Federatie daarentegen, ziet in de toetreding van India dan weer een mogelijkheid om de Chinese dominantie te breken. Een daadwerkelijke groei van de SCO lidstaten biedt zich, zolang deze geschillen niet zijn opgelost, dan ook nog niet onmiddellijk aan.48
47
Meer info over de relatie tussen Pakistan en de VRC, Cf. Fazal-ur-Rahman, “Pakistan’s Evolving Relations with China, Russia, and Central Asia.”, pp.211-220. 48 A.J.K. Bailes en P. Dunay, “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, pp.17-20. R. Weitz, “SCO fails to solve its expansion dilemma.” Central Asia-Caucasus Analyst, Vol.9, Nr.18, 19 september 2007, pp.1-3. 28
3
Het Chinese perspectief met betrekking tot de SCO Wanneer men nu de Chinese drijfveren van de toetreding tot de SCO bekijkt en
onderzoekt wat de VRC hoopt te kunnen bereiken door dit lidmaatschap, dan ziet men dat deze hoofdzakelijk worden beïnvloed door twee belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis. Een eerste gebeurtenis met name de val van de Sovjet-Unie in 1991 en een tweede gebeurtenis vanaf de aanwezigheid van de VS in Centraal-Azië, volgend op de aanslagen van 11 september 2001.
3.1
Na de val van de Sovjet-Unie De val van de Sovjet-Unie en het ontstaan van de onafhankelijke Centraal-
Aziatische republieken aan de grenzen van het Chinese grondgebied, boden de VRC nieuwe kansen aan, onder andere tot het opbouwen van economische relaties met de Centraal-Aziatische regio, maar zorgden eveneens voor een confrontatie met een aantal nieuwe problemen. Zo groeide er binnen de VRC de vrees dat deze nieuwe staten, de stabiliteit in de regio en dan voornamelijk de stabiliteit aan de grens met de Oeigoerse Autonome Regio Xinjiang (Xinjiang Weiwu’erzu Zizhiqu 新疆维吾尔族自治区) 49, in gevaar zouden brengen. Het oplossen van de grensgeschillen met deze nieuwe staten en het creëren van goede relaties met de buurlanden was dan ook een prioriteit van het Chinese leiderschap. Anderzijds bracht het ontstaan van deze nieuwe staten een ideale gelegenheid met zich mee om de Chinese invloed in Centraal-Azië uit te breiden en nieuwe kansen aan te grijpen. De economische ontwikkeling en de opendeurpolitiek (Gaige Kaifang 改 革 开 放 ) van de VRC, die sinds eind jaren 70 een belangrijke rol speelden, bleken dan ook een grote impuls te hebben op het aangrijpen van deze nieuwe kansen. Bovendien groeide het Chinese besef dat men enkel een verdere economische ontwikkeling kon bereiken door te functioneren in een stabiele en veilige regio. Het uitbouwen van goede relaties met de nieuwe buurlanden was dan ook absoluut noodzakelijk.50
49
Autonome gebieden zijn één van de vier mogelijke administratieve eenheden die de Volksrepubliek China kenmerken. Cf. M. Dillon, China-A Cultural and Historical Dictionary. p.15. 50 R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.4, pp.139-140. Y. Shichor, “China’s Central Asian Strategy and the Xinjiang Connection: Predicaments and Medicaments in a Contemporary Perspective.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.6, Nr.2, pp.5556. V. Paramonov en O. Stolpovski, “Chinese Security Interests in Central Asia.”, Advanced Research and Assessment Group of the Defence Academy of the United Kingdom, mei 2008, pp.1-2. 29
3.1.1
Het oplossen van de grensgeschillen en het verminderen van de militaire aanwezigheid aan de grenzen De stabiliteit aan de Chinese grenzen bleek, zoals hierboven vermeld, een absolute
prioriteit voor de Chinese leiders te zijn. Reeds in 1992 knoopte de VRC bilaterale onderhandelingen aan met de Centraal-Aziatische republieken Kazakstan en Kyrgystan in de hoop de grenzen met deze landen definitief vast te kunnen leggen en aldus de stabiliteit te kunnen garanderen. In datzelfde jaar volgden eveneens onderhandelingen op multilaterale basis tussen de VRC, de Russische Federatie, Kazakstan, Kyrgystan en Tadjikistan. Op deze bijeenkomst werd beslist om de grenzen tussen de verschillende gebieden vast te leggen volgens de reeds eerder overeengekomen Sino-Russische overeenkomst51. Naast deze multilaterale onderhandelingen bleef de VRC ook in de hier op volgende jaren met de overige Centraal-Aziatische landen bilaterale besprekingen voeren met betrekking tot deze grenzen.52 Parallel met het vastleggen van de grenzen, werden in 1996 en 1997 twee verdragen ondertekend binnen de “Shanghai Five”, tussen de republieken Kyrgystan, Kazakstan, Tadjikistan, de VRC en de Russische Federatie, aangaande het verdiepen van het militaire vertrouwen en het verminderen van de militaire aanwezigheid in de grensgebieden. Deze verdragen bevatten ondermeer dat elke verdragsstaat afziet van militaire acties ten opzichte van een andere verdragsstaat, dat men in een straal van 100km van de grens met een andere verdragsstaat de desbetreffende staat verwittigt bij het uitvoeren van militaire activiteiten en eveneens een waarnemer toelaat. Bovendien bevatten deze verdragen dat de militaire troepen in de grensgebieden zullen verminderd worden en dat geen enkele verdragsstaat zal proberen de militaire superioriteit te verwerven. Met deze verdragen hoopte de “Shanghai Five” de militaire aanwezigheid in de grensgebieden te verminderen en het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te versterken. 53 Binnen de “Shanghai Five” en haar latere opvolger, de SCO, bleek de veiligheid en de stabiliteit aan de grenzen dan ook een belangrijk te verwezenlijken 51
Bij een bezoek van de Chinese president Jiang Zemin aan de Sovjet-Unie in 1991, werd een akkoord voor de afbakening van de grenzen tussen beide landen getekend. Na de val van de Sovjet-Unie enkele maanden later, werden de grensbesprekingen tussen de VRC en de Russische Federatie verdergezet, voortbouwend op het verdrag van 1991. Cf. V. Paramonov en A. Strokov, “Russian-Chinese Relations: Past, Present and Future.”, Conflict Studies Research Centre of the Defence Academy of the United Kingdom, september 2006, p.4. 52 V. Paramonov en O. Stolpovski, “Chinese Security Interests in Central Asia.”, p.3. Xing Guangcheng, “China and Central Asia”, in R. Allison en L. Jonson (ed), Central Asian Security-The New International Context. Washington D.C., Brookings Institution Press, 2001, pp.154-155. 53 Volledige opsomming van deze verdragen, Cf. Xing Guangcheng, “China and Central Asia”, pp.159-161. 30
doelstelling te zijn. Voor de VRC, op haar beurt, brachten deze verdragen en het wederzijdse vertrouwen tussen de SCO-lidstaten een gevoel van stabiliteit en veiligheid met zich mee en zorgde het ervoor dat men zijn aandacht op andere zaken kon vestigen dan op de beveiliging van de grenzen met de Centraal-Aziatische republieken en de Russische Federatie.54 3.1.2
Separatisme, extremisme en terrorisme in de Autonome Regio Xinjiang Naast het garanderen van de veiligheid en de stabiliteit aan de grenzen houdt de
SCO zich binnen zijn doelstelling van het creëren en het behouden van de regionale veiligheid, ook bezig met het bestrijden van de nieuwe veiligheidsproblemen. Binnen deze nieuwe veiligheidsproblemen neemt de strijd tegen de drie “boosaardige krachten” (het separatisme, het extremisme en het terrorisme) een cruciale plaats in. Nog vooraleer er enigszins sprake was van de “War on Terror”, bleek het terrorisme reeds binnen de SCO een belangrijke plaats ingenomen te hebben. De nadruk die op deze drie “boosaardige krachten” werd gelegd, was mede ingegeven door de problemen die de VRC sinds de jaren 90 kende in de overwegend Oeigoerse Autonome Regio Xinjiang. Dit gebied is gelegen in het noordwesten van de VRC en grenst er in het westen aan de CentraalAziatische Kyrgystan
republieken en
Tadjikistan
Kazakstan, evenals
aan
Afghanistan en Pakistan. In het noorden grenst het gebied aan de
Russische
Federatie en in het oosten aan de republiek Mongolië.55
Figuur 5: Kaart van de Oeigoerse Autonome Regio Xinjiang, Cf. G. Christoffersen, “Constituting the Uyghur in U.S.-China Relations: The Geopolitics of Identity Formation in the War on Terrorism.”, Strategic Insights, Vol.1, Nr.7, september 2002, p.1.
54
Ibidem, pp.159-161. Pan Guang, “A Chinese Perspective on the Shanghai Cooperation Organization.”, SIPRI, Policy Paper Nr.17, mei 2007, pp.45-46. V. Paramonov en O. Stolpovski, “Chinese Security Interests in Central Asia.”, pp.3-4. R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, pp.140-141. 55 I. D’Hooghe, “Gevolgen van 11 september voor China’s Centraal-Aziëbeleid.”, Internationale Spectator, Nr.10, oktober 2002, pp.486-487. 31
De Autonome Regio Xinjiang werd in 1949 bij de oprichting van de VRC een onderdeel van het Chinese grondgebied en vormt sinds 1955 een autonome regio binnen de VRC. Voorheen behoorde de regio reeds ten tijde van de Qing-dynastie (Qing Chao 清 朝) (1644-1911) tot het Chinese Rijk. In de periode 1933-1934 en 1944-1949 echter, was het gebied onderdeel van de onafhankelijke staat Oost-Turkestan, een Turkse islamitische republiek. Na de inlijving van de regio in de VRC, probeerde het Chinese leiderschap het etnische separatisme in het gebied in te dijken. Aanvankelijk scheen dit te lukken maar door de opendeurpolitiek van Deng Xiaoping en de daardoor ontstane stroom van nieuwe ideeën, de inbreng van buitenlandse goederen, het contact met buitenlanders, etc. laaide het separatisme onder de Oeigoeren in Xinjiang opnieuw op. Ook de val van de SovjetUnie en het ontstaan van de nieuwe onafhankelijke Centraal-Aziatische republieken droegen bij tot deze separatistische beweging. De Oeigoerse gemeenschap zag zich door het ontstaan van deze republieken gesterkt en wenste eveneens de onafhankelijkheid te bereiken. Ze hoopte dan ook te kunnen rekenen op de steun van de Oeigoerse minderheden in de naburige republieken Kyrgystan en Kazakstan. De eerste uiting van dit onafhankelijkheidsstreven kwam er in april 1990 toen het stadje Baren (巴仁) (Xinjiang) werd opgeschrikt door etnische onlusten die tal van burger- en politieslachtoffers eisten. Dit was het begin van een golf van onlusten, bomaanslagen, toenemende etnische spanningen, etc. De Chinese overheid trad hard op en poogde zo de stabiliteit in Xinjiang te behouden. De VRC hanteerde sinds 1996 dan ook de “Harde hand campagne” (Yan Da Yundong 严 打 运 动 ), waarbinnen separatistische stromingen hardhandig werden aangepakt, onluststokers werden gearresteerd en vervolgd. Daarnaast maakte de VRC eveneens gebruik van haar relaties met de nieuwe Centraal-Aziatische republieken binnen het kader van de “Shanghai Five” en de SCO, om zich er zo van te kunnen verzekeren dat deze staten het Oeigoerse separatisme niet zouden steunen. De Chinese investeringen in Centraal-Azië en de handel die het gebied met de VRC voert, zouden namelijk bij steun van dit separatisme zware averij kunnen oplopen. Dit risico wensten de CentraalAziatische republieken dan ook niet te lopen door het Oeigoerse streven naar onafhankelijkheid te steunen. Bovendien hoopte de VRC de regio ook economisch verder te kunnen ontwikkelen om zo de veiligheid te verhogen. Ondanks al deze maatregelen echter, bleef de Oeigoerse minderheid zowel in Xinjiang als in de Centraal-Aziatische
32
republieken streven naar onafhankelijkheid en de oprichting van een nieuw OostTurkestan, weliswaar zonder de officiële steun van de Centraal-Aziatische landen.56 Geleidelijk aan begon de groepering voor de oprichting van een nieuw OostTurkestan meer en meer de steun te krijgen van andere separatistische en religieus extremistische bewegingen binnen de Centraal-Aziatische regio. De grootste steun verwierven de Oeigoerse onafhankelijkheidsstrijders in Afghanistan, een islamitische republiek die sinds 1996 door het Taliban regime werd bestuurd. Ook Al-Qaeda, een terroristische beweging die hoofdzakelijk vanuit Afghanistan opereerde, beïnvloedde deze opstandelingen. Tal van onafhankelijkheidsstrijders werden door Al-Qaeda in Afghanistan opgeleid en zaaiden bij hun terugkeer naar Xinjiang terreur, in de hoop hun doel zo te kunnen bereiken. Eén van deze terroristische groeperingen, binnen de voorstanders voor een “Nieuw Oost-Turkestan”, is de “Islamitische beweging van Oost-Turkestan” 57 . Ook andere radicale islamitische groeperingen zagen onder het Taliban regime het levenslicht, zoals de “Islamitische beweging van Oezbekistan”58 en de “Hisb ut-Tahrir alIslami partij” of de “Partij van de Vrijheid”.59 Het ontstaan van internationale banden tussen deze extreme groeperingen en de vrees voor instabiliteit door een groeiende populariteit van deze bewegingen in Xinjiang en Centraal-Azië, maakten het voor de VRC dan ook duidelijk dat de strijd tegen dit separatisme niet unilateraal kon gewonnen worden maar dat een multilaterale aanpak vereist was. De steun van de andere SCO-lidstaten is dan ook van cruciaal belang voor de VRC.60
56
R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, pp.141-143. Pan Guang, “East Turkestan Terrorism and the Terrorist Arc: China’s Post 9/11 Anti-Terror Strategy.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.19-20. N. Swanström, “China and Central Asia: a new Great Game or traditional vassal relations?”, Journal of Contemporary China, Vol.14, Nr.45, november 2005, pp.571-573. Y. Shichor, “China’s Central Asian Strategy and the Xinjiang Connection: Predicaments and Medicaments in a Contemporary Perspective.”, pp.57-58. I. D’Hooghe, “Gevolgen van 11 september voor China’s Centraal-Aziëbeleid.”, pp.486-487. Chung Chien-Peng, “Confronting Terrorism and Other Evils in China: All Quiet on the Western Front?”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.76-77. Verdere info over de geschiedenis van Xinjiang en de relatie tussen de Han en de Oeigoeren, Cf. K. Warikoo “Ethnic Religious Resurgence in Xinjiang.”, in T. Atabaki en J. O’Kane (ed), Post-Soviet Central Asia, Londen, Tauris Academic Studies, 1998, pp.269-282. 57 Meer info over deze groepering, Cf. R. Gunaratna en K.G. Pereire, “An Al-Qaeda Associate Group Operating in China?”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.58-61. 58 Meer info over deze groepering, Cf. B. De Cordier, “The Islamic Movement of Uzbekistan and the Islamic Jihad Union: a jihadi nebulous in Central Asia and the EU.”, Caucaz Europenews, juli 2008. 59 Verdere info over het standpunt van de Centraal-Aziatische republieken met betrekking tot de “Partij van de Vrijheid”, Cf. S. Mukhametrakhimova, “Perception and Treatment of the Extremist Islamic Group Hizb utTahrir by Central Asian Governements.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.49-50. 60 R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, pp.141-143. Pan Guang, “East Turkestan Terrorism and the Terrorist Arc: China’s Post 9/11 Anti-Terror Strategy.”, pp.19-20. N. Swanström, “China and Central Asia: a new Great Game or traditional vassal relations?”, pp.571-573. V. Paramonov en O. Stolpovski, “Chinese Security Interests in Central Asia.”, pp.5-8. 33
Nauw verbonden met deze separatistische tendens is de tweede “boosaardige kracht”, namelijk het extremisme. Samen met het terrorisme, de derde en laatste “boosaardige kracht”, worden deze termen vaak door elkaar heen gebruikt en in de situatie van de VRC wordt in elk van de drie gevallen verwezen naar de onlusten in Xinjiang door het Oeigoerse separatisme. Religieus extremisme, is echter binnen de VRC en in de overige Centraal-Aziatische republieken maar in beperkte mate terug te vinden. Deze staten zijn alle in hoofdzaak seculiere staten en wensen dat ook te blijven. De islam heeft er grote aanhang maar een politisering van deze islam doet zich tot op heden nog niet voor. Staat en godsdienst zijn er dan ook strikt gescheiden.61 Desondanks blijft de strijd tegen het religieus extremisme zich binnen de VRC en binnen de SCO verderzetten. Het separatisme in de Autonome Regio Xinjiang werd dan ook meerdere malen gelijkgesteld aan religieus extremisme en terrorisme. De grootste terroristische dreiging is echter niet afkomstig uit de seculiere SCO-lidstaten maar voornamelijk uit de omringende islamitische republieken Afghanistan en Pakistan. Na de aanslagen van 11 september 2001, door de terreurbeweging Al-Qaeda op de VS, nam deze dreiging aanzienlijk toe.62 Wat de reactie van de VRC en van de SCO betrof, volgend op deze aanslagen en de VS aanwezigheid in de regio, zal later verder besproken worden. 3.1.3
De strijd tegen de drugstrafiek De belangrijkste financieringsbron van deze drie “boosaardige krachten”, tenslotte,
is de drugstrafiek. In de jaren 90 groeide Afghanistan uit tot één van de grootste fabrikanten en leveranciers van opium en heroïne in de wereld. Het stootte daarmee Myanmar van de troon, een Zuidoost-Aziatisch land dat aan haar grens met Thailand en Laos “de Gouden Driehoek” vormt, het drugsparadijs bij uitstek. Traditioneel besteedde de Chinese overheid grote aandacht aan de bestrijding van de drugshandel aan haar grenzen met de “Gouden Driehoek”. In samenwerking met de Zuidoost-Aziatische regeringen bleek deze bestrijding dan ook vrij effectief te zijn. Door de verschuiving van een groot deel van de drugsproductie naar Afghanistan echter, werd de drugstrafiek steeds meer en meer gediversifieerd en moeilijker te bestrijden. Bovendien worden deze Afghaanse producten ondermeer via Xinjiang naar het buitenland verscheept. De passage van de drugs doorheen Xinjiang en de Afghaanse steun aan de Oeigoerse separatistische beweging in het gebied, leidden er toe dat de Chinese bezorgdheid aanzienlijk groeide. In de strijd 61
A.M. Khazanov, After the USSR, pp.144-148. Y. Shichor, “China’s Central Asian Strategy and the Xinjiang Connection: Predicaments and Medicaments in a Contemporary Perspective.”, pp.58-62. 62
34
tegen deze drugstrafiek is de samenwerking met de Centraal-Aziatische landen dan ook vereist. Door de grote mate van corruptie binnen deze landen en de betrokkenheid van regeringsafgevaardigden binnen deze drugshandel, blijkt dit echter niet zo eenvoudig te zijn. Toch ontstonden er binnen de SCO pogingen om de drugshandel in te dijken en op die manier eveneens de steun voor het separatisme, het extremisme en het terrorisme te ontwrichten. De SCO-lidstaten stemden toe in de opbouw van een anti-drugsgordel rondom Afghanistan en richtten de “SCO-Afghanistan contactgroep”63 op om ondermeer het drugsprobleem te bespreken. Ondanks deze initiatieven, was het succes echter gering. Ook na de aanslagen van 11 september 2001 en de daaropvolgende aanwezigheid van de VS, werd de drugshandel verder bestreden. Maar ook nu weer zonder noemenswaardige resultaten.64 3.1.4
Economische relaties met de SCO-lidstaten: energie en handel De tweede doelstelling van de SCO, de economische ontwikkeling, blijkt de VRC
eveneens uitermate te boeien. Niet alleen is de VRC één van de drijvende krachten achter deze economische ontwikkeling, ze verstrekt ook leningen aan de Centraal-Aziatische republieken om de economieën terug op gang te brengen nu de Sovjet-steun is weggevallen. Deze hulp is mede ingegeven door het feit dat een economisch ontwikkelde regio de kans op instabiliteit aanzienlijk vermindert. Het behouden van een stabiele situatie is dan ook zoals reeds eerder gezegd één van de belangrijkste doelstellingen van de VRC en van de SCO. Binnen deze ontwikkeling van economische relaties tussen de VRC en de andere SCO-lidstaten blijkt de aanwezigheid van energiebronnen in de CentraalAziatische republieken en de energiedorst van de VRC een belangrijke stimulans te zijn.65 Dat de recente economische groei van de VRC vele energiebronnen vergt, hoeft geen verwondering te creëren. Maar aangezien de Chinese energieproductie (zie figuur 6 op p.39) niet onuitputbaar is, is het verzekeren van een constante energievoorziening uit de energierijke gebieden in de wereld dan ook cruciaal om de voortdurende economische ontwikkeling gaande te houden. Het land is dan ook, door haar grote energieconsumptie 63
De “SCO-Afghanistan Contactgroep” werd in 2005 opgericht om samenwerking tussen de SCO en Afghanistan te bewerkstelligen op het vlak van gezamenlijke interesses zoals de bestrijding van de drugshandel. Cf. http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=70, 21/05/09. 64 N.Swanström, “Narcotics and China: An Old Security Threat from New Sources.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.1, 2006, pp.114-116 en pp.121-125. V. Paramonov en O. Stolpovski, “Chinese Security Interests in Central Asia.”, p.6. Huang Chin-Hao, ”China and the Shanghai Cooperation Organization: Post-Summit Analysis and Implications for the United States.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.3, 2006, p.18. 65 Pan Guang, “A Chinese Perspective on the Shanghai Cooperation Organization.”, p.49. 35
(zie figuur 7 op p.39), één van de grootste energieconsumenten ter wereld. In de hoop de energievoorziening enigszins te kunnen diversifiëren en niet langer alleen afhankelijk te zijn van de import uit energie-exporterende gebieden zoals het Midden-Oosten, poogt de VRC dan ook relaties op te bouwen met de energierijke Centraal-Aziatische republieken (zie figuur 8 en figuur 9 op p.40). Bovendien tracht de VRC eveneens te investeren in deze Centraal-Aziatische energiebedrijven om zo energiezekerheid te vrijwaren. Voornamelijk de investeringen in de republiek Kazakstan waren de voorbije jaren groot. Zo slaagde het “Chinese nationale petroleum bedrijf” (Zhongguo Shiyou Tianranqi Jituan Gongsi 中国石油 天 然 气 集 团 公 司 ), mede dankzij de steun van de Chinese regering, erin een aantal vergunningen in Kazakse olievelden te bemachtigen en werd in 2005 de aanleg van een oliepijpleiding die het westen van Kazakstan in verbinding stelt met het noordwesten van de VRC, namelijk Xinjiang, beëindigd. 66 De complementariteit tussen de enerzijds energievragende VRC en de anderzijds energieproducerende Centraal-Aziatische landen blijkt dan ook groot te zijn. In ruil voor economische steun en ontwikkeling verkrijgt de Chinese overheid haar broodnodige energie, terwijl de Centraal-Aziatische republieken in de VRC een gretige afzetmarkt voor hun energie vinden. Bovendien helpt dit contact met de VRC de Centraal-Aziatische landen in het doorbreken van het Russische energiemonopolie in het gebied en geeft het deze volledig door land omgeven regio de mogelijkheid om via de VRC eveneens toegang tot de zee te verwerven. Anderzijds vrezen de Centraal-Aziatische republieken eveneens dat men door de vele Chinese investeringen in de regionale energiebronnen het strategisch voordeel van de Centraal-Aziatische regio wel eens uit handen zou kunnen geven. De Chinese economische steun voor deze Centraal-Aziatische republieken, is op haar beurt mede ingegeven door de veronderstelling dat stabiliteit alleen kan bewerkstelligd worden door de economische ontwikkeling van de regio. Stabiliteit in de regio is dan ook nodig wil men de energievoorziening verzekeren, maar het bereiken van deze stabiliteit blijkt echter niet zo eenvoudig te zijn. De pijpleidingen die de CentraalAziatische olie naar de VRC moeten brengen, doorlopen namelijk een gespannen en
66
S. Handke, “De stenen aftasten en de rivier oversteken- het Chinese energiebeleid.”, Internationale Spectator, Jaargang 60, Nr.4, april 2006, p.179. A. Cohen, “The Dragon Looks West: China and the Shanghai Cooperation Organization.”, Heritage Lectures, Nr.961, augustus 2006, pp.3-4. Y. Shichor, “China’s Central Asian Strategy and the Xinjiang Connection: Predicaments and Medicaments in a Contemporary Perspective.”, pp.67-72. Xing Guangcheng, “China and Central Asia.”, pp.159-161. R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, pp.147-148. Dru C. Gladney, “China’s Interests in Central Asia-Energy and Ethnic Security.”, in R. Ebel en R. Menon (ed), Energy and Conflict in Central Asia and the Caucasus, Oxford, Roman and Littlefield Publishers, 2001, pp.215-219. 36
voornamelijk moslimgetint gebied en bovendien wordt de Chinese olie verzameld in de Oeigoerse Autonome Regio Xinjiang. De vrees van de Chinese overheid voor instabiliteit in de regio is dan ook niet verwonderlijk. Indien deze pijpleidingen zouden gesaboteerd worden dan valt een aanzienlijk deel van de Chinese energievoorziening stil en ontstaat er gevaar voor de Chinese economische ontwikkeling. De voorzichtigheid van de VRC in het benaderen van de Oeigoerse moslimgemeenschap en de zorgvuldig opgerichte banden met de Centraal-Aziatische moslimbuurlanden worden op deze manier dan ook in een volledig ander daglicht geplaatst. Ze blijken dan ook gestuurd te zijn door economische overwegingen en de vrees voor instabiliteit.67 Naast de uitbouw van economische relaties op vlak van energievoorziening heeft de VRC met de SCO-lidstaten eveneens nog andere handelsrelaties op touw gezet. Zo werd het handelsvacuüm dat na de val van de Sovjet-Unie binnen de Centraal-Aziatische landen ontstond, door de VRC gretig opgevuld. Dat de VRC er in slaagde dit vacuüm op te vullen in tegenstelling tot de grootmacht, de Russische Federatie, is voornamelijk te danken aan de betere kwaliteit van de Chinese producten. Ook de VS, een andere economische reus, slaagde er niet in een belangrijke rol te spelen binnen deze nieuwe ontstane markten. In het geval van de VS lag de geringe aandacht voor het gebied aan de basis van deze mislukking. De handel tussen de VRC en de Centraal-Aziatische republieken betreft voornamelijk de handel in consumptiegoederen, producten die in de Centraal-Aziatische republieken nauwelijks worden geproduceerd. In ruil verwerft de VRC onmisbare energie. Om de handel bovendien vlot te laten verlopen creëerde de VRC in 2003 een vrijhandelszone tussen de verschillende SCO-lidstaten waarbinnen de handelsbeperkingen aanzienlijk kleiner bleken te zijn.68 De Chinese investeringen in de Centraal-Aziatische republieken leiden er bovendien toe dat de infrastructuur aanzienlijk verbeterde. Hoofdzakelijk de infrastructuur van wegen en treinsporen genoot grote aandacht. Een vlotte verbinding tussen de lidstaten zou namelijk de handel nog verder kunnen opdrijven. Bovendien wordt de Chinese handel met de Centraal-Aziatische lidstaten, nog verder gestimuleerd door de contacten met de moslimgemeenschap in de
67
Ren Dongfeng, “The Central Asia Policies of China, Russia and the USA, and the Shanghai Cooperation Organisation Process: a View from China.”, SIPRI, oktober-december 2003, pp.7-8. Dru C. Gladney, “China’s Interests in Central Asia-Energy and Ethnic Security.”, pp.215-218. N. Swanström, “China and Central Asia: a new Great Game or traditional vassal relations?”, pp.576-579. Liao Xuanli, “Central Asia and China’s Energy Security.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.4, 2006, pp.62-64. Artyom Matusov, “Energy Cooperation in the SCO: Club or Gathering.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.3, 2007, pp.83-85. 68 A. Cohen, “The Dragon Looks West: China and the Shanghai Cooperation Organization.”, p.1. 37
noordwestelijk gelegen Autonome Regio Xinjiang. Niet alleen beschikken beide gebieden over een vergelijkbare cultuur, ze spreken ook dezelfde taal (verschillende CentraalAziatische talen behoren tot de Turkse talen-familie), wat het handeldrijven bevordert. De handel met deze Centraal-Aziatische gebieden is voor de VRC dan ook cruciaal in het uitbouwen van de noordwestelijke regio’s van het land. Ook hier gaat men er vanuit dat de economische ontwikkeling van het gebied de stabiliteit ten goede zal komen. Wat de Centraal-Aziatische landen echter betreft, dringt zich een ontwikkeling van de eigen lokale productie op. De pure nadruk op de energie-export en volledige import van afgewerkte producten, levert namelijk een al te grote afhankelijkheid van andere landen op.69 De nadruk die de VRC, net zoals de andere SCO-grootmacht de Russische Federatie, legt op het behouden van de stabiliteit en de veiligheid binnen de SCO-lidstaten en het stimuleren van de economie in deze landen, heeft ervoor gezorgd dat de Chinese invloed binnen de SCO aanzienlijk groeide. Bovendien investeren meer en meer Chinese bedrijven in de regio en raken de Chinese belangen dan ook meer en meer vermengd met de
ontwikkeling
van
deze
Centraal-Aziatische
republieken.
Hoe
groter
deze
verbondenheid tussen de VRC en de Centraal-Aziatische republieken wordt, hoe sterker de kans dat de VRC zich begint in te laten met de interne zaken van deze landen. Men kan zich dan ook de vraag stellen of de Chinese leiders de Centraal-Aziatische landen meer naar zich toe willen trekken in de hoop een traditionele vazal-relatie op te bouwen, of dat hun doelstellingen elders liggen.70 Duidelijk is wel dat interesses van de VRC in de SCO-lidstaten en dan voornamelijk in de Centraal-Aziatische republieken door de jaren heen zijn geëvolueerd van een pure nadruk op stabiliteit aan de grenzen naar een beleid dat zich eveneens bekommert om energievoorziening, de strijd tegen het extremisme, het terrorisme en het separatisme, de bestrijding van de drugshandel, etc.71
69
N. Swanström, “China and Central Asia: a new Great Game or traditional vassal relations?”, pp.579-581. Y. Shichor, “China’s Central Asian Strategy and the Xinjiang Connection: Predicaments and Medicaments in a Contemporary Perspective.”, p.66. Xing Guangcheng, China and Central Asia, pp.155-159. Pan Guang, “A Chinese Perspective on the Shanghai Cooperation Organization.”, pp.45-46. Meer uitleg over de economische wisselwerking tussen de VRC en de Centraal-Aziatische republieken zie: A. Khodzhaev, “The Central Asian Policy of the People’s Republic of China.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.7, Nr.1, 2009, pp.21-28. 70 N. Swanström, “China and Central Asia: a new Great Game or traditional vassal relations?”, pp.581-583. A. Cohen, “The Dragon Looks West: China and the Shanghai Cooperation Organization.”, p.4. 71 R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, pp.145-146. 38
Chinese Total Production of Energy and Its Composition 90
Coal
As Percentage of Total Energy Production
80 70 60
Crude Oil
50 40 Hydro-power, Nuclear Power, Wind Power Natural Gas
30 20 10 0 2000 2001
2002
2003 2004
2005
2006 2007
Year Figuur 6: De Chinese energieproductie, Cf. http://www.stats.gov.cn/tjsj/ndsj/2008/indexeh.htm, 18/05/09.
As Percentage of Total Energy Consumption
Chinese Total Consumption of Energy and Its Composition 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Coal
Crude Oil
Hydro-power, Nuclear Power, Wind Power Natural Gas
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Year Figuur 7: De Chinese energieconsumptie, Cf. Ibidem, 18/05/09.
39
Oil - Production (in bbl/day) Oezbekistan Pakistan ; ; Mongolië; 3216 99260 68760 Kyrgystan ; 965 India; 880500 Kazakstan ; Tadjikistan ; 503 Russische 1445000 VRC; 3725000 Federatie; Iran ; 4700000 9980000 Saoedi-Arabië; Verenigde 9200000 Staten; 8457000
Figuur 8: Olieproductie, Cf. https://www.cia.gov/library/publications/the-worldfactbook/rankorder/2173rank.html, 16/05/09.
Natural Gas - Production (in 1.000.000 cu m) Pakistan ; Kazakstan ; 27880 India ; 31700 30800 Kyrgystan ; 18 Oezbekistan ; 65190 ; Tadjikistan; 16 VRC; 69270 Saoedi-Arabië; 75900 Iran ; 111900 Verenigde Staten; 545900
Russische Federatie; 664000
Figuur 9: Productie van natuurlijk gas, Cf. https://www.cia.gov/library/publications/the-worldfactbook/rankorder/2180rank.html, 16/05/09.
40
3.1.5
Transformatie in de diplomatieke betrekkingen van de VRC De laatste doelstelling die de VRC door middel van de SCO hoopt te bekomen is
een verdere ontwikkeling van haar diplomatieke relaties. Het Chinese leiderschap wil met behulp van de SCO haar multilaterale betrekkingen aanzienlijk uitbreiden. Meer en meer raakt de VRC dan ook betrokken in internationale zaken, ondermeer door de toetreding tot tal van internationale en regionale organisaties, en houdt het land zich niet langer afzijdig in internationale zaken. Dit is dan ook een aanzienlijk verschil in vergelijking met de vroegere Chinese politiek die hoofdzakelijk was gebaseerd op bilaterale betrekkingen. Deze nieuwe politiek kadert bovendien in het nieuwe veiligheidsconcept van de VRC. 72
3.2
Na de terreur van 11 september 2001 In de periode voor de aanslagen van 11 september 2001 beperkte de VS
aanwezigheid zich in het gebied tot het uitbouwen van een aantal economische relaties met de Centraal-Aziatische republieken en het bevorderen van de samenwerking binnen het “Partnership for Peace Program”73 van de NAVO74. De interesse van de VS in de Centraal-Aziatische regio kon op dat moment dan ook als gering worden beschouwd. Maar, na de terroristische aanslagen op een aantal Amerikaanse doelwitten en de daaropvolgende militaire aanwezigheid van de VS in Afghanistan, steeg het aandeel van de VS in deze Centraal-Aziatische republieken aanzienlijk. Voor de VRC, droeg deze VS aanwezigheid aanvankelijk bij tot het verhogen van de stabiliteit in de regio, en dus ook in de Autonome Regio Xinjiang. Anderzijds zorgde deze aanwezigheid er eveneens voor dat het quasi monopolie van de VRC in de Centraal-Aziatische republieken sterk onder druk kwam te staan. Vele van deze landen gingen namelijk eveneens relaties aan met de Amerikaanse grootmacht, ten nadele van de VRC. Wat nu juist de gevolgen zijn van deze
72
M. Oresman, “Beyond the Battle of Talas: China’s Re-emergence in Central Asia.”, CSIS Freeman Chair in China Studies, 2003, pp.404-406. Pan Guang, “A Chinese Perspective on the Shanghai Cooperation Organization.”, p.48. 73 Het “Partnership for Peace Program” duidt op het bestaan van bilaterale betrekkingen tussen de NAVO en individuele partnerlanden. Dit programma heeft tot doel de stabiliteit te verhogen, de dreiging voor de vrede te verminderen en sterkere relaties op te bouwen tussen de NAVO en de partnerlanden, evenals tussen de partnerlanden onderling. Kazakstan, Kyrgystan, Tadjikistan en Oezbekistan nemen alle deel aan dit programma. Cf. http://www.nato.int/issues/pfp/index.html, 21/05/09. 74 De “Noord-Atlantische Verdragsorganisatie” of NAVO is een bondgenootschap dat na de Tweede Wereldoorlog werd opgericht om het Noord-Atlantische Verdrag dat in april 1949 in Washington DC werd gesloten, te ondersteunen. De voornaamste doelstelling van de alliantie is het garanderen van de veiligheid en de vrijheid van de bondgenoten. De alliantie telt momenteel 28 lidstaten, allen gelegen in Noord-Amerika of Europa. De VS is één van de belangrijkste landen binnen deze alliantie. Cf. http://www.nato.int/cps/en/natolive/what_is_nato.htm, 21/05/09. 41
VS aanwezigheid in de regio en wat de voor- en nadelen met betrekking tot de VRC bedragen, zullen verder in dit hoofdstuk duidelijk worden. 3.2.1
De militaire aanwezigheid van de VS op het Centraal-Aziatische grondgebied De 11 september-aanslagen op de Amerikaanse WTC-torens en op het Pentagon,
joegen een golf van verontwaardiging doorheen de hele wereld. Eén voor één boden wereldleiders hun medeleven en steun aan de VS en zijn bevolking aan en ook de Chinese president Jiang Zemin drukte zijn medeleven uit en veroordeelde de aanslagen. In de hier op volgende periode volgde de niet mis te verstane reactie van de VS. Het Amerikaanse leger viel met de operatie “Enduring Freedom” Afghanistan binnen, de republiek waar het hoofdkwartier van Al-Qaeda gevestigd was. Het Taliban regime werd er vernietigd en de zoektocht naar Osama Bin Laden (geb. 1957), het hoofd van Al-Qaeda en tevens de opdrachtgever van deze aanslagen, kon beginnen. Opnieuw kon de VS hierbij rekenen op de steun van andere landen en organisaties. Zo verzorgde de NAVO met de “Internationale Veiligheidshulptroepen”, de stabiliteit en de veiligheid in de regio.75 De VRC zag zich op haar beurt eveneens genoodzaakt om de Amerikaanse troepen in de Centraal-Aziatische regio te dulden. De internationale morele druk en de Chinese economische en technologische afhankelijkheid van de VS lieten het Chinese leiderschap niet toe enigszins anders te handelen. De volledige SCO-lidstaten schaarden zich dan ook achter deze “War on Terror”.76 Het ten val komen van het Taliban regime, leidde er daarenboven toe dat in de omringende gebieden de veiligheid en stabiliteit eveneens aanzienlijk verhoogde. Zo leverde deze strijd tegen het terrorisme de VRC een sterke steun in de bestrijding van het separatisme in Xinjiang. Het bood de VRC namelijk een uitgelezen kans om de Oeigoerse separatisten hardhandig aan te pakken onder het mom van de bestrijding van potentiële terroristen. De Chinese leiders slaagden er zelfs in de VS te overtuigen van dit potentiële “terroristische” gevaar, waarop de “Islamitische beweging van Oost-Turkestan” op de Amerikaanse lijst met vermoedelijke terreurorganisaties werd geplaatst. Met de steun in de strijd tegen het terrorisme kon China dan ook, zonder enige buitenlandse kritiek, sterk investeren in de vestiging van Chinese troepen in Xinjiang ter beteugeling van het
75
Sinds 2003 is het leiden van de “Internationale Veiligheidshulp-Troepen” in Afghanistan één van de belangrijkste missies van de NAVO. Cf. F.P. Van der Putten, “De betekenis van China’s opkomst voor de NAVO.”, Internationale Spectator, Jaargang 61, Nr.7/8, 2007, p.357. 76 I. D’Hooghe, “Gevolgen van 11 september voor China’s Centraal-Aziëbeleid.”, p.485. R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, pp.153-155. 42
separatisme. Bovendien zorgde de val van het Taliban regime en de versplintering van AlQaeda er voor dat de steun voor de Oeigoerse onafhankelijkheidsstrijders afnam. Na de gedeeltelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepenmacht in 2003 ten gevolge van de Irak oorlog en de heropleving van de Taliban in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan begon de stabiliteit in de Centraal-Aziatische regio echter opnieuw af te nemen. Naast het verbeteren van de aanvankelijke veiligheidssituatie in Xinjiang had de Amerikaanse aanwezigheid in het gebied eveneens een invloed op de relaties tussen de VS en de VRC. Door het bondgenootschap in de oorlog tegen het terrorisme verstevigden de relaties tussen beide landen opnieuw aanzienlijk.77 Toch was er ook een keerzijde aan deze Amerikaanse aanwezigheid in het gebied en was de VRC, net zoals die andere SCO-grootmacht, de Russische Federatie, niet gelukkig om een VS troepenmacht in haar onmiddellijke omgeving te verwelkomen. Beide landen vreesden er namelijk voor dat de VS naast de bestrijding van het terrorisme, er een verborgen agenda op nahield en de Sino-Russische invloedssfeer binnen de CentraalAziatische republieken wenste te breken. Deze vermoedens werden bovendien verder bevestigd door ondermeer de zin voor uitbreiding van de NAVO naar het oosten toe en de gekleurde revoluties die in verschillende Centraal-Aziatische landen plaatsvonden. Deze revoluties hadden de bedoeling om de ontwikkeling van de democratie, de mensenrechten en een burgermaatschappij te promoten. Zowel de VRC, als de Russische Federatie, wensen de status-quo in de Centraal-Aziatische republieken te behouden en vrezen dan ook de ontwikkeling in de richting van een democratie. Deze nieuwe evolutie zou namelijk aanvankelijk instabiliteit met zich meebrengen. Door de geografische nabijheid van de verschillende landen, vreest men dan ook dat instabiliteit in één regio zich als een ware domino doorheen het gehele gebied zal bewegen en eveneens de gemoederen in de VRC en de Russische Federatie zal doen oplaaien.78 De strijd tegen het terrorisme kon logischerwijze, niet worden aangevat zonder de vestiging van Amerikaanse militaire basissen binnen Centraal-Azië. De VS verkreeg dan ook de toestemming om ondermeer in Oezbekistan militaire faciliteiten op te richten.79 Ook
77
Chung Chien-Peng, “Confronting Terrorism and Other Evils in China: All Quiet on the Western Front?”, pp.76-77. I. D’Hooghe, “Gevolgen van 11 september voor China’s Centraal-Aziëbeleid.”, pp.485-486. 78 R. Dwivedi, “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, pp.143-145. Y. Shichor, “China’s Central Asian Strategy and the Xinjiang Connection: Predicaments and Medicaments in a Contemporary Perspective.”, pp.62-63. 79 De goede relatie tussen de VS en Oezbekistan kreeg echter een enorme deuk na het Andijan voorval in 2005. De Oezbeekse regering trad hard op tegen betogingen in het land. De hier op volgende kritiek van Europa en de VS viel bij de Oezbeekse regering niet in goede aarde en ze stelde haar militaire basissen niet 43
de overige Centraal-Aziatische republieken bleken de Westerse troepen toe te laten in ruil voor grote sommen Amerikaanse dollars. De VS troepenmacht was dan ook welkom, zolang er economische steun en ontwikkeling tegenover stond. Er is dan ook sprake van een soort van commercieel anti-terrorisme. 80 De VS aanwezigheid veranderde de machtsverhoudingen binnen Centraal-Azië aanzienlijk. De Chinese invloed in de CentraalAziatische republieken nam sterk af, ten voordele van de VS. Bovendien toonde de Amerikaanse militaire aanwezigheid eveneens dat de SCO had gefaald in haar opzet, namelijk het garanderen van de regionale veiligheid en stabiliteit. Het leidde er dan ook toe dat er zich een aantal vragen met betrekking tot de SCO stelden. Was de SCO nog nodig in het gebied nu de VS de veiligheid controleerde? Hadden de Centraal-Aziatische republieken de SCO nog nodig nu de VS op het toneel was verschenen? Moet de SCO afstappen van zijn doelstelling tot het bewaren van de regionale veiligheid en zich op andere zaken concentreren? Ondanks de vele vragen die er met betrekking tot de SCO rezen, slaagde de organisatie er toch in zich verder te ontwikkelen. Voornamelijk de slagkracht van de SCO zou verder moeten evolueren om er zo voor te zorgen dat de SCO werkelijk tot actie kan overgaan en zich niet langer moet beperken tot een puur passief toekijken. De RATS, die in 2004 werd opgericht, moest hier mede voor zorgen.81 Het aan de oppervlakte komen van de zwakheden van de SCO en de vrees voor het ondermijnen van de Chinese invloed in Centraal-Azië leidden ertoe dat de VRC niet te vinden was voor een langdurige Amerikaanse aanwezigheid in het gebied. Een tijdelijke en een beperkte militaire aanwezigheid daarentegen, zou de activiteiten van de SCO en van de VRC niet schaden. Een langdurige aanwezigheid zou echter wel degelijk afbreuk doen aan de legitimiteit van de SCO en aan de invloed die de VRC in Centraal-Azië wenst uit te oefenen. Dit standpunt werd nogmaals herhaald op een SCO-top in Astana (Kazakastan) in 2005, waarin men pleitte voor een terugtrekking van de Amerikaanse troepen eenmaal de missie in Afghanistan voltooid is. Anderzijds kan men zich wel de vraag stellen of de SCO in dezelfde mate de veiligheid van de Centraal-Aziatische republieken zal kunnen garanderen.82
langer open voor de VS. Cf. A.P. Sznajder, “China’s Shanghai Cooperation Organization Strategy.”, Journal of IPS, Vol.5, lente 2006, pp.95-96. 80 F.Tolipov, “Mulitlateralism, Bilateralism and Unilateralism in Fighting Terrorism in the SCO Area.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.2, 2006, pp.153-154. I. D’Hooghe, “Gevolgen van 11 september voor China’s Centraal-Aziëbeleid.”, p.489. 81 Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead”, p.106. S.L. Yom, “Power Politics in Central Asia.”, Harvard Asia Quarterly, Vol.6, Nr.4, herfst 2002, pp.3-4. 82 I. D’Hooghe, “Gevolgen van 11 september voor China’s Centraal-Aziëbeleid.”, p.489. 44
3.2.2
De drie grootmachten: de VRC, de Russische Federatie en de VS en hun strijd om invloed binnen Centraal-Azië Met de val van de Sovjet-Unie in 1991, de gewaarwording van de aanzienlijke
energievoorraden in Centraal-Azië en de Amerikaanse aanwezigheid in Afghanistan na 9/11 vindt opnieuw een machtsspel in de Centraal-Aziatische regio plaats. Dit nieuwe machtsspel speelt zich nu af tussen de VRC, de Russische Federatie en de VS.83 Wat zijn nu de interesses van deze drie grootmachten in de Centraal-Aziatische regio en hoe verhouden deze landen zich ten opzichte van elkaar? 3.2.2.1 De Chinese interesse in Centraal-Azië Zoals ik reeds eerder vermeldde in deel 3.1 situeren de Chinese interesses in de SCO en dan voornamelijk in de Centraal-Aziatische regio zich in het vrijwaren van de stabiliteit aan de grenzen, in het bestrijden van de drie “boosaardige krachten” en de drugstrafiek, in het opbouwen van economische relaties met de lidstaten en in de transformatie van de Chinese diplomatieke betrekkingen. 3.2.2.2 De Russische interesse in Centraal-Azië Na de val van de Sovjet-Unie taande de Russische macht binnen Centraal-Azië aanzienlijk. Toch slaagde de Russische Federatie erin een grote invloed in de nieuwe onafhankelijke republieken te bewaren. De Russische interesses in het CentraalAziatische grondgebied situeren zich dan ook hoofdzakelijk in het behouden van de stabiliteit en het creëren van toegang tot de regionale energiereserves. De meeste Centraal-Aziatische landen kenmerken zich door een vrij onstabiele situatie die mede door de slecht draaiende economie en de versplinterde samenleving is ingegeven. Dit is dan ook de ideale voedingsbodem voor de vorming van terroristische groeperingen. Uit vrees dat deze instabiliteit zich eveneens zou manifesteren in de Russische Federatie, pogen de Russische leiders dan ook de veiligheid in de regio te vrijwaren. Bovendien hebben vele van deze Centraal-Aziatische landen moeilijkheden met de vorming van de eigen strijdkrachten en doen ze dan ook beroep op de Russische troepen om de stabiliteit en de vrede te handhaven. Ook de vrees dat een andere grootmacht de plak zou zwaaien in de
83
In de 19de eeuw vond reeds een machtsspel binnen Centraal-Azië plaats. Groot-Britannië en Tsaristisch de Rusland (18 eeuw-1917) bestreden er elkaar toen om invloed. Cf. B. De Cordier, Blinde Regen: CentraalAzië in de frontlijn. Gent, Academia Press, 2005, pp.57-60. 45
traditionele Russische invloedssfeer draagt bij tot het in standhouden van deze Russische militaire aanwezigheid.84 Naast het bewaren van de stabiliteit in de regio, wordt de Russische interesse in de Centraal-Aziatische gebieden eveneens gestuurd door de drang die men heeft om de energiereserves van de regio te controleren en in de hand te houden. De energierijke Centraal-Aziatische landen zijn allen omgeven door land en hebben geen toegang tot de zee. Voor het transport van deze energie zijn ze dan ook afhankelijk van transportroutes via land. De pijpleidingen die voor dit transport moeten zorgen, werden ten tijde van de Sovjet-Unie aangelegd en doorlopen bijgevolg allen het grondgebied van de Russische Federatie. De Russische interesse in de Centraal-Aziatische energiebronnen is voornamelijk ingegeven door de mogelijkheden die men ziet tot het aanleggen van bijkomende Russische energiereserves. Bovendien hoopt men de Centraal-Aziatische energiebronnen te kunnen controleren om zo ondermeer op het vlak van prijszetting strategisch
voordeel
te
verkrijgen.
Een
nieuw aanbod
van
Centraal-Aziatische
energieproducten die niet in één of ander prijskartel vervat zitten zou namelijk zware concurrentie voor de eigen Russische energie-industrie kunnen betekenen. Om dit te vermijden ijverden ze dan ook voor de oprichting van een SCO-energieclub.85 De komst van de Amerikaanse troepen na 9/11 verzwakte de Russische militaire hegemonie in het gebied aanzienlijk en bood de Centraal-Aziatische landen eveneens een alternatief in de beveiliging van de regio. Ondanks de aanvankelijke verbetering van de veiligheid door de aanwezigheid van deze Amerikaanse strijdkrachten en een nauwere samenwerking tussen de Russische Federatie en de VS bleef het Russische wantrouwen met betrekking tot de VS toch bestaan. De langdurige Amerikaanse aanwezigheid in de Russische invloedssfeer stemde de Russische leiders ongunstig. Bovendien leidde de Amerikaanse aanwezigheid in de regio en haar interesse in de Centraal-Aziatische energiebronnen er toe dat er zich naast de VRC een tweede concurrent vormde in de strijd om de plaatselijke energiebronnen.86
84
B. De Cordier, Blinde regen, pp.67-71. Zhao Huasheng, “China, Russia and the United States: Prospects for Cooperation in Central Asia.”, China and Eurasia Forum Quarterly, februari 2005, pp.27-28. Liu Wenlong 刘文龙, Zeng Zhiliu 增枝柳 en Zhou Anfan 周安凡, “Shilun Shanghai hezuo zuzhi mianlin de kunjing 试论上 海合作组织面临的困境 (Bespreken we de situaties waarmee de SCO geconfronteerd wordt)”, pp.88-89. 85 B. De Cordier, Blinde regen, pp.64-67. Zhao Huasheng, “China, Russia and the United States: Prospects for Cooperation in Central Asia.”, p.28. 86 B. De Cordier, Blinde regen, pp.90-91. 46
3.2.2.3 De Amerikaanse interesse in Centraal-Azië Voor de aanslagen van 11 september 2001 beperkte de Amerikaanse interesse in de Centraal-Aziatische republieken zich zoals reeds eerder vermeld, voornamelijk tot de opbouw van enkele economische relaties en de samenwerking met een aantal van deze republieken via het “Partnership for Peace Program” van de NAVO. Maar ook bezorgdheid omtrent de aanwezigheid van Sovjet-kernwapens in de regio stak de kop op. Na de val van de Sovjet-Unie bleef een aanzienlijk deel van deze Sovjet-wapens achter in de nieuwe onafhankelijke republieken. Vrezend voor een verkeerd gebruik van deze wapens, streefde de VS er dan ook naar deze te laten ontmantelen.87 Volgend op 11 september 2001 echter, werd Centraal-Azië de belangrijkste regio in het Amerikaanse buitenlandse beleid. In de wereldwijde strijd tegen het terrorisme ging men de confrontatie met het Afghaanse Taliban regime aan. Naast deze bestrijding van het terrorisme toonde de VS eveneens interesse in de aanzienlijke energiebronnen die de regio rijk is. Net zoals de Russische Federatie en de VRC hoopte ook de VS een voet aan de grond te krijgen in de Centraal-Aziatische republieken om zich zo te kunnen verzekeren van een constante energievoorziening. De drie grootmachten streefden dan ook allen om invloed in de Centraal-Aziatische regio in de hoop deze energiebronnen te kunnen bemachtigen. Naast het vrijwaren van de stabiliteit in de regio en het creëren van toegang tot de plaatselijke energiebronnen hoopte de VS eveneens de hoekstenen van een democratie en de principes van een vrije markt te promoten in de regio. Bovendien had de aanwezigheid in de Centraal-Aziatische republieken ook geopolitieke doeleinden. Zo bevond men zich dichter bij de VRC, de Russische Federatie, India, Iran en Pakistan.88 3.2.2.4 De relatie tussen de VRC en de Russische Federatie De relaties tussen de VRC en de Russische Federatie groeiden steeds dichter en dichter naar elkaar toe na het oplossen van de grensgeschillen in 1991. Tal van bilaterale akkoorden werden dan ook afgesloten, waaronder het “Verdrag van Goed Nabuurschap, Vriendschap en Samenwerking” in 2001. Deze goede relaties werden bovendien verder gezet binnen de SCO. Zowel de VRC als de Russische Federatie bleken dan ook de
87
B. De Cordier, Blinde regen, pp.84-87. Zhao Huasheng, “China, Russia and the United States: Prospects for Cooperation in Central Asia.”, p.29. 88 B. De Cordier, Blinde regen, p.81. Zhao Huasheng, “China, Russia and the United States: Prospects for Cooperation in Central Asia.”, pp.29-30. A. Cohen, “U.S. Interests and Central Asia Energy Security.”, Backgrounder, Nr.1984, november 2006, pp.1-2. 47
drijvende krachten achter deze organisatie te zijn. De Russische Federatie zag in de SCO de mogelijkheid om haar traditionele invloed binnen de Centraal-Aziatische republieken opnieuw te versterken en om zich bovendien de toegang tot de Centraal-Aziatische energiereserves te verzekeren. De VRC, op haar beurt, beschouwde de SCO als een mogelijkheid om een multipolaire wereld te scheppen en bood het land eveneens toegang tot de energiereserves van de Centraal-Aziatische regio. Ook een betere beveiliging van de noordwestelijke grenzen en de uitbouw van economische relaties met Centraal-Azië bleken belangrijke Chinese doelstellingen te zijn. De VRC en de Russische Federatie besloten dan ook om in de SCO te stappen en de Centraal-Aziatische regio te beschermen via een dubbele hegemonie structuur. De VRC en de Russische Federatie zouden er met deze structuur samen op toezien dat de Centraal-Aziatische regio binnen hun invloedssfeer bleef.89 Op politiek vlak kenmerkt de Sino-Russische relatie zich door het streven naar een multipolaire wereld, een wereld die niet langer enkel en alleen door de VS zou worden gedomineerd, maar waarbij meerdere machtscentra ontstaan. Vooral na de komst van de Russische president Poetin in 2000 warmde deze relatie sterk op. Beide landen bleken dan ook dezelfde politieke visie te hanteren en de VS hegemonie in de wereld te willen breken. Deze doelstelling werd nog meer benadrukt na de Amerikaanse aanwezigheid in hun invloedssfeer, namelijk Centraal-Azië. Toch kende de relatie tussen de VRC en de Russische Federatie doorheen de jaren ook verschillende conflictpunten. Zo werd, ondanks de doelstelling tot het breken van de VS hegemonie, de Sino-Russische betrekking ten tijde van de “War on Terror” sterk op de proef gesteld door de versterkte samenwerking tussen de Russische Federatie en de VS. Ook de ontwikkeling van Russische banden met de NAVO verhoogde de ongerustheid bij het Chinese leiderschap.90 De vrees dat de Russische Federatie meer en meer naar het Westen zou overhellen ontstond dan ook. De Chinese leiders vreesden dat de Russische interesse in de SCO sterk zou verminderen en dat de VRC op eigen initiatief de strijd tegen de drie
89
S.L. Yom, “Power Politics in Central Asia.”, pp.4-5. De “NAVO-Rusland Raad” werd opgericht in 2002 en schenkt de landen een kader waarbinnen men elkaar kan consulteren over veiligheidskwesties en kan samenwerken op het vlak van gezamenlijke interesses zoals het bestrijden van het terrorisme, de drugstrafiek etc. Cf. http://www.nato.int/issues/natorussia/topic.html, 21/05/09. 90
48
“boosaardige krachten”, de drugshandel, etc zou moeten verderzetten en op die manier haar positie zou verzwakken.91 Op militair vlak kenmerkt de Sino-Russische relatie zich door de verkoop van Russische wapens aan de VRC. Reeds sinds de jaren 90 blijkt de Russische Federatie één van de belangrijkste wapenleveranciers van de Chinese regering te zijn. Ongeveer 45% van de Russische wapens wordt dan ook aan de VRC verkocht. De wapenhandel vormt bijgevolg één van de belangrijkste hoekstenen van de bilaterale betrekkingen tussen beide landen. Voor de Russische Federatie is de verkoop van deze wapens essentieel in het voorzien van fondsen voor de verdere ontwikkeling van haar defensie-industrie, één van de weinige gebieden waar de Russische markt kan concurreren met de Chinese markt. De VRC, op haar beurt, ziet de aankoop van Russisch militair materiaal als zijnde cruciaal voor de uitbouw van haar eigen wapenindustrie. De Chinezen zullen echter uiteindelijk de Russische wapenindustrie bijhalen en een aanzienlijke concurrent voor de Russische Federatie vormen. Dit houdt dan ook een aanzienlijk gevaar in voor de Russische markt. Niet alleen zou men op die manier één van zijn belangrijkste afnemers verliezen, overige afnemers zouden bovendien kunnen overstappen naar wapens van Chinese makelij.92 Op economisch vlak tenslotte kan men opmerken dat de economieën van beide landen complementair zijn. De VRC is één van de grootste olieconsumenten ter wereld en de Russische Federatie één van de grootste olieproducenten. Beide landen zijn dan ook de geschikte handelspartners. Bovendien is de Russische Federatie eveneens in het bezit van staal, cement en koper, drie basisgrondstoffen die een snel groeiende economie zoals deze van de VRC nodig heeft. De Chinese markt biedt de Russische Federatie dan ook een vaste afzetmogelijkheid aan. Ook op vlak van landbouw kan de Russische Federatie voorzien in de Chinese voedselbehoeften. De Russische regio beschikt namelijk over de benodigde grond en technologie om tal van gewassen te telen, terwijl deze in de VRC niet langer voorhanden zijn. De VRC kan, op haar beurt, voorzien in de Russische behoefte naar afgewerkte producten. De industrie van de afgewerkte producten is namelijk vrij zwak
91
V. Paramonov en A. Strokov, “Russian-Chinese Relations: Past, Present and Future.”, pp.5-7. S.L. Yom, “Power Politics in Central Asia.”, p.5. 92 V. Paramonov en A. Strokov, “Russian-Chinese Relations: Past, Present and Future.”, pp.7-9. K.E. Braekhus en I. Øverland, “A Match Made in Heaven? Strategic Convergence between China and Russia.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.2, 2007, pp.52-54. M. De Haas, “Veiligheidssamenwerking tussen Rusland en China. Partnerschap of rivaliteit?”, Internationale Spectator, Jaargang 60, Nr.5, mei 2006, p.255. 49
ontwikkeld binnen de Russische Federatie. Ondanks deze mogelijkheden echter, blijkt de economische relatie tussen beide landen beperkt te zijn tot de uitwisseling van Russische ruwe materialen en Chinese consumptiegoederen. De afwezigheid van een productieindustrie in de Russische Federatie en de lage investeringen van beide landen in elkaars economie zorgen ervoor dat de economische samenwerking tussen beide landen zich erg traag ontwikkelt en dat ze wordt gedomineerd door de handel van ruwe materialen in ruil voor afgewerkte producten. Wanneer de economische relaties tussen de twee grootmachten zich op deze manier verder ontwikkelen, dan zal de Russische Federatie onvermijdelijk gedomineerd worden door de VRC. Hierin berust dan ook de grote vrees van het Russische leiderschap en een potentieel punt van conflict.93 Toch lijken de relaties tussen de VRC en de Russische Federatie nog niet onmiddellijk tot een halt te komen. Beide landen delen nog steeds een gezamenlijke vrees voor moslimextremisme en separatisme en willen de VS hegemonie door middel van de SCO indijken. Ze hopen dan ook dat de Centraal-Aziatische republieken door hun lidmaatschap in de invloedssfeer van de SCO blijven en proberen zo te vermijden dat deze landen zich naar het Westen zouden keren voor hulp. Het bewaren van de energiereserves vrij van enige Westerse invloed en het gelijk stemmen van het buitenlands beleid van deze Centraal-Aziatische republieken met dat van de VRC en de Russische Federatie blijkt een gezamenlijke doelstelling van beide grootmachten te zijn. Zolang de Amerikaanse aanwezigheid in de regio aanhoudt, zullen beide landen dan ook blijven samenwerken om de invloed van de VS in te dijken. De geopolitieke redenen blijken aldus het bindmiddel tussen de VRC en de Russische Federatie te zijn en zolang deze bestaan lijkt de Chinees-Russische “vriendschap” verder stand te houden.94 3.2.2.5 De relatie tussen de VRC en de VS enerzijds en tussen de Russische Federatie en de VS anderzijds Hoe de relaties tussen de VRC en de VS en de betrekkingen tussen de Russische Federatie en de VS evolueren, zullen tenslotte beknopt in dit onderdeel aanbod komen om zo een meer volledig beeld van deze drie grootmachten in de Centraal-Aziatische regio te
93
K.E. Braekhus en I. Øverland, “A Match Made in Heaven? Strategic Convergence between China and Russia.”, pp.42-52. V. Paramonov en A. Strokov, “Russian-Chinese Relations: Past, Present and Future.”, pp.9-11. 94 V. Paramonov en A. Strokov, “Russian-Chinese Relations: Past, Present and Future.”, pp.12-13. K.E. Braekhus en I. Øverland, “A Match Made in Heaven? Strategic Convergence between China and Russia.”, pp.54-57. S.L. Yom, “Power Politics in Central Asia.”, pp.5-6. 50
schetsen. De betrekkingen tussen de VRC en de VS kunnen in recente jaren als stabiel worden beschouwd. Sinds de normalisering van deze betrekkingen in 1979 kenmerken de relaties tussen beide landen zich door een vrij stabiele ontwikkeling. De intense economische relaties die tussen beide landen ontstonden bleken hierbij het ankerpunt te vormen. Zo blijkt de VS de top handelspartner van de VRC te zijn zoals te zien is in figuur 10. Bovendien werd ook de band tussen beide landen aanzienlijk opgekrikt door de ontwikkeling van een strategische dialoog. China's Top Trade Partners 2008 ($ billion) Desondanks deze stabiele relatie echter, *Percent change over 2007
vormt de kwestie Taiwan 台湾 nog steeds Source: PRC General Administration of Customs, een heikel punt. Taiwan of de Republiek
China's Customs Statistics
China (Zhonghua Minguo 中 华 民 国 ) Rank scheurde zich in 1949 af van het Chinese 1 vasteland, maar wordt nog steeds niet door de gehele internationale gemeenschap
2
erkend als een soevereine staat. Ook de 3 VS beschouwt Taiwan, net zoals ook de
4
Country/Region
Volume % Change*
United States
333.7
10.5
Japan
266.8
13.0
Hong Kong
203.7
3.3
South Korea
186.1
16.2
Taiwan
129.2
3.8
VRC dat doet, nog steeds als een onderdeel van het Chinese grondgebied. 5
Door de ondertekening van de “Taiwan Figuur 10: De belangrijkste handelspartners van VRC, Cf. Relations Act” in 1979 echter heeft de VS de http://www.uschina.org/statistics/tradetable.html, er zich toe verbonden Taiwan te helpen 13/05/09. zich te verdedigen en verklaard dat elke poging om de toekomst van Taiwan te bepalen op een andere dan een vreedzame wijze een direct Amerikaans belang raakt. Ondanks de VS erkenning van Taiwan als een onderdeel van het Chinese grondgebied vormt deze steun toch een aanzienlijk obstakel in de betrekkingen tussen de VRC en de VS. Daarenboven neemt de Amerikaanse vrees toe nu de VRC door haar groei steeds belangrijker en belangrijker wordt. Het Amerikaanse leiderschap vreest dan ook dat een steeds sterker wordende VRC wel eens de positie van de VS in de wereld zou kunnen verzwakken. De VRC op haar beurt is beducht dat de VS de groei van de VRC zal proberen onderdrukken. Met de komst van de nieuwe Amerikaanse president Barack Obama (geb. 1961) in 2009 verbeteren de betrekkingen met de VRC verder. Ondanks de vele verschillen tussen beide landen wil men positieve en uitgebreide bilaterale betrekkingen op touw zetten waarin men regionale en globale uitdagingen wil aangaan. Desondanks de gevoelige kwestie Taiwan en een aantal recente 51
confrontaties onder andere tussen een Amerikaans en een Chinees marineschip in de Zuid-Chinese zee95, willen beide landen deze bilaterale betrekkingen verder uitbouwen. Het grootste obstakel echter, blijft het wederzijdse wantrouwen. Het creëren van vertrouwen tussen beide landen lijkt dan ook de grootste uitdaging te zijn voor de toekomst van deze Sino-Amerikaanse betrekkingen.96
Net zoals in de Sino-Amerikaanse betrekkingen kenmerkt ook de relatie tussen de Russische Federatie en de VS zich door een grote mate van wantrouwen. De achterdocht die ten tijde van de Koude Oorlog97 hoogtij vierde, blijkt ook nu nog een grote rol te spelen in de Russische-Amerikaanse betrekkingen. Bovendien kende de Russische Federatie onder Poetins presidentschap een grote
economische ontwikkeling. Deze was
voornamelijk ingegeven door de Russische export van olie en gasbronnen naar grote delen van de wereld. Zo blijkt ondermeer de Europese Unie erg afhankelijk te zijn van deze Russische energie-export.98 De Russische Federatie echter vertoonde meermaals de neiging om haar energiedominantie aan te wenden in internationale zaken en op deze manier druk uit te oefenen op de afneemlanden. In januari 2009 bijvoorbeeld sloot de Russische Federatie de gaskraan richting Oekraïne nog af na mislukte onderhandelingen omtrent de gasprijzen en de afbetaling van de Oekraïense gasschulden. Bovendien poogt de Russische Federatie eveneens de grootste energieleverancier te worden in de VRC, Japan, Zuid-Korea en de VS. De VS probeert dan ook deze Russische praktijken te controleren door ondermeer via het “Comité van Buitenlandse Investeringen in de VS”99 toezicht te houden op de Russische energiepolitiek. Maar ondanks het wantrouwen kenmerken beide landen zich toch door dezelfde uitdagingen en doelstellingen. Zo blijkt de bestrijding tegen het terrorisme voor beiden een belangrijke doelstelling te zijn. De 11 september aanslagen en de Russische steun aan de VS maken dit dan ook duidelijk. Betere bilaterale betrekkingen tussen beide landen zouden het bereiken van deze 95
T. Shanker en M. Mazzetti, “China and U.S. Clash on Naval Fracas.”, New York Times, 10 maart 2009, http://www.nytimes.com/2009/03/11/world/asia/11military.html?_r=1?_r=1, 16/05/09. 96 B. Glaser, “US-China Relations: A Good Beginning is Half Way to Success.”, Comperative Connections, Vol.11, Nr.1, 2009, pp.1-11. Wang Feiling, “Sino-American Relations: Dynamic Stability Facing New Factors.”, EAI Background Brief, Nr. 369, augustus 2008, pp.1-13. I. D’Hooghe, “China en de Verenigde Staten: partners of concurrenten?”, Internationale Spectator, Nr.2, februari 2004, pp.63-66. 97 ste Periode in de tweede helft van de 20 eeuw (1945-1989/1991) die zich kenmerkt door spanningen tussen het kapitalistische Westen onder leiding van de VS en de communistische wereld onder leiding van de Sovjet-Unie. Cf. http://www.globalsecurity.org/military/ops/cold_war.htm, 24/05/09. 98 Verdere info over de Europese afhankelijkheid van de Russische energie, Cf. A. Cohen, Ph. D. en O. Graham, “European Security and Russia’s Natural Gas Supply Disruption.”, Webmemo, Nr.2194, 8 januari 2009, pp.1-4. S. McNamara, “Europe Should Reduce Dependence on Russian Energy and Develop Competitive Energy Markets.”, Webmemo, Nr.2195, 8 januari 2009, pp.1-4. 99 Verder info over deze instelling, Cf. http://www.treas.gov/offices/international-affairs/cfius/, 13/05/09. 52
gezamenlijke doelstellingen dan ook in de hand kunnen werken. Tot op heden lijkt de samenwerking nog steeds vrij laag te zijn en blijft het wantrouwen tussen beide partijen de bilaterale betrekkingen overschaduwen. De vraag blijft dan ook bestaan of de nieuwe Amerikaanse president Obama erin zal slagen om samen met zijn Russische collega Medvedev het vertrouwen tussen beide landen op te krikken.100 3.2.2.6 Is samenwerking mogelijk? Ondanks de verschillende interesses die de drie grootmachten erop na houden, de eigen agenda die elk van hen in de Centraal-Aziatische regio wenst uit te voeren en de verschillende bilaterale betrekkingen tussen deze drie, is het vrij onwaarschijnlijk dat deze zullen leiden tot een confrontatie tussen de VRC, de VS en de Russische Federatie. Zolang de gezamenlijke interesse van het bestrijden van het terrorisme en het vrijwaren van de stabiliteit in de regio als belangrijk wordt beschouwd, lijkt een confrontatie ver weg te zijn en blijven de drie grootmachten de balans in deze driehoeksverhouding bewaren. Nu de Taliban opnieuw een opgang kent in Pakistan lijkt samenwerking tussen de drie nog belangrijker te worden. Enkel een duidelijk en op elkaar afgestemde strategie kan deze dreiging indijken. Bovendien willen zowel de VS, de VRC als de Russische Federatie vermijden dat één van de drie de volledige macht in handen krijgt in deze CentraalAziatische regio. Het balanceren van de macht tussen de drie grootmachten blijkt dan ook essentieel te zijn. Zolang deze gezamenlijke interesses blijven overheersen lijkt de kans op een confrontatie klein te zijn. Daarenboven zou een confrontatie eveneens de stabiliteit in de regio aanzienlijk in gevaar brengen en laat het vrijwaren van deze stabiliteit nu juist de gezamenlijke doelstelling van de drie grootmachten zijn.101
100
A. Cohen en L.F. Szaszdi, “Russia’s Drive for Global Economic Power: A Challenge for the Obama Administration;”, Backgrounder, Nr. 2235, januari 2009, pp.1-14. T. Graham, “US-Russia Relations: Facing Reality Pragmatically.”, Center for Strategic and International Studies, juli 2008, pp.1-13. 101 Zhao Huasheng, “China, Russia and the United States: Prospects for Cooperation in Central Asia.”, China and Eurasia Forum Quarterly, februari 2005, pp.31-37. 53
4
De SCO en de visie van het Westen De door de VRC en de Russische Federatie geleide SCO wekte in het verleden
meer dan eens het wantrouwen van het Westen op. Niet alleen beschouwt men deze organisatie vaak als een bedreiging voor de Westerse belangen, ook een zekere vrees voor de SCO is bestaande. Vele Westerse landen en instellingen, voornamelijk dan de VS en de NAVO, bekijken de organisatie dan ook met grote argusogen.102 Bovendien werd de SCO opgericht op een moment dat de relaties tussen de VRC en de Russische Federatie zich verdiepten en de bilaterale betrekkingen tussen enerzijds de VRC en de VS en anderzijds de Russische Federatie en de VS zich op een dieptepunt bevonden. 103 Dit wakkerde de Amerikaanse gevoelens van de SCO als zijnde een anti-Amerikaans blok nog verder aan. De SCO legde daarenboven eveneens de nadruk op het multilateralisme. Ook dit stuitte de Amerikanen voor de borst aangezien zij hun positie als overheersende grootmacht niet graag uitgedaagd zien worden.104 Dit Westerse wantrouwen is mede ingegeven door de mogelijke ontwikkeling van de SCO tot een nieuwe militaire alliantie. Een alliantie die zou kunnen uitgroeien tot een ware NAVO van het oosten. Deze vrees werd verder in de hand gewerkt toen de SCOlidstaten in 2005 op de SCO-top in Astana een verklaring ondertekenden waarin ze de Amerikaanse troepen vroegen een tijdsschema voor hun militaire operaties in de CentraalAziatische regio op te stellen. Dit werd door tal van Westerse waarnemers beschouwd als een ware uiting van het SCO-streven ter beteugeling van de Amerikaanse invloed in de regio. Deze verklaring had echter niet tot doel de Amerikaanse aanwezigheid op het Centraal-Aziatische grondgebied onmiddellijk te verminderen, het herinnerde de Amerikaanse troepen enkel aan de belofte om het grondgebied te verlaten bij de beëindiging van de Afghaanse missie. De VS vreest echter dat de SCO langzaamaan de steun van de Centraal-Aziatische landen voor de internationale operatie “Enduring Freedom” probeert te ondermijnen. Ook waarden zoals het respecteren van de mensenrechten, het verzekeren van de politieke vrijheid, een goed bestuur, etc. zijn 102
Andere Westerse naties en instellingen laten zich hoofdzakelijk leiden door deze Amerikaanse visie, Cf. A.J.K. Bailes, “The Shanghai Cooperation Organization and Europe.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.3, 2007, pp.13-18. Cf. M. De Haas, “Time for the EU and NATO to engage with the Shanghai Cooperation Organisation.”, Europe’s World, herfst 2008, pp.43-47. 103 Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead.”, p.108. 104 Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead.”, pp.107-108. Wang Guifang 王桂芳, “Shanghai Hezuo Zuzhi yu Diqu Anquan, 上海合作组织与地区安全(De SCO en de regionale veiligheid)”, pp.13-14. 54
elementen die door de SCO niet als cruciaal worden beschouwd en die de achterdocht van het Westen alleen maar vergroten. De autoritaire regimes van de Centraal-Aziatische republieken worden onder geen beding gedwongen een meer democratisch regime aan te vatten. Ook een mogelijke Chinese en Russische schending van deze waarden zijn geen agendapunt. Het verzekeren van een stabiele Centraal-Aziatische regio is dan ook cruciaal voor het Westen en dan voornamelijk voor de VS. Een onstabiele regio die zich kenmerkt door zwakke staten omvat namelijk steeds het risico tot de ontwikkeling van extreme groeperingen en de kans op fundamentalisme. De VS ijvert er dan ook voor om de Centraal-Aziatische regio te stabiliseren. Dit is mede ingegeven door de talrijke energiebronnen die het gebied rijk is.105 Deze talrijke energiebronnen vormen dan ook een tweede punt van belang voor het Westen. Net zoals de VRC en de Russische Federatie poogt ook de VS een voet aan de grond te krijgen in de energierijke Centraal-Aziatische republieken. De plaatselijke energiebronnen zouden de VS kunnen voorzien van mogelijke energiereserves. Bovendien biedt de toegang tot deze energiebronnen de VS en andere Westerse naties de zekerheid van een constante energieaanvoer door de diversificatie van de energiebronnen en geeft het hen de mogelijkheid te investeren in de Centraal-Aziatische regio. Wanneer de Russische president Poetin in 2006, echter op de SCO-top in Shanghai plannen voor de vorming van een energieclub de wereld in stuurde, nam het wantrouwen van het Westen opnieuw aanzienlijk toe. Een dergelijk energiekartel zou niet alleen de Westerse toegang tot de Centraal-Aziatische energiebronnen aanzienlijk bemoeilijken, maar zou eveneens de Russische dominantie op de Centraal-Aziatische regio versterken. Wanneer Iran dan ook nog eens zou toetreden tot de SCO, zou dit energiekartel dan ook twee van de meest belangrijke energieproducenten ter wereld in zijn rangen tellen. De VS vreesde er dan ook voor dat bij het ontstaan van een dergelijke energieclub de SCO haar macht zou aanwenden om het Westen te bannen uit de Centraal-Aziatische regio. Wanneer Iran in 2006 bovendien ook nog eens een voorstel tot de creatie van een gaskartel lanceerde, een samenwerking waarbinnen Iran de gasprijzen en de gastoevoer zou controleren in nauw contact met de Russische Federatie, steigerde de VS nog meer, ook al werd dit voorstel niet goedgekeurd en betrof het voornamelijk Iraans propaganda. Het voorstel ter oprichting van de SCO-energieclub werd echter wel goedgekeurd en op 3
105
G. Germanovich, “The Shanghai Cooperation Organization: A Threat to American Interests in Central Asia?”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.6, Nr.1, 2008, pp.28-29 en pp.32-33. A.J.K. Bailes, “The Shanghai Cooperation Organization and Europe.”, pp.16-17. 55
juli 2007 werd dit kartel in Moskou opgericht. Energieproducenten, consumenten en doorvoerlanden werden er verenigd om zo de onderlinge afstemming van de nationale energiestrategieën te verbeteren en de collectieve energieveiligheid te versterken.106 Zijn deze Westerse gevoelens ten opzichte van de SCO nu terecht of niet? Daarover bestaat enige onenigheid. Sommige onderzoekers zoals Stephen Blank zien de SCO als zijnde een ware plaag, als een echte bedreiging voor het Westen. Anderen zoals de onderzoekers van de Advanced Research and Assessment Group of the Defence Academy of the United Kingdom nemen dan weer een meer gematigd standpunt in en nog anderen zoals Martha Brill Olcott beschouwen de SCO als zijnde ongevaarlijk. De kans dat de SCO zich echter in de nabije toekomst ontwikkelt tot een Aziatische variant van de NAVO blijkt vrij onwaarschijnlijk te zijn. Zo kampt de SCO met tal van problemen die een ontwikkeling in de richting van de NAVO belemmeren. De SCO beschikt bijvoorbeeld niet over een snel inzetbare troepenmacht en bovendien is er nog steeds geen voortdurend politiek overleg. Ook de tegenstrijdigheden tussen de verschillende SCO-lidstaten belemmeren deze ontwikkeling. Bovendien lijkt de beteugeling van de Amerikaanse macht in de Centraal-Aziatische regio zich te beperken tot de verklaring in 2005 van de SCO-top in Astana. Verder zijn er geen duidelijke aanwijzingen waaruit blijkt dat de SCO de Amerikaanse invloed poogt te beteugelen. Wel is het zo dat de SCO-lidstaten allen een langdurige Amerikaanse aanwezigheid vrezen. Zo vreest de VRC een insluiting door de VS 107, wil de Russische Federatie kost wat kost zijn invloed in Centraal-Azië behouden en is het bevreesd dat de Amerikaanse invloed in de regio dit zal ondermijnen. Ook de Centraal-Aziatische republieken vrezen dat na de tumult van enkele gekleurde revoluties, die ontstonden onder impuls van het Westen, de Amerikaanse aanwezigheid een verdere instabiliteit in de regio zou teweegbrengen. Zolang de SCO-lidstaten en de VS echter de strijd tegen het terrorisme als belangrijker beschouwen, is de kans dat de SCO zich tegen de VS keert klein. Maar ondanks het herhaaldelijk ontkennen van een ontwikkeling in de richting van een militaire alliantie door de verschillende SCO-lidstaten lijken toch een aantal ontwikkelingen te wijzen op een evolutie naar een dergelijke alliantie. Zo werd in
G. Germanovich, “The Shanghai Cooperation Organization: A Threat to American Interests in Central Asia?”, pp.23-25. A.J.K. Bailes, “The Shanghai Cooperation Organization and Europe.”, p.17. M. De Haas, “De Shanghai Cooperation Organisation: veiligheidsalliantie in opmars.”, in B. Bomert, T. van den Hoogen, R.A. Wessel (ed), Jaarboek vrede en veiligheid 2007, Amsterdam, Rozenberg, 2007. pp.211-212. 107 Een VS troepenmacht bevindt zich namelijk reeds ten noordoosten van de VRC op het Koreaanse eiland, ten zuidoosten van de VRC in de Filippijnen, Singapore en Taiwan en nu ook ten westen van het Chinese grondgebied namelijk in Afghanistan. Cf. Ren Dongfeng, “The Central Asia Policies of China, Russia and the USA, and the Shanghai Cooperation Organisation Process: a View from China.”, p.16. 106
56
2007 voor het eerst de jaarlijkse SCO-top gekoppeld aan het houden van militaire oefeningen. De “Peace Mission 2007” volgde onmiddellijk op de SCO-top in Bishkek (Kyrgystan). Voor het eerst woonden de verschillende SCO-staatshoofden dan ook de militaire oefeningen bij. Dit kan dan ook beschouwd worden als een toename in belangrijkheid van de militaire component binnen de SCO. Bovendien blijken deze militaire oefeningen steeds ambitieuzer te worden. Van loutere bilaterale oefeningen evolueerden deze naar multilaterale aangelegenheden met een groots vertoon aan wapens en andere militaire uitrusting. Tijdens deze militaire oefeningen werd bovendien de militaire bijstandsclausule toegepast. Deze clausule houdt in dat wanneer één lidstaat wordt aangevallen de andere lidstaten ter hulp schieten. Een dergelijke clausule blijkt tevens één van de kenmerken van een militaire alliantie te zijn. Ondanks de “de facto” toepassing van deze clausule tijdens de “Peace Mission 2007”, is een militaire bijstandsclausule tot op heden nog niet opgenomen in het SCO-handvest. Ook de steeds nauwere samenwerking tussen de SCO en de “Collective Security Treaty Organisation” (CSTO)
108
kan
geïnterpreteerd worden als een evolutie van de militaire component. De banden van de SCO met deze militaire alliantie leggen dan ook steeds meer en meer de nadruk op de ontwikkeling van de SCO als militaire alliantie. Tenslotte draagt ook de ontwikkeling van de veiligheidsmechanismen bij tot het creëren van het geloof in de SCO als zijnde een militaire alliantie in de opbouw. Zo werd er tijdens de SCO-top in Shanghai in 2006 ondermeer besloten om in het geval van een bedreiging van de regionale vrede, de stabiliteit en de veiligheid onmiddellijk consultaties te houden met de SCO-lidstaten om op deze manier een effectief antwoord te kunnen bieden. Ondanks deze ontwikkelingen die wijzen in de richting van de opbouw van een militaire alliantie, kan men toch concluderen dat het de SCO nog steeds ontbreekt aan de meest cruciale elementen die een organisatie tot een militaire alliantie brengen. Zo zijn ondermeer een militaire bijstandsclausule, een snel inzetbare troepenmacht, voortdurend politiek overleg, een permanent operationeel militair hoofdkwartier en een geïntegreerde politieke-militaire structuur nog steeds niet terug te vinden binnen de SCO.109
108
De CSTO ontstond in het kader van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten. Dit Gemenebest werd opgericht onmiddellijk na de val van de Sovjet-Unie en omvat alle voormalige Sovjet-landen met uitzondering van de Baltische staten: Estland, Letland en Litouwen. De CSTO is de door de Russische Federatie geleide militaire alliantie van dit Gemenebest. Cf. Smith, G., The Nationalities Question in the post-Soviet States. pp.23-34. 109 G. Germanovich, “The Shanghai Cooperation Organization: A Threat to American Interests in Central Asia?”, pp.21-23 en pp.29-32. M. De Haas, “De Shanghai Cooperation Organisation: veiligheidsalliantie in opmars.”, pp.205-211. M. De Haas, “The Shanghai Cooperation Organisation’s Momentum Towards A 57
Daarenboven lijkt ook de samenwerking binnen het energiekartel niet van een leien dakje te lopen. De SCO-lidstaten zijn naast energieproducerende partners hoofdzakelijk ook concurrenten van elkaar op het vlak van energie. Zo willen de Russische leiders via het energiekartel een grotere dominantie op de energiemarkt creëren en de prijzen hoog houden. Terwijl de VRC er net op hoopt de Russische dominantie te kunnen doorbreken en rechtstreeks contact met de Centraal-Aziatische republieken te bewerkstelligen, om zich zo rechtstreeks van de Centraal-Aziatische energie te kunnen verzekeren zonder de Russische Federatie als tussenpersoon. De VRC streeft er tevens ook naar om de energieprijzen zo laag mogelijk te houden om zo haar energievergende
economie te
kunnen onderhouden. Het in standhouden van de concurrentie is dan ook in het voordeel van de VRC. Bovendien hebben vele van deze SCO-lidstaten eveneens energierelaties met het Westen opgebouwd. De kans dat dit energiekartel evolueert tot een anti-Westers gegeven is dan ook klein. Tenslotte blijkt ook de kwestie Iran, die traditioneel zeer gevoelig ligt binnen de VS nog niet onmiddellijk een punt van onrust te vormen, aangezien de SCO momenteel nog niet beschikt over een uitbreidingsprocedure. Bovendien is de unanimiteit over een eventuele toetreding van Iran binnen de SCO-lidstaten ver zoek.110 Afgezien van het feit of de SCO nu al dan niet zal evolueren tot een militaire alliantie, een anti-Westerse energieclub en dat een toetreding van Iran al dan niet zal plaatsgrijpen, toch lijkt de SCO vandaag geen bedreiging voor het Westen te vormen. De vele handelsrelaties die onder andere de VRC en Kazakstan met het Westen hebben opgebouwd blijken nog steeds belangrijk tegengewicht te vormen voor de voornamelijk Russisch geïnspireerde anti-Westerse gevoelens. Toch doet het Westen er goed aan de ontwikkelingen van de SCO op de voet volgen en zelfs enige vorm van samenwerking met de SCO te bewerkstelligen. Desondanks het Westerse wantrouwen lijken nauwere contacten tussen de SCO en de NAVO wenselijk te zijn. Aangezien de SCO en NAVO beiden de stabiliteit en de veiligheid in Afghanistan en de Centraal-Aziatische regio willen verhogen, kan een samenwerking tussen beide organisaties op vlak van deze terrorismebestrijding dan ook een eerste stap vormen naar een verdere samenwerking op andere vlakken, het wederzijdse wantrouwen doen afnemen en het nemen van verkeerde
Mature Security Alliance.”, Scientia Militaria, 2008, pp.14-24. Liu Wenlong 刘文龙, Zeng Zhiliu 增枝柳 en Zhou Anfan 周安凡, “Shilun Shanghai hezuo zuzhi mianlin de kunjing 试论上海合作组织面临的困境 (Bespreken we de situaties waarmee de SCO geconfronteerd wordt)”, p.90. 110 M. De Haas, “De Shanghai Cooperation Organisation: veiligheidsalliantie in opmars.”, pp.212-213. M. De Haas, “The Shanghai Cooperation Organisation’s Momentum Towards A Mature Security Alliance.”, pp.2526. G. Germanovich, “The Shanghai Cooperation Organization: A Threat to American Interests in Central Asia?”, pp.34-36. 58
conclusies voorkomen. De NAVO werkt reeds met alle SCO-lidstaten samen via allerlei partnerschappen
111
, behalve met de VRC. De VRC uit dan ook regelmatig zijn
ongenoegen over de NAVO acties in de Zuidoost-Aziatische regio, die zij als haar eigen invloedssfeer beschouwt. De opbouw van een partnerschap tussen de NAVO en de VRC in lijn met het reeds bestaande partnerschap tussen de NAVO en de Russische Federatie, zou kunnen bijdragen tot het verhogen van het wederzijdse vertouwen. Bijgevolg zou dit eveneens het wantrouwen tussen beide instellingen doen afnemen en evenals ook tussen de SCO en het Westen. Tot op heden echter nemen zowel de VRC als de NAVO een afwachtende houding aan. Ook op een samenwerking tussen de SCO en de NAVO blijft het voorlopig wachten.112
111
Partnerschappen met de Centraal-Aziatische lidstaten via het “Partnership for Peace Program” en een partnerschap met de Russische Federatie binnen de “Navo-Rusland raad” Cf. http://www.nato.int/issues/pfp/index.html, 21/05/09 en http://www.nato.int/issues/nato-russia/topic.html, 21/05/09. 112 M. De Haas, “De NAVO en de Shanghai Cooperation Organisation, natuurlijke partners in het Oosten?”, Atlantisch Perspectief, Nr. 6, 2008, pp.27-29. M. De Haas, “De Shanghai Cooperation Organisation: veiligheidsalliantie in opmars.”, pp.221-224. F.P. Van der Putten, “De betekenis van China’s opkomst voor de NAVO.”, pp.357-358.
59
5
Slaagt de SCO erin zijn doelstellingen te verwezenlijken? Ondanks de evolutie die de SCO sinds zijn ontstaan in 2001 heeft doorgemaakt,
kenmerkt de organisatie zich nog steeds door een aantal zwakheden die de optimale werking van de SCO, en dus ook het bereiken van de Chinese doelstellingen, danig afremmen. Zo valt ondermeer op te merken dat de verschillende lidstaten er niet altijd dezelfde agenda op na houden. Vooral de Chinese en Russische neuzen zijn niet altijd in dezelfde richting gekeerd. Zoals reeds eerder vermeld poogt de energie-exporterende Russische Federatie de organisatie om te bouwen tot een energiekartel waarbinnen zij mits controle van de Centraal-Aziatische energiebronnen, de dominante rol zou kunnen spelen. Dit zou het Russische leiderschap ondermeer in staat stellen om prijzen op te leggen aan energie-importerende landen zoals de VRC. Daarenboven hoopt de Russische Federatie eveneens dat men er via de SCO in slaagt haar historische aanwezigheid in de regio te behouden. De Chinese leiders daarentegen streven ernaar om rechtstreeks met de Centraal-Aziatische republieken te onderhandelen over de import van de energie en hopen zo de dominantie van de Russische Federatie te omzeilen. Bovendien wenst de VRC de SCO voornamelijk in te zetten als middel om de economische relaties met de regio te verbeteren. De verschillende agenda’s van deze SCO-grootmachten hebben dan ook alle potentiëel om de efficiënte werking van de SCO te ondermijnen. Zolang beide landen echter het vrijwaren van de stabiliteit in de regio en het bestrijden van het terrorisme als belangrijker beschouwen, is de samenwerking gegarandeerd.113 Dat de SCO-lidstaten er verschillende agenda’s op na houden blijkt ook uit de vele bilaterale betrekkingen die de landen onderling sluiten. Het aangaan van bilaterale betrekkingen in plaats van multilaterale akkoorden binnen het SCO-kader schaadt eveneens de optimale werking van de organisatie. Bovendien blijkt ook de effectieve uitwerking van deze akkoorden moeilijk te zijn. Onenigheid over de manier waarop akkoorden dienen uitgevoerd te worden, lijken er voor te zorgen dat een echte implementering van deze akkoorden op zich laat wachten. Ook het budget waarmee de SCO dient te werken blijkt beperkt te zijn. Dit alles draagt dan ook bij tot de creatie van zwakke SCO-instellingen. Dat dit de geloofwaardigheid van de SCO ondermijnt hoeft dan ook geen verder betoog. Bovendien duidde de aanwezigheid van VS en NAVO-troepen na de aanslagen van 11 september in de Centraal-Aziatische regio, op het falen van de SCO
113
A.J.K. Bailes en P. Dunay, “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, pp.28-29. 60
in haar doelstelling tot het bewaren van de regionale veiligheid. Op regionaal vlak blijkt de organisatie zich dan ook nog niet ten volle ontwikkeld te hebben. Ook op internationaal vlak blijkt de SCO nog een bescheiden plaats in te nemen, al lijkt dit door onder andere het bereiken van de waarnemersstatus binnen de VN in 2004, te veranderen. Tot slot draagt de SCO principes als goed bestuur en democratie niet hoog in het vaandel. Op termijn zou het verwerpen van deze waarden wel eens een negatief effect kunnen hebben, aangezien het de regimes nog kwetsbaarder maakt. Bovendien blijkt ook de dialoog naar buiten toe zwak te zijn, wat de transparantie in het gedrang brengt en het wantrouwen dan weer vergroot.114
114
Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead”, pp.111-114. R. Giragosian, “The Strategic Central Asian Arena.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.1, 2006, pp.152-153. 61
CONCLUSIE De SCO blijkt aldus een intergouvernementele organisatie te zijn die erin slaagde de twee grootmachten de VRC en de Russische Federatie te doen samenwerken. Dit feit op zich is al opmerkelijk aangezien beide landen zich kenmerken door een zekere mate van wantrouwen ten opzichte van elkaar. Bovendien streven beiden landen er binnen deze organisatie naar om samen met de overige SCO-lidstaten regionale veiligheid en economische ontwikkeling te bewerkstelligen. De SCO slaagt er dan ook in een zekere vorm van samenwerking te creëren, gebaseerd op gezamenlijke doelstellingen die men bij het ontstaan van deze organisatie neerpende. Ondanks het oplossen van de grensdisputen tussen de SCO-lidstaten onderling en het creëren van economische relaties tussen de verschillende leden blijft de SCO toch vaak eerder een passief gegeven en beperkte de actie van de SCO zich tot nu toe, meerdere malen tot louter woorden. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat de SCO er niet in slaagde de drugstrafiek te bestrijden. Bovendien voert de SCO nog steeds een strijd ter beteugeling van de drie “boosaardige krachten”. Wanneer de SCO na de aanslagen van 11 september 2001 te maken krijgt met de Amerikaanse aanwezigheid in haar invloedssfeer in de strijd tegen het terrorisme, verbeterde de situatie in de regio aanzienlijk. De stabiliteit nam toe, waardoor ook de mogelijkheden voor economische ontwikkeling in de regio vergrootten. Na de gedeeltelijke terugtrekking van deze buitenlandse troepenmacht in 2003 echter verergerde de situatie opnieuw. De ware slagkracht van de SCO kan dan ook in vraag worden gesteld. Kan deze organisatie haar doelstelling van het verzekeren van de regionale veiligheid waarmaken of zou ze zich beter toespitsen op de economische ontwikkeling van de lidstaten? Het bewerkstellingen van economische samenwerking blijkt namelijk succesvoller te zijn en minder voeten in de aarde te hebben. Al dient hierbij wel opgemerkt te worden dat deze economische samenwerking vaak bilaterale betrekkingen tussen landen betreft in plaats van economische akkoorden die binnen de SCO op multilaterale wijze werden gestemd. Wanneer men deze positieve en negatieve punten nu specifiek toespitst op de VRC dan kan men besluiten dat men binnen het kader van de SCO er wel degelijk in slaagde de grensgeschillen met de Chinese buurlanden op te lossen, dat de militaire aanwezigheid aan de Chinese grenzen wel degelijk verminderde en dat ook transformatie van de Chinese diplomatieke betrekkingen slaagde. Een succesvolle bestrijding van het 62
terrorisme, het separatisme en het extremisme evenals het bekampen van de drugstrafiek daarentegen laat nog op zich wachten. Men kan dan ook concluderen dat de SCO in de toekomst voornamelijk dient te investeren in de verdere ontwikkeling van de organisatie en in de promotie ervan zowel binnen de SCO-lidstaten als daarbuiten. Niet alleen dient de SCO een groter aanzien te krijgen in de regio opdat meer besprekingen binnen het kader van de SCO zouden plaatsvinden (en dus niet louter tussen landen onderling), maar ook buiten de grenzen van de SCO-lidstaten dient ze belangrijker te worden. Een samenwerking met andere lokale of internationale organisaties zoals vb. de NAVO op het vlak van stabiliteit en veiligheid zou ten eerste de efficiëntie van de operaties in de regio verhogen. Daarnaast zou deze grotere SCO-transparantie ook het wantrouwen dat bestaat ten opzichte van de organisatie deels kunnen wegwerken. Bovendien dient de SCO ook meer middelen te vergaren onder haar lidstaten, zodat het SCO-budget wordt uitgebreid en kan worden geïnvesteerd in een efficiëntere werking van de SCO-instellingen, waaronder de ontwikkeling van de effectieve slagkracht van de RATS. Tenslotte dient de SCO in de toekomst eveneens te pogen om alle neuzen in dezelfde richting te keren. Eenmaal de gezamenlijke doelstelling van het creëren van stabiliteit en het bestrijden van het terrorisme is verwezenlijkt, vergroot namelijk de kans dat de contradicties tussen de SCO-lidstaten naar de voorgrond komen. Een confrontatie tussen de twee sterkhouders van de SCO, de Russische Federatie en de VRC, moet dan ook worden vermeden wil men de organisatie van een toekomst voorzien. De SCO zorgde er dus wel degelijk voor dat er zich een vorm van samenwerking binnen de Centraal-Aziatische regio voordeed en dat een verschillende Chinese doelstellingen werden verwezenlijkt. Maar de aanwezigheid van een aantal zwakheden zorgt er echter wel voor dat het versterken van de samenwerking (zowel tussen de lidstaten onderling als daarbuiten) dé toekomstige doelstelling van de SCO dient te worden. Alleen met het bundelen van de krachten kan de SCO zich verder ontwikkelen en kunnen globale problemen zoals het terrorisme en de drugstrafiek bestreden worden. Of zoals generaal Dennis C. Blair (geb. 1947)115 het zegt: “Zonder twijfel is het hebben van zo een sterk gestructureerde organisatie, niet alleen voordelig om op verschillende momenten efficiënt gevaren en crisissen die verschijnen in de lokaliteit te superviseren en 115
Blair is de huidige directeur van de Amerikaanse inlichtingendienst. Na zijn carrière in de Amerikaanse marine werd Blair gepromoveerd tot deze functie. Cf. http://www.dni.gov/, 21/05/09. 63
te controleren, het is ook voordelig om te vermijden dat de grootmachten bewegen naar een strategisch verzet en tegelijkertijd zorgt het ervoor dat de gespannen lokale veiligheidssituatie in Zuid en Centraal-Azië wordt verzacht.” (uit: Wang Guifang “Shanghai Hezuo Zuzhi yu Diqu Anquan,
,
(De SCO en de
regionale veiligheid)”, p.14.).
64
BIBLIOGRAFIE
Bailes, A.J.K., “The Shanghai Cooperation Organization and Europe.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.3, 2007, pp.13-18.
Bailes, A.J.K. en Dunay, P., “The Shanghai Cooperation Organization as a regional security institution”, SIPRI, Nr.17, mei 2007, pp.1-29.
Baum, R., “Political Stability in Post-Deng China: Problems and Prospects.”, Asian Survey, Vol.32, Nr.6, juni 1992, pp.491-505.
Bezemer, J.W. en Jansen, M., Een geschiedenis van Rusland van Rurik tot Poetin. Amsterdam, G.A van Oorschot, 2008.
Blank, S., “Russia tries tot expand the SCO’s membership.”, Central Asia-Caucasus Analyst, Vol.10, Nr.5, maart 2008, pp.9-11.
Braekhus, K.E. en Øverland, I., “A Match Made in Heaven? Strategic Convergence between China and Russia.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.2, 2007, pp.41-61.
Christoffersen, G., “Constituting the Uyghur in U.S.-China Relations: The Geopolitics of Identity Formation in the War on Terrorism.”, Strategic Insights, Vol.1, Nr.7, september 2002, pp.1-9.
Chung Chien-Peng, “Confronting Terrorism and Other Evils in China: All Quiet on the Western Front?”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.7587.
Cohen, A., “The Dragon Looks West: China and the Shanghai Cooperation Organization.”, Heritage Lectures, Nr.961, augustus 2006, pp.1-8.
Cohen, A., “U.S. Interests and Central Asia Energy Security.”, Backgrounder, Nr.1984, november 2006, pp.1-11.
Cohen, A., Ph. D. en Graham, O., “European Security and Russia’s Natural Gas Supply Disruption.”, Webmemo, Nr.2194, 8 januari 2009, pp.1-4.
Cohen, A. en Szaszdi, L.F., “Russia’s Drive for Global Economic Power: A Challenge for the Obama Administration.”, Backgrounder, Nr. 2235, januari 2009, pp.1-14.
Coolsaet, R., Sovjet-Unie. Leuven, Kritak Dossier, 1978.
Curtis, L. en Tkacik, J., “ China and India: Thawing Relations Unlikely to Lead tot Strategic Relationship.”, Webmemo, Nr.1272, December 2006, pp.1-3.
De Cordier, B., Blinde Regen: Centraal-Azië in de frontlijn. Gent, Academia Press, 2005.
De Cordier, B., “The Islamic Movement of Uzbekistan and the Islamic Jihad Union: 65
a jihadi nebulous in Central Asia and the EU.”, Caucaz Europenews, juli 2008.
De Haas, M., “Veiligheidssamenwerking tussen Rusland en China. Partnerschap of rivaliteit?”, Internationale Spectator, Jaargang 60, Nr.5, mei 2006, pp.254-259.
De Haas, M., “De Shanghai Cooperation Organisation: veiligheidsalliantie in opmars.”, in Bomert, B., van den Hoogen, T. en Wessel, R.A. (ed), Jaarboek vrede en veiligheid 2007, Amsterdam, Rozenberg, 2007. pp.205-227.
De Haas, M., “Peace Mission 2007 Exercises: The Shanghai Cooperation Organisation Advances.” Advanced Research and Assessment Group of the Defence Academy of the United Kingdom, september 2007, pp.1-15.
De Haas, M., “The Shanghai Cooperation Organisation’s Momentum Towards A Mature Security Alliance.”, Scientia Militaria, 2008, pp.14-30.
De Haas, M., “De NAVO en de Shanghai Cooperation Organisation, natuurlijke partners in het Oosten?”, Atlantisch Perspectief, Nr. 6, 2008, pp.25-30.
De Haas, M., “Time for the EU and NATO to engage with the Shanghai Cooperation Organisation.”, Europe’s World, herfst 2008, pp.43-47.
D’Hooghe, I., “Gevolgen van 11 september voor China’s Centraal-Aziëbeleid.”, Internationale Spectator, Nr.10, oktober 2002, pp.485-490.
D’Hooghe, I., “China en de Verenigde Staten: partners of concurrenten?”, Internationale Spectator, Nr.2, februari 2004, pp.63-66.
Dillon, M., China-A Cultural and Historical Dictionary. Richmond, Curzon, 1998.
Dittrich, Z.R. en Van Goudoever, A.P., De geschiedenis van de Sovjet-Unie. ’sGravenhage, SDU uitgeverij, 1991.
Dwivedi, R., “China’s Central Asia Policy in Recent Times.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.4, pp.139-159.
Fazal-ur-Rahman, “Pakistan’s Evolving Relations with China, Russia, and Central Asia.”, Acta Slavica Laponica, Nr.16, 2007, pp.211-229.
Germanovich, G., “The Shanghai Cooperation Organization: A Threat to American Interests in Central Asia?”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.6, Nr.1, 2008, pp.19-38.
Giragosian, R., “The Strategic Central Asian Arena.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.1, 2006, pp.133-153.
Gladney, Dru C., “China’s Interests in Central Asia-Energy and Ethnic Security.”, in R. Ebel en R. Menon (ed), Energy and Conflict in Central Asia and the Caucasus, Oxford, Roman and Littlefield Publishers, 2001, pp.209-223.
Glaser, B., “US-China Relations: A Good Beginning is Half Way to Success.”, Comperative Connections, Vol.11, Nr.1, 2009, pp.1-11. 66
Graham, T., “US-Russia Relations: Facing Reality Pragmatically.”, Center for Strategic and International Studies, juli 2008, pp.1-13.
Gunaratna, R. en Pereire, K.G., “An Al-Qaeda Associate Group Operating in China?”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.55-61.
Handke, S., “De stenen aftasten en de rivier oversteken- het Chinese energiebeleid.”, Internationale Spectator, Jaargang 60, Nr.4, april 2006, pp.179-183.
Hsü, I.C.Y, The Rise of Modern China. Oxford, Oxford University Press, 2000.
Huang Chin-Hao, “China and the Shanghai Cooperation Organization: Post-Summit Analysis and Implications for the United States.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.3, 2006, pp.15-21.
Hyman, A., “Moving out of Moscow’s Orbit: The outlook for Central Asia”, International Affairs, Vol.69, Nr.2, april 1993, pp.289-304.
Johnson, T.H., “On the Edge of the Big Muddy: the Taliban Resurgence in Afghanistan.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.2, 2007, pp.93-129.
Khazanov, A.M., After the USSR - Ethnicity, Nationalism and Politics in the Commonwealth of Independent States. Wisconsin, The University of Wisconsin Press, 1995.
Khodzhaev, A., “The Central Asian Policy of the People’s Republic of China.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.7, Nr.1, 2009, pp.9-28.
Kramer, M., “Kleurenrevoluties in de voormalige Sovjetunie - Ontluikende democratieën of Westerse Realpolitik?”, Internationale Spectator, Jaargang 61, Nr.10, oktober 2007, pp.492-496.
Kubicek, P., “Authoritarianism in Central Asia: Curse or Cure?”, Third World Quarterly, Vol.19, Nr.1, maart 1998, pp.29-43.
Kwam Ha Yim, China since Mao. Londen, The Macmillan Press, 1980.
Lagrange, T., “De Shanghai Cooperation Organization: een papieren tijger of de NAVO van het Oosten?”, Uitpers , Nr.97, 2008, pp.1-4.
Liao Xuanli, “Central Asia and China’s Energy Security.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.4, 2006, pp.61-69.
Liu Wenlong 刘文龙, Zeng Zhiliu 增枝柳 en Zhou Anfan 周安凡, “Shilun Shanghai hezuo zuzhi mianlin de kunjing 试论上海合作组织面临的困境 (Bespreken we de situaties waarmee de SCO geconfronteerd wordt)”, Gui Hai Luncong 桂海论丛 (Gui Hai Tribune), Vol. 23, Nr.2, maart 2007, pp.88-90.
Matusov, A., “Energy Cooperation in the SCO: Club or Gathering.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.3, 2007, pp.83-99. 67
McNamara, S., “Europe Should Reduce Dependence on Russian Energy and Develop Competitive Energy Markets.”, Webmemo, Nr.2195, 8 januari 2009, pp.1-4.
McWilliams, W.C. en Piotrowski, H., The World since 1945, A History of International Relations, Londen, Lynne Rienner Publishers, 2005.
Mukhametrakhimova, S., “Perception and Treatment of the Extremist Islamic Group Hizb ut-Tahrir by Central Asian Governements.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.49-54.
Oresman, M., “Beyond the Battle of Talas: China’s Re-emergence in Central Asia.”, CSIS Freeman Chair in China Studies, 2003, pp.401-424.
Pan Guang, “The Shanghai Cooperation Organization in the Context of International Antiterrorist Campaign.”, Central Asia and the Caucasus Journal of Political and Social Studies, Vol.21, Nr.3, 2003, pp.1-7.
Pan Guang, “East Turkestan Terrorism and the Terrorist Arc: China’s Post 9/11 Anti-Terror Strategy.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.2, 2006, pp.19-24.
Pan Guang, “A Chinese Perspective on the Shanghai Cooperation Organization.”, SIPRI, Policy Paper Nr.17, mei 2007, pp.45-60.
Paramonov, V. en Strokov, A., “Russian-Chinese Relations: Past, Present and Future.”, Conflict Studies Research Centre of the Defence Academy of the United Kingdom, september 2006, pp.1-14.
Paramonov, V. en Stolpovski, O., “Chinese Security Interests in Central Asia.”, Advanced Research and Assessment Group of the Defence Academy of the United Kingdom, mei 2008, pp.1-13.
Pikayev, A.A., “Enlarging the Shanghai Cooperation Organization: Is Iran a Viable Member?”, PONARS Eurasia Policy, Memo Nr.15, pp.1-5.
Prybyla, J.S., “Economic Reform of Socialism: The Dengist Course in China.”, Annals of the American Academy of Political and Social Science, Vol.507, januari 1990, pp.113-122.
Ren Dongfeng, “The Central Asia Policies of China, Russia and the USA, and the Shanghai Cooperation Organisation Process: a View from China.”, SIPRI, oktoberdecember 2003, pp.1-20.
Rupert, J., “Dateline Tashkent: Post-Soviet Central Asia”, Foreign Policy, Nr.87, zomer 1992, pp.175-195.
Shanker, T., en Mazzetti, M., “China and U.S. Clash on Naval Fracas.”, New York Times, 10 maart 2009, http://www.nytimes.com/2009/03/11/world/asia/11military.html?_r=1?_r=1, 16/05/09.
Shichor, Y., “China’s Central Asian Strategy and the Xinjiang Connection: 68
Predicaments and Medicaments in a Contemporary Perspective.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.6, Nr.2, pp.55-73.
Smith, G., The Nationalities Question in the post-Soviet States. Londen, Longman, 1996.
Steiger, A., “Republics of Soviet Central Asia”, Far Eastern Survey, Vol.15, Nr.11, juni 1946, pp.169-172.
Swanström, N., “China and Central Asia: a new Great Game or traditional vassal relations?”, Journal of Contemporary China, Vol.14, Nr.45, november 2005, pp.569584.
Swanström, N., “Narcotics and China: An Old Security Threat from New Sources.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.1, 2006, pp.113-131.
Sznajder, A.P., “China’s Shanghai Cooperation Organization Strategy.”, Journal of IPS, Vol.5, lente 2006, pp.93-102.
Tellis, A.J., “Pakistan and the War on Terror, Conflicted Goals, Compromised Performance.”, Carnegie Endowment for International Peace, 2008, pp.1-56.
Tolipov, F., “Mulitlateralism, Bilateralism and Unilateralism in Fighting Terrorism in the SCO Area.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.5, Nr.2, 2006, pp.153-169.
Van der Putten, F.P., “De betekenis van China’s opkomst voor de NAVO.”, Internationale Spectator, Jaargang 61, Nr.7/8, 2007, pp.357-361.
Wang Feiling, “Sino-American Relations: Dynamic Stability Facing New Factors.”, EAI Background Brief, Nr. 369, augustus 2008, pp.1-13.
Wang Guifang 王桂芳, “Shanghai Hezuo Zuzhi yu Diqu Anquan, 上海合作组织与地 区安全(De SCO en de regionale veiligheid)”, Eluosi zhongya dongou yanjiu 俄罗斯 中亚东欧研究 (Studie van Rusland, Centraal-Azië en Oost-Europa), Nr.4, 2008, pp.11-15.
Warikoo, K., “Ethnic Religious Resurgence in Xinjiang.”, in Atabaki, T. en O’Kane, J. (ed), Post-Soviet Central Asia, Londen, Tauris Academic Studies, 1998, pp.269-282.
Weitz, R., “SCO fails to solve its expansion dilemma.” Central Asia-Caucasus Analyst, Vol.9, Nr.18, 19 september 2007, pp.1-3.
Xing Guangcheng, “China and Central Asia”, in Allison, R. en Jonson, L. (ed), Central Asian Security-The New International Context. Washington D.C., Brookings Institution Press, 2001, pp.152-170.
Yom, S.L., “Power Politics in Central Asia.”, Harvard Asia Quarterly, Vol.6, Nr.4, herfst 2002, pp.1-12.
Zeb, R., “Pakistan and the Shanghai Cooperation Organization.”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol.4, Nr.4, 2006, pp.51-60. 69
Zhao Huasheng, “China, Russia and the United States: Prospects for Cooperation in Central Asia.”, China and Eurasia Forum Quarterly, februari 2005, pp.20-38.
Zhao Huasheng, “The Shanghai Cooperation Organization at 5: Achievements and Challenges Ahead”, China and Eurasia Forum Quarterly, Vol. 4, Nr. 3, 2006, pp.105-123.
Websites:
http://www.fmprc.gov.cn/eng/topics/sco/t57970.htm, 05/11/08.
http://www.sectsco.org/EN/AntiTerrorism.asp, 14/03/09.
http://www.sectsco.org/EN/brief.asp, 14/03/09.
http://www.sectsco.org/EN/secretariat.asp, 14/03/09.
http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=51, 30/03/09.
http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=52, 30/03/09.
http://www.sectsco.org/EN/frame.asp, 06/04/09.
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/rankorder/2119rank.html, 16/04/09.
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/rankorder/2147rank.html, 16/04/09.
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/af.html, 09/05/09.
http://english.scosummit2006.org/en_bjzl/2006-04/20/content_98.htm, 11/05/09.
http://english.scosummit2006.org/en_bjzl/2006-04/20/content_87.htm, 11/05/09.
http://www.uschina.org/statistics/tradetable.html, 13/05/09.
http://www.treas.gov/offices/international-affairs/cfius/, 13/05/09.
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/rankorder/2173rank.html, 16/05/09.
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/rankorder/2180rank.html, 16/05/09.
http://www.stats.gov.cn/tjsj/ndsj/2008/indexeh.htm, 18/05/09.
http://www.un.org/en/aboutun/index.shtml, 20/05/09.
http://www.un.org/sc/members.asp, 20/05/09 70
http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=70, 21/05/09.
http://www.nato.int/cps/en/natolive/what_is_nato.htm, 21/05/09.
http://www.nato.int/issues/pfp/index.html, 21/05/09.
http://www.nato.int/issues/nato-russia/topic.html, 21/05/09.
http://www.sectsco.org/EN/, 21/05/09.
http://www.dni.gov/, 21/05/09.
http://www.sectsco.org/EN/show.asp?id=65, 23/05/09.
http://www.globalsecurity.org/military/ops/cold_war.htm, 24/05/09.
71