DE SCHRIFT RECHT SNIJDEN? over de ultra-bedelingenleer met tevens een weerlegging van: *de alverzoeningsgedachte *de vernietigingsvisie *de restitutietheorie
Jildert de Boer
Uitgave: Verdieping en Aansporing i.s.m. Stichting Johannes Multimedia
© maart 2000, J.A. de Boer. 2e herziene druk: februari 2007 Uitgeverij: Verdieping en Aansporing. J.A. Leeghwaterstraat 6. 3841 KC Harderwijk. E-mail:
[email protected] http://www.verdiepingenaansporing.nl ISBN-nr. 90-803836-2-7. NUR 700. Uitgave 2e druk i.s.m.: Stichting Johannes Multimedia. Postbus 31. 3940 AA Doorn. Tel. 0343-412857. Fax 0343-420330. E-mail:
[email protected] Uitgave derde versie: digitaal November 2011.
2
DE SCHRIFT RECHT SNIJDEN? over de ultra-bedelingenleer met tevens een weerlegging van: *de alverzoeningsgedachte *de vernietigingsvisie *de restitutietheorie
Jildert de Boer
Uitgave: Verdieping en Aansporing i.s.m. Stichting Johannes Multimedia 3
Woord vooraf Wanneer wij een leer willen toetsen, dan stellen wij voorop, dat we geen mensen of aanhangers van een visie willen aanvallen. Integendeel, het gaat juist om liefde tot alle mensen én om liefde tot het Woord der waarheid. Er zijn talrijke leringen van mensen en boze geesten (1Tim.4:1) in omloop, die de goedwillende christen op het verkeerde been willen zetten. Zo menen de broeders die de in deze brochure besproken opvattingen aanhangen, dat door “Schrift(in)deling” de dingen veel meer op hun plaats vallen en dat ogenschijnlijke tegenstrijdigheden in het Woord Gods hiermee kunnen worden verklaard. We willen ons inderdaad laten leiden door de Bijbel en “indien iemand Gods wil doen wil, zal hij van deze leer weten of zij van God komt”, sprak Jezus (Joh.7:17). De bereidheid zelf dagelijks de Schriften na te gaan of deze dingen alzo zijn (Hand.17:11) is de edele gezindheid die we nodig hebben om te toetsen. Christenen hebben geestelijke vaders. We hebben allemaal onze leermeesters gehad, die ons op weg geholpen hebben en ons in een bepaalde mate tot hulp zijn geweest en sommige van hen zijn ons vaak nog tot zegen. Toch blijft het van belang dat we ons voortdurend op de Bijbel zelf richten en alles naar het Woord herijken, omdat er zoveel aan menselijke traditie is binnengeslopen. Op die wijze ontdek je zelf ook dingen van God. Het is niet onze hobby om een lering te bestrijden. Veel liever schrijven we over geloofsopbouwende onderwerpen, die meer levensgericht zijn en die de geestelijke ontwikkeling van de gelovige in Christus dienen.
4
Ditmaal willen we echter een leer ontzenuwen, die schade berokkent aan het Woord van God en aan de gemeente van Christus. Hoewel we openlijk personen zullen noemen, die in meer of mindere mate deze leringen koester(d)en, om herkenbaarheid aan te geven, gaat het ons veel meer om de zaak zelf. Om het populair te zeggen: “we willen niet op de man spelen, maar op de bal”! Daarbij moet het ons van het hart dat sommige mensen die besmet geraakt zijn door deze in menig opzicht extreme visie op de Bijbel niet gemakkelijk het achterste van hun tong willen laten zien, maar zich eerder terugtrekken als er geen ontvankelijkheid wordt getoond voor hun inzicht. Anderzijds gaat er van deze zeer specifieke visie een bepaalde betoverende werking uit. Moge onze Heer dit geschrift zegenen, om licht te geven over deze leer, die het ware zicht op de boodschap van de brieven van de apostelen vertroebelt en geen ontwikkeling van goddelijk leven bewerkt. Als het tot hulp dient om knopen te ontwarren en strikken los te maken, dan wel deze te vermijden, heeft het aan zijn bedoeling beantwoord!
Harderwijk, maart 2000
De schrijver.
Bij de tweede, herziene en sterk uitgebreide druk Ondanks het nogal specialistische onderwerp van de brochure was er een tweede oplage nodig, om in de vraag naar informatie over de ultra-bedelingenvisie, met als scharnier Hand.28:28, te voorzien. Helaas hebben zich in de afgelopen jaren enkele scheuringen in gemeenten voorgedaan in Nederland, waarvan de directe aanleiding gelegen was in deze visie. We 5
denken bijvoorbeeld aan splitsingen in gewone Baptistengemeenten te Harderwijk en Nieuw-Buinen. Deze hyper-bedelingenvisie wint in ons land terrein en daarom blijft het nodig Bijbels tegenweer te bieden wat deze leringen betreft. In de nieuwe oplage zijn dan ook een groot aantal aanvullingen opgenomen, waardoor de oorspronkelijke brochure nu in boekvorm verschijnt. Daarbij hebben we een pittige aanpak van de thematiek niet geschuwd. We wijzen nog specifiek op het vijfde hoofdstuk waarin de eeuwige straf wordt besproken en de alverzoeningsleer weerlegd. Die vormt een vanuit menselijk oogpunt aantrekkelijke kijk op de zaak, die meer en meer voet aan de grond krijgt, zelfs in meer bijbelgetrouwe kringen. Ook de te berde gebrachte vernietigingsvisie (het zogenaamde annihilationisme) is een derde kijk op de poel van vuur, die in evangelische kringen in opmars is. In de ultrabedelingenstromingen komen beide alternatieve standpunten over de betekenis van de hel voor. Het zesde hoofdstuk over de restitutieleer is nieuw opgenomen vanwege de actualiteit van deze visie, die zich baseert op de “gap‟‟-theorie die er zou bestaan tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2. Ten slotte willen wij wijzen op een mogelijke valkuil: we kunnen ons bezig houden met het louter bestrijden van één der genoemde leringen. Daarmee alleen te volstaan, slaat de plank mis. Het gaat ons niet om een antihouding zonder meer, maar om het doel: inzicht te verkrijgen in Gods plan met de gemeente in de eindtijd en ons eigen leven te leggen naast de maatstaven, die het Woord geeft en die ons opwekken en aanvuren tot toebereiding en heiligmaking! 6
Daarom hebben we terloops ook steeds praktische noties aangegeven, die ons leven raken! Laten we tijdens het toetsen erop letten dat ons eigen leven voor God rein bewaard blijft en een licht is voor de mensen om ons heen!
Harderwijk, februari 2007
De schrijver.
Derde digitale versie Dit is een vrijwel ongewijzigde heruitgave van de tweede druk. „De late brieven van Paulus-beweging‟ ijvert nog steeds voor het gebruiken van een „speciale schaar‟ die knipt in de apostolische brieven, waardoor er nog slechts zeven of nog minder brieven uit het Nieuwe Testament van directe toepassing zijn voor de hedendaagse gemeente. Daarbij hoor je vaak mensen zeggen: “dat is niet meer voor ons”. Daarom blijft heldere voorlichting door middel van dit boek broodnodig, om het woord der waarheid recht te snijden!
Harderwijk, november 2011
De schrijver.
7
Inleiding Ongetwijfeld hebt u wel eens gehoord van de bedelingenleer, of hebt u mensen ontmoet die deze visie op de Bijbel aanhangen. De gebruikelijke versie van de bedelingenleer gaat terug op de bekende John Nelson Darby en in gepopulariseerde vorm op Cyrus Ingerson Scofield, bekend door de zogenaamde Scofield Bible met aantekeningen. De gewone, gematigde bedelingenleer, die doorgaans zeven heilsdispensaties onderscheidt, is in ons land met veel verve verdedigd door de broeders van de Vergadering van Gelovigen, zoals H.C. Voorhoeve en niet in het minst door de Maranatha-beweging vooral via het blad “Het Zoeklicht” van Johannes de Heer (wiens zangbundel ook de harten van velen in de traditionele kerken veroverde). Zo spreekt men achtereenvolgens over: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De bedeling van onschuld. De bedeling van het geweten. De bedeling van menselijke regering. De bedeling van de belofte. De bedeling van de wet. De bedeling van de genade. De bedeling van het Koninkrijk.
Een grote vlucht heeft deze visie gekregen door de populaire Hal Lindsey-boeken, die vanaf de zeventiger jaren miljoenenoplagen haalden. Ondanks een naar ons begrip verkeerd inzicht en een thans ook in menig opzicht door de tijd achterhaald begrip brachten deze boeken wel
8
veel mensen tot nadenken en kwamen er velen door tot bekering. Tegenwoordig zijn het de populaire romanseries van Jenkins en la Haye, die als “zoetje broodjes” over de toonbank gaan en dezelfde felgekleurde, angstaanjagende eindtijdscenario‟s schilderen. Ook in brede delen van de Pinksterbeweging vond deze natuurlijke visie ingang, waarbij de opnameleer VOOR de grote verdrukking een belangrijke rol speelt. Veeleer is het echter John Nelson Darby, de grondlegger van de Vergadering van Gelovigen, geweest die de gedachte van de “pre-tribulational rapture” (opname voor de grote verdrukking) vanaf ongeveer 1830 ontwikkelde. In dit boekje gaat het ons echter niet zozeer om de gewone, gebruikelijke bedelingenleer, maar om een ver doorgevoerde variant daarop: het ultra-dispensationalisme of de hyper-bedelingenleer.
9
HOOFDSTUK 1. Een extreme loot aan de “bedelingenboom” Het ultra-dispensationalisme In dit geschrift willen we een extreme loot aan de “bedelingenboom” bespreken en aan de hand van het Woord beoordelen. Het is het zogenaamde ultradispensationalisme, dat veelal twaalf bedelingen onderscheidt. Mogelijk bent u deze gedachtengang nog niet tegen gekomen. Wat niet is, kan echter komen en een gewaarschuwd man telt voor twee. Deze hyperbedelingenleer werd in de laatste zeventig jaar in Nederland voornamelijk gebracht in en via kleine groepjes en dito blaadjes. Tegenwoordig vindt de verspreiding van deze leer van bedelingenexperts in toenemende mate en op grotere schaal plaats, in het bijzonder ook via het internet, en werden we er langs verschillende kanalen een aantal keren mee geconfronteerd. Schriftdeling!(?) Wanneer wij de ultra- of hyperbedelingenleer, en in het bijzonder de zgn. “zeven brieven”-visie daarbinnen, bespreken, dan ontmoeten wij een schematisch, theoretisch stelsel met veel onderscheidingen en een vorm van “Schriftdeling”. Als wij slechts een globale kennis van het Woord hebben, dan lukt het niet, om de wortels en de consequenties van deze leer te verstaan. Helaas hebben veel christenen een te vaag, algemeen begrip van de Bijbel, 10
om deze leer te kunnen doorgronden, waardoor zij vatbaar kunnen worden voor de schijnbaar logische structuur van de ultra-bedelingenleer, of daar naïef in mee (dreigen te) gaan. Niet voor niets waarschuwde de profeet Hosea al hiervoor: “Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis” (Hos.4:6). De brengers ervan hebben de bedoeling om Christus te verkondigen en kunnen –tussen hun leer door- soms heel goede dingen zeggen. Men denkt in Hand.28:28 de sleutel te hebben gevonden, waarmee de Schriften kunnen worden geopend. Bovenal worden de brieven van Paulus volgens zeggen bij benadering in de goede tijdsvolgorde gezet, waarmee alles op zijn juiste plaats zou vallen. Tegenstrijdigheden zouden opgelost worden door een scheiding in bedelingen en bedieningen aan te nemen en te hanteren. Deze beweging ziet overigens veelal niet meer de “opname” van 1 Thess.4:17 (een vroege brief van Paulus) als haar hoop, maar de zogenaamde “uitopstanding” van Fil.3:10,11 (een late brief van Paulus). Het spreekt vanzelf dat we de aanhangers van dit inzicht als mens van harte liefhebben. Toch willen we aangaande hun leringen op bijbelse gronden een zeer groot aantal kritische kanttekeningen plaatsen. Enkele prominente vertegenwoordigers in Nederland Het keurig uitgevoerde blad “Amen” en ook Everread Uitgevers, waarin de gebroeders Peter en Hoite Slagter een hoofdaandeel hebben, is een belangrijke spreekbuis van hen die een scherp onderscheid aanbrengen in bedelingen en daarin vele stappen verder gaan dan de gewone 11
bedelingenleer die teruggaat op John Nelson Darby (18001882), de belangrijkste pionier en bijbelleraar van de Vergadering van Gelovigen. Vermeld blad vindt in een grote kring aftrek en men kan er uiteraard ook veel goeds in vinden. Uitdrukkelijk dient gezegd te worden dat dit magazine niet de uiterste consequentie trekt, die men in sommige ultrabedelingenkringen eveneens tegenkomt, namelijk de alverzoening of het universalisme (alle mensen en zelfs uiteindelijk het hele rijk der duisternis worden behouden). Wel predikte het genoemde blad onder meer via artikelen van Denijs van Zuijlekom het ten slotte uitdoven van de poel des vuurs. Anderen die frequent in “Amen”schrijven zijn bijvoorbeeld Sebastiaan de Graaf en Ronald Lammers. Bijbelleraren als de gebroeders Slagter en Denijs van Zuijlekom zijn zeer actief in het uitdragen van hun visie op tal van plaatsen in ons land, als ook door het uitgeven van een scala aan brochures en verspreiding van de ultra-visie als “geheimenis” door middel van hun internetsites. De namen van Het Morgenrood en Everread-Uitgevers zijn onlosmakelijk verbonden met de arbeid van de Slagters. In het fonds worden ook boeken van Bullinger en Welch uitgegeven, de grondleggers van de ultra-bedelingenleer. De Bijbel als norm tot toetsing We willen in dit geschrift gegevens over de wortels en de gevolgen van het ultra-dispensationalisme aandragen en deze aan de hand van de Bijbel belichten en toetsen. Hier en daar kan men in hun lectuur wel eens iets verrassends tegenkomen, dat tot nadenken stemt. Hun omgang met de Bijbel is beslist onconventioneel en gaat 12
zeker niet uit van de traditionele standpunten. Een traditioneel bepaalde uitleg mag nooit de Schrift zelf in de weg staan, of overwoekeren. Herleiding tot de Bijbel zelf blijft altijd nodig! Niettemin zijn er in dit “leersysteem” talrijke voetangels en klemmen te vinden, waarvoor we de lezer ernstig willen waarschuwen, omdat er een raamwerk aan de Bijbel wordt opgedrongen, dat door diezelfde Bijbel niet wordt gekend. Geen strijd tegen mensen, maar tegen machten Daarbij merken we op dat er vele kinderen van God verstrikt zijn geraakt in deze leer, terwijl ze denken de juiste sleutel om de Schrift te verstaan te hebben gevonden. Het zijn vaak de serieuze zoekers die geboeid worden door deze leer. We hebben deze mensen van harte lief en het zou heerlijk zijn als dit geschrift mede een hulp is, om los te komen van deze „leergeest‟ (1 Tim.4:1). De boze doet wat hij kan om via “leringen van mensen en boze geesten” te proberen het plan van God te dwarsbomen of op te houden. Daarom willen we tot hulp zijn hun netten te verscheuren door deze ultraleringen op bijbelse gronden te ontzenuwen van hun verleidende prikkels naar sommige medechristenen. Wij strijden hier niet tegen bloed en vlees (mensen), maar tegen geestelijke machten (Efeze 6:12), in het bijzonder tegen leer- en leugengeesten. Een positief oogmerk We verlangen niets liever dan dat christenen in de praktijk het leven van Jezus Christus gaan navolgen door in Zijn voetstappen te treden (1 Petr.2:21,22). Hij is gekomen om 13
ons leven te geven en DAT IN OVERVLOED! (Joh.10:10b, letterlijk). Dit leven boeit en fascineert ons tot en met en daar willen wij van getuigen! De Heer wil ons een opleiding geven om via een groeiproces te ontwikkelen tot zonen Gods! (Rom.8:14,19). Laten wij daarom de weg in de voetsporen van Jezus Christus in gehoorzaamheid gaan!
14
HOOFDSTUK 2. De wortels van de ultra-bedelingenleer Pioniers Hoewel men enkele sporen in ultrarichting aantreft bij Vergadering-broeder C.H. Mackintosh (1820-1861), waardoor ultrabroeders een van de zgn. “PlymouthBrethern” ten onrechte voor hun standpunt claimen, zijn de grondleggers en de belangrijkste pioniers van de extreme ultra-bedelingenleer Ethelbert W. Bullinger (1837-1913) en Charles H. Welch in Engeland (1880-1967). Men spreekt wel van “Bullingerism” of “ultra-dispensationalism”. Bullinger was zonder meer een begaafde persoon, die 77 boeken op zijn naam heeft staan. Het blad, dat hij uitgaf, heette: “Things to come”. Dr. E.W. Bullinger is een directe nakomeling van Heinrich Bullinger, de opvolger van de hervormer Zwingli. De gedachtewereld van latere vertegenwoordigers binnen het ultra-dispensationalisme in de Angelsaksische wereld kan meestal worden teruggeleid naar Bullinger en/of Welch. Spreekt men in de Gereformeerde gezindte wel over de “kerk vanaf Adam”, in de “vrije groepen”, zoals onder andere in de Vergadering van Gelovigen en de Pinksterbeweging ziet men het begin van de gemeente van Christus bij het pinksterfeest in Handelingen 2. De typerende trek van de vanuit Bullinger en Welch ontwikkelde stroming is dat zij de gemeente laat beginnen na Hand.28:28. Daar lezen we: “Het zij u dan bekend, dat
15
dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen”! Andere schrijvers, die gingen werken vanuit deze uitgangsstelling, zijn bijvoorbeeld Otis Q. Sellers (Verenigde Staten van Amerika) en Stuart Allen (Engeland), de opvolger van Ch. H. Welch met het blad ”The Berean Expositor”. Men maakt er bezwaar tegen dat wij, met anderen, bepaalde opvattingen al bij voorbaat als “ultra” of “extreem” stigmatiseren. Dit is geen kwaadwillige opzet. De in dit geschrift besproken visie, voortgekomen uit de inzichten van vooral Bullinger en Welch, staat nu eenmaal bekend als “ultra-dispensationalisme”, net zo goed als er tegenwoordig een stroming bestaat die men betiteld met “progressief dispensationalisme”. Het middenstandpunt vanuit Handelingen 13 Een tussenpositie neemt de groep in die de gemeente laat beginnen bij Hand. 9 of Hand. 13, daar waar de bediening van Paulus een aanvang neemt. Men noemt dit wel het gematigde ultra-dispensationalisme. Woordvoerders van deze visie zijn onder meer J.C. O‟ Hair, C.R. Stam en C.F. Baker, schrijver van het standaardwerk “A dispensational theology”. Een blad in deze richting is: “The Berean Searchlight”. Paul M. Sadler is een huidige voorman. In Nederland is deze groep vertegenwoordigd door de Genade Bijbelgemeenten van Dov Avnon te Nieuwegein en Jan Stelma in Sassenheim.
16
De gebruikelijke bedelingenleer De gewone dispensationalisten geloven in de start van de gemeente in Handelingen 2 (vergelijk Hand.1:5; Hand.11:15,16; 1 Kor.12:13; Kol.1:18). Om slechts enkele namen in verleden en heden te noemen: J.N. Darby, W. Kelly, C.I. Scofield, L.S. Chafer, J.F. Walvoord, Dwight L. Pentecost, Arno Gaebelein, C.C. Ryrie, e.a. en in Nederland bijv. H.C.Voorhoeve, Joh. de Heer, Jb. Klein-Haneveld, W.J. Ouweneel en H.P. Medema. Opvolgers gaan echter soms een stap verder dan hun vader. Zo neemt bijv. Ab Klein-Haneveld van het Nederlands Bijbelstudiecentrum (N.B.C.) scherpere bedelingenposities in, dan zijn vader deed, de bekende Jacob Klein-Haneveld van Het Morgenrood, die Ab als “een verbeterde uitgave van zijn vader” zag. Toch is Ab Klein-Haneveld geen ultradispensationalist geworden. Zijn extreme accenten werden echter wel aanleiding dat hij in de tachtiger jaren, toen hij een aantal jaren docent was aan de Evangelische Bijbelschool, destijds te Doorn, daar niet gehandhaafd kon blijven. Ondertussen had het zaad van zijn bijbeluitleg kiem gevat in het denken van een aantal van zijn studenten. Ab had deze jongens op een bepaald spoor gebracht, waar ze op door dachten. Peter Slagter was student tussen 8083, Hoite Slagter tussen 82-85 en Wim Griffioen was er van 81-84. Wim Griffioen, niet te verwarren met die van het Morgenrood, begon eind tachtiger jaren een groep in Waddinxveen. Wellicht was die nog niet zo slecht begonnen, maar deze groep ontaardde in een sektarisch gezelschap, waar banden met de familie werden verbroken. Vóór de lichting studenten in de periode Ab Klein-Haneveld
17
studeerden aan de Evangelische Bijbelschool mannen als Denijs van Zuijlekom (72-75) en Johan Hensen (74-77), die beide later over gingen hellen naar de ultra-bedelingenleer. Jacob Klein-Haneveld heeft niet kunnen vermoeden of bevroeden dat Het Morgenrood onder de leiding van Peter en Hoite Slagter zou opschuiven naar het ultradispensationalisme. Er zijn er ook die in de laatste decennia naar de andere kant toe verschuiven, zoals de bekende auteurs Willem J. Ouweneel en Henk Medema, die tegenwoordig in mindere mate specifieke Vergadering der Gelovigenstandpunten propageren en steeds meer een breed evangelischcharismatisch gedachtegoed verbreiden door middel van hun talrijke boeken en het blad “Bode van het Heil in Christus”. Hun vooruitstrevender opstelling wordt hen in eigen kringen niet altijd in dank afgenomen, of door sommigen zelfs gezien als een afroming van de oorspronkelijke principes. Het blad “Uit het Woord der waarheid” vertegenwoordigt sterker de traditionele standpunten van de Vergadering. De Scofield Reference Bible (1909) met zijn talrijke voetnoten deed een enorme invloed gelden onder deze gewone dispensationalisten. Dat sommigen de leer van zeven bedelingen maakten tot een sluitend stelsel blijkt bijvoorbeeld wel uit een boek als dat van Clarence Larkin: “The greatest book on dispensational truth in the world”. Een interessant en wonderbaarlijk boek vol met schema‟s. In het vele schematiseren en in een tot in details uitwerken van dit systeem, vooral aangaande de eindtijd, schuilt uiteraard
18
het gevaar van een te gekunsteld, theoretisch bezig-zijn met het Woord van God. De Companion Bible (1911) met aantekeningen van E.W. Bullinger werd echter van grote betekenis voor de ultradispensationalisten. Bij hen is er sprake van meer dan 7 bedelingen, over het algemeen 12. De visie en stroming van Knoch Voor zover ik heb kunnen nagaan was de Duitse Amerikaan A.E. Knoch (1874-1965) de eerste die de bedelingen- en aionenleer (waarover verderop iets meer) liet uitmonden in alverzoening. Bullinger en Welch hebben de alverzoeningsvisie nimmer gepropageerd! Knoch is bekend van de “Concordant Version of the sacred Scriptures” (1926), waarvan het Oude Testament onvoltooid bleef. In Nederland volgden vanaf ongeveer 1925 vooral A. Lukkien, A. Oosterhuis, mr. M.A. Manussen en H.W. den Haring zijn voetspoor. Op het ogenblik is het nu vooral de gemeente Eben-Haëzer in Rotterdam die vanaf 1978 deze leer ijverig uitdraagt, eerst onder de evangelist Cor van Hoeven en nu onder voorganger Andries van der Wal. Ook de site van Wim Janse uit Zeeland zit op deze golflengte. Bovendien leert deze tak uitdrukkelijk dat God satan als tegenstander heeft geschapen. Satan zou een knecht van God zijn, beweert men. Daarmee maakt men onze enkel goede en enkel heilige God tot de Schepper van het kwade! God wordt in deze visie tot de oorzaak en de auteur van de zonde gemaakt (volledig in strijd met bijv. Jac.1:13 en 1 Joh.3:8!) en men beroept zich hiervoor ten onrechte op 19
Jes.45:7.1 Hierdoor is God het wel aan satan verplicht zelfs hem uiteindelijk te behouden. Knoch plaatste al een “aioon” (tijdperk) tussen Gen.1:1 en Gen.1:2: de nederwerping der wereld. In totaal onderscheidde hij vijf aionen, een aantal dat over het algemeen in de hele ultra-dispensationalistische beweging wordt gehanteerd. Daarbij spreekt Knoch ook nog over voor-aionische en na-aionische tijden. Ontwikkeling in Nederland van de andere richting G.J. Pauptit en S. van Mierlo met hun blad “Uit de Schriften” (van 1929-1963) gingen in Nederland aan de slag met de door Bullinger en Welch ontwikkelde ideeën. Pauptit neigde naar alverzoening, maar Van Mierlo was op dit punt wat voorzichtiger. De visie van “Uit de Schriften” werd voortgezet door het blad “Bijbels denken” (1964-1989) onder K.A. den Breejen en werd van 1994-2001 opnieuw uitgegeven onder redactie van Jan van de Westelaken. Op het ogenblik zet deze zijn activiteiten via internet voort. Hij probeert de ultrabedelingenleer los te pellen van zijn fundamentalistische oorsprong, wat bij hem leidt tot tolerantie ten opzichte van andersgezinden, maar ook tot een nogal vrij omspringen met de Bijbel, hoewel hij gelukkig vast blijft houden aan de lichamelijke opstanding van Christus (1 Korinthe 15). 1
Een dergelijk vers uit het oude testament dient men te lezen in het volle licht van het nieuwe verbond: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Joh.1:5). Zie mijn brochure “Godsbeeld-mensbeeld-satansbeeld”, drie grondprincipes belicht vanuit het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Verkrijgbaar via “Verdieping en Aansporing”. 20
Helaas zijn er ook uit de kring rond “Bijbels Denken” voortgekomen, die de unieke plaats van Christus en het gezag van de Bijbel aantasten. We denken bijv. aan de vele brochures van dhr. P. Strootman, die onder meer gelooft dat Jozef de werkelijke vader van Jezus Christus was. In deze kringen zijn dikke standaardwerken uitgegeven, die het ultra-dispensationalistische gedachtegoed (?) vertolken. We denken aan het werk van M. Paasse: “Gods grote plan met deze wereld” en aan dat van drs. A. Keizer: “De grote toekomst van Israël, de kerk en de volken”. Ook iemand met een fundamentalistischer bijbelbeschouwing als André Piet verkondigt door middel van zijn website “Goed Bericht” met grote nadruk en veel ijver de alverzoeningsleer. Hetzelfde accent pro-alverzoening vinden we op de overigens mooi uitgevoerde en soms ook leerzame site “Open Bijbel” van Ab de Raad met daarop o.a. bijbelstudies van de tegenwoordig eveneens nogal naar alverzoening neigende bijbelleraar Klaas Goverts, van wie overigens ook bijzonder veel te leren valt, vanwege zijn grote kennis van het Hebreeuws en het Oude Testament. De site van Joop Neven “Wereldgeschiedenis” is eveneens geporteerd van de alverzoeningsleer, evenals de nieuw opgestarte site “Uit de Schriften” met daarop oude stukken van Pauptit en Van Mierlo en nieuw materiaal van Eric Erades. De sites “Bijbel.nl” en “GenadeBijbel.nl” van Dov Avnon en Jan Stelma in resp. Nieuwegein en Sassenheim nemen een middenpositie in: zij maken zich sterk voor diverse bedelingenposities, verdedigen echter wel de bijbelse visie
21
aangaande de hel als eeuwige straf en geloven niet in de zieleslaap. Een andere tak is die van N. Baalbergen uit Aalten met tegenwoordig als geestelijke zonen onder andere de bijbelleraren Johan Hensen (Stichting “Lachai-Roï” te Lelystad, die brochures van o.a. C.H. Welch, vooral O.Q. Sellers en J.A. Hensen uitgeeft en een eigen website bezit) en Denijs van Zuijlekom (“Levend Water”-brochures en uitgeverij Text-Vision te Leiden, eveneens op internet actief), die tevens schrijft in het blad “Amen”. De laatste drie leren beslist NIET de alverzoening, maar staan voor wat betreft het overige ongeveer op dezelfde grondslag als Bullinger, Welch, Pauptit en van Mierlo. Zij leren wat betreft de hel het zogenaamde annihilationalisme (tot niets worden). Bedelingenspecialisten zijn het echter maar zelden met elkaar eens en de aanvankelijke samenwerking tussen Hensen in Lelystad en Van Zuijlekom in Leiden is al weer een flink aantal jaren geleden verbroken. Denijs van Zuijlekom overleed relatief jong in mei 2010. Onderling zijn er tussen de stromingen in het ultradispensationalisme verschillen door het hanteren van diverse “werkhypothesen” (aldus van Mierlo), maar mijns inziens zeker ook vooral door verregaande nodeloos uiteengesplitste onderscheidingen, posities en schematisering.
22
HOOFDSTUK 3. Enkele termen, typerende kenmerken verschillen in de ultrastromingen
en onderlinge
Bedeling Er bestaan heel wat definities van het begrip “bedeling”, in het Engels “dispensation”, van het Griekse woord “oikonomia” (=huishouding). Het woord als zodanig vinden we in de Statenvertaling van Efeze 1:10; Efeze 3:2 en Kol.1:25. Het begrip wordt in de Bijbel niet dusdanig uitgewerkt, dat men er hele bedelingenstelsels uit kan halen. Uiteraard kan men zeggen dat in zekere zin iedere christen gelooft in bedelingen, maar dat het alleen de vraag is in hoeveel bedelingen men gelooft. We noemen bijvoorbeeld: de periode van Adam tot Mozes (die bij Abraham nog onderverdeeld kan worden), van Mozes tot Christus (de wet), van Christus‟ opstanding of vanaf Pinksteren tot Christus‟ wederkomst (de genade en de heilige Geest), de toekomende eeuw (een bijbelse uitdrukking voor het 1000jarig rijk), de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Bij een onderscheid op deze wijze kom je al op vijf bedelingen. Niet elke indeling is op voorhand verkeerd, maar in de consequenties die in het bijzonder in de ultrabedelingenleer worden gemaakt, schuilen de grote gevaren. We noemen nu een aantal beschrijvingen van bedelingenauteurs.
23
De bekendste is ongetwijfeld die van dr. Cyrus Ingerson Scofield (1843-1921): “Een bedeling is een tijdsperiode, gedurende welke de mens wordt getest op gehoorzaamheid aan een specifieke openbaring van de wil van God”. Charles C. Ryrie spreekt in “Dispensationalism Today” over: “een onderscheiden huishouding in het uitwerken van Gods doel”. Zijn boek omschrijft de bedelingenleer als een stelsel. Johan Hensen omschrijft het begrip kort: “Een bedeling is een wijze waarop God bestuurt”. Dit in navolging van Otis Q. Sellers, die schreef: “een bedeling is een bestuursvorm. De bestuursvorm van God is de manier waarop Hij met de wereld of zijn eigen volk omgaat”. Hoite Slagter schrijft: “Een bedeling heeft meestal te maken met hoe de Heer bepaalde dingen regelt. Hij hanteert regels aan de hand waarvan Hij met de mens omgaat”. Denijs van Zuijlekom ziet bedelingen uitdrukkelijk niet als tijdsperioden, maar als bedieningen, rentmeesterschappen, die elkaar kunnen overlappen, of naast elkaar kunnen optreden, waarbij iedere bedeler (of beheerder) zich met zijn eigen specifieke boodschap of huishouding van Godswege aan die geloofsgroep of dat volk gericht bekendmaakt en die uitdeelt. Voor tijdsperioden geldt dan het begrip “aionen”. Bij bedeling gaat het inderdaad om het beheer, een bediening, taak of een functie, dan wel om rentmeesterschap.
24
Aioon Sommige ultra-dispensationalisten gebruiken meer het begrip “aioon”, dat (vaak) eeuw, tijdperk, of tijdsperiode, levensduur aanduidt. In klassiek Griekse literatuur beduidt het soms ook ”wereld”. Niet ten onrechte stelt men echter dat het woord “aioon” soms onjuist met wereld is vertaald, waarvoor het Grieks normaliter “kosmos” heeft. Een voorbeeld is: “En zie Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld” (Matth.28:20). Wellicht juister zou zijn het begrip “aioon” hier (en op meerdere plaatsen, bijvoorbeeld Gal.1:4) te vertalen met “eeuw” (niet in onze betekenis van 100 jaar, maar denk veeleer aan bijvoorbeeld ons begrip Gouden Eeuw, een bepaald tijdperk). De vertaling van “aioon” is echter niet altijd eenvoudig of eenduidig. Als wij van Christus lezen dat Hij zal heersen “tot in alle eeuwigheden” (Openb.11:15) en van God, die “tot in alle eeuwigheden leeft” (Openb.4:9,10; Openb.10:6, vergelijk ook Hebr.1:8 en 1Tim.1:17), dan wordt daar niet slechts goddelijk kwaliteitsleven in de komende eeuwen (Efeze 2:7) mee bedoeld, maar tevens het eeuwigdurende aspect. Van zijn dienstknechten staat ook dat zij als koningen zullen heersen “tot in alle eeuwigheden”. Dit geldt dan eveneens voor de teksten die de negatieve keerzijde laten zien, zoals in Openb.14:11 en Openb.20:10, bijbelverzen waar voorstanders van de alverzoening onderuit willen.
25
Concordant De concordante bijbelvertaling houdt in dat elk woord overal waar het voorkomt steeds hetzelfde woord in de grondtaal weergeeft. Het gaat om een eensluidende vertaling. De woordenschat van de grondtekst moet in de vertaling zoveel mogelijk intact blijven door consistent te vertalen. Dit ideaal is begrijpelijk, maar je kunt er toch gemakkelijk te kort mee door de bocht gaan. Kenmerken van de ultrastromingen
De Hand.28:28- stromingen hebben de volgende punten gemeenschappelijk: 1. Een sterk uitgewerkte aionen- (meestal 5) en bedelingenvisie (Knoch ziet “Gods Kalender” in 12 bedelingen en ook Pauptit schematiseert in 12 huishoudingen. Welch presenteert zelfs 18 dispensaties). 2. Nadruk op de concordante bijbelvertaling. 3. Nadruk op de volgorde in tijd van de bijbelboeken, vooral bij de brieven van Paulus. 4. De laatste gevangenschapsbrieven van Paulus (maximaal 7, soms beperkt tot 3 of 4), geschreven na Hand.28:28 zijn voor de bovenhemelse gemeente, of wel de gemeente der verborgenheid/de gemeente van het geheimenis.
26
5. Het nieuwe testament is daarom bijna geheel Joods en tot Joden gericht. 6. De letterlijke lezing van de Bijbel geniet alle voorkeur (de zogenoemde “geestelijk Israël”-visie wordt gezien als de oerzonde of grondfout van het christendom). Verschillen binnen de ultravisies Verschillen zijn er bijvoorbeeld over de hoop van de gemeente. Is dat de opname volgens 1 Thess.4:16,17 (de school Knoch/Lukkien/van Hoeven/van der Wal), of is dat de speciale “uitopstanding” volgens Fil.3:10,11 (de school Welch/Pauptit/VanMierlo/Hensen/Van Zuijlekom)? Zo is het bijvoorbeeld in de visie van S. van Mierlo slechts een kleine uitverkoren groep die deel zal hebben aan de bijzondere uitopstanding en van Mierlo wist zelf niet of hij er deel van uitmaakte. Onwillekeurig doet dit ons denken aan de uitverkiezingsleer in de uiterste rechterflank van de Gereformeerde Gezindte, waar zeer weinigen zekerheid van hun behoud hebben. Het wonderlijke is dat hypercalvinisme en hyper-dispensationalisme elkaar hier raken! Welch en Paupit beschouwden de uitopstanding als een prijs die je kunt winnen (of verliezen). Ook Johan Hensen vereenzelvigt beide en geeft aan: “om uiteindelijk als prijs der roeping Gods te komen tot de uitopstanding”. Van Zuijlekom echter ziet de uitopstanding als de hoop van de Gemeente, die zijn lichaam is, van het geheimenis dat ieders deel is, hoe men ook wandelt en of men nu jaagt of 27
niet. Wel zegt hij dat de prijs der roeping Gods het ontvangen van een kroon is en inhoudt het met Christus heersen. Die kroon kan men verliezen, als men er niet naar jaagt. Naast Fil.3:11 haalt men in de ultra-bedelingenstromingen Fil.1:23, Col.3:4 en 2 Tim.4:8 over dit thema aan. Andere tegenstellingen in de ultra-bedelingenleringen zijn vooral: wel of geen aparte val van satan, wel of geen alverzoening en onderscheiden opvattingen over de zieleslaap of tussentoestand. Er zijn in de ultra-bedelingenstromingen vrijzinnige denkers, die vraagtekens plaatsen bij of vaag spreken over de goddelijke inspiratie van de Bijbel, maar velen denken fundamentalistisch-biblicistisch. Onder de laatsten zijn er die het als een verloochenen van Christus beschouwen als je de zogenaamde verborgenheid van Hand.28:28 (er)kent, maar de gevolgen daarvan niet wenst te trekken door deze openlijk te prediken. Aan de andere kant zijn er ook die “man en paard” niet direct noemen, maar die stap voor stap mensen trachten rijp te maken voor deze leringen, of in elk geval voor een aanzienlijk deel van het ultra-dispensationalistische denken. Dit leidde bijvoorbeeld in ons land tot twee betreurenswaardige breuken in de plaatselijke Baptistengemeenten van Harderwijk en Nieuw-Buinen (2000/2001), die leiden tot afgesplitste groepen die de ultra-bedelingenleer aanhangen: namelijk resp. de Christengemeente Uitzicht en de Christengemeente Chananja. De Vrije Evangelische Gemeente te Zeist, de gemeente Eben Haëzer te Leiden (niet te verwisselen met die te Rotterdam, waarmee men geen contact heeft) en de 28
evangeliegemeente van Jezus Christus te Oud-Beijerland zijn andere voorbeelden van groepen die de ultrabedelingenleer voorstaan.
29
HOOFDSTUK 4. De consequenties van de ultravisie Niet geringe gevolgen! De verregaande consequenties van het zogenaamde extreme ultra-dispensationalisme zijn voor de praktijk onder andere dat voor de huidige “gemeente der verborgenheid”, vooral in Fillippenzen, Kolossenzen en Efeze geopenbaard, geen tekenen en wonderen meer gelden (gaven des Geestes, als tongentaal en genezing, zijn niet meer voor deze tijd) en zelfs dat uiterlijke ceremonieën, die met handen geschieden als waterdoop, avondmaal, handoplegging en zalving met olie komen te vervallen. We willen deze rigoureuze gevolgtrekkingen van het concept van de hyper-bedelingenleer peilen en beoordelen aan de hand van bijbelse argumentatie. Waterdoop Verreweg de meeste ultra-bedelingenschrijvers redeneren de waterdoop voor deze tijd weg, ook de gematigde ultrabedelingenvertegenwoordigers, die de gemeente bij Hand. 9 of meestal Hand. 13 laten beginnen (in ons land onder leiding van Dov Avnon en Jan Stelma). Pauptit stelde: “Romeinen 6 handelt niet over de waterdoop en Kol.2:11,12 en Gal.3:27 zijn figuurlijk bedoeld. De ene doop (Efeze 4:5) is een zuiver geestelijke zaak, die zonder handen geschiedt. Het gaat nu alleen maar om genade en geloof”.
30
Van Mierlo schreef: “wie nu nog aan een waterdoop vasthoudt, staat vooreerst nog in een vroegere bedeling”. Peter Slagter zegt dat Paulus niet gezonden was, om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, daarbij 1 Kor.1:17 naar de letter aanhalend. Hij legt niettemin een heel andere geest in deze woorden door te stellen dat de doop slechts thuis zou horen in het evangelie van het Koninkrijk (zoals men dat opvat). Wanneer wij dit gedeelte in de context lezen, gaat het helemaal niet om een bedelingenkwestie, maar zien we juist dat Paulus het dopen soms blijkbaar uitbesteedde aan medearbeiders. Hij was er namelijk dankbaar voor dat hij maar een paar van de Korinthiërs had gedoopt, zodat niemand kon zeggen dat zij in zijn naam gedoopt waren (1 Kor.1:14-16). Paulus wenste niet mee te doen met hun verdeeldheid, partijschappen en leuzen met namen, waaronder de zijne (1 Kor.1:10-13). Otis Q. Sellers spreekt ietwat smalend over het waterritueel. Het waterritueel was een Joodse ceremonie naar Sellers‟ opvatting. Doop (baptizo) is volgens Sellers in het Engels onvertaald gelaten (inderdaad: to baptize), maar betekent naar Sellers‟ idee alleen identificatie of vereenzelviging met Christus. Hij beweert dat er in Mark.16:16 geen druppel water te bekennen is. Ook in Hand.2:38 ziet hij geen water, alleen vereenzelviging met Christus. Volgens Sellers gebruikte Filippus in Hand.8:12-16 geen water en bij de kamerling in Hand.8:36,38-39 wel (daar kan hij er beslist niet onderuit!). In Hand.10:47 zegt hij weer wel dat ze geïdentificeerd zouden worden door middel van het waterritueel en in Hand.16:33 en Hand.19:3-5 ziet Sellers 31
opnieuw geen water. Let op de volstrekte wel/nietwillekeur! Ook in 1 Petr.3:20,21 is er naar zijn mening alleen identificatie en geen waterritueel. Het tekstverband gaat echter duidelijk om de doop als tegenbeeld van de zondvloed. Over veel water gesproken dus! De vertaling en uitgifte van de brochure van Otis Q. Sellers door Johan Hensen van de stichting Lachai-Roï te Lelystad in het Nederlands is een onbegrijpelijke zaak, aangezien zijn hele verhaal door de willekeurige argumentatie op losse schroeven staat. Stuart Allen betoogt dat de doop niet exclusief een Nieuwtestamentische leerstelling is en hij verwijst daarbij via Hebr.6:2 naar de wassingen in het Oude Testament. Ook hij ziet de waterdoop slechts als een schaduw, een extern type, van wat komen zou: de ene doop van Efeze 4:5, die hij als “droge” geestelijke realiteit beschouwt. We geven de genoemde schrijvers over de waterdoop in zoverre gelijk, als sommigen die de (zichtbare!) doop van gelovigen door onderdompeling voorstaan mogelijk alleen in een mooi, plechtig ritueel aan de buitenkant blijven hangen. Het gaat om een 100 % gezindheid van het hart, om het oude leven af te leggen en het nieuwe leven met Jezus als Heer aan te doen! Zich laten dopen is een hartezaak, van binnenuit! Voor ons is de zichtbare waterdoop de uitbeelding van de onzichtbare, innerlijke besnijdenis van het hart en in die zin spreekt Kol.2:11,12 erover. Waarom legt men een figuurlijke betekenis in de waterdoop van Kol.2:11-12, waar toch duidelijk te lezen staat: “daar gij met hem begraven zijt in de doop”, vergelijk Rom. 6:3, dat trouwens ook in de 32
“na Hand. 13- groep” vergeestelijkt wordt of beter gezegd: als Geestesdoop verklaard. Elders, zonder dat er gewerkt wordt met bedelingenschema‟s, las ik in een brochure van Cees Noordzij de opmerking dat dopelingen druipen van het water “van beneden”, maar dat het gaat om het water “van boven” in de Geestesdoop. Deze gedachte is grotendeels ontleend aan J. Preston Eby, een van de bijbelleraren die verder bouwt op de pioniers van de Late Regen Opwekking, die in 1948 in Canada ontstond. Het is niet correct als men waterdoop en Geestesdoop zo tegenover elkaar moet uitspelen, terwijl ze Bijbels gezien in elkaars verlengde liggen. De waterdoop is niet alleen maar een symbool van de Geestesdoop, maar ze volgen op elkaar en hebben hun eigen betekenis! Als het om Israël gaat, dan mag er niets “vergeestelijkt” worden, maar wordt in het ultra-bedelingenkamp alles strikt letterlijk genomen. Men leze eens Rom.2:28,29; Rom.9:6; Gal.3:29; Gal.4:26; Gal.6:16; Rom.9:33 en 1 Petr.2:6, waar de apostelen niet terugdeinzen voor het leggen van een geestelijke realiteit in oudtestamentische schaduwbeelden. Zij lazen niet altijd wat er letterlijk stond, maar verstonden geestelijk wel wat zij lazen! Je kunt ook meemaken dat aanhangers van deze ultravisie over de doop nog zeggen: “het is goed om te doen”. Wat wordt daar mee bedoeld? Dat het niet slecht of verkeerd is? Een dergelijke opmerking is ons veel te mistig!
33
De doop is een opdracht, een bevel van Godswege en daar mogen we helder en voluit positief over spreken! 2 Handoplegging In de Timotheüsbrieven, waarvan men in elk geval de tweede tot de zgn. “verborgenheidsbrieven” rekent en Pauptit de eerste Timotheüsbrief naast de verborgenheid indeelt (let op de merkwaardige onderscheiding!), komt juist enkele malen handoplegging en profetie als geestesuiting voor (1 Tim.1:17;1 Tim.4:14; 2 Tim.1:6). Je zou deze in de verleden tijd naar vóór Hand 28 kunnen verwijzen, maar dat gaat zeker niet op voor 1 Tim. 5:22, waar de opdracht luidt: “leg niemand overijld de handen op”. Eerder zou je vanuit het standpunt van Pauptit e.a. verwachten dat Paulus zou schrijven: “stop met dat handen opleggen, want dat is alleen maar een uiterlijk gebaar”! Men heeft echter in deze tijd duidelijk moeite met het zegenen door middel van oplegging van handen. Alles wat met handen geschiedt, zoals het zegenen van kinderen, zieken en zendelingen onder handoplegging ziet men in wezen niet zitten. Daar tegenover willen wij zonneklaar aangeven dat de leer van oplegging der handen behoort tot het eerste onderwijs, tot het fundament! (Hebr.6:2). Onder het oude verbond was het zegenen een specifieke taak van de priesters, die tussen God en het volk Israël in stonden. In het nieuwe verbond kennen we een algemeen priesterschap, zoals 1 Petrus 2:9 duidelijk laat zien, met de roeping tot zegenen (bijvoorbeeld 1 Petr.3:7). Deze tekst 2
Ik verwijs hier naar mijn boek “Met de doop in de knoop”?
Bijbels licht over een “blinde vlek” (ISBN-nr.90-803836-3-5). 34
over “een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem…” wordt echter door de ultra-bedelingenbroeders voor de gemeente weg verklaard en van toepassing gezien voor het volk Israël in de toekomst. Zieleslaap of doodsslaap In een gesprek met een broeder die meerdere uitgangspunten van de ultra-bedelingenleer huldigt, haalde ik Hand.7:54-60 over het sterven van Stefanus aan en wel voornamelijk: “Here, ontvang mijn geest”. Zijn reactie was dat hier slechts zijn levensadem wordt bedoeld. Als Stefanus Jezus ziet, staande ter rechterhand Gods en hij naar het lichaam (uiterlijke mens) gestenigd wordt, dan gaat hij naar zijn geest (inwendige mens) naar Jezus in de hemel en houdt hij niet eerst een paar duizend jaar zieleslaap of doodsslaap, om dan pas op te staan en Jezus te zien. Die gedachte is in het tekstverband onlogisch. Ondanks dit duidelijke voorbeeld van Stefanus stelt deze broeder, Jac Pieterson, in een bijbelstudie: “ieder mens, die ooit leefde/leeft, gaat naar het dodenrijk en slaapt daar tot de opstanding” (dit betrekt men dan niet slechts op het oude testament, of op de ongelovigen in onze tijd,
maar dit zou in de Handelingenperiode -dus in de eerste zeven brieven van Paulus-ook zo zijn).
Het verhaal van Stefanus staat ruim voor Hand.28:28 en is een zonneklaar bewijs dat deze filosofie niet klopt, want Stefanus ging niet naar het dodenrijk en er was geen sprake van een zogenaamde zieleslaap! Overigens vindt van 35
Zuijlekom de uitdrukking “zieleslaap” onjuist, omdat hij stelt dat de mens slaapt en niet zijn ziel. Niet slechts pas na Hand.28:28 geldt het “heen te gaan en met Christus te zijn is verreweg het beste” (Fil.1:21,23). In 2 Kor.5:8 (voor Hand.28 geschreven!) vind je dezelfde openbaring op dit punt: “Wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen”. De ruis van de zieleslaap-theorie, die meevibreert bij 1 Thess.4:16 (voor Hand. 28 geschreven) aangaande hen “die in Christus gestorven zijn”, is dan ook onjuist. Over de Heer Zelf stelt dezelfde, al genoemde broeder in een bijbelstudie: “de Here Jezus stond niet op uit de dood, maar wel uit de doden met een verheerlijkt lichaam”. Is dit een woordenspel? Waarom worden er tegenstellingen opgeroepen, die er niet zijn? Het is natuurlijk beide: Jezus stond op uit de dood (Hand.2:23,24; 2 Tim.1:10; Openb.1:18) en Hij stond op uit de doden, of: van tussen de doden uit (Rom.1:4; 1 Kor.15:20; Efeze 1:20). Bullinger sprak van de “oplossing van de ziel” in plaats van zieleslaap en zag de dood als een onbewuste toestand. De hades (het dodenrijk) was bij hem alleen het graf. Op te merken valt nog dat wijlen pinksterzuster Elisabeth Hoekendijk-La Rivière in haar boek “De overwinning over de dood” zowel de leer van de zogenaamde “uitopstanding” een typisch idee uit de 4 en/of 7 brievenbeweging- als de leer van de zieleslaap min of meer overnam en via “Stromen van Kracht” deze in de Pinksterbeweging introduceerde. In de “na Hand.13-groep” van het gematigde ultradispensationalisme wordt de zieleslaaptheorie verworpen.
36
In de andere groepen waar een ultra-dispensationalistische kijk volgens de visie rond Hand.28:28 op de Bijbel heerst, wordt zij doorgaans beleden, evenals bij groeperingen als bijv. de Zevende Dags Adventisten, de Broeders in Christus en de Jehovah‟s Getuigen. De laatsten beschouwen sterven als ophouden te bestaan. De rijke man en de arme Lazarus Meerdere ultra-bedelingenleiders schreven over het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus (Luk.16:19-31), waarbij zij meestal het accent erop leggen dat dit een gelijkenis is. Sellers beschouwt het als een satire, een verzonnen verhaal, dat bepaalde voorstellingen en principes hekelt, om ze te ontmaskeren. Van Zuijlekom noemt het een parodie op de valse leer der Farizeeën, die niet de werkelijkheid weergeeft. Sellers, Knoch en Pauptit schreven een brochure hierover. Welch beschouwt de hele voorstellingswereld in deze gelijkenis als pure Farizeese dogmatiek. Pauptit wil de pijn, de vlammen, de kloof en de schoot figuurlijk nemen en het oordeel en de zegening niet vlak na de dood, maar na de opstanding in de toekomende eeuw zien. Toch geeft Jezus hier de geestelijke realiteit van de hades, dat is de onzichtbare wereld -in de tussentoestand van de licht- en de duistere zijde van het dodenrijk- weer. Dat is niet slechts het graf, waarbij de ziel zou slapen, of de gehele mens in een doodsslaap zou verkeren. Terecht merken de ultrabroeders echter op dat deze parabel geen verwijzing is naar hemel en hel, zoals de traditionele uitleg wil. Hel is de vertaling van “gehenna”
37
(bijv. Matth.18:8,9) en niet van “hades”, dat dodenrijk inhoudt. Het verhaal in Luk.16:19-31 spreekt over de toestand van de inwendige mens na het sterven. De rijke man had zich vastgeklemd aan de demon van de Mammon (Luk.16:9,11,13), die hem na zijn lichamelijke sterven meetrok de diepte van het dodenrijk in naar de afgrondsituatie. Lazarus betekent: “God is mijn hulp”. Ondanks zijn uiterlijke miserabele toestand op aarde, waar hij evenals Job met boze zweren geslagen werd en geen vertroosting van mensen, zelfs niet van de rijke man, kreeg, was hij een rechtvaardige naar het oude verbond. Deze arme Lazarus had rijkdom in zijn inwendige mens, die door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen. In de lichtzijde van het dodenrijk wachtte hij met vele heiligen uit het oude verbond tot de grote dag van de Zoon des mensen, die hem uit deze gevangenis zou voeren naar het Nieuwe Jeruzalem (vergelijk Matth.27:52,53; 1 Petr.3:19). Hel en dodenrijk niet door elkaar halen Tot aan de opstanding van Jezus gingen immers ook de rechtvaardigen in het Oude Verbond naar de sheool (Hebreeuws) of de hades (Grieks), wat in de NBG terecht met dodenrijk vertaald is (in plaats van het verwarrende afwisselende vertalen met “graf” en “hel” in de Statenvertaling). Van de hel of de poel van vuur is nu nog geen sprake, ook niet voor de goddelozen die naar het dodenrijk gaan en evenmin nog voor die duivelen die in de afgrond (in beeldtaal: de duistere diepten der zee) verkeren. De demonen vreesden dat Jezus in het land der Gerasenen was 38
gekomen om hen te pijnigen vóór de tijd (Matth.8:29) en smeekten Jezus dat Hij hun niet gelasten zou naar de afgrond te gaan (Luk.8:31). Elders had Jezus het over bergen (beeld van de machten der duisternis) in de zee werpen (Mark.11:23). In Openbaring lezen we over het beest dat opkomt uit de afgrond of de zee (Openb.11:7; Openb.13:1; Openb.17:8). Meer dan het graf De ultra-bedelingenbroeders willen sheool en hades overal en altijd als “graf” beschouwen, omdat zij de mens pas willen laten voortleven bij de opstanding en niet geloven in een tussentoestand. Als Jezus tegen de in Hem gelovende misdadiger aan het kruis zegt: “ Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (Luk.23:43), dan verplaatsen zij de komma en maken ervan: “Ik zeg u heden, gij zult met Mij in het paradijs zijn”, alsof er een dubbele tegenwoordige tijd nodig of zinnig is. Wij geloven dat de uitwendige mens, ons natuurlijk lichaam, na het sterven in het graf ligt, maar dat wij naar onze inwendige mens voortleven, hoewel wij dan onttrokken zijn aan de zichtbare wereld. Sterven is de scheiding van de inwendige mens en de uitwendige mens. Met het zaaien van het vergankelijke lichaam wordt slechts een korrel gezaaid van het toekomstige lichaam, dat God zal opwekken (1 Kor.15:3538).
39
Maaltijd des Heren Er zijn broeders in de ultra-bedelingenstromingen, die het avondmaal naar 1 Korinthe 10 en 11 blijven vieren als een gedachtenismaaltijd. Dit doet bijvoorbeeld de iets gematigder “na Hand.13” – groep, de gemeente Eben-Haëzer te Rotterdam (die behoort tot de volgelingen van A.E. Knoch) en de gemeente van Peter Slagter in Zeist. De voormalige redacteur van het blad “Bijbels Denken”, Jan van de Westelaken, heeft een in zijn kringen hoogst ongebruikelijk pleidooi gevoerd, om de maaltijd des Heren in ere te herstellen. De meeste leermeesters van hyper-bedelingen-scheidingen verwerpen echter deze inzetting voor de gemeente in onze tijd. Er zijn Bijbelleraren in aanverwante-ultrakringen, zoals sommige schrijvers in het blad “Amen”, die ter wille van de gelovigen die dit wensen doop en/of avondmaal bedienen, maar voor zichzelf deze symbolen in de huidige bedeling niet nodig achten. Een nogal tegenstrijdige opstelling! Toch is het avondmaal door Christus Zelf ingesteld! “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt” (Luk.22:20). Dit werd op Golgotha bekrachtigd door Christus‟ offer voor onze zonden. Paulus neemt deze uitspraak van de Heer over in 1 Kor.11:25! Van Mierlo vereenzelvigt de maaltijd des Heren met het Joodse Pascha, 1x per jaar op de veertiende Nisan. Hij stelt dat in Korinthe alleen de christen-Joden deelnamen aan de maaltijd des Heren en de heiden-christenen niet. Een boude bewering, waarvoor elk bijbels bewijs ontbreekt!
40
(vergelijk 1 Kor.10:10,17 met 1 Kor.10:32 en vervolgens 1 Kor.11:23-29). Denijs van Zuijlekom schrijft in zijn brochure over de maaltijd des Heren: “brood en beker horen niet thuis op een tafel, die wij neerzetten in het middelpunt van ons samenkomen en waarmee wij ten onrechte de indruk willen wekken, alsof dit de tafel des Heren is, alsof dit de beker des Heren is, alsof dit de maaltijd des Heren is. Dan eigenen wij ons dingen toe, waartoe wij het recht niet hebben. Dan beroven wij Israël van zijn brood en beker, van zijn maaltijd en zijn tafel”. Verder merkt hij op over velen die nu de maaltijd des Heren kopiëren en voortzetten, dat Paulus tegen hen hetzelfde zou opmerken als tegen de Korinthiërs: “Wanneer u dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren” (1 Kor.11:20). Van Zuijlekom zegt dat men de maaltijd des Heren niet in Nederland kan vieren, maar -en nu komt de aap uit de mouw- alleen in het beloofde land... Commentaar hierop lijkt me overbodig! Welch zegt: “het avondmaal is onvermeld in de andere brieven en wij hebben geen symbolen nodig”. Op spitsvondige wijze probeert hij het zinsdeel “verkondigt u de dood des Heren totdat Hij komt” (1 Kor.11:26) weg te redeneren. We stemmen toe dat we niet in uiterlijke symbolen willen blijven steken, maar juist de diepe betekenis van het avondmaal willen weerspiegelen en in ons leven met Christus gestalte willen geven. Daar geven we uitdrukking aan zo dikwijls wij het brood eten en de beker drinken! Dat is
41
concreet en tastbaar in de zichtbare wereld, om de geestelijke werkelijkheid ervan uit te drukken. Als alleen de eerste Korinthebrief -geschreven voor Hand.28- over het avondmaal spreekt, dan is het onverantwoord om de conclusie te trekken dat in Paulus‟ latere brieven geen avondmaal meer gevierd werd, of dat je er uitsluitend de geestelijke betekenis van over moet houden. Paulus schreef juist aan de gemeente te Korinthe over de maaltijd des Heren, omdat daar namelijk rondom het avondmaal problemen gerezen waren, die om een oplossing vroegen. Daarom vond Paulus het nodig hen daar ter correctie over te schrijven. Geestesgaven: tongentaal en genezing In 1 Kor.13:8-10 wordt glashelder aangegeven dat tongen pas zullen verstommen als het volmaakte gekomen is en niet al als Hand.28:28 in werking treedt. Sommigen in Reformatorische kringen interpreteren “het volmaakte” per abuis als het tot stand komen van de canon van de Bijbel, waardoor zij deze gave van de Geest ook naar het verleden verwijzen. Zalving met olie komt behalve in Jakobus 5:14 ook nog voor in Mark.6:13, waar het werd toegepast door Jezus‟ discipelen. Het is evenals bijv. bij de zalvingen van koningen in het Oude Testament een beeld van de kracht van de heilige Geest. De adressering van de Jakobusbrief mag geen reden zijn dat heidenchristenen de oudsten van de gemeente niet zouden mogen roepen bij ziekte, om met zich te laten bidden en zalven. 42
In de gemeente Korinthe bijvoorbeeld waren Joden en Grieken vertegenwoordigd (1 Kor.10:32). Speciaal de zogenaamde “verborgenheidsbrieven” geven aan dat de tussenmuur tussen Jood en heiden weggebroken is en dat er in Christus geen onderscheid meer is (Efeze 2:14-18 en Kol.3:11). Niet gauw zult u de oudsten van de gemeente roepen, om te zalven met olie tot genezing bij ziekte, als u weet dat deze dat eventueel wel willen doen ter wille van UW geloof, maar er zelf in wezen innerlijk niet achter staan vanwege de bedelingenscheiding. Een dergelijke tweeslachtige houding treft men soms aan bij bepaalde aanhangers van de ultravisie. S. van Mierlo wees het spreken in tongen af “niet alleen omdat het spreken in tongen niets te stellen heeft met Gods Geest en een vermeende geestesdoop, doch omdat zelfs de werkelijke genadegave van het spreken in talen door Paulus aan het einde wordt geplaatst van deze reeks gaven en omdat deze zichtbare of hoorbare genadegaven tijdelijk hebben opgehouden de regel te zijn in het tegenwoordige tussentijdperk, evenzeer als de gave der genezing”. Dit lijkt opnieuw heel erg op de zogenaamde “streeptheologie”, waarmee de gereformeerde gezindte voorheen nogal schermde, maar waar velen van teruggekomen zijn. Toch zijn er nog velen die dit cessationisme, het ophouden van de wondergaven na de startperiode van de gemeente, blijven verdedigen.
43
Vermeende Geestesdoop of echte doop in de Geest? U ziet het: met de gaven van de Geest wordt ook de Geestesdoop NA de bekering weggeredeneerd en geëlimineerd door de ultraleer! Dit zal een reactie zijn tegenover de Pinksterbeweging, die het een en ander wel eens teveel uit elkaar heeft getrokken of volledig van elkaar heeft gescheiden. Toch is het op grond van de Bijbel belangrijk te zien dat je bij de bekering en het tot geloof komen niet automatisch gedoopt wordt in de heilige Geest. Dit is een onderscheiden ervaring, die de Bijbel met verschillende termen weergeeft. Het een dient het ander te volgen! We willen dit nader aanduiden, ook omdat hier zowel verwarring is, mede qua terminologie, door de volgende voorbeelden ter bijbelse ondersteuning: *In het evangelie van Johannes wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen Jezus als “zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt” en Jezus als “deze is het, die met de heilige Geest doopt” (Joh.1:29,33). *Na zijn opstanding blies Jezus op zijn discipelen en zei tot hen: “ontvangt (de) heilige geest” (Joh.20:22). Dit slaat op hun wedergeboorte. Later zegt Jezus tegen de discipelen: “u zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze” (Hand.1:5). Op de Pinksterdag lezen we: “en zij werden allen vervuld met de heilige Geest”… (Hand. 2:4). Daaruit zien we dat de doop in de Geest tevens de eerste vervulling met de Geest is. De vervulling met de heilige
44
Geest is iets wat zich voortdurend, aldoor, mag herhalen (Hand. 4:31; Hand. 13:52; Efeze 5:18). *Jezus Zelf was verwekt door de heilige Geest (Luc.1:35), maar geboren uit het geslacht van David naar het vlees (Rom.1:3). Tot op zekere hoogte kunnen wij dit vergelijken met onze wedergeboorte met dit verschil, dat Jezus nooit een oud leven heeft geleid, zoals wij. Wel kende Hij de strijd tijdens Zijn dagen in het vlees aan den lijve, maar leerde de gehoorzaamheid uit wat Hij geleden heeft in de verzoekingen door nooit te zondigen (Hebr.5:7,8; Hebr.2:18). Jezus had de Geest vanaf zijn geboorte en wij vanaf onze wedergeboorte (Rom.8:9), maar terwijl Hij in gebed was na zijn waterdoop daalde de Geest op Hem neer (Luc. 3:21). Toen ontving Hij Gods kracht, om toegerust te worden voor Zijn openbare bediening! Ook wij mogen (hoeveel te meer!) bidden om de heilige Geest (Luc.11:13) en ook wij hebben de toerusting nodig door de kracht van de heilige Geest te ontvangen en zijn getuigen te zijn (Hand.1:8) door met de heilige Geest gedoopt en vervuld te worden! Dat is geen vanzelfsprekende zaak die je met de bekering meteen meekrijgt. *In Hand.2:38 lezen wij de opeenvolging: bekering, doop in water en gave van de heilige Geest. *In Hand.8:12-17 zien wij bij de Samaritanen het verschil tussen het geloof schenken aan het evangelie, de 45
waterdoop en het ontvangen van de heilige Geest onder handoplegging. *In Hand.9 lezen we over de bekering van Paulus, terwijl drie dagen later de discipel Ananias hem de handen oplegt, zowel tot genezing van zijn blindheid, als opdat hij met de heilige Geest vervuld zou worden, waarna hij ook in water wordt gedoopt. *In Hand.10 merken wij bij Cornelius en de zijnen dat God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken heeft (Hand.11:18). Daar viel de heilige Geest op allen die het Woord hoorden, waaruit bleek dat ook over de heidenen de heilige Geest was uitgestort, waarna het bevel tot waterdoop volgde (Hand.10:44-48). Petrus refereert hier aan de doop in de heilige Geest, die God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus (Hand.11:15-17). *In Hand. 19 ontmoet Paulus enige discipelen te Efeze, die op de hoogte waren van de doop van Johannes en stelt hen de indringende vraag: “Hebt u de heilige Geest ontvangen, toen u tot geloof kwam”? Het gevolg was: hen dopen in de naam van de Here Jezus en het opleggen van handen, waarbij de heilige Geest over hen kwam (Hand. 19:1-7). *In de door Paulus geschreven Efezebrief staat: “In Hem zijt ook gij, daar gij met woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen (NADAT, zegt de St. Vert.!) gij gelovig werdt, ook
46
verzegeld met de heilige Geest der belofte…” (Efeze 1:13). *In de wet lezen we bij het spijsoffer in Leviticus, waar de olie het typebeeld is voor de heilige Geest, zo opmerkelijk het onderscheid tussen enerzijds: -het met olie aangemaakt en bestreken worden van de ongezuurde koeken. En anderzijds daarop volgend: -men zal het in stukken breken en gij zult olie daarop gieten. Hier nemen we in een schaduwbeeld het verschil waar tussen de werking van de Geest bij bekering en wedergeboorte en de werking van de Geest bij de Geestesdoop, of het vol worden van de Geest. *De profeet Ezechiël duidt op tweeërlei manier aan: a. een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste. b. Mijn Geest zal ik in uw binnenste geven en maken dat u naar mij inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Dat wil zeggen: het ontvangen van de heilige Geest van God volgt op en komt na het verkrijgen van een nieuwe menselijke geest, dat is de wedergeboorte. Hebben de geestelijke gaven afgedaan? Als Mark.16:17 zonneklaar spreekt, onder andere over het uitdrijven van boze geesten en het opleggen van handen op de zieken, dan kunnen hyper-bedelingenauteurs daar niets mee. 47
Otis Q. Sellers beweerde: “Tongen, tekenen en visioenen behoren niet tot Gods manier van werken in de tegenwoordige tijd. Allen die deze dingen zoeken, staan niet in de wil van God. Allen die beweren deze dingen te ervaren, zijn misleid”. Dat is krasse taal, je moet maar durven! Volgens Denijs van Zuijlekom zijn het deelkrijgen aan de krachten van de toekomende eeuw en het smaken daarvan (Hebr.6:5) in wezen allemaal tekenen voor Israël. Al weer het bekende verhaal: het is niet voor ons! Wij mogen zelfs niet bijten in de ons voorgehouden “worst”, laat staan deze smaken, maar deze wordt voor ons uit weggeschoven naar de Joden straks. Pauptit stelde: “De gaven van Mk. 16 zijn voor de apostelen van Christus en die door hen zullen geloven maar zullen niet werken voordat die apostelen er zijn, dus niet voor hun opstanding”. Markus 16:17 geeft echter duidelijk aan: “Als tekenen zullen deze dingen DE GELOVIGEN (niet: apostelen!) volgen…”. Als eerste wordt vervolgens genoemd: “in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven…” enz. Bevrijding van gebondenen De broeders die deze visie hanteren, geloven dan ook niet in het uitdrijven van boze geesten in deze tijd. Als iemand gebonden is door occulte invloeden of New-Age denkbeelden heeft gekoesterd, dan zou belijdenis van zonden voldoende zijn. Het genoemde woord uit Mark.16:17 acht men niet van toepassing voor ons. Wij weten echter uit Gods Woord en door inzicht van de heilige Geest dat het naast het vragen van vergeving van 48
zonden nodig is boze geesten in Jezus‟ naam aan te spreken tot bevrijding van de gebondenen (bijv. Hand.16:18). Gebondenheid verdwijnt niet vanzelf, als een automatisme bij de bekering. Daarom is bevrijding van boze geesten geen luxe, maar noodzaak in navolging van de bediening van onze Meester! Ook een kind van God kan gebonden zijn, zoals uit de praktijk blijkt. In de Bijbel zien we dat de boze op een bepaald terrein zijn claim nog kan hebben, ook na de wedergeboorte (bijv. Luk.13:10-17, 1 Kor.10:20,21; 1 Kor. 5:5; 2 Cor.11:3,4; of in het beeld van Lazarus die opgestaan was, maar nog gebonden bleek te zijn, zie Luk.11:43,44). Dit geldt ook voor banden met geesten die vanuit het voorgeslacht willen doorwerken en een wetmatige grond hebben om tot in het derde en vierde geslacht te bezoeken (Exodus 20:4,5). In de naam van Jezus kunnen banden met machten der duisternis verbroken worden tot bevrijding! Noch anti-, noch over-charismatisch De ultra-bedelingenleer is principieel anti-charismatisch. Nu willen wij toegeven dat wij niet alles wat zich op het charismatische erf aandient voor “zoete koek” slikken. Er is inderdaad veel charismatische chaos, manifestatie-zoekerij en valse charismatische oecumene (bijv. zelfs in tongen tot Maria bidden). Niettemin is er eveneens veel charismatische zegen! Daarvan kan en zal sprake zijn als het charismatische aspect wordt getoetst aan het Woord en er een goed evenwicht is tussen Woord en Geest. Hierbij is onderscheiding van geesten broodnodig en we geven daarbij aan dat de uitingen van de heilige Geest 49
nimmer een tegenwind mogen vormen ten opzichte van het geschreven Woord van God. Daarom wijzen we het populaire “vallen in de geest” en dergelijke manifestaties af, omdat er voor deze verschijnselen geen afdoende bijbels bewijs is te geven. Wil men dit bijbels aantonen, dan zijn de gegevens voor een bijbelse onderbouwing flinterdun. Jezus richtte de mensen juist op! Bij velen zijn religieuze belevenissen en emotionele ervaringen erg in trek, maar bestaat er een risico dat de Bijbel haast een bij-bel wordt. Zulke ultracharismatische groepen met veel uiterlijk vertoon en spektakel vormen evengoed een gevaar voor een gezond, bijbels uitgebalanceerd christendom! Anderzijds doen wij er heel goed aan als we streven naar de gaven van de Geest (1 Kor.14:1). Zij zijn een onmisbaar element in het bouwen van de gemeente! (1 Kor.14:12; 1 Kor. 12:7). We herinneren nog een keer aan het cessationisme of de zogenaamde “streeptheologie”, die lange tijd en soms nog de gereformeerde gezindte kenmerkte. Men zette een denkbeeldige streep achter het boek Handelingen, of bij de dood van de apostelen, of na het tot stand komen van de canon, waarna de Geestesgaven niet meer voor zouden komen. Dat betekende helaas dat men de gave van profetie, de gaven van genezingen, het uitdrijven van demonen en spreken in tongen voor onze tijd niet meer wilde honoreren en waarderen. Tegenwoordig zien we een kentering in het tij. Gelukkig komen velen tot de ontdekking dat de Here nog steeds Dezelfde is en Zijn genadegaven uitdeelt!
50
List van satan De duivel heeft er alle belang bij dat wij de gaven des Geestes, die ik zoëven noemde, terugschuiven naar de tijd van de apostelen (voor Hand.28), dan wel vooruitschuiven naar het duizendjarige rijk (of in elk geval na de opname van de gemeente volgens anderen), waar ze dan voor Israël zouden gelden.
De gedachten van de satan moeten ons niet onbekend zijn
(2 Kor.2:11). Eén van zijn trucs is: het is “voor vroeger” óf het is “voor later”, als het maar NIET “voor ons” is! Als wij in die verleiding geloven, dan lacht het rijk der duisternis! In gezonde balans Laten wij daarom geloven dat de geestelijke gaven een waardevol gereedschap zijn voor de gemeente van NU! Daarbij geldt: “Jaag de liefde na EN streeft naar de gaven des Geestes…” (1 Kor.14:1). De vrucht van de Geest -de liefde voorop- dient te rijpen in ons leven (Gal. 5:22), zodat de wezenstrekken van Jezus meer en meer tevoorschijn kunnen gaan komen in onze levens. De voorwaarde daartoe is wel dat de werken van het vlees afgelegd worden (Gal.5:19-21). Bij het wandelen in de Geest gaat het erom niet te voldoen aan het begeren van het vlees (Gal.5:16). Zonder de liefde betekenen de gaven alleen een hoop lawaai (1 Kor.13:1-3), maar juist door de motor van de liefde kunnen de gaven meer en meer werkzaam worden tot opbouw en welzijn van allen!
51
HOOFDSTUK 5. Eeuwige straf, vernietiging of alverzoening Vernietigingsvisie Bullinger zweeg over de uiteindelijke staat van de verlorenen en Welch was aanhanger van het zogenaamde annihilationisme, de leer van de vernietiging of verdelging (vergelijk de Jehovah‟s Getuigen en de Zevende Dags Adventisten en bijv. ook H.J. Verwoerd van “Het Profetisch Woord”) in plaats van de eeuwige straf voor het rijk der duisternis en de ongelovigen. Het is bijbels gezien echter onmogelijk teksten met “eeuwig verderf” (2 Thess.1:9) of “eeuwig afgrijzen” (Dan. 12:2) om te buigen naar vernietiging. Het woord voor “verderven” kan wel verliezen of verloren gaan betekenen, maar nergens een ophouden te bestaan. Deze leer noemt men ook wel conditionalisme, dat is voorwaardelijke onsterfelijkheid. Niet allen worden behouden, maar de ongelovigen worden tot “niets” in deze kijk op de zaak. Wie niet in Jezus gelooft, blijft dus “nergens”. De Boeddhist ziet het opgelost worden in het “hemelse nirwana”, het grote eeuwige “niets”, nou juist als het mooiste ideaal. Het annihilationisme zal hem niet bepaald bewegen om christen te worden! Als de hel zou betekenen een vernietiging, vertering of uitroeiing, dan is dit in tegenspraak met teksten als Openb.14:10,11 en Openb.20:10, die spreken over pijniging en met diverse Schriftplaatsen waar Jezus Zelf het heeft over “het geween en het tandengeknars” (Matth.8:12; Matth.13:42,50; Matth.22:13; Matth.24:51; Matth.25:30; 52
Luk.13:28). Over de donkerste duisternis, die voor eeuwig voor sommigen is weggelegd, spreken Jud.13 en 2 Petr.2:17. Deze leer van het zogenaamde annihilationisme (=zielvernietiging) wordt vooral openlijk beleden in de richting waar men het “zeven brieven”-concept onderwijst. Denijs van Zuijlekom beweert in het blad “Amen” dat de poel des vuurs langzamerhand vanzelf opbrandt en verteert wat erin zit en dat het vuur uit is als de dag Gods met de nieuwe hemel en aarde aanbreekt. Deze gedachtegang strookt niet met de uitdrukking van de Schrift over het onuitblusbare vuur (Matth.3:12; Luk.3:17). Gods Woord zegt dat het vuur niet wordt uitgeblust of uitgedoofd (Mark.9:38; Jes.66:24). In Jes.66:24 gaat het niet slechts om het beeld van de vuilnisbelt in het dal van Hinnom bij Jeruzalem, maar om het definitieve oordeel en het afgrijzen over hen die van God afvallig zijn geworden. De gematigde ultra-dispensationalistische visie (de gemeente begint bij Hand.13:46, of iets eerder) gaat niet mee met de vernietigingsleer en verwerpt eveneens de alverzoenings - gedachte. Alverzoening De gedachte aan alverzoening is niet nieuw. De alverzoeningsgedachte of het universalisme is al bekend van Origenes, die leefde van 185-254 na Chr. Alverzoening is lang niet altijd verbonden aan de ultrabedelingenleer. We denken bijvoorbeeld aan de boeken van de gereformeerde predikant J. Bonda “Het heil van de velen” en “Gods ene doel”, die een lans proberen te breken voor de alverzoeningstheorie. 53
Te noemen valt ook de evangelische pinksterbroeder Albert Zijp, die in de periode 1949-1977 in zijn blad “Oorspronkelijk Christendom” voortdurend een bijna hartstochtelijk pleidooi voerde voor de alverzoening. In de ultra-dispensationalistische stromingen zijn het vooral A.E. Knoch en in Nederland A. Lukkien geweest, die de alverzoeningsleer propageerden. Uitgangspunt van denken is de tekst “opdat God zij alles in allen” (1 Kor.15:28). In deze sector van de ultra-bedelingenbeweging is het niet zo verwonderlijk dat de alverzoeningsleer populair werd. Deze stroming stelde namelijk dat God satan als tegenstander heeft gemaakt (met een verwijzing naar Jes. 45:7) en dat deze niet is gevallen (de passages wat dat betreft over de morgenster in Jes.14 en de beschuttende cherub in Ezech.28 krijgen dan een verwrongen uitleg). Men leert dan nota bene dat de Vader der lichten, die niemand in verzoeking kan brengen en in Wie in het geheel geen duisternis is (Jak.1:13,17 en 1 Joh.1:5), de Schepper zou kunnen zijn van het kwaad3. Dit is in flagrante tegenspraak met alleen al deze Schriftplaatsen en een dergelijke leer stamt uit de koker van satan, de vader der leugen, zelf. Hij ontkent daarmee namelijk zijn eigen val en de zonde waarvan de duivel zelf de oorsprong is (1 Joh.3:8) schrijft hij aan God toe, die de Bron van alle goed is.
3
Zie mijn V en A -brochure “Godsbeeld, mensbeeld, satansbeeld”
Drie grondprincipes belicht vanuit het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. 54
Als God de satan alleen maar voor Zijn eigen doeleinden als knecht zou gebruiken -volgens deze visie- dan is het logisch dat Hij het uiteindelijk aan satan verplicht is zelfs deze te behouden. Met deze zienswijze op de zaak maakt men van het oordeel een kortere of langere louteringstijd, maar ten slotte heeft iedereen -met of zonder geloof in Jezus Christus in dit leven- een behouden aankomst bij God. De opdracht tot zending en evangelisatie wordt ondergesneeuwd als iedereen -hoe dan ook- per slot van rekening toch gered wordt. Vaak worden voor alverzoening teksten aangehaald als: “want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden” (1 Kor.15:22) en “derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven” (Rom.5:18). De woorden “allen” en “alle” worden dan gelezen als allen zonder uitzondering, in absolute zin dus. Daarbij houdt men geen rekening met de context. In het verband van Romeinen 5 gaat het al vanaf het eerste vers om geloof en voorts om het verschil tussen het in Adam zijn en het in Christus zijn. Allen die geloven in Christus worden gerechtvaardigd en gaan ten leven in. Dit is geen automatische zaak, maar het blijft: “opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe” (Joh.3:16b). Rom.1:16 noemt het evangelie “een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek”.
55
Een alverzoener als A. Lukkien meent echter dat ons geloof in Christus niet van belang is, maar dat het gaat om het geloof van Christus. Een halve waarheid is erger dan een hele leugen! Het ontvangen van de gave van gerechtigheid geschiedt op basis van geloof! (Rom.3:21,22; Rom.5:17). In 1 Korinthe 15 gaat het er eveneens om niet te lezen los van het tekstverband. Daar gaat het over degenen die “in Christus zijn” (1 Kor.15:18-20,23). Het betreft de opstanding van in Christus gelovige mensen! Andere bij voorkeur aangehaalde teksten als Fil.2:10,11; Rom.14:11 en Openb.5:13 spreken niet over de verlossing van allen, maar over de erkenning van allen. Over engelen ontfermt Hij Zich niet (Hebr.2:16). Er is geen verzoening (Kol.1:20) voor dat wat “onder de aarde” is (Fil.2:10; Openb. 5:13). Deze uitdrukking wijst op de hel of de poel des vuurs. De leer van de alverzoening haalt de ernst uit het evangelie, zoals Jezus bijvoorbeeld naar de Farizeeën, die het zo goed wisten, het scherp stelde: “want indien u niet gelooft, dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven” (Joh. 8:24). Zondigen is geen onschuldig spelletje! Van de Zoon van God staat dat Hij de gerechtigheid liefgehad heeft en de ongerechtigheid GEHAAT heeft (Hebr.1:9) en in Zijn navolging geldt dat ook voor ons. Hoe zullen wij ontkomen als we geen ERNST maken met zulk een heil (Hebr.2:3). “Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij oogsten” (Gal. 6:7). God is enkel goed, maar Hij haat de zonde! Wij mogen Hem niet voorstellen als een goedzak, of als een “ons lief Heertje”, waarbij de absolute heiligheid van God buiten beeld blijft. 56
De vertegenwoordigers van de leer van de alverzoening doen Gods krachtige oproep tot bekering NU in deze tijd tekort, omdat ze er ten onrechte bij voorbaat van uitgaan dat allen LATER behouden zullen worden. In het oude testament lezen we bijvoorbeeld: “Wendt u tot Mij en laat u verlossen, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer” (Jes.45:22). In het nieuwe testament kunnen we een soortgelijk vers nemen: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, HEDEN aan de mensen, dat zij ALLEN OVERAL tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken” (Hand.17:30,31). De alverzoeningsgedachte verlamt de noodzaak tot zending en evangelisatie, want in deze visie wordt iedereen, hetzij vroeger, hetzij later, toch wel behouden. Teksten over de poel des vuurs met de aanduiding “in ALLE eeuwigheden” (tot in de aionen der aionen) worden dan als voor een (zeer) lange tijd, dus als tijdelijke straf- en/of louteringsperiode, verklaard. We denken aan gedeelten als Openb.14:11; Openb.19:20; Openb.20:10,14-15; Openb. 21:8,27 en Openb.22:15 en niet in het minst aan de woorden van Jezus Zelf in Mark.9:43-48. Merkwaardigerwijs verklaren mensen, die in de alverzoening geloven, positieve teksten die gaan over het eeuwige leven en in alle eeuwigheden wel als altijddurend en eindeloos. Teksten echter die gaan over eeuwige straf en pijniging “tot in alle eeuwigheden” beschouwt men echter
57
als tijdelijk, hoewel diverse aionen durend. Dit is absoluut inconsequent. Eeuwige straf Jezus is wel in het dodenrijk geweest, maar nooit in de situatie van de tweede dood of poel des vuurs, die volkomen buiten de genade staat. Daaruit is geen wederkeer mogelijk. Nergens leert de Schrift een opstanding uit de tweede dood (Openb.2:11; Openb.20:6,14; Openb.21:8). Er bestaat geen Schriftplaats over! Het is onloochenbaar dat er naast het eeuwige leven sprake zal zijn van een eeuwige straf (Matth.25:46). Het eeuwige vuur is voor de duivel en zijn engelen bereid (Matth.25:41). In principe heeft God deze situatie “ver van Zijn aangezicht” nooit voor mensen bedoeld. Slechts mensen die willens en wetens de duisternis liever gehad hebben dan het licht (Joh. 3:19) zullen -verbonden met de verleidende machten der duisternis, die zij dienenverloren gaan en uiteindelijk in de poel des vuurs terecht komen (Matth.13:41,42). Hier gaat het over “al wat tot zonde verleidt” en “hen, die de ongerechtigheid bedrijven”. Dit betreft mensen, die een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid (2 Thess.2:12). Dat is iets heel anders dan een ongeloof uit onwetendheid. Jezus Zelf sprak meermalen ernstig over de hel (onder meer in Mark.9:43-48). Dat neemt niet weg dat God absoluut barmhartig en rechtvaardig zal oordelen en rekening zal houden met ieders achtergrond en omstandigheden.
58
Vanuit het dodenrijk naar de nieuwe aarde In het laatste oordeel (Openb.20:11-15) gaat het om een scheiding in het dodenrijk, dus NIET om mensen die in Christus ontslapen zijn. Het betreft hier immers de tweede, algemene opstanding (Openb.20:5). Jezus sprak: “en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel” (Joh.5:28,29). Gaan jonggestorven kinderen verloren? De goede Meester is hier heel duidelijk over: “Zo bestaat bij uw Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat één van deze kleinen verloren gaat” (Matth.18:14). Wat dunkt u van al die mensen die nooit van Jezus Christus hebben gehoord en nimmer de kans kregen Hem te aanvaarden? (men leze Joh.15:22). Paulus schrijft: “Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkaar onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus (Rom.2:14-16). Merk ook op dat Matth.25:31-46 niet gaat over de scheiding tussen christenen en heidenen. Het gaat hier om het oordeel over de volkeren, de scheiding tussen de schapen en de bokken, die de Heer niet gezien hadden, maar die beoordeeld werden op hun daden van barmhartigheid. In het laatste oordeel (Openb.20:11-15) is er een oordeel naar werken en zijn er twee mogelijkheden: vele 59
rechtvaardigen en barmhartigen stonden in het boek des levens (Openb.20:12,13) en waren niet uit dat boek uitgedelgd (Ps.69:29). Zij stromen als volken de nieuwe aarde op en zullen daar genezing en herstel nodig hebben (Openb.21:24; Openb.22:2). In Jak.2:13b (Willibr. Vert.) staat: “Barmhartigheid (echter) triomfeert over het oordeel"! De alverzoeningsleer is een overreactie op een ultrauitverkiezingsleer, die 99,9 % van de mensheid -als zouden ze door God verworpen zijn van voor de grondlegging der wereld- naar de hel verwijst. Dit kan men aanduiden als hyper- of ultracalvinisme. Onze goede God zal echter door en door rechtvaardig en nauwkeurig oordelen en volledig rekening houden met ieders verantwoordelijkheid en toerekeningsvatbaarheid, kortom: met ieders persoonlijke situatie. Vanuit het dodenrijk naar de poel des vuurs De andere mogelijkheid is: vele onrechtvaardigen en onbarmhartigen, die niet in het boek des levens blijken te staan, worden in de poel des vuurs geworpen (Openb.20:15). In Jak.2:13a lezen we: “want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft”. Een voorbeeld hiervan is iemand als de rijke man, die geen barmhartigheid bewees aan de arme Lazarus (Lukas 16:1931) en daardoor in de duistere zijde van het dodenrijk belandde (in de Bijbel ook aangeduid als afgrond of diepten der zee, waar geen licht en leven is). Daarmee was hij bestemd om te worden doorwezen naar de poel des vuurs. Iemand als de arme Lazarus kwam echter aan de lichtzijde in het dodenrijk, ook “schoot van Abraham” genoemd (te 60
vergelijken met het bovenste deel van de zee, waar nog lucht en leven is), om bij het laatste oordeel bevonden te blijken in het boek des levens te staan, waardoor zulke mensen op de nieuwe aarde terecht zullen komen. In het laatste oordeel vindt deze scheiding vanuit de tussentoestand in het dodenrijk plaats. Voor het aangezicht van God, in het licht vanuit de grote witte troon, vluchtten “aarde en hemel”, dat wil zeggen: zowel voor de slechte mensen als de boze engelen, waarmee zij in het kwade verbonden waren, werd geen plaats gevonden en zij komen op die wijze in de absolute duisternis terecht (Openb.20:11). Van de hel moet men zich geen letterlijke, middeleeuwse folterwerktuigen of martelkamers maken. In de geestelijke wereld hebben we niet zozeer te maken met plaats en locatie, als wel met toestand en situatie. De Bijbel gebruikt symbolische taal, om uitdrukking te geven aan deze situatie van eeuwig verderf “ver van het aangezicht des Heren” (2 Thess.1:9). Het is een toestand van Godverlatenheid, van concentratie van machten der duisternis, elkaar in het verderf helpen (vergelijk het schaduwbeeld in 2 Kron.20:23), eeuwige scheiding van God, destructie, wroeging, inactiviteit, machteloosheid, wanhoop en ontreddering. “Waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust of uitgedoofd”, zegt de Bijbel (Jes. 66:24 en Mark. 9:38), wat wijst op tijdloosheid, op het restant wat overblijft en de wroeging die knaagt aan het geweten. In de hel straft het kwaad zichzelf, want men is aan zichzelf, dus aan zelfgerichtheid en aan de machten der duisternis overgegeven aan wie men zich gehecht had.
61
Heel duidelijk geeft de Bijbel aan dat er binnen deze situatie van de poel des vuurs verschil in oordeel zal zijn (Luk.12:47,48; Matth.10:15; Matth.11:22,24), zoals er aan de andere kant ook verschil in heerlijkheid zal zijn (bijvoorbeeld Dan.12:3; 1 Kor.15:40-42). Gelovigen kunnen loon naar goede, in God verrichte, werken ontvangen (o.a. 1 Kor.3:14 en vele andere), maar kunnen ook schade lijden door het verbranden van de werken, terwijl zij zelf gered zullen worden als door vuur heen (1 Kor. 3:15). Gehoorzaamheid in de dienst van God De Bijbel leert zonneklaar: “want het loon dat de zonde geeft (niet: God!) is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (Rom. 6:23). De duivel houdt zijn dossiers, zijn loonstaten, nauwgezet bij om aan te kunnen klagen met een “schuldbrief” en het “verdiende loon” uit te keren voor zondige werken in zijn dienst verricht. Nu is het zaak om grondig te weten in wiens dienst wij staan! “Weet u niet, dat u hem, in wiens dienst u u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid”? (Rom. 6:16). Laat dan de jubelroep waarheid in u zijn: “Maar Gode zij dank: u wáárt slaven der zonde, doch u zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, bent u in dienst gekomen van de gerechtigheid…Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, 62
hebt u tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven” (Rom. 6:17-18,22). Jezus Christus heeft ons geroepen door zijn heerlijkheid en macht; door Hem zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur, ONTKOMEN aan het verderf dat door de begeerte in de wereld heerst (2 Petr. 1:3,4).
63
HOOFDSTUK 6. De restitutieleer en het herstel van de schepping Catastrofe in Genesis 1:2 door satanische verwoesting? In de evangelische maandkrant Uitdaging van oktober 2005 schreef Ab Klein Haneveld een uitgebreid artikel, waarin hij de zgn. „gap‟-theorie tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 tracht te onderbouwen. „Gap‟ wil zeggen dat er een hiaat tussen die verzen zou liggen. Op zijn website staat een nog veel uitvoeriger beschouwing over deze theorie, die een catastrofe of oordeel veronderstelt tussen de beide eerste bijbelverzen. Jaren geleden heeft Ab Klein Haneveld in een Morgenroodbrochure “Wedergeboorte, de hoop der schepping” deze zogenaamde restitutieleer (= werk van herstel) al beschreven. Hoewel Ab Klein Haneveld geen echte ultradispensationalist is, leent hij hier een theorie die juist in het ultra-dispensationalisme opgeld gedaan heeft, hoewel zeker niet alleen daar. Je komt deze reconstructieleer, zoals men haar ook wel noemt, in diverse kringen tegen. De ene ultrastroming van Knoch, Lukkien, Manussen e.a. betoogde dat satan als tegenstander en vernieler door God zo geschapen is en als knecht van God gebruikt wordt. De andere ultrastroming, waaronder Van Mierlo, Pauptit, Den Breejen, Paasse e.a., zag de val van satan (symbolisch getoond in Jes.14 en Ezech.28) precies tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 plaatsgrijpen, waardoor de aarde woest en leeg WERD. Dit vertaalt men graag in plaats van de
64
gebruikelijke vertalingen die WAS hebben. Beide overzettingen zijn technisch mogelijk. We zitten meteen weer in een soms interessante, maar voor het grootste deel theoretische filosofie over de toestand van de aarde, het ontstaan van het rijk der duisternis, een schepping voor de schepping van Adam, die door een ramp vernield zou zijn en een (her?)schepping in zeven dagen of in zeven tijdsperioden, zoals sommigen beweren. Evolutie, Intelligent Design of Schepping in zeven dagen De Intelligent Design-idee (ID) loopt hier dwars doorheen. Er moet een intelligente Schepper en Ontwerper aan het werk geweest zijn, maar in een tijdsbestek van zeven dagen kan dat natuurlijk niet gezien de wetenschappelijke ontdekkingen. We denken aan de publicatie van het boek “Een schitterend ongeluk of sporen van ontwerp” onder redactie van dr. Cees Dekker, hoogleraar Moleculaire Biofysica aan de T.U. te Delft. Minister van Onderwijs Maria van der Hoeven haakte hierop in door te stellen dat Intelligent Design ook op de scholen zou moeten worden onderwezen. Mensen als Andries Knevel, bekend van de Evangelische Omroep, hebben anno 2005 de klassieke creationistische visie –kenmerkend voor de E.O. in de zeventiger en tachtiger jaren- losgelaten en ingewisseld voor een visie die beter aansluit bij het menselijke verstand en de ontdekkingen van natuurwetenschappers. Natuurlijk blijft men vasthouden aan God als Schepper, maar het geloof in de zeven dagen waarin God dit deed, is ingeruild voor de miljoenen jaren van moderne 65
wetenschappers, of zelfs voor 13,7 miljard jaren. Er wordt subtiel geknabbeld aan het goddelijke gezag van de geschiedenis van de eerste hoofdstukken van Genesis over het ontstaan van de aarde. Dit ondanks de concrete beschrijving en afbakening van avond en morgen bij elke scheppingsdag in Genesis 1 en de duidelijke bevestiging daarvan in Exodus 20:11, waar we lezen: “want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde geschapen, de zee en al wat daarin is en Hij rustte op de zevende dag”... (vergelijk Gen.2:4, Ex.31:17 en ook Neh.9:6 en Openb.4:11). Ab Klein Haneveld beweert daarentegen: “Nergens vinden we in de Schrift enige grond dat God hemel en aarde schiep in zes dagen”. Hoite Slagter zegt in de brochure “Schepping en Herstel”, (uitgave van Het Morgerrood/Everread Uitgevers, 2005): “Het verslag over de zes scheppingsdagen (Gen.1:3-2:1) beschrijft vooral hoe God in zes dagen tijd de schepping „ herschiep ´vanuit de woeste en ledige situatie zoals die in Gen.1:2 beschreven wordt”. Wanneer men de Intelligent Design-gedachte als tussenoplossing voor creationisme en evolutietheorie koppelt aan de restitutieleer, dan zien wij dat men op die wijze kan komen tot lange fasering van een schepping voor Gen.1:2 en van een herschepping gedurende zes tijdsperioden, of letterlijk in zes dagen. De datering van fossiele vondsten kunnen dan verklaard worden vanuit een oerschepping, die veel ouder zou zijn dan 6000 jaar. Op die manier kan men Bijbel en wetenschap in harmonie met elkaar proberen te brengen. De Bijbel is geen biologie –of geologieboek, maar geeft niettemin een historisch betrouwbaar verslag. 66
Geeft de Bijbel enige aanwijzing voor een eerdere schepping, dan de onze? De magere onderbouwing van de oervloed in Gen.1:2 In 2 Petr.2:5 staat dat God de wereld van de voortijd niet gespaard heeft, maar Noach, de prediker der gerechtigheid met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht. Verderop in de tweede Petrusbrief wordt volgens ons opnieuw de zondvloed beschreven, maar in de restitutieleer past men die verzen toe als argument om een veronderstelde eerdere catastrofe te staven, die het resultaat gaf van woestheid, leegheid en duisternis, die op de vloed lag, naar Genesis 1:2. De passage in 2 Petr.3:5-7 luidt als volgt: “Want willens en wetens ontgaat het hun, dat door het woord van God de hemelen er sinds lang geweest zijn en die aarde die uit en door water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen”. Het tweede argument, dat men hanteert, is ontleend aan Jes.45:18 waar we lezen dat God de aarde niet tot een baaierd of chaos (NBV) of als woest en ledig (Naardense Bijbel) heeft geschapen, maar ter bewoning. Dat klopt in zoverre dat God de aarde niet gelaten heeft in haar vormeloze situatie van den beginne. Dat heeft hij bijvoorbeeld wel gedaan met de planeet Mars. Hij is gaan scheppen in die ongeordende materie, omdat de Geest van God over de wateren zweefde (broedde, St. 67
Vert.). Hij heeft orde gebracht in die chaotische begintoestand door Zijn Woord; want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er (Ps.33:6,9). De evolutietheorie botst dan ook met het Woord van God, dat belijdt: “Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods tot stand gekomen is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Hebr. 11:3). Grondlegging of nederwerping Het derde argument zoekt men in de zogenaamde “nederwerping der aarde”. Het zelfstandig naamwoord “katabolè” en het werkwoord “kataballo” worden regelmatig aangehaald, omdat de vertalingen met “grondlegging der wereld” niet het meeste juiste zouden treffen en dit beter met “nederwerping der wereld” vertaald had kunnen worden, meent Ab Klein Haneveld en met hem beide hoofdtakken van het ultradispensationalisme. Het woord “nederwerping” laat men opnieuw slaan op de veronderstelde val van satan in Genesis 1:2 en niet op de zondeval van de mens in Genesis 3. Het enorme kosmische effect van de zondvloed van Genesis 6 t/m 9, zoals onder meer prof. Rehwinkel in zijn boek “De zondvloed” laat zien, onderschat men en deze kosmische veranderingen schrijft men toe aan de catastrofe van een oervloed, waarvan Gen.1:2 de gevolgen zou laten zien in de verwoesting van een eerdere schepping. Het creationisme heeft echter laten zien dat juist de zondvloed van Genesis 6 een enorme verschuiving van aardlagen heeft veroorzaakt! 68
Met de vertaling “nederwerping der wereld” konden sommigen gemakkelijker aantonen dat de aarde niet slechts 6000 jaar, maar miljoenen of miljarden jaren oud was. Daarmee was het ook gemakkelijker schepping en evolutietheorie met elkaar in overeenstemming brengen. Er zou een prehistorische wereld hebben bestaan met préAdamieten (althans S. van Mierlo, K.A. Den Breejen en M. Paasse hebben dit in ultrabedelingenkring gesuggereerd). M. Paasse gaat uit van een meervoudige (polygene) oorsprong van de huidige mens, die echter beslist NIET in de Bijbel wordt geopenbaard. De Bijbel zegt dat Eva de moeder van alle levenden is (Gen.3:20). God heeft uit één enkele (uit éénen bloede, St. Vert.) het gehele menselijke geslacht gemaakt, om op de ganse oppervlakte van de aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald (Hand.17:26). Er zijn tien teksten in het nieuwe testament die in vrijwel alle vertalingen sinds of van de grondlegging der wereld af hebben (7x), of spreken over vóór de grondlegging der wereld (3x). Het gebruik van “nederwerping” is theoretisch mogelijk, maar leunt sterk op de hypothese van een ingelezen val van satan in Genesis 1:2. Het Griekse katabolè en het Hebreeuwse tohu wa bohu (=woest en leeg) kunnen niet zonder meer met elkaar verbonden worden. In de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, is geen vorm van katabolè in Genesis 1:2 aanwezig. Als de ondergang- en reconstructieleer daaruit niet blijkt, is de hele `gap´-theorie een mistig verhaal zonder klare
69
openbaring van God. Daarom moeten we geen leer opbouwen vanuit zaken die de Bijbel niet expliciet aangeeft! Adam was geen zondaar, maar werd tot een zondaar Volgens Ab Klein Haneveld (in het vermelde artikel in het blad Uitdaging) werd Adam een zondaar, omdat hij geboren of geformeerd werd uit het stof der aarde en de aarde al voor de zondeval van Adam in de macht der zonde gevallen was. De enige vroegere aangelegenheid voor een dergelijke val van de schepping is slechts te vinden in Genesis 1:2, aldus Ab Klein Haneveld. Wij geloven echter dat Adam zeer goed geschapen werd (Gen.1:31), maar dat hij door het gif uit de bek van de slang, dat wil zeggen: de leugen van de boze door middel van Eva tot zonde verleid werd en dus NIET daarvoor al zondaar was! Dan zou hij al voor de zondeval aan de dood onderworpen zijn geweest, wat de Bijbel nadrukkelijk tegenspreekt (Rom.5:12; Gen. 3:3,22-23). De Bijbel leert glashelder dat de geestelijke dood, die ook de lichamelijke dood ten gevolge heeft, voortkomt uit de zonde! Het is dus bepaald geen onschuldige leer die hier verkondigd wordt! Er was geen dood voordat Adam in zonde viel en de verzoening van de mens met God nodig werd, waarvoor Gods verlossingsplan al gereed lag in het Lam, dat geslacht is, sinds de grondlegging van de wereld (Openb.13:8). Op zijn website heeft Ab Klein Haneveld het over de uit de gevallen aarde geformeerde Adam. Maar er was nog geen sprake van een aarde die onder de vloek lag! Verder beweert hij zelfs: “God wist dat Adam eigenlijk al gevallen 70
was voordat hij bestond, want hij kwam voort uit een gevallen aarde. Fundamenteel was er niets aan de hand toen Adam zondigde”. Er was wel degelijk VEEL aan de hand, want Adam luisterde naar de oude slang (die volgens Openbaring 12:9 wordt geïdentificeerd met de duivel en de satan), waardoor de zonde in de zichtbare schepping kwam. Niet de stoffelijke oorsprong, van waaruit God (!) hem schiep maakte Adam tot een zondaar, maar diens ongehoorzaamheid! Na zijn gehoorzaamheid aan satan had de mens zijn kroon verloren! Van zondeval naar zondvloed De zondeval van de mens had als gevolg zijn verdrijving uit de hof van Eden, zodat de mensen in deze doodstoestand niet zou kunnen eten van de boom van het leven, opdat zij eeuwig zouden leven in deze situatie van ellende (=uitlandigheid of ballingschap). Met de zondeval startte er een geleidelijk verwordingsproces. Daardoor kregen we onder andere te maken met dorens en distels in het plantenrijk, misvorming tot monsterlijke soorten en verscheurende beesten in de dierenwereld en ook verdorvenheid in de mensheid onder invloed van de geestelijke, onzichtbare wereld met de wereldbeheersers van deze duisternis, dat wil zeggen satan´s grootvorsten in de hemelse gewesten (Efeze 6:12): geesten van verderf, geweld, weerspannigheid, wetteloosheid en onreinheid in de voortijd. De degeneratie na de zondeval, ook in het menselijke geslacht, vond zijn dieptepunt in de zondvloed en daarna in de occulte torenbouw van Babel, waarbij men sterrenwichelarij bedreef. 71
Voor de zondvloed bereikten de mensen nog paradijselijke hoge leeftijden, hoewel de dood hen allen trof, uitgezonderd Henoch, die met God wandelde en werd opgenomen (Gen.5:21-24). Na de zondvloed zien wij een enorme verandering in het paradijsklimaat (Gen.8:22). Een poolklimaat, woestijngebieden, vulkanisme, enzovoort zijn in Gods originele schepping nooit bedoeld geweest, maar een gevolg van de algehele degeneratie van de mens en de gebrokenheid in de natuur onder pressie van de machten der duisternis. Later zou de apostel opmerken: “de gehele wereld ligt in het boze” (1 Joh.5:19b). Op zijn site stelt Ab Klein Haneveld zonder bewijs dat de vloed in Gen.1:2 vele malen groter was dan die in de dagen van Noach. Hij onderschat daarbij de geweldige kosmische ramp van de zondvloed, alsof dat slechts een bepaald gebied betroffen zou hebben. De Bijbel spreekt over het openbreken van ALLE kolken der grote waterdiepten en het openen van de sluizen des hemels (Gen.7:11). Dit gebeurde in de natuurlijke, zichtbare wereld, maar tegelijkertijd in de geestelijke, onzienlijke wereld. De Statenvertaling spreekt over de “fonteinen van de grote afgrond” (vergelijk Openb.9:1-4). In Jesaja 24 lezen we hierover, zowel in het perspectief van de voortijd als van de eindtijd: “de sluizen van de hoge worden geopend en de grondvesten der aarde beven” (Jes. 24:18). Daar lezen we er tevens bij dat het te dien dage zal geschieden dat God bezoeking zal brengen over het heer der hoogte in den hoge (=de boze geesten in de hemelse gewesten) en over de koningen der aardbodem, die bijeengebracht zullen
72
worden in een kuil (=afgrond) en opgesloten zullen worden in een kerker (=geestelijke gevangenis) (Jes.24:21,22). Aangaande de zondvloed lezen we over het wereldwijde karakter van deze ramp: “En de wateren namen geweldig toe over de aarde, en ALLE hoge bergen onder de ganse hemel werden overdekt” (Gen.7:19) en vervolgens: “En AL wat leeft….benevens ALLE mensen kwamen om” (Gen.7:21) en “alles…stierf” (Gen.7:22). Het is ons een raadsel hoe Ab Klein Haneveld dit kennelijk wil bagatelliseren. De zondeval in de engelenwereld Dat er EERST een zondeval in de engelenwereld plaatsvond, voordat de mens in zonde viel, is correct, maar het valt niet vanuit de Bijbel te bewijzen dat dit tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2 gebeurde. Hoogstens kan men dit vermoeden, maar dit lijkt moeilijk aantoonbaar, omdat Gen.1:31 zegt: “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was ZEER GOED”, waarna Gen.2:1 vermeldt: “Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer”. Het koninkrijk van satan ontstond daarom pas NA de schepping van de mens! Er was eerst een periode dat Lucifer de mens diende. Aanvankelijk was Lucifer immers als morgenster in Eden, Gods hof, als een beschuttende (!) cherub voor de mens, totdat er onrecht in hem werd gevonden en hij satan (=tegenstander) werd (Ezech.28:1215). Nadien is het zonneklaar dat Adam de hof moest BEWAREN (NBG-Vert.) OF BEWAKEN (Gen.2:15, Naardense Bijbel, Canisius Vertaling), wat aangeeft dat er in de geestelijke, onzichtbare wereld toen al een vijand 73
gekomen was: de aanwezigheid van het kwade was ontstaan. De sprekende slang werd geïnspireerd en bezet(en) door de duivel tot verleiding van de mensen op aarde (Openb.12:9). De boom van kennis van goed en kwaad die naast de boom des levens in het midden van de hof stond (Gen.2:9), duidde in de zichtbare, natuurlijke wereld aan dat er in de onzichtbare, geestelijke wereld naast God als de Bron van alle leven ook een oorsprong van het kwade was ontstaan: satan met zijn engelen. Deze had immers het goede gekend, maar deed een definitieve, absolute, onomkeerbare keuze voor het kwade! Na de val in de zonde versperde God met het zwaard van het Woord de toegang tot de boom des levens voor de mens, omdat diens ongerechtigheden scheiding met God hadden gemaakt (Jes.59:2). God sprak door de zogenaamde “moederbelofte” (Gen.3:15) van strijd tussen het slangenzaad en het zaad der vrouw, maar richtte gelukkig met de komst van en de verzoening door Jezus Christus de boom des levens weer op, want Hij sprak: “Wie Mij eet, zal leven door Mij” (Joh.6:47). Het nieuwe testament wijst de boze haarscherp aan als de mensenmoorder van den beginne en de vader der leugen (Joh.8:44) en als de duivel die zondigt van den beginne (1 Joh.3:8). De oorzaak van de val van deze morgenster of Lucifer (=lichtbrenger) is hoogmoed, trots, weerspannigheid en afgunst naar God en naar de plaats van de mens in Gods plan toe, zoals we lezen in Jesaja 14:12-14. Let daarbij op de woorden “boven de sterren”, “boven de hoogte der wolken” en “mij aan de Allerhoogste gelijkstellen”. Hij wilde meer dan de mens (beeld van de sterren) zijn, de plaats op 74
de troon innemen en hoger dan Gods plan met de gemeente (beeld van de wolken) gaan en zich meten met de Allerhoogste. Zijn staart sleepte een derde van de engelen mee (Openb.12:4) in deze opstand of rebellie. Deze engelen werden aan hun oorsprong om de mens te dienen (!) ontrouw (Hebr.1:14 en Judas 6, vergelijk 2 Petr.2:4). Sindsdien spreken we over boze geesten of demonen, dat wil zeggen: gevallen engelen. Satan is de oorspronkelijke aanstichter van het vuur der zonde. Toen satan de mens Adam verleidde door middel van de slang via Eva, ontnam hij deze het koningschap over de aarde en werd zelf de overste van deze wereld en de god van deze eeuw, zoals het nieuwe verbond hem typeert (o.a. Joh.12:31; Joh.14:30; 2 Kor.4:4). Adam had de opdracht om te heersen, onder andere over “al het gedierte dat op aarde kruipt” (Gen.1:28). Hij had het slangenvenijn uit de hof moeten werpen, om deze te bewaren! Nu hij de aarde door ongehoorzaamheid aan God onderworpen had aan de vloek van de boze (Gen.3:17; Rom.8:20), kon de duivel met een in zekere zin rechtmatige claim tegen Jezus bij de verzoeking in de woestijn over de macht op aarde zeggen: “zij is mij overgeven” (Luk.4:6). Door wie? Door de eerste Adam. Maar God heeft Christus – al geprofeteerd in Gen.3:15 als het zaad van de vrouw in vijandschap met het zaad van de slang - als de laatste Adam gezonden en Hij is een levendmakende geest (1 Kor. 15:45). Door Hem kan onze menselijke geest –dood in zonden en overtredingen- levend gemaakt worden (Efeze 2:1-5), 75
waardoor we door genade op kunnen staan tot een nieuw leven met God, dat (verder) vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van Zijn Schepper (Kol.3:10) met tevens de belofte van de verlossing van ons lichaam (Rom.8:23). Hoop op herstel van de schepping Wij zien de restitutieleer als een afleidingsmanoeuvre van de boze, om de aandacht af te trekken van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus (2 Kor.11:3). Als wij over “restitutie” willen spreken, dan zien wij dit herstelproces aanvangen in Christus en in de gemeente van Jezus Christus. Beknopt willen we daarover iets aanreiken, dat ook praktische betekenis heeft! Het is de weg van het verloren paradijs naar het herwonnen paradijs. Van verlorenheid door de zondeval naar de overwinnaars, die gelijkerwijze Jezus zullen overwinnen en met Hem op zijn troon (=beeld van heerschappij) zullen zitten (Openb.3:21). Het is deze plaats die satan zich had toegedacht (Jes.14:13), maar zijn eigenmachtige verhoging liep uit op een steeds grotere vernedering: uit de hemel naar de aarde, vervolgens naar de afgrond als gevangenis tijdens het duizendjarige rijk (Openb.20:1-3,7) en ten slotte naar de poel van vuur (Openb.20:10). De mens die tot Christus komt, die zich buigt en zijn zonden belijdt, die zich wil vernederen onder Gods machtige hand op zijn levensweg zal te Zijner tijd verhoogd worden. Het is de tegenovergestelde weg, dan die van zichzelf verhogen, zoals de duivel en de antichrist doen.
76
In de overtuiging van zonde met de vernieuwing en groei in het leven van de christen stuurt en stuwt Gods Geest ons tot godsvrucht en heiliging. Uiteraard vraagt dit om een volledige overgave van ons leven aan Jezus Christus! De zonen Gods, gelijkvormig aan het beeld van de Zoon De hoop van de zuchtende schepping ligt in de openbaarwording van de zonen Gods (Rom.8:19), die (meer en meer) gaan beantwoorden aan het beeld van de eerstgeboren Zoon (Rom.8:29). In deze richting leidt de Geest van God (Rom. 8:14). Op die weg van ontwikkeling komen ze “werkingen van het lichaam” bij zichzelf tegen, die ze moeten doden door de Geest (Rom.8:13). Tegelijkertijd belijden zij en leven zij uit dat Jezus Christus verheerlijkt zal worden IN zijn heiligen (2 Thess.1:10), dat Christus (opnieuw) komend is IN het vlees (2 Joh.7, letterlijk), evenals Hij eerder Zelf in het vlees gekomen is (1 Joh.4:2), om een goddelijk leven op aarde te leiden: als Verlosser, Voorloper en Voorbeeld. De misleiders en de antichrist verzetten zich niet tegen allerlei religieuze theorieën en tegen de zonde onder de “dekmantel” van de genade stoppen, maar zij worden furieus als je overwinning op de zonde in de kracht van de heilige Geest tijdens ons aardse leven gaat verkondigen en uitleven (want dat zou alleen voor het hiernamaals zijn!). Christus IN ons geopenbaard Zelfs keert de antichrist zich niet zozeer tegen Jezus als Zoenoffer –dat is een voldongen feit- als wel tegen de
77
openbaring van het leven van Christus –goddelijke natuur(2 Petr.1:4) IN ons. Er wordt veel gesproken over dat “God mij Zijn Zoon openbaart tot zondevergeving”, om een kind van God te worden op het christelijke erf, maar weinig over dat “God Zijn Zoon IN mij openbaart” (Gal.1:16), dat Christus steeds zal worden grootgemaakt IN ons lichaam (Gal.1:24; Fil.1:20) en dat Christus gestalte IN ons zal krijgen (Gal.4:19). Bij deze (aankomende) zonen van God komen de karaktertrekken van Christus langs de weg van een groeiproces openbaar en in hen zet zich het goddelijke herstel ten volle voort! Het geheimenis is: “Christus IN ons, de hoop der heerlijkheid” (Kol. 1:27). Oorlog tegen de geestelijke machten Daartegen richt zich de tegenstand van de machten der duisternis. Hun gedachten zijn erop gericht de mensen naar de afgrond te voeren en hun werkingen richten zich tegen mensen IN wie het beeld van Christus tevoorschijn komt. Dat de Zoon verhoogd is tot de troon van God hebben zij niet kunnen verhinderen, maar zonen Gods met Hem op de troon: “DAT NOOIT” roepen zij! De zonen Gods hebben, vergelijkbaar met de zondvloed in de dagen van Noach, de kamp tegen de boze geesten in de hemelse gewesten, maar krijgen ook te maken met de (zondvloed van) demonen, die opkomen uit de put van de afgrond, onder aanvoering van Apollyon (Openb.9:1-11). De antichrist of valse profeet, het beest uit de aarde, verbindt zich met het beest dat opkomt uit de zee, dat is uit het duistere gebied van de afgrond, waar Apollyon als
78
koning van het verderf heerst (Openb.9:11; 11:7; 13:1,11; 17:8; 19:20). De overwinning in deze immense geestelijke oorlog is aan Christus en die met Hem zijn: de geroepenen, uitverkorenen en getrouwen (Openb.17:14, St. Vert.) in de verschillende fasen van de eindtijd (bijv. Openb.12:10-12; Openb.15:2-4; Openb.17:14; Openb.19:19,20). Op naar het heerlijke einddoel De zonen Gods worden in Obadja 21 “verlossers” of “heilanden” (St. Vert., let op het meervoud!) genoemd, die de berg Sion bestijgen en gericht oefenen over het gebergte van Esau (Edom=beeld van de machten der duisternis en van het vlees), en het koningschap zal zijn aan de Here. In Openbaring 14:1 staan ze OP de berg Sion: het Lam en de overwinnaars (zij die het Lam gevolgd zijn, waar het ook heenging- Openb.14:4). Het zijn de eerstelingen! Het is de weg van het kruis, de weg van nederigheid, gehoorzaamheid en trouw en de weg van karaktervorming die leidt naar Gods doel: erfgenamen op de troon! “Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” (Openb.21:7). Het duizendjarige vrederijk We merken nog kort op dat het herstel een tussenfase heeft in de overgangsperiode van het duizendjarige rijk, waar vrede en gerechtigheid zal HEERSEN, maar nog niet WONEN, zoals op de nieuwe aarde (2 Petr.3:13). Dan zien we al het herstel optreden in het plantenrijk (Jes.55:13), in de dierenwereld (Jes.11:6-10 en 65:25) en 79
als de levensduur der bomen zal de leeftijd van Mijn volk zijn (Jes.65:25). Je ziet hier het herstel door het terugkeren van de leeftijden vanuit de voortijd in de laatste fase van de eindtijd! Toch is de laatste vijand, de dood, dan nog niet geheel overwonnen, want er sterven nog jongelingen als honderdjarige, maar zelfs zondaars bereiken die leeftijd (Jes.65:20). Het is echter heel goed merkbaar dat de draak, dat is de oude slang, dat is de duivel en de satan opgesloten zit in de afgrond, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaar voleindigd zijn (Openb. 20:1-3). De nieuwe aarde: complete vernieuwing In Openbaring 22:2 lezen we over het herstel op de nieuwe aarde tot genezing van de volkeren door middel van het geboomte des levens (levensbomen, Leidse vert.), de geestelijke werkelijkheid van de Zoon met de zonen Gods met hun rijpe vruchten en bladeren (=geestelijke gaven) van God. Daarna staat er zo mooi: “En niets vervloekts zal er meer zijn” (Openb.22:3). De aarde, inclusief dieren- en plantenrijk, is bevrijd van de vloek der zonde en van een vervloekte slang is geen sprake meer! Geloofd zij God de Vader voor zijn fascinerende herstelplan voor ons, in ons en met ons dank zij Jezus Christus, onze Heer en de kracht van de heilige Geest!
80
HOOFDSTUK 7. Paulus‟ bediening en het geheimenis Men stelt in de ultra-bedelingenvisie dat Paulus diende in twee bedelingen en daarom twee bedieningen had. Hieraan gekoppeld brengt men de gemeenten onder in verschillende sferen. De drie sferen De onderverdeling in aardse sfeer, hemelse sfeer en boven- of overhemelse sfeer komt men bijvoorbeeld bij Pauptit, Van Mierlo en Van Zuijlekom tegen. *De bediening van de 12 apostelen der besnijdenis voor Israël noemt men de aardse sfeer. Dit beschouwt men als de bediening voor de gemeente van Israël met als hoop het (aardse) Koninkrijk, waarbij de gekruisigde Heer in het middelpunt staat. Vier van deze apostelen der besnijdenis (zoals men ze aanduidt) schreven de zeven zendbrieven (Jakobus, 1+2 Petrus, 1+2+3 Johannes en Judas). *De zgn. overgangsbedeling van Hand.13 tot Hand.28:28 noemt men de hemelse sfeer, waarbij men spreekt over de gemeente der eerstgeborenen of het hemelse zaad van Abraham, waarin het accent ligt op de opgestane Heer met als hoop de opname (1 Thess.4:13-18). In deze periode schreef Paulus zijn eerste volheid van zeven brieven. Deze zogenaamde eerste bediening van Paulus vanaf Hand. 9 en/of 13 is voor Joden en heidenen, in aansluiting op de zegen van Abraham (Gal.3:8), en deze vat men dus onder de hemelse sfeer. De heidenen die toen tot bekering kwamen, 81
hoorden volgens de ultra-uitleg niet tot de gemeente als het lichaam van Christus, waarvan Hij het hoofd is. Volgens Denijs van Zuijlekom zou Paulus tot Hand.28:28 niets anders hebben gezegd dan wat Mozes en de profeten gesproken hebben en hij beroept zich daarbij op Hand.26:22 en Hand.28:17. Paulus zou alleen maar Mozes herhaald hebben, zo wordt beweerd. In Hand.26:22 staat echter: “zonder iets anders te zeggen dan wat de profeten en Mozes gesproken hebben DAT GESCHIEDEN ZOU” (het kapitaal aangegevene laat Van Zuijlekom weg!). Natuurlijk bewijst Paulus dit vanuit de wet van Mozes en de profeten (Hand.28:23). Hij schrijft ook: “veeleer bevestigen wij de wet” (Rom.3:31, vergelijk Hand.24:14). Inhoudelijk bracht Paulus al voor Hand. 28 beslist veel meer dan Mozes: “Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Hem u vergeving van zonden verkondigd wordt; OOK VAN ALLES WAARVAN GIJ NIET GERECHTVAARDIGD KONDT WORDEN DOOR DE WET VAN MOZES, wordt ieder, die gelooft, gerechtvaardigd door Hem” (Hand.13:38,39). Paulus was een prediker, die niet alleen vergeving van zonden, maar ook overwinning op de zonde verkondigde, zoals dit in het nieuwe verbond mogelijk is geworden door de heilige Geest! *De bovenhemelse sfeer is de zogenaamde tweede bediening van Paulus na Hand. 28:28 (men spreekt ook wel van de gemeente, die Zijn lichaam is, of het samenlichaam), waarin de verheerlijkte Heer centraal staat met als hoop de zgn. uitopstanding (Fil.3:10,11). In deze tijd schreef Paulus een tweede volheid van zeven brieven. 82
De zogenaamde tweede bediening van Paulus na Hand.28:28 noemt men dan het evangelie van de genade, de gemeente der verborgenheid, of de bedeling (bediening) van het geheimenis. Dit geheimenis zou exclusief aan Paulus geopenbaard zijn. Het is een dienst aan heidenen. Dit duidt men dan aan met de overhemelse (of: bovenhemelse) sfeer, of ook wel hemel der hemelen of het heilige der heiligen. Ouranios-epouranios De verdeling in drie sferen is zeer aanvechtbaar. Gods plan is niet in systemen te vatten, of in vakjes te krijgen. De verdeling hemels tegenover boven- of overhemels stoelt men op het Griekse “ouranios”, hemels en “epouranios”, bovenhemels. Het voorzetsel epi kan echter ook met “in” of “bij” vertaald worden. De ultrabroeders lezen dit als “hemel der hemelen” in ruimtelijke zin, in plaats van in overdrachtelijke, figuurlijke zin. Als wij over de geestelijke, onzichtbare wereld willen spreken gaat het niet om lokaliteit, maar om hoedanigheid en niet om een letterlijke plaatsaanduiding, maar veeleer het aangeven van een situatie en/of positie. Dit geldt bijvoorbeeld als er staat geschreven dat “ons mede een plaats is gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus” (Efeze 2:6). Het verschil bij de ultrabroeders tussen “hemel” en “overhemel” als twee sferen is merkwaardig, omdat ze in de Bijbel als twee synoniemen door elkaar heen worden gebruikt. De ultra-bedelingenbroeders beschouwen “epouranios” als een hoger begrip, maar blijkbaar is het hen ontgaan dat dit woord “epouranios” ook buiten hun “zeven laatste 83
brieventheorie” van de zogenaamde over- of bovenhemelse gemeente wordt gevonden. We wijzen op het voorkomen van “epouranios” in Matth.18:35; Joh.3:12; 1 Kor.15:40,48-49; Hebr.1:16, 3:1, 6:4, 8:5, 9:23, 11:26, 12:22. Zijn er twee lichamen van Christus? Bovendien wordt er door een verwrongen verklaring en gezochte redeneringen een tweespalt aangebracht in wat in Paulus‟ brieven bijeen hoort en hetzelfde lichaam van Christus beoogt. De gemeente, die Zijn lichaam is (Efeze 1:22) beschouwt men namelijk als een andere gemeente dan die in Rom. 12 en 1 Kor. 12 vergeleken wordt met een lichaam. Opnieuw een wel zeer gekunsteld aangebracht onderscheid. In 1 Kor.12:27 lezen we namelijk: “Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden”. In plaats van al dit getheoretiseer is het veel vruchtbaarder na te denken over het praktische functioneren van de gemeente als lichaam (in plaats van dat “één oog” koning is!), dat wil zeggen: een levend organisme en het hebben van levendige samenkomsten tot elk-anders geestelijke opbouw en tot aansporing voor onze dagelijkse levenswandel.4
4
Een aanzet daartoe kunt u vinden in mijn brochure “Eén heeft alles of ieder heeft iets”?! De praktijk van 1 Corinthe 14:26-40. Via V en A bestelbaar. 84
De zeven vroege en de zeven late brieven van Paulus Weliswaar zegt men: “heel de Schrift is wel voor ons, maar gaat niet geheel over ons”. De eerste zeven brieven van Paulus, waarbij men doorgaans ook Hebreeën -waarvan de schrijver niet bekend is- meeneemt, zijn NIET AAN ONS GESCHREVEN volgens het ultraconcept. Dit zgn. vroege brievenpakket bevat in gecorrigeerde tijdsvolgorde: Galaten, 1+2 Thessalonicenzen, Hebreeën, 1+2 Korinthiërs en Romeinen. Er zijn dan maar hooguit zeven brieven, het zgn. late brievenpakket van Paulus, die over ons gaan en expliciet tot ons gericht zijn. Daarvoor geeft men in de volgorde qua tijd aan: Efeze, Kolossenzen, Filemon, Filippenzen, 1 Timotheus, Titus en 2 Timotheus. Hoewel men niet wil tornen aan het blijvende nut van alle Bijbelboeken, stelt men toch dat alleen Paulus‟ tweede set brieven specifiek maatgevend zijn voor de leer en de praktijk van de gemeente van onze tijd. Men zegt wel: er zijn dingen in de brieven van Paulus, die blijvend zijn (in het bijzonder het verlossingswerk van Christus), maar in velerlei opzicht zou de zogenaamde tweede bediening van Paulus met zijn zeven late brieven tegengesteld zijn aan de zogenaamde eerste bediening van Paulus met zijn zeven vroege brieven. Absoluut “snijpunt” daarbij is de grenslijn Hand. 28:28. Daarvoor verrichtte de apostel wonderen, daarna zou hij dit niet meer doen. Daarvoor functioneerden de gaven van de Geest, daarna niet langer, omdat ze niet meer nodig waren, beweert men.
85
Pauptit en Van Mierlo gingen nog verder en hielden in feite maar vier gevangenschapsbrieven over voor de hedendaagse tijdsperiode, reden waarom wijlen Joh. Kroon hen destijds met hun geestverwanten als de “Vier Brieven Beweging” aanduidde. Het geheimenis van de verborgenheid De zogenaamde eerste bediening van Paulus zou hem geopenbaard zijn volgens de beschrijving van Galaten 1 en zou gelden voor de brieven, die hij schreef VOOR Hand.28:28. De grote verborgenheid of het geheimenis van de gemeente, de zogenaamde tweede bediening van Paulus, zou aan hem geopenbaard zijn volgens de beschrijving van 2 Korinthe 12, maar pas in zijn brieven NA Hand.28:28 zijn bekendgemaakt (Efeze 3:9 en Kol.1:26,27). De gemeente van de verborgenheid is in deze optiek geen evolutie of doorgaande ontwikkeling van een gemeente uit de Handelingen, maar een geheel nieuwe openbaring van een geheim dat in God verborgen was gebleven. Uitgangspunt van denken is dus dat het grote geheimenis van de gemeente pas na Hand.28:28 aan Paulus is geopenbaard en dat dit in zijn vroegere brieven volstrekt onbekend was. Efeze 3:9 zegt: “en in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper aller dingen, opdat thans door middel van de gemeente…” (zie ook Efeze 6:19,20). Daarbij aansluitend reikt Kol.1:26,27 aan: “het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar 86
thans geopenbaard aan zijn heiligen. Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid”. We merken op dat juist de Efezebrief in principe vanaf het werk van Christus op Golgotha de scheidsmuur tussen Joden en heidenen omver haalde (Efeze 2:14). Dit opheffen van de nationale verschillen zien we ook al in de zogenaamde vroege brieven van Paulus (Rom.10:12; 1 Kor.12:13; Gal. 3:28). Efeze 3:5,6 zegt niet: ”vanaf Hand.28:28”, maar stelt het NU tegenover het VROEGER toen zij nog heidenen waren. De vroegere geslachten wil zeggen: voor de Pinksterdag (Efeze 2:11-22). Aanwijzing van het geheimenis in de vroege brieven Spreken Paulus‟ vroegere brieven niet over de openbaring van dit geheimenis? Ja zeker wel! In 1 Cor.2:7 staat geschreven: “maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God al van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid”. De zwakke, gezochte redenering die men hier tegenin brengt is dat Paulus het hier nog weer zou hebben over een apart geheimenis van de verborgen wijsheid Gods. Voorts staat er in Rom.16:25,26: “Hem nu, die bij machte is u te versterken -naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken…”. 87
Bullinger gaf hier de draai aan dat deze verzen als naschrift aan de brief werden toegevoegd nadat Paulus verscheidene jaren later Rome bereikte! Niet Paulus, maar Bullinger viste hier in troebel water! Het valt niet te loochenen dat ook de vroege brieven van Paulus glashelder de openbaring van het geheimenis van de gemeente weergeven! Daarom verwerpen wij een “twee bedieningenleer” bij Paulus.
88
HOOFDSTUK 8. Versnijding leidt tot versnippering en verwarring Enorme en desastreuze gevolgen van deze zienswijze Het enorme gevaar van de extreme ultra-bedelingenleer is de „knip‟ die men in Paulus brieven zet bij Hand. 28:28. De eenheid en consistente samenhang in de brieven van Paulus wordt daarmee geloochend en men spreekt dan zomaar over Paulus‟ eerste en Paulus‟ tweede bediening ( voor en na Hand.28:28). De „schaar‟ van de boze heeft zijn werk gedaan door een „split‟(sing) in de brieven van Paulus te maken. Het zgn. ultra-dispensationalisme rukt de brieven van de apostel Paulus uiteen en bijbels gezien is deze versnippering onverantwoord. Alleen de latere brieven van Paulus (Efeze, Kol., Filip., Filemon, 2 Tim. en bij sommigen ook 1 Tim. en Titus) zouden dan de gezaghebbende leer voor de gemeente in onze tijd aangeven. Bovendien zet men de brieven van Paulus tegenover die van de andere apostelen, die een lager niveau van inzicht zouden hebben gehad. Genade bij Paulus en de andere apostelen Hoite Slagter schrijft: “Wanneer Petrus spreekt over de voor ons bestemde genade (1 Petr.1:10) kan dat niet over de genade gaan, die voor de leden van het lichaam van Christus bestemd is” (2 Tim.1:9). Als Petrus toch even verderop schrijft: “Vestigt uw hoop volkomen op de genade, die u gebracht wordt door de openbaring van Jezus Christus” (1 Petr.1:13), is dat dan een 89
genade van een lagere allure, dan het begrip genade bij Paulus? Het is immers dezelfde genade van God! Overigens houdt genade in het nieuwe testament zowel de onverdiende vergeving van onze zondeschuld door Christus‟‟ offer als ook de krachtige hulp tot een overwinningsleven in. Het is genade van God, om zonder verdienste van werken, om niet, zondenvergeving te ontvangen (zowel in bijv. de vroege brief Rom. 3:24 volgens dezelfde leer als in de late brief Efeze 2:8,9), maar genade geeft vervolgens kracht en hulp van God, om niet te zondigen, maar goede werken te doen (Joh.1:16; Tit.2:11-14; Hebr.4:14-16; 1 Petr.5:10; 2 Kor. 9:8). Typisch genoeg spreken de meeste ultrabedelingen-leraars veel over de eerste genade om niet, maar weinig over heiliging en dus weinig over de verdere werkzaamheid van de genade van God in het leven van de christen. Men hoort ook nauwelijks iets over een ten bloede toe weerstand bieden in onze worsteling tegen de zonde (Hebr.12:4), wat in nauw verband staat tot onze heiliging (Hebr.12:10,14). Maakt men zo van genade geen “slappe, goedkope hap”? Overigens merken we op dat ook de Reformatorischen weinig aandacht geven aan deze “tweede genade”, waardoor de heiligmaking ook bij hen onderbelicht blijft. Zagen de oudtestamentische profeten de gemeente niet? Men beweert opnieuw dat de profeten van het oude verbond NIETS wisten van de zogenaamde “tussentijd” van de bedeling van de genade of de bedeling van het geheimenis.
90
Die profeten hebben wel degelijk naar deze zaligheid gezocht en gevorst. Zij speurden na op welke en hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn… (1 Petr.1:10-12). Dit zijn niet mis te verstane verzen die zonneklaar aangeven dat de profeten van het oude verbond over de genadetijd van de gemeente profeteerden! Genade en Koninkrijk Als Paulus in Efeze 2:8 schrijft: “door genade zijt gij behouden”, dan ziet Peter Slagter dit als een verschil met Mattheüs: “wie volhardt tot het einde, zal behouden worden” (Matth.24:13). De Efezebrief is bij hem dan het evangelie van de genade Gods en het Mattheüs-evangelie het evangelie van het Koninkrijk. Alsof het daarom zou gaan… Natuurlijk is het tekstverband anders, maar deze verzen liggen in elkaars verlengde en zijn niet in tegenspraak met elkaar, alsof het ene voor de bedeling van de genade zou gelden en het andere slechts voor de bedeling van het Koninkrijk. De begrippen “genade” en “Koninkrijk” kun je onderscheiden, maar niet tegenover elkaar plaatsen. Verwarring als resultaat In plaats van het woord der waarheid recht te snijden (2 Tim.2:15, Statenvert.) kan men bij deze visie spreken over het versnijden in stukken, terwijl de Schrift niet gebroken kan worden. 91
Bovendien krijg je ontzettend veel onderscheidingen, waarover de bedelingen- en aionenexperts het onderling helemaal niet eens zijn, waardoor zij ook onderling een versnipperde visie tentoonspreiden. Als je niet uitkijkt kom je bij het lezen van de lectuur van bedelingen- en aionenspecialisten in een labyrint van verwarring terecht. Men heeft het al over 7 evangeliën, terwijl de gewone bedelingenleer het nog bij 4 laat (evangelie van het Koninkrijk, evangelie van de genade, eeuwig evangelie en mijn evangelie, d.w.z. dat van Paulus). Dat zijn er nog drie teveel, want van onderscheidingen moet je geen scheidingen maken, zoals het ultradispensationalisme, in welke vorm dan ook, onmiskenbaar doet. Ook in dit opzicht geldt net als bij het huwelijk: ”wat God heeft samengevoegd, scheide de mens niet”! De samenhang van het nieuwe verbond en de gemeente Dit laat onverlet dat er voortschrijdende openbaring is. Zo toont de Hebreeënbrief aan dat het nieuwe verbond een beter verbond is, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust (o.a. Hebr. 8:6). Helaas passen diverse bedelingenopvattingen het nieuwe verbond alleen op Israël toe, ondanks duidelijke passages als 2 Kor.3:1-18, 2 Kor.5:11-21 en Gal.3:26-29. Als er geen nieuw verbond voor de tegenwoordige tijd zou bestaan, dan is dat moeilijk te rijmen met Paulus‟ uitspraak: “Onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond” (2 Kor.3:5,6). Hebr.9:15 spreekt over Christus Zelf: “En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de 92
overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden”. Dat gaat dus veel verder dan zondevergeving alleen! De zogenaamde “gemeente der verborgenheid” heeft blijkbaar geen middelaar van het nieuwe verbond nodig, omdat zij het lichaam van Christus is en in het ultradispensationalisme iedere koppeling van het nieuwe verbond met de gemeente ontkend wordt. Men oppert zomaar: “het nieuwe verbond staat in geen relatie tot de gemeente, die is medegezet in de hemelse gewesten”. Deze eigenaardige zienswijze leidt gemakkelijk tot geestelijke trots. Men ziet zichzelf dan als ingewijd in wat men heeft aanschouwd, wat tot opgeblazenheid leidt (Kol. 2:18). Het nieuwe verbond biedt meer! Daar waar de kerkelijke verbondsleer de continuïteit van oude en nieuwe testament zo sterk beklemtoont (en dan besnijdenis en doop, sabbat en zondag, enz. zonder meer aan elkaar verbindt), valt het ultra-dispensationalisme in de andere sloot: de discontinuïteit tussen delen van de Schrift wordt uitvergroot, waardoor de delen gescheiden worden. Wat we echter vast moeten houden is de voortschrijdende openbaring en dan is de Efezebrief inderdaad een juweeltje zonder daarmee de andere apostolische brieven ook maar enigszins tekort te doen, want die zijn evenzeer goddelijk geïnspireerd. Alle apostolische brieven vormen een indringend appèl tot heiliging van ons leven! Het nieuwe verbond beoogt levensverandering en blijvende heerlijkheid door de Geest (2 Kor.3:18). Laten wij toezien op onszelf, dat wij 93
veranderen en de heerlijkheid des Heren in de kracht van de heilige Geest in onze levens weerspiegelen. Straks vraagt de Heer aan ons: hoeveel was er van het beeld van Mijn geliefde Zoon in jou te zien? Daarom mogen en willen we ons richten op en jagen naar het volkomene (Hebr.6:1; Matth.5:48; Fil.3:12).
94
HOOFDSTUK 9.
De gemeente en het Koninkrijk Israël, de gemeente en de zendingsopdracht Het hele ultra-bedelingen/aionenconcept heeft een geweldige impact op de eindtijdvisie. Die eindtijd zou nog niet begonnen zijn. De “laatste dagen” van Hand. 2 worden weer exclusief Joods verklaard. Het begrip “Bruid” wordt uitsluitend op Israël of op een bijzondere groep uit Israël toegepast (lees echter Efeze 5:31,32; 2 Kor.11:2; Matth.25:1-13; Openb.14:4; Openb.21:2,9) of men wil het begrip “Bruidsgemeente” alleen reserveren voor de Handelingen-overgangsgemeente uit Jood en heiden (Paulus‟ zogenaamde eerste bediening). Zending bedrijven volgens Matth.28:19, Mark.16:15 en Hand.1:8 is een aangelegenheid die de Joden straks gaan uitvoeren en die opdracht is niet voor ons, stelt de ultrabedelingenvisie. Men heeft hooguit een missie te bedrijven voor de enkeling, maar niet voor evangelieverkondiging onder de volken. Deze grote opdracht wordt op het Koninkrijk straks toegepast en niet op de gemeente. Pauptit en van Mierlo dachten werkelijk dat zending niet voor nu is en deze gedachtegang is niet onschuldig, maar fnuikend en funest. De boze is maar wat blij als wij geen visie meer hebben tot verbreiding en verspreiding van het evangelie! Hoe nodig is een warm hart om het verlorene te bereiken en bewogen te zijn met onze naaste. Laten wij het evangelie, dat ons zo 95
gelukkig gemaakt heeft, met heel ons hart gunnen aan mensen in onze omgeving en aan mensen ver weg! Daarmee mag men niet wachten en de grote opdracht “maakt AL de volken tot mijn discipelen” overlaten aan het volk Israël van de toekomst.5 Gemeente en Babel: link met de Late Regen Beweging Pauptit en van Mierlo hadden ook geen visie voor zichtbare gemeentevorming. Otis Q. Sellers zag het belang van gemeentebouw evenmin en schreef een brochure over christelijk individualisme. Er zijn ook anderen -los van de ultra-bedelingenleer- , die zichtbare gemeenten allemaal als Babylon beschouwen, waar je als volwassen christen uit moet trekken, om alleen de stem van de goede Herder te volgen… De Bijbel spreekt echter over de gemeente te ……(volgt plaatsnaam). Bovendien lezen we concreet: “Wanneer dan de gehele gemeente bijeengekomen is…” (1 Kor. 14:23). Het avondmaal wordt door deze bijbelleraars uit de Late Regen Beweging ook alleen als geestelijke realiteit genomen en dit kun je “in geest en waarheid” vieren. De door de Here Jezus Zelf en door de apostel Paulus genoemde symbolen worden hierbij veronachtzaamd, hoewel de apostel concreet schrijft: “want zo dikwijls u dit brood eet en de beker drinkt…” (1 Kor. 11:26a). Hoewel sommige van de vele brochures van deze Late Regen-bijbelleraren prachtige, leerzame dingen beschrijven 5
Over een evenwichtige visie op Israël kunt u lezen in mijn brochure “Hoe kijken wij naar het Joodse volk”? in het
perspectief van een natuurlijke of een geestelijke Israëlvisie. ( ISBN-nr. 90-803836-4-3). 96
over de geestelijke realiteiten, bestaat er een frappante overeenkomst met aspecten van de ultra-bedelingenleer. Naast de afkeer van zichtbare gemeenten en een zichtbaar avondmaal is ook onder deze bijbelleraars (bijv. Cees Noordzij, Robert Beecham, J. Preston Eby) de neiging tot alverzoening aanwezig en wordt de val van satan geloochend. In deze zienswijze is satan niet de vijand van God en mensen, maar een knecht van God! De veelal droge, theoretische verhandelingen van de vertegenwoordigers van het ultra-dispensationalisme zijn bij de broeders die voortkomen uit de Late Regen Beweging echter niet aanwezig. Deze bijbelleraars schrijven namelijk niet slechts vanuit bepaalde inzichten, maar bedoelen werkelijk dat het leven van Christus in ons gestalte zal winnen. In die zin kan men zeker een aantal nuttige geestelijke lessen van hen ter harte nemen, evenals van de oorspronkelijke pioniers van deze zogenaamde Late Regen Beweging, die in 1948 in Canada ontstond, zoals George Hawtin, George Warnock en Bill Britton (overigens beslist niet te verwarren met de Spade Regen Gemeente van Mara Fraser uit Zuid-Afrika, die in Nederland het geloofshuis “Hefsibah” bij Apeldoorn heeft). Die waarde, om wezenlijke geestelijke impulsen eruit mee te nemen geldt zonder meer ook voor de website “In Geest en Waarheid” van Cees Noordzij in Nederland. Toetsing aan de Bijbel blijft echter zeker geboden! Je kunt namelijk onmogelijk op elke plaatselijke gemeente van de levende God zomaar het etiket “Babel” plakken. Babel betekent verwarring en vermenging. Het is de hoer, die God en wereld allebei wil dienen. Zij wil God dienen naast en met al het andere, dat zij eveneens vasthoudt en 97
wat zij op wil geven om Jezus‟ wil! Zij houdt van genot en ontvlucht het lijden. Zij wordt groot genoemd en dat is ook zo in de godsdienstige wereld. Wij zullen als waarachtig volk van God uit de religieuze denktrant en schijn van godsvrucht van Babylon dienen te trekken! (2 Tim.3:5; Openb.18:4). Levende en in alle geledingen functionerende gemeenten Wij begrijpen wel de aarzeling die men heeft, omdat veel gemeenten niet functioneren zoals het nieuwe testament daarvan melding maakt. Gemeentestructuren geven lang niet altijd aan christenen op weg naar geestelijke volwassenheid “die ruimere jas, die hen inmiddels past” en waarbinnen zij volmondig kunnen deelnemen en elk-ander dienen. Een bijbels beeld is: nieuwe wijnzakken, die de nieuwe wijn kunnen bevatten, in plaats van te roepen: “de oude is voortreffelijk” (Luk.5:36-39). Het is vaak nog teveel “koekoek éénzang” in de meeste gemeentesamenkomsten, of er is sprake van een “tandembediening” van spreker en zangleidster, die een verbetering betekent, maar onvoldoende ruimte laat voor de vrije, bijbelse uitoefening van 1 Kor.14:26; Efeze 4:12,16 en 1 Petr.4:10,116. Hier kunnen wij overwegen of wij door menselijke tradities -hoe dierbaar ook- geleid willen worden, of dat de heilige Geest “de dienst zal uitmaken” en de (onzichtbare) touwtjes in handen zal krijgen.
6
Zie de al genoemde V en A-brochure “Eén heeft alles, of ieder heeft iets”?! 98
Via dit uitstapje terug naar het hoofdspoor Na dit zijspoor door een uitstapje naar de Late Regen Beweging, die op een aantal punten een vergelijkbare zienswijze vertolkt als bepaalde ultra-stromingen, keren we na het bovenstaande over gemeentevorming nu naar de ultra-bedelingenleer zelf terug. Interim-periode? De hele boodschap van Jezus Christus gaat volgens deze ultra-visie slechts over het aanbieden van een aards Koninkrijk aan Israël en toen dit volk -op een gelovig overblijfsel na- dit verwierp, werd Israël terzijde gesteld (en het Koninkrijk uitgesteld) en kwam de gemeente als een „inlas‟, een tussenvoegsel of parenthese in Gods plan op de proppen, totdat Hij de draad met Israël weer zal oppakken in de eindtijd. In deze lijn van denken zou de gemeente en het evangelie van de genade slechts een gedachte van God naderhand zijn, een plan B. Paulus heeft het echter niet over een tussentijd van de gemeente. Hij spreekt over het volk van het oude verbond als voorbeeld en waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is (1 Kor.10:11). Men beweert daarbij ook dat het oude testament nergens over de gemeente spreekt, maar daartoe moet men om te beginnen Gen.2:24 maar eens vergelijken met Efeze 5:3132, waar het gaat over de eenheid tussen man en vrouw, die beeld is van het grote geheimenis van Christus en de gemeente. De gemeente is geen “noodsprong” van God, omdat het met Israël niet lukte, maar Hij is er van meet af aan op bedacht
99
geweest een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen (Hand.15:14). Rom.9:24 zegt zo treffend: “En dat zijn wij, die Hij geroepen heeft, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen”.
De gemeente uit Jood en heiden Een aparte, gescheiden Israëlvisie (los van de gemeente, of zelfs zonder Christus) geeft altijd een reductie op de gemeentevisie, die immers uit (allereerst) Jood en (vervolgens ook) Griek bestaat.
De gemeente is Gods heilsinstrument en daar voert God zijn voornemen mee uit! Israëls deelname daaraan is voluit
mogelijk: “Maar ook zij zullen, wanneer(!) zij niet bij hun ongeloof blijven, weer geënt worden”, namelijk in de oorspronkelijke olijfboom (met Jezus Christus [en niet Israël!] als de saprijke wortel, zegt Rom.11:17) van waaruit destijds de ongelovige Joden werden weggebroken (Rom.11:23, vergelijk Matth.21:43). Laten wij echter voluit bewogen zijn over Jood en Palestijn (=Filistijn)! Ook van de laatstgenoemden geldt de belofte dat van hen er zullen overblijven voor de naam van onze God (Zach. 9:5-8). Herstel van een aardse tempel? Ook het ultra-dispensationalisme past 2 Thess.2:4 en Openb.11:1,2 toe op een nog te herbouwen aardse tempel voor de Joden. Alle brieven van de apostelen gebruiken deze en soortgelijke uitdrukkingen met betrekking tot de (geestelijke) tempel voor de gemeente uit Jood en heiden, en ook voor het lichaam van de gelovige (1 Kor.3:16,17; 1 Kor.6:19; Efeze 2:21,22; Hebr.3:6; 1 Petr.2:5). 100
Al zou de aardse tempel worden herbouwd, dan heeft het herstel van de oudtestamentische eredienst niet het minste nut voor hen die in Christus zijn. Een tempel met handen gemaakt (Hand.7:48) is een vreemde inconsequentie. De volgende gedachtegang in deze visie is: als de aardse, stenen tempel herbouwd is, dan mogen we weer de gaven verwachten, want dan is het Koninkrijk voor Israël nabij… Het evangelie van het Koninkrijk Het Koninkrijk der hemelen zou een aards, uitsluitend voor Israël bestemd Koninkrijk zijn, volgens deze visie. Jezus zegt niettemin: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Joh.18:36). Het Koninkrijk der hemelen verbeeldt in de koninkrijksgelijkenissen van Jezus in Matth. 13 veeleer de geestelijke, onzichtbare wereld met haar lichte en duistere zijde (dat wil zeggen: het Koninkrijk van God tegenover het koninkrijk van satan). De uitdrukking van Jezus “Koninkrijk der hemelen” 7 loopt parallel met Paulus‟ begrip “hemelse gewesten”. In Kol.1:13 en 2 Tim.4:18 wordt het Koninkrijk ook gezien als de positieve kant van de geestelijke wereld. Lees over de geestelijke dimensie van het Koninkrijk Gods ook Luk.17:21, Statenvertaling; 1 Kor.4:20; Rom.14:17 en 1 Thess.2:12.
7
Voor dit onderwerp verwijs ik naar mijn boek `Zicht op het Koninkrijk der hemelen`, het toepassen van kennis over de geestelijke wereld (ISBN-nr. 90-803836-1-9). 101
Het Koninkrijk Gods wordt door sommigen, ook binnen de
ultra-bedelingenvisie, wel als een geestelijke zaak gezien, maar dan als verborgen Koninkrijk in de hemel. De term “Koninkrijk Gods” slaat alleen op de goede kant van de onzichtbare wereld. Beide uitdrukkingen “Koninkrijk der hemelen” en “Koninkrijk Gods” worden toch als synoniemen gebruikt: Matth.11:12 en de paralleltekst Luk.16:16, of Matth.10:7 en Luk.9:2; idem Matth.4:17 en Mark.1:14,15. In Matth.19:23 en 24 komen beide begrippen zelfs in dezelfde tekst voor! Jezus als Heer en Koning in ons leven Vertalen we de genoemde uitdrukkingen naar ons eigen leven toe, dan wordt het: de be-HEER-sing van Boven, het Koningschap van God in mijn leven, is dat nabijgekomen en in mij gekomen? Wanneer wij het koningschap van God over ons hele leven aanvaard hebben, kan er gezegd worden: “Het Koninkrijk Gods is binnen ulieden” (Luk.17:21, Statenvert.). Wij leven nu in de tijd van het “reeds” (1 Joh.2:8) en het “nog niet” (1 Kor.13:12). Op aarde zal het Koninkrijk van God pas gaan heersen in het duizendjarige vrederijk en op de nieuwe aarde zal de gerechtigheid wonen (2 Petr.3:13). “Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matth.5:5). Wij zingen graag nu al in de gemeente het koor: “Hij is de Koning van mijn hart, mijn Jezus…”. In de ultravisie past dit koor in onze tijd niet en vervalt ook het lied “Zoekt eerst het Koninkrijk van God” (Matth.6:33), omdat dit niet voor ons zou zijn en (nog) niet aan de orde. Hoe heerlijk is het
102
dat wij door wedergeboorte het Koninkrijk Gods niet alleen gaan zien, maar er tevens binnengaan (Joh.3:3,5,7). Het is opvallend dat in het boek Handelingen Jezus veel meer als Heer en Koning (Zijn heerschappij op de troon) wordt verkondigd dan als Heiland en Verzoener. De duivel heeft er een gloeiende hekel aan als deze Koningsheerschappij wordt verkondigd, aanvaard en levensgericht wordt uitgewerkt, want zulke mensen zullen hem en zijn demonen overwinnen. Mensen mogen van hem best religieus zijn, als hun leven maar niet volledig door God wordt beheerst! Natuurlijk valt de boze het meest degenen aan die “van bovenuit” (vanuit hemelse heerschappij) denken, leven en handelen. Zij strekken zich volledig uit naar het volwassen zoonschap. De openbaring van deze volgroeide zonen Gods zal immers leiden tot het herstel van de zuchtende schepping (Rom. 8:19). De uitdrukking “Here en Heiland” (let op de volgorde!) kom je diverse malen tegen in de tweede Petrusbrief (2 Petr.1:11; 2 Petr.2:20 en 2 Petr.3:2). Het is uiterst belangrijk niet alleen geloof in Jezus Christus als Zoenoffer voor onze zonden te verkondigen, maar gehoorzaamheid des geloofs (Rom.1:5 en Rom.16:25) aan Jezus als Heer, die heerschappij wil uitoefenen over je hele leven. In de praktijk betekent dit dat de zonde niet langer als koning zal heersen…(Rom.6:12). De Bergrede De Bergrede is evenmin voor ons, maar weer voor de Joden in het Koninkrijk, beweert men. De Bergrede zou “wet” zijn en niet voor ons die “onder de genade” leven. 103
Daar maken wij uit op dat de boze niet graag ziet dat er christenen op gaan staan, die nu al de Bergrede gaan uitleven in de praktijk! Er is niets nieuws onder de zon. In de twaalfde eeuw al vervolgde de Roomse kerk op bloedige wijze de Katharen, zogenaamde ketters, van wie echter gezegd is dat zij leefden op het niveau van de Bergrede! Het Onze Vader Het zgn. “Onze Vader” is -naar de opvatting van Bullingereen Joods gebed, dat je niet in de gemeente kunt bidden! Op een begrafenis maakte ik dan ook mee dat volgelingen van de ultra-bedelingenleer hun mond stijf dichthielden en dit gebed niet meebaden. Hoewel het Koninkrijk in aanvang al binnenin ons is door de heilige Geest en hoe essentieel onze erkenning van Jezus als Koning van ons leven ook is, toch zullen wij ook blijven bidden, om de vervulling van “Uw Koninkrijk kome”! U ziet het hoeveel treurige opvattingen zich opstapelen binnen dit leerstelsel, die christenen misleiden.
104
HOOFDSTUK 10. De eenheid in de verkondiging van de apostelen Uit elkaar knippen De in het voorgaande genoemde implicaties zijn afschuwelijk, want ze scheuren de Bijbel uiteen en ze halen de gemeente en Israël uit elkaar, terwijl je die in Christus (2 Kor.1:20; Gal.3:26-29; Kol.3:11; Efeze 2:14-18) bij elkaar moet houden8. Er zijn vele passages die in het oude verbond verwijzen naar Israël, die in het nieuwe verbond op de gemeente, bestaande uit Joden en heidenen, worden betrokken: -Hosea 1:10, vgl. Rom.9:22-26. -Hos.2:23, vgl. 1 Petr.2:9,10. -Amos 9:11, vgl. Hand.15:14-18. -Joël 2:28-32, vgl. Hand.2:1,16-21. -Ex.19:6, vgl. 1 Petr.2:9. -Ezech. 37:27, vgl. 2 Kor. 6:16. -Lev.19:2, vgl. 1 Petr.1:15,16. -Jer.31:31-34, vgl. Luk.22:19,20; Hebr.8:6-13; Hebr.9:11-15. -Hag.2:7-10, vgl. Hebr.12:26,27. In de hyperbedelingenleer wordt in de Bijbel gesneden en vooral Paulus‟ brieven worden verknipt. Er ontstaat een
geraffineerde vorm van Schriftkritiek!
8
Zie mijn al genoemde brochure “Hoe kijken wij naar het Joodse volk”? 105
Er wordt een ultra-dispensationalistisch netwerk over de Schriften heen gelegd, dat voor mist en verwarring onder kostbare mensenzielen zorgt. Het is een ingewikkelde, theoretische leer. In dat leringenweb vraagt de gelovige zich vertwijfeld af als hij alle brieven van Paulus leest: “is dat nog wel voor mij”? (Wij hebben christenen, die met de ultrabedelingenleer geconfronteerd werden deze roep vertwijfeld horen uiten!). Het op de praktijk van alledag gerichte Bijbellezen en het gaan doen van Gods wil wordt op deze manier beslist niet bevorderd. Eenheid tussen Paulus en de andere apostelen De eenheid in de brieven van Paulus wordt doorsneden en de eenheid tussen Paulus en de andere apostolische schrijvers wordt geweld aangedaan. De apostel Johannes wordt bijvoorbeeld als een tegenstelling met Paulus ervaren. Paulus komt met genade en Johannes met voorwaarden, die we toch niet kunnen houden, dacht A.E. Knoch. “Geef mij Paulus maar”, schreef Knoch! Dit scheppen van een tegenovergesteld-zijn van Paulus en Johannes is volkomen vals. Die apostel Johannes komt enkel met voorwaarden, zegt men: “Indien wij in het licht wandelen..” (1 Joh.1:7), alsof Paulus niet met voorwaarden komt: “indien u slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie…” (Kol.1:23). Terwijl Johannes zowel genade (liefde!) als waarheid in zijn evangelie en brieven benadrukt. 106
Of wil men soms een vervalste genade, een evangelie zonder voorwaarden, waar men de gehoorzaamheid aan Gods goede geboden heeft uitgehaald? Paulus verkondigt de genade, maar dat doet Johannes evenzeer (Joh.1:14,16-17). Petrus schrijft: “dit is de ware genade; daarin moet u vaststaan” (1 Petr.5:12). Judas waarschuwt ons er ernstig voor om de genade van onze God niet te veranderen in losbandigheid (Jud.4). Los van banden betekent los van de geboden, die ook in het nieuwe verbond naar voren komen (2 Petr.2:21; 2 Petr.3:2; 1 Joh.2:3; 1 Joh.3:21-24; Joh.14:15,21; Joh.15:10). Daadwerkelijk christen-zijn Jakobus legt de nadruk op een christendom met de daad, wat Luther niet begreep, die in plaats van de goede werken om het heil te verkrijgen van de Roomse kerk immers door Gods genade de rechtvaardiging door het geloof zonder werken had (her)ontdekt, in het bijzonder vanuit de Romeinen- en de Galatenbrief. De door Jakobus beschreven daadwerkelijke heiliging, het geloof met daarmee gepaard gaande werken, snapte hij niet, vandaar dat hij sprak van een “strooien brief” en riep: “maak met Jaapje de kachel maar aan”. We kunnen wel begrijpen dat Luther in zijn wanhopige gevecht van werkheiligheid en zijn prangende vraag “hoe krijg ik een genadige God”? (nog) niet uit de voeten kon met de brief van Jakobus. Ook de ultra-bedelingenleer, die Paulus zo hoog in het vaandel heeft staan, miskent de brieven van Jakobus, Petrus, Johannes en Judas, omdat men deze slechts
107
beschouwt als apostelen der besnijdenis en hun brieven met geboden als alleen aan Joodse christenen gericht. Men leest in Gal.2:7-9 een absolute scheiding tussen de bediening van Petrus, Jakobus en Johannes enerzijds en de bediening van Paulus (en Barnabas!) anderzijds, terwijl er veeleer sprake is van een taakverdeling. Ook Petrus kreeg in Handelingen 10 tot driemaal toe een gezicht dat het evangelie eveneens voor de heidenen is. In 2 Petr.3:15,16 blijkt wel de eenstemmigheid tussen Petrus en Paulus, wiens geschriften hij hier aanhaalt. Daar lezen we immers: “En houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus
naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft, evenals in ALLE brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt.
Daarin is het een en ander moeilijk te verstaan, hetgeen de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige Schriften”. Ook Paulus schrijft zonneklaar: “Daarom dan, ik of zij (de andere apostelen!), zó prediken wij, en zó bent u tot het geloof gekomen” (1 Kor.15:11). Openbaring aan ons ontfutseld? Het laatste bijbelboek -de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes- is een Joods geschrift, zegt men. Sommigen lezen in Openb.4:1 de opname voor de grote verdrukking, waarna de gemeente van het toneel verdwenen zou zijn. Op een dergelijke manier wordt dit troostboek aan de gemeente ontnomen, terwijl er juist aan het begin en het eind gezegd wordt dat de Here dit boek aan de gemeenten geschonken heeft (Openb.1:11 en Openb.22:16).
108
Niet alleen aan Paulus gaf God geweldige openbaringen, maar ook Johannes kreeg op Patmos heerlijke onthullingen over Gods plan met de gemeente in de eindtijd! Dwars door een immense strijd met het rijk der duisternis heen zal de gemeente het einddoel bereiken! Glorie aan God!
109
HOOFDSTUK 11. De zogenaamde grenslijn bij Hand.28:28 getoetst en de vermeende volgorde van Paulus‟ brieven belicht Hand.28:28, de ultieme grenslijn? We willen nu nog iets opmerken over de tekst Hand. 28:28, die in een brochure van N. Baalbergen de “grenspaal der bedelingen” wordt genoemd. In Hand.20:24 en 25 worden het evangelie van de genade Gods én de prediking van het Koninkrijk in één adem genoemd, namelijk als twee aspecten van het ene evangelie. Volgens de ultrabedelingen-broeders sloeg die prediking van het Koninkrijk alleen op de verleden tijd en verkondigde Paulus nu het evangelie van de genade. In Hand. 28 lees je echter het volgende: “En nadat zij een dag met hem hadden afgesproken, kwamen verscheidenen tot hem in zijn verblijf, wie hij met nadruk het Koninkrijk Gods voorstelde, pogende hen te overtuigen ten opzichte van Jezus…” (Hand.28:23). Ook
hier verkondigde Paulus nog steeds het Koninkrijk!
Dan komt de grenslijn van Hand.28:28, waarmee het extreme ultra-dispensationalisme staat of valt: “Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen” (en vers 29: “En nadat hij dit gezegd had, gingen de Joden al redetwistende heen”). Volgens deze leer kwam Israël toen in de Lo-Ammi (=niet mijn volk)-positie terecht. Maar wat lezen we dan nota bene in het laatste vers opnieuw? (na de grenspaal en ten minste over een periode van twee jaar!): “En hij bleef de volle termijn van twee jaar 110
in zijn eigen gehuurde woning, en ontving allen, die tot hem kwamen, predikende het Koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid en zonder enige belemmering” (Hand. 28:30,31).
We concluderen: Paulus BLEEF het Koninkrijk prediken!
Deze leer maakt echter een splitsing tussen het evangelie van het Koninkrijk, dat VOOR Hand.28:28 zou gelden en het evangelie van de genade, dat NA Hand.28:28 aan de orde zou zijn. De “Schriftscheidings-leer” rond Hand. 28:28 zit met een probleem als we zonneklaar in Hand.28:30,31 lezen dat Paulus het Koninkrijk Gods bleef prediken. Het is een wel zeer gezochte oplossing als men oppert dat het prediken van het Koninkrijk iets heel anders zou zijn dan het evangelie van het Koninkrijk. Dat riekt naar inlegkunde. Dit is en blijft ook onze grote opdracht tot zending en evangelisatie: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken en dan zal het einde (=einddoel) gekomen zijn” (Matth.24:14). Hand.28:28 vormt geen speciale grenslijn, die een radicale scheiding in bedelingen of bedieningen van Paulus rechtvaardigt. De allerbelangrijkste markatiepunten in de
Bijbel zijn de komst van Christus en de uitstorting van de heilige Geest!
Een “hot-item”: de volgorde van de Bijbelboeken Men denkt en zegt vanuit de ultra-bedelingenkringen dat satan de volgorde van de Bijbelboeken, vooral van Paulus‟ brieven, door elkaar gegooid heeft. 111
Veeleer strooit satan goedbedoelende kinderen Gods, die Christus willen dienen, zand in de ogen met een hyperbedelingen-scheiding op grond van de veronderstelde, ultieme grenslijn bij Handelingen 28:28. Hand.28:28 wordt immers gehanteerd als een verdeelsleutel ten aanzien van Paulus‟ brieven in twee groepen van 7 (waarbij men de Hebreeënbrief meestal meetelt als zijnde van Paulus, wat niet zeker is). Het probleem, dat zich daarbij voordoet, is dat de datering van Paulus‟ brieven niet in alle gevallen met zekerheid vastgesteld worden. Het op historische volgorde van ontstaan trachten te zetten van de Bijbelboeken is overigens op zichzelf genomen niet zo‟n groot bezwaar. Het
kernprobleem is het trekken van verregaande conclusies uit de vermeende juiste tijdsvolgorde!
De Hebreeënbrief We geven nu in een overzicht van de verschillen in datering die op kunnen treden bij de brieven van Paulus. In dit schema nemen we de Hebreeënbrief niet mee, omdat de auteur onbekend is. Mogelijk Barnabas denken sommigen, maar wij spreken doorgaans over de Hebreeënschrijver. Sommigen stellen dat deze in het jaar 70 is geschreven (na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem dus!). A.F.J. Klijn noemt voor de Hebr. zelfs 85 na Chr. De zgn. Korte Verklaring der Heilige Schrift, een al in de dertiger jaren van de vorige eeuw bij Kok uitgegeven beknopte gereformeerde uitlegging dateert de Hebreeënbrief op ongeveer 80 na Chr. De Studiebijbel geeft echter 64-66 aan.
112
De ultrabedelingen-broeders dateren de Hebreeënbrief vroeg en rekenen deze in principe tot de vroege brieven van Paulus. Op die manier komen zij tot 2x7 bundels, dat is 14 brieven van de apostel Paulus. G.J. Pauptit zegt over de
datering 54 (?) en D. van Zuijlekom en H.B. Slagter noemen het jaar 53 na Chr. Ook hier wordt dus wel heel erg verschillend over gedacht!
Datering in schema van de 13 brieven van Paulus We gebruiken de volgende acht bronnen voor de mogelijke datering van Paulus en men lette op de behoorlijke verschillen in jaartal: -Dr. Jacob van Bruggen: Paulus, pionier voor de Messias van Israël (Kok-Kampen, 2001). -Studiebijbel op het Nieuwe Testament (voorheen St. In de Ruimte te Soest, thans Centrum voor Bijbelonderzoek te Veenendaal). -A.F.J. Klijn: De wordingsgeschiedenis van het N.T. (Uitgeverij het Spectrum, 1978). -W.J.J. Glashouwer/W.J. Ouweneel: Het ontstaan van de Bijbel. (Telos, in samenwerking met de E.O. 1998). -Ernst Aebi: Korte Inleiding tot de Bijbelboeken. (Internationale Bijbelbond 1978).
113
Met daarbij drie overzichten vanuit het Hand. 28:28concept door vertegenwoordigers van ultradispensationalistische standpunten: -G.J. Pauptit: De grote verborgenheid aan Paulus geopenbaard (Uit de Schriften, z.j.) -D. van Zuijlekom: De brieven van Paulus (brochure van 1995 in de Levend Water-serie van uitgeverij TextVision te Leiden) -H.B. Slagter: Waar gaat het naar toe? over de toekomstverwachting in de Bijbel (Everread-Uitgevers /Het Morgenrood 2002).
114
Brief
Gal. 1Th. 2Th. 1Kor. 2Kor.
Van BrugGen
StuGlasdiehoubijbel wer/ Ouweneel 57/58 49 of 48/49 53/56 50 51 50/51 50/51 51 50/51 55 54 55/57 57 of 54 56/57 58 57/58 55 57/58 59 60/61 62/63 59 60/61 62/63
Aebi
Klijn
54
48 of 57/58 54 50 52 50 53 55 57 56 57
51 51 55 55
Pauptit
Van H.B. Zuijle Slag-kom ter
49
57
52 52 57 57
53 53 57 57
Rom. Kol.* Filemon* Filipp. 59/60 62 62/63 * Efeze 63/64 60/61 62/63 * 1Tim.* 55 62/63 63/ 66?
56 56/57 58 60/61 53/54 61 60/61 53/54 62
58 61 61
58 62 62
61/62 53/54 62
62
62
60/61 53/54 60
61
62
63
67
65
67
Tit.*
55,56 63 of 57
63/ 66?
63
67
65
67
2Tim. *
63/64 64
66/67 64
67
67
68
Einde 1e eeuw Einde 1e eeuw Einde 1e eeuw
*= de zeven brieven die men als Paulus‟ laatste brieven beschouwt.
115
Uit deze tabellen blijkt wel dat we uiterst voorzichtig moeten zijn met het trekken van verregaande conclusies uit de tijdsvolgorde, die men meent te mogen veronderstellen. De Schriftkritische Klijn beweert dat 1Tim., Tit. en 2Tim. niet door Paulus zelf geschreven zouden zijn, maar door de zgn. Paulinisten aan het einde van de eerste eeuw. Willibrord Vertaling en Nieuwe Bijbel Vertaling Wanneer wij wijzen op de chronologische tabel, die de herziene Willibrord-vertaling van 1995 geeft, dan valt het ons op dat zij alle dateringen van Paulus‟ brieven vooraf laat gaan door de voorzichtige aanduiding plusminus. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van 2004 noemt bij de inleiding op de brieven van Paulus ook een datering. Opvallend is de Schriftkritische instelling die bij sommige brieven blijkt, als men poneert dat een aantal brieven wel eens geschreven zouden kunnen zijn door latere auteurs onder het gebruik en daarmee het gezag van Paulus‟ naam. In tabel zien we de volgende vergelijking:
116
Willibr. Vert. 1995 1. Gal. 55 2. 1 Thess. 50/51 3. 2 Thess. 80-100 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
1 Kor. 2 Kor. Rom. Kol. Filemon Filipp. Efeze 1 Tim.
NBV 2004 53-55 50 eind Paulus‟ leven of einde 1e eeuw 55 56 56 eind jaren 50 of in 80 55 ? eind jaren 50 eind Paulus‟ leven of einde 1e eeuw
54 of 55 55 of 56 56 58-60 of 70 52-55 of 58-60 55 of 60 90 60-64
12. Tit.
60-64
13. 2 Tim.
60-64
(14. Hebr.
70-100
eind Paulus‟ leven of einde 1e eeuw eind Paulus‟ leven of einde 1e eeuw laatste kwart 1e eeuw)
Het ultrasysteem staat op wankele schroeven Opvallend in dit tweede overzicht zijn de late dateringen van de 2 Thess. brief en de Hebr. brief, maar de vroege datering van Filémon. Zeer opmerkelijk in het eerste kolommenoverzicht zijn de dateringen in het onderzoek uit 2001 van dr. Jacob van Bruggen, die nogal afwijkend zijn! Hij dateert bijvoorbeeld 1 Tim. en Titus veel vroeger. Als zijn opvattingen bij benadering juist zijn, dan zijn de ultraconsequenties door middel van een strakke verdeling in vroege en late brieven aanvechtbaar en valt het systeem als een kaartenhuis in elkaar! 117
Wanneer we de in totaal 10 vermelde tijdsaanduidingen van de brieven van Paulus naast elkaar leggen, dan zien we onmiskenbaar, dat de exacte datering van een aantal van Paulus‟ brieven problematisch is of onzekerheid geeft. Toch is het raamwerk van de ultra-bedelingenleer gebaseerd op een rigoreuze verdeling in twee sets van zeven vroege en zeven late brieven van Paulus, die innerlijke tegenstrijdigheden onderling zouden hebben. De onduidelijkheden in de juiste datering bij betrouwbare en minder betrouwbare onderzoekers tonen aan dat de scherp afgebakende volgorde die het ultrasysteem gebruikt de toets niet kan doorstaan. Dit is een reden temeer om het ultrastelsel met haar hoogst ernstige gevolgtrekkingen radicaal af te wijzen!
118
HOOFDSTUK 12. Conclusies en oproep Zijn slechts de zeven laatste Paulinische brieven direct aan ons gericht? De “Schriftdelingsleer” bij Hand.28:28 beschouwt minstens 20 van de 27 boeken van het Nieuwe Testament weliswaar als nuttig voor ons, maar als niet gericht tot ons en dus als niet volledig gezaghebbend over ons. Alleen wat men beschouwt als de zeven laatste brieven van Paulus hebben in deze visie directe zeggingskracht voor de gemeente van nu. Het andere zou allemaal niet aan ons geadresseerd zijn en bestaan uit geschriften, inzonderheid voor de Joden. Hierin zouden dan voorschriften en voorwaarden voorkomen, die haaks staan op de genadeleer van Paulus, vooral in zijn latere brieven (uit zijn zogenaamde tweede bediening). Openlijk of bedekt gepredikt De vorm, waarin dit ultra-dispensationalisme verkondigd wordt, varieert van openlijk tot meer versluierend (men noemt dan niet duidelijk “man en paard”), of tot een eventueel nog wel bereid zijn, om bepaalde rituelen als doop en/of avondmaal te verrichten ter wille van het geloof van anderen, terwijl men er zelf in wezen innerlijk niet achter
staat om ze toe te passen in de tegenwoordige tijd.
119
Symbolen met handen verricht zouden niet voor ons zijn Deze leer onthoudt de gemeente in veel gevallen de waterdoop, de maaltijd des Heren, de oplegging der handen (een fundamentele leer, Hebr.6:2) en de zalving met olie. Een zeer kwalijke zaak! De gaven des Geestes niet meer (of nog niet) aan de orde? Bovendien wijst zij de geestelijke gaven van 1 Korinthe 12 en Romeinen 12, waaronder ook de profetie, het spreken in tongen en de gaven van genezingen, af voor de gemeente van deze tijd en dat is ernstig! De opdracht “streeft naar de gaven des Geestes…” (1 Kor.14:1) neemt men voor deze tijd volstrekt niet serieus. De bediening om boze geesten uit te drijven (Luk.10:19 en Mark.16:17), om aan gevangenen loslating te verkondigen (Luk.4:19), of zoals Jesaja 61:1 het zegt: “voor gebondenen opening der gevangenis” acht men niet noodzakelijk voor nu, omdat belijdenis van zonden voldoende zou zijn. De mogelijkheid van valse genade Ook kan deze leer, die de genade bij Paulus zo benadrukt, in sommige gevallen leiden tot een halfslachtige houding in ethische kwesties, zoals samenwonen. Het woordje “genade” kan als een dekmantel worden gebruikt voor verkeerde praktijken. Gods Woord spreekt over de mogelijkheid van veranderde genade, dat wil zeggen de genade verdraaien, misbruiken en vervalsen tot losbandigheid (Judas 4). Daarbij ziet Judas zich genoodzaakt de vermaning te geven “tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen 120
overgeleverd is” (Judas 3). Men spreekt binnen de ultravisies weinig over gehoorzaamheid tot heiligmaking, waar de brieven van alle apostelen nu juist zoveel toe aansporen! Vaak een “link” naar alverzoening, of uitdoving van de hel Zelfs kan men zich beroepen op het lied “Toch overwint eens de genade” in de betekenis van de uiterste consequentie van alverzoening, waarvoor geen enkel sluitend bijbels bewijs te vinden is, maar die in sommige stromingen binnen het ultra-bedelingenspectrum niettemin populair is. Daarbij betoogt men het behoud van Judas Iskarioth tot en met zelfs de satan zelf. De andere gedachtegang, die in de overige ultrabedelingengroepen opgeld doet, is die van het uitdoven van de poel van vuur. Ook de Bijbelse onderbouwing van deze mening is niet hard te maken. Oproep tot herijking en toetsing aan het Woord Het zou goed zijn, als de broeders van de ultrabedelingenleer deze dingen nauwkeurig en ernstig in Gods Woord zouden willen onderzoeken, want er staan geen kleine dingen op het spel! We wensen en gunnen hen de leiding van Gods Geest daarbij toe! Ondanks het feit dat wij soms “harde noten hebben gekraakt” als het gaat om een visie, klopt ons hart warm voor hen als mens en wat meer is voor velen van hen: als kind van God!
121
Beschouwingen of ontwikkeling van leven Het is jammer als mensen worden bezig gehouden met een over de Bijbel heen geplakt systeem en helaas “stenen voor brood” krijgen: een verkondiging, die geen leven wekt! Het zijn veelal een massa beschouwelijke, theoretische verhandelingen, die geen leven Gods openbaren en geen geestelijke ontwikkeling en heiliging door de Geest bewerken. In deze leer ligt geen hulp tot een overwinningsleven. Laten wij echter in de praktijk onze gekruisigde, opgestane en verhoogde Here Jezus Christus volgen op Zijn weg als een discipel, wat het ons ook kost! Liefde voor de mensen, afwijzing van de leugengeest We houden van de mensen die “gedreven” worden door deze dwaalleer en ervan “bevlogen” zijn en we kennen een aantal van hen persoonlijk, die we als serieuze christenen beschouwen. We hebben in geen enkel opzicht behoefte aan een persoonlijke aanval op hen die onder de bekoring van deze visie zijn geraakt! Zij zijn over het algemeen ijverig in het doen van Bijbelstudie en dat is op zichzelf genomen zeer te prijzen. Het doet tot op zekere hoogte zelfs weldadig aan waar anderen zich liever uiten in een soms oppervlakkig “praisen”, hoe belangrijk en goed lofprijzing tot God overigens ook is, als het maar niet ten koste gaat van de diepgang in het Woord. Het is juist getypeerd wat Peter Slagter als volgt aangeeft: “het contrast is soms zo schrijnend: organiseer 122
een zang- en/of praiseavond en de zaal loopt zo vol. Organiseer een bijbelstudieavond en …ach, u weet het wel”. Wij willen graag opwekken tot MEER DIEPGANG in het Woord en het in de kracht van de heilige Geest omzetten in daden, in leven! Dit is een NOOD in de evangelische wereld! De gevolgtrekkingen van deze speciale visie echter zijn zo verstrekkend dat we hiertegen een krachtige waarschuwing willen laten klinken! Dit doen we uit liefde tot de waarheid en uit bewogenheid voor christenen die in dit valse leerlabyrint vol dwalingen verstrikt zijn geraakt! Het is een leer die christenen op het verkeerde been zet, al denken ze ingewijd te zijn in de “grote verborgenheid”, die in de ultra-bedelingenvisie de brieven van Paulus heel erg uiteenrafelt. Helaas moeten we zeggen, dat deze leer afkomstig is van een leugengeest, die de waarheid aantast van de eenheid in de geschriften van de apostelen en die verwarrend en gemeenteondermijnend werkt. Theorie over of praktische toepassing van het Woord? Van harte bidden we om bevrijding van de geest, die mensen aan deze betoverende leer bindt. Mensen, ook christenen, kunnen in alle oprechtheid op een bepaald gebied verblind zijn. Moge God hen de ogen openen tot een helder zicht op het heerlijke plan van God in Jezus Christus, door middel van de gemeente, die Zijn lichaam is! We wensen hen de gezonde leer van de godsvrucht toe, want dit is de leer die het leven gezond maakt! We bidden dat God de “splijtzwam” rond Hand.28:28 doet wijken, opdat zij en wij helder mogen onderscheiden
123
waarop het aankomt, namelijk om rein en onberispelijk te zijn tegen de dag van Christus (Fil.1:10). Om serieuze christenen af te leiden van dit heerlijke doel van God kan de boze de “zeven brieven”-theorie als een soort “speelgoed” gebruiken, om mensen bezig te houden. Voor leken moet de Bijbel op een ingewikkelde manier gelezen worden. Beschouwingen en schema‟s over de Bijbel krijgen daarbij de overhand. Gezond voedsel ter ondersteuning van het praktische leven wordt dan (te) weinig gegeven.
Leven en godsvrucht Het gaat ons om een boodschap die niet alleen inzichten aanreikt, maar vooral hulp biedt voor het dagelijkse leven, zodat het Woord omgezet kan worden in daad! Laten wij daarom onze Heer verheerlijken in het uitleven van de gezonde leer der godsvrucht! (1Tim.1:10,11; 1Tim.6:3; Tit.1:1,9; Tit.2:1). De Here wil zo graag godsvrucht zien en overwinningsleven door de kracht van de heilige Geest in ons bewerken! Het is mogelijk dat wij in gehoorzaamheid aan Gods doel gaan beantwoorden en dat (uiteindelijk) de zonen Gods worden geopenbaard, in wie de gelijkvormigheid aan Jezus‟ beeld te zien zal zijn (Rom. 8:14,19,29). Op die wijze wordt Christus ook in ons vlees geopenbaard (1Tim.3:16; Gal.4:19; 2 Kor.4:10,11). Wat een heerlijk perspectief van God, waar wij ons in heiliging door de Geest naar uit mogen strekken!
124
Met geschriften onder het motto “Verdieping en Aansporing” (zie http://www.verdiepingenaansporing.nl) beogen we de kennis en het inzicht in Gods Woord te verdiepen en aan te sporen tot een godvruchtig leven in de praktijk. Andere geschriften van de schrijver zijn: “Met de doop in de knoop”? ISBN-nr.90-803836-3-5. 128 pag. Prijs: € 10,23. Dit boek wil naast het geven van licht over een “blinde vlek” (de zogenaamde kinderdoop) en het uiteenzetten van de betekenissen van de bijbelse doop vooral een praktische handreiking te geven tot waarachtig discipelschap van Jezus Christus in het dagelijkse leven.
“Zicht op het Koninkrijk der hemelen” ISBN-nr. 90-803836-19. 123 pag. Prijs: € 8,61. In dit boek gaat het om het toepassen in de praktijk van de kennis van de geestelijke wereld. Daarbij wordt uitvoerig stilgestaan bij de wandel en strijd van de christen in de hemelse gewesten. Tevens worden de “halve waarheden” van Babel belicht. Ook een verschijnsel als de “Toronto-blessing” wordt in dit kader onder de loupe genomen.
“Hoe kijken wij naar het Joodse volk”? ISBN-nr. 90-8038364-3. 51 pag. € 2,73. In deze brochure wordt gekeken naar Israël in het perspectief van een natuurlijke of een geestelijke visie. De auteur voert een pleidooi voor de tussen-entingsvisie, waarbij de gemeente uit Jood en heiden in Christus en de bewogenheid voor natuurlijke Joden, Palestijnen en Arabieren centraal staan.
125
“Wie zijn dat die twee aan twee uitgaan”?
Een boekje open over de gemeenschap van werkers en vrienden. ISBN-nr.: 978-90-80-3836-6-1, 70 pag. Prijs: € 8,00. Dit geschrift gaat over een gemeenschap zonder naam, die niet aan de weg timmert en waarover moeilijk informatie los te krijgen is in Nederland. Er is bijna niets over gepubliceerd. In die leemte wil deze uitgave voorzien! Deze beweging werkt met in tweetallen uitgezonden broeders of zusters die zonder vast thuis leven, maar die kleine gemeenten overal in het land hebben in de huizen van vrienden. Men betitelt hen wel als de zogenaamde “Twee aan Twee –beweging”. Onderling spreken zij het liefst over “de weg” of “de waarheid”. De vrienden met een baan in de maatschappij ondersteunen de werkers financieel en verlenen hen periodiek gastvrij onderdak. Zij leven doorgaans een stil en gerust leven, afgezonderd van de wereld en ook onopvallend voor de christelijke massa. De twee aan twee - arbeiders worden net als de discipelen, die Jezus uitzond, als Gods uitverkoren “levende getuigen” beschouwd, waardoor de mensen tot geloof in Jezus Christus moeten en kunnen komen. De beweging leeft eenvoudig en haar samenkomsten zijn zonder opsmuk. In Nederland en Vlaanderen zijn er slechts ongeveer 800 betrokken vrienden, maar het is een wereldwijde gemeenschap, die naar schatting ongeveer een miljoen aanhangers telt. Dit geschrift is bedoeld om buitenstaanders te informeren, omdat de gemeenschap bijna onbekend is, maar vormt evenzo goed een indringend appèl aan de groep zelf! Het lezen ervan is daarom óók een uitdaging aan werkers en vrienden! De auteur signaleert diverse sektarische trekken, maar vergeet niet de positieve elementen die de gemeenschap ook heeft eerlijk te vermelden!
Dit geschrift is een uitgave van Verdieping en Aansporing te Harderwijk, dat verkrijgbaar is via de (evangelische) boekhandel, wordt verspreid door Cross Link Services BV te Dordrecht (e-mail: 126
[email protected] ; tel. 078-6352275) en kan ook door Johannes Multimedia gedistribueerd worden. De tweede digitale, sterk uitgebreide versie van „Wie zijn het die twee aan twee uitgaan‟? van november 2011 heeft 201 blz. Op de eerste druk van dit geschrift kregen we in 2007/2008 opvallend veel instemmende reacties van vrienden en ex-vrienden. Er waren slechts enkele afkeurende reacties. Van slechts twee werkers ontvingen we een summiere respons. In de tekst van het boekje zijn –vier jaar later- bij de tweede, digitale versie voor een aantal wijzigingen en vooral aanvullingen aangebracht. Bij de uitgave in de vorm van een boekje van najaar 2007 waren alleen de bijlagen 1 en 2 toegevoegd. Het aantal bijlagen is sterk uitgebreid tot twintig stuks, waardoor er veel meer achtergrondinformatie wordt verstrekt. De omvang van het geschrift is daarmee meer dan verdubbeld! Dit betreft onder meer het vrijgeven van correspondentie, vertaalde artikelen van Engelstalige websites en het plaatsen van illustrerend fotomateriaal. Het aantal betrokkenen in Nederland is bijgesteld tot ongeveer 800, wat meer overeenkomt met de werkelijkheid. Aan het verzoek tot „online‟-plaatsing is gehoor gegeven, om de informatie over de gemeenschap breed toegankelijk te maken. Ons verlangen is de geheimzinnige „mist‟ die deze gemeenschap omfloerst te doorbréken! Als relatieve buitenstaander kunnen we onbevangener, onafhankelijker en objectiever schrijven. Dat hebben we niet gedaan uit bemoeizucht of behoefte aan inmenging, maar vanuit oprechte bewogenheid en eerlijke betrokkenheid. We verwachten dat deze voorlichting met plus- en minpunten over de zgn. „Twee aan Twee-gemeenschap‟ door deze volledige digitale versie zijn nut en vrucht af zal werpen voor de werkers en vrienden zelf. Daarnaast zal het bruikbare informatie bieden voor buitenstaanders die kennismaken met deze naamloze gemeenschap of tewel ter aanduiding de „Twee aan Twee-beweging‟. 127
“Pure toewijding aan Jezus Christus”
In het dagelijkse leven
137 blz. € 14,90. Uitgeverij Novapres ISBN-nr. 978-90-6318-605-0 In dit boek komen een aantal onderwerpen naar voren, die betrekking hebben op het praktische, christelijke leven. Op pittige wijze laat de auteur zien dat het van wezenlijk belang is op alle terreinen van het leven van een christen puur aan Jezus Christus te zijn toegewijd! Tal van onderwerpen komen in beknopt bestek aan bod:
sterven en opstaan
herléving en opwekking
luisteren en spreken
woorden en daden
eigen houding en het draagvermogen van de ander
eigen leven en ons getuigenis
Gods licht naar binnen en naar buiten
werken vanuit de rust
leven voor mensen of voor Gods aangezicht
jaloers op of blij met de ander
religie of relatie
gered of gereed
blijdschap en ernst
lofprijzing en beproevingen
menselijk en geestelijk dienen
huwelijk en opvoeding
128
De schrijver spoort christenen vurig aan om eenvoudig en louter toegewijd te leven aan hun Meester en dit ten volle in Gods kracht uit te werken in het persoonlijke, dagelijkse leven!
129
Inhoudsopgave Woord vooraf:
4
Inleiding:
8
Hoofdstuk 1: Een extreme loot aan de bedelingenboom
10
Hoofdstuk 2: De wortels van de ultra-bedelingenleer
15
Hoofdstuk 3: Enkele termen, typerende kenmerken en onderlinge verschillen
23
Hoofdstuk 4: De consequenties van de ultravisie
30
Hoofdstuk 5: Eeuwige straf, vernietiging of alverzoening
52
Hoofdstuk 6: De restitutieleer en het herstel van de schepping
64
Hoofdstuk 7: Paulus‟ bediening en het geheimenis
81
Hoofdstuk 8: Versnijding leidt tot verwarring
89
Hoofdstuk 9: De gemeente en het Koninkrijk
95
Hoofdstuk10: De eenheid in de verkondiging van de apostelen
105
Hoofdstuk11: De zogenaamde grenslijn bij Hand.28:28 getoetst en de vermeende volgorde van Paulus‟ brieven
110
Hoofdstuk12: Conclusies en oproep
119
130
In dit geschrift wordt een leer onder de loupe genomen, die een speciale extra waarde toekent aan de brieven van Paulus en het indelen van de geschiedenis in aionen of tijdperken. Een sterk verschil wordt daarbij benadrukt tussen de 7 brieven die Paulus in zijn zogenaamde eerste bediening en de 7 late brieven, vooral de gevangenschapsbrieven, die men als zijn tweede bediening beschouwt. Deze twee brievenreeksen zouden tegenstellingen bevatten en alleen de laatste serie brieven van Paulus geeft dan de norm aan voor de gemeente van nu. De brieven van de andere apostelen Jakobus, Petrus, Johannes en Judas zijn in dit concept puur Joods en van lagere waarde dan Paulus en ook de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes is zuiver een Joods geschrift, zo wordt geponeerd. Dit ondanks de scherpe bewoordingen dat het ernstig en gevaarlijk is aan de woorden van deze profetie toe te voegen of af te nemen (Openb. 22:18,19)! Op een subtiele manier knabbelt de ultra-bedelingenleer aan het gezag van de Schriften bij het tot Joodse geschriften verklaren van 20 van de 27 geschriften van het Nieuwe Testament. Dit boekje beoogt op goede bijbelse gronden de ultra-bedelingenleer te toetsen, om de schadelijke gevolgen van deze boodschap aan te wijzen, die de brieven van de apostelen uiteenrafelt en verwarring bij mensen zaait door allerlei theoretische en gekunstelde onderscheidingen aan te brengen. Daarnaast ontzenuwt dit geschrift ook enkele vaak aanverwante leringen, zoals onder meer de alverzoeningsgedachte, de vernietigingsvisie en de restitutietheorie. Een positief appèl tot heiliging door het persoonlijk praktisch toepassen van de bijbelse boodschap in eigen dagelijks leven en in de gemeente ontbreekt daarbij niet!
Jildert de Boer (geb. 06-11-1954) schreef eerder een paar boeken en enkele brochures over bijbelse onderwerpen. Hij is getrouwd en vader van acht kinderen. In het dagelijks leven is hij werkzaam op een school voor zeer moeilijk lerende kinderen. Daarnaast is hij actief betrokken bij gemeentebouw en het verkondigen van het evangelie.
131