Thema:
DS. G.H. KERSTENCENTRUM dienstbaar aan school en gezin
Voetbalkampioenschappen
V EENENDAAL • T 0318-517310
Info 1
SCHILDSERIE @ KOC . NU
•
WWW. KOC . NU
Efeze. Misschien wel de grootste stad van Klein-Azië (Turkije van nu). Havenstad. 200 tot 300.000 inwoners! Levendige handelsstad. Dagelijks duizenden mensen in en uit. Oók de stad van de grote godin Diana. Zilversmeden maken kleine tempeltjes en verkopen die volop. En dan komt Paulus daar. Góds knecht. Eerst spreekt hij drie maanden vrijmoedig in de synagoge der joden. Zijn prediking wordt rijk gezegend. De Naam
des Heeren Jezus werd grootgemaakt. Alzo wies het Woord des Heeren met macht en nam de overhand.
Naar het stadion Maar je kent het vervolg. De verering van ‘hare majesteit’ Diana neemt steeds verder af. Ook de verkoop van de zilveren tempeltjes. Dát neemt Demetrius de zilversmid niet! Hij stookt zijn vakgenoten op en met elkaar weten ze een grote menigte te verzamelen. Waar? In de schouwplaats. Een stadion uit die tijd. Stenen tribune met meer dan 20.000 zitplaatsen rond een groot middenveld. Daar worden o.a. de spelen ter ere van Diana gehouden. Maar nu niet. Nu vult het veld zich met duizenden mensen. Gajus en Aristarchus, helpers van Paulus, worden meegetrokken door een woedende massa. Het duurt niet lang of iedereen begint te schreeuwen, als met één stem, roepende omtrent twee uren lang: Groot is de Diána der Efézeren (Hand. 19 vers 34). Zó intens was de menigte opgezweept. Dát is nu massahysterie. Jezelf tot het uiterste opwinden. Verstand op nul. Schreeuwen. Ter ‘ere’ van een stenen beeld, een afgod. In en in triest.
Die massale verering. Echt, het is pure afgoderij.
De schouwplaats van toen is het stadion van nu. ‘Ter ere’ van afgoden.
Mijn zoon... In onze gedachten (dus niet echt) zien we een lid van de christelijke gemeente. Een vader. Hij staat buiten de arena. Hij kijkt. Hand boven de ogen. Hij ziet mensen bovenop de tribune. Achterste rij. Plotseling buigt hij zich iets voorover. Wat? Ziet hij het goed? Staat daar… zijn zoon? Ja, hij is het. Hij is het écht! Zijn kind. Zijn jongen. Hárd ziet hij hem meeschreeuwen. Arm vooruit en heen en weer: Groot is de Diána der Efézeren! De ogen van de man vullen zich met tranen. ”Mijn zoon, mijn zoon, toen ik u liet dopen, werd u afgezonderd van de wereld. Dat gebeurde in de Naam van een Drieënig God. En nu? Nu roept u ter ere van een afgod? Doet u nu helemaal mee met de wereld? O, mijn zoon!”
En nu in onze tijd Stadion. Massa’s mensen. Uitzinnig geschreeuw. Afgoderij. Het zijn dezelfde dingen als bij voetbalkampioenschappen… En jij staat voor een grote verantwoordelijkheid… Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na! 1 Kon. 18: 21
Een ooggetuige-verslag Het spel van 22 voetballers brengt duizenden toeschouwers tot emotionele uitbarsting. Alcohol en een bijna tropische hitte laden de fans op. Gillend, jubelend, lachend, soms tot tranen toe gebracht, begeleiden de duizenden het gedrag van hun koning op de grasmat. Ritmisch gestamp van tienduizenden voeten zwelt aan tot een oorverdovend onweer wanneer een doelpunt dreigt te vallen. Armen gaan omhoog in vertwijfeling of van uitbundige vreugde. Het stadion lijkt op een veld korenaren tijdens woeste storm. Een siddering trekt door het stadion wanneer uiteindelijk het doelpunt valt. Tot op de toppen van de emoties opgezweepte supporters brengen hulde aan hun koning.
Koning voetbal... verliest de greep op zijn onderdanen. Voetbalfans worden gefouilleerd voordat zij het stadion mogen betreden. Dat is wel nodig. Mannen, gewapend met pistolen en revolvers, stiletto’s, valmessen, een kapmes en wurgstokjes proberen ondanks waarschuwingen binnen te dringen. Wanneer het spel van de koning zijn fans niet bevalt, uiten tomeloze supporters hun ongenoegen in vandalisme, geweld tegen politiemensen, onderlinge vechtpartijen , enz. Het geweld lijkt niet te stuiten. Integendeel, het gedrag van de voetbalsupporters verhardt. Waar de bal rolt, gaan geweld en vandalisme hand in hand.
1
Thema: Voetbalkampioenschappen
Info 1
“Ik ben beducht dat het me toch weer te pakken krijgt.”
Op een ref. school
Het beeld aanbidden De klas wacht op de leraar. Maar geen nood! Gespreksstof genoeg. Het voetballen van gisteravond. Dat was een prachtig doelpunt! Iedereen lijkt er nog vol van. De jongens en meisjes die thuis TV hebben, praten er als deskundigen over. Ook degenen die het via de computer gevolgd hebben. De anderen staan er met een welwillend oor bij. Proberen te doen, alsof ze er toch wel heel wat van weten. Ze voelen het als een gemis dat ze thuis niet gezien hebben.... Slechts twee jongens en één meisje staan wat apart. Ze proberen het over iets anders te hebben. Ze weigeren mee te doen met het aanbidden van koning Voetbal. Ze zien de spottende blikken. Er wordt naar hen gewezen. Ze keren zich verdrietig om. Gelukkig, daar komt de leraar. Hopelijk zonder voetbalgesprekken gaat straks de les beginnen.
Afgoderij Het grootste bezwaar tegen de voetbalkampioenschappen is de afgoderij die bedreven wordt met de spelers van het Nederlandse elftal (die voor miljoenen euro’s gekocht zijn). De manier waarop een groot deel van Nederland via televisie of computer meedoet, lijkt op aanbidding. Je zo volledig geven aan koning Voetbal. Gaven we ons in de kerk of thuis maar zo volledig aan de Heere tot Zijn lof en eer… De media spreken ronduit over bekende voetballers als ’goden’. Op een begraafplaats in Amster dam ligt een mini-voet balveldje. Daar over kan de as van gecre meerde Ajax-fans uitge strooid wor den... De gras mat is afkom stig van het oude Ajax-stadion. Een journa list vraagt aan een weduwe waar om de familie voor het uitstrooien hier heeft gekozen. Met gebroken stem ant woordt de vrouw: ’’Omdat mijn man dit altijd heeft gewild. Hij wilde bij Ajax zijn en bij Ajax blij ven. En dat kan nu.’’ Steeds meer mensen zijn onkerkelijk geworden. Maar bij het wegvallen van de kerk, wil de mens over gaan op ’iets anders’ wat hij ver eren kan. Dat massaal ver eren van de favo riete voet bal lers, die mas sa hys te rie, écht het is pure afgo derij!
Het kàn niet los ge zien wor den van wat in het dal Dura ge beur de. Daar liet Nebu kadne zar een beeld op richten, waar voor ie der een moest bui gen. En bijna ieder een knielde gehoor zaam neer! En om dan op zo’n moment tóch de stand vastig heid te mogen krijgen. Zoals bij Sadrach, Mesach en Abed-Nego. Als dan de oven ge reed staat! Daar is genade toe nodig. Maar ook nu, bij alles wat op ons afkomt, mogen we de Heere vragen - al is het met het ver stand - om de zo noodzakelijke moed en getrouw heid. Inderdaad het is het beste om je heel rustig en duidelijk op te stellen en je helemaal afzijdig te hou den. De anderen weten dan wat ze aan je hebben. En...je komt het minst in verleiding om tòch (weer) mee te doen.
Een predikant die vroeger voetballer is geweest zegt het zo: ’’Zelf kijk ik beslist niet. Ik wil ook geen uitslag weten, omdat ik toch beducht ben dat het me op een gegeven moment weer te pakken krijgt.’’ Hij vertelt zijn voorgeschiedenis: ’’Dat voetballen ging tussen God en mij instaan. Totdat ik het sportpark opkwam en het dwars door me heen ging: “Het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan.” Ik gooide mijn koffertje tegen de keet: ’’Jongens ik kom niet meer!’’ Ze zeiden: ’’Kees, je hebt nu bijna vijftig doelpun ten gemaakt dit seizoen... en we worden kampioen!’’ ’’Nee jongens, ik kom echt niet meer, ik kan niet meer’’. Ik ben wegge vlucht. Een week later werd één van de jongens niet goed en ging langs de kant zitten. Na vijf minuten ging hij naar de keet. Toen de jongens daar kwamen, lag hij dood op de bank. Hij was ongeveer net zo oud als ik. Ik had in de plaats van die jongen moeten gaan.’’
Gespreksvragen 1. In welk gebod van de Heere staat dat je geen andere goden mag vereren? 2. Hoe luidt dat gebod? 3. In antwoord 94 van de Catechismus staat de betekenis van het eerste gebod. Lees dat antwoord aandachtig door. Wij mogen geen heiligen of … …… …….. aanroepen. 4. Wat riep de vader bij het stadion van Efeze tegen zijn zoon? Schrijf alleen de eerste zin en laatste twee zinnen daarvan over. 5. Lees het stukje onder: En nu in onze tijd. Voor welke grote verantwoordelijkheid sta jij? Je moet …........ tussen de ….... of de ……….. 6. Wie moesten er in 1 Kon. 18:21 kiezen tussen wat? En wie vroeg dat aan hen? 7. Waar staat de geschiedenis van het beeld in het dal van Dura? Schrijf vers 18 over. 8. Lees de geschiedenis van de predikant die vroeger voetballer was. Waarom zei hij: ”Ik had in de plaats van die jongen moeten gaan”?
2 Schildserie Voetbalkampioenschappen – 2e versie
Thema:
De Schildserie wil jongeren toerusten voor het staan in de maatschappij van nu, en geeft Bijbels gefundeerde informatie en argumentatie over o.a. actuele onderwerpen.
Voetbalkampioenschappen
Info 2
DS. G.H. KERSTENCENTRUM dienstbaar aan school en gezin
Het massale gebeuren rond de voetbalkampioenschappen kan vergeleken worden met wat in de Romeinse tijd ’brood en spelen’ werd genoemd. Het is bekend hoe het volk daar geheel in opging. Het is ook bekend dat de christenen daar op geen enkele manier aan mee kònden en wilden doen. ’’Gij kunt niet God dienen èn de Mammon’’, klinkt het in Gods Woord zo overduidelijk (Matth.6:24)
V EENENDAAL • T 0318-517310 SCHILDSERIE @ KOC . NU
In onze tijd van kerkverlating lijkt deze soort sporten de godsdienst te gaan vervangen. Lang geleden schreef een predikant al:
Paulus Er wordt in dit verband wel eens gewezen op Paulus, die ook ’niet zo moeilijk’ zou doen en in zijn brieven in alle openheid aan sportwedstrijden beelden ontleent voor het geestelijke leven. Bekend is o.a. 1 Kor. 9 : 24-27 ’’Weet gijlieden niet dat die in de loopbaan lopen allen wel lopen, maar dat één de prijs ontvangt?’’ Paulus wist, dat iedere twee jaar in Korinthe atletiekwedstrijden, de zogenaamde ist-mische spelen, gehouden werden. Na de Olympische spelen was dit het belangrijkste sportgebeuren in de klassieke wereld. De christenen in Korinthe zagen dit steeds voor hun ogen gebeuren, maar deden er - voor hen vanzelfsprekend! - niet aan mee. Velen van hen waren vroeger wél in die strikken verward geweest, maar waren daar juist met hun bekering uit verlost!
WWW. KOC . NU
“Hij keek toe, hij schreeuwde, hij ontvlamde. Hij werd één met de massa.”
Vervangende godsdienst
”Als de mens ledig aan hogere dingen wordt, wordt dit (het stadion) zijn rustkuur: zijn ’geest’-ont spanning. Waarom kan hij uren staan bewonderen het wegtrappen van de bal? Waar om zo onzinnig vereren de meest onbeduidende figuren op èlk ander gebied, behalve op dat van spieren en knuisten? Waarom? Omdat hij zelf zo ongeë venaard ledig van ziel en verlaten van ’geest’ is.”
•
En zou Paulus het beeld van de renbaan en de hardlopers dan gebruiken om instemming te betuigen met het heidense gebeuren zélf? Helemaal niet! Wie dit gedeelte van Gods Woord góed leest, ziet juist de grote TEGENSTELLING tussen heidenen en christenen duidelijk naar voren komen. Het zich afzijdig houden van de spelen was vanzelfsprekend! Vers 25: ’’Dezen dan doen wel dit opdat zij een verderfelijke kroon (van olijftakken of eikenbladeren) zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke.’’
Wat een volstrekt ándere taal dan die verdrietige ’mengtaal’ van veel christenen in onze tijd. Wat een kloof tekent zich dan af in de gereformeerde gezindte. Maar... laten we beseffen dat onze jongeren daar bijna dagelijks mee geconfronteerd worden. Voortdurend moeten zij bewaard worden voor meegezogen worden. Voortdurend hebben zij zich - als ze niet zwijgen willen - te verdedigen. Hopelijk kunnen ook onze Schildserielessen hun daarbij tot steun zijn.
’’Het is’’, zo wil Paulus zeggen, ’’tot beschaming van ons. We zien die hardlopers zich zó inspannen om een kroon te ontvangen die snel verwelkt. Ze onthouden zich daarvoor van veel spijzen; ze dwingen hun lichaam tot gehoorzaamheid. Ze kunnen zichzelf goed beheersen. En wij? Laten wij ons dan onthouden van zonden en overdaad, en de geestelijke loopbaan lopen. Voor die wereldse hardlopers is het altijd onzeker of zij een prijs zullen ontvangen, maar voor mij is dat niet onzeker. ”Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad” ( 2 Tim. 4 vers 8 ).
Bij de verdediging moeten we ook voorzichtig zijn met de bekende tekst 1 Tim. 4 vers 8: ’’Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut, maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoor digen en des toekomenden levens’’.
Weinig nut
De kanttekening van de Statenvertaling geeft twee mogelijkheden in de uitleg: A ) H IERDOOR VERSTAAN SOMMIGEN DE OEFE NINGEN DERGENEN DIE OM PRIJS STREDEN MET WORSTELEN , LOPEN EN ANDERSZINS , ZOALS HET
G RIEKSE WOORD GYMNASIA SOMS BETEKENT ( WAARDOOR MAAR ÉNIGE LICHAMELIJ KE WELDAAD WERD VERKREGEN ). B ) A NDEREN VERSTAAN DIT BEKWAMENLIJKER VAN ENIGE OEFENING DES LICHAAMS WAARDOOR HET
1
(vervolg van pag 1) GETEMD EN GETUCHTIGD WORDT, GELIJK DAAR IS :
Is het te scheiden?
VASTEN , WAKEN , ONTHOUDING VAN ENIGE SPIJZEN
Je zegt misschien: “Ik vind al die oranje-voorbereidingen ook onzin. Dat dwaze gedoe in het stadion en voor de televisie keur ik beslist af. Het gaat mij alleen om het spél. Dát vind ik mooi en knap. Ik blijf daar nuchter bij. Afgoderij? Daar herken ik me niet in.”
OF KLEDING , DIE ANDERSZINS GEOORLOOFD IS .
VAN DEZE ZEGT DE APOSTEL , DAT ZIJ WEL ENIGE NUTTIG HEID KUNNEN HEBBEN . Het verband van deze tekst geeft heel duidelijk aan, dat we dit gedeelte uit het Woord van God overeenkomstig de tweede betekenis hebben uit te leggen. In de voorgaande verzen wordt gewaarschuwd tegen verleidende geesten, die o.a. verbieden te huwelijken en gebieden zich van spijzen te onthouden. Dié lichamelijke oefening of tuchtiging wordt weinig nuttig geacht. Zouden we het op de eerste manier mogen uitleggen, dan kunnen anderen terecht zeggen: ’’Die lichamelijke oefening, dat worstelen, hardlopen e.d. wordt door Paulus niet afgekeurd, maar zelfs nog een klein beetje nuttig gevonden!’’
De Heere kan ook jou helpen staande te blijven in de moderne wereld van nu.
Geraadpleegde literatuur 1. G. Roos: Het groene tapijt of de straten van goud? (hoofdstuk 1), Den Hertog, Houten 1993 2. N. Verdouw: Diana , in de rubriek Jongeren nu, De Wachter Sions , 31 mei 2012 3. W.H. van Egdom: Trouw aan Ajax tot in de dood , artikel Reformatorisch Dagblad , 23 oktober 1996 (en andere artikelen) 4. D. Nieuwenhuis: Nationale dwaasheid , artikel De Banier , 25 juni 1998 5. Ds. Wisse: Van Golgotha naar de Olympiade , brochure
Jouw opmerkingen doen denken aan de vriend van de bekende Augustinus (354 – 430): Alypius. In die tijd had je het wagenrennen en de gladiatorengevechten waarvoor de Romeinen ‘uit hun dak’ gingen. Er is niets nieuws onder de zon. Brood en spelen toen. Brood en spelen nu. De ‘stadions’ waren afgeladen vol. Dezelfde sfeer als nu. Alypius had daar een afkeer van, maar een paar vrienden voerden hem ‘met vriendschappelijk geweld’ naar het amfitheater. Alypius zei: “Je kunt mij daar wel naartoe slepen, maar ik zal niet meedoen. Ik zal die spelen de baas zijn.” Wat schrijft Augustinus in zijn Belijdenissen? ”Toen ze er gekomen waren, bruiste alles van ontzaglijk genot. Hij hield de deuren van zijn ogen gesloten. Hij verbood zijn
geest om tot zulke grote boosheden te komen. Och, had hij ook zijn oren maar dichtgestopt.” Maar Alypius hoorde een vreselijke schreeuw. Nieuwsgierig keek hij op. En… binnen de kortste keren werd hij meegesleept. Augustinus beschrijft het: “En hij was niet meer dezelfde als toen hij gekomen was. Hij was één met de massa. Hij keek toe, hij schreeuwde, hij ontvlamde. Hij deed mee met de waanzin, anderen meetrekkend daarin.” Trouwens, je weet het zelf ook wel: je kunt het kijken naar alleen het spel niét losmaken van de waanzin en de afgoderij er omheen. Het is één geheel. Vraag de Heere om de kracht en de moed om te stoppen! In eigen kracht zal het niet gaan. Maar de Heere kan ook jou helpen in de moderne wereld van nu. Dat heeft Alypius ook ervaren. Augustinus zegt het:
”En tóch hebt Gij hem daaruit weggerukt met Uw krachtige en ontfermende hand. Gij hebt hem geleerd, vertrouwen te hebben, niet op zichzelf, maar op U.”
Antwoorden 1. Het eerste gebod van Gods Wet 2. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 3. Andere schepselen 4. Mijn zoon, mijn zoon, toen ik u liet dopen, werd u afgezonderd van de wereld. Doet u nu helemaal mee met de wereld? O mijn zoon! 5. Je moet kiezen tussen de kerk of de wereld. 6. Het volk Israël moest kiezen tussen de HEERE en Baäl. Elia vroeg dat aan hen. 7. In Daniël 3: ”Maar zo niet, u zij bekend, o koning! Dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.” 8. Hij voelde dat hij door zijn zonden deze erge straf had verdiend.
O,
DAT DE CHRISTEN HEID EENS WAT MEER MOCHT GAAN VRA GEN , NIET: MAG
MEN DIT EN MAG MEN DAT DAN NIET ? MAAR : WAT IS
GOD TOT EER, HOE WORDT H IJ GROOT GE MAAKT ? W EES ER VAN VER ZE KERD, DÀN ZOU DEN ER GEEN CHRISTE NEN NAAR HET STA DION OPTREK KEN ( OF HÓE DAN OOK MEEDOEN ).
2 Schildserie Voetbalkampioenschappen – 2e versie
De Schildserie wil jongeren toerusten voor het staan in de maatschappij van nu, en geeft Bijbels gefundeerde informatie en argumentatie over o.a. actuele onderwerpen.
Thema: Voetbalkampioenschappen
DS. G.H. KERSTENCENTRUM dienstbaar aan school en gezin
Handleiding voor de leerkracht
V EENENDAAL • T 0318-517310 SCHILDSERIE @ KOC . NU
•
WWW. KOC . NU
Doel DE JONGEREN DENKEN NA OVER DE ACHTERGRONDEN VAN DE KAMPIOENSCHAPPEN . Z IJ WETEN DE RELATIE MET DE
B IJBEL
TE LEGGEN , WAARDOOR HOPELIJK
OOK HET GEWETEN GEVORMD MAG WORDEN .
Z IJ
KENNEN DE ARGUMENTEN TEGEN DE KAMPIOEN SCHAPPEN .
Introductie H ET
WORDT AANBEVOLEN , DEZE LES TE GEVEN ALS
DE VOETBALKAMPIOENSCHAPPEN BEGINNEN . I NVEN TARISEREN WAT DE JONGEREN VAN VOETBALKAMPI OENSCHAPPEN WETEN EN ERVAN VINDEN .
NOG NIETS
ZELF ZEGGEN DAAROVER .
Leskern 1 DE
GESCHIEDENIS VAN
PAULUS
BIJ DE SCHOUW-
PLAATS TE E FEZE WORDT, SAMEN MET HET VERHAAL , ZO INDRINGEND MOGELIJK VERTELD.
DE
KING MET HET SPORTGEBEUREN VAN
VERGELIJ NU WORDT
VERVOLGENS DUIDELIJK GEMAAKT. HET OOGGETUIGE - VERSLAG
D AARBIJ KUNT U LATEN LEZEN . V ERVOL -
GENS KOMT U TERUG OP DE DOOP EN DE BELOOFDE AFZONDERING VAN DE WERELD …
Extra Informatie Het massale gebeuren rond de voetbalkampioenschappen kan vergeleken worden met wat in de Romeinse tijd ’brood en spelen’ werd genoemd. Het is bekend hoe het volk daar geheel in opging. Het is ook bekend dat de christenen daar op geen enkele manier aan mee kònden en wilden doen. ’’Gij kunt niet God dienen èn de Mammon’’ , klinkt het in Gods Woord zo overduide lijk (Matth.6:24).
Leskern 2 NU
Paulus KOMT DE SITUATIE BINNEN ONZE EIGEN KRING
AAN DE ORDE .
Z IE :
OP EEN REF. SCHOOL .
ZÓ
KUN -
NEN ONZE JONGEREN GECONFRONTEERD WORDEN MET HET ONDERWERP. W ELKE ARGUMENTEN KUNNEN ZE KORT EN KRACHTIG NOEMEN ?
DE
VERAFGODING
EN MASSAHYSTERIE STAAN DAARBIJ CENTRAAL .
Verwerking H ET
BEANTWOORDEN VAN DE VRAGEN .
WORDT DE
D AARBIJ
B IJBEL EN DE C ATECHISMUS DOOR IEDER
ZELFSTANDIG GEBRUIKT.
Betrek de doop van de kinderen erbij: afgezonderd van de wereld.
Er wordt in dit verband wel eens gewezen op Paulus, die ook ’niet zo moeilijk’ zou doen en in zijn brieven in alle openheid aan sportwedstrijden beelden ontleent voor het geestelijke leven. Bekend is o.a. 1 Kor. 9 : 24-27 ’’Weet gijlieden niet dat die in de loopbaan lopen allen wel lopen, maar dat één de prijs ontvangt?’’ Paulus wist, dat iedere twee jaar in Korinthe atletiekwedstrijden, de zogenaamde ist-mische spelen, gehouden werden. Na de Olympische spelen was dit het belangrijkste sportgebeuren in de klassieke wereld. De christenen in Korinthe zagen dit steeds voor hun ogen gebeuren, maar deden er - voor hen vanzelfsprekend! - niet aan mee. Velen van hen waren vroeger wél in die strikken verward geweest, maar waren daar juist met hun bekering uit verlost! En zou Paulus het beeld van de ren-
baan en de hardlopers dan gebruiken om instemming te betuigen met het heidense gebeuren zélf? Helemaal niet! Wie dit gedeelte van Gods Woord góed leest, ziet juist de grote TEGENSTELLING tussen heidenen en christenen duidelijk naar voren komen. Het zich afzijdig houden van de spelen was vanzelfsprekend! Vers 25: ’Dezen dan doen wel dit opdat zij een verderfelijke kroon (van olijftakken of eikenbladeren) zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke.’’
’’Het is’’, zo wil Paulus zeggen, ’’tot beschaming van ons. We zien die hardlopers zich zó inspannen om een kroon te ontvangen die snel verwelkt. Ze onthouden zich daarvoor van veel spijzen; ze dwingen hun lichaam tot gehoorzaamheid. Ze kunnen zichzelf goed beheersen. En wij? Laten wij ons dan onthouden van zonden en overdaad, en de geestelijke loopbaan lopen. Voor die wereldse hardlopers is het altijd onzeker of zij een prijs zullen ontvangen, maar voor mij is dat niet onzeker. ”Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad” ( 2 Tim. 4 vers 8 ). Wat een volstrekt ándere taal dan die verdrietige ’mengtaal’ van veel christenen in onze tijd. Wat een kloof tekent zich dan af in de gereformeerde gezindte. Maar... laten we beseffen dat onze jongeren daar bijna dagelijks mee geconfronteerd worden. Voortdurend moeten zij bewaard worden voor meegezogen worden. Voortdurend hebben zij zich - als ze niet zwijgen willen - te verdedigen. Hopelijk kunnen ook onze Schildserielessen hun daarbij tot steun zijn.
1
Er tekent zich ook hierin een kloof af in de gereformeerde gezindte.
Is het te scheiden? Je zegt misschien: “Ik vind al die oranjevoorbereidingen ook onzin. Dat dwaze gedoe in het stadion en voor de televisie keur ik beslist af. Het gaat mij alleen om het spél. Dát vind ik mooi en knap. Ik blijf daar nuchter bij. Afgoderij? Daar herken ik me niet in.” Jouw opmerkingen doen denken aan de vriend van de bekende Augustinus (354 – 430): Alypius. In die tijd had je het wagenrennen en de gladiatorengevechten waarvoor de Romeinen ‘uit hun dak’ gingen. Er is niets nieuws onder de zon. Brood en spelen toen. Brood en spelen nu. De ‘stadions’ waren afgeladen vol. Dezelfde sfeer als nu. Alypius had daar een afkeer van, maar een paar vrienden voerden hem ‘met vriendschappelijk geweld’ naar het amfitheater. Alypius zei: “Je kunt mij daar wel naartoe slepen, maar ik zal niet meedoen. Ik zal die spelen de baas zijn.”
Geraadpleegde literatuur 1. G. Roos: Het groene tapijt of de straten van goud? (hoofdstuk 1), Den Hertog, Houten 1993 2. N. Verdouw: Diana , in de rubriek Jongeren nu, De Wachter Sions , 31 mei 2012 3. W.H. van Egdom: Trouw aan Ajax tot in de dood , artikel Reformatorisch Dagblad , 23 oktober 1996 (en andere artikelen) 4. D. Nieuwenhuis: Nationale dwaasheid , artikel De Banier , 25 juni 1998 5. Ds. Wisse: Van Golgotha naar de Olympiade , brochure
Wat schrijft Augustinus in zijn Belijdenissen ? ”Toen ze er gekomen waren, bruiste alles van ontzaglijk genot. Hij hield de deuren van zijn ogen gesloten. Hij verbood zijn geest om tot zulke grote boosheden te komen. Och, had hij ook zijn oren maar dichtgestopt.” Maar Alypius hoorde een vreselijke schreeuw. Nieuwsgierig keek hij op. En… binnen de kortste keren werd hij meegesleept. Augustinus beschrijft het: “En hij was niet meer dezelfde als toen hij gekomen was. Hij was één met de massa. Hij keek toe, hij schreeuwde, hij ontvlamde. Hij deed mee met de waanzin, anderen meetrekkend daarin.”
Trouwens, je weet het zelf ook wel: je kunt het kijken naar alleen het spel niét losmaken van de waanzin en de afgoderij er omheen. Het is één geheel. Vraag de Heere om de kracht en de moed om te stoppen! In eigen kracht zal het niet gaan. Maar de Heere kan ook jou helpen in de moderne wereld van nu.
Dat heeft Alypius ook ervaren. Augustinus zegt het:
”En tóch hebt Gij hem daaruit weggerukt met Uw krachtige en ontfermende hand. Gij hebt hem geleerd, vertrouwen te hebben, niet op zichzelf, maar op U.”
Antwoorden 1. Het eerste gebod van Gods Wet 2. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 3. Andere schepselen 4. Mijn zoon, mijn zoon, toen ik u liet dopen, werd u afgezonderd van de wereld. Doet u nu helemaal mee met de wereld? O mijn zoon! 5. Je moet kiezen tussen de kerk of de wereld. 6. Het volk Israël moest kiezen tussen de HEERE en Baäl. Elia vroeg dat aan hen. 7. In Daniël 3: ”Maar zo niet, u zij bekend, o koning! Dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.” 8. Hij voelde dat hij door zijn zonden deze erge straf had verdiend.
O,
DAT DE CHRISTEN HEID EENS WAT MEER MOCHT GAAN VRA GEN , NIET: MAG
MEN DIT EN MAG MEN DAT DAN NIET ? MAAR : WAT IS
GOD TOT EER, HOE WORDT H IJ GROOT GE MAAKT ? W EES ER VAN VER ZE KERD, DÀN ZOU DEN ER GEEN CHRISTE NEN NAAR HET STA DION OPTREK KEN ( OF HÓE DAN OOK MEEDOEN ).
2 Schildserie Voetbalkampioenschappen – 2e versie