De scheiding tussen Abram en Lot Ds. C.G. Vreugdenhil – Genesis 13:10-18
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 27: 3, 7 Galaten 3: 1-18 Psalm 62: 1, 4, 8 Psalm 56: 4 Psalm 73: 13
Gemeente, in deze dienst staan we stil bij Genesis 13 van vers 10 tot en met 18. Het gaat in dit gedeelte over: De scheiding tussen Abram en Lot. Vanuit die geschiedenis komen twee levenslijnen openbaar: 1. De keus van Lot 2. De weg van Abram 1. De keus van Lot U heeft de Bijbel erbij. Moet u eens even kijken, wat een verschil er te lezen valt als we de verzen 10 en 14 lezen. In vers 10 staat: En Lot hief zijn ogen op en hij zag de ganse vlakte van de Jordaan en nog een heleboel moois. En dan vers 14: En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts en oostwaarts en westwaarts. Proeft u dat er hier iets wezenlijks verschilt? Lot hief zélf zijn ogen op, in hebzucht en brandende begeerte. Abram slaat ook zijn ogen op, maar dan op Gods bevel. Lot kiest voor zichzelf en Abram krijgt alles van de Heere. Lot ziet alleen aan wat voor ogen is en Abram kijkt door dat alles heen met de ogen van het geloof. Ziet u die twee levenslijnen voor u? Op het altaar dat Abram bouwt staat als opschrift geschreven: ‘Die zijn leven zal willen verliezen, die zal het behouden.’ En boven de poort van Sodom staat geschreven: ‘Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen.’ Ziet u ze staan, daar op die heuvel bij Bethel? De twee mannenbroeders staan met de hand beschermend boven de ogen geheven vanwege het felle zonlicht, te turen in de verte. Samen zijn ze gereisd naar het beloofde land. Daar staan ze en daar kijken ze. Links ligt de vruchtbare vlakte van de Jordaan. En rechts liggen de bergen, kaal en schraal. Daar is opeens dat gulle gebaar van Abram: ‘Lot, is niet het ganse land voor uw aangezicht? Kies jij maar eerst. Ga jij naar links, dan ga ik naar rechts. En als jij zegt: Ik ga naar rechts, dan ga ik naar links.’ Wat een aanbod! Om beschaamd onder te worden, vindt u niet? Wat doet Lot? Weigert hij het aanbod, al was het alleen maar uit beleefdheid of anders uit echte eerbied? Kent Lot zijn plaats? Nee, hij gaat gretig in op het voorstel van Abram. Hij zei het toch? Dat is toch zakelijk? www.prekenweb.nl
1/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
Hij tuurt in de verte en hij ziet een weids panorama. Hij blikt op de vruchtbare vlakte van de Jordaan. De ogen van Lot worden steeds maar naar één kant getrokken. Hij kijkt helemaal niet meer naar rechts, naar die kale bergen. Hij kijkt alleen maar naar die vruchtbare vlakte. Daar is hij door geboeid. Dat sappige groen, dat trekt hem natuurlijk. Dat land lacht hem toe en dat lokt hem. Kijk eens in vers 10: En Lot hief zijn ogen op en hij zag de ganse vlakte van de Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde. En dan sla ik een stukje over. Zij was als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar. Dat is nog eens een land! Lot kijkt met ogen vol begeerte, maar wel met ogen zonder God. Lot gaat af op wat het oog streelt. De vlakte van Sodom, die zo veelbelovend is, dat vruchtbare land. Het lijkt wel de Nijldelta. U weet hoe de Nijldelta in Egypte eruitzag en hoe vruchtbaar die was door de jaarlijkse overstroming van de Nijl. Zo was het nu ook bij de Jordaanvlakte. Daar had je nog kleine riviertjes die het land bevochtigden. Iets paradijselijks zag Lot daar voor ogen. Ja, maar ik sloeg een stukje over… De tekst merkt heel fijntjes en tegelijkertijd heel onheilspellend op: Ja, dat was zo, voordat de Heere Sodom en Gomorra verwoest had. Dus hier klinkt in de verte al het gerommel van het oordeel van God over die goddeloze steden. Heb dat wel in de gaten! Maar dat hoorde Lot nog niet. Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan. Weet u, Lot wilde ook wel eens vrij zijn. Zijn vrijheid was nu genoeg beknopt. Dat denken sommige jongens en meisjes ook wel eens hè, ten opzichte van hun ouders. Vrij zijn, weg uit die controlerende ogen. Vrij zijn, dat is een ideaal van veel mensen trouwens. Zo kiest ook Lot de vrijheid. Toch is Lot eigenlijk helemaal niet vrij in zijn kiezen. Weet u waarom niet? Omdat hij kiest in gebondenheid aan de begeerte. Zijn ogen zijn gebiologeerd door die vruchtbare vlakte, geboeid door de luxe en het comfort van de steden daar in de verte. De vlakte heeft hem te pakken. En de duivel strooit hem zand in de ogen. Hij ziet alleen maar materiële voordelen. Hij heeft geen enkel oog voor de geestelijke en zedelijke bedreigingen die hij tegemoet gaat. Vrijheid? Vergeet het maar! Hij is een slaaf. Weet u wie er echt vrij is? Echt vrij is Abram, want hij zegt: ‘Lot, kies jij maar. Het is mij om het even, man. Ga jij naar links, ik ga naar rechts. Ga jij naar rechts, ik ga naar links.’ Abram is écht vrij, want Abram heeft God en Zijn beloften en daar leeft Hij uit. Abram mag zeggen: ‘Ik heb mijn God. Hij is genoeg.’ Hij is gebonden aan God. Dat is nu de ware vrijheid! Lot is eigenlijk een slaaf van zijn begeerten. Hij kiest ten diepste volslagen werelds. De Bijbel waarschuwt: Die rijk willen worden, vallen in verzoeking en in de strik en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, die de mens doen verzinken in verderf en ondergang. (1 Tim.6:9) Dat zegt de Bijbel van zo’n keus. Daar is de geschiedenis van Lot een trieste illustratie van. Calvijn zegt: ‘Lot dacht dat hij het paradijs inging, maar in werkelijkheid kwam hij terecht in het voorportaal van de hel.’ Want Lot kiest door de macht van de begeerte. Hij vertrekt uit het beloofde land, uit de belofte van God, uit de broederschap met Abram, uit de zegen van God voor Abram. Lot koos verkeerd. Voor zich, staat er in vers 11. Hij koos voor het materiële belang en daarvoor ruilde hij ten diepste de belofte van God in. Hij was wel met Abram meegetrokken op hoop van zegen. Toen ze in het beloofde land waren aangekomen viel www.prekenweb.nl
2/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
het eigenlijk allemaal zo tegen. Ze bleven maar vreemdeling en ze bleven maar in tenten wonen. Hij had gedacht dat de zegen van God hetzelfde was als bijvoorbeeld succes, maar dat bleek niet zo te zijn. Nu ziet hij zijn kans schoon. Hij heeft een prachtige reden. Het land droeg hem toch niet met al hun kudden? Zonder moeite kan hij Abram nu vaarwel zeggen, al betekent dat dan een scheiding van het altaar van Abram, van de belofte van Abram en de God van Abram. Lot is totaal verblind voor de geestelijke en zedelijke bedreiging die hij tegemoet gaat. Lot, hoe kun je nu ooit in Sodom gelukkig zijn? Weet je dan niet dat die mannen van Sodom van een zeer kwaadaardige soort zijn en dat het grote zondaars zijn tegen de Heere? Daar zul je toch je rechtvaardige ziel moeten kwellen, Lot? Ja, maar weet u, Lot heeft ook een vrouw getrouwd en hij heeft twee dochters. Die willen ook wel eens wat anders. Dat stadsleven lijkt hen toch heel wat beter dan dat tentenbestaan. Het blijkt ook al spoedig dat de vrouw van Lot haar hart helemaal verloren heeft aan Sodom en dat zijn dochters besmet worden met de zonden van Sodom. Wat een afgang gaat dat worden voor Lot! De begeerlijkheid ontvangen hebbende, baart zonde; en de zonde, voleindigd zijnde, baart de dood. (Jak.1:15) Dat is allemaal verbonden aan de keuze van Lot. Gemeente, wat vindt u van die keuze van Lot? ‘Tja’, zegt u, ‘na alles wat ik er nu van gehoord heb kan ik daar natuurlijk niet zoveel goeds meer van zeggen.’ Dat hebt u goed begrepen. Maar trekt u dan ook de consequentie daaruit voor uw eigen leven? Als je alleen maar kiest voor rijkdom, geld, eer, promotiekansen en noem maar op, dan heeft dat wel gevolgen voor je geestelijk leven, als je dat tenminste hebt. Zeker ook voor je gezin. Want het is echt niet om het even waar we onze kinderen brengen en welk voorbeeld we zelf geven. En wat baat het een mens, al zou hij de gehele wereld winnen en schade lijden aan zijn ziel? Want er staat toch maar geschreven: ‘Die mannen van Sodom waren grote zondaars tegen de Heere.’ Het is toch ontzettend riskant om daar te gaan wonen? Als je ergens heen trekt moet je je altijd afvragen: Is daar wel een kerk? Staat daar een altaar? Of is het een plaats van alleen maar goddeloosheid en godvervreemding? Houden jullie daar ook rekening mee, jongelui? Als je klaar komt met je studie en je gaat solliciteren of je gaat trouwen en een huis zoeken, in welke omgeving zoek je het dan? Kijk je dan echt goed uit waar je gaat wonen? Want we zijn ten volle verantwoordelijk Wellicht denk je: Vooruit, ik pas wel op. En je kinderen dan? Passen die ook op? Waar heeft Lot zijn gezin gebracht? Lot is een baken in zee. Het land dat Lot kiest ligt buiten Kanaän, buiten de verbondsopenbaring van God. Mag ik u eens vragen, heeft dat voor u nog veel waarde, de verbondsopenbaring van God? Heeft dat voor jullie, meisjes en jongens, waarde? Denk eens aan je doop. Je loopt met het merk- en veldteken van de Heere Jezus Christus toch niet in het kamp van de vijand? Toen God ons het teken van Zijn verbond schonk, toen zonderde Hij ons af tot Zijn gemeente. Toen heeft God gezegd: ‘Je hoeft niet in die wereld op te groeien, want die vergaat. Maar je mag behoren tot Mijn gemeente, veilig binnen de grenzen van Mijn verbond. Daar is het Woord, daar ben Ik en daar openbaar Ik Mezelf tot je eeuwig heil.’ Kom je trouw op onder het Woord? Sommige jongelui gaan liever van hun ouders vandaan. Meer vrijheid en minder controle… Maar wat brengt het je allemaal? Het www.prekenweb.nl
3/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
brengt je toch niet op plaatsen waar de mensen zeer boos zijn en grote zondaars tegen de Heere? Je kiest toch niet voor de kermis of voor de disco of noem het allemaal maar op, waar de mensen boos zijn en waar God verdriet wordt aangedaan? Weet toch wat je doet, jongelui, als je niet trouw mee naar de kerk komt, als je de catechisatie laat zitten, als je niet meer in de Bijbel leest, als de gebeden verslappen en als alles in je leven hoe langer hoe meer gaat lijken op Sodom. Weet toch dat Sodom is omgekeerd en dat deze wereld vergaat. Kun je God ontmoeten? Hoe kon het toch zover komen met Lot? Dat ging langzamerhand. De zonde is altijd een hellend vlak. Het begon met kijken, vers 10: Lot hief zijn ogen op en hij zag. Het begon met kijken, net als bij Eva. Eva kéék alleen maar naar de verboden vrucht. David kéék alleen maar naar Bathseba. Maar het kijken werd begeren en het begeren werd kiezen. Waar kijken we naar? Kijkt u veel naar de tv en naar dvd’s? Het is maar een vraag. Kijkt u naar alles of selecteert u heel streng voor uzelf en voor uw kinderen? ‘Maar we moeten toch weten wat er in de wereld te koop is?’ Ja, maar zo dacht Lot ook. Hij kwelde er zijn ziel nog bij, maar heel zijn gezin dronk de zonde van Sodom in. Zo gaat dat, gemeente. Lot is een baken in zee. Wees gewaarschuwd, want dat leven gaat van kwaad tot erger. Het gaat steeds een stapje verder. Bij Lot begint het met kijken, vers 10. Dan wordt het kiezen voor zich, vers 11. Daarna verlaat hij Abram. Nee, hij breekt nog niet met Abrams God, maar dat komt er wel van in zijn geslacht. De Moabieten, de Ammonieten, zijn vijanden van Israël geworden. Die leven helemaal buiten God en buiten de verbondsopenbaring van God. Als Lot bij Abram weggaat, gaat hij daar met heel zijn geslacht weg. En dan is het een wonder als je later nog leest dat de Heere bijvoorbeeld Ruth, zo’n Moabitische, een nakomeling van Lot, er nog uithaalt en terugbrengt naar het land en het geslacht van Abram. Heeft u de lijn nog voor u? Kijken, kiezen, verkeerd kiezen, Abram verlaten… En weet u wat dan de volgende stap is? Dit: Lot slaat zijn tenten op tot aan Sodom toe, vers 12. Voortdurend verplaatst hij zijn tenten. Maar het eigenaardige is: steeds maar naar één richting, naar Sodom toe. Het is net of die stad hem trekt. Toen Abram uit het leven van Lot was weggevallen, is er als het ware een wissel omgegaan in Lots leven. Hij is helemaal uit zijn geestelijk evenwicht geraakt. Die geheimzinnige aantrekkingskracht van Sodom wordt steeds sterker. Dan komt de volgende stap. Waren zijn tenten eerst nog buiten de poort van Sodom, in hoofdstuk 14 vers 12 lezen we dat hij in de stad gaat wonen. Inmiddels is hij een man van vermogen geworden, die zich ook wel een luxe huis kon permitteren binnen de poorten van Sodom. Een stad met een slechte naam. Een misdadige stad, waar ze hun geweten als met een brandijzer hebben toe geschroeid. Lot, hoe kun je toch zo leven? Gemeente, als 2 Petrus 2 vers 8 niet gezegd had dat Lot ook nog een kind van God was, zou je het gewoon niet geloven. Blijkbaar komt de zonde van hebzucht en wereldgelijkvormigheid ook voor in het leven van Gods kinderen. Staat u er boven? Laten we deze waarschuwingen maar niet in de wind slaan. Wie er is helemaal vrij van?
www.prekenweb.nl
4/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
Wat een gevaarlijk wonen is dat in Sodom! Want Gods oordeel hangt er al boven. Wat heeft die Lot verkeerd gekozen! Hij is alleen maar met vlees en bloed te rade gegaan. Dan kom je toch fout uit? Hij zag aan wat voor ogen is. Lot gaat nog verder. Hij gaat niet alleen wonen in Sodom, maar uit hoofdstuk 19 vers 1 blijkt dat Lot het zelfs gebracht heeft tot oudste in de poort van Sodom, de meest goddeloze stad in die tijd. Hij zit in de gemeenteraad. Maar zoveel rechtvaardigen woonden er niet in de stad Sodom, dat ze ook maar één vertegenwoordiger namens hen in de raad konden hebben. Ziet u de afgang? Weet u waar het allemaal op uitloopt? In plaats van de hof van Eden die Lot voor zich ziet, blijkt Sodom een voorportaal van de hel te zijn. Hij raakt zijn vrouw kwijt, zijn schoonzoons, zijn spullen, zijn rijkdom… Als een berooide man ziet hij al zijn bezittingen opgaan in de oordeelsvlammen rond Sodom. Straks slijt hij zijn laatste levensdagen in één van de bergspelonken in de buurt van Zoar en valt hij nog in de zonde van bloedschande. En zijn nageslacht wordt een vijand van Israël: de Moabieten en de Ammonieten. Wat een aangrijpende prediking gaat er uit van de keuze van Lot! Persoonlijk wordt hij wonder boven wonder nog door de genade van God gered. Als door vuur! Zijn ziel is behouden, maar in zijn leven is God niet verheerlijkt. Dat was de keus van Lot, met alles wat daar aan verbonden is geweest. Nu onze tweede gedachte: 2. De weg van Abram We zien Abram daar zitten, gemeente, op die berg. Lot is weg. Wat een pijn klinkt er door in dat kleine zinnetje: Zij werden gescheiden. In de eerste plaats pijn om Lot. Wat zal er nu van Lot worden? Lot verwijdert zich verder van Abram vandaan dan strikt noodzakelijk was. Hij vervreemdt van Abram. Er valt echt een scheiding. Zo lange tijd hebben ze samengeleefd en lief en leed gedeeld. Wat een pijn! HIER BEGINNEN Er waren al zoveel bijlslagen gevallen in het leven van Abram. Ga gij uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis. (Gen.12:1) Maar hij had altijd nog Lot aan zijn zijde en nu ontvalt hem ook deze. Abram wordt nu nog meer alleen gelaten. Abram zal nu zijn vertrouwen helemaal alleen op God moeten stellen. Niet dat dat zo eenvoudig was, hoor. Want Saraï had nog steeds geen zoon. En de gedachte om eventueel zijn neef Lot te adopteren als zoon, is nu ook voorgoed van de baan. Hoe moet het nu verder met Abram? Laten we het eens vragen. Abram, hoe is het nu met je? Wel, zegt Abram, hier ben ik. Ik mag toch leven in het beloofde land? De bergen zijn wel kaal en woest hier, maar het is Kanaän. God is hier. Dit is het land dat de Heere mij heeft beloofd. En al moet ik dan zwerven over de bergen en al moet ik dan in tenten wonen, Gods belofte is mij meer waard dan de rijkdom van deze wereld. De Heere heeft tot mij gezegd: ‘Ik zal u zegenen.’ Dat is genoeg. Ik heb mijn God. Hij is genoeg. Maar, Abram, merk je dan niet dat je de beste grond niet hebt voor je kudden, om die te weiden? Jawel, zegt Abram, dat merk ik wel. Maar het is mij beter nabij God te zijn op een kale berg, dan zonder God te moeten zijn in een vruchtbare vlakte. Wel wordt het www.prekenweb.nl
5/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
eenzamer om me heen. En toch: eenzaam, maar met God gemeenzaam. Want die verborgen omgang met de Heere zou ik toch niet graag missen. In deze pijn van het scheiden heb ik toch de Heere mogen overhouden. En echt, geloof me, ik voel me niet misdeeld. God zorgt voor mij, ook nu, in de pijn van deze scheiding. Abram blikt omhoog als Lot van hem weggegaan is. En we zien en we horen als het ware een zucht uit zijn hart opstijgen tot God. Heere, bent U daar nog? Mag ik verder met U? Zeg het nog eens, Heere, dat ik in U geborgen ben. Ik zoek echt de zegen alleen bij U, o Bron van troost en licht. Wat een wonder, de Heere laat in die omstandigheden iets van Zich horen. We lezen dat in vers 14 en vers 15: En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw ogen op en zie van de plaats waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts en oostwaarts en westwaarts. Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid. Zie je wel dat de Heere van Abram afweet? Dat weet de Heere altijd, gemeente. En Hij trekt Zich ons lot het meest aan in de pijn van ons leven. In die zorg weet Hij ons te vinden, op het juiste moment. Hier giet Hij balsem in de gewonde ziel van Abram. Juist op dat moment, nadat Lot van hem gescheiden was, zegt de Heere: ‘Abram, kijk eens omhoog!’ Uitgerekend nu bevestigt de Heere Abrams roeping en verkiezing en herhaalt God genadig Zijn belofte. In Zijn spreken hier geeft God als het ware Zijn goedkeuring over de handelswijze van Abram met Lot. Dat Hij Zich opnieuw aan Abram openbaart, is er een bewijs van dat Hij achter hem staat, dat Hij het voor hem opneemt en dat hem de ervaring schenkt van Zijn gunst en van Zijn tegenwoordigheid. Dat had Abram nu net nodig. Lot heeft hem verlaten, maar God gaat met hem verder. Zoveel nieuws zegt de Heere hier eigenlijk niet tegen Abram. Hij herhaalt Zijn eerder gedane belofte. Maar dat is niet zomaar een nutteloze herhaling. U moet niet zeggen: ‘Dat wist Abram allang!’ Wat kan een mens er juist behoefte aan hebben dat de Heere telkens weer terugkomt op Zijn eens gegeven Woord. Wat kun je toch snakken naar die wekelijkse prediking, die voortdurende verkondiging van de belofte van God. Dat verveelt toch nooit, of u wel? Het moet ons telkens weer opnieuw gezegd worden, sprak Luther. Herkent u dat, ook in uw eigen leven: ‘O God, laat U het nog eens merken dat U van me afweet.’ Bent u zo naar de kerk gekomen? Hebt u gebeden voor u kwam, voor de dominee of de ouderling die leest? Dat moet je altijd doen. Maar ook voor jezelf. Hebt u gezegd: ‘Heere, mag ik U weer eens ontmoeten in Uw huis? Laat nog eens merken dat U van me afweet. Wilt U het nog eens herhalen en bevestigen wat U me hebt toegezegd?’ Gods toezegging moet toch altijd weer opnieuw herhaald en bevestigd worden? Weet u waarom? Omdat wij het niet vast kunnen houden. Daarom zegt God het steeds opnieuw. Abram, hef uw ogen op. Ik ben er nog hoor, uw God! O, Mijn kind, Ik zorg voor u. Alles wat Ik beloofd heb, dat zal Ik doen. Ik zal dit land, wat je kunt zien vanaf deze hoogte in Bethel, aan u geven!
www.prekenweb.nl
6/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
En dan moet u eens opletten, gemeente, in dat bevestigende en herhalende spreken van de Heere zit tegelijkertijd méér dan de vorige keer. Daar zit iets verhelderends in, iets aanvullends. De openbaring van God wordt steeds rijker. Eerst zegt de Heere: het land (hoofdstuk 12 vers 1). Dan wordt het: dit land. En nu staat er: al dit land. Ziet u dat er iets verhelderends in zit? Het wordt rijker! Abram krijgt voortgezet onderwijs. Er staat nog meer. Want eerst zegt God: ‘Ik zal u het land wijzen.’ Vervolgens zegt de Heere: ‘Ik zal het land aan Uw zaad geven.’ En hier in dit hoofdstuk staat: ‘Ik zal het land geven aan u en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.’ Ja, dat ook. Abram zal het land erfelijk bezitten en al zijn nakomelingen, het volk van Israël. Als een erfgenaam mag Abram zo door de lengte en de breedte van het land heen trekken. Ziet u die opklimming in de rijkdom van Gods belofte, als Hij Zich openbaart aan Abram? Dat is toch nog zo? Er is verdieping nodig, meerdere kennis. We kennen er nog maar zo weinig van. Hoe heerlijk is het dan als de Heere Zich opnieuw openbaart en we mogen nog meer in Hem vinden en nog meer van de Heere Jezus leren kennen. Niet alleen in de gangen van Zijn vernedering, maar ook in Zijn verhoging. Niet alleen als Kind in de kribbe, maar ook als de Man van smarten aan het kruis en als de biddende Hogepriester aan de rechterhand van God. Als de God en Vader Die genoegen genomen heeft met het offer van Zijn Zoon. Het gaat er om dat we in de Godsopenbaring, ook in ons leven, steeds meer mogen leren, steeds dieper mogen graven in het Woord. Hoe meer en hoe dieper je graaft in het Woord, des te meer rijkdom je zult ontvangen. Heel dit land, voor hem en voor zijn nageslacht, en dat voor eeuwig. In hét zaad van Abram, de grote Abramszoon… U begrijpt toch wel dat Abram geweldig blij en bemoedigd is geweest met deze Godsopenbaring? Juist nu hij het zo moeilijk heeft, mag hij ervaren: de Heere zorgt voor mij. Lot mag dan de welvaart en de weelde gekozen hebben, maar Abram krijgt hier het beste deel. Hij krijgt God, Zijn belofte, Zijn gunst, Zijn trouw en Zijn Zoon. Zo wordt Abram er uiteindelijk door die scheiding met Lot niet armer op, maar rijker. Geen zoon en toch: Dit land zal Ik aan uw zaad geven. Dan schiet er toch niets anders meer over dan dat we zeggen: ‘Heere, nu is het genoeg. Dat is Uw woord en U bent een Man Die niet liegen zult!’ Gemeente, die God ís hier in deze dienst, in Zijn Woord. De God, Die het zegt: ‘Ik zal!’ Wie zich op dit Woord verlaat en op de Heere Jezus Christus en op de belofte van het Evangelie, die zal niet beschaamd uitkomen. In dit Woord belooft de Heere God vergeving van zonden. Hebt u er behoefte aan? Is het u dáár om te doen, om vergeving van al uw zonden? Dat is toch de grootste weldaad die een mens kan ontvangen? De Heere belooft het in Zijn Woord, in de belofte van Zijn Evangelie: Een ieder die in de gekruiste Christus gelooft, heeft vergeving. Die zal niet verderven, maar het eeuwige leven hebben. De Heere belooft de vernieuwing van het leven, de eeuwige zaligheid. Hij nodigt in Zijn Woord, net als bij Abram: ‘Kom tot Mij! Hoor en uw ziel zal leven! Wie tot Mij komt, die zal Ik niet uitwerpen.’ Gemeente, op dat Woord mogen we de hand leggen. Dat Woord mogen we bewaren in ons hart en zeggen: ‘Heere, U bent een Waarmaker van Uw Woord. Heere, doe gelijk Gij gesproken hebt.’ www.prekenweb.nl
7/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
Uitgerekend nu Abram meer dan ooit een eenling geworden is en Saraï nog steeds onvruchtbaar blijkt te zijn, nu klinkt Gods belofte opnieuw tot die kinderloze Abram. En nu moet je eens kijken wat hij zegt in vers 16: En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden. Het stof der aarde, dat moet je gezien hebben in zo’n hete, oosterse zomer, als het een half jaar niet geregend heeft. Wie telt er een handvol stof? Niemand. Laat staan een lánd vol stof! En nu zegt God: ‘Zo zal uw zaad zijn!’ Ongelooflijk! Maar niet ongeloofwaardig, want de Heere zegt het. Het is ook niet overdreven. Het volk van Israël zou je nog kunnen tellen. Maar het gaat niet alleen om het volk van Israël, want allen die uit het geloof zijn, zijn kinderen van Abraham en naar de beloftenis erfgenamen. We lezen tenslotte vers 17 en 18. Daar zegt de Heere tot Abram: Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven. En Abram sloeg tenten op en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar de HEERE een altaar. Daar gaat de grote zwerver! Bij iedere stap ziet hij het land. Bij iedere stap over dat land klinkt het in zijn ziel: ‘Al dit land zal Ik aan u en aan uw zaad geven.’ En daar horen we de vreemdeling en bijwoner, zwervend over deze aarde, zingen: ‘Dit weet ik vast, God zal mij nooit begeven. Niets maakt mijn ziel vervaard!’ We gaan dat samen ook zingen uit Psalm 56 het vierde vers: Gij weet, o God, hoe ‘k zwerven moet op aard’; Mijn tranen hebt G’ in Uwe fles vergaard; Is hun getal niet in Uw boek bewaard, Niet op Uw rol geschreven? Gewis, dan zal mijn wreev’le vijand beven, En, als ik roep, straks rugwaarts zijn gedreven. Dit weet ik vast: God zal mij nooit begeven; Niets maakt mijn ziel vervaard. ‘Dit weet ik vast: God zal mij nooit begeven. Niets maakt mijn ziel vervaard!’ Zo kan Abram verder nadat Lot van hem gescheiden is en nadat de Heere hem zo heerlijk bemoedigd heeft door Zijn belofte nog eens te herhalen en te verduidelijken. Heel die trektocht van Abram door het beloofde land is als het ware één geloofsoefening voor hem. Een oefening om op Gods Woord alleen te bouwen en te vertrouwen. Zijn de omstandigheden nu veranderd voor Abram? Worden die kale bergen opeens net zo vruchtbaar als de Jordaanvlakte die Lot koos? Nee, maar de Heere is er. Hij heeft gezegd: ‘Abram, Ik zal voor je zorgen.’ Het maakt zo’n groot verschil: mét de Heere iets ontvangen of zónder de Heere iets gebruiken. Abram kijkt met ogen die verlicht zijn door het geloof. Wie zo kijkt, kijkt eerst naar God en dan naar de dingen. Abram ziet iets van de rijkdom van de liefde van Christus, die alle kennis te boven gaat. Ja, in de verte ziet Abram over de bergen van het beloofde land heen een stad verrijzen. Nee, niet Sodom, maar een andere stad: de stad die fundamenten heeft en waarvan de Kunstenaar en Bouwmeester God de Heere is. We weten dat uit de Hebreeënbrief. Hij www.prekenweb.nl
8/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
ziet het nieuwe Jeruzalem, de heilige stad, waar geen wanklank meer wordt gehoord. Daar zal Lot nooit meer door zijn begeerte worden afgetrokken. Daar zal hij zelf nooit meer zo dwaas doen als de vorige keer in Egypte. Daar zullen alle tranen weg zijn. Eeuwige vreugde en blijdschap zal op hun hoofden zijn. De stad is in zicht! Dan zal ook Abram zijn herdersstaf voorgoed mogen neerleggen aan de voeten van het Lam. En het Lam zal hem weiden. Gemeente, krijgt u geen heimwee naar die stad? Abram heft zijn ogen op en met verlichte ogen door het geloof ziet hij het hemelse Kanaän. Nu is alles goed wat de Heere doet. Nu heeft hij vrede met alles, met het deel dat hij krijgt. ‘Ik heb mijn God. Hij is genoeg!’ Zo straks sprak ik onze jonge mensen aan. Maar denk nu niet dat het alleen de jeugd is, die in de verleiding en in de branding staat. Dat geldt ook de veertigers en de vijftigers, zelfs de bejaarden. Er is niemand hier die zeggen kan: ‘Daar ben ik vrij van.’ We moeten allemaal kiezen en we kiezen zo vaak verkeerd. Maar weet u wanneer de keus zo gemakkelijk wordt? Als we dat land van Immanuël zien, die grote Abramszoon. Dan zeggen we: ‘Ja Heere, nu is het goed. Als U er maar bent!’ Dan heb je overal vrede mee. Zo kan Abram weer verder, ook met zijn dagelijks werk. Want daar gaat het natuurlijk om. Het gaat erom dat Abram na deze bemoediging weer kracht heeft om met zijn dagelijks werk verder te gaan. We lezen het in vers 18 nog een keer: En Abram sloeg tenten op en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar de HEERE een altaar. Hebron is dus de nieuwe pleisterplaats. Abram blijft in het beloofde land. Lot gaat naar Sodom, Abram naar Hebron. Daar heeft hij het langst gewoond. Daar is hij ook begraven. Daar heeft hij gewerkt, gehandeld, geweid en contacten gehad met de mensen om hem heen. Daar heeft zijn levenswandel respect afgedwongen bij de omgeving, want hij krijgt daar een aantal goede relaties met de stamhoofden. Denk aan Mamre, Amer en Eskol, die we in het volgende hoofdstuk tegenkomen. Alle dingen gaan medewerken ten goede. Abram is bemoedigd. Zo kan hij verder met zijn dagelijks werk. Hij woont bij de eikenbossen van Mamre. Daar stond een terebint, zo’n heilige, Kanaänietische boom. In Sichem stond ook zo’n ruisende eik, die de wil van de afgoden bekend moest maken aan de mensen. Zo één staat hier ook in Hebron. Maar pal daarnaast zet Abram zijn altaar. Hij kan het niet laten om zijn God te dienen! Dat zijn we trouwens van hem gewend. Hij kan niet buiten het altaar. Weet u waarom niet? Omdat hij niet buiten de Heere kan. Net als in Sichem is het een belijdenis, een altaar voor de Heere. Hij schaamt zich niet voor de dienst van de Heere. U wel, in de omgeving waar u werkt? Op iedere pleisterplaats van Abram verrijst een altaar. Daar roept hij de Naam van de Heere aan. Hij houdt de eredienst in ere. Hij roept de Heere aan. In toewijding, in dank, in de dienst der verzoening. Bij die altaren heeft Abram gestaan. Daar heeft hij zich voor God verootmoedigd. Daar heeft hij zijn schuld beleden. Daar heeft hij vergeving gezocht en gekregen. Daar heeft hij vrede met God ontvangen. Daar heeft hij de rijke gemeenschap met de Heere ervaren, zijn aanhankelijkheid mogen belijden, zijn afhankelijkheid mogen beleven en mogen smeken om de vervulling van Gods beloften. www.prekenweb.nl
9/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
Want dat is ook geen vanzelfsprekende zaak, dat God Zijn beloften vervult. Ja, wel vanuit de trouw van God. Maar Hij wil erom gevraagd zijn. Juist dan, als wij het verzondigd hebben en het onwaardig geworden zijn, dan komt dat smeken: ‘O Heere, blijft U toch de Getrouwe, dwars door al mijn ontrouw heen.’ Daar bij dat altaar heeft Abram zijn God gedankt, geloofd en geprezen. Je kan het in twee woorden samenvatten, heel dat altaarleven van Abram: bidden en aanbidden. Ook voor zijn nageslacht, dat nog komen moet. Heel zijn toekomst heeft hij gelegd in de handen van zijn God. Telkens verdwijnt Abram achter het altaar. Herkent u het, dat altaarleven? Zo gaat het van altaar tot altaar. Sichem, Bethel, Hebron. Van Lot lees je niet dat hij in Sodom een altaar voor de allerhoogste God neerzet. Dat is het ergste van zijn leven. ‘Wie ver van U de weelde zoekt, vergaat eerlang en wordt vervloekt.’ Maar Abram zegt: ‘Het is mij goed, mijn zaligst lot, nabij te wezen bij mijn God.’ Gemeente, dat altaarleven, kent u het? Alleen bij het kruis van Christus en aan de troon van de genade wordt de verborgen omgang met de Heere beoefend en de vergeving van zonden ontvangen. Daar wordt het geloof versterkt, de verzoening beleefd en de vrede gesmaakt. Op uw knieën, bij het altaar, in het bidden en in het aanbidden van deze aanbiddelijke God, wordt de Voorspraak bij de Vader gekend, Jezus Christus, de Rechtvaardige. Daar worden de beloften van God waar bevonden en waar gemaakt. Al komt u dan alleen te staan, net als Abram, al kunt u dan helemaal niet meer meegaan met het cultuurpatroon en het denkpatroon van de wereld waarin wij leven, al moet je dan soms tegen familie en vrienden ingaan, ja, tegen eigen vlees en bloed ingaan, bij het altaar ontvangen we kracht en bemoediging om weer verder te gaan. Bij het altaar mag gezongen worden: Deze God is onze God, eeuwig en altoos. (Ps.48:15) Bij het altaar mogen we steunen op de beloften van Gods verbond, ook voor onze kinderen. We mogen erop steunen dat God gezegd heeft: ‘Ik zal Mijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Mijn verbond gedenken. Ik zal niet feilen in Mijn trouw, noch Mijn verbond ooit schenden.’ Wees er mee bezig, gemeente. We hebben niets verdiend. We hebben alles verzondigd. Maar er is een altaar, het kruis van Christus, die biddende Hogepriester. Het offer dat Hij in Zijn doorboorde handen heeft meegenomen in het heiligdom. Pleit op het kruis, pleit op Psalm 72: ‘Zo lang de zon aan de hemel staat, zal Ik Mijn naam voortplanten.’ Val maar neer voor de Heere. ‘Heere, mogen mijn kinderen er ook bij zijn? Allemaal. Niet één uitgezonderd.’ Tenslotte heb ik nog één bijzondere nodiging door te geven vanuit dat altaar van Abram, vanuit dat kruis van onze Heere Jezus Christus. Wees toch niet als Lot, wees toch geen vriend van deze wereld, maar voeg u bij Abram! ‘Ja’, zegt u, ‘maar Abram is begraven in Hebron. Kan Abram ons dan nog van dienst zijn?’ Abram zelf niet. Maar wel zijn zaad, zijn nageslacht, zijn Zoon, die ene Zoon, die ene Nakomeling, aan Wie het land uiteindelijk is toegezegd tot in der eeuwigheid: Christus, de grote Abramszoon. Als wij zo de Naam van de Heere mogen aanroepen bij het altaar, dat ons spreekt van Jezus Christus en van Zijn bloedstorting, daar valt - zegt Paulus in Galaten 3 - de erfenis
www.prekenweb.nl
10/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
van Abram ons ten deel. In Hem en om Hem is er het beloofde land tot in eeuwigheid. En dat zaad uit vers 15 krijgt zijn diepste vervulling in de Heere Jezus Christus. In Galaten 3, dat we samen gelezen hebben, ziet u wat Paulus bedoelt als hij het heeft over de beloftenissen aan Abraham gedaan. Daar staat in vers 16: Nu, zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En de zaden, als van velen; maar als van één. En uw zade, hetwelk is Christus. Kijk, daar hebt u het. Nu zijn we waar we wezen moeten. Abram en zijn kinderen. Ja, allen die uit het geloof van Abram zijn, die zijn kinderen van hem en naar de beloftenis erfgenamen. In vers 9 lezen we: Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met de gelovige Abraham. Dus dat altaar van Abram wijst regelrecht naar het kruis van de grote Zaligmaker. Hij had geen grond om op te staan. Hij is tot een vloek geworden. Hij had alleen maar een kruis om aan te hangen. Dat was zijn altaar, het altaar van het kruis waarop Hij Zichzelf heeft opgeofferd tot in de dood. O Jezus, Man van smarten! Hij ging onder in de vloek van Gods toorn. Want vervloekt is een ieder die niet blijft bij hetgeen in het wetboek geschreven staat. Dat heeft Hij vrijwillig en uit liefde willen doen. Hij heeft Zich doodgeliefd op het altaar van het kruis. Als God nu Zijn Zoon niet gespaard heeft, gemeente, maar Hem heeft overgegeven tot in die kruisdood, zou Hij ons dan met Hem niet alle dingen willen schenken? Het eeuwige leven, Kanaän, de hemel, de verzoening? Ja, zegt Paulus in het laatste vers van dit hoofdstuk: Indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad en naar de beloftenis erfgenamen. Ziet u, gemeente, dat het altijd weer neerkomt op hetzelfde? Indien gij van Christus zijt… De geloofsgemeenschap met de Heere Jezus Christus, daar gaat het om. Die kon Abram niet missen. U wel? Dat zou toch een ramp zijn! Want buiten deze geloofsgemeenschap met de Heere Jezus Christus is er geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Buiten Christus staat ons ook een erfenis te wachten. Die hebben we ook gelezen in Galaten 3: vervloekt onder de wet. Dan komt de toekomende toorn. Dat is vreselijk, om te vallen in de handen van de levende God, onverzoend met God. Dat is ook eeuwig. Dan kunt u beter maar vallen in de doorboorde handen van die grote Zoon van Abram: Jezus Christus en Die gekruisigd, Die ook in deze dienst Zijn armen uitstrekt tot wederhorigen. Wie deze gekruiste Borg mag liefhebben, die is voor eeuwig geborgen. Dan krijgt u Jezus zó lief, dat u zegt: ‘Wie heb ik nevens U omhoog? Niemand! Want Gij, Heere Jezus, zijt mijn rots en mijn deel en mijn eeuwig goed!’ Amen.
Slotzang: Psalm 73:13 Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, Op aarde nevens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten. Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart Of bange nood, mijn vlees en hart, www.prekenweb.nl
11/12
Ds. C.G. Vreugdenhil – De scheiding tussen Abram en Lot
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 28)
www.prekenweb.nl
12/12