Bezint eer gij beloont (1)
De schaamteloosheid voorbij Over inkomensvorming en inkomensverdeling lodewijk de waal
20
Als voorzitter van de fnv Dienstenbond moest ik in het begin van de jaren negentig onderhandelen over de openbaarheid van inkomens. De fnv was daar voorstander van omdat wij meenden dat hierdoor een zodanige maatschappelijke discussie zou ontstaan dat excessieve inkomensvorming aan banden zou worden gelegd. Wij geloofden in het schaamtegevoel, in de calvinistische opvattingen over rijkdom van de Nederlandse ondernemers. Het taboe op praten over het salaris, waardoor zelfs collega’s er met elkaar niet over durfden spreken, wilden wij doorbreken. Mijn Engelse collega John Monks van de tuc (Trades Union Congress) waarschuwde mij voor naïviteit op dit gebied. In zijn land had openheid over salarissen aan de top juist een opstuwende werking gehad. Op de golf course schepten ondernemers op over hun eigen inkomen en wie te laag scoorde zorgde er wel voor dat hij de volgende keer een paar sporten op de inkomensladder was geklommen. Ik deed het af met de toen nog voor de hand liggende veronderstelling dat Engeland een ander sociaal-economisch model en een andere ondernemerscultuur kende. Inmiddels kan ik me dit soort gesprekken op Nederlandse golfbanen heel goed voorstellen. Toch is die openheid een groot goed. Het is Over de auteur Lodewijk de Waal was voorzitter van de vakcentrale fnv en zal per 1 juli a.s. algemeen directeur worden van de vereniging Humanitas
immers nogal onwaarachtig om inkomensverschillen onbekend te laten en daarmee het maatschappelijke debat over een belangrijk thema als inkomensvorming te belemmeren. En het is winst als hierdoor ook voor lagere inkomens en middeninkomens het bespreken van salarisverschillen minder een taboe wordt. Die calvinistische schaamte lijkt tegenwoordig afgelegd. Op zichzelf is dat goed. De krampachtige benepenheid is weg, maar de keerzijde is dat er geen nieuwe moraal voor in de plaats is gekomen. Men lijkt zich aan de top nergens meer iets van aan te trekken. Ik heb zelf de kwestie veel later, in een rede op 1 mei 2001 ¬ ik was toen voorzitter van de fnv ¬ aan de orde gesteld met het voorstel een kleptocratentax in te voeren: een volledige afroming van salarissen die als excessief moeten worden beschouwd (ik stelde de grens toen op circa 3 miljoen gulden). Die interventie had een aantal achtergronden, waarvan de toen van de vakbeweging geëiste loonmatiging er één was. Het is onverdraaglijk dat een deel van het bedrijfsleven dat daartoe de macht heeft, zichzelf aanzienlijke loonsverhogingen toekent, terwijl het ‘gewone volk’ tot bescheidenheid wordt gemaand ¬ soms zelfs door dezelfde voorlieden uit het bedrijfsleven. Ik beoogde ook, door het over de boeg van de belasting te gooien, dat de overheid haar morele oordeel over die topsalarissen zou uitspreken. Immers, men praatte wel heel verontwaardigd
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 20
02-03-2006 16:32:54
Bezint eer gij beloont Lodewijk de Waal De schaamteloosheid voorbij over die hoge salarissen (Wim Kok bijvoorbeeld, met zijn taalkundig curieuze ‘exhibitionistische zelfverrijking’), maar het bleef bij vrijblijvende oproepen.
Het ‘Nederlandse model’ biedt aanknopingspunten voor een degelijke discussie over de topinkomens Je zou verwachten dat politici dit signaal zouden oppakken: hier was een concreet, zij het radicaal voorstel. Maar de moed van politici strekte niet ver. Zelfs het terugbrengen van het enige jaren daarvoor nog geldende toptarief van 72 procent voor hoogste inkomens werd niet overwogen. Wel dwong de vakbeweging in menig sociaal akkoord de werkgevers lippendienst te bewijzen aan de noodzaak aan de top ‘eenzelfde terughoudendheid’ te betrachten als de vakbonden beloofden voor hún achterban. Maar ieder onderzoek toonde weer aan dat veel werkgevers van grote ondernemingen hier lak aan hadden. Niet alleen behielden zij de macht hun eigen salaris naar believen te verhogen, ze maakten er ook ruimschoots gebruik van. In dit artikel wil ik verder gaan dan mijn verontwaardiging uit te spreken over de topsalarissen en een zoektocht ondernemen naar de morele grondslag van inkomensverschillen. Welke inkomensverschillen zijn op grond van welke criteria te rechtvaardigen? Op welke wijze zou daaraan in de praktijk vorm kunnen worden gegeven? Welke rol heeft de overheid, zowel ten aanzien van haar eigen personeel als met betrekking tot belastingheffing en sociale zekerheid? het nederlandse model Kritiek op hoge salarissen aan de top wordt vaak afgedaan als klein Hollands geneuzel. Er wordt dan op gewezen dat landen als Groot-Brittannië
en de Verenigde Staten andere sociaal-economische modellen kennen, waarin men veel minder terughoudendheid betracht ten aanzien van de topinkomens. Dit is echter niet juist: ook in Groot-Brittannië vindt een emotionele discussie plaats over de topinkomens van wat men daar ‘fat cats’ noemt. In de vs introduceerde de overkoepelende vakorganisatie afl/cio een spel genaamd greed (‘hebzucht’), waarin je je salaris en het bedrijf waar je werkt kunt intikken, waarop je kunt zien dat je pakweg 400 jaar moet werken voor het jaarsalaris van je baas. Vergelijkbare verontwaardiging is er in Frankrijk en Duitsland. Zeker is dat het ‘Nederlandse model’ aanknopingspunten biedt voor een degelijke discussie over de topinkomens. De essentie van dit Nederlandse model is mooi omschreven door de ser in het advies Convergentie en overlegeconomie uit 1992. Hierin wordt gesteld dat de overheid en de sociale partners drie centrale doelstellingen delen: > een evenwichtige economische groei, passend binnen het streven naar duurzame ontwikkeling; > een zo groot mogelijke arbeidsparticipatie; > een redelijke inkomensverdeling. Sociale partners moeten zich op die centrale doelstellingen richten, daarbij hun eigen beleidsinstrumenten hanteren en die op elkaar afstemmen. Onderdeel van het model is dat je gezamenlijk en tijdig analyses maakt, die de grondslag vormen voor de adviezen aan de regering. En daar wringt de schoen als het gaat om de derde gedeelde doelstelling, die van een redelijke inkomensverdeling. Met deze doelstelling wordt nog wel rekening gehouden als zij direct verband houdt met het terrein waarop wordt geadviseerd, zoals het wettelijk minimumloon, de bijstandsnorm of de belastingherziening. Maar over wat precies een redelijke inkomensverdeling is, is in de afgelopen decennia zelden of nooit gesproken. De vakbeweging stelt de inkomensverdeling wel aan de orde in de cao-onderhandelingen.
21
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 21
02-03-2006 16:32:54
Bezint eer gij beloont Lodewijk de Waal De schaamteloosheid voorbij Daar vindt immers verdeling van de loonsom plaats, wordt gesproken over verhogingen en over de salarisstructuur. Maar in de reguliere gesprekken over de loonvorming in de cao waken werkgevers er steeds voor om de topinkomens van het management in de discussie te betrekken. Het inkomen van de topmanagers komt nergens binnen de arbeidsverhoudingen automatisch aan de orde. Onder druk van de publieke verontwaardiging over excessieve salarissen komt het thema tegenwoordig hier en daar op de cao-agenda, maar meer als druk- en ruilmiddel dan als kernthema. In ruil voor het afvoeren van dit agendapunt krijgt ‘het gewone volk’ er soms wat centjes bij, maar het geeft topmanagers en hun commissarissen de gelegenheid dit onder elkaar te blijven regelen ¬ met een voorspelbare uitkomst. functiewaardering Om te kunnen bepalen wat een redelijke inkomensverdeling is, moet er beter worden nagedacht over de vraag wát je nu eigenlijk beloont. Wie gelooft in de grenzenloze werking van de markt, is natuurlijk snel klaar: de onzichtbare hand van de markt zal zijn werk doen. De vraag blijft dan echter onbeantwoord waarom dit een rechtvaardige verdeling zou opleveren.
22
In een respectvolle, humane samenleving scoort verantwoordelijkheid voor mensen hoger dan verantwoordelijkheid voor kapitaalgoederen Sommigen stellen dat je zou moeten bepalen wat een individu via zijn of haar arbeid toevoegt aan de productie van een onderneming. Omdat bijna altijd gewerkt wordt in teamverband is dat
technisch een moeilijke kwestie, zekere in complexe ondernemingen. Soms hebben mensen in een relatief ondergeschikte positie een sleutelfunctie: letterlijk geldt dit voor de portier zonder wie het bedrijf niet kan beginnen, figuurlijk voor een ict-medewerker die het hele bedrijf plat kan leggen. Al met al biedt deze benadering dan ook weinig aanknopingspunten. Nu is er in de vakbeweging uiteraard veel nagedacht over de vraag wat je eigenlijk zou moeten belonen. De markt speelt in dit denken een ondergeschikte rol: het gaat erom de waarde van het ‘arbeidsoffer’ te definiëren. Voor iedere functie vraagt men zich af wat het arbeidsoffer van een willekeurige werknemer voor die functie zou kunnen zijn. Dit is de kern van de functiewaardering, die we in veel cao’s terugvinden. Een functie wordt opgesplitst in elementen, die elementen worden op waarde geschat, en uiteindelijk bepaalt de som van die waarden een rangorde in een bedrijf of een bedrijfstak. Vervolgens wordt er een loonniveau aan de functieverdeling gekoppeld. Op dat moment raakt het marktdenken het inhoudelijk waarderen van een functie. De elementen waarin de functie wordt gesplitst, worden hoger gewaardeerd naarmate ze ‘zeldzamer’ zijn. Handarbeid is minder zeldzaam dan leidinggevende capaciteiten, staat maatschappelijk minder in aanzien en wordt dus lager gewaardeerd. Er zou eigenlijk voortdurend discussie moeten plaatsvinden over de juistheid van de weging. Worden bijvoorbeeld mannelijke eigenschappen niet bevoordeeld boven de ‘verzorgende’, meer feminiene eigenschappen? Beroemd is het voorbeeld van de man die auto’s op een parkeerplaats bewaakt en hoger gewaardeerd wordt dan iemand die werkt in de kinderopvang ¬ een mooi voorbeeld van hoe kapitaal in sommige wereldbeelden vóór mensen gaat. Dit verklaart ten dele waarom er nog altijd een verschil in beloning is tussen mannen en vrouwen. ‘Mannelijke’ eigenschappen als ‘de baas zijn’ en ‘risico lopen’ worden mijns inziens overgewaardeerd. Fysieke risico’s (slijtage door
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 22
02-03-2006 16:32:54
Bezint eer gij beloont Lodewijk de Waal De schaamteloosheid voorbij zwaar werk) worden aan de andere kant weer onvoldoende gecompenseerd, zeker als je ze vergelijkt met de soms doorgeschoten weging van ‘verstandelijke’ eigenschappen. Kortom, er zou discussie moeten plaatsvinden over eeuwenoude (voor-)oordelen, soms gebaseerd op schaarste, soms op culturele opvattingen, soms gewoon op macht. Toch kan hier een relatie worden gelegd tussen het marktdenken en redelijke inkomensverhoudingen: je kunt discussiëren over de marktprijs van een arbeidsoffer en over de inhoudelijke waarde van een functie.
Prestatiebeloning heeft een vaste plaats gekregen in het handboek van de moderne personeels manager In die discussie zal een humanist de systemen doorlichten op rechtvaardigheid, en functie-elementen toetsen op hun bijdrage aan duurzaamheid, hun neutraliteit ten aanzien van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen, hun bijdrage aan een respectvolle, humane samenleving. Dat zou een samenleving moeten zijn waarin verantwoordelijkheid voor mensen hoger scoort dan verantwoordelijkheid voor kapitaalgoederen. Excellentie mag op sommige gebieden best beloond worden: in geld als daar aanleiding toe is, maar liever nog met immateriële waardering, bijvoorbeeld in de vorm van een opleiding die mogelijkheden biedt voor ontwikkeling in je functie naar meer zinvol werk. ‘marktconforme’ topsalarissen Bij het bepalen van de loonlijn die aan de rangorde van functies gekoppeld is, doet zich vaak iets merkwaardigs voor als de hoogste functies in zicht komen. Veel bedrijven passen deze waardering alleen toe op functies onder het niveau van de Raad van Bestuur. En voor zover
ze die functies wel in de vergelijking betrekken, schiet de loonlijn vaak sky high omhoog. Bovendien worden vaak bonussen toegekend die niets met het arbeidsoffer te maken hebben, maar met het bereiken van meestal materialistische doelstellingen van de onderneming. Weg redelijke inkomensverhoudingen, welkom aan de theorie van de prijsprikkels. Onder invloed van de globalisering is een marktfundamentalisme tot ontwikkeling gekomen, dat de traditionele inkadering van functiewaardering en loonschalen in ons model dreigt te slopen. Een ander mensbeeld rukt op: de mens die vooral door geld moet worden aangezet tot hogere productiviteit. Prestatiebeloning heeft een vaste plaats gekregen in het handboek van de moderne personeelsmanager. In mijn ervaring werkt het overigens meestal niet. Nederlanders hebben het niet zo op jaagsystemen en extreem goed of slecht beoordelen. Zeker het middenkader ziet de mens liever als collega dan als homo economicus, als concurrent, als productiefactor of als overlever in een darwinistisch scenario. Maar voor de top is steeds meer een andere, meer Angelsaksische cultuur gaan gelden. Vanuit het aandeelhoudersbelang gedacht, zijn het vooral de korte-termijndoelstellingen die de beurswaarde van een onderneming bepalen. Wat de gevolgen kunnen zijn als dit het gedrag in hoge mate beïnvloedt, hebben bedrijven als Enron en Ahold laten zien. Hier is het mensbeeld zo ver doorgeschoten dat het niet alleen niet meer humaan is, maar bovendien economisch contraproductief. Het is niet verwonderlijk dat verkeerde prikkels verkeerd gedrag opleveren als het om zulke grote bedragen gaat. Bovendien, als de leiders in een samenleving zó sterk de nadruk leggen op materialistische waarden, geven zij een verkeerd voorbeeld aan de middengroepen die zich vaak spiegelen aan het zogenaamde goede leven aan de top. Het is een oud-Hollandse grap: ‘Grote stelen, kleine stelen, maar grote stelen het meest.’ Het gedrag van de top stimuleert de middengroepen het eigen belang voorop te stellen. Als je al gelooft dat geldelijke prikkels voor veel mensen werk-
23
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 23
02-03-2006 16:32:54
Bezint eer gij beloont Lodewijk de Waal De schaamteloosheid voorbij zaam zijn ¬ onderzoek wijst overigens in een andere richting ¬ dan kun je beter aansturen op algemeen onderschreven doelstellingen als duurzame groei, hoge arbeidsparticipatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Zou het arbeidsoffer van de minister-president werkelijk groter zijn dan dat van een reorganiserende directeur van een groot ziekenhuis?
24
Pleidooien voor matiging van inkomens aan de top stuiten keer op keer op de tegenwerping dat die topsalarissen nu eenmaal worden afgedwongen door marktwerking. Soms geloof ik daar wel in. Een klein deel van de beroepsvoetballers realiseert fabelachtige inkomens. Maar hier is aantoonbaar sprake van een transparante markt: ze worden weggekocht als ze te goed en te goedkoop zijn. Dat kunnen we allemaal waarnemen. Dergelijke spectaculaire verkopen komen onder topmanagers vrij weinig voor. Bovendien komen er veel meer buitenlanders naar Nederland dan dat er Nederlandse ‘topmanagers’ worden weggekocht door buitenlandse ondernemingen. Nu is het van tweeën één: óf die markt werkt helemaal niet zo perfect (misschien bestaat hij zelfs wel niet), óf de Nederlandse managers zijn niet goed genoeg om weggekocht te worden. Beide mogelijkheden leveren niet echt een motief op voor een hoog salaris. Te gemakkelijk wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat er een prijsopdrijvende markt bestaat. Niet alleen krijg je vaak de indruk dat er een markt gezocht wordt bij het gewenste salarisniveau, men zoekt eenvoudig niet naar geschikte mensen die het voor een ‘gewoon’ salaris willen doen. Kortom, in veel gevallen is het arbeidsmarktargument flauwekul. Als men de moeite zou nemen de werking van de arbeidsmarkt voor deze topfunctionarissen echt uit te
zoeken, zou men gedwongen zijn vraagtekens te zetten bij de eigen riante beloning. Het zou een goed idee zijn om hier een omgekeerde bewijslast in te voeren: degenen die zichzelf of anderen zo rijkelijk belonen moeten aantonen dat die beloning werkelijk ‘marktconform’ is. Nu steeds meer multinationals zich erop laten voorstaan dat zij ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’, is het wonderlijk dat een redelijke inkomensverdeling daar vrijwel nooit een onderdeel van lijkt te zijn. Wie bijvoorbeeld de General Business Principles van Shell erop napluist zal niets vinden over de noodzaak van een redelijke inkomensverdeling. Ik sprak er met enkele topondernemers over, en ze waren even stil. Vervolgens kwam er het argument van de marktwerking die alles bepaalt, maar ze leken zich er toch enigszins ongemakkelijk bij te voelen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen gáát immers over beschaafde correcties op die marktwerking. En is het beschaafd, is het maatschappelijk verantwoord, dat de baas van Unilever een salaris heeft dat in de miljoenen euro’s loopt, terwijl een theeplukster in India van haar loon nauwelijks haar kinderen kan voeden? Is het dan voldoende te verklaren dat je je houdt aan het plaatselijk verplichte minimumloon? Vernederende inkomensverschillen staan haaks op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Definieer het minimale inkomen ten minste als een ‘leefbaar minimumloon’, een loon waarvan een individu en degenen die direct van hem of haar afhankelijk zijn, kunnen leven. En laten we vervolgens de discussie aangaan op basis waarvan de beloning van verschillende functies maximaal kan verschillen. Een verhouding van één op honderd zou in een aantal gevallen al een spectaculaire verlaging van de topsalarissen of een even spectaculaire verhoging van de minimumlonen betekenen. beloning in de publieke sector In het licht van de voorgaande beschouwing over redelijke beloningsverhoudingen en de rol van marktwerking is de recente discussie
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 24
02-03-2006 16:32:54
Bezint eer gij beloont Lodewijk de Waal De schaamteloosheid voorbij over salarissen in de publieke en semi-publieke sector hoogst interessant. Waarom is er eigenlijk zo veel meer opwinding in de politiek over salarissen in de publieke sector dan over die in de marktsector? En is het terecht dat men voetstoots aanneemt dat het salaris van de minister-president het maximum zou moeten zijn? Zou het arbeidsoffer van de minister-president werkelijk groter zijn dan dat van een reorganiserende directeur van een groot ziekenhuis? En zijn de talenten die benodigd zijn voor de functie van minister-president inderdaad schaarser dan die van een secretaris-generaal van een groot ministerie die het beleid moet uitvoeren? Over dit soort vragen stapt men wat al te gemakkelijk heen. ‘Wie de hoogste verantwoordelijkheid draagt, moet ook het meeste betaald worden. En dat is in onze ogen de minister.’, aldus Hans Dijkstal van de gelijknamige commissie in nrc Handelsblad. Alsof alleen verantwoordelijkheid de waarde van een functie bepaalt! De opwinding over de beloning van sommige publieke functies is overigens zeer begrijpelijk, juist door het ontbreken van transparantie over de besteding van ons belastinggeld. Waarom ‘verdient’ een baas van een hbo-instelling ruim _ 225.000 en waarom ging dit salaris in 2004 15 procent omhoog, toen de rest van het onderwijs op de nullijn werd gehouden? Ik heb in de publieke discussie maar één argument van inhoudelijke aard gehoord: de grootte en complexiteit van de instelling. Maar is dat voldoende rechtvaardiging? Hier ziet men overigens twee ontsporingen tegelijk. Ten eerste is er voor deze functies in het hbo wel degelijk een systeem van functiewaardering (Hay) en dat indiceert een (overigens ook niet mis) basissalaris van _ 160.000. Kennelijk vindt men dat niet genoeg. Ten tweede zijn deze bestuurders tegen de wens van de bonden uit de onderwijs-cao gehaald, waardoor een ‘verdelende’ en matigende discussie met de vertegenwoordigers van de andere werknemers is bemoeilijkt. Nog schrijnender zijn de vaak zeer hoge salarissen in de care-sector, waar cliënten maar eenmaal per week onder
de douche mogen, terwijl de directeur meer verdient dan de minister-president. Het venijn zit vaak in de variabele beloning die bovenop het basissalaris komt. Kennelijk zijn bestuurders van mening dat als je je werk goed doet, het basissalaris ontoereikend is. Een gedachte die leidt tot een loterij zonder nieten. Zo spelen politici en topambtenaren haasje over met hun inkomens. En ‘Dijkstal’ werkt daar in feite aan mee. Wie de publieke zaak wil dienen, moet over een karakter beschikken dat niet door hebzucht en geldzucht wordt gekenmerkt. Is het louter najagen van eigenbelang in veel ondernemingen al contraproductief, in een dienende functie in de publieke sector levert het zeker de verkeerde managers op. De publieke zaak is niet gediend met zelfverrijking. Dit betekent dat hier ten dele van een afgezonderde arbeidsmarkt sprake is: namelijk een van mensen die een zeker idealisme, hart voor de publieke zaak, stellen boven gewin op korte termijn.
Als je een vaste verhouding van één op tien in bruto salaris zou hanteren tussen ‘sociaal minimum’ en de top van de ambtenarij en politiek, komt er vast een extraatje voor de minima in zicht
25
Dat geldt des te meer voor politici: willen wij werkelijk mensen in de politiek die het ‘voor het geld’ doen? Die niet een stap terug willen doen als ze al veel verdienen? Willen we topmanagers in de politiek die niet komen als ze niet dik betaald worden? Of willen we mensen die bereid zijn een offer te brengen om de publieke zaak te mógen dienen? Ik zou zeggen: liever idealisme dan zucht naar geld. En dat ‘offer’ is nu ook weer
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 25
02-03-2006 16:32:55
Bezint eer gij beloont Lodewijk de Waal De schaamteloosheid voorbij niet zo groot: van het salaris van politici, topambtenaren en bestuurders van semi-publieke instellingen kun je opperbest leven. Verder is van belang dat de overheid en veel semi-publieke instellingen monopolist zijn: de ‘klanten’ kunnen niet elders terecht, en kunnen meestal niet hun ongenoegen uiten door weg te blijven, zoals destijds de klanten van Albert Heijn deden vanwege ‘de tien miljoen van Moberg’. Ten slotte geldt voor de publieke sector, evenals voor vakbonden en fondsenwervende instellingen, dat je je er scherp van bewust moet zijn dat je salaris wordt opgebracht door mensen die vaak onbetaald vrijwilligerswerk doen voor dezelfde organisatie, maar zelf een veel bescheidener inkomen hebben. Jouw geld komt uit hun portemonnee! Alle reden voor extra terughoudendheid.
Grote inkomensverschillen zijn vernederend en een vorm van diefstal
26
Ik zou ervoor willen pleiten in de publieke sector een koppeling te leggen tussen de onderkant van het loongebouw en de bovenkant. Jarenlang is het sociaal minimum niet verhoogd en is de armoede toegenomen: hier greep de overheid in vanwege onder meer schaarse middelen. Aan de top is vaak wel degelijk flink extra verdiend, al was het maar via arbeidsmarkttoeslagen voor secretarissen- en directeuren-generaal. Het karakter van de publieke sector brengt met zich mee dat het adagium moet zijn ‘samen uit, samen thuis’. Waarom zouden we de inkomens van politici niet koppelen aan het sociaal minimum? Als je een vaste verhouding van één op tien in bruto salaris zou hanteren tussen ‘sociaal minimum’ en de top van de ambtenarij en politiek, komt er vast een extraatje voor de minima in zicht. Voor de toekomst zou het een stimulans bieden om de minima niet te snel achter te laten lopen.
de herverdelende overheid Behalve als werkgever en als normgever voor de aanpalende semi-publieke sector, speelt de overheid ook een rol door te herverdelen via het belastingstelsel en een bodem te leggen onder het inkomensgebouw via een wettelijk minimumloon en een daarvan afgeleid sociaal minimum. Dat laatste is, zoals ooit werd gesteld, op zichzelf een teken van beschaving, ware het niet dat veelvuldig met deze sociale bodem is gemanipuleerd. Het sociaal minimum zou een inkomen moeten zijn waarvan, in de gegeven maatschappelijke omstandigheden, iemand fatsoenlijk kan leven. Het is echter zeer de vraag of het sociaalminimumniveau iemand in staat stelt om deel te nemen aan onze welvaartsstaat. Het staat wel vast dat culturele ontwikkeling, aanschaf van dure boeken of van mooie muziek niet binnen het bereik van de sociale minima liggen. Toenemende armoede gaat gelijk op met de eerder besproken verrijking aan de top. Wat eens een teken van beschaving was, is verworden tot een niveau waarop je gedwongen wordt tot een geïsoleerd bestaan, zonder uitjes, zonder culturele ontwikkeling, zonder cadeautjes voor je omgeving. Er is alle aanleiding om daar iets aan te doen. Als het kabinet daarvoor budgettair tekortkomt, is herverdeling via het belastingstelsel helemaal niet zo gek. Er zijn zulke simpele dingen te bedenken voor politici met lef: maximering van de hypotheekrenteaftrek bijvoorbeeld, of herstel van een hoog tarief in de inkomstenbelasting voor veelverdieners. conclusies In het voorgaande heb ik een aantal mogelijkheden om het tij te keren de revue laten passeren. Ik vat ze nog eens kort samen: > De ser gaat zich fundamenteel op dit onderwerp bezinnen. Een redelijke inkomensverdeling is immers een centraal doel van werknemers en werkgevers.
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 26
02-03-2006 16:32:55
Bezint eer gij beloont Lodewijk de Waal De schaamteloosheid voorbij > De overheid moet normen stellen: zowel in haar herverdelende taak via een fiscaal toptarief als door hernieuwde bepaling van een leefbaar sociaal minimum. > De overheid als werkgever moet de inkomensverdeling onder haar verantwoordelijkheid niet schever maken; dus geen eenzijdige aandacht voor de top. > De overheid als toezichthouder in de semipublieke sector moet normen stellen, bijvoorbeeld een salarisverhouding van één op tien. Het salaris van de minister-president hoeft niet altijd het maximum te zijn. > Er moet een nieuwe discussie komen over de waarden achter de functiewaardering. In dat kader zou de discussie over wát er gewaardeerd wordt, moeten herleven. Betrek hierbij waarden als sociale verantwoordelijkheid, zorgzaamheid en inzet voor een fatsoenlijke samenleving. > Betrek de ‘top’ in de cao-onderhandeling over de verdeling van de loonsom. > Toets kritisch of arbeidsmarktargumenten wel relevant zijn; draai hier de bewijslast om. > Een redelijke inkomensverdeling wordt onderdeel van (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen. De bodem wordt een ‘living wage’. > Inspirerend leiderschap vraagt om voorbeeld-
gedrag vanuit humane waarden. Ook als het om inkomen gaat. Heel veel geld verdienen doet geen goede dingen met mensen. Het is ook slecht voor de sociale cohesie. Het verdeelt het land en geeft de verkeerde prikkels: richting korte-termijndenken, shareholders value en zelfs fraude. Het gaat erop lijken alsof alles in geld waardeerbaar is en alsof geld de maatstaf van alle dingen is. Grote inkomensverschillen zijn bovendien vernederend en een vorm van diefstal. Waardering voor het individu, betrokkenheid op elkaar, zorg voor elkaar, gedeelde waarden en normen, bescheidenheid en fatsoen, duurzaamheid van ondernemen komen onder druk bij exorbitante verschillen in inkomen. Leiders die vasthouden aan grote inkomensverschillen missen een essentieel onderdeel van leiderschap: ze zijn geen onderdeel meer van de groep die ze leiden. Ze geven een verkeerd voorbeeld aan degenen die onder hen werken, inspireren de samenleving op een verkeerde manier en stimuleren onverschilligheid over het lot van de mensen die aan de onderkant van de samenleving verkeren. Dit artikel is een bewerking van de Socrateslezing die Lodewijk de Waal op 1 december 2005 uitsprak in de Rode Hoed te Amsterdam.
27
s & d 3 | 20 0 6
S&D3-2006.indd 27
02-03-2006 16:32:55