De RI&E: het mes snijdt aan twee kanten De kerndeskundige weet niet altijd waar hij terechtkomt als hij een RI&E gaat toetsen. Vaak kan hij de RI&E gewoon zakelijk beoordelen. Maar soms is er sprake van een situatie waarin hij een welwillende preventiemedewerker aantreft in een enigszins onverschillige omgeving, terwijl hij zeker weet dat het resultaat van de ‘arbo-inspanningen’ zoveel beter kan en niet mag eindigen bij een negatief RI&E rapport… Onderstaand een voorbeeld uit de praktijk van een RI&E toetsing die ik een paar jaar geleden heb uitgevoerd. De toetsing vond plaats in een verpleeghuis in het westen van het land.
Het voorbeeld geeft inzicht in het spanningsveld waarin de preventiemedewerker en kerndeskundige samenwerken rondom de toetsing.
Mijn eerste indruk Ik stap het gebouw binnen en geef mijn ogen goed de kost. De grote hal is ruim en licht, maar maakt desondanks een onverzorgde, rommelige indruk. Beter kijkend, zie ik uitgebloeide planten en plantenbakken die als asbak in gebruik zijn, vuil serviesgoed op allerlei plekken, overvolle vuilnisbakken en een vieze vloer. Pilaren en deurposten zijn beschadigd door de vele rolstoelen van bewoners die er dagelijks langs komen. De keukendeur staat open en hoewel er muziek vandaan komt, zie ik dat ook de keuken rommelig is. Op een broodplank – in het zicht – ligt een groot broodmes te wachten op actie. Ik loop door het restaurant om mijn gesprekspartner voor het toetsingsbezoek te ontmoeten. Weer zo’n ruimte die opvalt door licht, lucht, ruimte en warme kleuren. De makers hebben hun best gedaan om een gezellig en kleurig thuis te bieden, maar ook hier is de aanblik rommelig en – door de vele beschadigingen – verveloos.
Praten in onmogelijkheden Mijn gesprekspartner is Corrie, de preventiemedewerker die op deze locatie verantwoordelijk is voor de uitvoering van het arbobeleid. Ze is duidelijk gespannen en vertelt me binnen vijf minuten al dat veel knelpunten uit de rapportage van de quickscan RI&E van driekwart jaar geleden, nog niet zijn opgelost.
De manager ontvangt ons met koffie. Ik vraag haar welke knelpunten zij belangrijk vindt. Behalve haar wens van automatische elektrische deuren op de locatie – dat scheelt zoveel in beschadigingen door rolstoelen en rollators – weet ze niet veel te noemen. Doorvragend geeft ze aan dat ze het wel heel druk heeft gehad met andere zaken. Wat mij opvalt is dat ze vooral praat over onmogelijkheden op arbovlak: gebrek aan geld, aan ruimte en aan medewerkers die arbotaken op zich willen nemen of aandachtsfunctionaris willen worden.
Roepende in de woestijn Tijdens de rondgang op de locatie begrijp ik dat Corrie voor veel arbozaken de handen niet op elkaar krijgt. De cultuur in het kleine arboclubje is er een van makkelijk vergaderingen afzeggen en niet komen opdagen, zoals ook met de manager regelmatig het geval is. Als er zaken opgepakt moeten worden, is Corrie altijd degene die het werk doet. Ze staat er eigenlijk alleen voor en dat betekent dat op de afdelingen waar zij dagelijks werkt het nog wel redelijk is gesteld met arbo, maar op de andere afdelingen veel slechter. Corrie voelt zich een roepende in de woestijn.
Mijn ronde door het gebouw Door een paar deuren van natte ruimten op die afdelingen te openen, ben ik er snel achter dat het met de schoonmaak triest is gesteld. Het ruikt er niet fris en er zijn vieze plekken op muren en vloeren. Ik zie een flink veiligheidsrisico. In de gangen zijn zithoekjes gemaakt die een risico kunnen vormen bij evacuatie in geval van nood. Er hangt een gordijn voor de nooduitgang, dat ziet er zo gezellig uit…
Ook onder de brandblusmiddelen in de hal, is een zithoekje voor patiënten gecreëerd. Daar rookt men zelfs, maar in geval van nood krijg je deze bewoners niet snel weg van hun plek. Aanwezige medewerkers kijken me vreemd aan als ik ze erop wijs dat de brandblusser snel gepakt moet kunnen worden. De deuren van de rookruimten staan bijna allemaal open. Want anders moeten rolstoelgebruikers er zo mee worstelen, zo wordt mij verteld. Dit betekent dat door het hele gebouw de sigarettenrook te ruiken is. Mijn vragen over de schoonmaak, de beschadigingen van muren en deuren en de verveloosheid worden gelaten aangehoord (“Dat is altijd zo op een locatie als deze…”). De teamkamer is al krap, maar door rondzwervende persoonlijke bezittingen van medewerkers, werkplekken met verouderd en deels kapot meubilair en een kast die overduidelijk in gebruik is als verzamelplaats voor medicijnen en allerlei andere zaken, biedt het geen goede plek om te werken of te pauzeren. Opvallend is ook dat er in het gebouw veel kamers zijn die in gebruik zijn als opslag van kapot en ongebruikt meubilair maar ook van allerlei losse spullen (zoals bijvoorbeeld luchtbed en een fietspomp). Ik hoor dat er plannen zijn om deze spullen te repareren en te hergebruiken, maar voorlopig liggen ze al jaren opgeslagen in ruimten die nodig zijn voor andere doeleinden. De keuken is rommelig en de koelkast vies. Er zitten geen houdbaarheidsstickers op producten en in de opslagruimte staan etenswaren gewoon op de viezige vloer. Mijn commentaar op de klaarliggende broodplank mét broodmes wordt met allerlei verklaringen van een medewerkster vergoelijkt. En de verklaring waarom de deur openstaat ondanks de grote sticker “Deur sluiten svp!”, is dat zij op deze
manier contact kan houden met collega’s en patiënten. Mijn opmerking over het mes, dat door iedereen gepakt kan worden, wordt begroet met een vrolijk “O, maar dat is nog nooit gebeurd, hoor!” Ik ben klaar met mijn ronde en mijn oordeel over het gebouw.
Onverschilligheid De toetsing laat geen positief beeld zien en de toelichting daarbij is simpel. Ondanks de inzet van de preventiemedewerkster, ontbreekt het bij de medewerkers op de werkvloer aan kennis en bewustzijn van risico’s op het gebied van arbeidsomstandigheden. Daardoor heb ik geen vertrouwen in de slagvaardigheid, mocht een risico zich voordoen. In zekere zin is er zelfs sprake van onverschilligheid voor mogelijke risico’s. In mijn rapportage zet ik eerst de feiten op een rij en kies er een paar uit, waarvan ik laat zien hoe die zich kunnen ontwikkelen tot risicovolle situaties. Veiligheidsrisico’s hebben de de hoogste prioriteit. Het zithoekje onder de kast met de slangenhaspel werk ik uit in een voorstelling waarbij de slang nodig is om een brand te blussen en eerst patiënten moeten worden weggeleid. Die begrijpen niet waarom dat moet, want ze zitten er zo fijn. Misschien stribbelen ze zelfs tegen. Vervolgens moeten de meubels aan de kant en daarna kan het blussen pas beginnen. Een verlies van kostbare tijd.
Onvoldoende slagkracht Ik vind het een groot probleem als er geen risicobewustzijn bij medewerkers aanwezig is.
Als je daarnaast ook nog te maken hebt met een leidinggevende die denkt in onmogelijkheden, weinig voorbeeldgedrag laat zien en een preventiemedewerker die in haar eentje voort tobt, is er weinig reden om een positief toetsingsrapport te schrijven. Juist het gebrek aan kennis en besef van hoe het hoort te zijn, hoe je problemen creatief kunt benaderen en vooral samenwerking kunt en moet creëren om een situatie te verbeteren, maakt een plaatje zorgelijk. Een preventiemedewerker kan niet alleen een situatie veranderen, hij of zij heeft de steun nodig van de manager ter plaatse – op strategische momenten soms zelfs van de directie – en de hulp van collega’s die dagelijks een veilige, goede, verzorgde en schone werk- en leefomgeving op de eerste plaats stellen. Uit ervaring weet ik hoe lastig het kan zijn als er zaken vernieuwd of besteld moeten worden, terwijl er geen geld is en facilitaire afdelingen de bestelling geen prioriteit vindt. De preventiemedewerker heeft, zonder steun van het lijnmanagement, goede bedoelingen, maar onvoldoende bevoegdheid om een oplossing te realiseren op korte termijn. En
door
alle
zaken
die
eindeloos
slepen,
verliest
de
preventiemedewerker uiteindelijk vaak de motivatie.
Afkeuren RI&E afkeuring
geen
persoonlijke
Uiteraard is het lastig om een RI&E af te keuren waar een preventiemedewerker hard aan heeft gewerkt. I In dit geval begrijpt de preventiemedewerker uit ons gesprek, dat een afkeuring van de RI&E op dit moment geen afkeuring van haar als persoon betekent, maar slechts een signaal is voor de directie.
Ze snapt ook dat ik haar vraag om versterking juist honoreer door een kritisch RI&E rapport, met toelichting voor de directie. Hen vertel ik dat de RI&E over een half jaar goedgekeurd kan worden, mits er nu een plan van aanpak wordt gemaakt en men voortvarend aan de slag gaat. Ik haak daarbij aan bij de wens van de directie dat dit verpleeghuis in de omgeving een goede naam krijgt. Deze ‘arbosituatie’ – die uiteraard ook zijn weerslag heeft op de patiëntenpopulatie – levert daar geen bijdrage aan! Met vereende krachten is een nieuwe weg ingeslagen. De manager heeft geld ter beschikking gekregen van de directie om een aantal zaken te realiseren. Onder andere ook de elektronische deuren! Tegelijkertijd is er met man en deskundigheidsbevordering, het
macht gewerkt aantrekken
aan van
aandachtsfunctionarissen en via voorbeeldgedrag ook aan het verbeteren van de motivatie op het gebied van samenwerking voor betere arbeidsomstandigheden.
Metamorfose Een half jaar later kan ik een positief oordeel vellen over de locatie. Er is enorm opgeruimd en veel van de opslagruimten zijn bestemd voor andere doeleinden, waarmee het ruimteprobleem grotendeels is opgelost. De hal is omgetoverd tot een ware ontvangstruimte die er verzorgd en goed uitziet. De schoonmaak is aanzienlijk verbeterd, de nooduitgangen en andere gangen zijn vrijgemaakt van meubilair en de keuken is een schone frisse ruimte geworden met stellingen voor opslag van etenswaren. Ik vind het leuk om op de afdeling nu een paar aandachtsfunctionarissen te ontmoeten die, onder de gedreven
aanmoediging van Corrie, hun schouders onder de arbeidsomstandigheden hebben gezet en het een persoonlijke uitdaging vinden om de veiligheid, schoonmaak en verzorging, tezamen met de handhaving van het rookbeleid een ster mee te geven. Op mijn voorzichtige constatering, dat er een kop koffie over de vloer is gegaan, wordt meteen een mop gehaald om dit op te dweilen. Een grapje over een RI&E-rapport over koude koffie op de vloer tekent de goedmoedige sfeer van dit bezoek. De medewerkers zijn trots op wat ze hebben gerealiseerd binnen het beperkte budget. Lockers voor de collega’s bijvoorbeeld, zodat hun persoonlijke bezittingen niet meer overal en nergens over de afdeling zwerven. Een gezellige teamkamer als pauze- of werkruimte en een aparte – niet te dure! – medicijnkast. Kortom, een metamorfose!
Verbetering arbeidsomstandigheden De aandachtsfunctionarissen zijn medewerkers die tijdens het werk ook kennis overdragen aan collega’s. Zij stimuleren anderen voortdurend om de afdeling veilig, opgeruimd en netjes te houden. Ze zijn er trots op dat medewerkers het huis nu met een gerust hart aan familie zouden aanraden. Corrie, als aanjager van dit alles, is blij met de complimenten die ze krijgt. Ze voelt dat haar inzichten worden gedeeld. Tenslotte ga ik – als kerndeskundige – tevreden naar huis, omdat ik niet ben blijven steken in het afkeuren van de RI&E met demotivatie van de preventiemedewerker en sneue arbeidsen leefomstandigheden voor medewerkers en patiënten tot gevolg.
Het is gelukt om preventiemedewerker Corrie een hart onder de riem te steken, het management in beweging te zetten voor arbeidsomstandigheden en medewerkers zover te krijgen dat ze plezier hebben in samen op dagelijkse basis te werken aan een prettige werk- en leefomgeving voor hun patiënten en henzelf. Het mes snijdt daarmee aan twee (of meer?) kanten! Mieke Vermeer-Pennekamp is (gecertificeerd) kerndeskundige en voert sinds 2008 RI&E toetsingen uit. Tot september 2014 was ze als kerndeskundige verbonden aan een GGZ-instelling in het westen van het land. © BG magazine
Medewerkers ervaren fysieke klachten door stress op het werk Voor 39 procent van de Nederlandse medewerkers geldt dat stress gerelateerd aan werk fysieke klachten verergert met 26 tot 50 procent. Voor nog eens bijna een derde van hen (30 procent) ligt dit zelfs op 51 tot 75 procent. Dit blijkt uit onderzoek naar de relatie tussen werkstress en fysieke klachten die het welzijn van medewerkers verminderen uitgevoerd in opdracht van Fellowes, een leverancier van ergonomische accessoires voor de werkplek.
Beroepsrisico no. 1 Eind vorig jaar startte minister Asscher zijn vierjarige aanpak van beroepsrisico nummer 1; werkstress. Asscher wil met het terugdringen van stress op het werk het welzijn van medewerkers verbeteren, zodat zij minder verzuimen. Asscher stelt dat een derde van het werkgerelateerde ziekteverzuim in Nederland wordt veroorzaakt door werkstress. Ziekteverzuim kan voor een organisatie in de kosten lopen. Uit eerder onderzoek blijkt dat ziekteverzuim voor de Nederlandse werkgevers een kostenpost oplevert van ruim 3,3 miljard euro.
Werkstress
verergert
fysieke
klachten In het meest recente onderzoek in opdracht werden 250 kenniswerkers ondervraagd. De respondenten werd gevraagd waar hun fysieke klachten, zoals pijn in de rug en/of schouders en nekpijn, vandaan komen. 15 procent van de ondervraagden antwoordde hierop: “Doordat ik stress ervaar op mijn werk“. Hiermee staat werkstress op de vijfde plek in de top-5 van de grootste veroorzakers van fysieke klachten op de werkplek. Deze top-5 bestaat verder uit een slechte werkhouding ten gevolge van een niet goed afgestelde stoel (1), of bureau/tafel (2), een verkeerde hoogte van het beeldscherm van de pc (3) of laptop (4). Bij organisaties met meer dan 100 medewerkers geeft een op de tien respondenten aan dat de mate waarin werkstress hun fysieke klachten verergert zelfs tussen de 76 en 90 procent is.
Leeftijd Oudere medewerkers hebben meer last van werkstress die de fysieke klachten verergert. In de leeftijdscategorieën onder de 35 jaar, de daaropvolgende leeftijdscategorie en de leeftijdcategorie 46 tot 55 jaar geven de meeste respondenten aan dat hun fysieke klachten door werkstress met 26 tot 50 procent verergeren. Bij medewerkers boven de 55 jaar stijgt de mate van invloed van werkstress op de fysieke klachten; 2 op de 5 respondenten geeft aan dat werkstress hun fysieke klachten verergert met 76 tot 90 procent. Opvallend is ook dat in de jongste generatie 1 op 10
respondenten aangeeft dat werkstress direct (100 procent) invloed heeft op de fysieke klachten.
Geslacht Daarnaast
hebben
vrouwen
hier
vaker
last
van
dan
hun
mannelijke collega’s. Bijna een derde van de vrouwen (32 procent) geeft aan dat stress gerelateerd aan werk hun fysieke klachten verergert met 51 tot 75 procent en nog eens 18 procent van hen geeft aan dat dit zelfs 76 tot 90 procent is. Bij de mannen is dit minder; meer dan de helft (56 procent) geeft aan dat de fysieke klachten door werkstress verergeren met 26 tot 50 procent. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat slechts 6 procent van de respondenten aangeeft een gesprek over de stressklachten met zijn HR-manager of bedrijfsarts te hebben gevoerd.
Minder verkrampte houding Fysieke problemen ten gevolge van werkstress kunnen door middel van de juiste houding worden verminderd. Een juiste fysieke houding kan bereikt worden door de werkomgeving af te stellen op de persoon en door het gebruik van ergonomische accessoires. Deze producten ‘dwingen’ medewerkers de juiste werkhouding aan te nemen waardoor fysieke klachten, zoals pijn in de rug en/of schouders, nek en polsen -worden verminderd. Bron: Fellowes
Vernet publiceert Inspiratiegids
de
De afgelopen maanden heeft Vernet zorgprofessionals van organisaties uit de top 5 van de Vernet Health Ranking 2014 geïnterviewd. Alle interviews staan vol met nuttige informatie, handige tips en interessante standpunten. Vernet is een onderzoeks- en adviesbureau gespecialiseerd in het verzamelen, benchmarken èn interpreteren van gegevens over personeelszaken in de zorgsector. Een paar titels uit de gids zijn: Het is leuker je op iets positiefs te richten, dan op
iets negatiefs Regie op eigen loopbaan is belangrijk FDT-gesprekken & TTC-analyses Je moet het niet lastig vinden als een medewerker belt omdat hij ziek is Klik hier om de Inspiratiegids te downloaden.
Belangrijkste ontwikkelingen (deel 1)
trends en in arboland
De afgelopen drie maanden vond voor de zevende keer het onderzoek onder arbodienstverleners in Nederland plaats.
Dit artikel is een verkorte versie van de belangrijkste trends en ontwikkelingen in arboland. In een serie artikelen die verschijnt in deze nazomer, worden deze thema’s verder uitgediept. Het onderzoek is uitgevoerd door HR Navigator, het grootste private onderzoeksbureau binnen het HR-domein. Behalve het invullen van een uitgebreide online vragenlijst werden verdiepende gesprekken gevoerd op directieniveau met 45 arbodienstverleners. Gezamenlijk bedienen deze aanbieders meer dan 4,3 miljoen werknemers. Ook zijn de klantbehoeften van 600 klanten die selectiesite Arbokiezer de afgelopen 12 maanden ondersteunde, meegenomen in de onderzoeksresultaten.
Werken onder verlengde arm bedrijfsarts winnend arbomodel Uit het onderzoek blijkt dat het werken onder de ‘verlengde arm’ van een bedrijfsarts veel terrein heeft gewonnen. Bij 62,9 procent van de onderzochte aanbieders werkt de casemanager inmiddels onder gedelegeerde verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts. Dit was vorig jaar nog maar 48 procent, een forse stijging dus. Is hiermee de oplossing gevonden voor het ‘Zembla-debacle’ van 2012? Tijdens de beruchte Zembla-uitzending werd de casemanager, die qua privacy flink over de schreef ging, hardhandig gefileerd. Door
de
casemanager
onder
verantwoordelijkheid
van
de
bedrijfsarts te laten werken, is deze nu gelegitimeerd om wél medische vragen te stellen en vast te leggen. Hiermee is de casemanager de poortwachter en ontlast hij de bedrijfsarts.
Forse verzuimbegeleiding
verbeteringen
Onder aan de streep hebben er in de afgelopen jaren forse verbeteringen plaatsgevonden in de wijze waarop casemanagers de verzuimende medewerkers begeleiden. Dit blijkt ook uit de toelichting van de deelnemende aanbieders; de bedrijfsarts is en blijft eindverantwoordelijk en – soms zelfs permanent – beschikbaar voor vragen van de casemanager. Men werkt volgens uitgeschreven protocollen conform NVAB-richtlijnen en er is bijna altijd sprake van intervisie, audits en heldere processen.
‘Verzuimcowboys’ verleden tijd De excessen waarbij een callcentermedewerker de medische diagnose telefonisch met de zieke medewerker bespreekt en vastlegt, zijn er nog wel, maar dit is uitzonderlijk. Werkgevers doen simpelweg geen zaken meer met de zogenaamde ‘verzuimcowboys’, of die laatste zijn allang failliet. Er heeft de afgelopen jaren dus een enorme professionaliseringsslag onder aanbieders plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit de resultaten; het verzuim is met 3,8 procent historisch laag en in 2014 zijn er maar drie klachten bij de geschillencommissie arbodiensten in behandeling genomen.
Overschot aan bedrijfsartsen? Gemiddeld bedient de bedrijfsarts iets meer dan 4.000 medewerkers. Met ongeveer 1.500 bedrijfsartsen en een werkende populatie van zo’n 6 miljoen medewerkers in loondienst klopt dat dus precies. Er is voldoende aanbod van bedrijfsartsen voor de vraag vanuit
de markt, want volgens recent onderzoek van Panteia maakt 40 procent van de organisaties geen gebruik van de diensten van een arbodienst. 28,4 procent van de Nederlandse werkgevers heeft geen contract en maakt geen gebruik van een arbodienstverlener. 8,8 procent van alle werkgevers in Nederland heeft wel een contract, maar maakt simpelweg geen gebruik van de diensten van de arbodienst. Welbeschouwd zou er dus geen schaarste maar een overschot aan bedrijfsartsen moeten zijn. Zeker gezien de steeds belangrijkere rol van de casemanager via de gedelegeerde verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts en een verdergaande automatisering, voorzien de onderzoekers voorlopig geen enkel probleem om de stijgende vraag naar bedrijfsartsen in te vullen.
Varkenscyclus onder bedrijfsartsen De bedrijfsarts is voor 27,5 procent de centrale spil in de dienstverlening van de aanbieders. De opmars van de bedrijfsarts zet dus ook door, er is een toenemende vraag naar bedrijfsartsen. Hoe kan het dan dat bijna niemand zich aanmeldt voor de opleiding tot bedrijfsarts? Het werk van de bedrijfsarts is in relatie tot ander type artsen misschien wel een ‘luizenbaantje’; je werkt tijdens kantooruren, ontvangt een vorstelijk salaris, kunt parttime werken, je kunt kiezen welke klant je wilt bedienen en toch… Er zijn zelfs geluiden dat de bedrijfsartsenopleiding gesubsidieerd moet worden om maar voldoende bedrijfsartsen te kunnen opleiden. Hoewel sommige aanbieders van mening zijn dat het aanbod van goede artsen schaars is, zou het zomaar een zogenaamde
‘varkenscyclus’ kunnen zijn; het tekort aan bedrijfsartsen – als die er al is – vult zich vanzelf wel weer aan.
Nieuwe privacyrichtlijnen CBP flinke impact op dienstverlening De richtlijnen van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) omtrent het beschermen van privacy en het waarborgen van medische gegevens, zijn begin juni 2015 aangescherpt. Vooral de inhoud en de vorm van de communicatie tussen de klant en de arbodienst is strikt beperkt. Wat je precies als werkgever mag delen met of vragen aan de arbodienst is nauwkeurig uiteengezet en flink beperkt. Het zal dan voor werkgevers ook lastig worden om de regie over het verzuim in eigen hand te houden. Daarnaast mag een werkgever alleen aantoonbaar veilige en privacyproof systemen gebruiken. Dit alles heeft een forse impact op arbodiensten, haar toeleveranciers en haar klanten. De organisatorische en technische maatregelen leiden zeker tot hogere kosten voor arbodiensten en leveranciers van verzuimsystemen. Deze kosten worden vermoedelijk doorberekend aan de klant.
Ketenaansprakelijkheid De volledige keten, van hostingprovider tot eindgebruiker, wordt door het CBP als toezichthouder bekeken. Dit betekent dat systeemleverancier, arbodienst én werkgever samen verantwoordelijk zijn om aan de aangescherpte privacyrichtlijnen te voldoen. De recent aangescherpte Europese wetgeving bepaalt namelijk dat elke individuele schakel binnen de keten voortaan verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de veiligheid van de
hele keten. Ruim 70 procent van de arbodienstverleners geeft aan dat haar professionals (ook) werken in het verzuimsysteem van de klant. Vaak gaat het dan om een planningsmodule en het bijhouden van het niet-medische dossier, maar het gebeurt ook dat het medische dossier hier wordt bijgehouden. De vraag die dan al snel opkomt, is of er altijd voldoende waarborgen zijn ingebouwd en of alle privacygevoelige gegevens goed beschermd zijn. Aanbieders moeten voortaan bewijzen dat ze ook écht veilig zijn. Van vertrouwen naar het leveren van bewijs. Uit het onderzoek blijkt dat dit momenteel nog maar beperkt gebeurt. In de praktijk betekent dit dat klanten van arbodiensten en verzuimsystemen de komende maanden flink aangepaste procedures kunnen verwachten om aan al deze nieuwe richtlijnen te voldoen, zodat ze aantoonbaar veilig en privacyproof werken.
Arbodienst vooral verzuimbegeleider
nog
De visie van de gemiddelde arbodienst is steeds meer die van een organisatie die inzetbaarheid van mensen in brede zin in kaart brengt en verbetert. Maar in de praktijk komt 75,1 procent van de omzet uit verzuimbegeleiding. Ruim 78 procent van de klanten vindt preventie en duurzame inzetbaarheid belangrijk of zelfs heel belangrijk, maar lijkt de bijbehorende specialisten.
dienstverlening
vaak
in
te
kopen
bij
Desondanks is het aandeel van de omzet dat wordt uitgegeven aan preventie en duurzame inzetbaarheid, bij arbodienstverleners flink gestegen: van 13 naar 16,3 procent. Inmiddels geeft een op de vier werkgevers meer uit aan
preventie en duurzame verzuimbegeleiding.
inzetbaarheid
dan
aan
Gecertificeerde arbodienstverlening of niet? Als het gaat over gecertificeerde arbodienstverlening, dan zijn er duidelijke voor- en tegenstanders. Voorstanders claimen dat het certificaat een belangrijke waarborg is dat een dienstverlener kwalitatief hoogwaardige diensten kan leveren. Tegenstanders claimen dat het arbocertificaat vooral een papieren exercitie is, een certificaat dat je bovendien ook kunt behalen als je nog geen enkele klant hebt. En daar hebben de tegenstanders een punt, want wat is de waarde van het arbocertificaat als je de papieren waarde niet in de praktijk kunt waarmaken?
Afname omzet uit abonnementen, groei in omzet uit verrichtingen Als we de omzetcijfers van de arbodiensten analyseren, dan is er een aantal trends: Er is een duidelijke doorbraak van arbodienstverleners die vooral in de regio werken: 27 procent werkt regionaal of zelfs lokaal, 54 procent landelijk, 19 procent zowel landelijk als regionaal. De omzet van arbodiensten komt steeds meer uit verrichtingen, steeds minder uit abonnementen. De omzet uit abonnementen is gedaald van 36 naar 28 procent. 43 procent van de omzet komt uit verrichtingen, dit was 37 procent. De omzet uit preventie en duurzame inzetbaarheid steeg
van 13 naar 16,3 procent. 75,1 procent van de omzet is nog steeds verzuimbegeleiding. Het percentage organisaties, dat meer dan € 100,– per medewerker per jaar uitgeeft aan duurzame inzetbaarheid, is gestegen van 13,14 procent naar 24,11 procent. Het MKB wordt door het merendeel van de aanbieders gezien als belangrijke doelgroep. In totaal komt hier 37 procent van de omzet vandaan.
Basisovereenkomst arbodienstverlening: checklist?
contract
of
Brancheorganisatie OVAL heeft samen met haar aangesloten arbodienstverleners een basisovereenkomst ontwikkeld voor arbodiensten. Dit ‘basiscontract’ is volgens OVAL zelf niet meer dan een soort checklist met daarin alle wettelijk verplicht in te kopen arbozaken. Ook worden hierin zaken geregeld rondom privacy, second opinion en klachten. De idee is dat elke organisatie in Nederland verplicht is een (minimale) basisaansluiting met een arbodienst aan te gaan. Maar dat is helemaal niet nieuw, vanaf 2005 is dit al een wettelijke verplichting. Toch heeft ruim 28 procent van de organisaties geen contract met een arbodienstverlener. Dus wat is nou precies het nut van die basisovereenkomst? En is het nou een contract of een checklist? Opvallend is dat maar een deel van de OVAL-leden het voorstel écht onderschrijft. Zowel voor- als tegenstanders zijn het wel eens over het formaliseren van een aantal zaken als privacy en het waarborgen van onafhankelijkheid van de bedrijfsarts.
Maar dat wil men niet per se door middel van contractuele verplichtingen. 25 procent van de aanbieders – zowel OVALleden als niet-leden – is voorstander van het basiscontract als verplicht geheel.
Einde eigenregiemodel? De kritiek op het principe van de verplichte winkelnering, die een verplicht basiscontract voor alle werkgevers met zich meebrengt, is niet mals. Aanbieders denken dat dit misschien wel opnieuw kan leiden tot de monopoliepositie van de grotere arbodiensten, waarbij werkgevers straks alleen nog maar terecht kunnen bij dit type aanbieders. Die pakken daarmee een groot deel van de omzet terug die ze de afgelopen jaren zijn kwijtgeraakt aan de kleinere spelers. Gecombineerd met het nieuwste CBP-standpunt inzake privacy – waarbij je als werkgever nauwelijks iets mag vragen en registreren – zijn er voor de werkgever maar weinig handvatten over om grip op verzuim te houden. De arbo- en verzuimrekening voor de werkgever wordt daarentegen alleen maar hoger. Kan de arbodienst zich straks weer ouderwets verschuilen achter abonnementen en het medisch geheim? Ofwel, is dit het einde van het eigenregiemodel?
PSA hoog op de politieke agenda 2014 was het jaar van de definitieve doorbraak van de psychosociale arbeidsbelasting. Niet alleen wordt bijna 33 procent van het verzuim veroorzaakt door stress, de PSAdoelgroep wordt ook steeds jonger. Ruim 61.000 jongeren onder de 25 jaar zitten thuis als gevolg van stress. En bijna de helft van de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door psychische problemen. We vallen dus steeds
jonger uit en het duurt steeds langer. Een dubbel probleem dus! Als belangrijkste redenen voor deze explosieve groei wordt in diverse studies gewezen op de toenemende werkdruk, de crises en de onzekerheden op de flexibele arbeidsmarkt. Een van de gespreksonderwerpen tijdens het onderzoek was de vraag wat arbodiensten in de praktijk doen om juist dit probleem te lijf te gaan. Traditionele oplossingen zijn te vinden in de vele richtlijnen die er zijn om vermeende of geconstateerde psychische klachten te behandelen. 95 procent van de arbodienstverleners geeft aan zich te conformeren aan de standaarden, richtlijnen en werkwijzers van STECR, NVAB en KNMG. Tegelijkertijd geven diezelfde arbodiensten aan dat het vrijwel onmogelijk is om aan deze protocollen te voldoen. De werkgever mag namelijk niet vertellen aan de arbodienstverlener dat hij een vermoeden heeft van psychische klachten. De gemiddelde eerste inzet van de bedrijfsarts blijkt pas in week 4 te zijn. Hoe kan hij dan al vóór de tweede week hebben doorverwezen naar een psycholoog voor een intake in de tweede week zoals in de richtlijnen staat? Kortom, arbodiensten lopen vaak achter de feiten aan omdat ze domweg niet altijd op tijd kúnnen ingrijpen om langdurig verzuim te voorkomen.
Preventieve aanpak van PSA? In de gesprekken werden mooie oplossingen aangedragen voor preventie vanuit PMO’s en diverse medewerkertevredenheidsonderzoeken, vroegdiagnostiek, e-health en hybride behandelmethodes.
Opvallend is wel dat het effect van dit type oplossingen maar mondjesmaat wordt gemeten, terwijl veel werkgevers zitten te wachten op een adequate aanpak van PSA. Het onderwerp PSA komt ook terug bij de drie belangrijkste HRthema’s die arbodiensten tegenkomen bij hun klanten: “Werkdruk”, “Verbeteren efficiency” en “Verhogen van de productiviteit”. Deze thema’s spreken voor zich. Het thema “Zelfsturing/werknemersregie” wordt vaak ingezet om kostenbesparingen te realiseren, zoals bijvoorbeeld in de zorgsector. Het wegsnijden van managementlagen betekent ook dat je met minder mensen hetzelfde werk moet doen. Zelfsturing klinkt dan wel mooi, maar kan dus ook een verhoging van de werkdruk betekenen. Belangrijkste HR-thema’s bij werkgevers: Werkdruk (46 procent) Efficiency/kostenbewustzijn (26 procent) Productiviteit (23 procent) Zelfsturing/werknemersregie (26 procent) Preventie (20 procent) Rendement (20 procent) Werk- privébalans (20 procent) Vitaliteit/lifestyle (15 procent)
Casemanagers vertegenwoordigd belangenbehartigers
nauwelijks door
Als het gaat om belangenvertegenwoordiging van de branche, dan is er van oudsher de OVAL waar vooral de grote arbodienstverleners bij zijn aangesloten. Van de onderzochte arbodiensten is 62 procent helemaal niet aangesloten bij een brancheorganisatie.
De OVAL is bezig om ook kleinere en andere type arbodienstverleners, met het casemanagementmodel bijvoorbeeld, aan zich te binden. Dat lijkt nog niet zo aan te slaan, want op de vraag “bent u van plan u aan te sluiten bij een brancheorganisatie?”, geeft maar 11 procent aan zich “misschien” aan te willen sluiten. Ook zijn er kapers op de kust, namelijk een nieuwe belangenbehartiger: KOM (Kwaliteit Op Maat). Deze lijkt – als we kijken naar leden – juist weer vooral de bedrijfsartsencollectieven te vertegenwoordigen. Opvallend is dat de casemanagementorganisaties – en die zijn in aantallen veruit in de meerderheid – het ondergeschoven kindje lijken te zijn als het gaat om belangenbehartiging in de markt en naar de politiek. Bij 52,5 procent van de arbodienstverleners in Nederland is de casemanager de centrale spil. Op basis van analyse van 600 selectietrajecten van Arbokiezer in 2015 constateren de onderzoekers dat juist deze partijen goed in staat zijn klanten aan zich te binden. Dit type arbodienstverlener wordt nu op geen enkele manier vertegenwoordigd, ondanks de pogingen van de OVAL. Auteurs: Marco de Zeeuw is partner van HR Navigator en specialist in sociale zekerheid en arbo & verzuim. Bob Zeegers is partner van HR Navigator en ruim tien jaar werkzaam binnen het werkveld bedrijfsgezondheid. Zij ondersteunen jaarlijks bijna 1.000 werkgevers bij het selecteren van een arbodienst, een HR-systeem of een verzuimsysteem via selectiesites als Arbokiezer, VerzuimSystemen.nl en HRM-Softwarekiezer. © BG magazine
Deel 2 – Arbomarkt kiest definitief voor verlengde arm bedrijfsarts Deel 3 – Einde eigenregiemodel verzuimbegeleiding?
Arbodienst nodig? Vind de arbodienst die bij u past! Arbokiezer is een gratis adviesdienst die u persoonlijk helpt bij het vinden van de meest geschikte arbodienst of bedrijfsarts voor uw organisatie.Ons selectiesysteem vergelijkt uw wensen en eisen met het aanbod van ruim 40 arbodiensten en vraagt bij de drie best passende arbodiensten een maatwerkofferte op.Hoe werkt het? • U vult een online vragenlijst in, dat duurt ongeveer 15 minuten. • Arbokiezer matcht uw wensen en eisen met het aanbod van ruim 40 arbodiensten. • Arbokiezer selecteert de drie best passende aanbieders. • Tijdens een persoonlijk adviesgesprek stellen we samen met u dedefinitieve vraagstelling vast. Op basis daarvan maken we de match. • Bij deze arbodienstverleners vragen wij maatwerkoffertes op. Wat krijgt u? • Binnen 2 weken ontvangt u een adviesrapportage met daarin een vergelijking van de aanbieders, de scores per aanbieder, drie maatwerkoffertes, inzicht in de kosten en tips & trucs die u helpen bij het selectieproces. • Hierna kunt u goed voorbereid de gesprekken in met de aanbieders. >>> Ga naar Arbokiezer