De relatie tussen Inkomensongelijkheid en de sociale aspecten: politiek vertrouwen, sociaal vertrouwen en criminaliteit. Een cross nationale studie.
Naam: Leonie van Kuijzen Student nummer: 0479713 Begeleider: dhr. prof. dr. E.J. Doosje Masterthese sociale psychologie Augustus 2013 Universiteit van Amsterdam
1
Abstract In dit onderzoek is op landsniveau de relatie onderzocht tussen inkomensongelijkheid en de sociale aspecten politiek vertrouwen en criminaliteit. Inkomensongelijkheid bleek een sterke voorspeller voor criminaliteit. Tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen en tussen politiek vertrouwen en criminaliteit is geen relatie gevonden. Vervolgens is de relatie onderzocht tussen inkomensongelijkheid, criminaliteit en sociaal vertrouwen. Er is een relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit, tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen en tussen sociaal vertrouwen en criminaliteit. Uit een regressie analyse is gebleken dat sociaal vertrouwen de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit gedeeltelijk medieert, wat inhoudt dat er naast sociaal vertrouwen nog andere, onbekende, aspecten zijn die de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit kunnen verklaren. Criminaliteit lijkt de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen volledig te mediëren. Limitaties van dit onderzoek en suggesties voor verder onderzoek worden besproken.
2
Inleiding Het is een veel gehoorde constatering dat rijke mensen steeds rijker worden en armere mensen steeds armer. In andere woorden betekent deze bewering dat de inkomensongelijkheid toeneemt. Wanneer we kijken naar inkomensongelijkheidcijfers tussen de periode 1990-1993 en 2008-2012 van meer dan 50 landen (Worldbank, Central Intelligence Agency: The World Fact Book) dan blijkt dat de gemiddelde inkomensongelijkheid inderdaad is toegenomen. Dit betekent echter niet dat in elk land de inkomensongelijkheid is toegenomen. Tussen landen bestaan grote verschillen in de mate van inkomensongelijkheid en of deze ongelijkheid de afgelopen jaren is toegenomen of afgenomen. Meerdere crossnationale studies hebben aangetoond dat inkomensongelijkheid gerelateerd is aan tal van sociale aspecten zoals psychische en fysieke gezondheid, overgewicht, schoolprestaties, tiener zwangerschappen, sociaal vertrouwen (Wilkinson & Pickett, 2009), criminaliteit (Kelly, 2000) en vertrouwen in de politiek (Rahn & Rudolph, 2005). Landen met een grote mate van inkomensongelijkheid hebben meer problemen op bovenstaande gebieden dan landen met een kleinere inkomensongelijkheid (Wilkinson & Pickett, 2009). Deze problemen komen niet alleen vaker voor onder de armere mensen van een samenleving. Ook de midden- en bovenklasse van een land met grote inkomensongelijkheid hebben meer problemen op bovengenoemde sociale aspecten dan de midden- en bovenklasse van een land met een kleinere inkomensongelijkheid (Wilkinson & Pickett, 2009). In dit huidige onderzoek wordt op landsniveau de relatie tussen inkomensongelijkheid en twee van bovengenoemde sociale aspecten onderzocht. Dit zijn: politiek vertrouwen en criminaliteit. Zover bekend is dit nog niet eerder in één onderzoek gedaan. Er is, naast de afzonderlijke relaties tussen de aspecten, onderzocht of inkomensongelijkheid een voorspeller is van politiek vertrouwen met criminaliteit als mediator, zie Figuur 1. Of dat inkomens-ongelijkheid een voorspeller is van criminaliteit met politiek vertrouwen als mediator, zie Figuur 2
Figuur 1, Criminaliteit als mediator van de relatie tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen.
Figuur 2, Politiek vertrouwen als mediator van de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit. 3
Vervolgens is exploratief gekeken naar het effect van sociaal vertrouwen, niveau van democratie en Bruto Nationaal Product op de relaties tussen inkomensongelijkheid, politiek vertrouwen en criminaliteit. In de volgende paragraven wordt verder ingegaan op de al eerder kort genoemde sociale aspecten inkomensongelijkheid, criminaliteit, politiek vertrouwen en de relatie die zij met elkaar hebben. Inkomensongelijkheid De inkomensongelijkheid in een land is het verschil in inkomen tussen de rijkste groep mensen en de armste groep mensen. Hoe groter het inkomensverschil tussen de armste groep en de rijkste groep, hoe groter de inkomensongelijkheid. Binnen een land doen mensen met hogere inkomens het op veel gebieden beter dan mensen met lagere inkomens. Hogere inkomens zijn gerelateerd aan minder gezondheidsproblemen, meer geluk en een hogere levensverwachting (Wilkinson & Pickett, 2009). Wanneer er echter naar verschillen tussen landen wordt gekeken is er geen verschil gevonden in onder andere levensverwachting tussen de rijkste groep mensen van land A en de rijkste groep mensen van land B, ook al zijn de rijkste mensen in land A rijker dan de rijkste mensen van land B. Inkomensverschillen tussen landen maakt dus geen verschil. Wat wel verschil maakt is de inkomensongelijkheid binnen een land. Wat van invloed is, is dus niet hoe rijk mensen werkelijk zijn, maar hoe rijk mensen zijn in vergelijking met andere mensen in dezelfde samenleving, dus de mate van inkomensongelijkheid. In dit huidige onderzoek is onderzocht of inkomensongelijkheid gerelateerd is aan politiek vertrouwen (en criminaliteit). Politiek vertrouwen Politiek vertrouwen is van essentieel belang voor een democratie. Politiek vertrouwen verbindt de burgers met de instituten die hen vertegenwoordigen. De effectiviteit van deze instituten en dus de overheid hangt af van het vertrouwen dat de burgers hierin hebben (Mishler & Rose, 2001). Politiek vertrouwen kan onderverdeeld worden in verschillende aspecten. In dit onderzoek is politiek vertrouwen opgesplitst in de constructen politici, politieke partijen, politie en rechtssysteem en de overheid. Volgens Fisher, Heerde en Tucker (2010) kunnen mensen in de verschillende instituten die tot de overheid behoren een verschillend vertrouwen hebben. Naast de hierboven beschreven literatuur over achtereenvolgens inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen is er ook literatuur beschikbaar over de relatie tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen. Een deel van deze literatuur wordt in onderstaande paragraaf beschreven. Inkomensongelijkheid en de relatie met politiek vertrouwen Het is interessant om de relatie tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen te onderzoeken omdat inkomensongelijkheid samen gaat met tal van sociale problemen. Wanneer men de overheid verantwoordelijk houdt voor de sociale situatie kan inkomensongelijkheid een voorspeller zijn voor minder vertrouwen in de overheid. Rahn en Rudolph (2005) vonden deze relatie tussen 4
inkomensongelijkheid en vertrouwen in de lokale politiek. Zij voorspellen dat inkomensongelijkheid leidt tot onvrede over de politiek wat leidt tot minder politiek vertrouwen. Ook bespreken zij de mogelijkheid dat inkomensongelijkheid leidt tot het gevoel van oneerlijkheid over de verdeling van inkomsten. Ook dit kan verminderd politiek vertrouwen veroorzaken. Rahn en Rudolph volgen dus de voorspellende richting waarbij inkomensongelijkheid politiek vertrouwen voorspelt met sociale problemen als mediator. (Zie Figuur 1) Eén van de sociale problemen die Rahn en Rudolph in hun onderzoek hebben opgenomen is criminaliteit. Inkomensongelijkheid en de relatie met criminaliteit Er zijn vele soorten criminaliteit. Kelly (2000) maakt onderscheid tussen gewelddadige criminaliteit (o.a. geweldpleging, moord, verkrachting) en eigendomscriminaliteit (autodiefstal, inbraak, fraude). Kelly heeft met data uit 1991 van verschillende landen de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit onderzocht. Er werd een sterk positieve relatie gevonden tussen gewelddadige criminaliteit en inkomensongelijkheid. Inkomensongelijkheid had vrijwel geen relatie met eigendomscriminaliteit. Kelly (2000) concludeert dat de relatie tussen inkomensongelijkheid en gewelddadige criminaliteit vooral wordt veroorzaakt door geweldpleging en beroving. Ook Hsieh en Pugh (1993) onderzochten de relatie tussen inkomensongelijkheid en gewelddadige criminaliteit. In hun meta-analyse betrokken zij 35 analyses over dit onderwerp op één na vonden alle analyses een relatie tussen inkomensongelijkheid en gewelddadige criminaliteit. Kelly (2000) onderscheidt drie theorieën over de wijze waarop inkomensongelijkheid criminaliteit beïnvloedt: Becker’s (1968) economische theorie over criminaliteit, Merton’s (1983) strain theorie en de sociale disorganisatie theorie van Shaw en McKay (1942). Volgens de economische theorie leven in gebieden met hoge inkomensongelijkheid relatief armere mensen in hetzelfde gebied als relatief rijkere mensen. De armere mensen zien dat de rijkere mensen spullen hebben die zij ook willen hebben. Dit verhoogt de kans op criminaliteit. Volgens de strain theorie raken relatief armere mensen erg gefrustreerd wanneer ze de relatief rijkere mensen om zich heen zien. Hoe hoger de inkomensongelijkheid, hoe groter de frustratie. Deze frustratie verhoogt de kans op criminaliteit. Volgens de sociale disorganisatie theorie is inkomensongelijkheid gelinkt aan armoede, deze armoede zorgt samen met andere factoren voor een verminderde sociale controle. Door deze verminderde sociale controle neemt de criminaliteit toe. De economische theorie is goed toepasbaar om eigendomscriminaliteit vanuit inkomensongelijkheid te voorspellen. De theorie kan echter niet goed gewelddadige criminaliteit voorspellen. De strain theorie en de sociale disorganisatie theorie bieden een verklaring voor de relatie tussen inkomensongelijkheid en zowel eigendoms- als gewelddadige criminaliteit. De relatie tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen en de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit is besproken. Maar omdat er in dit huidige onderzoek is gekeken naar de relatie tussen de drie constructen is ook de relatie tussen politiek vertrouwen en criminaliteit van belang. 5
De relatie tussen politiek vertrouwen en criminaliteit In hun review bespreken Levi en Stoker (2011) literatuur over politiek vertrouwen. Zij concluderen dat hoe meer burgers denken dat de overheid te vertrouwen is, hoe meer burgers geneigd zijn zich aan de wet te houden. Uit een onderzoek van Marien en Hooghe (2011) is gebleken dat mensen met weinig politiek vertrouwen eerder geneigd zijn illegaal gedrag zoals belastingfraude acceptabel te vinden dan mensen met een hoog politiek vertrouwen. Volgens Marien en Hooghe wordt dit veroorzaakt doordat mensen met een laag vertrouwen in de instituties van de overheid het minder belangrijk vinden dat mensen de regels van deze instituties volgen. Chanley, Rudolph and Rahn (2000) vonden ook een relatie tussen politiek vertrouwen en criminaliteit. Politiek vertrouwen in de regering van de Verenigde Staten werd tussen 1980 en 1997 gemeten. Een toename in zorgen over criminaliteit bleek samen te gaan met een daling in vertrouwen in de politiek. In bovenstaande literatuur is criminaliteit uitgedrukt in: het acceptabel vinden van het overtreden van de wet, het aangeven geneigd te zijn de wet te overtreden en zorgen maken over criminaliteit. Deze subjectieve registraties van criminaliteit zijn geen objectieve criminaliteitscijfers. Sherman (2001) heeft geprobeerd een relatie aan te tonen tussen criminaliteitscijfers en vertrouwen in het rechtssysteem. Het vertrouwen heeft volgens Sherman (2001) weinig te maken met criminaliteitscijfers. Criminaliteitscijfers zijn sterk gedaald tussen 1981 en 1997, maar het vertrouwen dat het systeem voor publieke veiligheid kan zorgen is niet gestegen. Sherman geeft als mogelijke oorzaak dat de verwachtingen van mensen ten opzichte van de politie hoog zijn. Ook al doet de politie in vergelijking met het verleden het beter, mensen verwachten ook meer van de politie en zijn daardoor toch niet tevreden. In dit huidige onderzoek is een nieuwe poging gedaan om een relatie te vinden tussen politiek vertrouwen en criminaliteitscijfers. Het huidige onderzoek In dit huidige onderzoek is geprobeerd een bijdrage te leveren aan al eerder gedaan onderzoek naar de relatie tussen inkomensongelijkheid en afzonderlijk criminaliteit en politiek vertrouwen. Vervolgens is de relatie tussen de drie variabelen inkomensongelijkheid, politiek vertrouwen en criminaliteit onderzocht. Dit heeft tot de volgende probleemstelling voor dit onderzoek geleid: Wat is de relatie tussen politiek vertrouwen, inkomensongelijkheid en criminaliteit? De volgende hypothesen zijn getoetst: 1. Landen met een hogere score op inkomensongelijkheid hebben ook een hogere score op gewelddadige criminaliteit (moord, geweldpleging en beroving), maar niet op eigendomscriminaliteit (diefstal, fraude). 2. Inkomensongelijkheid is een negatieve voorspeller van politiek vertrouwen. 3. Er bestaat een relatie tussen gewelddadige criminaliteit en politiek vertrouwen. 4. Er bestaat een relatie tussen de drie concepten inkomensongelijkheid, politiek vertrouwen en gewelddadige criminaliteit. Met één van de volgende twee richtingen: 6
- inkomensongelijkheid voorspelt politiek vertrouwen. Deze relatie wordt gemedieerd door criminaliteit - inkomensongelijkheid voorspelt criminaliteit. Deze relatie wordt gemedieerd door politiek vertrouwen. Gezien de literatuur over eerdere onderzoeken naar dit onderwerp zijn bovenstaande opties beide mogelijk. Het is niet te voorspellen welke van de twee opties het meest waarschijnlijk is. Exploraties: 1. Exploratief wordt er gekeken wat de invloed is van sociaal vertrouwen, niveau van democratie en niveau Bruto Nationaal Product op het model. 2. Exploratief wordt gekeken naar de verschillen tussen de deelaspecten van politiek vertrouwen: politici, vertrouwen in politieke partijen, vertrouwen in politie en rechtssysteem en vertrouwen in de overheid. In dit huidige onderzoek is gezocht naar positieve correlaties tussen de variabelen. Gezien eerder onderzoek was een positieve correlatie te verwachten tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit en inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen. De relatie tussen criminaliteit en politiek vertrouwen is niet eerder gevonden met criminaliteitscijfers maar wel met gevoel van criminaliteit en acceptatie van criminaliteit. Daarom werd ook verwacht een relatie te vinden tussen criminaliteit en politiek vertrouwen. Vervolgens is er onderzocht of de relatie van inkomensongelijkheid op criminaliteit gemedieerd wordt door politiek vertrouwen of dat de relatie inkomensongelijkheid politiek vertrouwen gemedieerd wordt door criminaliteit. Het onderzoek naar deze relaties is eerst uitgevoerd met per variabele berekende gemiddelden van alle beschikbare data tussen 1990 en 2012. Vervolgens is er gekeken naar longiditunale effecten, waarbij de data in 5 verschillende ‘waves’ is opgesplitst namelijk 1990-1993,1994-1999, 2000-2004, 2005-2008, 20082012. Hierdoor is geprobeerd meer te weten te komen over de richting van de relatie. Voorspelt inkomensongelijkheid criminaliteit en voorspelt criminaliteit vertrouwen of loopt deze relatie andersom en voorspelt inkomensongelijkheid vertrouwen en voorspelt dit vertrouwen criminaliteit? Vervolgens is bij de gevonden relaties met criminaliteit onderzocht welk deelaspect van criminaliteit (inbraak, diefstal, geweldpleging en beroving) bijdraagt aan de relatie, zie Figuur 3. Gezien eerder onderzoek is te verwachten dat vooral gewelddadige criminaliteit (beroving en geweldpleging) een bijdrage levert aan gevonden relaties tussen inkomensongelijkheid, criminaliteit en vertrouwen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat inkomensongelijkheid gerelateerd is aan Bruto Nationaal Product en niveau van democratie. Om deze invloeden uit te sluiten zijn deze variabelen exploratief meegenomen in de analyses.
7
Figuur 3, De relaties tussen inkomensongelijkheid, criminaliteit en politiek vertrouwen inclusief splitsingen criminaliteit en politiek vertrouwen en exploraties.
Methode
Data Data van 146 landen is gebruikt voor dit onderzoek. Van 133 landen zijn inkomensongelijkheidcijfers verzameld. Van 130 landen zijn criminaliteitscijfers bekend bij de lokale overheden gebruikt. Van 68 landen zijn criminaliteitscijfers gebaseerd op in survey gevraagde ervaring met criminaliteit gebruikt. Voor politiek en sociaal vertrouwen zijn achtereenvolgens 82 en 114 landen meegenomen in het onderzoek, zie Tabel 1.
8
Tabel 1. Overzicht van het aantal beschikbare landen per variabele. variabele
Aantal meetmomenten 5 waves 5 waves 5 waves 4 waves 4 waves 4 waves 4 waves
Minimale N
Maximale N
N totaal
63 9 70 17 17 8 10
72 61 106 53 53 54 54
133 80 80 81 81
4 waves 4 waves
8
73
73 82 114
4 waves
17
65
84
9 jaren
53
86
103
Moord geregistreerd
17 jaren
17
112
124
Beroving geregistreerd
9 jaren
56
90
106
Diefstal geregistreerd
9 jaren
56
87
105
Inbraak geregistreerd
9 jaren
52
73
93
Gini World Bank Gini CIA Gini totaal Vertrouwen in politie Vertrouwen in parlement Vertrouwen in overheid Vertrouwen in politieke partijen Vertrouwen in rechtssysteem Totaal politiek vertrouwen Most people can be trusted (Trust INDEX) Most people can be trusted (3 point scale) Geweldpleging geregistreerd
Gewelddadige criminaliteit geregistreerd (moord, geweldpleging, beroving) Eigendomscriminaliteit geregistreerd (diefstal, inbraak) Totaal geregistreerd criminaliteit Geweldpleging gerapporteerd
3 waves
38
46
68
Beroving gerapporteerd
3 waves
38
46
68
Diefstal gerapporteerd
3 waves
38
46
68
Inbraak gerapporteerd
3 waves
38
46
68
Gewelddadige criminaliteit gerapporteerd (geweldpleging, beroving) Eigendomscriminaliteit gerapporteerd (diefstal inbraak) Totaal gerapporteerd criminaliteit
130 106 130
68 68 68
9
Materiaal Inkomensongelijkheid Inkomensongelijkheid wordt gemeten met de Gini coëfficiënt. De Gini coëfficiënt geeft de inkomensongelijkheid van het hele betreffende land weer. Als één iemand al het inkomen van zijn of haar land zou krijgen en alle andere inwoners niets dan zal de Gini coëfficiënt 100 zijn. Wanneer het inkomen perfect verdeeld zou zijn over alle inwoners dan zou de Gini coëfficiënt 0 zijn. Hoe hoger de waarde hoe meer inkomensongelijkheid er heerst in dat land. Voor dit onderzoek is de Gini coëfficiënt uit de database van de CIA World Fact Book . (https://www.cia.gov/library/publications/the-world factbook/fields/print_2172.html) en de World Bank (http://data.worldbank.org/indicator/SI.POV.GINI) gebruikt. De Gini is in de volgende tijdsperiodes gemeten: 1989-1994, 1995-1999, 2000-2004, 2005-2008, 2009-2012. Politiek vertrouwen Voor politiek vertrouwen is de World Values Survey (www.worldvaluessurvey.org )gebruikt. In deze dataset is voor 82 landen een score op politiek vertrouwen opgenomen. Er is bij elk van de landen sprake van een representatieve steekproef. Aan de respondenten is gevraagd in welke mate ze vertrouwen hebben in de politie, overheid, politieke partijen, rechtssysteem, en lokale/regionale overheid. Vertrouwen in bovenstaande variabelen is gemeten op een schaal van 1 tot 4. Dit is op 4 momenten landelijk gemeten namelijk in de periodes: 1990-1993,1994-1999, 2000-2004, 2005-2007. Een voorbeeld vraag is: in welke mate heeft u vertrouwen in de politie? Geregistreerde Criminaliteit Voor geregistreerde criminaliteit is data van United Nations Office on Drugs and Crime (http://www.unodc.org/unodc/en/data-and-analysis/statistics/data.html) gebruikt. Deze dataset beschikt over criminaliteit cijfers van 130 landen van de United Nations en betreft bij de lokale overheid van het betreffende land geregistreerde criminaliteit. Deze data is jaarlijks verzameld tussen 1995 en 2010. De data set bestaat uit gegevens over - Aantal moorden per 100000 inwoners. - Geweldpleging per 100000 inwoners (geweldpleging is een aanval op iemands lichaam met ernstig lichamelijk letsel tot gevolg. Uitgesloten zijn seksueel geweld, bedreiging, slaan en geweldpleging met de dood tot gevolg ) - Berovingen per 100000 inwoners (een beroving is diefstal van goederen d.m.v. geweld. Uitgesloten zijn zakken rollen en afpersing) - Diefstal per 100000 inwoners (diefstal is het stelen van goederen zonder geweld, auto diefstal en inbraak zijn uitgesloten omdat deze apart zijn gemeten) - Motor voertuig diefstal per 100000 inwoners. (diefstal van auto motor en andere motorische voertuigen) 10
- Inbraken per 100000 inwoners (inbraak met de intentie tot het stelen van goederen, met en zonder geweld. Inbraak in auto uitgesloten). Gerapporteerde criminaliteit In tegenstelling tot de geregistreerde criminaliteit bestaat gerapporteerde criminaliteit niet uit data bekend bij de officiële instanties. In de United Nations interregional Crime and Justice Research Institute survey (http://www.unicri.it/services/library_documentation/publications/icvs/data) is, gebruik makend van een representatieve steekproef per land, aan mensen uit 68 landen gevraagd of zij de laatste vijf jaar slachtoffer zijn geweest van criminaliteit. Deze survey is tussen 1989 en 2002 jaarlijks afgenomen. Voor dit huidige onderzoek zijn de jaren samengevoegd in de waves1990-1993,1994-1999, 2000-2004. Een voorbeeld vraag is: Bent u de afgelopen vijf jaar slachtoffer geweest van diefstal? Met als antwoord mogelijkheden: ‘ja’, ‘nee’ en ‘ik weet het niet’. Sociaal vertrouwen Ook voor Sociaal vertrouwen is data uit de dataset van de World Value Survey (www.worldvaluessurvey.org) gebruikt. Sociaal vertrouwen wordt gemeten met de vraag: Zou u, in het algemeen, zeggen dat de meeste mensen te vertrouwen zijn?. Met als antwoord mogelijkheden: ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’ en ‘de meeste mensen zijn te vertrouwen’. In deze dataset is voor 114 landen, verkregen uit een representatieve steekproef per land, de trust index (100 + percentage van de bevolking dat aangeeft dat de meeste mensen te vertrouwen zijn – percentage dat aangeeft dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn) opgenomen. Sociaal vertrouwen is gemeten in de waves 1989-1994, 1995-1999, 20002004, 2005-2008. Resultaten. Er is geen relatie gevonden tussen politiek vertrouwen en criminaliteit (r .042, p=.388) en niet tussen politiek vertrouwen en inkomensongelijkheid (r=- .08, p=.481). Daarom konden de hypothesen ‘er bestaat een relatie tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen, waarbij inkomensongelijkheid een voorspeller is van politiek vertrouwen’ en ‘er bestaat een relatie tussen gewelddadige criminaliteit en politiek vertrouwen, waarbij gewelddadige criminaliteit politiek vertrouwen voorspelt’ en ‘er bestaat een relatie tussen de drie concepten inkomensongelijkheid, politiek vertrouwen en gewelddadige criminaliteit’ niet worden bevestigd. In de verdere analyses is daarom politiek vertrouwen vervangen voor sociaal vertrouwen. De resultaten van deze analyses worden in de volgende paragraven besproken. Voor dit onderzoek zijn aanvankelijk twee soorten criminaliteitsdata gebruikt: geregistreerde criminaliteit bij de officiële instanties en in survey gerapporteerde criminaliteitscijfers. Uiteindelijk zijn voor het toetsen van de hypothesen uitsluitend de gerapporteerde criminaliteitscijfers gebruikt. De geregistreerde criminaliteitscijfers konden niet worden gebruikt omdat er een negatieve relatie bleek tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit (r=-.399, p=.00) wat inhoudt dat in landen met meer 11
inkomensongelijkheid er minder inbraak en diefstal wordt geregistreerd. De relatie tussen sociaal vertrouwen en geregistreerde criminaliteit (r=.481, p=.00) gaf aan dat in landen waar mensen weinig vertrouwen rapporteren er ook weinig criminaliteit wordt geregistreerd. De richting van deze relaties veranderen niet wanneer alleen de rijkste 50 landen worden meegenomen in de analyse. Ook het uitsluiten van de continenten Afrika en Zuid-Amerika leverde geen andere richting op. Eigenaar van de dataset, United Nations Office on Drugs and Crime, waarschuwt op de website dat vergelijkingen tussen landen moeilijk zijn. Dit is dus ook in dit onderzoek gebleken. Ook zonder analyses vielen eigenaardigheden op zo heeft Denemarken een veel hogere criminaliteit per 100.000 inwoners (3457) dan Peru (216). Mogelijke oorzaken zijn een verschil in aangiftebereidheid van de bevolking tussen verschillende landen en een verschil in registratie van de instanties tussen de landen waardoor de resultaten van de verschillende landen helaas niet goed met elkaar te vergelijken zijn. Relaties tussen de afzonderlijke variabelen De toetsingsresultaten van de in deze alinea besproken analyses zijn opgenomen in Tabel 2. Dit zijn de correlaties tussen de afzonderlijke variabelen. De hypothese er is een relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen is bevestigd. In landen met een grotere inkomensongelijkheid scoren mensen lager op de vragen die sociaal vertrouwen meten. De hypothese er bestaat een relatie tussen gerapporteerde criminaliteit en sociaal vertrouwen is deels bevestigd. In landen waar meer mensen rapporteren de laatste 5 jaar slachtoffer van beroving, diefstal of inbraak te zijn geweest scoren mensen lager op de sociaal vertrouwen vraag. Tussen geweldpleging en sociaal vertrouwen is geen relatie gevonden. Er is een positieve relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en het gemiddelde van de vier criminaliteit variabelen, totaal gerapporteerde criminaliteit. Er is een relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en beroving, geweldpleging, diefstal en inbraak. In overeenstemming met de hypothese landen met een hogere score op inkomensongelijkheid hebben ook een hogere score op gewelddadige criminaliteit (geweldpleging en beroving) maar niet op eigendomscriminaliteit (diefstal, inbraak) is een positieve relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en gewelddadige criminaliteit (geweldpleging en beroving). Niet in overeenstemming met de hypothese is er ook een positieve relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit (diefstal, inbraak), hoewel wel iets minder sterk, zie Tabel 2.
12
Pearson Cor Gini totaal 19902012
Pearson Cor
gerapporteerde totaal criminaliteit
gerapporteerde berovingen
gerapporteerde geweldpleging
gerapporteerde diefstal
gerapporteerde inbraak
Gross National Product
133 -,397
**
-,397
**
N Pearson Cor Sig. (1-tailed) N Pearson Cor Sig. (1-tailed) N Pearson Cor Sig. (1-tailed) N Pearson Cor
**
rating
Democracy
Product
gereg. Inbraak
gerap. diefstal
geweldpleging
gerap.
berovingen
gerap.
Gross National
-,385
-,195
*
65
65
65
65
113
113
1
**
**
-,196
**
**
**
,000
,001
,061
,000
,001
,000
,000
63
63
63
63
63
95
95
1
**
**
**
**
**
-,426
-,426
63
68
**
**
**
-,388
,817
,000
,001
,000
65
-,388
,817
,838
68
68
68
68
55
55
1
**
**
**
**
,605
68
68
68
55
55
1
**
**
*
-,107
65
63
68
68
68
**
**
**
**
**
,642
,642
,048
,217
68
68
55
55
1
**
**
,000
,000
,000
65
63
68
68
68
68
**
**
**
**
**
**
,648
,000
,001
,000
,000
,000
,000
65
63
68
68
68
68
**
**
**
**
*
**
-,227
-,227
,000
,000
,738
,738
,000
,001
-,459
*
,031
,000
-,546
-,254
,000
,000
,623
-,459
,000
,061
,635
,623
,000
,000
,605
,635
,000
-,196
,534
**
,004
**
,877
-,351
**
,000
68
-,373
-,546
,371
,000
**
,887
,877
,534
,000
68
-,418
,887
-,373
,000
63
,838
-,418
,000
**
-,385
**
65
65
,567
,567
109
,000
,391
**
,019
,000
,600
,391
,000
**
Sig. (1-tailed)
**
,000
114
,641
,600
,001
**
Pearson Cor
**
,000
109
N
,641
,000
N
Sig. (1-tailed)
**
,000
,000
,616
,616
,000
Sig. (1-tailed)
Pearson Cor
criminaliteit
gerap. totaal
TRUST INDEX 1
Sig. (1-tailed) N
TRUST INDEX
1990-2012
Gini totaal
Tabel 2. Correlaties variabelen.
-,630
,648
-,630
-,491
**
,000
,000
,000
68
55
55
1
**
-,435
-,235
*
,000
,042
68
55
55
**
1
-,435
,721
**
Sig. (1-tailed)
,000
,000
,000
,000
,048
,000
,000
N
113
95
55
55
55
55
55
113
113
*
**
**
*
-,107
**
*
**
1
Pearson Cor Democracy_rating Sig. (1-tailed) N
-,195
,371
-,351
-,254
-,491
-,235
,000
,721
,019
,000
,004
,031
,217
,000
,042
,000
113
95
55
55
55
55
55
113
**. Correlation is significant at the 0.01 level (1-tailed). *. Correlation is significant at the 0.05 level (1-tailed).
13
113
Relaties tussen de drie variabelen gezamenlijk. De relatie tussen de drie componenten sociaal vertrouwen, criminaliteit en inkomensongelijkheid is getoetst met een regressieanalyse. In Figuur 4 is de mediatie analyse weergegeven waarbij gekeken is of sociaal vertrouwen de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit medieert. Voor deze mediatie analyse is een regressie analyse uitgevoerd tussen tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen, zie Tabel 5 en tussen sociaal vertrouwen en criminaliteit, zie Tabel 3, de resultaten van de mediatie analyse staan in Tabel 4. Uit de resultaten van de mediatie analyse blijkt dat de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit gedeeltelijk gemedieerd wordt door sociaal vertrouwen, zie Figuur 4. De Sobel test geeft aan dat er sprake is van mediatie. Uit de Sobel test van de vier onderdelen van criminaliteit (beroving, geweldpleging, diefstal en inbraak) blijkt dat sociaal vertrouwen de relatie tussen inkomensongelijkheid en alle criminaliteit soorten gedeeltelijke medieert. Waarbij de relatie tussen inkomensongelijkheid en diefstal het sterkst gemedieert wordt door sociaal vertrouwen, zie Tabel 4.
β =-.40**
Sociaal vertrouwen
β=-.43**
Criminaliteit
Gini β=.62** (β=.53**)
Figuur 4. Sociaal vertrouwen medieert gedeeltelijk de de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit. Tabel 3. Toetsingsresultaten van de regressie analyse tussen sociaal vertrouwen en de verschillende soorten criminaliteit. Criminaliteit
Beroving
Geweldpleging
Diefstal
Inbraak
Sociaal
β=-.43, t=-3.68
β=-.39, t=-3.29
β=-.20, t=-1.57
β=-.42, t=-3.60
β=-.37, t=-
vertrouwen
R=.18,
R=.51,
R=.04,
R=.18,
3.14, R=14,
F(1,62)=13.53,
F(1,62)=10.82,
F(1,62)=2.45,
F(1,62)=12.94,
F(1,62)=9.87,
p=.00
p=.00
p=.12
p=.00
p=.00
14
Tabel 4. Sociaal vertrouwen medieert gedeeltelijk de relatie tussen Gini en Criminaliteit variabelen
Toetsingsresultaten
GINI – criminaliteit GINI - beroving GINI- geweldpleging GINI- diefstal GINI - inbraak
resultaten mediatror:
Resultaat
sociaal vertrouwen
Sobel test
β=.62, t=6.21, R=.38,
β=.53, t=4.95, R=.42,
Z=15.27,
F(1,63)=38.61, p=.00
F(2,60)=21.65, p=.00
p=.00
β=.64, t=6.33, R=.41,
β=.58, t=5.45, R=.43,
Z=15.88,
F(1,63)=43.98, p=.00
F(2,60)=22.85, p=.00
p=.00
β=.60, t=5.95, R=.43,
β=.62, t=5.51, R=.36,
Z=15.88,
F(1,63)=35.39, p=.00
F(2,60)=17.00, p=.00
p=.00
β=.39, t=3.37, R=.15,
β=.27, t=2.17, R=.24,
Z=15.88,
F(1,63)=11.37, p=.001
F(2,60)=9.22,p=.00
p=.00
β=.57, t=5.46, R=.32,
β=.50, t=4.37, R=.35,
Z=15.88,
F(1,63)=29.83, p=.00
F(2,60)=15.97, p=.00
p=.00
Vervolgens is er door middel van een tweede mediatie analyse onderzocht of criminaliteit de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen medieert, zie Figuur 5. De resultaten van de regressie analyse tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit zijn opgenomen in Tabel 4, de resultaten van de regressieanalyse tussen criminaliteit en sociaal vertrouwen in Tabel 3 en de resultaten van de mediatie analyse in Tabel 5. Uit de resultaten blijkt een volledige mediatie door criminaliteit op de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen, zie Figuur 5. Wanneer we deze volledige mediatie verder onderzoeken door naar de deelaspecten van criminaliteit te kijken blijkt dat de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen volledig gemedieerd wordt door beroving en inbraak, diefstal medieert de relatie gedeeltelijk. Uit de resultaten van de Sobel test blijkt dat geweldpleging geen bijdrage levert aan de mediatie.
Criminaliteit β=.62**
β=-.43**
Gini β=-.40** (β=-.22)
Sociaal vertrouwen
Figuur 5. Criminaliteit medieert volledig de relatie tussen Gini en Sociaal vertrouwen
15
Tabel 5. Beroving en inbraak mediëren de relatie tussen Gini en sociaal vertrouwen volledig, diefstal gedeeltelijk. Variabelen
toetsingsresultaten
mediator:
Toetsingsresultaten
SOBEL
GINI- sociaal vertrouwen
β=-.40, t=-3.37, R=.157, F(1,61)=11.38, p=.001
Criminaliteit
β=-.22, t=-1.48, p=.14, R=.21, F(2,60)=7.80, p=.00
Z=-2.28 p=.01
Beroving
β=-.21, t=-1.65, p=.10, R=.16, F(2,60)=6.93, p=.00 β=-.44, t=-2.94, p=.01, R=.16, F(2,60)=5.71, p=.01 β=-.28, t=-2.25, p=.03, R=.24, F(2,60)=9.43, p=00 β=-.27, t=-1.93, p=.06, R=.19, F(2,60)=7.02, p=.00
Z=-2.13 p=.01
Geweldpleging Diefstal Inbraak
Z=-.84, p=.12 Z=-3.15, p=.00 Z=-2.16, p=.01
Longitudinale effecten In vorige alinea’s zijn de resultaten beschreven van analyses met de data uit alle beschikbare jaren samen genomen. De in deze alinea beschreven analyse is uitgevoerd met de data uit de afzonderlijke waves. Met deze longitudinale analyses is geprobeerd verder te onderzoeken of de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit wordt gemedieerd door sociaal vertrouwen of dat de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen wordt gemedieerd door criminaliteit. De data is opgesplitst in de volgende waves: Wave 1: 1990-1993, Wave 2: 1994-1999 en Wave 3 2000-2004, zie Tabel 6. Omdat er geen gerapporteerde criminaliteitscijfers zijn van na 2004 zijn Wave 4 (2005-2007) en Wave 5(2008-2012) niet meegenomen in de longitudinale analyses.
16
Tabel 6. Longitudinale Analyses Relatie inkomensongelijkheid (Gini) en gerapporteerde criminaliteit (criminaliteit) met sociaal vertrouwen (vertrouwen) als mediator. analyse
Wave Gini
Wave vertrouwen
Wave criminaliteit
1
1 (1990-1993)
1 (1990-1993)
3 (2000-2004)
2
1 (1990-1993)
1 (1990-1993)
2 (1994-1999)
3
1 (1990-1993)
2 (1994-1999)
3 (2000-2004)
4
2 (1994-1999)
2 (1994-1999)
3 (2000-2004)
Relatie inkomensongelijkheid (Gini) en sociaal vertrouwen (vertrouwen) met gerapporteerde criminaliteit (criminaliteit) als mediator. analyse
Wave Gini
Wave vertrouwen
Wave criminaliteit
5
1 (1990-1993)
1 (1990-1993)
2 (1994-1999)
6
1 (1990-1993)
1 (1990-1993)
2 (1994-1999)
7
1 (1990-1993)
2 (1994-1999)
3 (2000-2004)
8
2 (1994-1999)
2 (1994-1999)
3 (2000-2004)
In deze alinea worden de analyses 1 t/m 4 besproken waarbij wordt gekeken of er een relatie bestaat tussen inkomensongelijkheid, sociaal vertrouwen en criminaliteit, waarbij criminaliteit in een latere tijdsperiode is gemeten dan inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen. In Tabel 7 zijn de resultaten van de analyses 1 t/m 4 opgenomen. De gemiddelde toetsingsresultaten van deze analyses zijn opgenomen in Figuur 6. Gezien het lage aantal landen dat in een aantal waves is opgenomen dienen deze resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het is interessant naar de afzonderlijke longitudinale analyses tussen sociaal vertrouwen en criminaliteit te kijken. Er is sprake van een significante relatie tussen sociaal vertrouwen in wave 1 en criminaliteit in wave 3. Er is sprake van een trend in de relatie tussen sociaal vertrouwen in wave 2 en criminaliteit in wave 3. Tussen sociaal vertrouwen in wave 1 en criminaliteit in wave 2 is geen relatie gevonden. De resultaten tussen sociaal vertrouwen en criminaliteit waarbij criminaliteit volgt op sociaal vertrouwen zijn dus niet eenduidig. Vervolgens is er met behulp van de gemiddelden van analyse 1 t/m 4 gekeken naar de mediërende waarde van sociaal vertrouwen op de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit. Deze gemiddelde resultaten zijn weergegeven in Figuur 6. De resultaten van de Sobel test zijn opgenomen in Tabel 6. Sociaal vertrouwen (gemeten in een periode voorafgaand aan criminaliteit) medieert de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit gedeeltelijk. Dit is een bevestiging van de eerder gevonden gedeeltelijke mediatie in de analyse waarbij de data uit de tijdsperiodes is samengenomen, zie Figuur 4.
17
Tabel 7. Resultaten longitudinale analyses: sociaal vertrouwen als mediator Gini 1 - Vertrouwen 1
Beta -.34
t -1.26
p .23
R .12
F F(1,12)=1,58
p .23
SE .00
Gini 1 - Vertrouwen 2
-.49*
-3.08
.00
.24
F(1,30)=9.49
.00
.00
Gini 2 - Vertrouwen 2
-.35*
-2.40
.02
.12
F(1,41)=5.75
.02
.00
Gemiddeld
-.39
-2.25
.16
F(1,28)=5.61
Vertrouwen 1 - Criminaliteit 2
-.37
-1.20
.26
.14
F(1,9)=1.44
.26
.14
Vertrouwen 1 - Criminaliteit 3
-.67*
-2.36
.05
.44
F(1,7)=5.57
.05
.15
Vertrouwen 2 - Criminaliteit 3
-.33
-1.77
.09
.11
F(1,25)=3.10
.09
.09
Gemiddeld
-.45
-1.78
.23
F(1,14)=3.37
Gini 1 - Criminaliteit 2
.54*
3.32
.00
.29
F(1,27)=11.07
.00
Gini 1 - Vertrouwen 1 - Criminaliteit 2
.46
1.51
.17
.33
F(2,8)=1.97
.20
Gini 1 - Criminaliteit 3
.60**
3.70
.00
.36
F(1,24)=13.66
.00
Gini 1 - Vertrouwen 1- Criminaliteit 3
.43
1.55
.17
.60
F(2,6)=4.45
.06
Gini 1 - Vertrouwen 2 - Criminaliteit 3
.58*
3.03
.00
.37
F(2,23)=6.60
.05
Gini 2 - Criminaliteit 3
.44*
2.9
.00
.19
F(1,36)=8.46
.00
Gini 2 - Vertrouwen 2 - Criminaliteit 3
.36
1.90
.07
.23
F(2,24)=3.52
.05
Gemiddeld Gini - Criminaliteit
.53
3.31
.28
F(1,29)=11.06
Gemiddeld Gini - Vertrouwen Criminaliteit
.46
1.20
.38
F(2,16)=4.16
β=-.39
.00
.13 .00
.00
.00
.00
Sobel= 3.59** p=.00 Vertrouwen
GINI
β=-.45
Criminaliteit
β=.53 (β=.46) Figuur 6. Gemiddelden uit de longitudinale analyse uit Tabel 7.
18
In deze alinea worden de analyses 5 t/m 8, zie Tabel 6, besproken waarbij wordt gekeken of er een relatie bestaat tussen inkomensongelijkheid, criminaliteit en sociaal vertrouwen, waarbij sociaal vertrouwen in een latere tijdsperiode is gemeten dan inkomensongelijkheid en criminaliteit. In Tabel 8 zijn de resultaten van de analyses 5 t/m 8 opgenomen. De gemiddelden van deze analyses zijn opgenomen in Figuur 7. Gezien het lage aantal landen dat in een aantal waves is opgenomen dienen deze resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het is interessant naar de afzonderlijke longitudinale analyses tussen criminaliteit en sociaal vertrouwen te kijken. Er is sprake van een significante relatie tussen criminaliteit in wave 1 en sociaal vertrouwen in wave 2, en tussen criminaliteit in wave 1 en sociaal vertrouwen in wave 3. Tussen criminaliteit in wave 2 en sociaal vertrouwen in wave 3 is geen significante relatie gevonden. Ook de resultaten tussen criminaliteit en sociaal vertrouwen waarbij sociaal vertrouwen volgt op criminaliteit zijn dus niet eenduidig. Vervolgens is er met behulp van de gemiddelden van analyse 5 t/m 8 gekeken naar de mediërende waarde van criminaliteit op de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen. Deze gemiddelde resultaten zijn weergegeven in Figuur 7. De resultaten van de Sobel test zijn opgenomen in Tabel 8. Kijkend naar de gemiddelde toetsingsresultaten lijkt het dat criminaliteit, gemeten in een periode voorafgaand aan sociaal vertrouwen, de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen volledig medieert. Dit zou een bevestiging zijn van de eerder gevonden volledige mediatie van de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen door criminaliteit, zie Figuur 5, en inhouden dat een vermindering van sociaal vertrouwen volgt op een toename van criminaliteit. Echter geeft de Sobel test geen significant resultaat. Waardoor er op basis van de resultaten van deze analyses niet geconcludeerd kan worden dat een afname in sociaal vertrouwen volgt op een toename van criminaliteit of een toename in sociaal vertrouwen volgt op een afname in criminaliteit.
19
Tabel 8. Resultaten Longitudinale analyses; criminaliteit als mediator. Gini 1 - Criminaliteit 1
Beta .41
T 1.97
P .06
R .17
F F(1,19)=3.87
p .06
SE .00
Gini 1 - Criminaliteit 2
.54*
3.32
.00
.29
F(1,27)=11.07
.00
.00
Gini 2 - Criminaliteit 2
.63**
4.74
.00
.39
F(1,35)=22.44
.00
.00
Gemiddeld
.53
3.34
.28
F(1,27)=12.46
Criminaliteit 1 - Vertrouwen 2
-.56*
-3.21
.00
.32
F(1,22)=11.28
.00
.35
Criminaliteit 1 - Vertrouwen 3
-.60*
-2.69
.02
.36
F(1,13)=7.21
.02
.52
Criminaliteit 2 - Vertrouwen 3
-.39
-1.45
.17
.15
F(1,12)=2.10
.17
.76
Gemiddeld
-.51
-2.45
.28
F(1,16)=6.9
Gini 1 - Vertrouwen 2
-.49*
-3.08
.00
.24
F(1,30)=9.49
.00
Gini 1 - Criminaliteit 1 - Vertrouwen 2
-.31
-1.55
.14
.40
F(2,18)=5.97
.01
Gini 1- Vertrouwen 3
-.48*
-2.40
.03
.23
F(1,19)=5.79
.03
Gini 1 - Criminaliteit 1 - Vertrouwen 3
-.29
-1.19
.26
.43
F(2,12)=4.43
.04
Gini 1 - Criminaliteit 2 - Vertrouwen 3
-.39
-1.26
.24
.26
F(2,11)=1.90
.20
Gini 2 - Vertrouwen 3
-.36
-1.97
.06
.13
F(1,27)=3.89
.06
Gini 2 - Criminaliteit 2 - Vertrouwen 3
-.19
-.53
.60
.17
F(2,11)=1.13
.36
Gemiddeld Gini - Vertrouwen
-.44
-2.48
.20
F(1,25)=6.39
Gemiddeld Gini – Criminaliteit Vertrouwen
-.29
-1.13
.32
F(2,13)=3.36
.00
.54 .00
.00
.00
.00
Sobel= 0.95, p=0.17 Criminaliteit
β=.53
Gini
β=-.51
β=-.44 (β=-.29)
Vertrouwen
Figuur 7. Gemiddelden van de longitudinale analyse uit Tabel 8. 20
Exploratief Exploratief is gecontroleerd voor het effect van Bruto Nationaal Product en niveau van democratie. Er is gekozen voor deze twee variabelen omdat zij beide gecorreleerd zijn aan inkomensongelijkheid, sociaal vertrouwen en criminaliteit, zie Tabel 2. Door een regressieanalyse is geprobeerd uit te sluiten dat de gevonden relaties in dit onderzoek in het geheel verklaard kunnen worden door niveau van democratie of Bruto Nationaal Product. In Figuur 8 t/m 11 zijn de resultaten weergegeven. Eerst is gekeken naar het model waar bij sociaal vertrouwen de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit gedeeltelijk medieert, zie Figuur 8 en 9. In Figuur 8 is weergegeven dat zowel inkomensongelijkheid (β=.46, t=4.16, p=.00, R=.49, F(3,51)=16.65 )als Bruto Nationaal Product (β=-.33, t=-2.77, p=.01, R=.49, F(3,51)=16.65) unieke voorspellers zijn van criminaliteit. De relatie tussen sociaal vertrouwen en criminaliteit (β=-.07, t=-.533, p=.596, R=.49, F(3,51)=16.65 ) is niet langer significant nu Bruto Nationaal Product is opgenomen in de analyse. Wat inhoud dat Bruto Nationaal Product een sterkere voorspeller is van criminaliteit dan sociaal vertrouwen. In Figuur 9 is weergegeven dat wanneer, in plaats van Bruto Nationaal Product, niveau van democratie wordt opgenomen in de analyse zowel inkomensongelijkheid (β=.52, t=4.60, p=.00, R=.452, F(3,51)=14.02) als niveau van democratie (β=-.20, t=-1.75, p=.09, R=.452, F(3,51)=14.02 ) een unieke bijdrage leveren aan het model. De relatie tussen sociaal vertrouwen en criminaliteit (β=-.147, t=-1.23, p=.223, R=.452, F(3,51)=14.02) is niet langer significant nu niveau van democratie is opgenomen in de analyse. Wat inhoud dat, net als Bruto Nationaal Product, ook niveau van democratie een sterkere voorspeller is van criminaliteit dan sociaal vertrouwen. Vervolgens is er gekeken naar het model waar in inkomensongelijkheid en criminaliteit, sociaal vertrouwen voorspellen, zie Figuur 10 en 11. Uit eerdere analyses is gebleken dat criminaliteit de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen volledig medieert, zie Figuur 5. In Figuur 10 is Bruto Nationaal Product opgenomen in de analyses. Er blijkt uit de resultaten dat Bruto Nationaal Product (β=.416, t=3.04, p=.00, R=.33, F(3,51)=8.42) een sterkere mediator is op de relatie dan criminaliteit (β=.086, t=-.53, p=.60, R=.33, F(3,51)=8.42). Het zelfde geldt voor niveau van democratie, zie Figuur 11. Niveau van democratie (β=.26, t=2.02, p=.05, R=.269, F(3,51)=6.25) is een sterkere mediator op de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen dan criminaliteit (β=-.20, t=-1.23, p=.22, R=.269, F(3,51)=6.25).
21
β=.447**/ β=.462**
Gini
Sociaal vertrouwen
β=-.065
Criminaliteit
BNP β=-.363**/ β=-.334*
Figuur 8. De invloed van Bruto Nationaal Product op de relatie tussen inkomensongelijkheid, sociaal vertrouwen en criminaliteit.
β=.570**/ β=.520** Gini
Sociaal vertrouwen
β=-.147
Criminaliteit
Democratie β=-.240*/ β=.195
Figuur 9. De invloed van niveau van democratie op de relatie tussen inkomensongelijkheid, sociaal vertrouwen en criminaliteit.
22
β=-.224 / β=-.184 Gini
Criminaliteit
β=-.086
Sociaal vertrouwen
BNP β=.447**/ β=.416** Figuur 10. De invloed van Bruto Nationaal Product op de relatie tussen inkomensongelijkheid, criminaliteit en sociaal vertrouwen.
β=-.337*/ β=-.225 Gini
Criminaliteit
β=-.197
Sociaal vertrouwen
Democratie β=.305* / β=.258*
Figuur 11. De invloed van niveau van democratie op de relatie tussen inkomensongelijkheid, criminaliteit en sociaal vertrouwen.
23
Discussie In dit onderzoek is de relatie tussen inkomensongelijkheid, criminaliteit en achtereenvolgens politiek- en sociaal vertrouwen onderzocht. Inkomensongelijkheid bleek een krachtige voorspeller voor gewelddadige criminaliteit, eigendomscriminaliteit en sociaal vertrouwen. Ook tussen criminaliteit en sociaal vertrouwen is een relatie gevonden. Er is geen relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen. Tussen politiek vertrouwen en criminaliteit is ook geen relatie gevonden. De gevonden relatie tussen inkomensongelijkheid en gewelddadige criminaliteit repliceert eerder onderzoek van Kelly (2000), Hsieh en Pugh (1993) en Wilkinson en Pickett (2009). Deze relatie tussen inkomensongelijkheid en gewelddadige criminaliteit kan verklaard worden vanuit de straintheorie van Merton (1983) en de sociale disorganisatie theorie van Shaw en McKay (1942), beide aangehaald in Kelly (2000). Volgens deze theorieën heerst in landen met een grote inkomensongelijkheid meer frustratie (straintheorie) en minder sociale controle (disorganisatietheorie) waardoor criminaliteit vaker voorkomt dan in landen met een kleinere inkomensongelijkheid. De gevonden relatie tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit is in tegenspraak met eerder onderzoek. Kelly (2000) vond geen relatie tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit. Een mogelijke verklaring voor het verschil in resultaten is dat in het onderzoek van Kelly naast inbraak en diefstal ook auto diefstal is opgenomen. Een tweede mogelijkheid voor het wel vinden van een relatie tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit is de wijze waarop eigendomscriminaliteit in dit huidige onderzoek is gemeten. Respondenten hebben zelf tijdens een survey gerapporteerd wel of niet slachtoffer te zijn geweest van diefstal of inbraak. Ondanks de instructies is het goed mogelijk dat mensen die een gewelddadige diefstal hebben meegemaakt deze toch als diefstal zonder geweld hebben gerapporteerd. Het is immers nog steeds diefstal als er iets met geweld wordt gestolen. Wanneer men hierdoor aangeeft slachtoffer te zijn geweest van eigendomscriminaliteit, zoals diefstal, terwijl men volgens de criteria van het onderzoek eigenlijk slachtoffer was van gewelddadige criminaliteit, zoals overval, kan dit verklaren waarom er wel een relatie is gevonden tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit. Ondanks dat de relatie tussen eigendomscriminaliteit en inkomensongelijkheid niet gestaafd wordt door eerder onderzoek kan deze wel verklaard worden vanuit de economische theorie van Becker (1968) aangehaald in Kelly (2000). Volgens deze theorie leven in een land met grote inkomensongelijkheid relatief arme mensen in hetzelfde gebied als relatief rijke mensen. De arme mensen zien de rijkdom van de rijken en willen dit ook, met als gevolg diefstal. Er is geen relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en politiekvertrouwen. Er is weinig eerder onderzoek gedaan naar deze relatie. Rahn en Rudolph (2005) vonden deze relatie wel. Dit was echter geen crossnationaal onderzoek. Binnen één land hebben Rahn en Rudolph een relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid en vertrouwen in de locale politiek. Daardoor kan het onderzoek van Rahn en Rudolph en dit huidige onderzoek niet goed met elkaar vergeleken worden. Het huidige onderzoek 24
heeft een bijdrage geleverd aan het geringe onderzoek dat er tot nu toe is gedaan naar de relatie tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen. Dat er geen relatie is gevonden tussen politiek vertrouwen en criminaliteit kan verklaard worden vanuit eerder onderzoek. Onderzoekers die deze relatie vonden maakten gebruik van subjectieve criminaliteitscijfers zoals neiging tot criminaliteit (Levi en Stoker, 2011) en zorgen over criminaliteit (Chanley, Rudolph en Rahn, 2000). In het huidige onderzoek is gebruikt gemaakt van objectievere data. Er is aan de respondenten gevraagd naar feiten: “Bent u de afgelopen 5 jaar slachtoffer geweest van diefstal?”. Hiermee is een poging gedaan daadwerkelijke criminaliteit te meten. Daadwerkelijk criminaliteit kan sterk verschillen van subjectieve criminaliteit. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat er een verschil is tussen het risico dat mensen denken te lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit en het daadwerkelijke risico dat deze mensen lopen om slachtoffer te worden. (Ferraro, 1995). Ook Wilkinson en Pickett (2009) concluderen dat de angst die mensen hebben voor criminaliteit en geweld niet altijd overeen komt met criminaliteitscijfers en trends. Dit kan het verschil in resultaten tussen het eerdere onderzoek met subjectieve criminaliteitsdata en dit onderzoek met objectieve criminaliteitsdata verklaren. In dit onderzoek is ook onderzocht of sociaal vertrouwen de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit medieert. Er bleek sprake van een gedeeltelijke mediatie, wat inhoudt dat er naast sociaal vertrouwen ook andere aspecten zijn (bijvoorbeeld jalousie) die mee spelen in de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit. Er is ook onderzocht of criminaliteit de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen medieert. In eerste instantie bleek uit de resultaten van dit onderzoek dat er inderdaad sprake is van volledige mediatie. Dit zou inhouden dat inkomensongelijkheid en criminaliteit samen sociaal vertrouwen kunnen voorspellen. Door middel van longitudinale analyse is geprobeerd deze voorspellende waarde van criminaliteit op sociaal vertrouwen verder te onderzoeken. De longitudinale analyse kon echter de eerder gevonden resultaten niet verder ondersteunen, waardoor er slechts op zeer voorzichtige wijze geconcludeerd kan worden dat inkomensongelijkheid criminaliteit doet toenemen, wat er voor zorgt dat sociaal vertrouwen af neemt. Een mogelijke oorzaak voor het verschil tussen de longitudinale analyse en de analyse met alle data samen is het geringe aantal landen dat mee heeft gedaan in de surveys in bepaalde tijdsperiodes, waardoor er alleen bij de longitudinale analyse sprake was van een zeer kleine `steekproef`. Hierdoor zijn de longitudinale analyses uitgevoerd met aanzienlijk minder landen dan de niet longitudinale analyses. Door de kleine steekproef bij de longitudinale analyse kan er minder waarde gehecht worden aan de uitkomsten van de longitudinale analyse dan aan de uitkomsten van de analyses waarbij alle data samen is genomen. Tot slot zijn Bruto Nationaal Product en niveau van democratie opgenomen in de analyses. Bruto nationaal product en democratie zijn sterk gerelateerd aan zowel inkomensongelijkheid als sociaal vertrouwen. Uit de mediatie analyses bleek dat zowel Bruto Nationaal Product als niveau van democratie sterkere voorspellers zijn van criminaliteit dan sociaal vertrouwen. Dit komt dus overeen met de eerdere analyses waarbij sociaal vertrouwen de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit gedeeltelijk mediteert en er dus sprake moet zijn van andere aspecten die de relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit verklaren. 25
Uit eerdere analyses is gebleken dat criminaliteit de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen volledig medieert. Wanneer Bruto Nationaal Product en niveau van democratie worden meegenomen in de analyse blijken beide een sterkere mediator op de relatie dan criminaliteit. Hieruit kan geconcludeerd worden dat toch niet alleen criminaliteit de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen kan verklaren. Bruto Nationaal Product en niveau van democratie spelen zelfs een grotere rol dan sociaal vertrouwen. Gezien de grote rol die Bruto Nationaal Product en Niveau van democratie spelen is het zeker aan te raden deze twee aspecten ook in vervolg onderzoek mee te nemen. Er kan dan verder onderzocht worden wat de relatie is van deze twee aspecten op sociale aspecten die beïnvloed worden door inkomensongelijkheid. Dit onderzoek levert een bijdrage aan eerder onderzoek naar inkomensongelijkheid en de relatie met sociale aspecten zoals criminaliteit en sociaal vertrouwen. Er is gebleken dat de veelvuldig gevonden relatie tussen inkomensongelijkheid en criminaliteit voor een deel verklaard kan worden door sociaal vertrouwen. In de toekomst zou het interessant zijn deze relatie verder te onderzoeken. Welke sociale aspecten, naast sociaal vertrouwen, kunnen deze relatie nog meer verklaren?. Hierbij kan gedacht worden aan jalousie, zijn mensen in landen met een hoge inkomensongelijkheid jaloers op de mensen die het beter hebben en leid dit tot meer criminaliteit? Een andere mogelijkheid is niveau van eigenwaarde, hebben mensen in landen met een grote inkomensongelijkheid een lager niveau van eigenwaarde en leid het willen verhogen van de eigenwaarde d.m.v. criminaliteit tot meer criminaliteit? Twee andere sociale aspect die gezamenlijk of afzonderlijk van elkaar een rol zouden kunnen spelen zijn schoolprestaties en de thuissituatie van kinderen. Er is in eerder onderzoek een relatie gevonden tussen inkomensongelijkheid, schoolprestaties en percentage echtscheidingen (Wilkinson & Pickett, 2009), slechte schoolprestaties en/of opgroeien in een gebroken gezin zouden de hogere criminaliteitscijfers van landen met inkomensongelijkheid mogelijk kunnen verklaren. Een andere interessante uitkomst van dit huidige onderzoek is de relatie tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit. Deze relatie kan in vervolgonderzoek verder onderzocht worden door naast diefstal en inbraak andere vormen van niet-gewelddadige criminaliteit op te nemen in het onderzoek. Er kan dan worden gekeken naar verschillen tussen onderzoeken die wel en geen relatie vinden tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit. De punten waarop deze onderzoeken van elkaar verschillen kunnen mogelijk meer duidelijkheid verschaffen over de relatie tussen inkomensongelijkheid en eigendomscriminaliteit. Dit onderzoek heeft een aantal limitaties, allereerst is het onderzoek correlationeel van aard, hierdoor kan er weinig gezegd worden over de voorspellende waarde van de sociale aspecten en/of de richting van de correlatie. Een tweede beperking is dat het onderzoek is uitgevoerd op landsniveau, er is gekeken naar verschillen tussen landen. Hierdoor kan er niets gezegd worden over psychologische aspecten die binnen een land spelen. Er kan dus bijvoorbeeld niet geconcludeerd worden dat binnen één land criminaliteit een voorspeller is van sociaal vertrouwen omdat mensen die veel criminaliteit in de directe omgeving ervaren elkaar minder vertrouwen. 26
De resultaten van dit onderzoek kunnen bruikbaar zijn in de praktijk. De sterke voorspellende waarde van inkomensongelijkheid op criminaliteit en sociaal vertrouwen kan van invloed zijn op politieke beslissingen. De volledige meditatie van de relatie tussen inkomensongelijkheid en sociaal vertrouwen door criminaliteit kan in praktijk betekenen dat wanneer in een land inkomensongelijkheid afneemt en sociaal vertrouwen toeneemt ook criminaliteit zal afnemen. Het doen afnemen van criminaliteit is een streven van veel politiek leiders, de resultaten van dit en eerder onderzoek kan dan ook een rol spelen in de bepaling van politiek beleid gericht op een afname van inkomensongelijkheid. Literatuur Ferraro, K, F. (1995). Fear of Crime: Interpreting Victimization Risk. Albany: State University of New York Press. Fisher, J., van Heerde, J. & Tucker, A. (2010). Does one trust judgment fit all? Linking theory and empirics. British Journal of Politics and International Relations, 12, 161–188. Hooghe, M. (2011). Why there is basically only one form of political trust. Journal of Politics and International Relations 13, 269-275. Hsieh, C., & Pugh, M. D. (1993). Poverty, Income Inequality, and Violent Crime: A Meta Analysis of Recent Aggregate Data Studies. Criminal Justice Review, 18, 182-202. Kelly, M. (2000). Inequality and Crime. The Review of Economics and Statistics, 82, 530-539. Levi, M., & Stoker, L. (2000). Political trust and trustworthiness. Annual Review Politic Science, 3, 475-507. Marien, S., & Hooghe, M. (2011). Does political trust matter? An emperical investigation into the relation between political trust and support for law compliance. European Journal of Political Resaerch, 50, 267-291. Mishler, W., & Rose, R. (2001). What Are The Origins of Political Trust: Testing Institutonal and Cultural Theories in Post-Communist Societies. Comparitive Political Studies, 34, 30-62. Rahn, W. M., & Rudolph, T. J. (2005). A Tale of Political Trust in American Cities. Public Opinion Quarterly, 69, 530-560. Sherman, W.L., (2001). Trust and confidence in criminal justice. National Institute of Justice Journal, march, 2331 Wilkinson, R., & Pickett, K. (2009). The Spirit Level: Why Equality is better for Everyone. Londen: Penguin Group. Geraadpleegde datasets: Central Intelligence Agency, The World Fact Book. (2012). Distrubution of family income, Gini index. Geraadpleegd vanaf https://www.cia.gov/library/publications/the-world factbook/fields/print_2172.html. European and World Values Surveys Four Wave Intergrated Data File, 1981-2008, v.20060423, 2008. The European Values Study Foundation (www.europeanvalues.nl) and World Values Survey
27
Association (http://www.worldvaluessurvey.org). Geraadpleegd vanaf http://www.wvsevsdb.com/wvs/WVSData.jsp. The World Bank, Development Research Group. (2012) Gini Indicator MetaData 1980-2012. Geraadpleegd vanaf http://data.worldbank.org/indicator/SI.POV.GINI. United Nations Crime and Justice Information Network. Survey. (2011). UNODC geraadpleegd op http://www.unodc.org/unodc/en/data-and-analysis/statistics/data.html. United Nations Survey of Crime Trends and Operations of Criminal Justice Systems database. (2002) ICVS 1989-2002. Geraadpleegd vanaf http://www.unicri.it/services/library_documentation/publications/icvs/data.
28