DE RECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE INZAKE DE VERWIJDERINGSMAATREGELEN EN VERBLIJFSTITELS TEN OVERSTAAN VAN ZIEKE VREEMDELINGEN
Het 'medisch contentieux' bij de Raad van State omvat twee groepen van uitspraken.1 Enerzijds betreft het uitspraken van de Raad over de geldigheid van beslissingen waarbij de dienst Vreemdelingen een verblijfsmachtiging op grond van artikel 9, derde lid van de Vreemdelingenwet onontvankelijkheid dan wel ongegrond verklaart, al dan niet gepaard gaand met de aflevering van een (nieuwe) verwijderingsmaatregel. Een tweede categorie betreft arresten over de geldigheid van beslissingen waarbij de dienst Vreemdelingenzaken weigert om de verlenging van de uitvoeringstermijn van een verwijderingsmaatregel, doorgaans een bevel om het grondgebied te verlaten, in te willigen. In het eerste geval betwist de betrokken vreemdeling voor de Raad van State dat de minister van Binnenlandse Zaken weigert om de door hem opgeworpen medische redenen als een ‘buitengewone omstandigheid’ aan te merken op grond waarvan hij of zij een machtiging tot verblijf voor meer dan drie maanden in België kan indienen, in plaats van bij de diplomatieke of consulaire post in zijn land van herkomst en/of dat de minister zijn gezondheidstoestand niet beschouwt als een gegronde reden voor het bekomen van een dergelijke verblijfsmachtiging. 2 In het tweede geval vecht de betrokkene aan dat zijn medische toestand niet aanzien wordt als een voldoende reden om de uitvoeringstermijn van een hem of haar eerder betekend bevel om het grondgebied te verlaten (tijdelijk) te verlengen.3 Aangezien het onderzoek van de Raad van State zich in beide hypotheses in hoofdzaak richt op de motivering van de bestreden beslissing, mag de vreemdeling zich in zijn verzoekschrift niet beperken tot een eenvoudige verwijzing naar zijn ziekte,4 maar moet hij of zij daarentegen aangeven waarom in de bestreden beslissing niet of in onvoldoende mate rekening werd gehouden met de aangevoerde medische problemen.5 Meer in het algemeen gaat de Raad van State er van uit dat op de vreemdeling de plicht rust om alle nuttige inlichtingen in verband met zijn ziekte of pathologie aan de dienst Vreemdelingenzaken over te maken.6 Met de informatieplicht in hoofde van de vreemdeling 1
H. RASSART, “La jurisprudence du Conseil d’Etat concernant l’article 9, alinéa 3, de la Loi du 15 décembre 1980 (19982000)”, Rev. dr. étr. 2000, afl. 109, 323. 2 Zie o.m. R.v.St. nrs. 42.690 en 42.691, 26 april 1993, R.A.C.E. 1993, z.p., Rev. dr. étr. 1993, 335 en T. Vreemd. 1993, afl. 2, 182; R.v.St. nrs. 50.279 en 50.281, 21 november 1994, R.A.C.E. 1994, z.p.; R.v.St. nr. 51.561, 7 februari 1995, onuitg.; R.v.St. nr. 51.966, 3 maart 1995, onuitg.; R.v.St. nr. 62.844, 30 oktober 1996, onuitg.; R.v.St. nr. 66.300, 16 mei 1997, onuitg.; R.v.St. nrs. 67.541 en 67.543, 22 juli 1997, Rev. dr. étr. 1997, 361 en T. Vreemd. 1998, 32; R.v.St. nr. 69.700, 20 november 1997, onuitg. 3 Zie o.m. R.v.St. nrs. 46.444 t.e.m. 46.446, 7 maart 1994, R.A.C.E. 1994, z.p.; R.v.St. nr. 51.150, 17 januari 1995, Rev. dr. étr. 1995, 55 en T. Vreemd. 1995, 80; R.v.St. nr. 51.806, 27 februari 1995, onuitg.; R.v.St. nr. 54.897, 25 augustus 1995, onuitg.; R.v.St. nr. 65.899, 17 april 1997, onuitg.; R.v.St. 66.703, 10 juni 1997, Rev. dr. étr. 1997, afl. 93, 219-221; R.v.St. nr. 67.703, 12 augustus 1997, onuitg. 4 In verband met het vereiste belang in hoofde van de verzoeker is bovendien vermeldenswaardig dat regularisatieaanvragers (sub artikel 9, derde lid van de Vreemdelingenwet), aan wie vóór hun aanvraag reeds een verwijderingsmaatregel is betekend, volgens (inmiddels vaste rechtspraak van) de Raad van State geen belang meer hebben om de schorsing van hun verwijderingsmaatregel te vorderen, aangezien aan het indienen van een regularisatieaanvraag evenmin schorsende werking toekomt (Zie o.m. R.v.St. nr. 76.501, 19 oktober 1998, onuitg.; R.v.St. nr. 78.636, 9 februari 1999, onuitg.). Vreemdelingen aan wie daarentegen nog geen verwijderingsbeslissing werd betekend op het ogenblik dat ze hun aanvraag sub artikel 9, derde lid van de Vreemdelingenwet indienden, hebben daarentegen wel een belang om de schorsing van de verwijderingsmaatregel te vorderen, omdat, aldus de Raad van State, de Belgische Staat in voorkomend geval geen verwijderingsmaatregel kan nemen zonder zich eerst uit te spreken over de gegrondheid van de regularisatieaanvraag (zie o.m. R.v.St. nr. 73.755, 19 mei 1998, onuitg.; R.v.St. nr. 77.165, 24 november 1998, onuitg.; R.v.St. nr. 105.622, 17 april 2002, Rev. dr. étr. 2002, afl. 118, 250; R.v.St. nrs. 109.566 en 109.562., onuitg.) 5 R.v.St. nr. 66.300, 16 mei 1997, onuitg. 6 Zie o.m. R.v.St. nr. 68.119, 16 september 1997, onuitg.: Wanneer een regularisatieaanvrager (sub artikel 9, derde lid van de Vreemdelingenwet) enkel medische attesten overmaakt aan de dienst Vreemdelingenzaken, zonder duidelijk aan te geven in welke mate hieruit blijkt dat het voor hem onmogelijk is om te reizen kan worden afgeleid, belet het loutere feit van deze attesten over te maken niet dat hij verwijderd wordt van het grondgebied. In dezelfde zin: R.v.St. nr. 65.899, 17 april 1997, onuitg.; R.v.St. nr. 68.119, 16 september 1997, onuitg.
correspondeert een motiveringsplicht in hoofde van de dienst Vreemdelingenzaken,7 die, in het medisch contentieux, op zijn beurt een onderzoeksplicht veronderstelt, waarbij, de dienst, indien nodig, overgaat tot alle noodzakelijke onderzoeken, teneinde volledig geïnformeerd te zijn over de medische situatie van de vreemdeling ("en parfaite connaissance de cause").8 In verband met de motiveringsplicht in medische verblijfsdossiers oordeelde de Raad van State voorts dat informatie in het administratief dossier een gebrekkig gemotiveerde beslissing niet kan ondervangen. De (formele) motivering van administratieve rechtshandelingen heeft tot doel de bestemmeling ervan in staat te stellen om met volledige kennis van zaken de bij wet voorziene beroepsmiddelen tegen de beslissing aan te wenden. In de context van het ‘medisch contentieux’ volgt hieruit dat de dienst Vreemdelingenzaken ertoe gehouden is, hetzij de conclusies van een eventueel ingewonnen medisch advies toe te voegen aan de verwijderingsbeslissing, hetzij in de beslissing zelf duidelijk aan te geven met welke aspecten van het advies in casu rekening werd gehouden.9 In geen geval kan de dienst Vreemdelingenzaken het medisch beroepsgeheim, zoals geregeld door artikel 458 van het Strafwetboek,10 als rechtvaardigingsgrond inroepen voor een gebrekkige gemotiveerde beslissing. De Raad van State heeft ter zake duidelijk gesteld dat het medisch beroepsgeheim steeds het belang van de (buitenlandse) patiënt dient en bijgevolg nooit tegen de vreemdeling kan worden ingeroepen.11 Wat betreft de beoordeling ten gronde van de medisch-verblijfsrechtelijke dossiers volgt de Raad van State in overwegende mate de rechtspraak van het E.H.R.M. over de conformiteit van verwijderingsmaatregelen van ernstig zieke vreemdelingen met artikel 3 van het E.V.R.M., al valt op dat de Raad de door het Hof ter zake uitgewerkte beoordelingscriteria op een aantal punten verder verfijnd en soms ook verruimd heeft. Het uitgangspunt van de Raad van State is niettemin dat een vreemdeling die de verschillende verblijfsmogelijkheden in België heeft uitgeput, in artikel 3 van het E.V.R.M. in beginsel geen rechtsgrond vindt om, omwille van zijn gezondheidstoestand, verder op het Belgische grondgebied te verblijven en er te genieten van medische bijstand, tenzij in geval van uitzonderlijke, humanitaire omstandigheden.12 Dergelijke (buitengewone) omstandigheden moeten, zo blijkt uit de rechtspraak van de Raad van State, beoordeeld worden aan de hand van verschillende criteria: de situatie op het vlak van gezondheidszorg in het land waarnaar de betrokken vreemdeling wordt uitgezet; de ernst van de ziekte; de (on)mogelijkheid voor de betrokkene om te reizen; de effectieve toegang van de vreemdeling tot de gezondheidsverstrekking in zijn land van herkomst, mede gelet op zijn financiële mogelijkheden en, ten slotte, de aanwezigheid van familieleden in geval de ziektetoestand dit vereist. De Raad van State toetst een op grond van medische motieven bestreden verwijderingsmaatregel niet steeds systematisch aan deze vijf verschillende criteria. In bepaalde arresten beperkt de Raad zich 7
R.v.St. nr. 79.089, 4 maart 1999, A.P.M. 1999, 60 (i.v.m. aanvraag voor machtiging tot verblijf sub artikel 9, derde lid Vreemdelingenwet); R.v.St. nr. 73.640, 14 mei 1998, onuitg. (i.v.m. de verlenging van de uitvoeringstermijn van de verwijderingsmaatregel). De dienst Vreemdelingenzaken moet daarbij rekening houden met alle informatie die de vreemdeling heeft overgemaakt, ook indien de documentatie pas werd bezorgd na de indiening van verblijfsmachtiging sub artikel 9, derde lid van de Vreemdelingenwet (R.v.St. nr. 84.579, 7 januari 2000, onuitg.). Wel kan aan de dienst Vreemdelingenzaken niet toegerekend worden dat er bij het uitvaardigen van een verwijderingsmaatregel geen rekening werd gehouden met een verblijfsmachtiging op grond van medische redenen, wanneer deze laatste aanvraag nog niet was ingediend op het ogenblik dat de administratie een verwijderingsmaatregel trof (R.v.St. nr. 62.848, 30 oktober 1996, onuitg.). 8 R.v.St. nr. 91.709, 19 december 2000, Rev. dr. étr. 2001, 224. Zie tevens R.v.St. nr. 82.698, 5 oktober 1999, Rev. dr. étr. 2000, 725 en T. Vreemd. 2000, 150. Voor dergelijke onderzoeken kan de administratie het advies inwinnen van een adviserend geneesheer, die evenwel, indien de door de vreemdeling overgemaakte medische attesten uitgaan van een gespecialiseerde arts, geen "simple titulaire d'une licence en médecine d'expertise" mag zijn, maar moet beschikken over gelijkwaardige kwalificaties als de medische specialist die de vreemdeling in eerste instantie heeft onderzocht (R.v.St. nr. 67.703, 12 augustus 1997, onuitg.). 9 R.v.St. nr. 67.541, 22 juli 1997, Rev. dr. étr. 1997, 361 en T. Vreemd. 1998, 32. 10 Zie over deze bepaling uitgebreid, B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van artikel 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, R.W. 2003-04, afl. 1, 1-19. 11 R.v.St. nr. 96.805, 21 juni 2001, onuitg.; R.v.St. nr. 67.541, 22 juli 1997, Rev. dr. étr. 1997, 361 en T. Vreemd. 1998, 32: "La finalité du secret médical est la protection du patient; […] L'avis d'un médecin-expert sur lequel se fonde la décision d'une autorité administrative qu'il a sollicité à cette fin et qui conséquent, au cas où la décision est contestée, a vocation à être versé au dossier soumis à la juridiction saisie du litige, ne saurait avoir vis-à-vis du patient qui est aussi le destinataire de l'acte, le caractère d'un sécret confié à l'administration en manière telle que celle-ci ne pourrait communiquer cet avis à l'intéressé". 12 R.v.St. nr. 82.698, 5 oktober 1999, Rev. dr. étr. 2000, 725 en T. Vreemd. 2000, 150.
tot één welbepaalde maatstaf, in andere wordt de conformiteit met meerdere criteria onderzocht. Géén van de criteria vormt dan ook, op zichzelf, een voldoende grond om te besluiten dat een verwijderingsmaatregel onverenigbaar is met artikel 3 van het E.V.R.M. Een eerste beoordelingscriterium houdt, zoals gezegd, verband met de vraag of de betroffen vreemdeling, rekening houdend met zijn gezondheidstoestand, in staat is om de terugreis naar zijn land van herkomst te ondernemen.13 Het formulier dat de raadgevende arts van de dienst Vreemdelingenzaken telkens dient in te vullen bij aanvragen tot het bekomen of het behouden van een verblijfsstatus om medische redenen, bevat overigens een specifieke vraag naar de mogelijkheid van de betrokken vreemdeling om een (desgevallend lange) reis af te leggen, waarbij, in subsidiaire orde, wordt gepeild naar de geschiktheid van de verschillende vervoersmodi (vliegtuig, sanitair vliegtuig, trein of ander vervoermiddel). Als een vreemdeling niet in staat wordt bevonden om te reizen, dan vormt dit gegeven een 'buitengewone omstandigheid’ in de zin van artikel 9, derde lid van de Vreemdelingenwet, althans voor wat betreft de ontvankelijkheid van een dergelijke machtiging.14 Hieruit mag men evenwel niet afleiden dat dergelijke buitengewone omstandigheid ontbreken wanneer de vreemdeling geacht wordt wel de reis naar zijn land van herkomst te kunnen afleggen.15 Wat betreft de maatstaf van de aard en de ernst van de medische toestand van de vreemdeling vereist de Raad van State, die inmiddels geconfronteerd werd met de meest uiteenlopende gezondheidsproblemen – zowel puur fysische als louter mentale of psychiatrische aandoeningen –, dat de ziekte, ongeacht de aard ervan, een zekere mate van ernst vertoont om een reëel beletsel voor de uitvoering van de verwijderingsmaatregel te kunnen vormen.16 Er is ons slechts één uitspraak bekend, waarbij de Raad van State, louter en alleen op basis van de aard van de aandoening besloot dat deze niet de vereiste graad van ernst bezat om de verwijdering van vreemdeling, in het licht van artikel 3 van het E.V.R.M., te kunnen beletten. Het betrof een buitenlandse vrouw die leed aan een probleem van haaruitval/kaalheid ("une alopécie andro-géno-génétique stade III selon la classification de Ludwig depuis l'âge précoce de son enfance, marquée par une évolution rapide et spectaculaire depuis l'âge de trois ans").17 De ernst van de medische toestand, of het gebrek eraan, moet op een voldoende geïndividualiseerde wijze bewezen worden. 18 In geval van twijfel omtrent de graad van ernst van de aandoening dient de dienst Vreemdelingenzaken het advies van een geneesheer in te winnen.19 Wanneer de door de dienst Vreemdelingenzaken geconsulteerde arts ter zake tot een ander besluit komt dan de door de vreemdeling aangezochte geneesheer, moet de arts van de dienst Vreemdelingenzaken de redenen voor zijn afwijkende conclusie expliciet aangeven.20 In geval van divergerende medische adviezen neigt de Raad van State ertoe om het advies van de meest in de aandoening gespecialiseerde arts te volgen,21 dan wel, in geval van evenwaardige expertise, het meest gedetailleerde (en daardoor tevens vaak meest geïndividualiseerde) rapport.22 13
Zie i.v.m. een verzoek tot verlenging van de uitvoeringstermijn van de verwijderingsmaatregel: R.v.St. nr. 65.160, 11 maart 1997, Rev. dr. étr. 1997, 270 en T. Vreemd. 1998, afl. 1 & 2, 73: ("Considérant que contrairement à ce qu'affirme l'Office des étrangers dans l'acte attaqué, il ressort du dernier certificat médical produit par la requérante qu'il existe bien des raisons médicales majeures s'opposant au départ de la requérante de Belgique dans la mesure ou le médecin de l'enfant a précisé que ce dernier ne pouvait voyager, ni supporter un long voyager"). 14 Zie o.m. R.v.St. nr. 75.425, 23 juli 1998, onuitg.; R.v.St. nr. 80.829, 10 juni 1999, A.P.M. 1999, 114; R.v.St. nr. 84.720, 18 januari 2000, onuitg. R.v.St. nr. 94.059, 15 maart 2001, onuitg. 15 R.v.St. nr. 67.070, 26 juni 1997, T. Vreemd. 1998, afl. 1 & 2, 73 (in casu kon de betrokkene wel reizen, maar werd toch besloten dat buitengewone omstandigheden (in de zin van artikel 9, derde lid van de vreemdelingenwet) voorhandenzijn, omdat de betrokkene voortdurende medische zorgverstrekking nodige heeft). 16 Zie o.m. R.v.St. nr. 67.070, 26 juni 1997, T. Vreemd. 1998, 73; R.v.St. nr. 76.446, 15 oktober 1998, onuitg. 17 R.v.St. nr. 87.678, onuitg. 18 R.v.St. nr. 73.013, 7 april 1998, Rev. dr. étr. 1998, 64, noot: ("que la lettre de l'Ambassade de Belgique du […] qui ne contient que des constatations sommaires de caractère général, et le premier acte attaqué, dont la lettre précitée constitue le motif détérminant, ne recontrent pas de manière adéquate et satisfaisante les aspects particuliers de la situation de la requérante et de son enfant décrits par les médecins spécialistes dans les attestations établies à l'occasions du premier examen de la demande de régularisation de séjour"). Zie tevens: R.v.St. nr. 66.703, 10 juni 1997, Rev. dr. étr. 1997, 219. 19 R.v.St. nr. 73.755, 19 mei 1998, onuitg.; R.v.St. nr. 82.698, 5 oktober 1999, Rev. dr. étr. 2000, 725 en T. Vreemd. 2000, 150, noot. 20 Zie R.v.St. nr. 76.648, 26 oktober 1998, onuitg. 21 R.v.St. nr. 65.160, 11 maart 1997, Rev. dr. étr. 1997, 70 en T. Vreemd. 1998, 73 ("Considérant que la lecture du dossier administratif ne révèle pas qu'il ait été procédé à un examen approfondi de la situation présentée par la requérante; que, bien qu'il ait été envisagé de soumettre le cas du fils de requérante à un médecin désigné par le Ministre de l'Intérieur, il ne ressort pas des pièces du dossier administratif que l'on ait recouru aux services d'un expert"); R.v.St. nr. 67.703, 12 augustus 1997, onuitg. ("Il encombe au médecin désigné par le ministre de l'Intérieur et qui n'est pas un spécialiste de l'affection en cause d'exposer les raisons pour lesquelles son avis quant aux conséquences d'un rapatriement s'écarte des conclusions des
In verband met de maatstaf van de beschikbaarheid van zorgverstrekking in het land van bestemming, moet de dienst Vreemdelingenzaken – aantoonbaar – er zich van vergewist hebben dat de vreemdeling kan beschikken over de medische zorgverstrekking die zijn ziektetoestand vereist.23 Als uit het dossier blijkt dat de dienst Vreemdelingenzaken dit op geen enkele wijze heeft nagetrokken, handelt de dienst in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel,24 a fortiori wanneer in de beslissing het tegendeel wordt vooropgesteld.25 De beschikbaarheid moet reëel zijn, niet aleatoir of zeer hypothetisch.26 Net zoals het E.H.R.M. huldigt de Raad van State de zienswijze dat artikel 3 van het E.V.R.M. niet het recht verzekert op de kwalitatief meest hoogstaande medische behandeling. Om in aanmerking te komen voor een recht op voortgezette verzorging (en verblijf) in België volstaat het bijgevolg niet dat de vreemdeling aantoont in België beter te worden verzorgd, maar moet hij daarentegen bewijzen dat hij in zijn land van herkomst geen medische verzorging van een aanvaardbaar kwalitatief niveau kan bekomen.27 In een bepaalde zaak aanvaarde de Raad van State dat aan het criterium van de beschikbaarheid van zorgverstrekking voldaan is, omdat vanuit België de vereiste geneesmiddelen werden overgemaakt aan de vreemdeling, in casu via de tussenkomst van het O.C.M.W.. De dienst Vreemdelingenzaken moet er zich in voorkomend geval wel van verzekeren dat het O.C.M.W. deze geneesmiddelen ook daadwerkelijk overmaakt.28 De vereiste medische behandeling moet niet alleen beschikbaar, maar ook financieel toegankelijk zijn voor de vreemdeling.29 In een arrest in verband met de verwijdering van een Ghanese hartpatiënt die regelmatige controle behoeft van zijn in België ingeplante pacemaker, schorste de Raad van State de verwijderingsmaatregel, omdat de dienst Vreemdelingenzaken nagelaten had om te onderzoeken of de betrokkene wel over voldoende financiële middelen beschikte om deze voor hem noodzakelijke medische dienst te bekostigen en uit een document bleek dat, hoewel deze verstrekkingen beschikbaar
spécialistes"). Zie tevens R.v.St. nr. 75.897, 24 september 1998, onuitg.: ("que la gravité de la mise en garde circonstanciée formulée par le médecin spécialiste qui soigne le requérant aurait dû inciter la partie adverse à procéder à de plus amples investigations en sollicitant l'avis d'un spécialiste indépendant […]"); R.v.St. nr. 98.492, 23 augustus 2001, onuitg.: ("En présence d'attestations médicales circonstanciés rédigées par un médecin spécialiste qui émet un avis défavorable à l'éloignement de la demanderesse, la partie adverse ne pouvait se satisfaire de l'opinion de son médecin conseil qui, s'il est spécialisé en évaluation du dommage corporel, n'apparaît pas spécialisé dans la branche du médecine traitant de l'affection dont souffre l'intéressée"). 22 R.v.St. nr. 66.703, 10 juni 1997, Rev. dr. étr. 1997, 219; R.v.St. nr. 67.391, 3 juli 1997, onuitg. 23 R.v.St. nr. 75.389, 22 juli 1998, J.L.M.B. 1998, 1562, Rev. dr. étr. 1998, 586 en T. Vreemd. 1998, 224, noot: "que la gravité de cette mise en garde formulée par un spécialiste et les observations de l'avocat de la requérante relatives à la dispensation des soins en Ukraine, devait inciter la partie adverse à poursuivre l'instruction de l'affaire, nottament, en receuillant des informations précises et complètes quant à la possibilité, pour la requérante, d'accéder effectivement en Ukraine, aux soins et aux traitements exigés par son état de santé". Zie tevens: R.v.St. nr. 95. 175, 7 mei 2001: Considérant que l'autorisation de séjour décidée le […] se fondait sur ce que 'les soins neuro-psychiatriques au Niger sont très rudimentaires et les médicaments specifiques, quasiment impossible à trouver'; que la partie adverse ne relève pas, dans la décision contestée, qu'il en serait autrement aujourd'hui". 24 N. VANDERSCHEUREN en I. POPPE, "Het Belgische vreemdelingenbeleid versus de rechtsstaat en het behoorlijk bestuur", in P. COMMERS, J. BLOMMAERT en G. COENE (red.), Het Belgische asielbeleid. Kritische perspectieven, Berchem, EPO, 2001, 205-206. Zie tevens afdeling 3. 25 R.v.St. nr. 67.392, 3 juli 1997, onuitg.; R.v.St. nr. 76.180, 8 oktober 1998, T. Vreemd. 1998, 227. 26 R.v.St. nr. 91.152, 29 november 2000, onuitg. In casu kon de verzeoeker het vereiste geneesmiddel enkel op bestelling bekomen, met een gemiddelde levertermijn van verscheidene weken. Volgens een rapport van het Belgische Rode Kruis in Kinshasa werd het medicijn dan nog slechts sporadisch geleverd in één apotheek, bovendien aan een zeer hoge prijs. 27 R.v.St. nr. 83.760, 30 november 1999, onuitg.: "que, si de soins comparables en qualité à ceux qu'il pourrait recevoir en Europe pourraient lui être prodigués au Pérou, ils sont 'très chers', à l'institut spécialisé qui dépend de l'Etat Péruvien et dans les hôpitaux privés 'de niveau très acceptable', mais que 'les soins médicaux fournis dans les hôpitaux du Ministre de la santé ou de la sécurité sociale sont plutôt rudimentaire". Zie tevens R.v.St. nr. 95.175, 7 mei 2001, Rev. dr. étr. 2001, 360. 28 R.v.St. nr. 67.392, 3 juli 1997, onuitg.: "qu'il est loisible à la précitée de s'adresser au c.p.a.s. afin de se voir mettre en possession des médicaments requis pour poursuivre son traitement au Zaïre; qu'il ne ressort toutefois d'aucun élément du dossier que la partie adverse se serait assurée que les médicaments seraient effectivement fournis par le c.p.a.s." 29 R.v.St. nr. 75.389, 22 juli 1998, J.L.M.B. 1998, 1562, Rev. dr. étr. 1998, 586 en T. Vreemd. 1998, 224, noot: "selon les éléments du dossier, il apparaissait que 'pour les personnes qui ne sont pas fortunées, il est quasi impossible d'obtenir les médicaments dans les hôpitaux ou dans les pharmacies à cause des prix exorbitants. La gratuité des services est limitée aux soins les plus primaires et les malades sont obligés de fournir eux-mêmes les médicaments, les draps de lit et la nourriture". Zie tevens: R.v.St. nr. 83.760, 30 november 1999, onuitg.; R.v.St. nr. 72.594, 18 maart 1998, Rev. dr. étr. 1998, 61, noot en T. Vreemd. 1998, 43; R.v.St. nr. 80.553, 1 juni 1999, onuitg.; R.v.St. nr. 93.594, 27 februari 2001, onuitg.
waren in Ghana, de kostprijs ervan erg hoog was.30 De dienstverlening is niet (financieel) toegankelijk indien de betrokkene "selon toute apparence démunie" blijkt te zijn.31 Ook het gegeven dat in het land van bestemming geen systeem van sociale zekerheid (en gezondheidszorgen) bestaat, moet de dienst Vreemdelingenzaken mede betrekken bij de evaluatie van de financiële situatie van de vreemdeling.32 Van de vreemdeling mag bovendien niet verwacht worden dat hij zelf spontaan de aandacht van de dienst Vreemdelingenzaken op zijn beperkte financiële mogelijkheden vestigt.33 Een laatste beoordelingscriterium in de rechtspraak van de Raad van State is, in navolging van het E.H.R.M., de vraag of de ziektetoestand van de vreemdeling de voortdurende aanwezigheid van familieleden of een derde vereist. De Raad aanvaarde dat de zorgbehoevende situatie van een bejaarde man een 'buitengewone omstandigheid' in de zin van artikel 9, derde lid uitmaakt, in zoverre deze aantoont dat geen enkel familielid in het land van bestemming in staat is om voor hem te zorgen.34 Ook het feit van een minderjarige terug te sturen naar zijn grootouders in het land van herkomst, kwalificeerde de Raad als een door artikel 3 van het E.V.R.M. verboden onmenselijke en vernederende behandeling, omdat de grootouders in casu niet meer in staat bleken te zijn om voor het kind te zorgen en de medische toestand van het kind de voortdurende aanwezigheid van een familielid of een derde vereiste.35
Bron: Een hoofdstuk uit de tekst ‘Medische aspecten van het vreemdelingenrecht en artikel 3 van het E.V.R.M. Een overzicht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de Raad van State en de burgerlijke rechtbanken.’ Volledige tekst: zie www.medimmigrant.be Auteur: Steven Bouckaert
30
R.v.St. nr. 70.508, 24 december 1997, A.P.M. 1998, 13. Ook in een zaak over de verwijderingbeslissing van een vreemdeling met kanker naar Oekraïene, waarbij de Belgische overheid er zich toe beperkt had op een abstracte manier aan te geven dat de vereiste zorgen terbeschikking waren in dat land, zonder aan te geven of de betrokken vreemdeling daar ook daadwerkelijk toegang toe had, schorstte de Raad van State de uitvoering van de verwijderingsmaatregel (R.v.St. nr. 75.389, 22 juli 1998, J.L.M.B. 1998, 1562, Rev. dr. étr. 1998, 586, T. Vreemd. 1998, 224, noot). Gelet op de informatie van de advocaat van de vreemdeling aangaande de beschikbaarheid van medische verzorging in Oekraïene, was de dienst Vreemdelingenzaken er immers toe verplicht om in casu bijkomende informatie in te winnen, "notamment […] des informations précises et complètes quant à la possibilité, pour la requérante d'accéder effectivement en Ukraine aux soins et aux traitements exigés par son état de santé". 31 R.v.St. nr. 82.698, 5 oktober 1999, Rev. dr. étr. 2000, 725 en T. Vreemd. 2000, 150, noot. 32 R.v.St. nr. 79.364, 19 maart 1999, onuitg.: "que quant au coût élevé du traitement mis en évidence par l'ambassade de Belgique à Luanda, la partie adverse répond que 'au cas où l'intéressée ne dipose pas elle-même des moyens financiers nécessaires, il lui appartient de les procurer auprès des personnes privées ou d'organisations caritatives'; qu'il ne ressort cependant pas du dossier administratif que la partie adverse ait procédé à ce sujet au moindre examen, ni quant à la situation financière de la requérante, ni quant à la possibilité de se faire aider par des organisations caritatives en Angola ou à partir de Belgique". Zie tevens R.v.St. nr. 72.594, 18 mei 1998, Rev. dr. étr. 1998, 61, noot en T. Vreemd. 1998, 43: "que la décision attaquée fait reproche au requérant de n'avoir apporté aucun élément relatif au coût réel d'un traitement dans son pays, ni à la possibilité pour une personne exercant une activité lucrative normale dans ce pays de payer les dits frais et de n'avoir pas apporté la preuve qu'il ait réellement cherché à trouver un payment privé pour ces frais; qu'il ressort cependant du dossier administratif que la partie adverse n'a elle-même, comme elle aurait dû le faire à la suite des informations qui lui ont, à sa demande, été communiquées par l'Ambassade de Belgique, a Abidjan, pris aucune initiative, ni même contacté le requérant, en vue de procéder à 'examen de sa situation financière; que la décision n'est pas adéquatement motivée; que de surcroît, le retour du requérant au Ghana est susceptible, dans ces circonstances, d"engendrer dans son chef un risque sérieux et avéré de traitement inhumain et dégradant au sens de l'article 3 de la Convention de Sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales […]". 33 R.v.St. nr. 70.508, 24 december 1997, A.P.M. 1998, 13. 34 R.v.St. nr. 89.109, 27 juli 2000, onuitg.. 35 R.v.St. nr. 45.191, 8 december 1993, J. dr. jeun. 1995, afl. 142, 85, Jaarboek Mensenrechten 1993-94, 425, Rev. dr. étr. 1994, 146 en T. Vreemd. 1994, 194.