De Priesteres van Zweeloo Hoe liep ze erbij? Albert Metselaar
In 1952 werd in Zweeloo bij zandwinning een grafveld gevonden. In een van e de graven, no. 87, bleek een 5 eeuwse dame begraven te zijn, die de gemoederen nog steeds bezig weet te houden. Men spreekt van een rijke inhoud, een dame van welstand, een bijzonder graf, kledingresten die getuigen van een weeftechnisch hoogstandje vanwege de ruitkeper met meegeweven kaartweefsel. Al gauw werd gesproken van de Prinses van Zweeloo. Dit was een term die al in 1952 werd geïntroduceerd door professor Van Giffen. In die periode wist men nog niet eens wat er precies in het graf gevonden zou worden, want het hele graf (zand, aarde, bijgaven) was zonder nader onderzoek als één niet uitgepakt pakket ingekist en wel overgebracht naar het Drents Museum. Wat de feiten niet weergaven werd door de mythologisering aangevuld. Vanaf het prille begin, zelfs door de wetenschappers. Ook nadat het pakket later helemaal was onderzocht en gedetermineerd ging dat door. De prinses heette Janna, hoorden we in 2009 via TV Drenthe. Een wichelroedeloopster had zelfs contact met Esmeralda, zoals ze toen zou heten. Bij een prinses hoort een koning en een kasteel. De eveneens gevonden paardengraven maakten het verhaal nog mooier. Ze was een paardenliefhebster, dat lijken mensen zeker te weten. Ze werd via TV Drenthe galopperend over de Drentse akkers weergegeven, gehuld in een wit laken. Drenthe lijkt een vrouwelijke variant van koning Arthur gevonden te hebben: het wicht boeit net als Arthur een hele bevolking, roept de wildste fantasieën op, maar het kasteel moet nog steeds gevonden worden. Of is het een van die Witte Wieven, nu dus een Wit Wicht, die als archetype in onze geest rondwaart? In het Drents Museum in Assen heeft men sinds 1988 een reconstructie van kleding en vondsten proberen neer te zetten. Een verstilde werkelijkheid of een inmiddels achterhaald punt op het pad van het onderzoek? Hoe kan het eigenlijk zo komen dat er zoveel mythologisering op gang is gekomen? Ik denk dat er vier hoofdredenen zijn. Ten eerste moeten we ons ervan bewust zijn dat we te maken hebben met een graf. De dame in kwestie werd ter ruste gelegd. De wijze waarop ze terug is gevonden is iedereen het wel over eens. Maar dan begint het: was haar bijzetting een afspiegeling van haar leven? Waren de vondsten op en bij haar lichaam alleen bij haar dood deel van haar werkelijkheid of liep ze dagelijks of bij gelegenheden rond met de spullen die in haar graf werden gevonden? In hoeverre liggen u en ik later
1
bij onze uitvaart erbij zoals we in ons dagelijks leven waren, en in hoeverre worden mensen dan juist niet neergelegd zoals ze dagelijks waren, maar zoals men ze zich wil herinneren? In hoeverre werd 1500 jaar geleden begraven met een beeld van een hiernamaals voor ogen waarbij enkel gericht op dat hiernamaals werd meegegeven? In de kledingreconstructies, afbeeldingen en opzet van de expositie van het Drents Museum werd ze staand afgebeeld. Een lijk werd om educatieve redenen als levende voorgesteld. Terwijl de informatie over de dode dus geen beeld van de levende hoeft te geven. Was een voorstelling van een liggende persoon niet dichter bij de waarheid gebleven en minder speculatief geworden? Een tweede reden heeft te maken met de eigenheid van de archeologie. Het is een logica, een denksysteem. Een systeem dat wel degelijk gebaseerd is op feiten, maar dat het voor een voortschrijdend inzicht moet hebben van aanvulling met nieuwe feiten die nieuw licht geven op oude vondsten. Zo kunnen beelden van de werkelijkheid rondom oude vondsten ieder jaar weer veranderen, ondanks dat die vondst zelf dus niet is veranderd. Het is maar net wat elders weer nieuw ontdekt wordt en of dat wel of niet invloed heeft op oudere beelden van de Drentse vondsten. In de dagen dat Van Giffen begon te spreken van de “Prinses” was er nog maar weinig bekend van de vondst zelf en waren er veel minder vondsten elders waar deze mee vergeleken kon worden. Komt nog bij dat Van Giffen de logica wel meer aanvulde met populaire beeldvorming, als dat een doel kon dienen. Dat gebeurde bijvoorbeeld ook met zijn beeld van het hunebed van Schoonoord. Het werd gelijkgesteld met de Papeloze Kerk, er werden beelden bij gehaald van hagepreken, terwijl literatuuronderzoek aantoont dat het onzeker is of juist dit hunebed die Papeloze Kerk is. Historisch onderzoek toont tevens aan dat er geen indicaties van hagepreken waren in die tijd. De derde reden is dat het zo lang geduurd heeft voor het officiële onderzoek was afgerond. De leemte werd ingevuld door vermoedens. Daar kwam nog bij dat de vondst tot de verbeelding sprak. Dan gaat de fantasie invullen wat de feiten (nog) niet weten. De fantasie had de tijd op zijn hand. Het werd niet gecorrigeerd door feitelijke interpretaties. Dat officiële onderzoek is er nu wel, maar dat is ook nog eens geschreven in de taal van deskundigen, zodat het voor de gewone mens niet doorgrondelijker is geworden. De vierde hoofdreden zal zijn dat archeologische praktijkonderzoeken en levende geschiedenis pas redelijk recent op gang zijn gekomen. We zien nu niet alleen meer wat er gevonden wordt, we gebruiken het ook weer en leren wat we wel of niet kunnen met zaken die ooit alleen maar in de vitrine lagen.
2
Levende geschiedenis wordt zo een aanvulling op de archeologie. Levende geschiedenis en de daarbij horende praktische experimenten hebben flink invloed op het beeld van de dame van Zweeloo. In 2009 kwam prof. dr. Van Es met het lang verwachte rapport over de opgravingen in Zweeloo. W.A. Bommel-Van der Sluis voegde een hoofdstuk toe over de bij de dame van Zweeloo gevonden kralen en andere versieringen. De publicatie werd afgedrukt in het in wetenschappelijke kringen toonaangevende periodiek ‘Paleohistoria’. Drenthe droomde gewoon verder, leek het, want de tekst haalde toentertijd geen enkele krant. Verdiend of onverdiend? Wat werd geconcludeerd? Op 21 april 2010 werd aan de rand van het oorspronkelijke grafveld bij Zweeloo een paneel met informatie onthuld. Na afloop was er een lezing van professor Van Es in de oude kerk van Zweeloo. Daarbij was zijn leidraad de uitkomst van het nieuwe onderzoek. Hij sprak van op het lichaam gelegde kralensnoeren. Er was dus geen indicatie dat die bij leven zo werden gedragen. Er was geen sprake van dagelijkse kledij en attributen, zoals ze daar werd bijgezet. We weten niet hoe oud ze was. We weten niet of ze mooi of lelijk was. Dat we haar voorstellen als een mooie jonge vrouw heeft meer te maken met hoe we haar later portretteerden en wie haar rol speelde toen haar gereconstrueerde kleding werd getoond dan met de aantoonbare werkelijkheid. Met de paardengraven had ze geen band. Waarschijnlijk waren er zelfs meer paardengraven geweest dan nu gevonden waren, maar waren die graven voor het begin van het onderzoek al verwijderd door het afgraven van de grond. De vondst van paardenkiezen wijst daar op. De paarden hadden geen connectie met het graf van de ‘prinses’, zo legde hij uit. Ze moeten gehoord hebben bij een ander, eveneens voordien al weggegraven graf. Misschien was dat een ‘Heer’ van Zweeloo, maar misschien ook niet kunnen we dus zeggen, want het graf was weg en kon niet onderzocht worden. De naam ‘prinses’ mocht gerust gebruikt blijven, vertelde hij, als we maar beseften dat ze niets van doen had met wat we nu daarbij denken. Daarmee haalde Van Es alles onderuit waarop de mythe is gestoeld. Er blijkt geen enkel aanknopingspunt voor te zijn. Wel hield Van Es nog een beetje ‘romantische beeldvorming’ in stand, door aan te geven dat ze ver weg kwam. Ze was geen autochtoon, ze kwam ergens uit Noord-Duitsland. Dat zou blijken uit het voorkomen van vondsten en de grote overeenkomst met vondsten uit het Noord-Duitse gebied. Jammer, maar we moeten constateren dat juist die vondsten niets zeggen van de herkomst van de persoon zelf. Zolang we geen e bronsgieter en kralenmaker in Drenthe zelf hebben gevonden in de 5 eeuw, is
3
4
Links: Twee ‘officiële’ reconstructies waarmee de ‘Prinses van Zweeloo’ onder het publiek werd gebracht.
Rechts: Een jonge vrouw uit de dagen van de dame van Zweeloo, een moeder met haar kind, leden van een levende geschiedenis groep.
Links: Een jonge vrouw draagt de vondsten van Zweeloo. Eén graf, één serie vondsten, maar o zo verschillend door de wijze van presentatie. Zien we haar als leuke jonge vrouw met een modern kapsel, als blonde Hollandse meid, als een grijze vitale slanke oudere dame of als jonge moeder, genietend van haar kind, we zullen iedere keer weer andere indrukken bij ons boven voelen komen. Het materiaal dat gevonden is is niet veranderd. Het verhaal wordt gemaakt door de presentatie en onze associaties. Mythen worden geboren.
5
De “Prinses van Zweeloo”, de vondsten en de gereconstrueerde stof van het Drents Museum. Hiernaast meer details en zicht op de diamantkeper.
6
7
het vanzelfsprekend dat materiaal van elders werd aangevierd. Er wijst dus niets op Noord-Duitse herkomst van de dame zelf, maar wel op de herkomst van haar spullen uit dat gebied. En daarmee wijst het eerder op een handelslijn dan op herkomst van de persoon zelf. De toespraak was dus helder, weg met de mythe maar wie de naam ‘Prinses’ wil houden mag van professor Van Es, met hier en daar wat haken en ogen. Het rapport van Van Es brengt nog veel meer in het geding dan hij in zijn toespraak al deed. Een fors uitgevallen ‘armband’ - zo lag hij in het museum lijkt meer een beugel van een beurs te zijn geweest. Het gewicht van de kralen is zo groot dat het ondenkbaar is dat ze die allemaal gedragen zou hebben aan de beide gevonden schouderspelden, fibula´s. De kralen zouden bij het dagelijkse werk met speld en al uit de kleding zijn gescheurd. Een inzicht uit het rapport en uit de levende geschiedenis. Een bezoek aan diverse Duitse musea geeft de indruk dat het rapport ook nog niet het laatste woord is. Inmiddels is namelijk ook de kennis van historisch weefsel gegroeid. Meer nog dan in het onderzoek wordt aangegeven. De diamantkeper van de resten van haar kledij blijkt geen uitzondering maar redelijk standaard geweest te zijn. Onder invloed van praktische wiskundige inzichten kwam men in die dagen tot de meest lastige patronen, zo hebben Duitse experimenten aangetoond. Dit bleek tijdens een werkbezoek aan een textieltentoonstelling in Bramsche. Daar werd door Dr. Ellen Harlizius-Klück uitgelegd hoe men in de eerste eeuwen van onze jaartelling tewerk ging bij het weven van de stoffen. Al doende ontwikkelde men zoveel vaardigheden dat de meest ingewikkelde patronen een fluitje van een cent werden, onder invloed van een vorm van intuïtieve wiskunde. Eigenlijk moeten we constateren dat er vrij weinig echt uniek is aan het graf uit Zweeloo. Tenminste, als we het bekijken op Europees niveau. Het enige wat echt uniek is, is het voorkomen van grote ‘kralen’ in een grote hoeveelheid en sommigen van in die dagen al van een flinke ouderdom. Sommige ‘kralen’ stammen uit de Romeinse Tijd, zo kon na nauwkeurige determinatie worden geconstateerd. Alsof iemand ze verzameld heeft, of alsof de hele gemeenschap snoeren met zware ‘kralen’ heeft gemaakt om aan iemand mee te geven. Die ‘kralen’ worden hier bewust tussen haakjes vermeld. In Duitse musea spreekt men namelijk al niet meer van ‘kralen’ maar worden deze ‘kralen’ in woorden uit diverse talen gevat onder de categorie ‘spinsteentjes’. Ook dit maar tussen haakjes, want de ‘kralen’ zijn niet van steen. In die dagen werd niet gesponnen met een spinnewiel. Men spon met een klein hulpmiddel, bestaand uit een stokje met daaraan een glazen bolletje, dat hielp om het houtje draaiende te houden. De ‘prinses’ werd dus begraven
8
met een hoeveelheid ‘spinstenen’ die zo groot was, dat ze ze nooit allemaal voor gewoon spinnen gebruikt zal hebben. Als ze die al gebruikt heeft. Als het al niet zo is dat de hele gemeenschap haar begroef met ‘spinsteentjes’, als laatste groet op haar borst en buik gelegd. Glazen bolletjes uit de Romeinse e tijd en de 5 eeuw, zoals onderzoek heeft aangetoond. Het enige ‘eigene’, wat op de één of de andere manier iets kan zeggen van de dame zelf, heeft dus niets adellijks. Het was ‘gewoon’ vrouwenwerk, dat spinnen. Maar waarom al die ‘spinsteentjes’ in haar graf? e
Van de belevingswereld van de 5 eeuwse bewoners van Drenthe weten we weinig. We kennen de vondsten, maar hoe interpreteren we ze? Soms geven bronnen uit andere eeuwen en andere gebieden aanvullende informatie. Zo kennen we spinnende dames uit de Germaanse mythologie. De ‘Nornen’. In de ‘Edda’, een weerslag van oud-Noorse liederen, vinden we van deze Nornen vermeld dat ze woonden bij de wortels van de es Ygdrasil, de wereldboom. Ze heetten Urd, Werdani en Skuld. Ze voorspelden de toekomst, bestemden het leven van de stervelingen en het lot van een ieder in de strijd. Aldus het eerste lied “De voorspelling van de Wolwa”. We lezen in “Het jonge lied van Helgi de Hundingdoder” hoe deze Nornen dat precies deden, het vastleggen van het lot: “’t Was nacht in huis, de Nornen kwamen, beschikten de vorst, zijn verder leven, dat hij worden mocht, de vermaardste held, van alle koningen, de kloekste heerser. Zij draaiden met kracht de draad van ’t noodlot voor wie in Bralund burchten brak. Zij spanden uit een snoer van goud en hechtten het midden aan ’t hemelgewelf.” Het levenslot, de levensdraad, toekomst voorspellen, is hier gekoppeld aan het proces van het spinnen, in de toenmalige situatie uitgevoerd met een spinsteentje. Is het graf van de dame van Zweeloo dat van iemand die we vandaag de dag een priesteres zouden noemen? Of was ze als vroedvrouw betrokken bij dat ‘eerste begin’, de start van de levensdraad? Was priesteres en vroedvrouw misschien een gemengde functie en kreeg ze daarom als groet van de bevolking ‘spinsteentjes’ mee, om in het hiernamaals de levensdraden van de levenden te spinnen? Het blijft een zoektocht. Maar laten we eerst helder houden wat ze allemaal NIET was, om te voorkomen dat door onze fantasie een totale kennisverduistering optreedt. We moeten concluderen dat het nauwelijks voorstelbaar is dat ze zware ‘kralenkettingen’ tijdens haar leven gedragen werden. In hoeverre is de kledij een reële weergave van hoe ze er bij leven en welzijn uitgezien kan hebben? De peplos, de ‘jurk’, is in de reconstructie weergegeven op een wijze die slechts één mogelijkheid uit vele kan zijn. De grote op de borst gevonden mantelspeld kan er namelijk op wijzen dat die mantel ook weergegeven had
9
moeten worden. Verder zijn er meerdere mogelijkheden om de peplos te dragen. De vondsten laten die allemaal open. In het Landesmuseum van Hannover vinden we een vergelijkbare dame tentoongesteld. Ze werd gevonden in graf 3532 van Issendorf, Landkreis Stade. Op haar borst lag een vergelijkbare mantelspeld en ze droeg eveneens twee schotelfibula’s op haar schouders. De reconstructie van een vergelijkbare dame met vergelijkbare bijgaven laat in Hannover echter een compleet andere vrouw zien. Misschien was ze een ‘vorstin’ of een door de gemeenschap vereerde ‘priesteres’, zegt het bijschrift. De woorden staan netjes tussen haakjes, ook in het Landesmuseum, want duidelijk is dat het gaat om huidige interpretaties van vroegmiddeleeuwse rollen. De rollen maken ook duidelijk dat er niets van haar mate van welstand is te zeggen. Als ‘vorstin’ kan ze het heel goed hebben gehad, maar als ‘priesteres’ kunnen de bijgaven ceremonieel zijn geweest, eventueel behorend bij haar functie, zonder enig signaal van feitelijke welstand van de persoon zelf. Zolang we niets feitelijks van haar weten is iedere suggestie van een adellijke of heersende rol bedrieglijk vanwege de daardoor opgeroepen associaties. De ‘priesteres’ van Issendorf, volgens de reconstructie in het Landesmuseum van Hannover. Wanneer we ons de dame van Zweeloo voorstellen met een mantel om, net als die van Issendorf, en we geven haar ook weer iets op het hoofd, dan krijgen we al een heel ander beeld van haar. Maar het is nog lastiger. Er zijn veel meer reconstructies.
10
De peplos, zoals die eruit gezien kan hebben in combinatie met 2 spelden.
11
De peplos, in combinatie met 1 speld of 2 verschillende.
12
Al deze voorstellingen zijn feitelijke mogelijkheden, gereconstrueerd op basis van grafvondsten en ervaringen in professionele levende geschiedenisgroepen. Omdat we niet weten of de dame van Zweeloo dagelijks de beide vergulde bronzen spelden heeft gedragen, of dat het ook hierbij ging om rituele versierselen, al dan niet voor hoogtijdagen, kan ze er op al deze manieren hebben bijgelopen. Overigens had ook de dame van Issendorf vergulde bronzen schouderspelden op haar peplos. Zelfs de vergulde mantelspelden op hun borst lijken op elkaar. Anderzijds zijn er genoeg verschillen om te constateren dat ze niet helemaal gelijk zijn. Los daarvan zien we op de reconstructies ook een tunica onder de peplos gedragen worden. Het geeft al met al een heel ander beeld dan we gewend waren te zien in het Drents Museum in Assen. De vlindervormige vergulde mantelspeld van Issendorf.
13
De vlindervormige vergulde mantelspeld van de dame van Zweeloo.
Zowel de peplos als de mantelspelden kenden in de periode van de dames van Zweeloo en Issendorf diverse variaties. Het is maar de vraag in hoeverre de dame van Zweeloo in haar dagelijkse dracht opviel tussen de andere vrouwen uit haar tijd. De kleding en versieringen waarmee ze begraven werd zijn bijzonder geweest, dat wel, ook al kennen we op Europees niveau dus gelijkende graven. Maar ook binnen Drents perspectief kunnen we relativeren. Als we de strengen met grote ´kralen´ die op haar lichaam werden gelegd nu eens wegdenken, dan was in de buurt nog een vrouw met dubbele schouderfibula´s en een vlindervormige borstfibula. Ze woonde in Aalden. Tijd om als Drenten even nuchter te kijken naar ons erfgoed. We hebben niet
14
één bijzonder graf, we hebben er vele gevonden. Al het moois is de moeite waard om te koesteren. We doen de andere mooie vondsten tekort als we er één blijven uitlichten met fantasievolle maar o zo bedriegelijke namenII
Twee kledingreconstructies uit West Stow, Engeland. De Angel-Saksische cultuur in Engeland had grote overeenkomsten met de Saksische cultuur op het Europese continent, waaronder die in Drenthe. Om hun middel droegen de vrouwen soms een riem, die soms was vastgemaakt met een gesp maar ook geknoopt kon zijn. Er kon ook een band van wol of linnen worden gedragen. Aan de riem c.q. de band hingen een mes, een oud type sleutel, een buidel of andere persoonlijke attributen.
15
Eén van de dames van West Stow, een Angel-Saksische nederzetting uit Engeland, had een grote sierlijke fibula op haar borst. Een replica is momenteel in gebruik bij de levende geschiedenis werkgroep ‘Runa’ uit Hoogeveen. De werkgroep brengt ook de vrouwen uit de tijd van de priesteres van Zweeloo weer tot leven.
Voor deze studie werd gebruik gemaakt van bronnen, zoals deze in de tekst al werden aangegeven, ongepubliceerde informatie over het grafveld van Aalden verstrekt door Vincent van Vilsteren, en de volgende standaardwerken: Cloth and Clothing in early Anglo Saxon England (Penelope Walton Rogers). Dress in Anglo-Saxon England (Gale R.Owen-Crocker). Een nieuwe reconstructie van de kleding van de "Prinses van Zweeloo", (S.Y. Vons-Comis, NDVA 1988).
16