De positie van het slachtoffer in het strafproces
3. Schadevergoeding (voegen)
3.2. De benadeelde Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces (art. 51f lid 1 Sv). Het gaat hier allereerst om het strafbare feit dat ten laste is gelegd, maar geldt ook voor feiten die ad informandum zijn gevoegd en die op de dagvaarding zijn vermeld (art. 361 lid 2 Sv). Ook privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen zich voegen als benadeelde partij. Het slachtoffer kan iemand machtigen om de vordering in te dienen en om hem ook in de verdere procedure te vertegenwoordigen. De wet zelf spreekt alleen over vertegenwoordiging op de zitting (art. 51c lid 2 Sv). Als de gemachtigde geen advocaat is, moet de machtiging schriftelijk. Een machtiging is ook opgenomen op het voegingsformulier. Is de benadeelde een minderjarige of een onder curatele gestelde is, dan moet de wettelijk vertegenwoordiger voor hem optreden (art. 51f lid 4 Sv). De wettelijk vertegenwoordiger moet de vordering (mede) ondertekenen.
3.3. Nabestaanden Indien het slachtoffer als gevolg van het strafbare feit is overleden kunnen nabestaanden zich soms voegen (art. 51f lid 2 Sv): • de erfgenamen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering (in beginsel de materiële schade) en • de personen, bedoeld in art. 6:108 lid 1 en lid 2 BW ter zake van de daar bedoelde vorderingen (begrafeniskosten en inkomensderving).
3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde Het is ook mogelijk om een gedeelte van de schade te vorderen (art. 51f lid 3 Sv). De schade die niet is gevorderd in het strafproces kan alsnog in een civiele procedure worden gevorderd. Redenen tot splitsing van de vordering kunnen bijvoorbeeld zijn: • de vordering is nog niet helemaal duidelijk is. Bijvoorbeeld omdat er nog geen eindtoestand is. • door de complexiteit van de schade is het niet goed mogelijk zal zijn de gehele schade tijdens een strafprocedure aannemelijk te maken. Dan kan bijvoorbeeld alleen dat gedeelte worden gevorderd waarvoor een beperkt onderzoek op de strafzitting toereikend is om deze vast te stellen.
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011
De positie van het slachtoffer in het strafproces
3.5. Indienen van de vordering 3.5.1. Voegingsformulier De vordering kan door de benadeelde partij voorafgaand aan de zitting worden ingediend middels het zogenoemde voegingsformulier. Als het slachtoffer te kennen heeft gegeven de schade vergoed te willen hebben, wordt het voegingsformulier al in een vroeg stadium toegestuurd. De termijn om het formulier in te dienen is twee weken. Deze termijn is kort. Soms te kort. Het kan echter van groot belang zijn om binnen de gegeven termijn een (voorlopige) vordering in te dienen, omdat de gevraagde schade wordt meegewogen bij de wijze waarop de strafzaak wordt afgedaan. Als er geen schadevergoeding is gevraagd kan het zijn dat de zaak wordt afgedaan met een transactie of zelfs wordt geseponeerd. Is er een vordering door het slachtoffer ingediend dan zal vergoeding van de schade bij de beslissing van de officier betrokken worden. Meestal zal dit betekenen dat dan alleen transactie of sepot plaatsvindt als de schade ook wordt vergoed (schaderegeling). Wil de verdachte niet meewerken aan het regelen van de schade, dan zal dit meestal betekenen dat de officier de verdachte dagvaart. Vindt er een strafzitting plaats dan kan de vordering nog schriftelijk worden ingediend tot aan de zitting. Tot dat moment kan de vordering ook worden gewijzigd of aangevuld. Er moet wel rekening mee worden gehouden dat wanneer de vordering per post wordt opgestuurd, het enige dagen zal duren voor de stukken in het dossier terecht komen. Bovendien is het raadzaam de vordering niet op het laatste moment in te dienen zodat openbaar ministerie, rechtbank en verdediging genoeg tijd hebben om de vordering te bestuderen. Een kopie van het voegingsformulier wordt door het openbaar ministerie ook aan de verdachte gestuurd (art. 51g lid 3 Sv). De op het voegingsformulier ingevulde persoonsgegevens van het slachtoffer komen daarmee dus ook bij de verdachte terecht. Deze gegevens zullen overigens meestal reeds bij de verdachte bekend zijn, omdat de gegevens bijvoorbeeld al op de aangifte vermeld staan. De aangifte maakt deel uit van het strafdossier. De verdachte of zijn raadsman krijgt daarvan een kopie. Het is overigens, net als bij de aangifte, mogelijk om domicilie te kiezen, zodat de woonplaats van het slachtoffer niet via het voegingsformulier bekend wordt gemaakt.
3.5.2. OM-afdoening Op 1 februari 2008 is de Wet OM-afdoening inwerking getreden.1 De officier van justitie mag op grond van deze wet strafbare feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat zelf met een zogenoemde strafbeschikking afdoen (art. 257a lid 1 Sv). Het gaat niet om vrijheidsstraffen, maar wel taakstraffen tot 120 uur en geldboetes. De officier kan bij de strafbeschikking niet de civiele vordering toewijzen, maar kan wel een schadevergoedingsmaatregel opleggen ten behoeve van het slachtoffer (art. 257a lid 2 onder d Sv). De wet wordt gefaseerd ingevoerd en wordt nu alleen nog toegepast op strafbare feiten zonder slachtoffer. De strafbeschikking moet uiteindelijk de transactie gaan vervangen. Aan de hand van de ingediende vordering (voegingsformulier) zal de officier dan de toe te kennen schadevergoeding vaststellen.
1
Zie uitgebreid hierover Aanwijzing OM-afdoening.
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011
De positie van het slachtoffer in het strafproces
3.5.3. Voeging ter zitting Naast schriftelijke indiening door middel van het voegingsformulier voorafgaand aan de zitting, is het ook mogelijk om ter terechtzitting te voegen. Dit dient te gebeuren vóór het requisitoir van de officier van justitie door opgave bij de rechter. Het is aan te bevelen dit schriftelijk te doen, maar het kan ook mondeling en (art. 51g lid 3 Sv). Deze wijze van voegen kan het best alleen in noodgevallen worden gebruikt, want de verschillende partijen zullen zich wellicht overvallen voelen door de vordering. De verdediging moet in ieder geval voldoende gelegenheid hebben om zich op een vordering voor te bereiden, anders komt schending van het recht op een eerlijk proces van de verdediging in beeld (fair trial, art. 6 EVRM). Deze wijze van voegen leent zich daarom niet goed voor uitgebreidere vorderingen.
3.5.4. Schadeopgaveformulier Er is in een aantal arrondissementen een proef gedaan met een nieuw schadeopgaveformulier dat het huidige voegingsformulier moet gaan vervangen. Dit formulier bestaat uit drie delen: deel A, B en een bijlage: Deel A bevat de persoonsgegevens van het slachtoffer of de nabestaande; deel B betreft de schade(posten). Deze splitsing is gemaakt voor de privacy van het slachtoffer of de nabestaande. Het is de bedoeling dat alleen deel B aan het strafdossier toegevoegd. Deel A blijft achter bij de administratie van het slachtofferloket. Hiervoor lijkt overigens eerst nog een wetswijziging nodig aangezien art. 51g lid 1 Sv bepaalt dat de vordering moet worden gedaan onder vermelding van de persoonsgegevens van het slachtoffer. De bijlage bij het schadeopgaveformulier is een aanvraag bestemd voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het slachtoffer kan zo op eenvoudige wijze meteen een aanvraag bij het Schadefonds doen. Doordat op deel A en B al de meeste gegevens zijn ingevuld die nodig zijn voor een aanvraag bij het Schadefonds, is deze bijlage een stuk korter dan het gebruikelijke formulier voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
3.6. De ontvankelijkheid van de vordering 3.6.1. Straf of maatregel Voor ontvankelijkheid is vereist dat aan de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel een schuldigverklaring zonder oplegging van straf wordt toegepast (art. 361 lid 2 onder a Sv). Wanneer de verdachte wordt vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging is de benadeelde partij in beginsel niet ontvankelijk. Indien de verdachte het strafbare feit niet kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 Sr) of terbeschikkingstelling (tbs, art. 37a Sr) wordt bevolen, is de benadeelde toch ontvankelijk.2 Er is dan een strafrechtelijke maatregel opgelegd en in verband met de schade doet zich de situatie van art. 6:165 lid 1 BW voor en kan de onrechtmatige daad aan de verdachte worden toegerekend.
3.6.2. Rechtstreekse schade De benadeelde moet rechtstreekse schade door het bewezenverklaarde feit zijn toegebracht (art. 362 lid 2 onder b Sv). De term rechtstreekse schade is niet bedoeld als een van het burgerlijk recht afwijkende bijzondere maatstaf voor het oorzakelijk verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade.3
2 3
HR 23 juni 1998, NJ 1998, 860. A-G Machielse vóór HR 24 maart 1998, NJ 1998, 537.
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011
De positie van het slachtoffer in het strafproces
Met de term rechtstreekse schade wordt de kring van begunstigden beperkt. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. In het algemeen beschermen strafbepalingen niet het belang van rechtsopvolgers, noch van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het slachtoffer zelf zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.4 Dit betekent bijvoorbeeld dat een verzekeraar zich niet voor de aan het slachtoffer uitgekeerde schade kan voegen. Aan de voorwaarde dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit is voorts voldaan als in de tenlastelegging de gedraging is omschreven die de schade heeft veroorzaakt, zodat op basis van de tenlastelegging de civiele vordering kan worden onderzocht.5 Wordt een verdachte bijvoorbeeld vervolgd wegens mishandeling dan zal de benadeelde partij zich kunnen voegen met haar vordering die een rechtstreeks gevolg is van de mishandeling, ongeacht de vraag of deze schade in de tenlastelegging is vermeld. Het is dus niet nodig dat uit de tenlastelegging blijkt dat er schade is en zo ja, welke precies. Op basis van de tenlastelegging moet worden onderzocht of het bewezenverklaarde feit de schade tot gevolg heeft gehad. De rechtspraak geeft vervolgens alle ruimte om schade toe te rekenen aan het bewezen verklaarde feit.6
3.6.3. Ad informandum Ad informandum gevoegde feiten worden ter kennis van de rechter gebracht, zodat hiermee rekening kan worden gehouden in verband met de strafoplegging. De verdachte moet deze feiten dan wel hebben bekend en op de zitting desgevraagd wederom bekennen. In art. 361 lid 2 onder b Sv is bepaald dat de vordering van de benadeelde partij tevens ontvankelijk indien het strafbare feit ad informandum is gevoegd.7 Dit geldt alleen voor strafbare feiten die reeds op de dagvaarding ad informandum zijn vermeld.
3.6.4. Onevenredige belasting Indien behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de rechtbank bepalen dat de vordering geheel of ten dele niet ontvankelijk is (art. 361 lid 3 Sv). Dit heeft oude criterium vervangen dat de vordering eenvoudig van aard dient te zijn. Met het nieuwe criterium is volgens de toelichting beoogt te bewerkstelligen dat de strafrechter zoveel als mogelijk – en vaker dan nu het geval is – inhoudelijk over de vordering van de benadeelde partij beslist. Het enkele feit, zo gaat de toelichting verder, dat een vordering wordt betwist, niet onmiddellijk met voldoende bewijsmiddelen wordt onderbouwd of dat er bijvoorbeeld een enkele getuige of deskundige moet worden gehoord of het gevorderde bedrag hoger is dan gemiddeld, mag geen reden (meer) zijn de vordering om die reden niet ontvankelijk te verklaren. Dat de omvang van de schade – ook immateriële – wellicht vaker dan nu het geval is zal worden bepaald door schatting, achtten de indieners geen groot bezwaar, omdat de voordelen voor het slachtoffer immers groot zijn.8
4
Kamerstukken II 1989/90, 21 345, nr. 3, p. 17 (MvT). Kamerstukken II 1989/90, 21 345, nr. 3, p. 17 (MvT). HR 21 september 1999, NJ 1999, 801. 7 Kamerstukken II 2005/06, 30143, nr. 12 (Amendement van de leden Van Fessem en Wolfsen). 8 Kamerstukken II 2007/08, 30143, nr. 16 (Amendement van de leden Wolfsen en Teeven). 5 6
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011
De positie van het slachtoffer in het strafproces
De vraag is hoe de toelichting dat het horen van een getuige of een deskundige, zoals de toelichting op het amendement stelt, niet aan de ontvankelijkheid van de vordering in de weg zou hoeven staan, zich verhoudt met art. 334 lid 1 Sv, waarin wordt bepaald dat de benadeelde geen getuige of deskundige kan aanbrengen. Dit artikel hoeft overigens niet aan het horen van een getuige of deskundige in de weg te staan. De benadeelde partij heeft weliswaar geen recht om een getuige of deskundige aan te brengen, maar de benadeelde kan immers gewoon verzoeken een getuige of deskundige voor de zitting op te roepen of in het vooronderzoek te doen horen.
3.7. Uitspraak van de rechter 3.7.1. Inhoud uitspraak Over de civiele vordering moet gelijktijdig met de einduitspraak in de strafzaak uitspraak worden gedaan, tenzij de benadeelde partij met toepassing van art. 333 Sv (op de zitting) al niet-ontvankelijk is verklaard (art. 335 Sv). Art. 361 lid 1 Sv bepaalt dat de rechter ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij een beslissing neemt over: – de ontvankelijkheid van de benadeelde partij, – over de gegrondheid van de vordering en – over de verwijzing in de proceskosten die door de benadeelde en door de verdachte of diens ouder of voogd, in het geval dat de verdachte jonger dan 14 jaar is (art. 51g lid 4 Sv), zijn gemaakt.
3.7.2. Splitsing van de vordering door de rechter De rechter kan de vordering geheel of gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaren. De rechter splits daarmee de vordering in een gedeelte dat zich wel en dat zich niet leent voor behandeling in het strafgeding (dit laatste gedeelte vormt dan een onevenredige belasting voor het strafgeding). Het door de strafrechter toegewezen gedeelte van de vordering wordt dan vaak als voorschot aangeduid. Een dergelijke toewijzing is echter geen voorlopige vaststelling in de zin dat deze later nog lager uit kan vallen. Zodra het vonnis onherroepelijk is geworden is de toewijzing definitief. Voor zover de vordering niet ontvankelijk is verklaard kan deze door het slachtoffer gewoon in eerste aanleg bij de civiele rechter worden aangebracht. Er is immers nog geen inhoudelijk oordeel door een rechter over geveld. Het gedeelte dat ontvankelijk is, kan de rechter toe- of afwijzen. (Voor hoger beroep tegen een afgewezen vordering zie: art. 421 Sv.) Dit betekent dat de volgende uitspraken ten aanzien van de vordering benadeelde partij kunnen voorkomen: Geheel niet ontvankelijk Gedeeltelijk niet ontvankelijk, toewijzing voor het overige Gedeeltelijk niet ontvankelijk, afwijzing voor het overige Gedeeltelijk niet ontvankelijk, toewijzing voor een gedeelte en afwijzing voor een gedeelte Volledige toewijzing of afwijzing
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011
De positie van het slachtoffer in het strafproces
3.7.3. Proceskosten In het vonnis moet ook een beslissing worden opgenomen over de verwijzing in de kosten die door de benadeelde partij en de verdachte zijn gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging die nog zijn te maken (art. 361 lid 6 Sv en art. 592a Sv). Deze kosten zijn (dus) geen rechtstreekse schade in de zin van art. 361 lid 2 onder b Sv. Bij de begroting van deze kosten wordt dezelfde maatstaf gehanteerd als in civiele procedures.9 Dit betekent dat in de voegingsprocedure het proceskostensysteem van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering wordt gehanteerd (artt. 237-245 Rv). Het staat de rechter vrij om van het liquidatietarief rechtbanken en hoven, dat geldt voor civiele procedures, af te wijken.10 Treedt er geen gemachtigde op dan kunnen tot de kosten van de benadeelde partij behoren die gemaakt zijn voor het bijwonen van de zitting (de reis- , verblijfs- en verletkosten). De reis en verblijfskosten kunnen worden begroot overeenkomstig het Besluit Tarieven in strafzaken 2003. Indien de vordering van benadeelde (voor het grootste deel) wordt toegewezen zal de rechter desgevraagd proceskosten aan de benadeelde partij toewijzen ten laste van de verdachte. Wordt de vordering van de benadeelde partij (voor het overgrote deel) afgewezen en/of niet ontvankelijk verklaard dan wordt de benadeelde meestal in de proceskosten veroordeeld. Over het algemeen worden de proceskosten dan op nihil gesteld, omdat de raadsman van de verdachte immers al verschijnt in verband met de strafzaak en zich meestal beperkt tot een kort mondeling verweer met betrekking tot de vordering benadeelde partij. De Hoge Raad heeft overigens beslist dat een niet ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij niet zonder meer meebrengt dat de benadeelde partij zelf de kosten moet dragen van de voeging in het strafproces.11
3.8 De schadevergoedingsmaatregel Naast dat de rechter een beslissing moet nemen over de vordering benadeelde partij, heeft hij ook de mogelijkheid om schadevergoeding toe te kennen in de vorm van een strafrechtelijke maatregel, de zogeheten schadevergoedingsmaatregel (art. 36f Sr). De veroordeelde krijgt dan de plicht opgelegd een bedrag als schadevergoeding aan de staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Groot voordeel van de schadevergoedingsmaatregel voor de benadeelde is dat het CJIB de toegekende schadevergoeding int. Bovendien wordt door de rechter aan de schadevergoedingsmaatregel een vervangende hechtenis gekoppeld als stok achter de deur voor het geval ver veroordeelde de schadevergoeding niet betaalt (art. 24c Sr is van overeenkomstige toepassing). Overigens ontheft de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis de veroordeelde niet van de betalingsverplichting (art. 36f lid 7 Sr). In zoverre is de term vervangend dus misleidend. Hiernaast is van groot belang dat voor de als schadevergoedingsmaatregel toegewezen schadevergoeding de zogenoemde voorschotregeling geldt.
9
HR 29 mei 2001, LJN AB1819, NJ 2002, 123. HR 26 februari 2002, LJN AD8866. 11 HR 23 november 2010, LJN BM9405. 10
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011
De positie van het slachtoffer in het strafproces
Voor de schadevergoedingsmaatregel geldt:: • kan alleen worden opgelegd voor zover de veroordeelde civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade; • de kring van begunstigden van de maatregel gelijk is aan de voegingsgerechtigden: het moet ook hier gaan om rechtstreekse schade12 en in sommige gevallen kunnen nabestaanden schadevergoeding vorderen; • de proceskosten zijn geen rechtstreekse schade en kunnen daarom ook niet onder de schadevergoedingsmaatregel worden gebracht;13 • als de rechter de schadevergoedingsmaatregel oplegt moet hij toch nog beslissen over de vordering van de benadeelde partij;14 • in de praktijk wordt de maatregel meestal voor hetzelfde bedrag opgelegd als de toegekende schadevergoeding. De veroordeelde hoeft uiteraard maar één keer de schadevergoeding te betalen. In de uitspraak wordt daarom bepaald dat betaling aan het slachtoffer ontheft van de betalingsverplichting aan de staat en vice versa. Voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is geen vordering benadeelde partij nodig. De rechter kan de maatregel ambtshalve opleggen. Al dan niet na vordering door de officier. Uiteraard moet de schade kunnen worden vastgesteld en zal de rechter niet (snel) tot oplegging van de maatregel overgaan zonder dat blijkt dat het slachtoffer schadevergoeding wil. Dit betekent ook: • de rechter kan als de benadeelde partij om formele redenen niet ontvankelijk is, bijvoorbeeld omdat de benadeelde zijn vordering niet heeft ondertekend, de vordering toch als schadevergoedingsmaatregel opleggen.15 • indien het slachtoffer zich in eerste aanleg niet heeft gevoegd, is een vordering benadeelde partij in hoger beroep niet ontvankelijk. Het hof kan echter wel de schadevergoedingsmaatregel opleggen. 16 • de mogelijkheid tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is zelfs niet afhankelijk van de opeisbaarheid van het vorderingsrecht van het slachtoffer. Zo kan ook voor een verjaarde civielrechtelijke vordering de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.17 • De draagkracht van de verdachte speelt in beginsel bij de bepaling van de hoogte van het bedrag geen rol.18 • Eventueel kan de strafrechter als er reeds een uitspraak is van de civiele rechter, alsnog in de strafprocedure de schadevergoedingsmaatregel opleggen.19
3.9. Voorschotregeling De voorschotregeling betekent dat indien de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, de staat het (resterende) bedrag uitkeert aan het slachtoffer. Deze uitkering vindt plaats als de veroordeelde niet of niet volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan binnen acht maanden na de dag waarop het vonnis of arrest onherroepelijk is geworden. De regeling geldt niet voor rechtspersonen (art. 36f lid 6 Sr).
12
HR 18 april 2000, LJN ZD1786, NJ 2000, 413. HR 19 maart 2002, NJ 2002, 497; LJN AD8963 HR 10 oktober 2006, LJN AY7397. 15 Vergelijk: Rb. Rotterdam 10 februari 2011, LJN BP7069 16 Bijvoorbeeld: Hof Amsterdam 9 maart 2010, LJN BL7200 en Hof Leeuwarden 10 september 2010, LJN BN6889 17 HR 13 juli 2010, LJN BM0912. 18 HR 16 juni 2009, LJN BI1812, NJ 2009, 293. 19 Rb. Roermond 30 juni 2004, LJN AQ8819 Rb. ’s-Hertogenbosch 24 november 2009, LJN BK4216. 13 14
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011
De positie van het slachtoffer in het strafproces
De minister heeft het voorgaande inmiddels bij AMvB nader geregeld. In het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel heeft de minister bepaald dat de voorschotregeling de eerste vijf jaar alleen gaat gelden voor slachtoffers van een geweld- of zedenmisdrijf (art. 5 lid 2 jo. art. 1 lid 2 Uitvoeringsbesluit). Voor andere misdrijven gaat de regeling dus pas op 1 januari 2016 gelden. Hiervoor geldt dan bovendien een maximum van € 5.000. In het Uitvoeringsbesluit is, aldus de toelichting, ter wille van de duidelijkheid en kenbaarheid, een limitatieve opsomming opgenomen van de gewelds- en zedenmisdrijven waar de voorschotregeling op van toepassing is (art. 2 Uitvoeringsbesluit). De voorschotregeling wordt door het Centraal Justitieel Incassobureau uitgevoerd.
Copyright Slachtofferhulp Nederland 2011